Benq MP611, MP611c User Manual [nl]

MP611/MP611c Digitale projector Mainstream Series Gebruikershandleiding
Welkom

Copyright

Copyright 2006 BenQ Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, verzonden, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een andere taal of computertaal, onder geen enkele vorm en op geen enkele wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch, handmatig of op andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BenQ Corporation.
Aansprakelijkheid
BenQ Corporation is niet aansprakelijk en geeft geen garanties, expliciet noch impliciet, ten aanzien van de inhoud van deze publicatie en wijst alle garanties van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel af. BenQ Corporation behoudt zich het recht voor deze publicatie te herzien en de inhoud ervan van tijd tot tijd te wijzigen zonder verplicht te zijn aan enige persoon mededeling van die herzieningen of wijzigingen te doen.
*DLP, Digital Micromirror Device en DMD zijn handelsmerken van Texas Instruments. Andere merk- en productnamen zijn eigendom van de respectieve bedrijven of organisaties.

Inhoudsopgave

Belangrijke veiligheidsinstructies .............................. 1
Inleiding...................................................................... 5
Kenmerken van de projector .............................................. 5
Inhoud van de verpakking ................................................... 6
Buitenkant van de projector ................................................ 7
Bedieningselementen en functies ........................................ 8
De projector plaatsen............................................... 12
Een locatie kiezen .............................................................. 12
Veiligheidsvoorschriften voor de
plafondmontage van de projector .................................... 13
De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen ........ 14
Aansluiting ............................................................... 17
Een computer of beeldscherm aansluiten ........................ 17
Videoapparaten aansluiten ................................................ 19
Bediening.................................................................. 23
Starten ................................................................................ 23
De wachtwoordbeveiliging gebruiken............................... 24
Schakelen tussen ingangssignalen...................................... 26
Het geprojecteerde beeld aanpassen ................................. 26
De beeldverhouding selecteren ......................................... 28
Een beeldmodus selecteren ................................................ 29
Het beeld verbergen............................................................ 30
Uw eigen startscherm-/MyScreen-functie maken ........... 30
Vergrendeling bedieningstoetsen activeren ..................... 32
De presentatietimer inschakelen........................................ 33
Het beeld stilzetten ............................................................ 33
De functie FAQ gebruiken ................................................. 34
De projector uitschakelen ................................................. 34
Menubewerkingen.............................................................. 35
Onderhoud ............................................................... 45
Onderhoud van de projector ............................................ 45
Inhoudsopgave iii
Informatie over de lamp .....................................................46
Probleemoplossing................................................... 52
Specificaties............................................................... 53
Projectorspecificaties .........................................................53
Timing-diagram ..................................................................54
Afmetingen..........................................................................55
Garantie .................................................................... 56
Beperkte garantie ................................................................56
Voorschriften............................................................ 57
FCC-verklaring ...................................................................57
EU-verklaring .....................................................................57
MIC-verklaring ..................................................................57
WEEE-richtlijn ...................................................................57
Inhoudsopgaveiv

Belangrijke veiligheidsinstructies

De BenQ-projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor IT-apparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de projector gaat gebruiken. Bewaar de handleiding voor toekomstig gebruik.
2. Kijk tijdens het projecteren niet rechtstreeks in de lens van de projector. De sterke lichtstraal kan uw ogen beschadigen.
4. Zorg er altijd voor dat de lenssluiter is geopend of de lensdop is verwijderd wanneer de projectorlamp brandt.
5. In sommige landen is de netspanning ongelijkmatig. Hoewel deze projector normaal werkt bij een netspanning van 100 tot 240 V (wisselstroom), kan het apparaat uitvallen wanneer zich een stroomstoring of een spanningspiek van ±10 V voordoet. In gebieden waar dit risico hoog is, is het raadzaam de projector aan te sluiten op een spanningsstabilisator, piekbeveiliging of UPS-systeem (Uninterruptible Power Supply).
3. Laat reparatie- of onderhoudswerkzaamheden over aan een bevoegd technicus.
6. Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten. Druk op BLANK (Onderdrukken) op de projector of op de afstandsbediening om de lamp tijdelijk uit te schakelen.
Belangrijke veiligheidsinstructies 1
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7. De lamp wordt erg heet tijdens het gebruik. Laat de projector ongeveer 45 minuten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
10. Plaats dit product nooit op een onstabiele ondergrond. Het product kan dan vallen en ernstig worden beschadigd.
8. Gebruik de lamp niet langer dan de voorgeschreven levensduur. Als u de lamp toch langer gebruikt, kan deze in zeldzame gevallen breken.
9. Zorg dat de stekker van de projector uit het stopcontact is verwijderd voordat u de lamp of elektronische onderdelen vervangt.
11. Open deze projector niet zelf. De onderdelen van het apparaat staan onder hoge spanning die levensgevaarlijk is. Het enige onderdeel dat u mag vervangen, is de lamp met het deksel. U mag nooit andere onderdelen losmaken of verwijderen. Ga alleen naar een bevoegd technicus voor reparatie- of onderhoudswerkzaamheden.
Belangrijke veiligheidsinstructies2
Veiligheidsinstructies (vervolg)
12. Plaats de projector niet in de volgende ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten ruimtes. Zorg dat de projector ten minste 50 cm van de muur staat en laat voldoende ruimte vrij rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem hoog kan oplopen, zoals in een auto met gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen die optische componenten mogelijk aantasten. Dit verkort de levensduur van de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur van meer dan 40 °C.
- Plaatsen die hoger zijn dan 3048 m.
13. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een deken, beddengoed of op een ander zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij wordt gehouden, kan er door oververhitting in de projector brand ontstaan.
14. Plaats de projector tijdens gebruik altijd op een stabiel en niet hellend oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als deze gekanteld staat in een hoek van meer dan 10 graden (links naar rechts) of in een hoek van meer dan 15 graden (voor naar achter). Als u de projector gebruikt wanneer deze niet volledig horizontaal staat, werkt deze mogelijk niet optimaal of kan de lamp beschadigd raken.
3048 m
15. Plaats de projector niet verticaal. De projector kan dan vallen en letsel veroorzaken of beschadigd raken.
Belangrijke veiligheidsinstructies 3
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Trap niet op de projector of leg er geen voorwerpen op. Dit kan niet alleen schade aan de projector veroorzaken, maar kan ook leiden tot ongevallen en mogelijk letsel.
17. Plaats geen vloeistoffen in de buurt van of op de projector. Als er vloeistof in de projector wordt gemorst, werkt deze mogelijk niet meer. Haal in dit geval de stekker uit het stopcontact en laat een BenQ-onderhoudstechnicus de projector controleren.
18. Dit product kan beelden omgekeerd weergeven, zodat plafondmontage mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset van BenQ en zorg dat de projector stevig vastzit.
19. Wanneer u de projector gebruikt, neemt u mogelijk warme lucht en een bepaalde geur waar bij het ventilatierooster. Dit is een normaal verschijnsel.
Belangrijke veiligheidsinstructies4

Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
Instelbare wachtwoordbeveiliging
Compact en draagbaar model
Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren
Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
Projectielamp met een zeer hoge helderheid
Weergave van 16,7 miljoen kleuren
•Meertalige schermmenu's (OSD)
Schakelen tussen de modi Normaal en Economisch om het stroomverbruik te verminderen
Ingebouwde luidspreker voor gemengd monogeluid bij gebruik van een audio-ingang
Krachtige AV-functie voor kwalitatief hoogwaardig videobeeld
Compatibel met component-HDTV (YP
De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangsbron, én van de afstand tot het scherm.
De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.
bPr)
Inleiding 5

Inhoud van de verpakking

Bij de projector worden de kabels geleverd die nodig zijn om het apparaat op een pc of op videoapparatuur aan te sluiten. Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die in de afbeeldingen.
Projector Draagtas Snelgids
Gebruikers­handleiding
Afstandsbediening met batterijen
VGA -ka bel Ne tsn oer

Optionele accessoires

1. Reservelamp
2. Plafondmontageset
3. Presentation Plus
Gebruikers-
handleiding op
cd-rom
Trek aan het klepje voordat u
de afstandsbediening gebruikt
4. Componentvideo-naar-VGA (of D-sub) adapterkabel
5. RS232-kabel
Inleiding6

Buitenkant van de projector

11
2
2

Voorkant/bovenkant

1 2
3 4
5

Achterkant

Zie "Aansluiting" op pagina 17 voor meer informatie.
12
0
9
8
8. Achterste verstelvoetje
9. Sleuf voor Kensington-vergrendeling
10. Aansluiting netsnoer
11. IR-sensor afstandsbediening achterkant
12. USB-aansluiting
13. RS-232-controlepoort
14 15 16 17 18
13
1. Extern bedieningspaneel (zie "Projector" op pagina 8
6
7
14. Aansluiting voor RGB-signaaluitvoer
15. Aansluiting voor RGB (pc)-/ componentvideo (YPbPr/YCbCr)­signaalinvoer
16. Video-ingang
17. S-Video-ingang
18. Audioaansluiting
voor meer informatie.)
2. Ventilatie (warme lucht uit)
3. Projectielens
4. Snelverstellerknop
5. Lensdop
6. Focusring en zoomring
7. IR-sensor afstandsbediening voorkant

Onderaanzicht

19. Snelversteller
19
0
1
20. Lampdeksel
21. Luidsprekerrooster
22. Achterste verstelvoetje
22
Inleiding 7

Bedieningselementen en functies

Projector

13 14
1. Aan/uit (zie "Starten" op pagina 23 en
"De projector uitschakelen" op pagina 34
voor meer informatie.)
Hiermee kunt u de projector aan- of uitzetten.
2. BLANK/Q? (Onderdrukken/Q?) (zie "Het
beeld verbergen" op pagina 30 en "De functie FAQ gebruiken" op pagina 34 voor
meer informatie.)
Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Druk op een willekeurige knop op het bedieningspaneel om de afbeelding opnieuw weer te geven.
Als u de functie voor veelgestelde vragen wilt starten, houdt u deze knop 3 seconden ingedrukt.
3. Mode (Modus) (zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 29 voor meer
informatie.)
Hiermee kunt u ononderbroken een vooraf geprogrammeerde, beschikbare beeldinstelling voor elke invoer selecteren.
4. Source (Bron) (zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 26 voor meer
informatie.)
Hiermee selecteert u achtereenvolgens het ingangssignaal RGB, componentvideo, S-Video of video.
8
12
7
1
9
2
3
5. Auto (zie "Het beeld automatisch
aanpassen" op pagina 27 voor meer
informatie.)
Hiermee worden automatisch de beste beeldtimingsinstellingen bepaald voor de geselecteerde invoer.
6. Waarschuwingslampje lamp (zie "Lampjes"
op pagina 50 voor meer informatie.)
11
6
5
10
4
Geeft de lampstatus aan. Brandt of knippert als er een probleem is met de lamp.
7. Waarschuwingslampje temperatuur (zie
"Lampjes" op pagina 50 voor meer
informatie.) Knippert rood als de temperatuur van de projector te hoog wordt.
8. Power-lampje (Aan/uit) (zie "Lampjes" op
pagina 50 voor meer informatie.)
Brandt of knippert als de projector wordt gebruikt.
9. 3 Links
10. Rechts 4 (zie "Keystone corrigeren" op
pagina 27 voor meer informatie.)
Als het schermmenu niet is geactiveerd, functioneren de knoppen #9 en #10 als sneltoetsen voor Keyston e -/+.
11. 6 Menu (zie "De menu's gebruiken" op
pagina 36 voor meer informatie.)
Hiermee schakelt u het schermmenu in.
Inleiding8
12. 5Exit (Afsluiten)
Hiermee slaat u de menu-instellingen op en
sluit u het menu. Als het schermmenu is geactiveerd, functioneren de knoppen #9 t/m #12 als richtingsknoppen om de gewenste items te selecteren en de instellingen te wijzigen.
13. Focusring (zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijnafstemmen" op pagina 27
voor meer informatie.)
Hiermee past u de scherpstelling van het geprojecteerde beeld aan.
14. Zoomring (zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijnafstemmen" op pagina 27
voor meer informatie.) Hiermee past u de grootte van het beeld aan. Draai de ring rechtsom om het beeld te vergroten of linksom om het beeld te verkleinen.
Inleiding 9

Afstandsbediening

1
2
3
4
5 3
6
1. Aan/uit (zie "Starten" op pagina 23 en "De projector uitschakelen" op pagina
34 voor meer informatie.)
Hiermee kunt u de projector aan- of uitzetten.
2. Stilstaand beeld
Hiermee zet u het geprojecteerde beeld
stil. Het pictogram " " wordt in de rechterbenedenhoek van het scherm
weergegeven. Als u het beeld weer wilt laten bewegen, drukt u nogmaals op de knop voor stilstaand beeld.
3. 5Omhoog, 6 Omlaag
4. 3Links, Rechts 4
Als het schermmenu is geactiveerd, functioneren de knoppen 5 Omhoog, 6 Omlaag, 3 Links en Rechts 4 als richtingsknoppen om de gewenste items te selecteren en de instellingen te wijzigen.
5. Menu (zie "De menu's gebruiken" op
pagina 36 voor meer informatie.)
Hiermee geeft u het OSD-menusysteem weer of verbergt u het.
7
8
10
11
12
6. Keystone (zie pagina "Keystone
corrigeren" op pagina 27 voor meer
informatie.)
Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt.
7. Timer On/Show (Timer inschakelen/ weergeven) (zie "De presentatietimer
inschakelen" op pagina 33 voor meer
9
informatie.)
Een multifunctionele sleutel waarmee u de timer op het scherm kunt activeren, weergeven en verbergen op basis van uw eigen timerinstelling.
8. Timer Setup (Timer instellen) (zie "De
presentatietimer inschakelen" op pagina 33 voor meer informatie.)
Hiermee wordt de instelling voor presentatietimer direct ingevoerd.
9. Auto (zie "Het beeld automatisch
aanpassen" op pagina 27 voor meer
informatie.)
Hiermee worden automatisch de beste beeldinstellingen bepaald voor het weergegeven beeld.
10. Source (Bron) (zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 26 voor meer
informatie.)
Hiermee selecteert u achtereenvolgens het ingangssignaal RGB, componentvideo, Video of
video.
11. Blank (Onderdrukken) (zie "Het beeld
verbergen" op pagina 30 voor meer
informatie.)
Hiermee kunt u de schermafbeelding verbergen. Druk op een willekeurige knop op de afstandsbediening om de afbeelding opnieuw weer te geven.
12. Mode (Modus) (zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 29 voor meer
informatie.)
Hiermee kunt u ononderbroken een vooraf geprogrammeerde, beschikbare beeldinstelling voor elke invoer selecteren.
S-
Inleiding10

Bereik van de afstandsbediening

De IR-sensoren (infrarood) van de afstandsbediening bevinden zich op de voor- en achterkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR-sensoren van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensoren mag niet meer dan 6 meter bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de projector blokkeert.
De projector bedienen via de voorkant
C
a
.
1
5
°
De projector bedienen via de achterkant
.
a
C

De batterij van de afstandsbediening vervangen

1. Verwijder de batterijhouder.
Volg de geïllustreerde instructies. Houd de vergrendelarm ingedrukt terwijl u de batterijhouder verwijdert.
2. Plaats de nieuwe batterij in de houder. De positieve pool van de batterij moet naar buiten wijzen.
3. Duw de houder in de afstandsbediening.
Vermijd hoge temperaturen en
vochtigheid.
De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct plaatst.
Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals
door de fabrikant aanbevolen.
Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Gooi een batterij nooit in een vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet
gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterij.
°
5
1
Inleiding 11

De projector plaatsen

Een locatie kiezen

De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1. Op een tafel en voor het scherm;
2. Op het plafond en voor het scherm;
3. Op een tafel en achter het scherm;
4. Op het plafond en achter het scherm.
1. Tafel voorkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
en voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2. Plafond voorkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het
plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, kunt u het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw leverancier kopen.
Nadat u de projector hebt ingeschakeld, kiest u in het menu Geavanceerd > Spiegel.
3. Tafel achterkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.
Nadat u de projector hebt ingeschakeld, kiest u in het menu Geavanceerd > Spiegel.
4. Plafond achterkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het
plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van BenQ.
Nadat u de projector hebt ingeschakeld, kiest u in het menu Geavanceerd > Spiegel.
Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector plaatsen12

Veiligheidsvoorschriften voor de plafondmontage van de projector

Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang. Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de plafondmontageset voor BenQ-projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ-projectoren kopen bij de leverancier van uw projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
De projector plaatsen 13

De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen

De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
De maximale (native) resolutie van de projector is 800 x 600 pixels, wat overeenkomt met een 4:3-beeldverhouding. Voor de projectie van beelden met een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de desbetreffende beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het apparaat. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een 4:3-beeldvlak 16:9-beeld aangepast aan een 4:3-beeldvlak
Bij een 16:9-beeld wordt dus 25% van de mogelijke beeldhoogte bij een 4:3-beeld niet gebruikt. Boven en onder het aangepaste 16:9-beeld worden donkere balken weergegeven (met verticale hoogte van 12,5%).
Houd bij het positioneren van de projector rekening met het doelgebruik en met de beeldverhoudingen van de ingangssignalen. Alle ingangen (behalve de composietvideo­ingang die 16:9-beeldsignalen ontvangt) geven beelden met een 4:3-verhouding weer (waarbij 33% meer ruimte nodig is voor de beeldhoogte dan bij beelden met een 16:9­verhouding).
BELANGRIJK: selecteer geen permanente projectorpositie op basis van een 16:9-projectie als u op enig moment een ingang moet selecteren (behalve de composietvideo-ingang die 16:9-beeldsignalen ontvangt).
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
Op het diagram op pagina 16 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld in een verticale zoek zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.
De projector plaatsen14

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1. Selecteer de schermgrootte.
2. Zoek in de kolommen '4:3 schermdiagonaal' links in de tabel de afmetingen die de afmetingen van uw scherm het dichtst benaderen. In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder 'Gemiddeld'. Dit is de projectieafstand.
3. In de rechterkolom vindt u in dezelfde rij de verticale hoek. Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale hoek van de projector ten opzichte van de rand van het scherm.
4. De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt bepaald, en in de hoek die u in stap 3 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een 120-inch scherm gebruikt, is de maximale projectieafstand 4467 mm en bedraagt de verticale hoek 183 mm.
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren met de Keystone-functie. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 27 voor meer informatie.

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.
1. Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit is de projectieafstand.
2. Zoek in de kolom 'Gemiddeld' van de tabel de gemeten afstand tot het scherm. Controleer of de gemeten afstand tussen de minimale en maximale afstand ligt die wordt weergegeven in de kolommen naast de gemiddelde afstand.
3. Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige schermdiagonaal. Dit is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze projectieafstand.
4. In de rechterkolom vindt u in dezelfde rij de verticale hoek. Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het horizontale vlak van de projector.
Voor een projectieafstand van 4,5 m (4500 mm) is 4593 mm de dichtstbijzijnde waarde in de kolom Gemiddeld. Wanneer u in deze rij kijkt, ziet u dat u hiervoor een scherm van 3000 mm (3 m) nodig hebt. Als u alleen een scherm in Britse lengtematen kunt krijgen, dan kunt u het beste een scherm van 9 of 10 foot nemen. Deze afmetingen worden aan beide kanten van het scherm van 3 m weergegeven.
Controle van de minimum en maximum projectieafstandswaarden van deze schermen geeft aan dat de gemeten projectieafstand van 4,5 m moet worden verkleind voor het scherm van 9 foot, of vergroot voor het scherm van 10 foot. De projector kan worden aangepast (met de zoomregeling), zodat het beeld bij deze projectieafstand op deze verschillende schermen kan worden geprojecteerd. Denk eraan dat de verschillende schermen een verschillende verticale hoek hebben.
De projector plaatsen 15
Loading...
+ 42 hidden pages