Uw projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsnormen voor ITapparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze
handleiding en op het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1.Lees deze handleiding
aandachtig door voordat u de
projector gebruikt. Bewaar de
handleiding voor toekomstig gebruik.
2.Kijk tijdens het gebruik niet
direct in de lens van de
projector. De sterke lichtstraal kan
uw ogen beschadigen.
4.Zorg er altijd voor dat de
lenssluiter is geopend of dat de
lensdop is verwijderd wanneer
de projectorlamp brandt.
5.In sommige landen is de lijnspanning
NIET stabiel. In sommige landen is de
netspanning ongelijkmatig. Hoewel
deze projector normaal werkt bij een
netspanning van 100 tot 240 V
(wisselstroom), kan het apparaat
uitvallen wanneer zich een
stroomstoring of een spanningspiek
van ±10 V voordoet. In gebieden
waar dit risico hoog is, is het
raadzaam de projector aan te
sluiten op een
spanningsstabilisator,
piekbeveiliging of UPS-systeem
(Uninterruptible Power Supply).
3.Laat reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden
over aan een bevoegd technicus.
6.Plaats geen voorwerpen voor de
projectielens als de projector wordt
gebruikt. Deze voorwerpen kunnen
oververhitten of vervormen of
kunnen zelfs brand veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsinstructies 3
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7.De lamp wordt erg heet tijdens het
gebruik. Laat de projector ongeveer
45 minuten afkoelen voordat u de
lamp vervangt.
8.Gebruik de lamp niet langer dan de
voorgeschreven levensduur. Als u
de lamp toch langer gebruikt, kan
deze in zeldzame gevallen breken.
9.Zorg dat de stekker van de
projector uit het stopcontact is
verwijderd voordat u de lamp of
elektronische onderdelen vervangt.
10. Plaats dit product niet op een
onstabiel wagentje, een onstabiele
standaard of een wankele tafel. Het
product kan dan vallen en ernstig
worden beschadigd.
11. Probeer deze projector niet zelf te
demonteren. De onderdelen in het
apparaat staan onder hoge spanning
die levensgevaarlijk is als u ze
aanraakt. Het enige onderdeel dat u
zelf mag vervangen, is de lamp die
een afneembare afdekking heeft.
U mag nooit andere afdekkingen
losmaken of verwijderen. Laat
reparaties uitsluitend over aan
gekwalificeerde professionele
reparateurs.
12. Wanneer u de projector gebruikt, is
het mogelijk dat u warme lucht en
een bepaalde geur opmerkt bij het
ventilatierooster. Dit is een normaal
verschijnsel en geen defect.
Belangrijke veiligheidsinstructies4
3000 m
(10000 voet)
0 m
(0 voet)
Veiligheidsinstructies (vervolg)
13. Plaats de projector niet in de volgende
omgevingen.
- Slecht geventileerde of ingesloten
ruimtes. Zorg dat de projector minstens
50 cm van de muur staat en zorg voor
voldoende ruimte voor de luchtstroom
rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem
hoog kan oplopen, zoals in een auto met
gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen
die optische componenten mogelijk
aantasten. Dit verkort de levensduur van
de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur
van meer dan 40°C / 104°F.
- Plaatsen die hoger liggen dan 3000 m
(10000 voet).
14. Blokkeer de ventilatieopeningen niet.
- Plaats deze projector niet op een deken,
beddengoed of op een ander zacht
oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek
of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de
buurt van de projector.
Als de ventilatieopeningen ernstig
wordt gehinderd, kan er door
oververhitting in de projector brand
ontstaan.
15. Plaats de projector tijdens gebruik
altijd op een vlak, horizontaal
oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als
deze gekanteld staat in een hoek van
meer dan 10 graden (links naar rechts) of
in een hoek van meer dan 15 graden
(voor naar achter). Als u de projector
gebruikt wanneer deze niet volledig
horizontaal staat, werkt deze mogelijk
niet optimaal of kan de lamp beschadigd
raken.
Belangrijke veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Plaats de projector niet verticaal. De
projector kan dan vallen en letsel
veroorzaken of beschadigd raken.
17. Ga niet op projector staan of leg er
geen voorwerpen op. Dit kan niet
alleen schade aan de projector
veroorzaken, maar kan ook leiden tot
ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt
van of op de projector. Als er vloeistof
in de projector wordt gemorst, werkt
deze mogelijk niet meer. Als de
projector nat wordt, moet u de
stekker uit het stopcontact trekken en
de projector laten controleren door
een BenQ-onderhoudstechnicus.
19. Dit product kan beelden omgekeerd
weergeven, zodat plafondmontage
mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset
van BenQ en controleer of de
projector stevig vastzit.
Belangrijke veiligheidsinstructies6
Inleiding
Kenmerken van de projector
Dit model is een van de beste projectoren die ter wereld verkrijgbaar zijn. U kunt van de
beste videokwaliteit genieten met verschillende apparaten zoals een pc, laptop, dvd en vcr,
en zelfs een documentcamera, om alle mogelijkheden tot leven te brengen.
De projector heeft de volgende kenmerken.
• SmartEco™ start uw dynamische energiebesparing
• LAN-scherm voor netwerkbediening en webserver
• LAN-scherm 4-1 (maximum 4PC/ NB-scherm naar 1 projector)
• Extern-bureaubladfunctie voor LAN en USB-scherm 1-M (maximaal 1PC/NB kan tot 8
projectors tegelijk weergeven)
• USB-scherm ondersteunt computerverbinding via USB mini-kabeltype USB-A/USB-B
• USB Reader ondersteunt USB-flashdrive of HDD-weergave
• Variabele audiosignaaluitgang
• Microfooningang met grote luidspreker (20 W x1) kan een besparing opleveren op
bijkomende audiosystemen voor scholen
• Wandkleurcorrectie waarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met
verschillende vooraf gedefinieerde kleuren
• Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal
• Selecteerbare functie voor wachtwoordbeveiliging
• 3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur
• Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen
• Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties
• Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
• Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren
• Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
• Projectielamp van hoge sterkte
• Meertalige schermmenu's (OSD)
• Compatibel met component HDTV (YP
• Minder dan 0,5 W stroomverbruik in stand-bymodus
• WXGA (MW767), perfect voor breedscherm NB en pc, en biedt 30% meer beelden
dan XGA
• Optionele PointDraw™ interactieve pen en documentcamera om uw leerervaring te
verbeteren.
bPr)
• De schijnbare helderheid van het geprojecteerde beeld zal verschillen afhankelijk van de
omgevingsbelichting en de contrast-/helderheidsinstellingen van het geselecteerde
ingangssignaal, en is in verhouding met de projectie-afstand.
• De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en kan verschillen volgens de
specificaties van de fabrikant. Dit is normaal.
Inleiding7
Inhoud van de verpakking
Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of
meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.
Standaardaccessoires
De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van de
afbeeldingen.
*De garantiekaart wordt slechts in bepaalde specifieke regio’s geleverd. Raadpleeg uw verkoper
voor gedetailleerde informatie.
MX766/MW767 projectorMX822ST projector
Afstandsbediening met batterijenNetsnoer (2,9 m voor MX822ST)
VGA-kabelSnelgids
CD met gebruikershandleidingGarantiekaart*
Inleiding8
Optionele accessoires
1.Reservelampset
2.Plafondmontageset
3.Draadloze BenQ-dongle
4.PointDraw-pen
5.Wandmontageset
6.Documentcamera
* De PointDraw pen is niet wereldwijd leverbaar. Neem contact op met uw handelaar als u
er een wilt kopen.
Inleiding9
Buitenkant van de projector
Voorkant/bovenkant
(MX766/MW767)
9
8
1
2
4
6
10
5
3
7
(MX822ST)
9
3
1
2
4
6
5
7
10
1.Extern bedieningspaneel
(Zie"Projector" op pagina 12 voor
details.)
16. RGB (PC)/Component video
(YPbPr/ YCbCr) signaalingang
17. HDMI-ingang
18. RS-232-besturingspoort
19. Aansluiting USB-type B
20. Aansluiting USB-type A
21. RJ45 LAN-ingang
22. IR-sensor afstandsbediening
achteraan
23. Afstelvoet achteraan
24. Aansluiting USB mini-type B
25. Sleuf voor Kensington-antidiefstalslot
26. Gaten voor plafondmontage
27. 12 V gelijkstroomuitgang Wordt
gebruikt voor het activeren van
externe apparaten zoals een
elektrisch scherm of lichtregeling,
enz. Raadpleeg uw dealer voor het
aansluiten van deze apparaten.
28. Video-ingang
29. Ingang wisselstroomkabel
30. Audio-ingang (L/R)
31. Microfooningang
Inleiding11
Bedieningselementen en functies
7
6
5
2
8
3
9
10
1
3
4
2
Projector
6.AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimings bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 30
voor details.
I
I
7.Voeding/Voedingsindicator
(POWER)
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Zie "De projector
opstarten" op pagina 29 voor details.
Licht op of knippert als de projector
1.MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het OSD-menu in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige OSDmenu en slaat u de menu-instellingen op.
2.Keystone/pijltoetsen (/ Omhoog,
/Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 32 voor
details.
3.Volume /pijltoetsen (/links, /
rechts)
Regelt het volume.
Indien het On-Screen Display (OSD) menu
is geactiveerd, worden de toetsen #2 en #3
gebruikt als richtingspijlen om de gewenste
menu-items te selecteren en aanpassen aan
te brengen. Zie "De menu's gebruiken" op
pagina 33 voor details.
4.MODE/ENTER
Selecteert een beschikbare
beeldinstellingsmodus. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39 voor
details.
Activeert het geselecteerde item van het
OSD-menu. Zie "De menu's gebruiken" op
pagina 33 voor details.
5.ECO BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 44 voor details.
wordt gebruikt. Zie "Indicators" op
pagina 93 voor details.
8.TEMPeratuurindicatorlichtje
Licht rood op als de temperatuur van de
projector te hoog wordt. Zie "Indicators"
op pagina 93 voor details.
9.LAMP-indicatorlichtje
Geeft de status van de lamp aan. Licht op
of knippert wanneer er een probleem is
met de lamp. Zie "Indicators" op pagina
93 voor details.
10. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 36 voor details.
Inleiding12
De projector monteren
Wij willen u het gebruik van uw BenQ-projector zo aangenaam mogelijk maken.
Daarom vestigen wij uw aandacht op deze veiligheidskwestie om mogelijk lichamelijk
letsel of materiële schade te voorkomen.
Als u de projector aan het plaofond of de muur wilt monteren, raden wij u sterk aan
een geschikte plafond- of wandmontageset voor de BenQ-projector te gebruiken.
Zorg ervoor dat deze set stevig en veilig is geïnstalleerd.
Als u een montageset gebruikt voor een projector die niet van het merk BenQ is,
bestaat een veiligheidsrisico dat de projector van het plafond of de muur valt door
een slechte bevestiging door het gebruik van de verkeerde diepte of van de
verkeerde lengte schroeven.
U kunt de plafond- of wandmontageset voor de BenQ-projector aanschaffen bij de
leverancier van uw BenQ-projector. BenQ raadt u aan ook een afzonderlijke met
Kensington-slot-compatibele beveiligingskabel aan te schaffen en deze stevig te
bevestigen op de sleuf van het Kensington-slot en de voet van de montagebeugel.
Deze zal een tweede beveiliging bieden voor het vasthouden van de projector in het
geval de bevestiging op de montagebeugel zou loskomen.
Inleiding13
Afstandsbediening
9
19
5
10
24
23
1
2
3
4
6
7
8
5
11
12
13
14
15
16
17
18
6
20
21
22
1.ON
Schakelt de projector in. Zie "De projector
opstarten" op pagina 29 voor details.
2.COMPUTER 1/COMPUTER 2
Geeft RGB (PC)/Component video (YPbPr/
YCbCr) signaal weer.
3.S-VIDEO
Geeft S-videosignaal weer.
4.MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het OSD-menu in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige OSDmenu en slaat u de menu-instellingen op.
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 33
voor details.
5.Keystone/pijltoetsen (/ omhoog,
/omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de
vervormde beelden die door de
projectiehoek worden veroorzaakt. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 32 voor
details.
6.Volume /pijltoetsen (/links, /
rechts)
Regelt het volume.
Indien het On-Screen Display (OSD)
menu is geactiveerd, worden de toetsen
#5 en #6 gebruikt als richtingspijlen om
de gewenste menu-items te selecteren
en aanpassen aan te brengen. Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 33 voor
details.
7.MODE/ENTER
Selecteert een beschikbare
beeldinstellingsmodus. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39
voor details.
Activeert het geselecteerde item van het
Toont het item van het OSD-menu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 33
voor details.
8.ECO BLANK
Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 44 voor details.
9.PAGE + / -
Pijlen Pagina omhoog/omlaag wanneer
aangesloten via USB op een pc. Zie
"Externe oproepbewerkingen" op pagina
44 voor details.
10. ZOOM + / -
Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld. Zie "Vergroten en
details zoeken" op pagina 37 voor details.
11. FREEZE
Bevriest het geprojecteerde beeld. Zie
"Het beeld stilzetten" op pagina 44 voor
details.
12. NETWORK SETTING
Schakelt het OSD-menu voor
netwerkinstellingen in.
13. TEST
Geeft het testpatroon weer. Zie "Het
ingebouwde testpatroon gebruiken" op
pagina 31 voor details.
14. OFF
Schakelt de projector uit. Zie "De
projector uitschakelen" op pagina 70
voor details
Inleiding14
15. VIDEO
Geeft videosignaal weer.
16. HDMI
Geeft HDMI-signaal weer.
17. NETWORK
Schakelt de netwerkmodus in.
18. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimings bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 30 voor
details.
19. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 36 voor details.
20. LASER
Geeft een zichtbare laserstraal uit voor
presentatiedoeleinden.
21. MIC/VOL + / -
Regelt het volume van de microfoon. Zie
"Het volume van de microfoon regelen"
op pagina 46 voor details.
22. MUTE
Schakelt de audio van de projector in en
uit. Zie "Het geluid dempen" op pagina 45
voor details.
23. ASPECT
Selecteert de beeldverhouding. Zie "De
beeldverhouding selecteren" op pagina 38
voor details.
24. SmartEco
Toont de selectiebalk voor de
lampmodus (Normaal/Economisch/
SmartEco).
De laseraanwijzer bedienen
De laseraanwijzer is een
hulpmiddel voor professionele
sprekers. Het straalt een rood
licht uit als u erop drukt en het
indicatorlichtje brandt rood.
De laserstraal is zichtbaar. U moet
de LASER ingedrukt houden
voor een continue werking.
Kijk niet in de laserstraal of richt de
laserstraal niet op uzelf of op anderen.
Lees de waarschuwingen achteraan op
de afstandsbediening voordat u deze
gebruikt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders
dienen zich bewust te zijn van de gevaren van
laserenergie en deze afstandsbediening uit de
buurt van kinderen te houden.
Inleiding15
De IR-sensor (infrarood) van de afstandsbediening bevindt zich op de voorkant van de
O
n
g
e
v
e
e
r
2
2
,
5
º
O
n
g
e
v
e
e
r
2
2
,
5
º
projector. Houd de afstandsbediening in een hoek van maximaal 22,5 graden ten opzichte
van de IR-sensor van de afstandsbediening op de projector voor een correcte werking. De
afstand tussen de afstandsbediening en de sensor mag niet meer dan 8 meter (~26 voet)
bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de
projector blokkeert.
• De projector bedienen vanaf de voorzijde • De projector bedienen vanaf de achterzijde
De batterij van de afstandsbediening vervangen
1.Om het batterijvak te openen, draait u de afstandsbediening om, drukt u op het lipje
op het deksel en schuift u het in de richting van de pijl, zoals in de afbeelding. Het
deksel schuift eraf.
2.Verwijder waar nodig de oude batterijen en plaats twee AAA-batterijen. Let daarbij
op de polariteit zoals aangegeven op de onderkant van het batterijvak. Positief (+)
past op positief en negatief (-) past op negatief.
3.Plaats het deksel terug door het uit te lijnen op de voet en dit opnieuw omlaag te
schuiven in zijn positie. Stop als het deksel op zijn plaats klikt.
• Vermijd hoge temperaturen en vochtigheid.
• De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct vervangt.
• Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door
de fabrikant aanbevolen.
• Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
• Gooi een batterij nooit in vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
• Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt.
Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de
batterij.
Inleiding16
De projector positioneren
Een locatie kiezen
De geschikte locatie wordt bepaald door de indeling van de ruimte en uw persoonlijke
voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van
een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1.Tafel voor
Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling en
draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2.Plafond voor
Selecteer deze instelling als u de projector ondersteboven
aan het plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector aan het plafond wilt bevestigen, kunt u
het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw
leverancier kopen.
Stel Plafond voor in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is
ingeschakeld.
3.Tafel achter
Selecteer deze locatie als u de projector op de vloer en
achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor projectie
achteraan vereist.
Stel Tafel achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is
ingeschakeld.
4.Plafond achter
Selecteer deze locatie als u de projector ondersteboven
aan het plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor
projectie achter en de plafondmontageset van BenQ
vereist.
Stel Plafond achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is
ingeschakeld.
De projector positioneren17
De gewenste beeldgrootte van de projectie
instellen
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstelling (indien
beschikbaar) en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het
geprojecteerde beeld bepalen.
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel)
en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo
voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u
op oppervlakken met hoeken projecteert).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld
in een hoek licht omlaag wordt geprojecteerd.
Op het schema op pagina 19 ziet u dat dit type projectie de onderste rand van het
geprojecteerde beeld verticaal verschuift ten opzichte van het horizontale vlak van de
projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook
de verticale verschuiving verhoogt verhoudingsgewijs.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden
met de grootte van het geprojecteerde beeld en met de afmeting van de verticale
verschuiving. Deze zijn beide in verhouding met de projectie-afstand.
BenQ heeft een tabel voorzien met beeldschermformaten om u te helpen bij het bepalen
van de ideale locatie voor uw projector. U dient rekening te houden met de loodrechte
horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale
verschuivingshoogte van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm
(verschuiving).
De projector positioneren18
Projectie-afmetingen
Zie "Afmetingen" op pagina 97 voor de lensmiddenafmetingen van deze projector voordat
u de geschikte positie berekent.
Als u de MP766 bijvoorbeeld met een 150" scherm gebruikt, is de gemiddelde
projectieafstand 7,14 m en is er een verticale verschuiving van 34,3 cm.
Als u bijvoorbeeld de MX766 gebruikt en de gemeten projectie-afstand bijvoorbeeld 4,0 m
(400 cm) is, is 3,79 m in de kolom "Afstand van scherm (m)" de waarde die het dichtst
aanleunt bij uw afstand. Als in in deze rij kijkt, ziet u dat een 80" scherm (ongeveer 2
meter) is vereist.
Als u bijvoorbeeld een 120" scherm gebruikt, is de gemiddelde projectieafstand 1,53 m en
is er een verticale verschuiving van 27 cm.
Als de gemeten projectie-afstand bijvoorbeeld 2,0 m (200 cm) is, is 1,91 m in de kolom
"Afstand van scherm (m)" de waarde die het dichtst aanleunt bij uw afstand. Als in in deze
rij kijkt, ziet u dat een 150" (ongeveer 4 meter) scherm vereist is.
Alle afmetingen zijn benaderingen; deze kunnen afwijken van de eigenlijke maten. BenQ beveelt
bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand eerst ter
plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische
eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die
het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
De projector positioneren20
Aansluitingen
Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1.Schakel alle apparatuur uit voordat u aansluitingen maakt.
2.Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3.Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
• Niet alle kabels die in de onderstaande aansluitingen zijn weergegeven, zijn bij de projector
geleverd (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 8). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij
elektronicawinkels.
• Zie pagina's 23-27 voor details over de aansluitingsmethoden.
De projector kan worden aangesloten op IBM®-compatibele en Macintosh®-computers.
Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter nodig.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met VGA):
1.Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub-uitgang van
de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de VGA-kabel aan op de COMPUTER 1- of COMPUTER 2-signaalingang op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van de computer en het andere uiteinde op de AUDIO-stekker van de projector.
Wanneer u een audio-uitgangssignaal van een computer verbindt, moet u de
volumeregelingsbalk instellen om optimale geluidseffecten te verkrijgen.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 73 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO OUT-stekker
wordt aangesloten.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met USB):
1.Neem een kabel van USB mini-type B of USB-type A en sluit het ene uiteinde aan op
de aansluiting type A van de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de MINI-B-aansluiting op de projector.
• Het kan een paar seconden duren om het scherm weer te geven bij de eerste keer insteken.
• Als het scherm van de computer niet geprojecteerd wordt, gaat u naar "Mijn computer",
zoek naar de naam van de projector (hetzelfde als bij gebruik van een USB-stick) en
dubbelklik daarop.
• De projectiesnelheid is afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met LAN):
1.Neem een RJ45-kabel en sluit het ene uiteinde van de LAN-ingang van de projector
aan op het andere uiteinde van de RJ45-poort.
2.Zorg ervoor dat uw computer ook op een internetkabel is aangesloten. Maakt met
Q Presenter een verbinding met het netwerkscherm en breng de inhoud van het
bureaublad van de host-pc over via een lokale netwerkverbinding. Zie "Beeld
weergeven met Q Presenter" op pagina 59 voor details.
Gebruik de RJ45-kabel niet om de projector met uw computer te verbinden. Omdat deze
verbinding een IP-router vergt.
Aansluitingen23
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met HDMI):
1.Neem een HDMI-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de HDMI-aansluiting van de
computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel van de HDMI-uitgang aan op de projector.
• Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een
projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de
externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/
LCD of de functietoets met een monitorsymbool op de notebook. Druk tegelijk op FN en
een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over
mogelijke toetsencombinaties.
• De overdrachtsnelheid en beeldkwaliteit zullen afhangen van de bandbreedte van het lokale
netwerk en de status van het netwerkgebruik.
Een beeldscherm aansluiten
Als u een close-up van uw presentatie zowel op een monitor als op het scherm wilt
weergeven, kunt u de MONITOR OUT-signaaluitgang op de projector aansluiten op een
externe monitor volgens de onderstaande instructies:
De projector op een beeldscherm aansluiten:
1.Sluit de projector aan een computer zoals beschreven in "Een computer aansluiten"
op pagina 23.
2.Neem een geschikte VGA-kabel (slechts één bijgeleverd) en sluit het ene uiteinde van
de kabel aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.
Als uw monitor is uitgerust met een DVI-ingang, kunt u een VGA-naar-DVI-A-kabel
nemen en het DVI-uiteinde van de kabel aansluiten op de DVI-ingang van de
videomonitor.
3.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de MONITOR OUT-aansluiting op de
projector.
• Het uitgangssignaal voor de MONITOR OUT-aansluiting, werkt alleen wanneer het
ingangssignaal afkomstig is van de COMPUTER 1- of COMPUTER 2-aansluiting. Wanneer
de projector wordt ingeschakeld, verschilt het uitgangssignaal van de MONITOR OUTaansluiting afhankelijk van het ingangssignaal van de COMPUTER 1- of COMPUTER 2aansluiting.
• Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan
dat de Beeldscherm-uit-functie is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd
> Stand-by-instellingen. Zie "Stand-by-instellingen" op pagina 73 voor details.
Aansluitingen24
Videobronapparaten aansluiten
U hoeft de projector alleen aan te sluiten op een videobronapparaat met een van de
bovenstaande aansluitmethoden. Elk apparaat biedt echter een ander niveau van
videokwaliteit. De methode die u kiest zal zeer waarschijnlijk afhangen van de
beschikbaarheid van geschikte aansluitingen op de projector en het videobronapparaat
zoals hieronder beschreven:
De projector biedt een HDMI-ingang waarop u een HDMI-bronapparaat kunt aansluiten,
zoals een dvd-speler, een dvd-tuner, een scherm of een laptop.
HDMI (High-Definition Multimedia Interface) ondersteunt niet-gecomprimeerde
videogegevensoverdracht tussen compatibele apparaten zoals dvd-tuners, dvd-spelers en
schermen via één kabel. Dit biedt een zuivere digitale weergave en luisterervaring.
Controleer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte HDMI-uitgangen
beschikbaar zijn:
• Indien dat het geval is, kunt u doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een HDMI-bronapparaat:
1.Neem een HDMI-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de HDMI-uitgang van het
HDMI-bronapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de HDMI-signaalingang op de projector.
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 73 voor details.
Aansluitingen25
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het
videobronapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de
juiste manier zijn aangesloten.
• In het onwaarschijnlijke geval dat u de projector aansluit op een dvd-speler via de HDMI-
ingang van de projector en het geprojecteerde beeld de verkeerde kleuren toont, moet u de
kleurruimte wijzigen naar YUV. Zie "Kleurruimte wijzigen" op pagina 37 voor details.
Een Component video-bronapparaat aansluiten
Bestudeer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte Component videouitgangen beschikbaar zijn:
• Indien dat het geval is, kunt u doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een Component video-bronapparaat
aansluiten:
1.Neem een Component Video naar VGA (D-Sub)-adapterkabel en verbindt het einde
met 3 RCA-koppelingen met de Component Video-uitgangen van het
videobronapparaat. Zorg ervoor dat de kleuren van de kabels kloppen met de
aansluitingen; groen bij groen, blauw bij blauw, rood bij rood.
2.Sliut het andere uiteinde van de Component Video aan op de VGA-adapterkabel (DSub) (met een D-Sub type-verbinding) op de COMPUTER 1- of COMPUTER 2aansluiting op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van het apparaat en het andere uiteinde op de AUDIO-stekker van de projector.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 73 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO OUT-stekker
wordt aangesloten.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videobronapparaat is
ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn
aangesloten.
Aansluitingen26
Een S-Video/composiet-bronapparaat aansluiten
Bestudeer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte S-Video/composietuitgangen beschikbaar zijn:
• Als het apparaat beide aansluitingen heeft, gebruikt u de S-Video-uitgang voor het
aansluiten, omdat de S-Video-uitgang een betere beeldkwaliteit biedt dan de Videouitgang.
• Als het apparaat een van de uitgangen heeft, kunt u ook doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een S-Video/Video-bronapparaat:
1.Neem een S-Video/Video-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de S-Video-/Videouitgang van het videobronapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de S-Video/Video-kabel aan op de S-VIDEO/VIDEO-
aansluiting op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van het apparaat en het andere uiteinde op de AUDIO (L/R)-stekker van de
projector.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 73 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO OUT-stekker
wordt aangesloten.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het
videobronapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de
juiste manier zijn aangesloten.
Aansluitingen27
Aansluiten op een documentcamera
1.De projector aansluiten op een documentcamera via VGA:
2.De projector aansluiten op een documentcamera via USB:
i. De documentcamera wordt gevoed door de USB-kabel zodat een netsnoer niet
nodig is.
ii. Druk op SOURCE op de projector of afstandsbediening. Wissel het
invoersignaal naar USB-camera en druk op MODE/ENTER. Na te zijn
gedetecteert verschijnt het beeld van de documentcamera op het scherm.
Aansluitingen28
Bediening
De projector opstarten
1.Sluit de voedingskabel aan op de projector en
een stopcontact. Controleer of het
Voedingsindicator (POWER) op de
projector oranje oplicht nadat de stroom is
ingeschakeld.
• Gebruik de originele accessoires (bijv. voedingskabel)
alleen met het apparaat om mogelijke gevaren, zoals
elektrische schok en brand, te voorkomen.
• Als de functie Direct inschakelen is geactiveerd in het
menu SYSTEEMINSTLL: Basis >
Gebruiksinstellingen, wordt de projector automatisch ingeschakeld nadat de voedingskabel
is aangesloten en er stroom wordt geleverd. Zie "Direct inschakelen" op pagina 72 voor
details.
• Als de functie Inschakelen bij signaal is geactiveerd in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis >
Gebruiksinstellingen, schakelt de projector automatisch in als een VGA-signaal is
gedetecteerd. Zie "Inschakelen bij signaal" op pagina 72 voor details.
2.Controleer of de lenskap geopend is. Als deze
gesloten blijft, wordt de dop mogelijk vervormd
door de hitte van de lamp.
I
3.Druk op Voeding op de projector of op
ON op de afstandsbediening om de projector
te starten. Voedingsindicator (POWER)
knippert en blijft groen wanneer de projector is
ingeschakeld.
Het opstarten duurt ongeveer 10-20 seconden. In
de latere fase van het opstarten wordt het
opstartlogo geprojecteerd.
Draai (waar nodig) aan de focusring/focusschuifregelaar om de helderheid van het beeld
aan te passen.
Als de projector nog warm is van de vorige sessie, blijft de ventilator ongeveer 90 seconden
draaien voordat de lamp wordt ingeschakeld.
4.Als de projector voor de eerste keer wordt
ingeschakeld, selecteert u de OSD-taal
volgens de instructies op het scherm.
5.Als u een wachtwoord wordt gevraagd, drukt
u op de pijlknoppen om een wachtwoord van
zes cijfers in te voeren. Zie "De
wachtwoordfunctie gebruiken" op pagina 34
voor details.
6.Schakel alle aangesloten apparatuur in.
7.De projector start het zoeken naar
ingangssignalen. Het momenteel gescande
ingangssignaal verschijnt op het scherm. Als de
projector geen geldig signaal waarneemt, blijft
I
Bediening
29
het bericht ‘Geen signaal’ op het scherm staan tot er een ingangssignaal wordt
1
2
gevonden.
U kunt ook op de knop SOURCE op de projector of afstandsbediening drukken om het
gewenste ingangssignaal te selecteren. Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina
36 voor details.
• Als gedurende 3 minuten geen signaal is gedetecteerd, gaat de projector automatisch in de
modus ECO BLANK.
Het geprojecteerde beeld aanpassen
De projectiehoek aanpassen
De projector heeft 1 verstelvoetje met een snelontgrendeling en 1 verstelvoetje achteraan.
Met deze verstelvoetjes kunt u de hoogte van het beeld en de projectiehoek wijzigen. De
projectorhoogte aanpassen:
1.Druk op de snelontgrendelingsknop en til
de voorkant van de projector op. Zodra het
beeld op de gewenste positie staat, laat u de
snelontgrendelingsknop los om de voet op
zijn positie te vergrendelen.
2.Schroef de afstelvoet achteraan om de
horizontale hoek fijn af te stemmen.
U schuift het verstelvoetje in door de projector
omhoog te houden terwijl u op de
snelontgrendelingsknop drukt. Laat de projector
vervolgens langzaam zakken. Schroef het achterste verstelvoetje in tegenovergestelde
richting.
Wanneer de projector niet op een horizontaal oppervlak is geplaatst of het scherm en de
projector niet loodrecht op elkaar staan, wordt het geprojecteerde beeld
trapeziumvormig. Raadpleeg "Keystone corrigeren" op pagina 32 voor details om deze
situatie te corrigeren.
• Kijk niet in de lens wanneer de lamp is ingeschakeld. Het felle licht kan uw ogen
beschadigen.
• Let op wanneer u op de afstelknop drukt, want deze bevindt zich dicht bij de uitlaat van
warme lucht.
Het beeld automatisch aanpassen
In sommige gevallen is het nodig om de
beeldkwaliteit te optimaliseren. Druk hiervoor
op AUTO op de projector of de
afstandsbediening. Binnen 3 seconden past de
ingebouwde Functie Intelligente automatische
aanpassing de waarden van Frequentie en Klok
aan om de beste beeldkwaliteit te bieden.
• Tijdens het gebruik van AUTO is het scherm
leeg.
• Deze functie is alleen beschikbaar als het pc-signaal (analoog RGB) is geselecteerd.
30
Bediening
Het ingebouwde testpatroon gebruiken
U kunt de vorm van het beeld en de status van
de scherpstelling aanpassen door de inhoud
van het ingangssignaal te observeren of met
behulp van het ingebouwde testpatroon van
het OSD of de afstandsbediening voor een
betere observatie van de gewijzigde vorm.
Open het OSD-menu en ga naar het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Testpatroon > Aan. Druk op MODE/
ENTER. Testpatroon wordt weergegeven.
Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen
1.Wijzig de grootte van het geprojecteerde
beeld met behulp van de
zoomschuifregelaar. (MX766/MW767)
2.Stel vervolgens het beeld scherp met de
focusring/focusschuifregelaar.
MX766/MW767
MX766/MW767
MW822ST
Bediening
31
Keystone corrigeren
Druk op / .
Druk op / .
Keystone verwijst naar de situatie waarbij het geprojecteerde beeld aanzienlijk breder is
aan de bovenkant of onderkant. Dit doet zich voor als de projector niet loodrecht ten
opzichte van het scherm staat.
Om dit te corrigeren, moet u niet alleen de hoogte van de projector aanpassen, maar zult
u ook handmatig correcties moeten aanbrengen met één van de volgende stappen.
• Met de afstandsbediening
Druk op / op de projector of de
afstandsbediening om de Keystone-correctiepagina
te openen. Druk op om de keystone bovenin
het beeld te corrigeren. Druk op om de
keystone onderin het beeld te corrigeren.
• Via het OSD-menu
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op
/ tot het menu WEERGAVE wordt
gemarkeerd.
2.Druk op om Keystone te markeren en
druk op MODE/ENTER. De
correctiepagina voor Keystone verschijnt.
3.Druk op om de keystone bovenaan het
beeld te corrigeren of druk op om de
keystone onderaan het beeld aan te
corrigeren.
32
Bediening
De menu's gebruiken
Huidig ingangssignaal
Pictogram
hoofdmenu
Hoofdmenu
Submenu
Markeren
Druk op
MENU/EXIT
om naar de
vorige pagina
te gaan of af te
sluiten.
Status
De projector beschikt over schermmenu's (OSD) waarin u verschillende aanpassingen en
instellingen kunt opgeven.
Hieronder ziet u een overzicht van het OSD-menu.
Het volgende voorbeeld beschrijft hoe u de OSD-taal kunt instellen.
1.Druk op de projector of de
afstandsbediening op MENU/EXIT om
het OSD-menu te activeren.
2.Gebruik / om het menu
SYSTEEMINSTLL: Basis te
markeren.
3.Druk op om Taal te
markeren en druk op Enter
om een gewenste taal te kiezen.
4.Druk tweemaal* op MENU/EXIT op de projector of op de
afstandsbediening om het menu
te sluiten en de instellingen op
te slaan.
*Wanneer u eenmaal drukt, gaat
u terug naar het hoofmenu en
wanneer u tweemaal drukt, wordt
het OSD-menu gesloten.
Bediening
33
De projector beveiligen
Met een beveiligingskabelvergrendeling
De projector moet op een veilige plaats worden geïnstalleerd om diefstal te voorkomen.
Koop anders een slot, zoals een Kensington-slot, om de projector te beveiligen. Op de
achterkant van de projector kunt u een sleuf voor het Kensington-slot vinden. Zie item 25
op pagina 11 voor details.
Een Kensington-slot met beveiligingskabel is doorgaans een combinatie van code(s) en slot.
Raadpleeg de documentatie van het slot voor meer informatie over het gebruik.
De wachtwoordfunctie gebruiken
Met het oog op beveiliging en het voorkomen van ongeoorloofd gebruik, is de projector
voorzien van een optie voor het instellen van een wachtwoordbeveiliging. U kunt het
wachtwoord instellen via het OSD-menu.
WAARSCHUWING: Indien u de voeding-aan-vergrendelingsfunctie activeert en het
wachtwoord vergeet, zal dit ongemakken veroorzaken. Druk de handleiding zo nodig af en
noteer er uw wachtwoord in. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, zodat u het
wachtwoord altijd terug kunt vinden.
Een wachtwoord instellen
Wanneer u een wachtwoord hebt ingesteld, kan de projector alleen worden gebruikt als het
wachtwoord bij elke start van de projector wordt ingevoerd.
1.Open het OSD-menu en ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Beveiligingsins Tellingen. Druk op MODE/ENTER. De pagina Beveiligingsins
Tellingen wordt geopend.
2.Markeer Beveiligingsinstellingen wijzigen en druk op MODE/ENTER.
3.Selecteer Inschakelblokkering en kies Aan door op / te drukken.
4.Zoals hier rechts afgebeeld, staan de vier
pijlknoppen ( , , , ) respectievelijk
voor vier cijfers (1, 2, 3, 4). Gebruik de
navigatietoetsen om een wachtwoord van zes
cijfers in te voeren.
5.Bevestig het nieuwe wachtwoord door dit
opnieuw in te voeren.
Als het wachtwoord is ingesteld, keert het OSDmenu terug naar de pagina Beveiligingsins
Tellingen.
BELANGRIJK: de ingevoerde cijfers worden weergegeven als sterretjes op het scherm. Schrijf
het door u gekozen wachtwoord voor of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd in deze
handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het mocht vergeten.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __
Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
6.Sluit het OSD-menu af door op MENU/EXIT te drukken.
Als u het wachtwoord bent vergeten
Als de wachtwoordfunctie is geactiveerd, wordt u
gevraagd het wachtwoord van zes cijfers in te voeren
als u de projector inschakelt. Als u het verkeerde
wachtwoord invoert, verschijnt het foutbericht van
het wachtwoord dat hier rechts wordt weergegeven.
Dit blijft drie seconden op het scherm staan. Hierna
volgt het bericht 'WACHTWOORD INVOEREN'. U
34
Bediening
kunt een nieuwe poging doen door een ander wachtwoord van zes cijfers in te voeren. Als
u het wachtwoord niet in deze handleiding hebt genoteerd, en u het echt niet meer kunt
herinneren, kunt u de procedure voor het ophalen van het wachtwoord starten. Zie "De
procedure voor het oproepen van het wachtwoord starten" op pagina 35 voor details.
Wanneer u 5 keer achtereenvolgens een verkeerd wachtwoord invoert, wordt de
projector na korte tijd automatisch uitgeschakeld.
De procedure voor het oproepen van het
wachtwoord starten
1.Druk op AUTO op de projector of op de
afstandsbediening en houd de knop 3 seconden
ingedrukt. De projector zal vervolgens een
gecodeerd nummer weergeven op het scherm.
2.Schrijf het nummer op en schakel de projector
uit.
3.Raadpleeg het servicecentrum van BenQ om het
nummer te decoderen. U kunt worden gevraagd
een bewijs van aankoop voor te leggen om te
controleren of u een bevoegde gebruiker van de
projector bent.
Het wachtwoord wijzigen
1.Open het OSD-menu en ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Beveiligingsins Tellingen > Wachtwoord wijzigen.
2.Druk op MODE/ENTER. Het bericht 'HUIDIG WACHTWOORD
INVOEREN' verschijnt.
3.Voer het oude wachtwoord in.
• Als het wachtwoord juist is, verschijnt het bericht 'NIEUW
WACHTWOORD INVOEREN'.
• Als het wachtwoord niet juist is, verschijnt het foutbericht voor het wachtwoord
drie seconden op het scherm. Daarna verschijnt het bericht 'HUIDIG
WACHTWOORD INVOEREN' en kunt u het opnieuw proberen. U kunt op
MENU/EXIT drukken om de wijziging te annuleren of een ander wachtwoord
proberen.
4.Voer een nieuw wachtwoord in.
BELANGRIJK: de ingevoerde cijfers worden weergegeven als sterretjes op het scherm. Schrijf
het door u gekozen wachtwoord voor of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd in deze
handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het mocht vergeten.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __
Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
5.Bevestig het nieuwe wachtwoord door dit opnieuw in te voeren.
6.U hebt een nieuw wachtwoord aan de projector
toegewezen. Denk eraan om het nieuwe
wachtwoord in te voeren als de projector de
volgende keer wordt gestart.
7.Sluit het OSD-menu af door op MENU/EXIT
te drukken.
Bediening
35
De wachtwoordfunctie uitschakelen
U kunt de wachtwoordbeveiliging ook uitschakelen. Ga terug naar het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd > Beveiligingsins Tellingen >
Beveiligingsinstellingen wijzigen > Inschakelblokkering nadat het OSD-menu is
geopend. Kies Aan door op / te drukken. Het bericht 'WACHTWOORD
INVOEREN' verschijnt. Voer het huidige wachtwoord in.
• Als het wachtword juist is, verschijnt de pagina Beveiligingsins Tellingen en
staat 'Aan' in de rij van Inschakelblokkering. Wanneer u de projector de
volgende keer inschakelt, hoeft u geen wachtwoord meer in te voeren.
• Als het wachtwoord niet juist is, verschijnt het foutbericht voor het wachtwoord
drie seconden op het scherm. Daarna verschijnt het bericht
'WACHTWOORD INVOEREN' en kunt u het opnieuw proberen. U kunt
op MENU/EXIT drukken om de wijziging te annuleren of een ander
wachtwoord proberen.
Hoewel de wachtwoordfunctie is uitgeschakeld, dient u het oude wachtwoord bij de hand te
houden voor het geval u de wachtwoordfunctie ooit weer opnieuw moet activeren door het
oude wachtwoord in te voeren.
Schakelen tussen ingangssignalen
De projector kan tegelijkertijd op verschillende apparaten worden aangesloten. De
beelden van deze apparaten kunnen echter niet tegelijkertijd op volledig scherm worden
weergegeven. Wanneer u opstart, zoekt de projector automatisch de beschikbare
signalen.
Zorg dat de functie Snel automatisch zoeken in het menu INGANG op Aan staat (dit
is de standaardinstelling van deze projector) als u wilt dat de projector de signalen
automatisch zoekt.
U kunt ook handmatig door de beschikbare
ingangssignalen gaan.
1.Druk op SOURCE op de projector of
afstandsbediening. Er verschijnt een
bronselectiebalk.
2.Druk op / tot het gewenste signaal is
geselecteerd en druk op MODE/ENTER.
Zodra het signaal is gevonden, wordt de
informatie over de geselecteerde bron enkele
seconden weergegeven op het scherm. Als er
meerdere apparaten op de projector zijn
aangesloten, herhaal dan stappen 1-2 om een
ander signaal te zoeken.
• De helderheid van het geprojecteerde beeld
verandert overeenkomstig wanneer u schakelt
tussen de verschillende ingangssignalen. "pc"gegevenspresentaties (grafisch) die meestal
stilstaande beelden gebruiken, zijn doorgaans
helderder dan "Video"-presentaties die vooral
bewegende beelden gebruiken (films).
• De beschikbare opties voor Beeldmodus zijn
afhankelijk van het type ingangssignaal. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39 voor details.
• De eigen weergaveresolutie van de MX766/
MX822ST heeft de beeldverhouding 4:3 terwijl de
eigen weergaveresolutie van de MW767 de
beeldverhouding 16:10 heeft. Voor de beste beeldresultaten moet u een ingangssignaal dat
bij deze resolutie uitvoert, kiezen en gebruiken. Andere resoluties worden door de
projector aangepast, afhankelijk van de instelling ‘beeldverhouding’. Dit kan enige
beeldvervorming of verlies van beeldhelderheid veroorzaken. Zie "De beeldverhouding
selecteren" op pagina 38 voor details.
36
Bediening
Kleurruimte wijzigen
In het onwaarschijnlijke geval dat u de projector aansluit op een dvd-speler via de HDMIingang van de projector en het geprojecteerde beeld de verkeerde kleuren toont, moet u
de kleurruimte wijzigen naar YUV.
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op / tot het menu INGANG wordt
gemarkeerd.
2.Druk op om de Kleurruimteconversie te markeren en druk op / om een
geschikte kleurenruimte te selecteren.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de HDMI-ingang in gebruik is.
Vergroten en details zoeken
Als u details in het geprojecteerde beeld zoekt, kunt u het beeld vergroten. Gebruik de
pijltoetsen om het beeld te verschuiven.
• Met de afstandsbediening
1.Druk op ZOOM+/ZOOM- om de
Zoombalk te openen.
2.Druk op ZOOM+ om het midden van het
beeld te vergroten. Druk herhaaldelijk op de
toets tot de beeldgrootte geschikt is voor uw
behoeften.
3.Gebruik de richtingstoetsen ( , , , )
op de projector of afstandsbediening om het
beeld te verschuiven.
4.Druk op AUTO om de oorspronkelijke
grootte van het beeld te herstellen. U kunt
ook op ZOOM- drukken. Als u opnieuw op de toets drukt, wordt het beeld verder
verkleind tot het weer het originele formaat heeft.
• Via het OSD-menu
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op / tot het menu WEERGAVE wordt
gemarkeerd.
2.Druk op om Digitale zoom te markeren en druk op MODE/ENTER. De
Zoombalk verschijnt.
3.Herhaal stappen 2-4 uit paragraaf "Met de afstandsbediening" hierboven. Of ga
verder met de volgende stappen als u het bedieningspaneel op de projector gebruikt.
4.Druk herhaaldelijk op op de projector om het beeld te vergroten tot de gewenste
grootte.
5.Om door het beeld te navigeren, drukt u op MODE/ENTER om te schakelen naar
de panmodus. Druk op de pijltoetsen ( , , , ) om het beeld te verschuiven.
6.Gebruik de richtingstoetsen ( , , , ) op de projector of afstandsbediening
om het beeld te verschuiven.
7.Om het beeld te verkleinen, drukt u op MODE/ENTER om terug te keren naar de
functie voor in-/uitzoomen. Druk op AUTO om de oorspronkelijke grootte van het
beeld te herstellen. U kunt ook herhaaldelijk op drukken tot de oorspronkelijke
grootte is hersteld.
Het beeld kan alleen worden verschoven nadat het beeld is vergroot. U kunt het beeld verder
vergroten terwijl u details zoekt.
Bediening
37
De beeldverhouding selecteren
16:10-beeld
16:9-beeld
4:3-beeld
16:9-beeld
4:3-beeld
De 'beeldverhouding' is de verhouding tussen de breedte en de hoogte van het beeld.
Door de opkomst van digitale signaalverwerking kunnen digitale weergaveapparaten zoals
deze projector, het beeld dynamisch uitrekken en de beelduitvoer schalen naar een andere
verhouding dan die van het beeldingangssignaal.
De beeldverhouding van de projectie veranderen (ongeacht de beeldverhouding van de
bron):
• Met de afstandsbediening
1.Druk op ASPECT om de huidige instelling te
tonen.
2.Druk herhaaldelijk op ASPECT om een
beeldverhouding te selecteren die past bij het
formaat van het videosignaal en de vereisten
van het scherm.
• Via het OSD-menu
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op /
tot het menu WEERGAVE wordt
gemarkeerd.
2.Druk op om Beeldverhouding te markeren.
3.Druk op / om een beeldverhouding te selecteren die past bij het formaat van
het videosignaal en de vereisten van het scherm.
Info over de beeldverhouding
In de onderstaande afbeeldingen zijn de zwarte gedeelten inactieve gebieden en de witte
actieve gebieden. OSD-menu’s kunnen in deze ongebruikte zwarte gebieden worden
weergegeven.
1.Auto: schaalt een beeld verhoudingsgewijs volgens
de oorspronkelijke resolutie van de projector in
horizontale of verticale breedte. Deze instelling is
geschikt voor een binnenkomend beeld dat noch
4:3 noch 16:9 is en waarbij u een zo groot mogelijk
deel van het scherm wilt gebruiken zonder dat u
de beeldverhouding verandert.
38
2.Werkelijk: Het beeld wordt geprojecteerd in de
oorspronkelijke resolutie en de grootte wordt
aangepast binnen het weergavegebied. Bij
ingangssignalen met een lagere resolutie, wordt het
geprojecteerde beeld kleiner weergegeven dan op
een volledig scherm. Indien nodig kunt u de
zoominstelling aanpassen of de projector dichter
bij het scherm plaatsen zodat het beeld wordt
vergroot. Het is ook mogelijk dat u opnieuw zult
moeten scherpstellen nadat u deze aanpassingen
hebt uitgevoerd.
3.4:3: Past het beeld zo aan, dat het in het midden
van het scherm wordt weergegeven met een
beeldverhouding van 4:3. Deze instelling is vooral
geschikt voor 4:3-beelden, zoals
computerschermen, tv's met standaarddefinitie en
dvd-films met een 4:3-beeldverhouding, omdat de
beelden in dit geval worden weergegeven zonder
dat de beeldverhouding wordt gewijzigd.
Bediening
4.16:9: Past het beeld zo aan, dat het in het midden
16:9-beeld
16:10-beeld
van het scherm wordt weergegeven met een
beeldverhouding van 16:9. Dit is vooral geschikt
voor beelden die al een beeldverhouding van 16:9
hebben, zoals HDTV, omdat ze worden
weergegeven zonder dat de beeldverhouding
wordt gewijzigd.
5.16:10: Past een beeld zo aan, dat het in het midden
van het scherm wordt weergegeven met een
beeldverhouding van 16:10. Dit is vooral geschikt
voor beelden die al een beeldverhouding van 16:10
hebben, zoals HDTV, omdat ze worden
weergegeven zonder dat de beeldverhouding
wordt gewijzigd.
Het beeld optimaliseren
Een beeldmodus selecteren
De projector beschikt over verschillende vooraf
gedefinieerde beeldmodi zodat u de modus kunt
kiezen die het beste past bij uw gebruiksomgeving
en het beeldtype van het ingangssignaal.
Volg een van de volgende stappen om een
gebruiksmodus te kiezen die voldoet aan uw
behoeften:
• Druk herhaaldelijk op MODE/ENTERop de
afstandsbediening of projector tot de gewenste modus is geselecteerd.
• Ga naar het menu BEELD > Beeldmodus en druk op / om een gewenste
modus te selecteren.
De beeldmodi worden hieronder weergegeven.
1.Dynamische modus: Maximaliseert de helderheid van het geprojecteerde beeld.
Deze modus is geschikt voor omgevingen waar een uiterst hoge helderheid is vereist,
zoals het gebruik van de projector in een goed verlichte kamer.
2.Presentatiemodus (Standaard): Is ontworpen voor presentaties. In deze modus
wordt de helderheid benadrukt.
3.sRGB-modus: Maximaliseert de zuiverheid van de RGB-kleuren om
natuurgetrouwe beelden weer te geven, ongeacht de helderheidinstelling. De modus
is geschikt voor het bekijken van foto's die zijn gemaakt met een sRGB-compatibele
en correct gekalibreerde camera, en voor het bekijken van grafische pc-toepassingen
en tekenprogramma's zoals AutoCAD.
4.Bioscoopmodus: Is geschikt voor het afspelen van kleurrijke films, videoclips van
digitale camera's of DV's via de pc-ingang wanneer de projector in een donkere
omgeving wordt gebruikt.
5.Gebruikersmodus 1/2: Roept de aangepaste instellingen op, gebaseerd op de
momenteel beschikbare beeldmodi. Zie "De Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus
2 instellen" op pagina 40 voor details.
De Beeldmodusis vastgezet op Presentatiemodus als de functie PointDraw™ is ingeschakeld.
Bediening
39
De Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 instellen
+50
+30
+70
Er zijn twee door de gebruiker definieerbare modi als de momenteel beschikbare
beeldmodi niet geschikt zijn voor uw behoeften. U kunt een van de beeldmodi als
beginpunt gebruiken (behalve Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2) en de instellingen
aanpassen.
1.Druk op MENU/EXIT om het OSD-menu te openen.
2.Ga naar het menu BEELD > Beeldmodus.
3.Druk op / om Gebruikersmodus 1 op Gebruikersmodus 2 te selecteren.
4.Druk op om Referentiemodus te markeren.
Deze functie is alleen beschikbaar als de Gebruikersmodus 1 of Gebruikersmodus 2 is
geselecteerd in het submenu-item Beeldmodus.
5.Druk op / om een beeldmodus te kiezen die uw eisen het dichtst benadert.
6.Druk op om een submenu-item te selecteren dat kan worden veranderd en pas
de waarde aan met /. Zie "De beeldkwaliteit fijn afstemmen in de
gebruikersmodi" hieronder voor details.
7.Wanneer alle instellingen zijn uitgevoerd, markeert u Instellingen opslaan en
drukt u op MODE/ENTER om de instellingen op te slaan.
Mocht u willen projecteren op een gekleurd oppervlak, zoals een geverfde muur die niet
wit is, dan kan de functie Wandkleur helpen de kleur van het geprojecteerde beeld te
corrigeren zodat eventueel kleurverschil tussen het oorspronkelijke en het geprojecteerde
beeld zoveel mogelijk wordt beperkt.
Gebruik deze functie door naar het menu WEERGAVE > Wandkleur te gaan en druk
op / om de kleur te kiezen die het dichtst de kleur van het projectieoppervlak
benadert. U kunt uit verschillende vooraf gekalibreerde kleuren kiezen: Lichtgeel, Roze,
Lichtgroen, Blauw en Schoolbord.
De beeldkwaliteit fijn afstemmen in de
gebruikersmodi
Afhankelijk van het gedetecteerde signaaltype, zijn er enkele door de gebruiker te
definiëren functies beschikbaar wanneer de modus Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd. Op basis van uw behoeften kunt u aanpassingen
maken aan deze functies door ze te markeren en op de projector of afstandsbediening op
/ te drukken.
Aanpassen Helderheid
Hoe hoger de waarde, hoe helderder de afbeelding.
Hoe lager de instelling, hoe donkerder het beeld. Stel
deze knop zo in, dat de zwarte gedeelten van het beeld
gewoon zwart worden weergegeven en dat er nog
details zichtbaar zijn in de donkere gedeelten.
Aanpassen Contrast
Hoe hoger de waarde, hoe groter het contrast.
Gebruik deze optie om het maximale witniveau in te
stellen nadat u eerder de instelling Helderheid hebt
aangepast overeenkomstig de geselecteerde ingang en
-30
de kijkomgeving.
Aanpassen Kleur
Lagere instelling levert minder verzadigde kleuren op. Wanneer de instelling te hoog is,
worden de kleuren op het beeld te fel, waardoor het beeld onrealistisch wordt.
0
+30
40
Bediening
Aanpassen Tint
Hoe hoger de waarde, hoe roder het beeld. Hoe lager de waarde, hoe groener het beeld.
Aanpassen Scherpte
Hoe hoger de waarde, hoe scherper het beeld. Hoe lager de waarde, hoe zachter het
beeld.
Aanpassen Brilliant Color
Deze functie maakt gebruik van een nieuw kleurverwerkingsalgoritme en
systeemniveauverbeteringen voor een hogere helderheid terwijl de kleuren
natuurgetrouwer en levendiger in beeld komen. Het verhoogt de helderheid van de
middentonen met meer dan 50%. Middentonen komen veel voor in video's en
natuuropnamen, zodat de projector de beelden realistisch en in ware kleuren weergeeft.
Als u beelden van deze kwaliteit wilt, kies dan Aan. Als u dat niet wilt, kies dan Uit.
Aan is de standaard en aanbevolen keuze voor deze projector. Als Uit is geselecteerd, is
de functie Kleurtemperatuur niet beschikbaar.
Selecteren van Kleurtemperatuur
De beschikbare opties voor de instelling van de kleurtemperatuur* verschillen afhankelijk
van het geselecteerde signaaltype.
1.Koel: Maakt het beeld blauwachtig wit.
2.Normaal: De witte kleur behoudt de normale schakering.
3.Warm: Maakt het beeld roodachtig wit.
*Meer informatie over de kleurtemperatuur:
Er bestaan vele kleurschakeringen die om verschillende redenen als “wit” worden
beschouwd. Het begrip "kleurtemperatuur" is een van de meest gebruikte methoden om
de kleur wit uit te drukken. Een witte kleur met een lage kleurtemperatuur vertoont een
rode schijn. Een witte kleur met een hoge kleurtemperatuur vertoont eerder een blauwe
schijn.
Een kleurtemperatuur naar wens instellen
Zo stelt u een kleurtemperatuur naar wens in:
1.Markeer Kleurtemperatuur en selecteer Warm, Normaal of Koel door op /
2.Druk op om Kleurtemperatuur fijn afstellen te markeren en druk op
3.Druk op / om het item te markeren dat u wilt veranderen en pas de waarden
4.Druk op MENU/EXIT om af te sluiten en de instellingen op te slaan.
te drukken op projector of afstandsbediening.
MODE/ENTER. De pagina Kleurtemperatuur fijn afstellen wordt geopend.
aan door op / te drukken.
• R-versterking/G-versterking/B-versterking: Past de contrastniveaus aan van
rood, groen en blauw.
• R-verschuiving/G-verschuiving/B-verschuiving: Past de helderheidsniveaus
aan van rood, groen en blauw.
3D-kleurbeheer
In de meeste installatieomstandigheden is kleurbeheer niet nodig, bijvoorbeeld in een
klaslokaal, vergaderruimte of woonkamer waar het licht aan blijft, of als door de vensters
daglicht naar binnen komt.
Alleen in permanente installaties met kunstmatige lichtniveaus, zoals directiekamers,
congreszalen of thuisbioscopen, moet kleurbeheer worden overwogen. Met kleurbeheer
Bediening
41
ROOD
BLAUW
GROEN
Geel
Cyaan
Magenta
kunt u de kleuren fijn afstellen zodat u, als u dat wenst, de kleuren nog
waarheidsgetrouwer kunt weergeven.
Correct kleurbeheer kan alleen worden verkregen onder gecontroleerde en
reproduceerbare weergaveomstandigheden. U hebt een colorimeter (kleurlichtmeter) en
een reeks geschikte bronbeelden nodig om de kleurreproductie te meten. Deze
hulpmiddelen worden niet bij de projector geleverd, maar de verkoper van uw projector
of zelfs een ervaren professionele installateur zou u de nodige hulp moeten kunnen bieden.
Kleurbeheer biedt zes reeksen (RGBCMY) kleuren die kunnen worden aangepast. Als u
elke kleur selecteert kunt u onafhankelijk het bereik en verzadiging naar wens aanpassen.
Als u een testschijft hebt aangeschaft met verschillende kleurtestpatronen, kunt u deze
gebruiken om de kleurpresentatie op monitors, tv's, projectors, enz. te controleren. U
kunt elk beeld van de schijf op het scherm projecteren en vervolgens het menu 3D-kleurbeheer gebruiken om wijzigingen aan te brengen.
De instellingen aanpassen:
1.Ga naar het menu BEELD en selecteer 3D-kleurbeheer.
2.Druk op MODE/ENTER en de pagina 3D-kleurbeheer verschijnt.
3.Markeer Primaire kleur en druk op / om een kleur te kiezen. U hebt de
keuze tussen Rood, Geel, Groen, Cyaan, Blauw en Magenta.
4.Druk op om Tint te markeren en druk op / om het bereik te selecteren.
Een grotere bereik zal kleuren bevatten met meer proporties van de twee
aangrenzende kleuren.
Raadpleeg de afbeelding rechts voor de onderlinge
relatie tussen de kleuren.
Als u bijvoorbeeld Rood kiest en het bereik instelt op
0, wordt alleen puur rood in het geprojecteerde beeld
geselecteerd. Het verhogen van het bereik neemt ook
rood op dat dicht bij geel en dicht bij magenta ligt.
5.Druk op om Verzadiging te markeren
en pas de waarden naar wens aan door te
drukken op /. Het effect van elke
aanpassing is onmiddellijk zichtbaar in het
beeld.
Als u bijvoorbeeld Rood kiest en het bereik instelt op
0, wordt alleen de verzadiging van puur rood
beïnvloed.
Verzadiging is de hoeveelheid van die kleur in een
videobeeld. Lagere instellingen produceren minder
verzadigde kleuren; een instelling van "0" verwijdert alle kleur uit het beeld. Als de verzadiging te hoog
is, wordt die kleur te sterk en onrealistisch.
6.Druk op om Versterking te markeren en pas de waarden naar wens aan door
te drukken op /. Het contrastniveau van de geselecteerde primaire kleur
wordt beïnvloedt. Het effect van elke aanpassing is onmiddellijk zichtbaar in het
beeld.
7.Herhaal stappen 3 tot 6 voor andere kleuraanpassingen.
8.Zorg dat u alle gewenste aanpassingen maakt.
9.Druk op MENU/EXIT om af te sluiten en de instellingen op te slaan.
De huidige of alle beeldmodi opnieuw instellen
1.Ga naar het menu BEELD en selecteer Beeldinstellingen resetten.
2.Druk op MODE/ENTER en druk op / om Huidige of Alles te selecteren.
• Huidige: herstelt de fabrieksinstellingen van de huidige beeldmodus.
• Alles: herstelt de fabrieksinstellingen van alle instellingen, behalve
Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 in het menu BEELD.
42
Bediening
De presentatietimer instellen
De presentatietimer kan de presentatietijd op het scherm weergeven om u te helpen uw
tijd tijdens het geven van presentaties beter te beheren. Volg onderstaande stappen om
deze functie te gebruiken:
1.Ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Presentatietimer en druk op
MODE/ENTER om de pagina Presentatietimer weer te geven.
2.Markeer Timerinterval en bepaal de timerperiode door op / te drukken. De
tijdsduur kan worden ingesteld van 1 tot 5 minuten in stappen van 1 minuut, en van 5
tot 240 minuten in stappen van 5 minuten.
3.Druk op om Timerweergave te markeren en druk op / om te kiezen of
de timer op het scherm moet worden weergegeven.
SelectieBeschrijving
Altijd
1 min/2 min/3 minGeeft de timer op het scherm weer tijdens de laatste 1/2/3 minu(u)t(en).
NooitHiermee wordt de timer gedurende de gehele presentatietijd verborgen.
4.Druk op om Timerpositie te markeren en stel de timerpositie in door te
drukken op /.
LinksbovenLinksonderRechtsbovenRechtsonder
5.Druk op om Aftelrichting te markeren en selecteer de gewenste telrichting
door te drukken op /.
SelectieBeschrijving
OptellenTelt op vanaf 0 tot de vooraf ingestelde tijd.
AftellenTelt af vanaf de vooraf ingestelde tijd naar 0.
Hiermee wordt de timer gedurende de gehele presentatietijd op het
scherm weergegeven.
6.Druk op om Herinnering voor geluid te markeren en beslis of u het
herinneringsgeluid wilt activeren door op / te drukken. Als u Aan selecteert,
kunt u gedurende de laatste 30 seconden van het aftellen/optellen een dubbele
pieptoon horen. Wanneer de timer ten einde is, wordt een driedubbele pieptoon
weergegeven.
7.Activeer de presentatietimer door te drukken op , druk op / om Aan te
selecteren en druk op MODE/ENTER.
8.Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven. Markeer Ja en druk op MODE/ENTER om te bevestigen. Het bericht “Timer is ingeschakeld” verschijnt op het
scherm. De timer start met tellen vanaf het moment dat de timer wordt
ingeschakeld.
Volg de onderstaande stappen om de timer stop te zetten:
1.Ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Presentatietimer en markeer
Uit.
Druk op MODE/ENTER. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
2.Markeer Ja en druk op MODE/ENTER om te bevestigen. Het bericht "Timer is
uitgeschakeld!" wordt weergegeven op het scherm.
Bediening
43
Externe oproepbewerkingen
Sluit de projector aan op uw pc of notebook met
een USB-kabel voordat u de oproepfunctie gebruikt.
Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23 voor
details.
U kunt de weergavesoftware gebruiken (op een
aangesloten pc) die reageert op opdrachten Pagina
omhoog/omlaag (zoals Microsoft PowerPoint) door
op de afstandsbediening op PAGE + / - te drukken.
Als de functie voor extern oproepen niet werkt,
moet u controleren of de USB-verbinding correct is
uitgevoerd en of het muisstuurprogramma op uw computer is bijgewerkt naar de laatste
versie.
Het beeld verbergen
Als u wilt dat de aandacht van het publiek volledig op
de presentator is gevestigd, kiest u ECO BLANK
op de projector of de afstandbediening om het beeld
op het scherm te verbergen. Druk op een
willekeurige toets op de projector of de
afstandsbediening om het beeld te herstellen. Het
woord 'LEEG' verschijnt op het scherm terwijl het
beeld is verborgen. Wanneer deze functie is
geactiveerd terwijl een audio-ingang is aangesloten, is
de audio nog steeds hoorbaar.
U kunt de inactief-timer instellen in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis >
Gebruiksinstellingen > Inactief-timer zodat de projector het beeld automatisch na
een bepaalde tijd herstelt als bij inactief beeld geen actie is ondernomen. De duur kan
worden ingesteld van 5 tot 30 minuten in stappen van 5 minuten.
• Blokkeer de projectielens niet voor het projecteren, anders kan het blokkerende object
oververhit raken.
• Ongeacht of de Inactief-timer s geactiveerd, kunt u op een toets (behalve op de toets PAGE
+ / -) drukken op de projector of afstandsbediening om de foto te herstellen.
Het beeld stilzetten
Druk op FREEZE op de afstandsbediening om het
beeld stil te zetten. Het woord 'STILZETTEN' wordt
op het scherm weergegeven. Om de functie vrij te
geven, drukt u op een willekeurige toets op de
projector of afstandsbediening (behalve de toets
PAGE + / -).
Zelfs wanneer een beeld op het scherm is stilgezet,
blijven de beelden op de video of een ander apparaat
doorlopen. Als de aangesloten apparaten geluid
weergeven, blijft u het geluid horen hoewel het beeld
niet meer beweegt.
44
Bediening
Gebruik op grote hoogte
We raden u aan Hoogtemodus te gebruiken wanneer uw omgeving tussen 1500 meter
tot 3000 meter boven zeeniveau ligt, met een omgevingstemperatuur tussen 0 en 35°C.
Gebruik Hoogtemodus niet als uw hoogte tussen 0 en 1500 meter is, met een
omgevingstemperatuur tussen 0 en 35°C. De projector zal dan te veel afkoelen als u de modus
inschakelt in dergelijke omstandigheden.
De Hoogtemodus activeren:
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op / tot het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd wordt gemarkeerd.
2.Druk op om Hoogtemodus te markeren en druk op / om Aan te
selecteren. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
3.Markeer Ja en druk op MODE/ENTER.
Het gebruik onder "Hoogtemodus" kan een hoger bedrijfsgeluid van meer decibels
veroorzaken vanwege de hogere ventilatorsnelheid die nodig is om de algemene koeling en
prestaties van het systeem te verbeteren.
Als u deze projector in andere extreme omstandigheden dan de bovenstaande gebruikt,
wordt het apparaat mogelijk automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de projector
oververhit geraakt. Selecteer in dergelijke gevallen de hoogtemodus om deze symptomen
te verhelpen. Dit betekent echter niet dat de projector in alle ruwe of extreme
omstandigheden kan worden gebruikt.
Het geluid aanpassen
De geluidsaanpassingen zoals hieronder weergegeven, hebben invloed op de luidspreker(s)
van de projector. Controleer of u een juiste aansluiting hebt gemaakt met de audio-ingang
van de projector. Zie "Aansluitingen" op pagina 21 voor uitleg over het aansluiten op de
audio-ingang.
Het geluid dempen
Om het volume te regelen, drukt u op MUTE op
de afstandsbediening, of:
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op /
tot het menu SYSTEEMINSTLL:
Geavanceerd wordt gemarkeerd.
2.Druk op om Geluidsinstellingen te
markeren en druk op MODE/ENTER. De
pagina Geluidsinstellingen wordt
weergegeven.
3.Markeer Geluid uit en selecteer Aan.
Het volume regelen
Om het volume te regelen, drukt u op / / /
op de afstandsbediening, of:
1.Herhaal de bovenstaande stappen 1-2.
2.markeer Volume en selecteer een gewenst
geluidsvolume.
Bediening
45
De beltoon uitschakelen
Om de beltoon uit te schakelen:
1.Herhaal stappen 1-2 in de paragraaf Het geluid uitzetten.
2.Markeer Beltoon aan/uit en selecteer Uit.
De enige manier om Beltoon aan/uit te veranderen is door hier Aan of Uit te kiezen. Het geluid
dempen of het geluidsniveau veranderen heeft geen effect op Beltoon aan/uit.
Het volume van de microfoon regelen
Om het volume te regelen, drukt u op MIC/VOL
+/- op de afstandsbediening, of:
1.Herhaal stappen 1-2 in de paragraaf Het geluid
uitzetten.
2.markeer Microfoonvolume en selecteer
een gewenst geluidsvolume.
Het geluid van de microfoon werkt nog, ook al is
Geluid uit geactiveerd.
De menuweergave van de projector
aanpassen
U kunt de OSD-menu's instellen volgens uw voorkeur. De volgende instellingen hebben
geen invloed op de projectie-instellingen, de bediening of de prestaties van de projectie.
• Weergaveduur menu in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Menu-
instellingen stelt de tijd in hoelang het OSD-menu geactiveerd blijft na de laatste
ingedrukte toets. U kunt een tijdsduur tussen 5 en 30 seconden kiezen, in stappen van
5 seconden. Gebruik / om een geschikt tijdsframe te kiezen.
• Menupositie in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Menu-instellingen stelt de
OSD-positie in op vijf locaties. Gebruik / om de positie van uw voorkeur te
kiezen.
• Taal in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis stelt de OSD-menu's in op een voor u
bekende taal. Met Enter selecteert u uw taal.
• Herinnering in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Menu-instellingen bepaalt
of herinneringsberichten op het scherm worden weergegeven. Met / selecteert u
de gewenste instelling.
• Opstartscherm in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis stelt het logoscherm van
uw voorkeur in dat wordt weergegeven tijdens het opstarten van de projector. Met
/ selecteert u een venster.
46
Bediening
De lampspaarmodus selecteren
• Met de afstandsbediening.
Druk op SmartEco om Lampmodus te markeren en druk op / om Normaal/Economisch/SmartEco te selecteren.
• Met het OSD-menu.
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op /
tot het menu SYSTEEMINSTLL:
Geavanceerd wordt gemarkeerd.
2.Druk op om Lampmodus te markeren
en druk op MODE/ENTER. De pagina
Lampinstellingen wordt weergegeven.
3.Markeer Lampmodus en druk op /
om Normaal/Economisch/SmartEco te
selecteren. De helderheid van de lamp verschilt afhankelijk van de lampmodus.
Raadpleeg de beschrijvingen in de onderstaande tabel.
LampmodusBeschrijving
Normaal100% lamphelderheid.
EconomischSpaart 20% lampenergieverbruik.
SmartEco
Als de modus Economisch of SmartEco is geselecteerd, wordt de lichtuitvoer verminderd en
worden de geprojecteerde beelden donkerder.
Bespaart tot 70 % energiegebruik door de lamp, afhankelijk van het
helderheidsniveau van de inhoud.
Bediening
47
Lessjabloon gebruiken
Om het leerkrachten gemakkelijker te maken op het bord te schrijven, kunt u de
ingebouwde sjabloon gebruiken via het OSD.
Open het OSD-menu en ga naar WEERGAVE > Lessjabloon. Kies Schoolbord/Wit bord > Uit/Lettervorming/Werkblad/Coördinatenkaart. Het Lessjabloon
verschijnt.
LessjabloonWit bordSchoolbord
Lettervorming
Werkblad
48
Coördinatenkaart
Bediening
De projector bedienen via een LANomgeving
Via Netwerkinstellingen kunt u de projector met een webbrowser vanaf een computer
bedienen indien de computer en de projector correct zijn aangesloten op hetzelfde lokale
netwerk.
De instellingen voor Kabel-lan configureren
Wanneer u in een DHCP-omgeving werkt:
1.Neem een RJ45-kabel en sluit het ene uiteinde van de LAN-ingang van de projector
aan op het andere uiteinde van de RJ45-poort.
2.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op / tot het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd wordt gemarkeerd.
3.Druk op om Netwerkinstellingen te markeren en druk op MODE/ENTER.
De pagina Netwerkinstellingen wordt geopend.
4.Druk op om Kabel-lan te markeren en druk op MODE/ENTER.
5.Druk op om DHCP te markeren en druk op / om Aan te selecteren.
6.Druk op om Toepassen te markeren en druk op MODE/ENTER.
7.Open de pagina Kabel-lan opnieuw. De instellingen IP-adres,Subnetmasker ,
Standaardgateway, en DNS worden getoond. Noteer het IP-adres.
Als het IP-adres nog niet wordt weergegeven, neem dan contact op met uw ITS-beheerder.
Wanneer u niet in een DHCP-omgeving werkt:
1.Herhaal de bovenstaande stappen 1-4.
2.Druk op om DHCP te markeren en druk op / om Uit te selecteren.
3.Neem contact op met uw ITS-beheerder voor informatie over de instellingen voor
IP-adres, Subnetmasker, Standaardgateway, en DNS.
4.Druk op om het item dat u wilt wijzigen te selecteren en de waarde in te voeren.
5.Druk op om Toepassen te selecteren en druk op MODE/ENTER.
De Draadloos lan-instellingen configureren
1.Sluit de draadloze BenQ dongle (optioneel) aan op de USB TYPE-Aingangsaansluiting van de projector.
2.Markeer Draadloos lan in het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Netwerkinstellingen en druk op MODE/ENTER.
3.Om een verbinding te maken in AP-modus, moet u de SSID-informatie noteren en
dan de projector zoeken met dezelfde SSID in Q Presenter om de projectie te
starten. Voor de verbindingsmodus Infrastructuur moet u de SSID van de
projector selecteren waarmee u verbinding wilt maken. Zie "Beeld weergeven met Q
Presenter" op pagina 59 voor details.
Bediening
49
4.Gebruik de hulptoepassing voor draadloze verbindingen van uw computer om
verbinding te maken met het netwerk.
Indien voor de projector een WEP-code is ingesteld, moet de gebruiker de WEP-code invoeren
om een verbinding te maken met het netwerk.
De projector extern bedienen via een webbrowser
Zodra u de LAN-instellingen geconfigureerd hebt kunt u het IP-adres van de projector
terugvinden onderaan op het netwerkscherm. U kunt eender welke computer op
hetzelfde lokale netwerk gebruiken om de projector te bedienen.
1.Voer het adres van de project in de adresbalk van de webbrowser in en druk op
Enter. Bijvoorbeeld: http://10.60.7.31
50
2.De pagina externe netwerkbediening van BenQ gaat open.
• De webpaginabediening ondersteunt IE versie 7.0 of hoger.
Bediening
• De illustraties in de paragrafen webpaginabediening, Q Presenter en USB Reader zijn louter
i
i
informatief bedoeld en kunnen verschillen van het werkelijke ontwerp van uw projector.
3.Klik op Download om de Q Presenter software op uw computer op te slaan.
U kunt ook een koppeling maken naar de webpaginabediening van Q Presenter > Settings
(Instellingen) > Advanced Setting (Geavanceerde instellingen) > Control projector (Projector
bedienen) via de webpagine op pagina 62.
4.Het programma installeren.
5.Open Q Presenter, zoek een netwerkscherm en maak een verbinding. Zie "Beeld
weergeven met Q Presenter" op pagina 59 voor details.
Met de pagina Virtual Keypad (Virtueel Toetsenbord) kunt u de projector op dezelfde
wijze bedienen als met de afstandsbediening of het bedieningspaneel op de projector.
Bediening
51
i. Deze knoppen hebben dezelfde functie als die op de afstandsbediening. Zie
"Afstandsbediening" op pagina 14 voor details.
Met de pagina Display Setting (Weergave-instellingen) kunt u de projector op dezelfde
manier bedienen als met de OSD-menu's. Deze functies zijn nuttige menu-instellingen.
Met de pagina Picture Setting (Beeldinstellingen) kunt u de projector op dezelfde manier
bedienen als met het menu BEELD.
52
Deze pagina Information (Informatie) toont de informatie en status van deze projector.
Bediening
Met de pagina Conference Control (Conferentiebediening) kunt u de weergavestatus
bedienen van alle computers die op deze projector zijn aangesloten.
De pagina Crestron is enkel beschikbaar als u op een Kabel-lan-netwerk zit. U kunt er de
projector ook extern mee bedienen. De Crestron ondersteunt RoomView versie 6.2.2.9.
Bediening
53
i. Deze knoppen hebben dezelfde functie als die op de OSD-menu's of de
i
i
i
ii
iii
iii
ii
iv
v
i
afstandsbediening. Zie "2. BEELD" op pagina 71 en "Afstandsbediening" op pagina
14 voor details.
U kunt de menuknop ook gebruiken om terug te gaan naar het vorige OSD-menu, af te sluiten
of menu-instellingen op te slaan.
ii. Om de ingangsbron te verwisselen, klikt u op het gewenste signaal.
iii. U kunt de gewenste OSD-taal selecteren.
Met de toolspagina kunt u de projector beheren en de LAN-bedieningsinstellingen en
beveiligde toegang tot de externe netwerkbediening op deze projector configureren.
54
Bediening
i. U kunt de projector een naam geven, zijn locatie en de verantwoordelijke
i
persoon traceren.
ii. U kunt de Kabel-lan-instellingen aanpassen.
iii. Zodra die zijn ingesteld is de toegang tot de externe netwerkbediening op deze
projector beveiligd met een wachtwoord.
iv. Zodra het is ingesteld is de toegang tot de toolspagina beveiligd met een
wachtwoord.
Nadat de aanpassingen zijn gemaakt, drukt u op de knop Verzenden en de gegevens worden
opgeslagen in de projector.
v. Druk op exit (Afsluiten) om terug te gaan naar de pagina Creston externe
netwerkbediening.
Deze pagina info (informatie) toont de informatie en status van deze projector.
i. Druk op exit (Afsluiten) om terug te gaan naar de pagina Creston externe
netwerkbediening.
Met de pagina Admin kunt u de pagina's Basic (Basis), Wired LAN (Kabel-lan), Wireless
LAN (Draadloos lan) en Mail openen zodra het wachtwoord is ingevoerd. Het
standaardwachtwoord is "0000". Open de pagina Basic (Basis) als u het wachtwoord wilt
wijzigen.
Bediening
55
Met de pagina Basic (Basis) kunt u het wachtwoord wijzigen en aangesloten personen
selecteren. Het aantal aangesloten personen kan de weergavekwaliteit van het netwerk
beïnvloeden.
56
Bediening
Met de pagina Wired LAN (Kabel-lan) kunt u de instellingen voor het Wired LAN (Kabellan) aanpassen.
Via de pagina Wireless LAN (Draadloos lan) kunt u de instellingen voor Wireless LAN
(Draadloos lan) aanpassen.
De max. lengte van de SSID-tekenreeks is 16 bytes. Gebruik een ander SSID om meer dan
twee projectors via de draadloze LAN aan te sluiten.
Bediening
57
Met de pagina Mail kunt u een waarschuwings-e-mail naar uw ITS-beheerder sturen.
U kunt eerst de functie Mail Test (Mailtest) uitproberen om na te gaan of de Alert Mail
(Waarschuwingsmail) werkt.
58
Bediening
Beeld weergeven met Q Presenter
i
ii
iii
iv
Q Presenter is een toepassing die draait op de host-pc. Het maakt een verbinding met een
beschikbaar netwerkscherm en brengt de inhoud van het bureaublad via een lokale
netwerkverbinding over naar het netwerkscherm.
Zorg dat andere virtuele netwerkbedieningsprogramma's zijn uitgeschakeld voordat u Q
Presenter gebruikt.
1.Sluit de projector aan met de RJ45-kabel en zorg ervoor dat uw laptop of computer
ook op de LAN zijn aangesloten. Zie "De instellingen voor Kabel-lan configureren"
op pagina 49 en "De Draadloos lan-instellingen configureren" op pagina 49 voor
details.
2.Zoek het IP-adres en voer het adres van de projector in de adresbalk van uw
browser in. Zie "De projector extern bedienen via een webbrowser" op pagina 50
voor details.
3.Download Q Presenter, pak het uit en installeer het programma.
4.Zodra het geïnstalleerd is, klikt u tweemaal op het pictogram van Q Presenter. De
pagina Q Presenter verschijnt.
5.Klik op het pictogram Search (Zoeken).
Met de pagina Search (Zoeken) kunt u een netwerkscherm zoeken en er een verbinding
mee maken.
i. U kunt het IP-adres invoeren (zie "De projector extern bedienen via een
webbrowser" op pagina 50 voor details) of gewoon op "Search (Zoeken)"
klikken.
Bediening
59
ii. Projectors die op de LAN zijn aangesloten worden gevonden. Selecteer
i
ii
iii
vervolgens de projector waarmee u een verbinding wilt maken.
iii. Klik op "Connect (Verbinden)". Vervolgens zou u het beeld op de projector
moeten kunnen zien.
iv. U kunt klikken om de verbinding met alle aangesloten projectoren te verbreken.
Met de pagina Special Feature (Speciaal kenmerk) beschikt u over een aantal geavanceerde
functies om het weergegeven beeld op uw projector te beheren.
i. Full Screen (Volledig scherm): weergave van het volledige beeld op de projector.
Selectable (Selecteerbaar): een vierkant verschijnt en u kunt de zone die u aan
het publiek wilt tonen verplaatsen en slepen.
60
Bediening
ii. U kunt de weergave van het bureaublad op aangesloten netwerkschermen
i
v
ii
iii
iv
vi
weergeven/pauzeren.
iii. 4-1 Scherm (tot 4 computers kunnen tegelijk naar 1 projector seinen). Klik op
de locatie die u wilt weergeven. U kunt 4 locaties kiezen (1-4) of 2 plaatsen (L en
R) als het gaat om 2 computers. Zodra u op de plaats klikt die u wilt weergeven,
verschijnt het beeld op de projector. U kunt de locatie veranderen wanneer u
wilt, zelfs terug naar vol scherm of leeg scherm.
Met de pagina's Basic Settings (Basisinstellingen) en Advanced Settings (Geavanceerde
instellingen) kunt u Q Presenter configureren.
i. U kunt selecteren of u de functie Remote Desktop (Externe bureaublad) wilt
activeren. Als de functie Remote Desktop (Externe bureaublad) geactiveerd is,
kunt u Name (Naam) en Password (Wachtwoord) veranderen. Als het niet is
geactiveerd, worden Name (Naam) en Password (Wachtwoord) grijs
weergegeven.
ii. U kunt de naam en het wachtwoord van de aangesloten computer instellen. De
Name (Naam) moet bestaan uit acht hoofdletters uit de tekens A-Z & 0-9. Het
Password (Wachtwoord) moet uit 6 cijfers van 1 tot 4 bestaan.
iii. Wanneer u Q Presenter installeert zal het programma automatisch de taal van
het besturingssysteem van uw computer bepalen en dezelfde taal installeren als
die van uw besturingssysteem. Als uw taal niet beschikbaar is, behoudt het
systeem het Engels als de standaardinstelling.
iv. U kunt selecteren of u kennisgevingen wilt ontvangen.
v. Wanneer u 1:N display instelt, kan 1PC/NB tot 8 projectors tegelijk weergeven.
vi. Zodra dit is ingesteld drukt u op Apply (Toepassen) om de wijzigingen op te
slaan.
Bediening
61
vii. U kunt Video of Graphics als weergavemodus selecteren. Graphic Mode
viii
ix
x
vii
(Graphic-modus): minder goede beeldkwaliteit maar snellere
overdrachtsnelheid. Video Mode (Videomodus): betere beeldkwaliteit maar
tragere overdrachtsnelheid. De eigenlijke overdrachtsnelheid wordt echter
bepaald door de status van het netwerkgebruik op dat moment.
viii. U kunt kiezen of u de toepassing Q Presenter automatisch wilt openen als de
computer wordt opgestart.
ix. Zodra dit is ingesteld drukt u op Apply (Toepassen) om de wijzigingen op te
slaan.
x. U kunt een koppeling maken naar de pagina van BenQ externe netwerkbediening
op pagina 50.
62
Bediening
Webbeheerblokkering gebruiken
Deze functie is ontworpen om te verhinderen dat onbevoegde personen met verkeerde
bedoelingen de projectorinstellingen wijzigen via het Projector Network Display System
(Netwerkweergavesysteem van de projector).
De functie inschakelen:
1.nadat uw computer is aangesloten op de projector, voert u het adres van de
projector in de adresbalk van uw browser in en drukt u op Enter.
2.Ga naar de pagina Admin van het Projector Network Display System
(Netwerkweergavesysteem van de projector).
3.Voer het huidige wachtwoord in.
4.klik op ON (AAN) in de rij Web Control Lock (Webbeheerblokkering).
Wanneer iemand de volgende keer een verbinding maakt met deze projector, biedt de
pagina Projector Network Display System (Netwerkweergavesysteem van de projector)
beperkte functies.
De functie uitschakelen:
1.Ga naar de pagina Admin van het Projector Network Display System
(Netwerkweergavesysteem van de projector).
2.Voer het huidige wachtwoord in.
3.Klik op OFF (UIT) in de rij Web Control Lock (Webbeheerblokkering).
U kunt ook het OSD-menu gebruiken om deze functie in of uit te schakelen:
1.ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd > Beveiligingsins Tellingen > Beveiligingsinstellingen wijzigen nadat u het OSD-menusysteem
hebt geopend. Druk op MODE/ENTER. Het bericht 'WACHTWOORD
INVOEREN' verschijnt. Voer het huidige wachtwoord in.
2.Als het wachtwoord correct is, keert het OSD-menu terug naar de pagina
Beveiligingsins Tellingen. Druk op om Webbeheerblokkering te markeren
en druk op / om Aan of Uit te selecteren.
Aanmeldingscode projectie gebruiken
Deze functie is ontwikkeld om de netwerkweergave te garanderen via de juiste projector.
Deze functie in-/uitschakelen:
1.ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd > Netwerkinstellingen
nadat u het OSD-menusysteem hebt geopend. Druk op MODE/ENTER.
2.Druk op om Aanmeldcode voor projectie te markeren en druk op /
om Aan of Uit te selecteren.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
genereert de projector een willekeurige
4-cijferige code bovenaan rechts
wanneer u schakelt naar de bron voor de
Network Display (Netwerkweergave). U
moet deze 4-cijferige code invoeren in Q
Presenter wanneer u een verbinding
maakt met de projector.
Bediening
63
Gebruik van de uitzendfunctie
Als het gaat om 1:N LAN-schermen kunt u dit op twee manieren uitvoeren:
1.Via TCP/IP (ondersteuning voor maximaal 8 projectoren, oorspronkelijk ontwerp)
2.Via Multicast (ondersteuning voor maximaal 255 projectoren, dit nieuwe ontwerp)
U kunt kanaal 1, 2, 3, 4, 5, 6...25 selecteren met het bijbehorende IP-adres (grijs).
U kunt kiezen uit 1 tot 25 kanalen (25 IP-adressen):
239.192.19.21~239.192.19.45
Als het kanaal is vastgezet als een noodkanaal en de projector detecteert een beeld dat
binnenkomt over dit kanaal, projecteert hij automatisch dit beeld. Het is niet nodig om
handmatig van bron te wisselen.
Zo schakelt u deze functie in:
Voor de functie is een speciale versie van QPresenter nodig. Download deze van de cd met de
handleiding.
1.ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd > Netwerkinstellingen
nadat u het OSD-menusysteem hebt geopend. Druk op MODE/ENTER.
2.Druk op om Uitzenden te markeren en druk op / om Aan te selecteren.
3.Open de pagina Advanced Settings (Geavanceerde instellingen) in Qpresenter.
4.Klik op Ja in de rij Activating Broadcasting en klik op Toepassen.
Of
1.Open het Projector Network Display System (Netwerkweergavesysteem van de
projector) en ga naar de pagina Basic.
2.Klik op Aan in rij Uitzenden en selecteer een kanaal met de vervolgkeuzelijst.
3.Open de pagina Advanced Settings (Geavanceerde instellingen) in Qpresenter.
4.Klik op Ja in de rij Activating Broadcasting en klik op Toepassen.
• Deze functie is alleen beschikbaar als de bron Network Display (Netwerkscherm)
geselecteerd is.
• De minimum systeemeis voor uw computer is Intel Core 2 Duo 2,4 GHz CPU, 2 GB DDR.
Een presentatie maken vanaf een USB
Reader
Met deze functie geeft u een diapresentatie weer van afbeeldingen die zijn opgeslagen op
een USB-flashdrive die is aangesloten op de projector. Op die manier wordt een
computerbron mogelijk overbodig.
Bestandstypes
De USB Reader geeft afbeeldingsbestanden weer in de indelingen jpeg, gif, tiff, png en bmp.
• Een vierkantje verschijnt bij bestandsnamen met onbekende tekens.
• Thaise bestandsnamen worden niet ondersteund.
• Bestanden in de indelingen gif, tiff, png en bmp kunnen alleen weergegeven worden voor
bestanden die kleiner zijn dan WXGA (1280 x 800).
• Bij mappen met meer dan 200 foto's kunnen alleen de eerste 200 foto's weergegeven
worden.
Voorbereiding
Volg deze stappen om uw foto's te zien als een diapresentatie:
1.Sluit een USB-flashdrive aan op uw computer en kopieer bestanden vanaf de
computer naar de USB-flashdrive.
64
Bediening
2.Schakel waar nodig uw projector in.
i
iii
ii
3.Neem de USB-flashdrive uit uw computer en steek hem daarna in de USB TYPE Aaansluiting van de projector.
4.De miniatuurweergave.
USB Reader bedienen
Terwijl u miniaturen bekijkt:
i. Miniaturen
ii. Geselecteerde map
iii. Ondersteunde bestandsindelingen
map openenEnter
VoorDruk op
door miniaturen bladerenvier pijltoetsen
terug naar een vorige pagina gaanAuto
USB Reader afsluitenAfsluiten
naar een andere pagina gaan
/
terug naar de eerste pagina van die mapTe r u g
diapresentatie startenDiapresentatie wanneer een afbeelding is
instellingen van de USB Reader aanpassenInstelling
gemarkeerd.
Bediening
65
Tijdens diavoorstelling:
VoorDruk op
naar vorige of volgende afbeelding gaan
de afbeelding 90 graden rechtsom/linksom
draaien
diavoorstelling starten/stoppenEnter
terug naar een vorige pagina gaanAuto
(Draaien is tijdelijk; de afbeelding keert terug
naar de oorspronkelijke stand als u
terugkeert naar miniaturen.)
/
/
66
Bediening
Pagina Instellingen:
ii
iii
iv
i
i. U kunt volgorde-instellingen aanpassen.
ii. U kunt diapresentatie-instellingen aanpassen.
iii. Druk op OK om de instellingen op te slaan.
iv. Druk op Cancel (Annuleren) om de verandering te negeren.
Bediening
67
Extern bureaublad bedienen via Q Presenter
Q Presenter kan naar de Remote Desktop Control (RDC of externe bureaubladbediening)
van de host-pc gaan vanaf de plaats van de projector.
1.Stel de RDC-aanmeldingsaccount (gebruikersnaam en wachtwoord) in Q Presenter
in.
• Name (Naam): moet bestaan uit 8 Engelse hoofdletters A-Z en cijfers van 0-9.
• Password (Wachtwoord): moet bestaan uit 6 tekens beperkt van 1-4.
• Als veel publiek de weergave bekijkt terwijl de gebruiker het wachtwoord
invoert wordt het cijfer omgezet naar omhoog, links, omlaag, rechts in
respectievelijk 1 tot 4 van de toetsenborden van de projector of de
afstandsbediening.
• Indien meerdere identieke namen van Q Presenter gevonden worden, wordt in
de OSD van de projector een fout "duplicaat" weergegeven.
2.De Remote Desktop Control (Externe bureaubladbediening) activeren in
Q Presenter > Settings (Instellingen) > Basic Settings (Basisinstellingen).
68
Bediening
3.Open het OSD-menu en ga naar het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Netwerkinstellingen. Druk op MODE/ENTER.
4.Markeer Extern bureaublad en druk op
MODE/ENTER.
5.Voer dezelfde Account en hetzelfde
Wachtwoord in als in stap 1.
6.Markeer Verbinden en druk op MODE/ENTER om de geselecteerde pc te verbinden.
7.Sluit het USB-toetsenbord of de muis aan om
het bureaublad van de host-pc via de projector
te bedienen.
• Remote Desktop Control (Externe bureaubladbediening) ondersteunt de stand-bymodus
van de pc niet.
• Remote Desktop Control (Externe bureaubladbediening) ondersteunt alleen LAN-bronnen,
zodat de projectorbron vastzit op de LAN.
Bediening
69
PointDraw™-pen
I
I
De PointDraw™ pen werkt als een draadloze muis: maar dan een die in de lucht werkt,
niet op uw bureaublad. Hou de pen gewoon in de hand en wijs ermee naar het
geprojecteerde beeld om te wijzen, klikken en slepen. Zie de meest recente compatibele
PointDraw™ pen handleiding voor meer informatie.
De projector uitschakelen
1.Druk op Voeding op de projector. Er
wordt een bevestiging weergegeven.
Wanneer u niet binnen enkele seconden
reageert, verdwijnt het bericht. Als u de
afstandsbediening gebruikt, drukt u op Uit om de
projector uit te schakelen.
2.Druk nogmaals op Voeding op de
projector. Het Voedingsindicator (POWER) knippert oranje, de projectorlamp
wordt uitgeschakeld en de ventilatoren blijven
draaien zodat de projector kan afkoelen.
• Om de lamp te beschermen, zal de projector niet
op opdrachten reageren tijdens het afkoelen.
• U kunt de afkoeltijd verkorten door de functie
Snelle afkoeling te activeren. Zie "Snelle afkoeling"
op pagina 80 voor details.
3.Zodra het afkoelen is voltooid, licht
Voedingsindicator (POWER) stabiel
oranje op en stoppen de ventilators.
4.Trek de stroomkabel uit het stopcontact als de projector geruime tijd niet zal
worden gebruikt.
• Als de projector niet correct is uitgeschakeld en u de projector probeert opnieuw op te
starten, zullen de ventilators nog enkele minuten blijven draaien om af te koelen om de
lamp te beschermen. Druk nogmaals op Aan om de projector te starten nadat de
ventilators zijn gestopt en Voedingsindicator (POWER) oranje wordt.
• De feitelijke levensduur van de lamp kan variëren door verschillende
omgevingsomstandigheden en het gebruik.
I
I
70
Bediening
Menubediening
Menusysteem
De OSD-menu's kunnen verschillen, afhankelijk van het geselecteerde signaaltype.
De menuopties zijn beschikbaar wanneer de projector minstens één geldig signaal
detecteert. Wanneer er geen apparatuur op de projector is aangesloten of als er geen
signaal wordt gedetecteerd, zijn slechts beperkte menuopties beschikbaar.
74
Bediening
Beschrijving van elk menu
1. Menu WEERGAVE
• De standaardwaarden die in deze handleiding zijn weergegeven, vooral op de pagina's 75-85,
zijn uitsluitend informatief bedoeld. Ze kunnen verschillen tussen de projectors vanwege de
voortdurende verbetering van de producten.
FUNCTIEBESCHRIJVING
Wandkleur
Beeldverhouding
Automatische
keystone
Keystone
Positie
Fase
Horizontale
afmeting
Digitale zoom
Corrigeert de kleur van het geprojecteerde beeld als het
projectieoppervlak niet wit is. Zie "Wandkleur gebruiken" op pagina
40 voor details.
Er zijn vier opties voor het instellen van de beeldverhouding,
afhankelijk van de bron van het ingangssignaal. Zie "De
beeldverhouding selecteren" op pagina 38 voor details.
Corrigeert automatisch eventuele keystone-fouten in het beeld.
Corrigeert eventuele keystone-afwijkingen van het beeld. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 32 voor details.
De pagina voor het aanpassen van de positie wordt weergegeven. U
verplaatst het geprojecteerde beeld met de richtingspijlen. De
waarden die onder aan de pagina worden weergegeven, veranderen
telkens wanneer u op een knop drukt tot het maximum of minimum
is bereikt.
Deze functie is alleen beschikbaar indien een pc-signaal (analoog
RGB) is geselecteerd.
Hiermee past u de klokfase aan om vervorming
van het beeld te verminderen.
Deze functie is alleen beschikbaar indien
een pc-signaal (analoog RGB) is geselecteerd.
Stelt de horizontale breedte van het beeld in.
Deze functie is alleen beschikbaar indien een pc-signaal (analoog
RGB) is geselecteerd.
Hiermee vergroot of verkleint u het geprojecteerde beeld. Zie
"Vergroten en details zoeken" op pagina 37 voor details.
Bediening
75
FUNCTIEBESCHRIJVING
1. Menu WEERGAVE
Deze projector beschikt over een 3D-functie waarmee u 3D-films,
video's en sportevenementen op een realistischere manier kunt
bekijken door de diepte van de beelden weer te geven. U moet een
3D-bril dragen om 3D-beelden te kunnen bekijken.
3D-modus
3D
De standaardinstelling is 3D en de projector kiest automatisch een
geschikte 3D-indeling zodra 3D-inhoud gedetecteerd wordt. Als de
projector de 3D-indeling niet herkent, druk u op / om een 3Dmodus te kiezen.
3D sync omkeren
Als u vaststelt dat de beelddiepte omgekeerd is, schakelt u deze
functie in om het probleem te verhelpen.
Biedt een aantal sjablonen als leerhulpmiddelen. Trainers kunnen die
gebruiken om les te geven. Zie "Lessjabloon gebruiken" op pagina 48
voor details.
Lessjabloon
76
Bediening
FUNCTIEBESCHRIJVING
2. Menu BEELD
Met de vooraf ingestelde beeldmodi kunt u de instellingen van het
Beeldmodus
projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39 voor details.
Selecteert een beeldmodus die het best overeenkomt op uw
behoeften op het vlak van beeldkwaliteit en zorgt voor het verder fijn
afstemmen van het beeld op basis van de selecties op deze pagina.
Referentiemodus
Zie "De Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2 instellen" op pagina
40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Past de helderheid van het beeld aan. Zie "Aanpassen Helderheid" op
Helderheid
pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in. Zie
Contrast
"Aanpassen Contrast" op pagina 40 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de
sterkte van elke kleur in een videobeeld. Zie "Aanpassen Kleur" op
pagina 40 voor details.
Kleur
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-Videosignaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of PAL is.
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan. Zie
"Aanpassen Tint" op pagina 41 voor details.
Tint
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer een Video- of S-Videosignaal is geselecteerd en het systeemformaat NTSC of PAL is.
Maakt het beeld scherper of zachter. Zie "Aanpassen Scherpte" op
Scherpte
pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus 1 of
Gebruikersmodus 2 is geselecteerd.
Bediening
77
FUNCTIEBESCHRIJVING
2. Menu BEELD
3. Menu
INGANG
Past de witpieken aan terwijl u de correcte kleurvoorstelling
Brilliant Color
behoudt. Zie "Aanpassen Brilliant Color" op pagina 41 voor details.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus
1/2 is geselecteerd.
Zie "Selecteren van Kleurtemperatuur" op pagina 41 voor details.
Kleurtemperatuur
Kleurtemperatuur fijn
afstellen
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus
1/2 is geselecteerd.
Zie "Een kleurtemperatuur naar wens instellen" op pagina 41 voor
details.
Zie "3D-kleurbeheer" op pagina 41 voor details.
3D-kleurbeheer
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Gebruikersmodus
1/2 is geselecteerd.
Zie "De huidige of alle beeldmodi opnieuw instellen" op pagina 42
voor details.
Beeldinstellingen
resetten
Als Beeldmodus onder Dynamisch is, zet kiezen voor "Huidige"
alleen de standaardwaarde terug voor Dynamisch, maar kiezen
voor "Alles" herstelt de standaardwaarden voor alle instellingen
van Beeldmodus.
Snel automatisch
zoeken
Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 36 voor details.
Zie "Kleurruimte wijzigen" op pagina 37 voor details.
Kleurruimteconversie
78
Bediening
FUNCTIEBESCHRIJVING
4. Menu SYSTEEMINSTLL: Basis
Herinnert de spreker eraan de presentatie binnen een bepaalde tijd
af te ronden. Zie "De presentatietimer instellen" op pagina 43 voor
details.
Timerinterval
Stelt de voorkeurstijd in voor presentaties.
Timerweergave
Presentatietimer
Stelt in of de timer op het scherm wordt weergegeven.
Timerpositie
Stelt de positie in waar het de timer op het scherm komt.
Aftelrichting
Stelt de richting van het aftellen in.
Herinnering voor geluid
Stelt een geluidsherinnering in wanneer de timer verstreken is.
Taal
Stelt de taal in voor de OSD-menu's (On-Screen Display). Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 33 voor details.
U kunt de projector aan het plafond of achter een scherm
Projectorinstallatie
installeren, of met een of meerdere spiegels. Zie "Een locatie
kiezen" op pagina 17 voor details.
Weergaveduur menu
Bepaalt hoe lang het OSD-menu op het scherm blijft nadat u de
laatste knop hebt ingedrukt. U kunt een waarde tussen 5 en 30
seconden kiezen, in stappen van 5 seconden.
Menu-instellingen
Menupositie
Hiermee stelt u de positie van het OSD-menu in.
Herinnering
Stelt in of het herinneringsbericht moet worden weergegeven.
Bediening
79
4. Menu SYSTEEMINSTLL: Basis
Gebruiksinstellingen
Direct inschakelen
Selecteer Aan om de functie in te schakelen. Zie "De projector
opstarten" op pagina 29 voor details.
Inschakelen bij signaal
Door Aan te kiezen, schakelt de projector automatisch in als een
VGA-signaal is gedetecteerd. Als u Uit selecteert, kan de voeding
van de projector handmatig worden ingeschakeld (via toetsenblok
of afstandsbediening). Zie "De projector opstarten" op pagina 29
voor details.
Automatisch uitschakelen
Hiermee kan de projector automatisch worden uitgeschakeld als er
na een ingestelde periode geen ingangssignaal is gedetecteerd. Zie
"Instelling Automatisch uitschakelen" op pagina 88 voor details.
Snelle afkoeling
Als u Aan kiest wordt de functie ingeschakeld en wordt de
afkoeltijd van de projector verkort naar enkele seconden.
Als u de projector direct na het snel afkoelen opnieuw probeert
op te starten, wordt deze wellicht niet goed ingeschakeld en
worden de koelventilators opnieuw gestart.
Direct herstarten
Wanneer Direct herstarten is ingeschakeld, kunt u de projector
onmiddellijk opnieuw opstarten binnen 90 seconden nadat de
projector is uitgeschakeld.
Inactief-timer
Bepaalt hoe lang een beeld blanco wordt weergegeven wanneer de
functie Blank is geactiveerd. Zodra deze tijd is verstreken wordt
het beeld opnieuw weergegeven. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 44 voor details.
Slaaptimer
Stelt de timer voor automatisch uitschakelen in. De timer kan
worden ingesteld op een waarde tussen 30 minuten en 12 uur.
Ventilatorsnelheid
Deze functie kan alleen worden gebruikt wanneer een stoffilter is
geïnstalleerd. Kies High om de functie in te schakelen.
80
Bediening
FUNCTIEBESCHRIJVING
4. Menu SYSTEEMINSTLL:
Basis
Externe ontvanger
Stelt in welke IR-sensor voor afstandsbediening van de projector
het signaal van de afstandsbediening zal ontvangen.
Schakelt alle toetsfuncties van het paneel in of uit, behalve de
Paneeltoetsblokkering
voedingsknop op de projector en de toetsen op de
afstandsbediening.
Hiermee kunt u kiezen welke achtergrondkleur wordt
Achtergrondkleur
weergegeven wanneer de projector geen signaal ontvangt. Er zijn
vier opties beschikbaar: BenQ-logo, Zwart, Blauw of Paars.
Hiermee selecteert u het logoscherm dat wordt weergegeven bij
Opstartscherm
het opstarten van de projector. Er zijn vier opties beschikbaar:
BenQ-logo, MyScreen, Zwart of Blauw.
Zie "PointDraw™-pen" op pagina 70 voor details.
PointDraw™
Bediening
81
FUNCTIEBESCHRIJVING
5. Menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd
Hoogtemodus
Een modus voor gebruik op grote hoogte. Zie "Gebruik op grote
hoogte" op pagina 45 voor details.
Hiermee kunt u het menu Geluidsinstellingen openen. Zie "Het
geluid aanpassen" op pagina 45 voor details.
Geluid uit
Stelt de functie Geluid uit in.
Volume
Geluidsinstellingen
Regelt het volumeniveau van de audio.
Microfoonvolume
Regelt het volume van de microfoon.
Beltoon aan/uit
Schakelt Beltoon aan/uit in.
Lampmodus
Zie "De ecofunctie van Lampmodus instellen als Economisch of
modus SmartEco" op pagina 87 voor details
Lamptimer herstellen
Lampinstellingen
Zie "De lamptimer opnieuw instellen op nul" op pagina 92 voor
details.
Equivalent lamp
Zie "Het aantal lampuren kennen" op pagina 87 voor meer informatie
over de manier waarop de totale gebruiksduur van de lamp wordt
berekend.
Wachtwoord wijzigen
U wordt gevraagd het huidige wachtwoord in te voeren voordat u
het vervangt door een nieuw.
Zie "De projector beveiligen" op pagina 34 voor details.
Webbeheerblokkering
Zie "Webbeheerblokkering gebruiken" op pagina 63 voor details.
Kies een baudsnelheid die identiek is aan die van uw computer, zodat
Baud-ratio
u de projector kunt aansluiten via een geschikte RS-232-kabel. Deze
functie is bedoeld voor bevoegde onderhoudstechnici.
82
Bediening
FUNCTIEBESCHRIJVING
5. Menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd
Kies Aan om de functie in te schakelen en de projector een
rastertestpatroon te laten weergeven. Het helpt u met het aanpassen
Testpatroon
van de beeldgrootte en de focus zodat het geprojecteerde beeld niet
vervormd is. Zie "Het ingebouwde testpatroon gebruiken" op pagina
31 voor details.
Ondertitels aan
Activeer de functie door Aan te kiezen als het geselecteerde
ingangssignaal ondertitels bevat.
• Ondertitels: als weergave op het scherm van de gesproken tekst,
verhaal en geluidseffecten van tv-programma’s en video’s met
ondertiteling (meestal gemarkeerd met “CC” in de tv-gids).
Stel uw beeldschermverhouding in op 4:3. Deze functie is niet
Ondertitels
beschikbaar wanneer de beeldverhouding “16:9”, "16:10" of
“Werkelijk” is.
Ondertitelversie
Selecteert de ondertitelmodus van uw voorkeur. Selecteer CC1,
CC2, CC3 OF CC4 (CC1 geeft ondertitels weer in de primaire taal
van uw regio) om ondertitels te bekijken.
Bediening
83
FUNCTIEBESCHRIJVING
5. Menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd
Netwerk
Schakel de functie in door Aan te kiezen. U kunt de projector
bewaken of bedienen via een netwerk wanneer het in de standbymodus staat.
Microfoon
Schakel de functie in door Aan te kiezen en u kunt de microfoon
zelfs in stand-bymodus gebruiken.
Beeldscherm-uit
Kies Aan om de functie in te schakelen. De projector kan een VGAsignaal uitvoeren wanneer deze in stand-bymodus is en wanneer de
COMPUTER 1- en MONITOR OUT-aansluitingen correct zijn
Stand-by-instellingen
aangesloten op de apparaten. Zie "Een beeldscherm aansluiten" op
pagina 24 voor informatie over het maken van de aansluiting.
Als deze functie is ingeschakeld wordt het standbystroomverbruik licht verhoogd.
Beeldscherm-uit werkt alleen wanneer een geschikte D-Subingang wordt aangesloten op de COMPUTER 1-aansluiting.
Audio pass-through
De projector kan geluid afspelen wanneer deze in de stand-bymodus
is en de overeenkomende aansluitingen correct zijn aangesloten op
de apparaten. Druk op / om de gewenste bron te selecteren.
Zie "Aansluitingen" op pagina 21 voor informatie over het maken
van de aansluiting.
Als deze functie is ingeschakeld wordt het standbystroomverbruik licht verhoogd.
Kabel-lan
Zie "De projector bedienen via een LAN-omgeving" op pagina 49
voor details.
Draadloos lan
Zie "De projector bedienen via een LAN-omgeving" op pagina 49
voor details.
Netwerkinstellingen
Extern bureaublad
Zie "Beeld weergeven met Q Presenter" op pagina 59 voor details.
Aanmeldcode voor projectie
Zie "Aanmeldingscode projectie gebruiken" op pagina 63 voor
details.
Uitzenden
Zie "Gebruik van de uitzendfunctie" op pagina 64 voor details.
84
Bediening
FUNCTIEBESCHRIJVING
5. Menu SYSTEEMINSTLL:
6. Menu INFORMATIE
Netwerkinstellingen
Instellingen
herstellen
Huidige
systeemstatus
AMX-apparaat detecteren
Als u Aan selecteert, kan de projector door een AMX-controller
gedetecteerd worden.
MAC-adres
Geeft het Mac-adres weer.
Zet alle instellingen terug naar de fabrieksinstellingen.
De volgende instellingen blijven behouden: Positie, Fase,
Horizontale afmeting, Gebruikersmodus 1, Gebruikersmodus 2,
Taal, Projectorinstallatie, Hoogtemodus, Beveiligingsins
Tellingen, Baud-ratio.
Ingang
Toont de huidige signaalbron.
Beeldmodus
Toont de geselecteerde modus in het menu BEELD.
Resolutie
Toont de native resolutie van het ingangssignaal.
Lampmodus
Toont de actuele lampmodus.
3D-formaat
Toont de actuele 3D-modus.
Kleursysteem
Toont het formaat van het ingangssysteem: NTSC, PAL, SECAM of
RGB.
Equivalent lamp
Toont het aantal uur dat de lamp is gebruikt.
Firmware-versie
Toont de firmwareversie.
Bediening
85
Onderhoud
Onderhoud van de projector
De projector heeft weinig onderhoud nodig. U hoeft alleen de lens en behuizing regelmatig
schoon te maken.
Verwijder nooit onderdelen van de projector, met uitzondering van de lamp. Neem contact
op met uw leverancier als er andere onderdelen moeten worden vervangen.
De lens reinigen
Reinig de lens als u vuil of stof op het oppervlak opmerkt.
• Verwijder stof met een fles met perslucht.
• Bij vuil of vlekken gebruikt u papier voor het reinigen van cameralenzen of bevochtigt u
een zachte doek met reinigingsvloeistof voor cameralenzen en veegt u het oppervlak
van de lens voorzichtig schoon.
• Gebruik nooit schurende doekjes, alkaline-/zuurhoudende reinigingsproducten,
schuurpoeder of vluchtige oplosmiddelen, zoals alcohol, benzeen, thinner of
insecticiden. Wanneer u dergelijke materialen gebruikt of als het product langdurig in
contact is met rubber of vinyl materialen, kan dit schade veroorzaken aan het
projectoroppervlak en het materiaal van de behuizing.
Wrijf nooit met schurend materiaal over de lens.
De projectorbehuizing reinigen
Schakel de projector op de correcte manier uit zoals beschreven in "De projector
uitschakelen" op pagina 70 en trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat
u de behuizing reinigt.
• Verwijder vuil of stof met een zachte, vezelvrije doek.
• Voor het verwijderen van hardnekkige vlekken gebruikt u een zachte doek, bevochtigd
met water en een neutraal schoonmaakmiddel. Veeg vervolgens de behuizing schoon.
Gebruik nooit was, alcohol, benzeen, thinner of andere chemische schoonmaakmiddelen.
Hierdoor kan de behuizing beschadigd raken.
De projector opbergen
Volg de aanwijzingen hieronder als u de projector langere tijd wilt opbergen:
• Controleer of de temperatuur en de luchtvochtigheid van de opslagruimte binnen het
aanbevolen bereik voor de projector vallen. Zie "Specificaties" op pagina 96 of neem
contact op met uw leverancier voor het bereik.
• Schuif de verstelvoetjes in.
• Haal de batterij uit de afstandsbediening.
• Verpak de projector in de oorspronkelijke of een soortgelijke verpakking.
De projector vervoeren
Het is aanbevolen de projector in de oorspronkelijke of een soortgelijke verpakking te
verzenden.
Onderhoud
86
Informatie over de lamp
Het aantal lampuren kennen
De gebruiksduur van de lamp (lampuren) wordt automatisch berekend door de
ingebouwde timer wanneer de projector wordt gebruikt. De equivalente gebruiksduur
wordt als volgt berekend:
Totale (equivalente) gebruiksduur lamp
= 1 uur (gebruiksduur in de modus Economisch) + 4/3 uur (gebruiksduur in de modus
Normaal)
Zie "De ecofunctie van Lampmodus instellen als Economisch of modus SmartEco" hieronder
voor meer informatie over de modus Economisch.
De gebruiksduur in de modus Economisch wordt berekend als 3/4 van die in de modus
Normaal. Als u de projector in de modus Economisch gebruikt, wordt de gebruiksduur
van de lamp dus met een 1/3 verlengd.
Informatie over het aantal lampuren verkrijgen:
1.Druk op MENU/EXIT en vervolgens op / tot het menu SYSTEEMINSTLL:
Geavanceerd wordt gemarkeerd.
2.Druk op om Lampinstellingen te markeren en druk op MODE/ENTER. De
pagina Lampinstellingen wordt geopend.
3.U ziet informatie over Equivalent lamp in het menu.
4.Sluit het menu af door op MENU/EXIT te drukken.
U kunt lampinformatie ook zien in het menu INFORMATIE.
De levensduur van de lamp verlengen
De projectielamp is een verbruiksartikel. Door de volgende instellingen via het OSD-menu
of de afstandsbediening op te geven, kunt u de levensduur van de lamp maximaliseren.
De ecofunctie van Lampmodus instellen als Economisch of modus
SmartEco
Met de modus Economisch/SmartEco wordt het systeemgeluid en stroomverbruik
verminderd. Als de modus Economisch/SmartEco is geselecteerd, wordt de
lichtuitvoer verminderd en worden de geprojecteerde beelden donkerder. De projector
wordt beschermd voor een langere bedrijfsduur.
Ook als u de projector in de modus Economisch/SmartEco zet, wordt de gebruiksduur
van de lamp verlengd. Stel de modus Economisch/SmartEco in door naar het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd > Lampinstellingen > Lampmodus te gaan en
op / te drukken.
De lampmodi worden gedefinieerd zoals in de onderstaande tabel.
LampmodusBeschrijving
Normaal100% lamphelderheid.
EconomischSpaart 20% lampenergieverbruik.
SmartEco
Bespaart tot 70 % energiegebruik door de lamp, afhankelijk van het
helderheidsniveau van de inhoud.
Onderhoud87
Instelling Automatisch uitschakelen
Via deze functie wordt de projector automatisch uitgeschakeld als er gedurende een
ingestelde periode geen ingangsbron wordt gedetecteerd, zodat de levensduur van de lamp
niet onnodig wordt verbruikt.
Stel Automatisch uitschakelen in door naar het menu SYSTEEMINSTLL: Basis >
Gebruiksinstellingen >Automatisch uitschakelen te gaan en op / te drukken.
De tijdsduur kan worden ingesteld van 5 tot 30 minuten, in stappen van 5 minuten. Als de
vooraf ingestelde tijdsduur niet geschikt is voor uw presentatie, selecteert u
Uitschakelen. De projector wordt niet automatisch binnen een bepaalde periode
uitgeschakeld.
88
Onderhoud
De timing van de lampvervanging
Als het LAMP-waarschuwingslampje rood oplicht of wanneer er een bericht wordt
weergegeven dat aangeeft dat u de lamp dient te vervangen, moet u een nieuwe lamp te
installeren of uw leverancier raadplegen. Een oude lamp kan storing in de projector
veroorzaken. In sommige gevallen kan de lamp ontploffen.
Het LAMP (waarschuwingslampje lamp) en het TEMP (waarschuwingslampje temperatuur)
gaan branden als de lamp te heet wordt. Zie "Indicators" op pagina 93 voor details.
De volgende lampwaarschuwingen worden weergegeven om u eraan te herinneren dat u
de lamp dient te vervangen.
De onderstaande waarschuwingsberichten zijn uitsluitend informatief bedoeld. Volg de
eigenlijke instructies op het scherm om de lamp voor te bereiden en te vervangen.
StatusBericht
Installeer een nieuwe lamp voor optimale
prestaties. Als de projector meestal de modus
Economisch gebruikt (zie "De ecofunctie van
Lampmodus instellen als Economisch of modus
SmartEco" op pagina 87), kunt u de projector nog
blijven gebruiken totdat de volgende
lampwaarschuwing verschijnt.
Druk op ENTER om het bericht te negeren.
Het is sterk aanbevolen de lamp nu te vervangen.
De lamp is een verbruiksartikel. De helderheid
van de lamp vermindert na verloop van tijd. Dit is
een normaal gedrag van de lamp. U kunt de lamp
vervangen als de helderheid aanzienlijk is
afgenomen.
Druk op ENTER om het bericht te negeren.
De lamp MOET worden vervangen voordat de
projector opnieuw normaal kan functioneren.
Druk op ENTER om het bericht te negeren.
Onderhoud89
De lamp vervangen
• Hg - Lamp bevat kwik. Behandelen in overeenstemming met de lokale wetten op
afvalverwijdering. Zie www.lamprecycle.org.
• Als de lamp wordt vervangen terwijl de projector ondersteboven aan het plafond hangt,
moet u controleren of er niemand onder de lampsok staat om het risico op letsels of
oogbeschadiging, veroorzaakt door de gebroken lamp, te voorkomen.
• Om het risico van een elektrische schok te vermijden, dient u altijd de projector uit te
schakelen en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te verwijderen voordat u de
lamp vervangt.
• Om de kans op brandwonden te verkleinen, dient u de projector gedurende ten minste 45
minuten te laten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
• Om de kans op verwondingen aan vingers of schade aan onderdelen binnen in de projector
te verkleinen, dient u voorzichtig te werk te gaan wanneer u lampglas verwijdert dat in
scherpe stukjes uit elkaar is gespat.
• Om de kans op verwondingen aan vingers en/of een slechtere beeldkwaliteit door aanraking
van de lens te verkleinen, mag u uw hand niet in de lege kast steken nadat de lamp is
verwijderd.
• Deze lamp bevat kwik. Gooi deze lamp bij het klein chemisch afval overeenkomstig de
toepasselijke lokale regelgeving.
• Wij raden u aan een BenQ-projectorlamp aan te schaffen als vervanging om de optimale
prestaties van de projector te verzekeren.
1.Schakel de voeding uit en koppel de projector los van het stopcontact. Als de lamp
heet is, laat u de lamp eerst ongeveer 45 minuten afkoelen om brandwonden te
voorkomen.
2.Maak de schroef op de lampafdekking
los.
90
Onderhoud
3.Verwijder de lampafdekking door (a)
(b)
(a)
het deksel naar de zijkant van de
projector te schuiven en (b) het af te
nemen.
• Schakel de stroom nooit in wanneer het
deksel van de lamp is verwijderd.
• Steek uw vingers niet tussen lamp en de
projector. De scherpe randen in de
projector kunnen letsels veroorzaken.
4.Maak de schroeven waarmee de lamp is
bevestigd, los.
5.Til de handgreep op zodat deze
rechtop staat. Trek met de handgreep
de lamp langzaam uit de projector.
• Als u te snel trekt, kan de lamp breken
waardoor glasscherven in de projector
terecht kunnen komen.
• Plaats de lamp niet binnen het bereik van
kinderen of in de buurt van vloeistoffen en
ontvlambare materialen.
• Steek uw handen niet in de projector nadat
de lamp is verwijderd. Als u de optische
onderdelen in de projector aanraakt, kan
dat ongelijke kleurweergave en een
vervormde projectie veroorzaken.
6.Plaats de nieuwe lamp in het
lampcompartiment en controleer of
deze in de projector past.
Onderhoud91
7.Maak de schroeven waarmee de lamp is
(a)
(b)
bevestigd, vast.
• Een losse schroef kan tot een slechte
verbinding leiden, met storingen tot gevolg.
• Draai de schroeven niet te vast.
8.Zorg dat de handgreep volledig vlak ligt
en stevig op zijn plaats zit.
9.Plaats de lampafdekking terug door
deze op zijn plaats te schuiven.
10. Maak de schroef waarmee de
lampafdekking is bevestigd, vast.
• Een losse schroef kan tot een slechte
verbinding leiden, met storingen tot gevolg.
• Draai de schroef niet te vast.
11. Start de projector opnieuw op.
Schakel de stroom nooit in wanneer het deksel van de lamp is verwijderd.
De lamptimer opnieuw instellen op nul
12. Open het OSD-menu nadat het startlogo is
verschenen. Ga naar het menu
SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd >
Lampinstellingen. Druk op MODE/
ENTER. De pagina Lampinstellingen
wordt geopend. Druk op om
Lamptimer herstellen te markeren en druk op MODE/ENTER. Er verschijnt
een waarschuwingsbericht waarin u wordt gevraagd de lamptimer te herstellen.
Markeer Reset en druk op MODE/ENTER. De lamptijd wordt opnieuw ingesteld
op '0'.
Stel de gebruiksduur van de lamp niet in op nul wanneer de lamp niet is vervangen. Wanneer u
dat wel doet, kan dit schade veroorzaken.
Resetten schaler mislukt (alleen videoprojector)
LAN-download mislukt
LAN-download wordt verwerkt
Inbrandbericht
Inbranden AAN
Inbranden UIT
Lampgebeurtenissen
Lamp 1 fout bij normaal gebruik
Lamp is niet aan
Fout ventilator 1 (de feitelijke ventilatorsnelheid is
±25% buiten de gewenste snelheid)
Uit
Fout ventilator 2 (de feitelijke ventilatorsnelheid is
±25% buiten de gewenste snelheid)
Fout ventilator 3 (de feitelijke ventilatorsnelheid is
±25% buiten de gewenste snelheid)
Uit
Uit
Temperatuur 1 fout (boven temperatuurgrens)
Fout Thermische sensor 1 open
Fout Thermische sensor 1 kortgesloten
Uit
Thermische IC #1 I2C verbindingsfout
Temperatuur 2 fout (boven temperatuurgrens)
Onderhoud93
Groen
knipperend
Groen
knipperend
Groen
knipperend
Rood
knipperend
GroenUit
Groen
knipperend
Uit
Uit
Fout Thermische sensor 2 open
Fout Thermische sensor 2 kortgesloten
Thermische IC #2 I2C verbindingsfout
94
Onderhoud
Problemen oplossen
U kunt de projector niet inschakelen.
OorzaakOplossing
Het netsnoer levert geen stroom.
Poging om projector opnieuw in te
schakelen tijdens het afkoelen.
Geen beeld
OorzaakOplossing
De videobron is niet ingeschakeld of niet
correct aangesloten.
De projector is niet correct aangesloten
op het apparaat van het ingangssignaal.
Het ingangssignaal is verkeerd
geselecteerd.
De lensklep is nog gesloten.Open de lensklep.
Onscherp beeld
OorzaakOplossing
De projectielens is niet correct
scherpgesteld.
De projector en het scherm zijn niet
correct uitgelijnd.
De lensklep is nog gesloten.Open de lensklep.
Stop het ene uiteinde van het netsnoer in de
wisselstroomingang op de projector en het andere
uiteinde in het stopcontact. Controleer of het
stopcontact is ingeschakeld (indien van
toepassing).
Wacht tot de projector volledig is afgekoeld.
Schakel de videobron in en controleer of de
signaalkabel correct is aangesloten.
Controleer de aansluiting.
Kies het juiste ingangssignaal met de knop
SOURCE op de projector of afstandsbediening.
Pas de scherpstelling van de lens aan met de
focusring.
Pas de projectiehoek, -richting en -hoogte van de
projector aan indien nodig.
De afstandsbediening werkt niet
OorzaakOplossing
De batterij is leeg.Vervang de batterij door een nieuwe.
Er bevindt zich een voorwerp tussen de
afstandsbediening en de projector.
U bevindt zich te ver van de projector.
Verwijder het voorwerp.
Ga niet verder dan 8 meter (26 voet) van de
projector staan.
Het wachtwoord is onjuist
OorzaakOplossing
U bent het wachtwoord vergeten.
Zie "De procedure voor het oproepen van het
wachtwoord starten" op pagina 35 voor details.
Problemen oplossen95
Specificaties
Alle specificaties kunnen zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd
Analoge - Component RCA-aansluiting x 3
(via RGB-ingang)
Digitaal-HDMI x
Audiosignaalingang
Audio-ingang
Pc-audio-aansluiting x 1
RCA-audioaansluiting (L/R) x 2
Extern bureaublad/USB-lezer/documentcamera
ondersteund (type USB A)
USB-scherm (mini USB B-type)
Geschikt voor PD-pen (PD dongle in aansluiting
alleen voor MX822ST)
1
Omgevingsvereisten
Bedrijfstemperatuur
0°C-40°C op zeeniveau
Relatieve vochtigheid in bedrijf
10%-90% (zonder condensatie)
Bedrijfshoogte
0-1499 m bij 0°C-35°C
1500-3000* m bij 0°C-30°C (met
Hoogtemodus ingeschakeld)
* Geldt voor China alleen tot een hoogte van
2000 m.
De levensduur van de lamp zal verschillen, afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en het
gebruik.
Specificaties
96
Afmetingen
329
256,2
137,2
62,5
77,4
329
246,5
137,2
62,5
77,4
MX766/MW767
329 mm (W) x 137,2 mm (H) x 256,2 mm (D)
MX822ST
329 mm (W) x 137,2 mm (H) x 246,5 mm (D)
Specificaties97
Installatie met plafondmontage
75,0
221,0
100,0
146,0
328,0
163,7
62,5
127,7
115,1
129,1
328,0
163,7
62,5
577,7
625,95
537,9
25
50,71
Plafondmontageschroeven: M4
(Max L = 25 mm; Min L = 20 mm)
Eenheid: mm
98
Specificaties
Installatie wandmontage
Minimum installatievereisten
MX822ST
Computer
Resolutie: XGA
Beeldresolutie:
XGA
Beelddiagonaal
(inch)
Beeldhoogte (mm)
Beeldbreedte
(mm)
Afstand van vloe r
tot onderkant
beeld (mm)
Afstand van
schermoppervlak
tot behuizing
vooraan projector
(mm)
Afstand van
bovenkant
behuizing tot
bovenkant beeld
(mm)
Afstand van
bovenkant
wandmontage tot
plafond (mm)
Minimum
plafondhoogte
(mm)
Schemare
ferentie
SMART
Board
660
D6477 64 78 78 63 77
H9751173975118811889601173
B1301156513011585158512801565
f900900900900900900900
a815980815993993802980
b146176146178178144176
c505050 50 50 50 50
e2393,22621,22393,22638,22638,22376,22621,2
SMART
Board
680
Promethean
ActivBoard
164
Promethean
ActivBoard
178
RM
CkassBiard2
77.5
Hitachi
StarBoard
FX-63
StarBoard
FX-77
Specificaties99
Minimum plafondhoogte (mm) = f + H + b + 60 + 262,2+ c
Projectiegebied
W
e
Afstand van vloer tot
onderkant beeld
f
Verdieping
Plafond
H
Scherm
c
60
a
20
60
150
180
Wandplaat
b
H
D
246,5
262,2
• De afmetingen zijn gebaseerd op de BenQ-wandmontage (Onderdeelnr. 5J.J4R10.001).
• Alle afmetingen zijn benaderingen; deze kunnen afwijken van de eigenlijke maten. BenQ beveelt bij een
permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand eerst ter plaatse met de
projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze
projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw
specifieke locatie.
• De opgegeven afmetingen zijn louter informatief bedoeld en kunnen verschillen afhankelijk van de
verschillende factoren met betrekking to een specifieke installatie.
• De afmetingen zijn gebaseerd op de projector die worden geconfigureerd met nultrapeziumcorrectie.
• De afmetingen veronderstellen dat de arm van de wandmontage 90° vanaf de onderkant van de
projectorbehuizing en het schermoppervlak wordt geplaatst.
100
Specificaties
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.