Deze handleiding bevat extra informatie die niet wordt verstrekt in de Bedieningshandleiding. Lees deze informatie
voordat u de machine gebruikt.
Info over de weergave van de schermen
Sommige schermen zien er in deze handleiding mogelijk anders uit als op de machine. Raadpleeg de Beknopte
Bedieningsgids voor bijzonderheden over de schermen.
2
Functies voor naaisteken
VOORZICHTIG
Memo
Opmerking
Spilfunctie
Als de spilinstelling is geselecteerd, stopt de machine
met de naald omlaag (in de stof) en wordt de persvoet
automatisch op de juiste hoogte gezet wanneer u op de
“Start/stoptoets” drukt. Wanneer u opnieuw op de
“Start/stoptoets” drukt, wordt de persvoet automatisch
omlaag gezet en wordt het naaien vervolgd. Deze
functie is handig om de machine te stoppen om van
naairichting te veranderen.
• Wanneer de spilinstelling is geselecteerd, start de
machine wanneer u op de “Start/stoptoets” drukt of
het voetpedaal indrukt, ook al staat de persvoet
omhoog. Houd handen en voorwerpen uit de buurt
van de naald. Anders kunt u letsel oplopen.
Wanneer de spilinstelling is geselecteerd, kunt u wijzigen
op welke hoogte de persvoet stopt wanneer u stopt met
naaien, naar gelang het soort stof dat u gebruikt. Druk op
om “SPILHOOGTE” op p. 1 van het
instellingenscherm te openen. Druk op of op
om een van de drie hoogten te selecteren (3,2 mm,
5,0 mm of 7,5 mm). Als u de persvoet verder omhoog wilt
zetten, verhoogt u de waarde. (Normaal is een hoogte van
3,2 mm ingesteld.)
• De “NAALDSTAND” (p. 2 van het
instellingenscherm) moet zijn ingesteld op omlaag,
wilt u de spilfunctie kunnen gebruiken. Wanneer
“NAALDSTAND” is ingesteld op omhoog, wordt
lichtgrijs weergegeven en kan niet worden
gebruikt.
• Wanneer de instelling is geselecteerd, kunt u de
spilfunctie alleen gebruiken met steken waarbij
persvoet J of N is aangegeven in de
linkerbovenhoek van het scherm. Wanneer u een
andere steek hebt geselecteerd, wordt
lichtgrijs weergegeven en kan niet worden gebruikt.
• Aangezien de persvoet geheel omhoog staat
wanneer u drukt op de automatisch
draadknippentoets, drukt u op de “Persvoettoets”
om de persvoet omlaag te zetten en vervolgens op
de “Start/stoptoets” om door te gaan met naaien.
• Als de spilinstelling is geselecteerd, zijn en
naast “HOOGTE PERSVOET” in het
instellingenscherm niet beschikbaar en kan de
instelling niet worden gewijzigd.
Selecteer een steek.
a
Druk op om de spilinstelling te
b
selecteren.
→ De toets ziet er zo uit: .
3
Plaats de stof onder de persvoet met de naald
Memo
c
op het punt waar u wilt beginnen met naaien
en druk op de “Start/stoptoets”. De
naaimachine begint te naaien.
Als u op de “Start/stoptoets” drukt om te pauzeren met
naaien en opnieuw om door te gaan, worden geen
achteruitsteken (of verstevigingssteken) genaaid.
Druk op de “Start/stoptoets” om de machine
d
te stoppen op het punt waarop u van
naairichting wilt veranderen.
Automatisch kleur sorteren op
randfunctie (automatische
persvoetdruk)
De dikte van de stof wordt automatisch gedetecteerd en
de persvoetdruk wordt tijdens het naaien automatisch
aangepast met een interne sensor, zodat de stof soepel
wordt doorgevoerd. De stofsensor werkt voortdurend
tijdens het naaien. Deze functie is handig om over
dikke naden te naaien of quilten.
→ De machine stopt met de naald in de stof en de
persvoet omhoog.
Draai de stof en druk op de “Start/stoptoets”.
e
→ De persvoet wordt automatisch omlaag gezet en het
naaien wordt vervolgd.
Druk op .
a
→ Het instellingenscherm verschijnt.
Zet “AUTOMATISCH KLEUR SORTEREN OP
b
RANDFUNCTIE” op “ON”.
4
Druk op om terug te gaan naar het
c
oorspronkelijke scherm.
Fantasiequilten (vrij quilten)
VOORZICHTIG
Memo
Memo
1
Met vrij quilten gebruikt u vrije quiltvoet “C” vrije open
quiltvoet “O” naar gelang de steek die is geselecteerd.
Stel de machine in op de vrijmodus. In deze modus
wordt de persvoet op de noodzakelijke hoogte voor vrij
naaien gezet.
Wij adviseren u het voetpedaal aan te sluiten en op
gelijkmatige snelheid te naaien. U kunt de naaisnelheid
regelen met de schuifknop voor snelheidsregeling.
Volg de stappen op pagina 55 t/m 56 van de
a
Bedieningshandleiding van de machine om de
steekplaat voor rechte steken te bevestigen.
a Eén gat
■ Werken met de vrije quiltvoet “C”
De vrije quiltvoet “C” wordt gebruikt voor vrij
naaien met de steekplaat voor rechte steken.
Vrije quiltvoet “C”
• Bij vrij quilten stemt u de doorvoersnelheid van de
stof af op de naaisnelheid. Als de stof sneller gaat dan
de naaisnelheid, kan de naald breken of andere
schade optreden.
• Wanneer u de vrije quiltvoet “C” gebruikt, moet u de
rechte steekplaat gebruiken en naaien met de naald
in de middelste naaldstand. Als u de naald in een
andere stand zet dan de middelste naaldstand, kan
hij breken. Dit kan letsel tot gevolg hebben.
Deze plaat heeft slechts één gat.
Druk op om de machine in te stellen op
b
de vrij-modus.
• Wanneer u begint te naaien, detecteert de interne
sensor de dikte van de stof. De quiltvoet wordt
omhoog gezet, op de hoogte die is opgegeven in het
machine-instellingenscherm. Druk op om
“HOOGTE VRIJE VOET” op p. 1 van het
instellingenscherm te openen. Druk op of op
om in te stellen op welke hoogte de quiltvoet
wordt gezet. Verhoog de waarde door op te
drukken, bijvoorbeeld wanneer u zeer rekbare stof
naait. Dan naait het gemakkelijker.
• Wilt u een gelijkmatige spanning, dan moet u
mogelijk de bovendraadspanning verlagen. Probeer
het op een restantje stof dat lijkt op de stof die u wilt
gebruiken.
→ De toets ziet er als volgt uit en de quiltvoet
wordt op de geschikte hoogte gezet voor vrij naaien.
5
Selecteer een van de volgende steken.
Opmerking
VOORZICHTIG
Memo
Opmerking
Memo
c
→ Vrije quiltvoet “C” is aangegeven linksboven in het
scherm.
Verwijder de persvoethouder.
d
Bevestig vrije quiltvoet “C” aan de voorkant
e
met persvoethouderschroef tegenover de
inkeping in de quiltvoet.
a
Span de stof met beide handen. Voer de stof
h
gelijkmatig door zodat u uniforme steken
naait van ongeveer 2,0-2,5 mm
(ca. 1/16 - 3/32 inch).
a Steek
Druk op om de vrij-modus te annuleren.
i
b
a Persvoethouderschroef
b Inkeping
Controleer of de quiltvoet goed bevestigd is en niet
scheef zit.
Houd de quiltvoet op z'n plaats met uw
f
rechterhand en draai met de
schroevendraaier in uw linkerhand de
persvoethouderschroef vast.
a Persvoethouderschroef
Laat u niet ontmoedigen als het resultaat niet direct
bevredigend is. Deze techniek vereist oefening.
■ Werken met de vrije open quiltvoet “O”
De vrije open quiltvoet “O” wordt gebruikt voor vrij
quilten met zigzag- of decoratieve steken, of voor
vrij quilten van rechte lijnen op stof van
ongelijkmatige dikte. U kunt allerlei steken naaien
met de vrije open quiltvoet “O”.
Vrije open quiltvoet “O”
De vrije open quiltvoet “O” kunt u ook gebruiken met
de steekplaat voor rechte steken. Wij raden u aan de
vrije open quiltvoet “O” te gebruiken voor het vrij
naaien van stoffen van ongelijkmatige dikte.
• Draai de schroeven beslist stevig vast met de
schroevendraaier. Anders raakt de naald mogelijk
de quiltvoet, waardoor de naald buigt of breekt.
Zet de transporteurstandschakelaar op
g
om de transporteur omlaag te zetten.
a Transporteurstandschakelaar
6
Wilt u een gelijkmatige spanning, dan moet u mogelijk
de bovendraadspanning verlagen. Probeer het uit met
een restantje quiltstof.
a
Druk op om de machine in te stellen op
Opmerking
1
2
3
VOORZICHTIG
Memo
a
de vrij-modus.
→ De toets ziet er als volgt uit en de quiltvoet
wordt op de geschikte hoogte gezet voor vrij naaien.
Houd de quiltvoet op z'n plaats met uw
e
rechterhand en draai met de
schroevendraaier in uw linkerhand de
persvoethouderschroef vast.
a Persvoethouderschroef
• Draai de schroeven beslist stevig vast met de
schroevendraaier. Anders raakt de naald mogelijk
de quiltvoet, waardoor de naald buigt of breekt.
Span de stof met beide handen. Voer de stof
f
gelijkmatig door zodat u uniforme steken
naait van ongeveer 2,0-2,5 mm
(ca. 1/16 - 3/32 inch).
Selecteer een steek.
b
→ Vrije open quiltvoet “O” is aangegeven linksboven
in het scherm.
Verwijder de persvoethouder.
c
Bevestig de vrije open quiltvoet “O” door de
d
pen van de quiltvoet boven de
naaldklemschroef te plaatsen met het linker
benedenstuk van de quiltvoet op één lijn met
persvoetstang.
a Pen
b Naaldklemschroef
c Persvoetstang
Controleer of de quiltvoet niet scheef zit.
a Steek
Druk op om de vrij-modus te annuleren.
g
Laat u niet ontmoedigen als het resultaat niet direct
bevredigend is. Deze techniek vereist oefening.
Echoquilten met de vrije
echoquiltvoet “E”
Quiltlijnen naaien op gelijke afstanden van een motief
wordt echoquilten genoemd. De quiltlijnen, die als
echo's van het motief weg rimpelen, zijn het kenmerk
van deze quiltstijl. Gebruik de vrije echoquiltvoet “E”
voor echoquilten. Met de maatindeling op de persvoet
als houvast naait u op een vaste afstand rond het motief.
Wij adviseren u het voetpedaal aan te sluiten en op
gelijkmatige snelheid te naaien.
7
Maatindeling vrije echoquiltvoet “E”
VOORZICHTIG
Memo
a 6,4 mm (ca. 1/4 inch)
b 9,5 mm (ca. 3/8 inch)
• Bij vrij quilten stemt u de doorvoersnelheid van de
stof af op de naaisnelheid. Als de stof sneller gaat
dan de naaisnelheid, kan de naald breken of andere
schade optreden.
Druk op om de machine in te stellen op
a
de vrij-modus.
→ De toets ziet er als volgt uit en de quiltvoet
wordt op de geschikte hoogte gezet voor vrij naaien.
• Wanneer u begint te naaien, detecteert de interne
sensor de dikte van de stof. De quiltvoet wordt
omhoog gezet, op de hoogte die is opgegeven in het
machine-instellingenscherm. Druk op om
“HOOGTE VRIJE VOET” op p. 1 van het
instellingenscherm te openen. Druk op of op
om in te stellen op welke hoogte de quiltvoet
wordt gezet. Verhoog de waarde door op te
drukken, bijvoorbeeld wanneer u zeer rekbare stof
naait. Dan naait het gemakkelijker.
• Wilt u een gelijkmatige spanning, dan moet u
mogelijk de bovendraadspanning verlagen. Probeer
het uit met een restantje quiltstof.
Selecteer .
b
Verwijder de persvoet.
c
Verwijder de persvoethouder en de schroef.
d
Plaats de vrije echoquiltvoet “E” op de
e
linkerkant van de persvoetstang met de gaten
in de quiltvoet en de persvoetstang op één
lijn.
Draai de schroef vast.
f
8
Met de maatindeling op de quiltvoet als
Memo
g
houvast naait u rond het motief.
Terugkeren naar het begin van het
patroon
Wanneer u letters/decoratieve steken naait, kunt u
terugkeren naar het begin van het patroon nadat u een
proeflapje hebt genaaid, of wanneer het stiksel niet
goed is genaaid.
Druk op de “Start/stoptoets” om de machine
a
te stoppen en druk vervolgens op .
a 6,4 mm (ca. 1/4 inch)
Afgerond project
Druk op om de vrij-modus te annuleren.
h
→ De machine keert terug naar het begin van het
geselecteerde patroon (“W”) vanaf het punt waar het
naaien is gestopt.
Als u op deze toets drukt wanneer het naaien stopt,
kunt u aan het eind van een gecombineerd
steekpatroon een patroon toevoegen. (In dit voorbeeld
wordt “!” toegevoegd.)
Druk op de “Start/stoptoets” om door te gaan
b
met naaien.
9
Maatindeling op het spoelhuisdeksel
De maatindeling op het spoelhuisdeksel is een houvast
voor patronen die u naait met de middelste naaldstand.
De maatindeling op de steekplaat en het
steekplaatdeksel is een houvast voor steken die u naait
met de linkernaaldstand.
b
c
d
e
f
ab
a Voor steken die u naait met de middelste naaldstand
b Voor steken die u naait met de linker naaldstand
c Linker naaldstand op de steekplaat <inch>
d Linker naaldstand op de steekplaat <cm>
e Middelste naaldstand
op het spoelhuisdeksel <inch>
f Linker naaldstand op het steekplaatdeksel <inch>
10
Functies voor borduurcombinatiestand
VOORZICHTIG
Opmerking
Memo
a
b
Borduren met het randborduurraam
Wanneer u werkt met het randborduurraam, kunt u de
stof gemakkelijk verplaatsen en opnieuw in het raam
plaatsen. Daarom is dit raam handig om herhaalde
patronen te naaien terwijl u de stof schuift. Een extra
functie van dit raam is dat de druk van het boven- en
onderraam geen indrukken in de stof achterlaat. U kunt
een gebied van of 10 cm × 18 cm borduren.
Voor meer bijzonderheden over het randborduurraam,
zie de bedieningshandleiding die wordt geleverd bij het
optionele randborduurraam.
■ Raamweergave-instellingen voor
a
b
• Voor meer bijzonderheden over de randfunctie, zie
“Herhaalpatronen ontwerpen” in hoofdstuk 6 van de
Bedieningshandleiding van de naaimachine.
randborduurrraam
Druk op .
Selecteer in de borduurraamweergaveinstellingen een van de
borduurraamweergaven voor het
randborduurraam.
* Van de 12 beschikbare instellingen zijn er twee voor
randborduurramen.
• Houd het randborduurraam buiten bereik van
kinderen. Anders kunnen zij letsel oplopen.
• Als u het randborduurraam niet gebruikt, ontgrendelt
u het alvorens het op te bergen.
■ Voorbeeldprojecten met het
randborduurraam
We raden u aan het randborduurraam te gebruiken
wanneer u herhaalpatronen naait aan de randen van
bijvoorbeeld gordijnen, stoel- en bedovertrekken,
tafelkleden en dekens.
a Borduurgebied van randborduurraam
b Middenlijn
11
Een applicatie maken
Opmerking
Opmerking
U kunt applicaties maken van de ingebouwde patronen
en patronen op borduurkaarten. Dit is handig voor
stoffen die u niet kunt borduren of wanneer u een
applicatie wilt bevestigen aan een kledingstuk.
■ Voorbeeldprojecten met applicaties die u
hebt gemaakt
U kunt applicaties bevestigen aan reeds bestaande
bezittingen, zoals tassen en kleding, om deze een
persoonlijk tintje te geven. Op spijkerstof valt een
applicatiepatroon echt op. Dier- en
vruchtenapplicaties kunt u gebruiken als
kinderspeelgoed.
Druk op .
a
Selecteer het patroon en bewerk dit zo nodig.
b
■ Een applicatie maken
De applicatie wordt gemaakt met het volgende
patroon.
• Maak eerst het bewerken van het patroon af voordat
u de applicatie-instelling selecteert. Als u het
patroon bewerkt nadat u de rijginstelling hebt
geselecteerd, worden het patroon en de rijgsteken
mogelijk onjuist uitgelijnd.
• Aangezien een omtrek wordt toegevoegd, is het
patroon voor een applicatie (wanneer u de
applicatie-instelling selecteert) groter dan het
oorspronkelijke patroon. Pas eerst de grootte en de
positie van het patroon aan, zoals hieronder
aangegeven.
a Borduurgebied
b Ca. 1 cm
c Grootte van het patroon
12
• Vilt of spijkerstof wordt aangeraden om de applicatie
te maken. Naar gelang uw keuze van patroon en
stof lijkt het stiksel mogelijk kleiner bij lichtere stof.
• Met een steunstof voor borduren krijgt u het beste
resultaat.
• Kies een raam dat overeenkomt met de grootte van
het patroon. De verschillende borduurramen staan
in de display.
• Gebruik voor het maken van applicaties niet het
randborduurraam. Naar gelang de dichtheid en de
stof die u gebruikt zou het stiksel kunnen
vervormen.
Druk op en open vervolgens p. 6 van
Memo
Memo
Memo
c
het instellingenscherm.
Met geeft u de afstand tussen patroon
d
en de applicatie-omtrek op.
Druk op om de applicatie-instelling te
h
selecteren.
• Drie instellingen zijn beschikbaar: 1 (smal),
2 (normaal) en 3 (breed).
• De instelling blijft geselecteerd zelfs wanneer u de
machine uitschakelt.
Druk op om terug te gaan naar het
e
vorige scherm.
Druk op .
f
Druk op .
g
• Als u de instelling wilt annuleren, drukt u op .
• Als geen patroon is geselecteerd, is de toets grijs en
kunt u deze niet selecteren.
→ De stappen om het applicatiestuk te maken worden
toegevoegd aan de naaivolgorde.
• Drie stappen worden toegevoegd aan de
naaivolgorde: kniplijn van de applicatie, plaats van
het patroon op de kleding en het stikken van de
applicatie.
a Kniplijn van de applicatie
b Plaats van het patroon op de kleding
c Stikken van de applicatie
13
Opmerking
• U kunt geen applicatiestuk maken als het patroon te
Opmerking
Memo
Opmerking
Opmerking
groot is, of te gecompliceerd, of wanneer een
gecombineerd patroon is gescheiden. Zelfs als het
geselecteerde patroon in het borduurgebied past, is
het applicatiepatroon mogelijk groter dan het
borduurgebied wanneer de omtrek is toegevoegd.
Wanneer een foutmelding verschijnt, selecteert u
een ander patroon of bewerkt u het patroon.
Druk op .
i
Strijk of plak een stuk steunstof op de
j
achterkant van het vilt of de spijkerstof dat/
die u als applicatiestuk wilt gebruiken.
Verwijder het applicatiemateriaal uit het
m
borduurraam en knip het voorzichtig af langs
het stiksel. Verwijder vervolgens zorgvuldig
alle stiksel van de kniplijn.
• Met een steunstof voor borduren krijgt u het beste
resultaat.
Plaats de applicatiestof in het borduurraam,
k
bevestig het borduurraam aan de machine en
begin te borduren.
Nadat het patroon is geborduurd, rijgt u de
l
machine in met de draad voor de kniplijn.
Naai vervolgens de kniplijn
(APPLICATIEMATERIAAL).
a Kniplijn van de applicatie
• Naar gelang de steekdichtheid en de stof die u
gebruikt kan het patroon vervormen, of is de
applicatie mogelijk onjuist uitgelijnd met de
plaatsingslijn. We raden u aan iets buiten de kniplijn
te knippen.
• Wanneer u werkt met patronen die verticaal en
horizontaal symmetrisch zijn, geeft u met een krijtje
de richting van het patroon aan alvorens het uit te
snijden.
• Knip zorgvuldig het patroon uit op de omtrek die u
zojuist hebt genaaid. Knip niet binnen het
knipgebied, want dan zal de applicatiesteek de
applicatie niet pakken.
Gebruik twee lagen wateroplosbare steunstof
n
met de kleefkanten tegen elkaar geplakt en
plaats ze in het borduurraam.
14
• We adviseren u voor de kniplijn draad te gebruiken
met een kleur die zoveel mogelijk overeenkomt met
de kleur van de stof.
• Als u wateroplosbare steunstof gebruikt, hoeft u de
steunstof niet te verwijderen nadat u de applicatieomtrek hebt genaaid. Om vervorming van het
patroon te verminderen raden we u aan
wateroplosbare steunstof te gebruiken.
• Gebruik twee lagen wateroplosbare steunstof.
Anders scheurt de steunstof mogelijk tijdens het
borduren.
Rijg de machine in met de draad voor de
Opmerking
Memo
Opmerking
o
omtrek vanaf
q. Naai vervolgens de
plaatsingslijn voor de applicatiepositie
(APPLICATIEPOSITIE).
a Patroonplaatsingslijn
Week de applicatie in water om de
t
wateroplosbare steunstof op te lossen.
Droog de applicatie en strijk deze zonodig.
u
• Oefen niet te veel kracht uit met strijken. Dan kunt u
de steken beschadigen.
Met een beetje textiellijm plakt u het
p
applicatiestuk zo dat het is uitgelijnd langs de
plaatsingslijn.
• Voordat u het applicatiestuk vastplakt, controleert u
of het juist is geplaatst binnen de plaatsingslijn.
Naai de omtrek (APPLICATIE) terwijl de
q
machine is ingeregen met de draad voor de
omtrek uit stap
o.
■ Gebruik van een kaderpatroon voor de
omtrek
Wanneer u een kaderpatroon gebruikt, kunt u de
gewenste vorm toevoegen als omtrek van de
applicatie.
Voer de bewerkingen uit die beschreven zijn
a
in stap
Selecteer de gewenste kadervorm en het
b
gewenste kaderpatroon en voeg dit toe aan
het applicatiepatroon.
a t/m e van “Een applicatie maken”.
a Omtrek van de applicatie
• De omtrek wordt genaaid met satijnsteken.
• Hierbij komt mogelijk enige lijm op de persvoet,
Nadat het borduren is voltooid verwijdert u
r
de steunstof van het borduurraam.
Met een schaar knipt u de overtollige
s
wateroplosbare steunstof buiten de
applicatieomtrek af.
naald en de steekplaat terecht. Borduur eerst het
applicatiepatroon af en verwijder dan de lijm.
15
Bewerk het kaderpatroon zo dat het past bij
c
het formaat van het applicatiepatroon.
Druk op om de applicatie-instelling te
d
selecteren.
Selecteer met het kaderpatroon
f
en druk vervolgens op .
→ Het kaderpatroon is verwijderd.
Druk op .
e
Druk op en vervolgens op .
g
Ga door met stap j van “Een applicatie
h
maken” om de applicatie af te maken.
16
Kleurvolgorde bij herhaalpatronen
Memo
De naaivolgorde van gecombineerde
randborduurpatronen in het Borduurcombinatiescherm
kan automatisch worden gewijzigd, zodat dezelfde
kleur aan één stuk wordt genaaid in elk patroon dat
wordt herhaald. Zo kunt u doornaaien zonder steeds de
bovendraad te verwisselen of de naaivolgorde
handmatig te wijzigen.
• In gecombineerde steekpatronen die twee of meer
randpatronen of andere patronen gecombineerd
met randpatronen bevatten, wordt alleen de
naaivolgorde van de randpatronen gewijzigd.
• Wanneer u een groep van twee of meer patronen
met randpatronen wordt herhaald, wordt de
naaivolgorde gewijzigd, zodat dezelfde kleur wordt
doorgenaaid in alle patronen.
17
Letterpatronen bewerken
Opmerking
Spatiëring tussen letters verkleinen
In het borduurcombinatiescherm kunt u de spatiëring
tussen letters verkleinen tot 50% van de smalste letter in
de groep.
• Het is niet aan te raden gegevens te bewerken en te
kopiëren naar andere of oudere machines. Andere
machines hebben misschien niet dezelfde functies
en dan kunnen zich problemen voordoen.
• U kunt de spatiëring tussen letters alleen verkleinen
wanneer de letters normaal op een rechte lijn staan.
Gecombineerde patronen scheiden
U kunt gecombineerde patronen scheiden om de
letterspatiëring aan te passen of de patronen
afzonderlijk te bewerken nadat u alle letters hebt
ingevoerd.
Druk op .
a
Druk op en selecteer vervolgens het
b
lettertype.
Combineer de letters en druk vervolgens op
c
.
18
Druk op .
Opmerking
d
Druk op .
e
Selecteer met waar u het patroon
f
wilt scheiden en druk vervolgens op om
het te scheiden. In dit voorbeeld wordt het
patroon gescheiden tussen “T” en “a”.
→ De toets ziet er zo uit: .
• Een gescheiden letterpatroon kunt u niet opnieuw
combineren.
Selecteer met een patroon en pas
g
vervolgens de letterspatiëring aan met
.
19
Druk op .
Opmerking
a
b
h
Kleine/cyrillische lettertypen
selecteren
Er zijn twee kleine lettertypen en twee cyrillische
lettertypen toegevoegd. Voor meer bijzonderheden
over de patronen, zie de Beknopte Bedieningsgids.
In onderstaande procedure wordt beschreven hoe u
patronen selecteert in de borduurcombinatiestand.
Selecteer het gewenste lettertype uit de kleine
c
lettertypen en cyrillische lettertypen op p. 2.
a Kleine lettertypen
b Cyrillische lettertypen
Voer de letters in.
d
Druk op .
a
Druk in het patronenoverzicht op .
b
• Voor optimale resultaten bij het naaien van kleine
lettertypepatronen
- Gebruik een lagere draadspanning dan u gebruikt
bij het borduren van normale ontwerpen
- Naai op een lagere snelheid dan u gebruikt bij het
borduren van normale ontwerpen.
- Gebruik een kleinere draad, bijv. 80 of 100 wt.
20
Info over Instellingenscherm
Memo
a
b
Achtergrondkleur van de
borduurpatronen wijzigen
In het instellingenscherm kunt u de achtergrondkleuren
voor het borduurpatroon en de patroonminiaturen
wijzigen. Naar gelang de patroonkleur selecteert u de
gewenste achtergrondkleur uit de vier beschikbare
instellingen. U kunt verschillende achtergrondkleuren
selecteren voor het borduurpatroon en
patroonminiaturen.
Druk op of .
a
Selecteer met de achtergrondkleur
d
uit de vier beschikbare instellingen (, ,
en ).
Druk op
b
Open p. 6 van het instellingenscherm.
c
.
a Achtergrond borduurpatroon
b Achtergrond patroonminiaturen
Druk op om terug te gaan naar het
e
vorige scherm.
• De instelling blijft geselecteerd zelfs wanneer u de
machine uitschakelt.
21
Schermbewerkingen kunt u uitvoeren
Opmerking
1
2
3
4
2
1
Memo
1
met een USB-muis
Als een USB-muis is aangesloten op de naaimachine,
kunt u hiermee bewerkingen in de schermen uitvoeren.
Bovendien kunt u een USB-hub aansluiten, zodat u
tegelijkertijd een USB-medium en een USB-muis kunt
gebruiken.
■ Klikken op een toets
Wanneer de muis is aangesloten, verschijnt een
aanwijzer op het scherm. Schuif met de muis om de
aanwijzer op de gewenste toets te zetten en klikt op
de linkermuisknop.
• Dubbelklikken heeft geen effect.
a USB-poortaansluiting voor medium
b USB-muis
c USB-hub
d USB-medium
• Sommige soorten muizen kunt u niet gebruiken om
de machine te bedienen. Voor bijzonderheden over
soorten USB-muizen die compatibel zijn, ga naar
http://solutions.brother.com/.
• U kunt op elk moment een USB-muis en een USBhub aansluiten of verwijderen.
• Alleen de linkermuisknop en het muiswiel kunt u
gebruiken om bewerkingen uit te voeren. U kunt
geen andere muisknoppen gebruiken.
• Steek niet twee of meer USB-media in een USBhub. Er wordt slechts één USB-medium herkend.
a Aanwijzer
22
■ Van pagina veranderen
Memo
Draai het muiswiel om door de tabs van de
patroonkeuzeschermen te lopen.
• Als voor extra pagina's is weergegeven,
draait u het muiswiel om de volgende pagina weer
te geven. Klik in of met de
linkermuisknop terwijl de aanwijzer op of
staat om door te gaan naar het volgende deel van
een pagina.
23
■ Borduurpatronen verplaatsen
Memo
In de borduurscherm en het
borduurcombinatiescherm kunt u patronen
verplaatsen door ze naar de gewenste positie te
slepen.
Kies een patroon.
a
Druk op of op om het
b
bewerkscherm weer te geven.
Schuif de muis om de aanwijzer op het
c
gewenste patroon te plaatsen en sleep het
patroon naar de gewenste plaats. Ook kunt u
patronen naar de gewenste plaats slepen door
het scherm aan te raken met uw vinger of de
schermaanraakpen.
• U kunt patronen niet verplaatsen in schermen
waarin niet verschijnt.
• Als u drukt op in het
Borduurcombinatiescherm om een vergroting van
het patroon weer te geven, kunt u het patroon niet
verplaatsen door het te slepen. Druk op in
het scherm om het patroon te verplaatsen.
24
■ Gecombineerde borduurpatronen selecteren
Memo
Memo
Memo
Wanneer patronen zijn gecombineerd in het
Borduurcombinatiescherm, kunt u de patronen
selecteren door erop te klikken. Schuif de muis om
de aanwijzer op het gewenste patroon te plaatsen en
klik vervolgens op de linkermuisknop. Ook kunt u
patronen selecteren door het scherm aan te raken
met uw vinger of de schermaanraakpen.
• Als u een overlappend patroon niet kunt selecteren,
drukt u op in het scherm om het te
selecteren.
Vorm van de aanwijzer wijzigen
wanneer u een USB-muis gebruikt
In het instellingenscherm kunt u de aanwijzervorm
selecteren die verschijnt wanneer een USB-muis wordt
aangesloten. Naar gelang de achtergrondkleur
selecteert u de gewenste vorm uit de drie beschikbare
opties.
• Voor meer informatie over het wijzigen van de
achtergrondkleur, zie “Achtergrondkleur van de
borduurpatronen wijzigen” op pagina 21.
Druk op
a
Open p. 3 van het instellingenscherm.
b
Selecteer met de achtergrondkleur
c
.
uit de drie beschikbare instellingen (,
en ).
Druk op om terug te gaan naar het
d
vorige scherm.
• De instelling blijft geselecteerd zelfs wanneer u de
machine uitschakelt.
25
Rijgsteken voor borduren
Opmerking
Memo
Memo
Druk op om terug te gaan naar het
e
vorige scherm.
Alvorens te borduren kunt u rijgsteken naaien langs de
rand van het patroon. Dit is nuttig om stof te borduren
waaraan u geen steunstof kunt bevestigen met een
strijkbout of met lijm. Door steunstof te bevestigen aan
de stof voorkomt u vervorming of onjuiste uitlijning van
het patroon.
Druk op .
a
Selecteer het patroon en bewerk dit zo nodig.
b
• Maak eerst het bewerken van het patroon af voordat
u de rijginstelling selecteert. Als u het patroon
bewerkt nadat u de rijginstelling hebt geselecteerd,
worden het patroon en de rijgsteken mogelijk onjuist
uitgelijnd. Dan zijn de rijgsteken misschien moeilijk
te verwijderen, nadat het borduurwerk is voltooid.
Druk op en open vervolgens p. 6 van
c
het instellingenscherm.
Met geeft u de afstand tussen patroon
d
en rijgsteken op.
Druk op om de rijginstelling te
f
selecteren.
• Hoe hoger de waarde, des te verder zijn de
rijgsteken verwijderd van het patroon.
• De instelling blijft geselecteerd zelfs wanneer u de
machine uitschakelt.
• Als u de instelling wilt annuleren, drukt u op .
• Als geen patroon is geselecteerd, is de toets grijs en
kunt u deze niet selecteren.
→ De rijgsteken worden toegevoegd aan het begin van
de naaivolgorde.
Druk op om te beginnen met borduren.
g
Als u klaar bent met borduren, verwijdert u
h
de rijgsteken.
26
Info over werken met de spoel
U kunt ontwerpen maken waarbij het oppervlak van de stof een driedimensionaal uiterlijk krijgt, door dikke draad
of lint – te dik om in te rijgen in de naald – op te spoelen en aan de achterkant van de stof te naaien.
Voor het werken met de spoel gebruikt u het speciale spoelhuis (grijs) en het spoelhuisdeksel met lipjes die bij dit
pakket zijn inbegrepen.
Decoratieve steken
Naaisteken
(voor modellen met ingebouwde
decoratieve steken)
Vrij naaien
27
Vereist materiaal
Opmerking
Opmerking
■ Spoelhuis en spoelhuisdeksel
a Spoelhuis (grijs)
Dit spoelhuis is alleen voor het werken met de spoel.
Met het spoelhuis kunt u dikke draad of smal lint
naaien dat u niet door het oog van de naald kunt rijgen.
Op de met “A” aangegeven plaats bevindt zich een
inkeping.
b Spoelhuisdeksel
Aan de achterzijde van het spoelhuisdeksel bevinden
zich lipjes “B”.
Deze lipjes houden de spoel omlaag, zodat deze niet
naar buiten komt wanneer u dikke draad gebruikt.
■ Onderdraad
We raden u de volgende soorten draad aan voor het
werken met de spoel.
■ Bovendraad
Machineborduurgaren (polyestergaren) of
monofilament garen (doorzichtig nylondraad).
Als u niet wilt dat de bovendraad zichtbaar is, raden we
aan doorzichtig nylon monofilament draad of
lichtgewicht polyester draad (50wt. of hoger) van
dezelfde kleur als de onderdraad te gebruiken.
■ Naald
Gebruik een naald die geschikt is voor de bovendraad
en stof die u gebruikt. Voor meer bijzonderheden, zie
de Bedieningshandleiding bij uw machine.
■ Persvoet
Naaisteken of decoratieve steken: monogramvoet “N”
• Als monogramvoet “N” niet is geleverd bij uw
machine, gebruikt u zigzagvoet “J”.
• Wanneer u een patroon naait dat is beschreven in
de bedieningshandleiding van de machine, en
monogramvoet “N” wordt aanbevolen, gebruik dan
deze voet. Anders krijgt u mogelijk niet het
gewenste resultaat.
Borduurdraad of decoratieve draad
nr. 5 of fijner
Flexibel geweven lint (ca. 2 mm
(ca. 5/64 inch) aanbevolen)
Fijn borduurlint (zijde of
zijdeachtig materiaal) (3,5 mm (ca.
1/8 inch) of minder aanbevolen)
* Als u lint gebruikt, raden wij u aan geen draadspanning te
gebruiken. Zie pagina 31 voor meer gedetailleerde instructies.
• Gebruik geen zwaardere draad dan borduurdraad
nr. 5.
• Bepaalde soorten draad zijn mogelijk niet geschikt
voor het werken met de spoel. Naai daarom altijd
enkele steken op een proeflapje voordat u met het
echte werk begint.
Vrij naaien: Gebruik de vrije quiltvoet die is geleverd
bij uw machine. Als u geen vrije quiltvoet hebt, koop er
dan een bij de dichtstbijzijnde erkende dealer.
Vrije quiltvoetVrije open quiltvoet “O”
28
■ Stof
Opmerking
Naai altijd enkele steken op een proeflapje met
dezelfde draad en stof als u voor het echte werk
gebruikt.
• De naairesultaten kunnen worden beïnvloed door
het soort stof dat u gebruikt. Naai altijd eerst enkele
steken op een proeflapje van de stof die u ook voor
het echte werk gebruikt.
Bovendraad inrijgen
Plaats een naald die geschikt is voor de
a
bovendraad en stof die u gebruikt.
Meer bijzonderheden over het installeren van de
naald vindt u in de Bedieningshandleiding.
Bevestig de persvoet.
b
Voor informatie over de te gebruiken persvoet,
zie “Vereist materiaal” op pagina 28.
Meer bijzonderheden over het bevestigen van de
persvoet vindt u in de Bedieningshandleiding.
Rijg de machine in met de bovendraad.
c
Meer bijzonderheden over het inrijgen van de
machine vindt u in de Bedieningshandleiding.
Onderdraad voorbereiden
Als u wilt werken met de spoel, moet u het spoelhuis
vervangen door het speciale spoelhuis voor werken met
de spoel.
Voordat u kunt werken met de spoel, moet u het
spoelhuis en de grijper reinigen.
Verwijder het spoelhuis.
d
a Spoelhuis
Verwijder met het schoonmaakborsteltje dat
e
bij de machine wordt geleverd of een
stofzuiger pluis en stof uit de grijper en daar
omheen.
a Schoonmaakborsteltje
b Grijper
Veeg het spoelhuis (grijs) schoon met een
f
zachte, pluisvrije doek.
Plaats het spoelhuis (grijs) zo dat de S-
g
markering is uitgelijnd met de ●-markering,
zoals hieronder aangegeven.
Zet de naald en de persvoet omhoog en
a
schakel de machine uit.
Verwijder de accessoiretafel.
b
Verwijder het steekplaatdeksel.
c
Meer bijzonderheden over het verwijderen
van het steekplaatdeksel vindt u in de
Bedieningshandleiding.
a Steekplaatdeksel
a S-markering
b ●-markering
29
Opmerking
• U kunt het spoelhuis (grijs) alleen gebruiken om te
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Opmerking
VOORZICHTIG
werken met de spoel, dus niet voor ander naaiwerk.
Na het werken met de spoel raadpleegt u de
stappen in “Onderdraad voorbereiden” om het
spoelhuis (grijs) te verwijderen en te reinigen.
Vervolgens installeert u het standaard spoelhuis
(zwart) opnieuw.
Knip het uiteinde van de draad voorzichtig
i
met een schaar zo dicht mogelijk bij de spoel
af.
a Begin van gewonden draad
• Zorg dat u altijd het spoelhuis (grijs) gebruikt
wanneer u werkt met de spoel. Als u een ander
spoelhuis gebruikt, kan de draad verstrikt raken of
de machine beschadigd raken.
• Controleer of het spoelhuis juist is geplaatst. Als het
spoelhuis niet juist is geplaatst, kan de draad
verstrikt raken of de machine beschadigd raken.
Wind met de hand een decoratieve draad om
h
de spoel. Wanneer u de spoel voor ongeveer
80% heeft opgewonden (zie onderstaande
afbeelding), knipt u de draad af.
• Gebruik de bijgeleverde spoel of een spoel die
specifiek voor deze machine is ontworpen. Het
gebruik van een andere spoel kan leiden tot schade
of letsel.
• Als de draad te ver boven de spoel uitsteekt, kan de
draad verstrikt raken of de naald breken.
Plaats de spoel met gewonden draad.
j
Of er spanning moet worden gebruikt voor de
onderdraad, hangt af van het soort draad dat u
gebruikt.
Ware grootte
11,5 mm
(ca.
7/16 inch)
Dit modelAndere modellen
• Wind de draad langzaam en gelijkmatig om de
spoel.
• Wind de spoel strak op zonder dat de draad
gedraaid raakt. Dan krijgt u het beste resultaat.
30
■ Wanneer u spanning gebruikt voor de
VOORZICHTIG
onderdraad
Plaats de spoel zo in het spoelhuis dat de draad vanaf
de linkerkant afwikkelt.
Leid de draad vervolgens zorgvuldig door de
spanningsveer zoals hieronder aangegeven.
a Spanningsveer
■ Wanneer u geen spanning gebruikt voor de
onderdraad
Als de onderdraad in het proeflapje te strak is, en het
niet helpt om de spoelhuisspanning aan te passen
(*zoals beschreven in “Onderdraadspanning
aanpassen” op pagina 36), leid de draad dan niet door
de spanningsveer.
Houd de spoel vast met uw linkerhand zodat de draad
vanaf de rechterkant afwikkelt en houd het uiteinde van
de draad vast met uw rechterhand.
• Zorg er bij het winden van de spoel voor dat de
draad niet rafelt. Wanneer u een gerafelde draad
gebruikt, kan de draad vastlopen in de
spanningsveer van het spoelhuis, de draad verstrikt
raken of de machine beschadigd raken.
• Leid de onderdraad niet door de groef in het
steekplaatdeksel, want dan wordt de onderdraad
mogelijk niet juist ingeregen.
Trek ca. 8 cm (ca. 3 inch) onderdraad uit.
k
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes
l
vast en draai vervolgens het handwiel naar u
toe (tegen de klok in) totdat de markering op
het handwiel midden boven staat.
31
Trek zachtjes aan de bovendraad om de
VOORZICHTIG
Opmerking
Opmerking
m
onderdraad door de steekplaat te trekken.
→ Een lus van de onderdraad komt door de opening in
de steekplaat naar buiten.
Steek een pincet door de lus van de
n
onderdraad en trek de onderdraad boven de
steekplaat.
Lijn de bovendraad en onderdraad uit en trek
o
vervolgens ca. 10 cm (ca. 4 inch) van de
draden uit en leid ze onder de persvoet naar
de achterkant van de machine.
Installeer de steekplaat en het
p
spoelhuisdeksel.
Meer bijzonderheden over het installeren van het
steekplaatdeksel vindt u in de
Bedieningshandleiding.
a Steekplaatdeksel
b Spoelhuisdeksel
• Gebruik het spoelhuisdeksel met lipjes wanneer u
werkt met de spoel, anders kan de draad verstrikt
raken of de naald breken.
• Zorg er bij het plaatsen van het steekplaatdeksel
voor dat de draad niet vast komt te zitten.
Installeer de accessoiretafel.
q
• Zorg bij het plaatsen van de accessoiretafel dat de
draad niet vast komt te zitten.
• Wanneer u de onderdraad vervangt door een
nieuwe, herhaal dan de procedure uit a op
“Onderdraad voorbereiden”, anders wordt de
onderdraad niet juist ingeregen.
→ Hiermee is het inrijgen van de boven- en
onderdraad voltooid.
32
Werken met de spoel
Opmerking
Opmerking
Stof plaatsen en naaien
• Naai enkele proefsteken met dezelfde stof en draad
als het naaiproject om de naairesultaten te
controleren.
• De onderdraad kan verstrikt raken afhankelijk van
het soort patroon en draad dat u gebruikt. Aangezien
de naald hierdoor kan breken, moet u onmiddellijk
stoppen met naaien wanneer dit gebeurt. Schakel de
machine uit en knip de verstrikte draad af met een
schaar. Reinig vervolgens de grijper en het spoelhuis
zoals beschreven in “Onderdraad voorbereiden” op
pagina 29.
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
e
in) om de naald door het gepriemde gat te
leiden. Plaats de bovendraad boven de
persvoet en houd de draad losjes vast terwijl u
de persvoet omlaag zet.
Plaats een lichte wegneembare steunstof op
a
de achterkant van de stof.
Maak met een priem een gat in de stof bij het
b
begin van het stiksel zodat u de onderdraad
door de stof kunt voeren.
Zet de persvoet omhoog met de
c
persvoethendel.
Plaats de stof met steunstof onder de persvoet
d
met de achterkant naar boven.
a Gepriemd gat
b Bovendraad boven persvoet
Terwijl u zachtjes aan de bovendraad trekt,
f
draait u het handwiel naar u toe (tegen de
klok in) zodat de markering op het handwiel
midden boven staat.
→ Door het gat in de stof komt een lus van de
onderdraad omhoog.
Zet de persvoethendel omhoog, trek
g
vervolgens met een pincet de onderdraad
naar boven en breng het uiteinde van de
draad naar de bovenkant van de stof.
a Achterkant van de stof
b Steunstof op achterkant van de stof
• Trek aan de draad terwijl u de stof vasthoudt zodat
deze niet verschuift.
33
Lijn de bovendraad en de onderdraad uit en
Memo
Memo
VOORZICHTIG
Opmerking
Opmerking
h
leid deze vervolgens onder de persvoet naar
de achterkant van de machine.
Schakel de machine in.
i
Selecteer een steek.
j
• Voor een optimaal resultaat selecteert u een langere
steeklengte en bredere steekbreedte. Naar gelang
de geselecteerde steek is het misschien niet
mogelijk om de instellingen voor steeklengte en
steekbreedte te wijzigen. Meer bijzonderheden over
het aanpassen van de steeklengte en steekbreedte
vindt u in de Bedieningshandleiding van de
machine.
• Afhankelijk van de stof worden de steken mogelijk te
dicht op elkaar genaaid. We adviseren u een
eenvoudige steek te selecteren en enkele
proefsteken te naaien om het naairesultaat te
controleren.
Houd de draden aan de achterkant van de
m
machine losjes vast, draai het handwiel om de
naald opnieuw door het gepriemde gat te
leiden en zet vervolgens de persvoethendel
omlaag.
Selecteer een lage snelheid, houd de draden
n
losjes achter de persvoet en begin met naaien.
U kunt de draden loslaten nadat u enkele
steken hebt genaaid.
Voorbeelden van eenvoudige steken:, ,
Pas de bovendraadspanning aan.
k
Meer bijzonderheden over het aanpassen van de
bovendraadspanning vindt u in de
Bedieningshandleiding van de machine.
We adviseren een hogere bovendraadspanning dan
de standaardinstelling.
Als uw machine is uitgerust met de functies
l
automatisch draadknippen en automatische
achteruit/verstevigingssteken, zorg dan dat de
beide functies zijn uitgeschakeld.
• Zorg dat automatisch draadknippen is uitgeschakeld
voordat u gaat naaien. Als u gaat naaien terwijl
automatisch draadknippen is ingeschakeld, kan de
draad verstrikt raken of de machine beschadigd
raken.
• Controleer voordat u gaat naaien of er voldoende
draad in de spoel zit.
Wanneer u het eind van het stikgebied
o
bereikt, stopt u de machine.
• Naai geen verstevigingssteken/achteruitsteken aan
het eind van het stiksel, anders kunnen de draden
verstrikt raken of kan de naald breken. Bovendien is
het moeilijk om de onderdraad omhoog te trekken
naar de achterkant van de stof.
Zet de naald en persvoethendel omhoog.
p
34
Knip de draden met een schaar af en laat
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Opmerking
Opmerking
q
hierbij ongeveer 10 cm (ca. 4 inch) draad aan
de uiteinden over.
Knoop aan de achterkant van de stof de
b
bovendraad en de onderdraad met de hand
aan elkaar en knip overtollige draden af met
een schaar.
a 10 cm (ca. 4 inch)
• Naai geen achteruit/verstevigingssteken en gebruik
niet de “Draadkniptoets” (als de machine daarmee is
uitgerust) aan het eind van het stiksel. Anders is het
moeilijk om de onderdraad naar de achterkant van
de stof te trekken. Bovendien kunnen de draden
verward raken of kan de naald breken en mogelijk
schade veroorzaken aan de machine.
Draaduiteinden afwerken
Aan het eind van het stiksel trekt u het
a
uiteinde van de onderdraad omhoog naar de
achterkant van de stof.
a Achterkant van de stof
b Voorkant van de stof
• Breng een druppeltje textiellijm aan op de knoopjes
om te voorkomen dat de draden losraken.
Als u niet de gewenste resultaten behaalt,
c
kunt u de spanning van de onderdraad en van
de bovendraad aanpassen en het stiksel
vervolgens opnieuw naaien.
Meer bijzonderheden vindt u in “Draadspanning
aanpassen” op pagina 36.
Vrij werken met de spoel
• Voor vrij werken met de spoel, zie de aanwijzingen
voor “Werken met de spoel” vanaf pagina 33.
• Gebruik de quiltvoet die is geleverd bij uw machine.
Als u geen quiltvoet hebt, koop er dan een bij de
dichtstbijzijnde erkende dealer. Voor
bijzonderheden over het gebruik van de quiltvoet,
zie de Bedieningshandleiding die is geleverd bij uw
machine of bij de persvoet.
a Achterkant van de stof
b Onderdraad
• Als het moeilijk is om de onderdraad naar boven te
trekken, gebruikt u een borduurnaald om de draad
omhoog te trekken naar de achterkant van de stof.
U kunt ook een priem gebruiken om de onderdraad
naar boven te trekken.
Desgewenst kunt u een sjabloon gebruiken of uw
ontwerp om de steunstof tekenen om gemakkelijk te
kunnen naaien. Uw steken met uw decoratieve draad
zitten op de onderkant van uw stof, en de steunstof op
de achterkant van uw stof.
Druk het gewenste sjabloon af.
a
• Druk het sjabloon af in de oorspronkelijke
afmetingen. Als u een vergroot sjabloon gebruikt,
kan de onderdraad tijdens het naaien op raken.
35
Bevestig de steunstof aan de achterkant van
Opmerking
Opmerking
b
de stof.
Plaats overtrekpapier (in de winkel
c
verkrijgbaar) op de steunstof, en daarop het
papier waarop het sjabloon is afgedrukt. Trek
het ontwerp over met een potlood.
a Sjabloon
b Overtrekpapier
c Steunstof op achterkant van de stof
a Draai niet aan de kruiskopschroef (+).
b Aanpassen met de kleine schroevendraaier.
Als u de onderdraadspanning wilt verhogen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° met de klok mee.
Als u de onderdraadspanning wilt verlagen, draait u de
sleufschroef (–) 30° tot 45° tegen de klok in.
• Sommige sjablonen hebben pijlen om u de
naairichting te laten zien. Trek ook de pijlen over als
u het ontwerp overtrekt.
Als u het ontwerp hebt overgetrokken op de
d
steunstof, plaatst u de stof onder een vrije
persvoet op de machine. Vervolgens naait u
het ontwerp.
Draadspanning aanpassen
Nadat u een proeflapje hebt genaaid en de
naairesultaten hebt gecontroleerd, past u zo nodig de
draadspanningen aan. Nadat u de spanningen hebt
aangepast, naait u opnieuw enkele proefsteken om de
naairesultaten te controleren.
■ Bovendraadspanning aanpassen
We adviseren een hogere bovendraadspanning dan de
standaardinstelling.
Uitvoerige aanwijzingen vindt u in de
Bedieningshandleiding van de machine.
■ Onderdraadspanning aanpassen
Als u niet de gewenste resultaten behaalt nadat u de
bovendraadspanning hebt aangepast, kunt u de
onderdraadspanning aanpassen. U kunt de
onderdraadspanning aanpassen door de
sleufkopschroef (–) op het spoelhuis (grijs) te draaien
voor werken met de spoel.
• Wanneer u de schroef op het spoelhuis (grijs) draait,
wordt de veerplaat mogelijk omhoog geduwd, zoals
hieronder aangegeven.
Duw dan de veerplaat met de schroevendraaier
zachtjes naar beneden zodat het onder het
bovenvlak van het spoelhuis (grijs) valt. Plaats
vervolgens het spoelhuis in de machine.
a Veerplaat
36
VOORZICHTIG
• Draai NIET aan de kruiskopschroef (+) van het
Opmerking
VOORZICHTIG
spoelhuis (grijs). Hierdoor kan het spoelhuis
beschadigd raken, waardoor het onbruikbaar
wordt.
• Gebruik geen kracht als de sleufschroef (-) moeilijk
draait. Door de schroef te veel te draaien of te veel
kracht te zetten (in welke richting dan ook) kunt u
het spoelhuis beschadigen. Als het spoelhuis is
beschadigd, is de spanning mogelijk onjuist.
• Als de onderdraadspanning hoog is, kan de draad
niet door de spanningsveer worden geleid wanneer
u de spoel in het spoelhuis plaatst. (Zie “Wanneer u
geen spanning gebruikt voor de onderdraad” op
pagina 31.)
Probleemoplossing
Hieronder worden verschillende oplossingen voor
kleinere problemen beschreven. Als u het probleem
niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de
dichtstbijzijnde erkende dealer.
Verwijder de spoel en houd deze vervolgens
b
aan de linkerkant van de machine.
Zet de persvoet omlaag.
c
Druk opnieuw op de “Draadkniptoets” en
d
trek de draad vervolgens naar links naar
buiten terwijl de draadafsnijder in werking is.
■ De draad is per ongeluk automatisch
afgeknipt en de onderdraad is vastgeraakt in
de machine (alleen voor machines die zijn
uitgerust met de functie automatisch
draadknippen)
Knip de draad vlak bij de stof af boven de
a
steekplaat en verwijder de stof vervolgens.
a Draad
• Trek niet te hard aan de draad, anders kan de
machine beschadigd raken.
■ Het patroon is scheefgetrokken
Zie “Draadspanning aanpassen” en verhoog de
bovendraadspanning. Als het patroon nog steeds is
scheefgetrokken, verlaagt u de onderdraadspanning.
Voorbeeld: decoratieve steek
a Juiste spanning
b De bovendraadspanning is te laag of de
onderdraadspanning is te hoog.
■ De onderdraad loopt vast in de
spanningsveer van het spoelhuis
Naai zonder spanning te gebruiken voor de
onderdraad. (Zie “Wanneer u geen spanning gebruikt
voor de onderdraad” op pagina 31.)
37
Dutch
882-S96
XF0893-001
Printed in Taiwan
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.