Brother MS-4 User's Guide

UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
Gecomputeriseerde naaimachineachine
Bedieningshandleiding
Ga naar http://solutions.brother.com voor productondersteuning en antwoorden op veelgestelde vragen (FAQs).
Belangrijke veiligheidsinstructies
Lees deze veiligheidsinstructies alvorens u de machine gebruikt. Deze machine is bestemd voor huishoudelijk gebruik.
GEVAAR - Beperk het risico van een elektrische schok:
1Trek altijd de stekker uit het stopcontact onmiddellijk na gebruik, wanneer u de machine reinigt,
wanneer u onderhoud verricht volgens de aanwijzingen in deze handleiding of wanneer u de
machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING - Verklein de kans op brandwonden, brand,
elektrische schok of letsel.
2Trek altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u deksels verwijdert, de machine smeert of
andere aanpassingen verricht volgens aanwijzingen in de handleiding:
• Als u de stekker uit het stopcontact wilt halen, zet u eerst de hoofdschakelaar op “O” (uit).
Vervolgens pakt u de stekker vast en trekt u deze uit het stopcontact. Trek niet aan het snoer.
• Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
• Haal altijd de stekker uit het stopcontact bij een stroomstoring.
3Gebruik nooit de machine als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed werkt,
als de machine is gevallen of beschadigd, of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de
dichtstbijzijnde erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie, elektrische of
mechanische aanpassingen.
Stop direct met het gebruiken van de machine en haal het netsnoer uit het stopcontact als u iets
ongebruikelijks opvalt, zoals een geur, hitte, verkleuring of vervorming terwijl de machine wordt
gebruikt of is opgeborgen.
Draag de naaimachine altijd bij het handvat wanneer u deze vervoert. Wanneer u de
naaimachine aan een ander gedeelte optilt, kan de machine beschadigen of vallen en letsel
veroorzaken.
Maak geen plotselinge of onachtzame bewegingen wanneer u de naaimachine optilt. U kunt
hierdoor uw rug of knieën blesseren.
4 Houd altijd uw werkoppervlak vrij:
• Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de machine en het voetpedaal vrij van stof, pluisjes en stukken stof.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
Gebruik geen verlengsnoeren. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan.
Zorg dat er nooit enig voorwerp valt of wordt gestoken in enige opening van de machine.
Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals fornuis of strijkijzer. Anders kan de machine, het netsnoer of het kledingstuk in brand vliegen, met brand of elektrische schok als gevolg.
Plaats deze naaimachine niet op een onstabiele ondergrond, zoals een wankele of scheve tafel. De naaimachine zou kunnen vallen en letsel veroorzaken.
5 Speciale aandacht is vereist wanneer u naait:
•Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of gebroken naalden.
• Blijf met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
• Zet de hoofdschakelaar op “O” (uit) als u iets wilt aanpassen in de buurt van de naald.
Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor kan de naald breken.
Trek niet aan of duw niet tegen de stof tijdens het naaien. Volg zorgvuldig de aanwijzingen wanneer u naait uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt waardoor hij kan breken.
6 Deze machine is geen speelgoed:
• Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen.
• De plastic zak waarin deze naaimachine is geleverd, moet buiten bereik van kinderen worden bewaard of worden weggegooid. Laat kinderen nooit met de zak spelen vanwege verstikkingsgevaar.
Gebruik de machine niet buiten.
7 Voor langer gebruiksplezier:
• Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad. Gebruik of plaats de machine niet in de buurt van een verwarming, strijkijzer, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
• Gebruik voor het reinigen van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit worden gebruikt.
• Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen gaat verwisselen of installeren.
1
8 Voor reparatie of afstelling:
• Als de verlichtingsunit (LED) is beschadigd, moet u deze laten vervangen door een erkende dealer.
• Als de machine een defect vertoont of moet worden afgesteld, controleert u eerst aan de hand van het overzicht voor probleemoplossing achter in de bedieningshandleiding of u de afstelling zelf kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleegt u uw plaatselijke erkende Brother-dealer.
Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding.
Gebruik door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding.
Bewaar deze instructies.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
• Voor vervanging van de stekkerzekering gebruikt u een zekering goedgekeurd door ASTA tot BS 1362, dat wil zeggen, met het symbool , van de sterkte die is aangegeven op de stekker.
• Plaats altijd het zekeringdeksel terug. Gebruik nooit een stekker zonder zekeringdeksel.
• Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker van deze machine, neemt u contact op met uw officiële dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
VOOR GEBRUIKERS IN AUSTRALIË EN NIEUW ZEELAND
Deze naaimachine is niet bedoeld voor gebruik door jonge kinderen. En assistentie is mogelijk vereist wanneer de machine wordt gebruikt door iemand met een handicap.
2
INHOUDSOPGAVE
1. UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN ............................................................5
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE ..................................................................... 5
De belangrijkste onderdelen ............................................................................................................................ 5
Naald- en persvoetgedeelte ............................................................................................................................. 6
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................................ 6
Bedieningspaneel ............................................................................................................................................. 7
Accessoiretafel .................................................................................................................................................7
ACCESSOIRES .....................................................................................................................8
Optionele accessoires ...................................................................................................................................... 8
WERKEN MET UW NAAIMACHINE ....................................................................................9
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom ............................................................................................................9
Stroomvoorziening ........................................................................................................................................... 9
Voetpedaal ..................................................................................................................................................... 10
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) ...................... 10
Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................10
DE MACHINE INRIJGEN ................................................................................................... 11
Spoel opwinden .............................................................................................................................................. 11
Onderdraad inrijgen ....................................................................................................................................... 14
Bovendraad inrijgen ....................................................................................................................................... 17
Onderdraad omhooghalen ............................................................................................................................. 20
NAALD VERVANGEN .......................................................................................................21
Voorzorgsmaatregelen met naalden .............................................................................................................. 21
Soorten naalden en toepassingen ................................................................................................................. 21
Naald controleren ........................................................................................................................................... 22
Naald vervangen ............................................................................................................................................ 22
Naaien met een tweelingnaald ....................................................................................................................... 24
PERSVOET VERWISSELEN ................................................................................................. 25
De persvoet vervangen .................................................................................................................................. 25
Persvoethouder verwijderen .......................................................................................................................... 26
2. DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN .......................................................27
NAAIEN ............................................................................................................................. 27
Algemene procedure voor het naaien ............................................................................................................ 27
Steken selecteren .......................................................................................................................................... 28
Beginnen met naaien ..................................................................................................................................... 29
Draadspanning ............................................................................................................................................... 30
NUTTIGE NAAITIPS ..........................................................................................................32
Proefnaaien .................................................................................................................................................... 32
Van naairichting veranderen .......................................................................................................................... 32
Rondingen naaien .......................................................................................................................................... 32
Dikke stof naaien ............................................................................................................................................ 32
Klittenband naaien ........................................................................................................................................ 33
Dunne stof naaien .......................................................................................................................................... 34
Stretchstof naaien ..........................................................................................................................................34
Werken met de vrije arm ................................................................................................................................ 34
3
—————————————————————————————————————————————————————————
3. NAAISTEKEN .................................................................................................35
OVERHANDSE STEKEN ..................................................................................................... 35
ELEMENTAIRE STEKEN ...................................................................................................... 36
Elementaire steken ........................................................................................................................................ 36
BLINDZOOMSTEKEN NAAIEN .........................................................................................37
KNOOPSGATEN NAAIEN ................................................................................................. 39
Knopen aanzetten .......................................................................................................................................... 42
RITS INZETTEN .................................................................................................................44
STRETCHSTOF NAAIEN EN ELASTIEK INZETTEN .............................................................45
Stretchstof naaien ..........................................................................................................................................45
Elastiek bevestigen ........................................................................................................................................ 45
APPLICATIES, PATCHWORK EN QUILTS NAAIEN ........................................................... 46
Applicaties ...................................................................................................................................................... 46
Patchwork (fantasie-quilt) naaien ................................................................................................................... 47
Aan elkaar zetten ........................................................................................................................................... 47
Quilten ............................................................................................................................................................ 48
Fantasiequilts naaien ..................................................................................................................................... 49
VERSTEVIGINGSSTEKEN ...................................................................................................50
Drievoudige stretchsteek ................................................................................................................................ 50
Trenzen naaien ..............................................................................................................................................50
DECORATIEF NAAIWERK .................................................................................................52
Fagotsteken naaien ........................................................................................................................................ 53
Schelpsteken naaien ......................................................................................................................................53
Smokwerk ......................................................................................................................................................54
Schelprijgsteken naaien ................................................................................................................................. 54
Verbindingssteken naaien .............................................................................................................................. 55
Erfstukwerk .................................................................................................................................................... 55
4. BIJLAGE ........................................................................................................56
STEEKINSTELLINGEN ........................................................................................................ 56
Naaisteken .....................................................................................................................................................56
ONDERHOUD ..................................................................................................................61
Naaimachine reinigen buitenkant ................................................................................................................... 61
Spoelhuis schoonmaken ................................................................................................................................ 61
PROBLEEMOPLOSSING ....................................................................................................63
FOUTMELDINGEN ...........................................................................................................67
Piepsignaal bij handelingen (voor modellen die zo’n piepsignaal hebben) .................................................... 67
TREFWOORDENLIJST .......................................................................................................68
4
1 UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN
MACHINEONDERDELEN EN HUN FUNCTIE
De belangrijkste onderdelen
1
a Spoelwinder (pagina 11)
Hiermee windt u de onderdraad op de betreffende spoel.
b Klospen (pagina 11 en 17)
Bestemd voor de draadklos.
c Gat voor extra klospen (pagina 24)
Bestemd voor een tweede draadklos wanneer u naait met twee naalden. Niet voor smering.
d Bovenspanningsknop (pagina 30)
Hiermee regelt u de spanning van de bovendraad.
e Draadgeleider (pagina 11 en 17)
Hiermee windt u de onderdraad op de spoel en vervolgens rijgt u de machine in.
f Draadophaalhendel (pagina 18) g Draadafsnijder (pagina 30)
Leid de draden door de draadafsnijder om deze af te snijden.
h Afneembare accessoiretafel (pagina 7 en 34) i Bedieningstoetsen (pagina 6)
De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
j Bedieningspaneel (pagina 7)
Hiermee kiest u de steek en geeft u de diverse instellingen op.
k Handwiel
Hiermee zet u handmatig de naald omhoog en omlaag.
l Hoofdschakelaar (ook voor naailampje) (pagina 9)
Met deze schakelaar zet u de machine en het naaikampje aan of uit.
m Netsnoeraansluiting (pagina 9)
Steek de stekker van het netsnoer in de netsnoeraansluiting.
n Voetpedaalaansluiting (pagina 10)
Steek de voetpedaalstekker in de aansluiting.
o Transporteurstandhendel (pagina 42 en 49)
Met de transporteurstandhendel zet u de transporteur omlaag.
p Persvoethendel (pagina 17)
Hiermee zet u de persvoet omhoog en omlaag.
q Voetpedaal (pagina 10)
Met dit pedaal regelt u de naaisnelheid en start en stopt u met naaien.
r Handvat
Draag de naaimachine aan het handvat wanneer u deze vervoert.
5
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Naald- en persvoetgedeelte
d Persvoethouderschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op zijn plaats.
e Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
f Transporteur
De transporteur voert de stof in de naairichting.
g Snel verwisselbare spoel (voor modellen die zijn
uitgerust met een snel verwisselbare spoel)
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen.
h Spoelhuisdeksel
Open het spoelhuisdeksel om de spoel te plaatsen.
i Steekplaat
a Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u knoopsgaten en trenssteken naait.
b Naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met de
naaldinrijger) (pagina 18)
c Persvoethouder
De persvoet wordt geïnstalleerd op de persvoethouder.
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
j Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de naaldstang.
k Naaldklemschroef
Met de naaldklemschroef houdt u de naald op zijn plaats.
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei standaard naaiwerkzaamheden gemakkelijk uitvoeren. De bedieningstoetsen verschillen naar gelang het model naaimachine.
a Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
b Achteruit/verstevigingssteektoets
Door op de achteruit/verstevigingssteektoets te drukken naait u achteruit. U kunt achteruit naaien door de toets ingedrukt te houden. Meer bijzonderheden vindt u in “Verstevigingssteken naaien” (pagina 30).
Toetsen op sommige modellen
c Start/stoptoets (voor modellen die zijn uitgerust
met een start/stoptoets)
Door op de start/stoptoets te drukken begint of stopt u met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien, staat de naald omlaag in de stof. Meer bijzonderheden vindt u in “Beginnen met naaien” (pagina 29).
d Naaldstandtoets (voor modellen die zijn uitgerust
met een naaldstandtoets)
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, naait u één steek.
e Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn
uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling)
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
6
Bedieningspaneel
Accessoiretafel
Met het bedieningspaneel op de voorkant van de naaimachine selecteert u een steek en geeft u op hoe de steek wordt genaaid.
a LCD-display
Het nummer van de geselecteerde steek ( persvoet die u kunt gebruiken ( (
3) en de steekbreedte (mm) (4) worden hier
weergegeven.
b Steekselectietoetsen
Druk op de steekselectietoetsen en selecteer het nummer van de steek die u wilt gebruiken. Meer bijzonderheden vindt u in “Steken selecteren” (pagina 28).
c Steeklengtetoets
Met deze toets past u de steeklengte aan. (Druk op de “–” om de steek korter te maken; druk op de “+” om de steek langer te maken.)
d Steekbreedtetoets
Met deze toets past u de steekbreedte aan. (Druk op de “–” om de steek smaller te maken; druk op de “+” om de steek breder te maken.)
2), de steeklengte (mm)
1), de
De accessoires zitten in een opbergvak in de accessoiretafel.
Schuif de accessoiretafel naar links om deze te
a
openen.
a Accessoiretafel b Opbergvak
Opmerking
Stop de accessoires in een zak en bewaar deze zak in het opbergvak. Als de accessoires niet in een zak zitten, kunnen ze uit het vak vallen en raken dan wellicht zoek of beschadigd.
1
7
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
ACCESSOIRES
De volgende accessoires zijn opgeslagen in de accessoiretafel. Deze accessoires zijn bedoeld als hulpmiddel bij naaitaken.
Opmerking
De schroef van de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: 132730-122)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
1 naald 75/11 1 naald 90/14 1 naald 100/16
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatenvoet “A” XC2691-033 9 Spoel (4) SFB:XA5539-151 2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-031 10 Naaldsetje XC8834-021 3 Monogrammenvoet “N” XD0810-031 11 Tweelingnaald 131096-121 4 Ritsvoet “I” X59370-021 12 Schoonmaakborsteltje X59476-021 5 Zigzagvoet “J” (op machine) XC3021-031 13 Schroevendraaier XC8349-021 6 Blindzoomvoet “R” XC4051-031 14 Extra klospen 130920-021 7 Knoopaanzetvoet “M” XE2137-001
8 Tornmesje X54243-051
11. 12. 13. 14. 15.
XD0501-021
15 Voetpedaal
(EU-landen)
XC8816-021
(andere gebieden)
Optionele accessoires
1. 2. 3. 4. 5.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Boventransportvoet F033N: XC2214-002 4 Quiltgeleider F016N: XC2215-002 2 Quiltvoet F005N: XC1948-002 5 Gaatjesponser XZ5051-001 3 Patchworkvoet F001N: XC1944-052
8
WERKEN MET UW NAAIMACHINE
Voorzorgsmaatregelen voor de stroom
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht in verband met de stroom.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend normale huishoudstroom voor deze machine. Door een andere stroomvoorziening te gebruiken kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Controleer dat de stekkers op het netsnoer stevig in het stopcontact en de voedingsaansluiting op de machine zitten.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een defect stopcontact.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer de machine niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of meerwegadapters waarop een groot aantal andere apparaten is
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Let op dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt, sterk buigt, trekt, draait of bundelt. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok veroorzaken. Als het snoer of de stekker beschadigd is, mag u de machine niet meer gebruiken; breng de machine eerst naar de erkende dealer!
Haal de stekker uit het netstopcontact, wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er mogelijk brand ontstaan.
1
Stroomvoorziening
Steek de stekker in een wandstopcontact.
a
a Hoofdschakelaar b Netsnoeraansluiting
Zet de hoofdschakelaar op “I”.
b
X Het naailampje gaat branden wanneer
u de machine inschakelt.
U zet de machine uit door de hoofdschakelaar
c
{” te zetten.
op “
X Het naailampje gaat uit wanneer u de
machine uitschakelt.
Opmerking
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier op te starten.
9
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Voetpedaal
Steek de voetpedaalstekker in de voetpedaalaansluiting op de achterkant van de naaimachine.
a Voetpedaalaansluiting
VOORZICHTIG
Om het voetpedaal aan te sluiten moet u de naaimachine uitzetten, zodat u de machine niet per ongeluk start.
Wanneer u het voetpedaal licht intrapt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u het voetpedaal dieper intrapt, naait de machine sneller. Wanneer u uw voet van het voetpedaal neemt, stopt de machine.
Langzamer
Schuifknop voor snelheidsregeling (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets)
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
a
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de knop naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u instelt met de knop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid voor het voetpedaal.
Naaldstopstand wijzigen
Normaliter is de naaimachine zo ingesteld dat de naald in de stof blijft wanneer u stopt met naaien. U kunt de machine ook zo instellen dat de naald omhoog staat wanneer u stopt met naaien.
Zet de naaimachine uit.
a
Sneller
Plaats niets op het voetpedaal wanneer het apparaat niet in gebruik is.
VOORZICHTIG
Zorg dat zich geen materiaal of stof ophoopt op het voetpedaal. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Opmerking
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
10
Houd de “–” van (steekselectietoets) aan
b
de linkerkant ingedrukt en zet de naaimachine aan.
Nadat u de machine hebt aangezet, laat u de
“–” van (steekselectietoets) los.
X De naaldstopstand wordt dan ‘omhoog’.
Memo
• Om de naaldstopstand te wijzigen in ‘omlaag’ voert u dezelfde handeling uit.
DE MACHINE INRIJGEN
Spoel opwinden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt.
• Meer bijzonderheden over de spoel snel opwinden vindt u op pagina 13.
1 Zo ver mogelijk naar
binnen trekken.
a Voorspanningsschijf b Spoelwinderas c Spoel
VOORZICHTIG
Gebruik alleen spoelen (onderdeelcode: SFB: XA5539-151) die voor deze naaimachine zijn bedoeld. Door het gebruik van andere spoelen kunt u de machine beschadigen.
De spoel die bij deze machine wordt geleverd, is speciaal door ons ontworpen. Wanneer u een spoel van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de spoel die wordt geleverd bij deze machine of een spoel van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB: XA5539-151).
Ware grootte
1
11,5 mm
(7/16 inch)
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
a
plaats een klos garen op deze pen.
Leid de draad rond de voorspanningsschijf.
b
VOORZICHTIG
Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, raakt de draad mogelijk verward op de klospen.
Leid het uiteinde van de draad vanuit de spoel
c
door het gat in de spoel.
Dit model Andere modellen
Plaats de spoel op de spoelwinderas en schuif
d
de spoelwinderas naar rechts. Draai de spoel handmatig met de klok mee totdat de veer op de as in de groef van de spoel schuift.
a Veer op de as b Groef van de spoel
Zet de naaimachine aan.
e
1
2
11
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Terwijl u het uiteinde van de draad vasthoudt,
f
drukt u zacht op het voetpedaal of op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om de draad enkele malen rond de spoel te winden. Stop vervolgens de machine.
Opmerking
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Druk op het voetpedaal of druk op (start/
i
stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om te starten.
Wanneer de spoel vol lijkt en langzaam begint
j
te draaien, neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
k
naar links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
l
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
Knip de overtollige draad boven de spoel af.
g
VOORZICHTIG
Volg onderstaande instructies zorgvuldig op. Als u de draad niet volledig afknipt bij het opwinden van de spoel, kan de draad verward raken rond de spoel wanneer deze op raakt. Hierdoor kan de naald breken.
Schuif de knop voor snelheidsregeling naar
h
rechts (hoge naaisnelheid). (Voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling.)
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
VOORZICHTIG
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
1
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
2
a Schuifknop voor snelheidsregeling
12
Voor modellen die zijn uitgerust met de functie snel spoel winden.
Volg stap 1 t/m 2 van de procedure in
a
“Spoel opwinden” om de draad rond de voorspanningsschijf te leiden (pagina 11).
Plaats de spoel op de spoelwinderas, zodat de
b
veer op de as in de inkeping op de spoel past.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
f
naar rechts (voor een hoge snelheid) (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
a Schuifknop voor snelheidsregeling
1
a Inkeping b Asveer spoelwinder
Schuif de spoelwinderas naar rechts.
c
In uw linkerhand houdt u de draad die rond
d
de voorspanningsschijf is gewonden. Ondertussen windt u met uw rechterhand het vrije uiteinde van de draad vijf of zes maal met de klok mee rond de spoel.
Trek de draad naar rechts en leid deze door
e
de gleuf in de spoelwinderbasis.
Zet de naaimachine aan.
g
Druk op het voetpedaal of druk op (start/
h
stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets) om te starten.
Opmerking
Wilt u de naaimachine bedienen met het voetpedaal, sluit dan het voetpedaal aan voordat u de machine aanzet.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, kunt u het naaien niet starten of stoppen met de start/stoptoets (alleen voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Wanneer de spoel langzaam begint te draaien,
i
neemt u uw voet van het voetpedaal of drukt u op (start/stoptoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een start/stoptoets).
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
j
naar links en neem de spoel uit.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
k
weer in zijn oorspronkelijke stand (voor modellen die zijn uitgerust met een schuifknop voor snelheidsregeling).
a Gleuf in de spoelwinderbasis (met ingebouwd
snijmechanisme)
X De draad wordt afgesneden op een
geschikte lengte.
VOORZICHTIG
Snijd de draad af volgens de beschrijving. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te snijden met het in de spoelwinderbasis ingebouwde snijmechanisme, kan de draad verward raken in de spoel of de naald kan verbuigen en afbreken wanneer de onderdraad opraakt.
VOORZICHTIG
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken.
1
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
2
13
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat de draad rond de spoel is gewonden, geeft de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
De naaldstang beweegt niet wanneer u de spoelwinderas naar rechts schuift.
a
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Schuif de toets en open het deksel.
b
12
Onderdraad inrijgen
Installeer de spoel met opgewonden draad.
• Meer bijzonderheden over de snel verwisselbare spoel vindt u op pagina 15.
VOORZICHTIG
Wanneer u de spoel niet goed opwindt, kan de draadspanning te laag worden en kan de naald breken. Hierdoor kunt u letsel oplopen.
a Deksel b Schuiftoets
Breng de spoel zo in, dat de draad eruit komt
c
in de richting van de pijl.
1
a Gelijkmatig gewonden b Slecht gewonden
De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van een ander model gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB: XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Andere modellen
2
VOORZICHTIG
Zet de hoofdschakelaar uit wanneer u de machine inrijgt. Wanneer u per ongeluk op het voetpedaal trapt en de machine start, kunt u letsel oplopen.
• Gebruik alleen spoelen die zijn bedoeld voor deze machine.
VOORZICHTIG
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
14
Houd het uiteinde van de draad vast, duw de
d
spoel omlaag met uw vinger en leid de draad door de gleuf, zoals aangegeven.
• Als u de draad niet goed inrijgt door de spanningsveer, is de draadspanning mogelijk niet goed (pagina 30).
1
a Spanningsveer
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
e
linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
Zet de naald in zijn hoogste stand door het
a
handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) of druk op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) en zet de persvoethendel omhoog.
Schuif de toets en open het deksel.
b
12
a Deksel b Schuiftoets
Breng de spoel in, leid het uiteinde van de
c
draad door de gleuf en trek de draad uit om deze af te knippen.
1
• Plaats het deksel zo terug dat het uiteinde van de draad naast de linkerkant van het deksel naar buiten komt (zoals aangegeven door de lijn in het diagram).
• Gebruik alleen spoelen die zijn bedoeld voor deze machine.
VOORZICHTIG
Plaats de spoel zo, dat de draad in de juiste richting afwindt. Als de draad in de verkeerde richting afwindt, kan dit de draadspanning verstoren of kan de naald breken.
1
a Draadafsnijder
15
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
• Als u de draad niet goed inrijgt door de spanningsveer, is de draadspanning mogelijk niet goed (pagina 30).
1
a Spanningsveer
Memo
In welke volgorde u de onderdraad door het
spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Rijg de draad in zoals aangegeven.
Plaats het spoelhuisdeksel terug. Plaats het
d
linkerlipje op de juiste plaats (zie pijl a) en druk vervolgens zacht op de rechterkant (zie pijl b), totdat het deksel op zijn plaats klikt.
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de
onderdraad omhoog te trekken. Als u de onderdraad omhoog wilt trekken voordat u begint met naaien, volgt u de procedure in “Onderdraad omhooghalen” (pagina 20).
16
Bovendraad inrijgen
Plaats de bovendraad en rijg de naald in.
• Meer bijzonderheden over de naaldinrijger vindt u in pagina 18.
a Klospen b Draadgeleider c Markering op het handwiel
1
VOORZICHTIG
Let op dat u de machine goed inrijgt. Anders raakt de draad mogelijk verstrikt, waardoor de naald breekt.
Zet de persvoet omhoog met de
a
persvoethendel.
a Persvoethendel
Zet de naald omhoog door het handwiel naar
b
u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of druk eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
of
a Markering b Naaldstandtoets
• Als de naald niet goed omhoog staat, kunt u de naaimachine niet goed inrijgen. Draai het handwiel zo, dat de markering op het wiel omhoog staat, voordat u de machine inrijgt.
17
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Trek de klospen zo ver mogelijk omhoog en
c
plaats een klos garen op deze pen.
Opmerking
Als de draadophaalhendel omlaag staat,
VOORZICHTIG
kunt u de bovendraad niet om de draadophaalhendel wikkelen. Zet de
Als de klos garen niet op de juiste plaats zit, of niet op de juiste manier is geïnstalleerd, kan de naald verward raken op de klospen, waardoor de naald kan breken.
persvoethendel en de draadophaalhendel omhoog voordat u de bovendraad invoert.
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
Voer de bovendraad in zoals aangegeven in de
d
figuur op de vorige pagina.
Werken met de naaldinrijger (voor modellen die zijn uitgerust met een
Let op dat u de draad van rechts naar links
e
door de draadophaalhendel haalt.
naaldinrijger)
VOORZICHTIG
U kunt de naaldinrijger alleen gebruiken met naalden formaat 75/11-100/16 voor huishoudnaaimachines. In de tabel op pagina 21 vindt u de juiste combinaties van naald en draad. Wanneer u een doorzichtige
a Draadophaalhendel
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
f
naaldstang boven de naald.
Houd hiertoe de draad in uw linkerhand en voer de draad door met uw rechterhand.
enkelvezelige nylondraad gebruikt, kunt u alleen naalden tussen 90/14-100/16 gebruiken.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken wanneer u decoratieve draden of speciale naalden gebruikt, zoals de tweelingnaald en de platte naald. Als u zulke draden of naalden gebruikt, moet u de draad handmatig inrijgen. Let op dat de hoofdschakelaar uit staat wanneer u de draad met de hand in de naald rijgt.
a Draadgeleider aan naaldstang
Rijg de naald van voren naar achteren in en
g
trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad uit.
a 5 cm (2 inch)
18
Volg 1 t/m 6 van de procedure in
a
“Bovendraad inrijgen” om de machine in te rijgen naar de draadgeleider aan de naaldstang.
Zet de persvoethendel omlaag.
b
Terwijl u de naaldinrijghendel omlaag zet,
c
haakt u de draad op de geleider.
a Naaldhouder b Naaldinrijghendel c Geleider
Zet de naaldinrijghendel geheel omlaag.
d
X Het eind van de naaldinrijger roteert
naar u toe en de haak gaat door het oog van de naald.
Leid de draad in de haak zoals hieronder
e
aangegeven.
Trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad door de
g
naald naar de achterkant van de naaimachine.
a 5 cm (2 inch)
Opmerking
Als u de draad niet goed invoert, kan dit leiden tot problemen bij het naaien.
1
a Haak b Draad
Houd de draad losjes vast terwijl u de
f
naaldinrijghendel loslaat. De haak trekt de draad door de naald.
19
UW NAAIMACHINE LEREN KENNEN —————————————————————————————————————————
Onderdraad omhooghalen
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
a
vast.
a Bovendraad
Terwijl u het uiteinde van de bovendraad
b
vasthoudt, zet u de naald omhoog. Dit doet u door het handwiel naar u toe te draaien (tegen de klok in) zodat de markering op het wiel omhoog staat, of door eenmaal of tweemaal op (naaldstandtoets) te drukken (voor modellen die zijn uitgerust met een naaldstandtoets).
of
Trek ongeveer 10 cm (4 inch) van beide
d
draden uit en trek deze naar de achterkant van de machine onder de persvoet.
a Bovendraad b Onderdraad
Voor modellen die zijn uitgerust met een snel verwisselbare spoel
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad omhoog te trekken. Wanneer u plooien of pijlen naait, kunt u de onderdraad met de hand omhoogtrekken, zodat er een stuk draad overblijft. Alvorens de onderdraad omhoog te trekken, plaatst u de spoel terug.
Leid de draad door de gleuf in de richting van
a
de pijl en laat de draad daar zonder deze af te knippen.
a Markering b Naaldstandtoets
Trek aan de bovendraad om de onderdraad
c
omhoog te halen.
a Bovendraad b Onderdraad
20
• Het spoelhuisdeksel is nog niet teruggeplaatst.
Trek de onderdraad omhoog volgens de
b
aanwijzingen in stap 1 t/m 4.
Plaats het spoelhuisdeksel terug.
c
NAALD VERVANGEN
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen met naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Het is uiterst gevaarlijk om deze voorzorgsmaatregelen niet in acht te nemen. Lees en volg onderstaande aanwijzingen zorgvuldig.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de geschikte draad en naald uit te zoeken voor de stof die u wilt naaien.
.
Soort stof/Toepassing
Popeline Katoenen draad
Middelmatig dikke stoffen
Flanel,gabardine Zijden draad 50
Linon Katoenen draad
Dunne stoffen
Challis, satijn Zijden draad 50
Spijkerstof Katoenen draad
Dikke stof
Stretchstof
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Voor afwerksteken
Ribfluweel
Tweed Zijden draad
Jersey Tricot
Soort Dikte
Synthetische
draad
Synthetische
draad
Synthetische
draad
Draad voor breiwerken
Katoenen draad
Synthetische
draad
Zijden draad 50
Synthetische
draad
Zijden draad
Draad
Naalddikte
90
60
90
60
30 100/16
50
60
50
60
50
50–90
50 90/14–100/16
75/11–90/14Tafzijde
65/9–75/11Crêpe georgette
90/14–100/16
Ballpointnaald
(goudkleurig)
75/11–90/14
65/9–90/14
1
Memo
Hoe lager het draadnummer, des te dikker de draad; hoe hoger het naaldnummer, des te dikker de naald.
Gebruik de ballpointnaald wanneer u stretchstoffen naait, of stoffen waar gemakkelijk steken worden overgeslagen.
Gebruik een naald 90/14 tot 100/16 met transparante nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
Een naald 75/11 is bij aanschaf van de machine reeds geïnstalleerd.
21
Loading...
+ 53 hidden pages