Behringer DEQ2496 User Manual [nl]

Handleiding
versie 1.1 juli 2003
NEDERLANDS
ULTRACURVE PRO DEQ2496
ULTRACURVE PRO DEQ2496
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOOR­SCHRIFTEN
LET OP: Verwijder in geen geval de bovenste afdekking (van
het achterste gedeelte) anders bestaat er gevaar voor een elektrische schok. Het apparaat bevat geen te onderhouden onderdelen; reparaties dienen door bevoegde personen uitgevoerd te worden.
WAARSCHUWING:
Om gevaar voor brand of elektrische schok te vermijden, dient u dit apparaat niet aan regen en vocht bloot te stellen.
Dit symbool wijst u er altijd op dat er niet-geïsoleerde gevaarlijke spanning binnen de behuizing aanwezig is  deze spanning is voldoende om gevaar voor elektrische schok op te leveren.
DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN OP EEN RIJ:
1) Lees deze voorschriften.
2) Bewaar deze voorschriften.
3) Neem alle waarschuwingen in acht.
4) Volg alle voorschriften op.
5) Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6) Reinig het uitsluitend met een droge doek.
7) Let erop geen van de ventilatie-openingen te bedekken. Plaats en installeer het volgens de voor­schriften van de fabrikant.
8) Het apparaat mag niet worden geplaatst in de buurt van radiatoren, warmte-uitlaten, kachels of andere zaken (ook versterkers) die warmte afgeven.
9) Maak de veiligheid waarin door de polarisatie- of aardingsstekker wordt voorzien, niet ongedaan. Een polarisatiestekker heeft twee bladen, waarvan er een breder is dan het andere. Een aardingsstekker heeft twee bladen en een derde uitsteeksel voor de aarding. Het bredere blad of het derde uitsteeksel zijn er voor uw veiligheid. Mocht de geleverde stekker niet in uw stopcontact passen, laat het contact dan door een elektricien vervangen.
Dit symbool wijst u altijd op belangrijke bedienings­en onderhoudsvoorschriften in de bijbehorende documenten. Wij vragen u dringend de handleiding te lezen.
Deze handleiding is auteursrechterlijk beschermd. Elke
vermenigvuldiging, resp. nadruk, ook gedeeltelijk, en elke weergave van
Studiotechnik GmbH. BEHRINGER is een geregistreerd handelsmerk.
AKM® is geregistreerd handelsmerk en staat in geen enkel verband
met BEHRINGER.
© 2003 BEHRINGER Spezielle Studiotechnik GmbH.
BEHRINGER Spezielle Studiotechnik GmbH,
Hanns-Martin-Schleyer-Str. 36-38,
47877 Willich-Münchheide II, Duitsland
Tel. +49 2154 9206 0, Fax +49 2154 9206 4903
10) Zorg ervoor dat er niet over de hoofdstroomleiding gelopen kan worden en dat het niet wordt samen­geknepen, vooral bij stekkers, verlengkabels en het punt waar ze het apparaat verlaten.
11) Gebruik uitsluitend door de producent gespeci­ficeerd toebehoren c.q. onderdelen.
12) Gebruik het apparaat uitsluitend in combinatie met de wagen, het statief, de driepoot, de beugel of tafel die door de producent is aangegeven, of die in combinatie met het apparaat wordt verkocht. Bij gebruik van een wagen dient men voorzichtig te zijn bij het verrijden van de combinatie wagen/apparaat en letsel door vallen te voorkomen.
13) Bij onweer en als u het apparaat langere tijd niet gebruikt, haalt u de stekker uit het stopcontact.
14) Laat alle voorkomende reparaties door vakkundig en bevoegd personeel uitvoeren. Reparatiewerkzaamheden zijn nodig als het toestel op enige wijze beschadigd is geraakt, bijvoorbeeld als de hoofdstroomkabel of ­stekker is beschadigd, als er vloeistof of voorwerpen in terecht zijn gekomen, als het aan regen of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert of wanneer het is gevallen.
2
ULTRACURVE PRO DEQ2496
MENUSTRUCTUUR
MENUSTRUCTUUR
3
ULTRACURVE PRO DEQ2496
COMPARE
)
1. INLEIDING
Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u met de aankoop van de ULTRACURVE PRO DEQ2496 in ons stelt. Bij dit apparaat gaat het om een zeer hoogwaardige, digitale audioprocessor in DSP­techniek met geïntegreerde 24-bits/96 kHz A/D- en D/A­omvormers, die dus bijzonder geschikt is voor live- en studio­toepassingen.
De ULTRACURVE PRO heeft een grote hoeveelheid verschillende EQs te bieden (Graphic EQs, Parametric EQs en Dynamic EQs) een realtime analyzer met Auto EQ-functie, dynamische processoren als Compressor, Expander en Peak Limiter en verder uitgebreide analoge en digitale aansluit­mogelijkheden.
Dit en nog veel meer zorgt ervoor dat u de DEQ2496 absoluut universeel toe kunt passen in de opname- of mastering-studio en het een echte aanwinst is voor uw live-uitrusting.
+ De volgende handleiding wil u op de eerste plaats
met de gebruikte specifieke begrippen vertrouwd maken, zodat u het apparaat met al zijn functies leert kennen. Bewaart u de handleiding na lezing alstublieft zorgvuldig, zodat u deze altijd bij de hand heeft, wanneer u nog eens iets wilt overlezen.
1.1 Voordat u begint
1.1.1 Levering
Teneinde een veilig transport te waarborgen, is de ULTRACURVEPRO in de fabriek zorgvuldig ingepakt. Mocht de doos desondanks beschadigingen vertonen, kijkt u dan direct of de buitenkant van het apparaat beschadigd is geraakt.
+ Stuurt u het apparaat bij eventuele beschadigingen
NIET aan ons terug, maar neemt u dringend eerst contact op met uw dealer en het transportbedrijf, aangezien elke aanspraak op vergoeding anders teniet kan worden gedaan.
1.1.2 Installatie
Zorgt u alstublieft voor voldoende luchttoevoer en zet de DEQ2496 niet op een eindtrap of in de buurt van een verwarming neer, om oververhitting van het apparaat te voorkomen.
+ Doorgebrande zekeringen dienen absoluut door
zekeringen van de juiste waarde te worden vervangen! De specificaties vindt u in het hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS.
Het apparaat wordt met behulp van het meegeleverde netkabel met apparaatbus op het net aangesloten. Deze voldoet aan de nodige veiligheidseisen.
+ Let u er alstublieft op, dat alle apparaten geaard
dienen te zijn. Voor uw eigen veiligheid dient u in geen geval de aarding van de apparaten c.q. de netkabel te verwijderen of onklaar te maken.
1.1.3 Garantie
Neemt u alstublieft even de tijd om de garantiekaart volledig in te vullen en deze binnen 14 dagen na de aankoopdatum aan ons toe te sturen. Het serienummer is aan de bovenkant van het apparaat te vinden. U kunt zich desgewenst ook online via onze internet-site (www.behringer.com) bij ons laten registreren.
2. BEDIENINGSELEMENTEN
2.1 De voorkant
Afb. 2.1: LED-indicator en menutoets
De LED-METER geeft het ingangssignaal van de DEQ2496 weer. De bovenste CLIP-LED licht op, zodra dit te hoog is of wanneer de Peak Limiter van het Dynamics menu (zie par. 3.4) actief is.
Met de METER-toets roept u het METER-menu op (zie par.
3.10).
De DEQ2496 beschikt over een geïntegreerde real-time analyzer, zodat het hele frequentiebereik kan worden weergegeven. Met de RTA-toets komt u in het overeen­komstige menu, waarin u alle benodigde instellingen kunt doorvoeren (zie par. 3.8).
Met de COMPARE-toets van de DEQ2496 kunt u al naar gelang het menu waarin u zich net bevindt, alle presets of losse modules met elkaar vergelijken. De volgende tabel laat zien, hoe de COMPARE-toets voor elke module werkt:
COMPARE
(volledige
Presett)
GEQ X
PEQ X DEQ X FBD X
WIDTH X
DYN X
UTIL X
I/O X
BY PASS X
RTA
MEMORY X
METER
Tab. 2.1: De COMPARE-functie en de
ULTRACURVE PRO-modules
Druk op de MEMORY-toets om in het MEMORY-menu te geraken (zie par. 3.9) Hier kunt u hele presets, of losse modules van een preset (bijv. GEQ, PEQ etc.) opslaan en oproepen. De MEMORY-LED licht op zodra de instellingen van de preset die u in het MEMORY-menu selecteert, van de op dat moment actieve instellingen afwijken.
(alleen module
niet actief
niet actief
1.2 Het handboek
Dit handboek is zodanig gestructureerd dat u overzicht houdt over de bedieningselementen en tegelijk uitgebreide informatie over het gebruik ervan krijgt. Mocht u meer uitleg over een bepaald onderwerp wensen, breng dan een bezoek aan onze website www.behringer.com. Daar vindt u meer uitleg over de toepassing van regel- en effectversterkers.
4
2. BEDIENINGSELEMENTEN
Afb. 2.2: Toets, display en draaiknop
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Met de PAGE-toets kunt u de verschillende paginas binnen een menu oproepen.
De functies van de A- en de B-toetsen zijn afhankelijk van het gekozen menu. De mogelijkheden worden in het display weergegeven.
Het LCD-scherm van de ULTRACURVE PRO.
De DEQ2496 heeft drie DATAWHEELS waarmee u  ook weer afhankelijk van het geselecteerde menu  verschil­lende parameters kunt selecteren en bewerken. In veel gevallen hebben ze twee functies, hetgeen wil zeggen dat er door draaien en door indrukken bewerkingen kunnen worden uitgevoerd. Met het indrukken van de datawheels kunnen gradaties (Step-grootte) van veel parameters worden omgeschakeld of de invoer kan worden bevestigd c.q. ongedaan worden gemaakt.
Afb. 2.3: Module-toetsen van de DEQ2496
Met de menu-toetsen worden de menus van de afzonderlijke modules opgeroepen. Vervolgens roept men er de verschillende paginas binnen deze menus mee op (net als de PAGE-toets). Elke menu-toets is van een LED voorzien. Deze licht op wanneer de overeenkomstige module het geluidsbeeld bewerkt. Als de DEQ2496 MIDI­data ontvangt, licht de LED van de UTILITY-toets kort op. Door de toets iets langer in te drukken (ca. 1 seconde) kunnen actieve modules in de Bypass-modus worden geschakeld of weer actief worden gemaakt. Dit gaat alleen op voor de modules die ook in het BYPASS-menu bewerkt kunnen worden (zie par. 3.7).
Met de POWER-schakelaar zet u de DEQ2496 aan. De POWER-knop dient in de positie uit te staan op het moment dat u het apparaat op het stroomnet aansluit.
ander apparaat te laten synchroniseren. Deze aansluiting is uitgevoerd als BNC-coaxiaalbus.
Afb. 2.5: Digitale interfaces en RTA-microfooningang
De DEQ2496 beschikt over een digitale optische interface. Hiermee is in- en uitvoer in het AES/EBU- alsook in het S/PDIF­formaat mogelijk.
Via de digitale AES/EBU-interface met XLR-aansluitingen kunnen eveneens data in het AES/EBU- of in het S/PDIF­formaat worden in- en uitgevoerd.
De AUX OUT-klinkeraansluiting is een extra stereo-uitgang, die het audiosignaal van de digitale uitgangen nog eens analoog beschikbaar maakt.
De RTA/MIC IN-XLR-bus is voor een meetmicrofoon bedoeld. Het signaal kan als ingangssignaal dienen voor de Real-Time Analyzer of voor de SPL-meter. De aansluiting beschikt over een +15 V fantoomvoeding voor conden­satormicrofoons die u apart inschakelt, en kan naar wens op microfoon- of Line-ingangsgevoeligheid worden ingesteld (zie par. 3.11).
De MAX-schakelaar verhoogt het maximale niveau van de MAIN-in- en uitgangen van +12 dBu op +22 dBu.
Afb. 2.6: Aansluitingen voor de in- en uitgangen
2.2 De achterkant
Afb. 2.4: Aansluiting op het net, MIDI- en Wordclock-
verbindingen
Bij de ZEKERINGHOUDER van de DEQ2496 kan de zekering worden omgewisseld. Als er een zekering vervangen wordt, dient men absoluut hetzelfde type te gebruiken. Houd rekening met de specificaties, die in Hoofdstuk 7 TECHNISCHE GEGEVENS staan vermeld.
Het apparaat wordt via de IEC-apparaatbus op het stroomnet aangesloten. Een geschikt netkabel zit bij de levering inbegrepen.
Via de MIDI-aansluitingen kan de DEQ2496 met een computer of andere MIDI-geschikte apparatuur com­municeren. Via de MIDI IN-aansluiting worden MIDI-data ontvangen, via de MIDI OUT kunnen MIDI-bevelen worden geplaatst. Ontvangen MIDI-bevelen gaan via de MIDI THRU
-bus naar buiten en kunnen aan andere apparaten worden doorgestuurd.
Via de WORDCLOCK-ingang kan er een extern Word- clock-signaal worden ingevoerd, om de DEQ2496 door een
De symmetrische XLR-aansluitingen geven het analoge uitgangssignaal van de DEQ2496.
Op de symmetrische XLR-ingangen kan een analoog ingangssignaal worden aangesloten.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
Dit hoofdstuk bestaat uit uitgebreide uitleg over de omgang met alle functies van de diverse menupaginas. Wij raden u aan, de handleiding bij het werken met de DEQ2496 altijd bij de hand te hebben, zodat u probleemgevallen gelijk hierin kunt opzoeken.
3.1 Algemene bediening en display-weergave
Als u met een van de toetsen GEQ, PEQ, DYN enz. het bijbehorende menu oproept, dan verschijnt de overeenkomstige weergave in het display. Steeds aan de linker en rechter rand vindt u functies en parameters voor de bewerking van de presets, die bij de A c.q. B-toetsen (links) en de drie datawheels (rechts) horen. Hiermee kunnen alle bewerkingen worden uitgevoerd.
De menus bestaan grotendeels uit meerdere paginas. Hoeveel paginas er zijn, ziet u links boven in het display onder de menu­aanduiding. Met de overeenkomstige menu-toets of de PAGE­toets links van het display kunt u van pagina naar pagina gaan.
Aangezien de A- c.q. de B-toets en de Datawheels al naar gelang het geselecteerde menu wisselende functies hebben, worden in de hierna volgende aanwijzingen alle stappen
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
5
ULTRACURVE PRO DEQ2496
gedetailleerd beschreven. De menus worden stuk voor stuk besproken, waarbij elke functie en elke parameter duidelijk wordt uitgelegd.
+ Let op! In de STEREO LINK-modus bewerkt u altijd
tegelijk het rechter en het linker kanaal.
3.2 De Equalizer-module
3.2.1 Het GEQ-menu
Door op de GEQ-toets te drukken, komt u in het GEQ-menu. Dit beslaat slechts 1 pagina, waarin alle filterinstellingen worden uitgevoerd.
Afb. 3.1: Het GEQ-menu
Door aan het bovenste Datawheel te draaien, selecteert u binnen de parameter FREQ een frequentieband dat u wilt bewerken. U heeft de beschikking over 31 banden binnen het hele frequentiebereik van 20 Hz tot 20 kHz. Met het grote Datawheel kunt u onder GAIN het gewenste bereik hoger of lager instellen. Het waardebereik ligt hier tussen -15 en +15 dB.
VPQ (Virtual Paragraphic Equalizer)-functie
Bij de parameter BW/OCT kunt u met het onderste datawheel de filters bovendien aan de gewenste bandbreedte toewijzen. Dat betekent, dat de frequentiebanden rondom een midden­frequentie in klokvorm verhoogd c.q. verlaagd worden. Hoeveel aangrenzende frequentiebereiken in de bewerking worden meegenomen, is afhankelijk van de bandbreedte. Het waardebereik ligt hierbij tussen 1/3 en 59/3.
Zodra in deze parameter veranderingen worden aangebracht, verandert de RESET GEQ-indicatie (links onder in het display) in ACCEPT VALUES. Wanneer u nu op de B-toets drukt (of op het grote Datawheel) wordt deze instelling opgeslagen en kunt u andere filterinstellingen wijzigen.
Door op het onderste Datawheel te drukken verandert de BW/OCT-parameter in MODE. Door aan de regelknop te draaien kunt u nu voor een HIGH- of LOW-Shelving-filter kiezen. De GAIN­parameter verandert bij deze werkwijze in dB/OCT. Met het grote Datawheel kunt u nu de flankstijlheid van -15 tot +15 dB/oct. instellen. In de HIGH-modus worden alle frequentiebanden boven de geselecteerde frequentie hoger of lager gezet, in de LOW­modus worden alle banden onder deze frequentie bewerkt. Ook deze bewerking dient met de B-toets te worden bevestigd (ACCEPT VALUES).
De A-toets aan de linkerkant van het display dient in de DUAL MONO-modus voor het omschakelen tussen het rechter en het linker audiosignaal. Drukt u wat langer op deze toets, dan worden de instellingen van beide kanten samen weergegeven en kunnen simultaan worden bewerkt. In de STEREO LINK-modus kunnen beide kanalen uitsluitend samen worden bewerkt.
Met de B-toets kunt u de filterinstellingen weer ongedaan maken (RESET EQ). Wordt er kort gedrukt, dan wordt het op dat moment geselecteerde frequentieband op 0.0 dB teruggezet. Houdt u de knop ca. een seconde lang ingedrukt, dan worden alle frequentiebanden teruggezet. Banden kunnen ook per stuk worden teruggezet door een korte druk op het grote Datawheel.
3.2.2 Het PEQ-menu
Om parametrische Equalizers voor de signaalbewerking te gebruiken drukt u op de PEQ-toets. Per stereozijde heeft u de beschikking over tien EQs, die naar wens als PEQ of FBD (Feedback Destroyer: zie par. 3.2.4) kunnen worden geschakeld. Naast de banddoorlaatfilters kunt u in dit menu Shelving-filters
(High of Low) selecteren. De flanksteilheid van deze filters bedraagt naar wens 6 of 12 dB/octaaf.
Afb. 3.2: Het PEQ-menu (pagina 1)
Dit menu heeft twee paginas (dit is links boven in het display aangegeven). Op pagina 1 van het PEQ-menu worden, vergelijkbaar met het GEQ-menu, de filters over het hele frequentiekarakteristiek grafisch weergegeven. Parameter­veranderingen kunnen ook hier met de overeen-komstige draairegelaars worden uitgevoerd (FREQ: bovenste Datawheel, GAIN: groot Datawheel, BW/OCT: onderste Datawheel).
Om de geselecteerde PEQ terug te zetten, houdt u alstublieft de B-toets links naast het display ca. 1 seconde lang ingedrukt. Drukt u kort, dan kunt u tussen de parametrische filters selecteren.
Afb. 3.3: Het PEQ-menu (pagina 2)
Door op de PAGE- of PEQ-toets te drukken komt u op de tweede pagina van het menu. Heeft u van tevoren geen parametrische equalizer geactiveerd, dan komt u direct op pagina 2, waar de tien geheugenplaatsen met de bijbehorende parameters in een tabel staan weergegeven. Het selecteren van de filters geschiedt door aan het onderste Datawheel te draaien, of door het drukken op het onderste en bovenste rad (UP/DOWN). Onder MODE kunt u nu met het grote Datawheel (drukken of draaien) het geselecteerde filter activeren (PARAM). Dan verschijnen de bijbehorende parameters FREQ, BW(OCT) en GAIN. Deze kunnen ook worden geselecteerd door aan het bovenste Datawheel te draaien. Veranderingen in de waarden voert u met het grote Datawheel in. Het GAIN-waardebereik ligt tussen -15 en +15 dB en het frequentiebereik (FREQ) gaat van 20 tot 20.000 Hz. De FREQ-parameter is in twee gradaties regelbaar. In de eerste doorloop je sneller (1/6 octaaf per stap) de frequentie-bereiken, in de tweede is de gradatie veel fijner (1/60 octaaf per stap). Door op het grote Datawheel te drukken kunt u tussen deze twee graderingen omschakelen.
In de Bandwidth-parameter BW(OCT) kunt u voor het banddoorlaat-filter de bandbreedte instellen. Deze waarde bepaald, hoe breed de optredende klokfiltercurve is (1/10 oct. tot 10 oct.). Verder kunt u hier Shelving-filters met een flanksteilheid van 6 of 12 dB/oct. (bijv. L=Low, 6 dB / H=High, 12 dB enz.) selecteren.
Uitleg:
Het Low-Shelving-filter verhoogt (positive gain) of verlaagt (negative gain) het niveau van de frequentieband onder de ingestelde frequentie.
Het High-Shelving-filter daarentegen verhoogt (posi­tive gain) of verlaagt (negative gain) het niveau van de frequentieband boven de ingestelde frequentie.
Het banddoorlaat-filter verhoogt c.q. verlaagt het niveau van het frequentiebereik rondom de midden­frequentie.
Voor GAIN en BW(OCT) kan de waarde worden teruggezet door op het grote Datawheel te drukken.
Met de A-toets springt u ook in dit menu tussen het linker en het rechter signaal. Mocht in dit UTILITIES-menu (par. 3.5) de STEREO LINK-modus zijn geselecteerd, dan gelden de parameterwaardes voor beide kanten.
6
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
+ Om op de eerste pagina van het PEQ-menu te
komen, dient tenminste één filter op pagina 2 zijn geactiveerd.
3.2.3 Het DEQ-menu
Druk op de DEQ-toets om in het DEQ-menu te komen. Vanwege de complexiteit van de Dynamic EQ zijn de instellingen over drie paginas verdeeld.
Uitleg:
Een Dynamic EQ bewerkt een gedefinieerd frequentie­bereik van een signaal, afhankelijk van het volumeniveau. Er kan een bepaald frequentiebereik worden verhoogd of verlaagd. Dat is afhankelijk van de GAIN-instellingen die u heeft uitgevoerd.
Wanneer nu met de GAIN-regeling een verlaging van het betreffende frequentiebereik is vastgelegd en een van te voren bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD) wordt overschreden, dan grijpt de equalizer in het geluidsbeeld in vermindert het niveau van het gewenste frequentiebereik. De mate van reductie wordt door de RATIO-waarde bepaald. Komt het niveau nu weer onder de THRESHOLD-waarde, wordt het frequentiekarak­teristiek opnieuw gladgestreken. Dit betekent, dat de Dynamic EQ niet meer ingrijpt.
Heeft u met de GAIN-regeling een verhoging bepaald, dan wordt een frequentiebereik afhankelijk van het volumeniveau hoger gezet. Als het niveau van de geselecteerde frequentieband onder een vastgelegde THRESHOLD-waarde komt, dan wordt deze in een bepaalde mate (RATIO) versterkt. Wordt de waarde weer overschreden, dan grijpt de Dynamic EQ niet meer in het geluidsbeeld in.
Op paginas 1 en 2 van het DEQ-menu voert u de nodige instellingen uit, die het beginpunt en het soort klankbewerking bepalen. Verder wordt hier de regelcurve betreffende THRESHOLD, GAIN en RATIO grafisch weergegeven. In het midden van het display ziet u een LEVEL-meter (linker weergave) voor het gefilterde DEQ-ingangsniveau (besturingssignaal) en een GAIN-meter (rechter weergave) dat de verhoging of verlaging toont.
Op pagina 3 bevindt zich een frequentiediagram dat de filtercurves in relatie tot frequentie en niveaudrempel (THRESHOLD) weergeeft. Het momentele DEQ-ingangsniveau ziet u op de LEVEL-meter rechts daarvan.
Afb. 3.4: Het DEQ-menu (pagina 1)
Met de parameter M-GAIN (Make-up-gain) op pagina 1 stelt u met het bovenste Datawheel de versterking of verlaging voor het filter in. Het waardebereik loopt van -15 tot +15 dB. Bij de parameter THRESHOLD wordt met behulp van het grote Datawheel een niveaudrempel gedefineerd, vanaf welke de filterfunctie actief wordt. Is er voor het filter een verlaging ingesteld (M-GAIN < 0), dan wordt het geselecteerde frequentie­bereik (zie pagina 3) verlaagd, zodra het het THRESHOLD-niveau overschrijdt. Wenst men een verhoging (M-GAIN > 0), dan wordt het frequentiebereik verhoogd, zodra de THRESHOLD-waarde wordt onderschreden. De RATIO-parameter (onderste Datawheel) bepaalt in welke mate het betreffende frequentie­bereik verlaagd/verhoogd wordt, wanneer de THRESHOLD­waarde wordt over-/onderschreden. Het waardebereik ligt hierbij tussen 1:2 en 1:100.
Afb. 3.5: Het DEQ-menu (pagina 2)
Op de tweede pagina van het DEQ-menu (druk op de DEQ- of PAGE-toets) kunt u nu nog twee andere dynamische parameters instellen.
Bij ATTACK (bovenste Datawheel) bepaalt u hoe snel de dynamische EQ in het geluidsbeeld ingrijpt als de THRESHOLD­waarde wordt onder- c.q. overschreden. De ATTACK-tijden kunnen worden ingesteld van 0 tot 200 milliseconden. Door op deze regelaar te drukken kunt u tussen een grove en een fijne instelling kiezen.
Bij de RELEASE-parameter (onderste Datawheel) kunt u de teruglooptijd voor de EQ instellen, dus hoe snel deze na het onder- of onderschrijden van de THRESHOLD-waarde (al naar gelang de GAIN-instelling) weer met de dynamiekregeling begint. De RELEASE-tijden liggen tussen 20 en 4000 milliseconden. Ook hier kunt u door op deze regelaar te drukken tussen een grove en een fijne instelling kiezen.
Ook op deze pagina kunt u de THRESHOLD-waarde bewerken (groot Datawheel), zodat u de waarde gemakkelijk kunt afregelen zonder van pagina te hoeven wisselen.
Afb. 3.6: Het DEQ-menu (pagina 3)
Op pagina 3 vindt u  zoals aan het begin vermeld  een frequentiediagram en de Gain Reduction-weergave. Verder wordt bij MODE (bovenste Datawheel) het soort filter bepaalt. Hier heeft u de keus tussen High-Shelving- Low-Shelving- en banddoorlaat-filtertypes.
De parameter FREQUENCY bepaalt de middenfrequentie van het filter (groot Datawheel). In het geval van Low-Shelving- en High-Shelving-filters wordt hier de grensfrequentie bepaalt, vanaf welke de lage c.q. de hoge frequenties worden bewerkt. Het hele frequentiebereik loopt van 20 Hz tot 20.000 Hz. Met een druk op het Datawheel kunt u tussen een grove en een fijne gradatie selecteren (1/6 of 1/60 octaaf per stap).
Heeft u bij MODE de instelling banddoorlaat gekozen, verschijnt rechts onder de parameter BW(OCT). Hier kunt u met het onderste Datawheel de gewenste bandbreedte instellen. Deze waarde bepaald, hoe breed de optredende klokfiltercurve is (1/10 oct. tot 10 oct.).
Met de B-toets kunt u selecteren, welke van de dynamische equalizers moet worden weergegeven. Per stereokant heeft u de beschikking over drie equalizers. Door langer te drukken, worden de instellingen van de momenteel gekozen DEQ gereset.
Deze tabel geeft een voorbeeld met extreme instellingen, om de werkwijze van een dynamische EQ duidelijk te maken.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
7
ULTRACURVE PRO DEQ2496
,QJHVWHOGHZDDUGHQ
02'(
)5(48(1&<
0*$,1
%:2& 7
7+5(6+2/'
5$ 7 ,2
Tab. 3.1: Banddoorlaat-instellingen met extreme waarden (zie
Afb. 3.7: Filtercurves bij over- c.q. onderschrijden van de
+15 dB > doorgetrokken lijn
0 dB > streepjeslijn
ook afb. 3.7)
Threshold-waarde
3.2.4 Het FBD-menu
De DEQ2496 heeft een Feedback Destroyer-functie die in grote lijnen overeenkomt met het PEQ-menu (qua bediening en het soort parameters). Het FBD-menu heeft echter nog een aantal extra functies en bestaat daarom niet uit twee, maar uit drie paginas.
Een Feedback Destroyer maakt grote verlagingen (geen verhogingen) van frequentiebereiken mogelijk, om gericht feedback-veroorzakende frequenties te verwijderen. Door de extreem smalbandige filters wordt de totale klank van het signaal nauwelijks beïnvloedt.
Afb. 3.8: Het FBD-menu (pagina 1)
De eerste pagina toont een grafische weergave van de filters en komt qua opbouw en gebruik overeen met de eerste pagina van het PEQ-menu. Omdat er in dit menu alleen verlagingen kunnen worden ingesteld, bevindt de 0 dB-lijn zich helemaal boven in beeld. Verschillen zitten hem hier in de waardebereiken van de GAIN- en BW(OCT)-parameters. Om bijzonder smalbandige filters met een hoge verlaging te krijgen, ligt het waardebereik van de bandbreedte bij 1/10 tot 1/60 oct. en bij de GAIN bij 0 tot -60 dB.
+ Om op de eerste pagina van het FBD-menu te
komen, dient tenminste één filter op pagina 2 geactiveerd te zijn.
BP
1.00 kHz
-15 dB > stippellijn
0.1
-40 dB
1:100
Op pagina 2 bevindt zich een tabel met de tien toewijsbare geheugenplaatsen. Mocht u in het PEQ-menu parametrische equalizers hebben geactiveerd, dan worden deze ook in deze tabel weergegeven. De reden hiervoor is dat de tien mogelijke geheugenplaatsen betrekking hebben op de FBDs en op de PEQs.
+ Geactiveerde parametrische equalizers van de PEQ-
module kunnen in het Feedback Destroyer-menu (FBD) niet worden bewerkt. Omgekeerd geldt hetzelfde.
Over het algemeen kunt u twee soorten Feedback-filters selecteren: de SNGL-modus (Single Shot) en de AUTO-modus. Om een Feedback te lokaliseren deelt de Feedback Destroyer het hele frequentieband (20 Hz tot 20 kHz) in 1/60 octaafbanden op en bepaalt de desbetreffende niveaus. De zo verkregen waarde zet hij in relatie tot het niveau van het hele signaal. Het verschil tussen de twee niveaus bepaalt, of er een filter wordt vastgezet. Zodra er een filter in de AUTO- of SNGL-modus is geschakeld, worden er automatisch Feedback-frequenties gezocht en de geactiveerde filters op deze frequenties gezet.
AUTO-modus
Bij microfoons die tijdens een optreden worden bewogen (bijv. zangmicrofonen) kunnen er door de veranderende positie variërende Feedback-frequenties optreden. Deze soort terugkoppelingen dient u met de AUTO-modus te onderdrukken. Een filter in de AUTO-modus zoekt zelfstandig de ideale instelling voor de parameters om feedbacks te onderdrukken. Bij een verandering in de frequentie van de Feedback zijn AUTO-filters in staat, de Feedback-frequentie te volgen en deze te onderdrukken. Daarbij wordt de optimale frequentie gekozen en het filter zo smal mogelijk geconfigureerd, zodat het signaal hiervan zo weinig mogelijk hinder ondervindt. Wanneer alle filters zijn bezet, wordt het filter dat zich op de oudste Feedback­frequentie bevindt vrijgegeven, om nieuwe Feedback te onderdrukken. Wanneer er heel dicht naast of in een reeds bekende frequentie Feedback optreedt, dan wordt het bestaande filter qua parameters aangepast, d.w.z. dat de bandbreedte of de verlaging wordt vergroot.
SNGL-modus
Een filter in de SNGL (Single Shot)-modus werkt, onderzoekt het muzieksignaal ook zelfstandig op Feedbacks. Spoort het een Feedback op, dan configureert het filter zichzelf op de ideale instelling voor de parameters om de Feedback-frequentie te onderdrukken. In tegenstelling tot de AUTO-modus wordt het filter vervolgens op de gevonden frequentie gefixeerd (LOCK FBD), waarbij de breedte en diepte van het filter overigens wel continue aan de Feedback worden aangepast. De breedte wordt groter als de Feedback-frequentie iets verschuift. De verlaging wordt overeenkomstig groter, als de Feedback nog steeds optreedt. Om opnieuw optreden tegen te gaan, wordt de vermindering niet ingetrokken. Zodoende is deze modus uitstekend geschikt voor het onderdrukken van constante Feedback­frequenties, die bij vast geïnstalleerde microfoons kunnen ontstaan.
Met behulp van de LOCK FBD-functie links onderin het display (B-toets) kunt u de frequentie van de SNGL-filters handmatig vergrendelen (SNGL Ï). Dit zorgt ervoor, dat dit filter alleen nog qua bandbreedte en verlaging veranderd kan worden. Met de UNLOCK FBD-functie (B-toets) kunt u de filters weer ontgrendelen.
Afb. 3.9: Het FBD-menu (pagina 2)
8
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Afb. 3.10: Het FBD-menu (pagina 3)
Op de derde pagina staan drie extra dynamiekparameters die
voor alle FBD-filters gelden.
Met SENS (bovenste Datawheel) wordt het tijdstip waarop de Feedback-onderdrukking actief wordt, bepaald (het beschrijft het verschil tussen het Feedback-signaal en het totale niveau). Bereikt een signaal dit verschil, dan wordt het verlaagd. Het waardebereik ligt hier tussen -3.0 en -9.0 dB. Met THRESHOLD (groot Datawheel) selecteert u de niveaudrempel, vanaf welke een frequentie als Feedback wordt herkend. De daaronder liggende MAX. DEPTH-parameter bepaalt de maximale verlaging van een filter (-18 tot -60 dB) in stappen van 6 dB, en zodoende ook het waardebereik van de GAIN op de eerste en de tweede pagina (onderste Datawheel).
Met de A-toets activeert u de LEARN MODE. Bij deze functie worden extra korte impulsen opgewekt en de hele versterking stapsgewijs hoger gezet om Feedback te provoceren. Deze komen dan bij de ingang van de DEQ2496 binnen, worden daar herkend en onderdrukt. Deze functie is vooral handig om voor een live-evenement te gebruiken, bijv. om de SNGL-filters automatisch in te stellen (het influiten van de installatie).
De volgende tekens geven u informatie over de actuele status van de filters:
; In deze instelling staat een AUTO- of SNGL-filter gereed
(RUN) om op het binnenkomende signaal te reageren en instellingen uit te voeren.
4 Dit teken verwijst naar een AUTO- of SNGL-filter (SNGL-
filter in LOCK-modus) dat op dit moment een gevonden Feedback-frequentie onderdrukt.
< Dit teken betekent dat de AUTO- en SNGL-filters in de STOP-
modus staan. De tot op dat moment berekende instellingen worden behouden en zijn actief. Maar nieuw optredende Feedback wordt niet opgespoord.
= Het filter, dat op de als laatste berekende Feedback-fre-
quentie werd gezet, wordt van dit teken voorzien.
De selectie en het bewerken van de parameters komt vergaand met de bediening van het PEQ-menu overeen! Een uitzondering vormt de functie van de B-toets, waarmee door een lange druk op de knop alle filters (menupagina 2) of alleen de AUTO-filters (menupagina 3) kunnen worden gereset.
3.3 Het WIDTH-menu
Met de WIDTH-functie van de DEQ2496 heeft u de beschikking over een Stereo Imager voor de bewerking van stereosignalen. Deze functie is alleen actief in de STEREO LINK-modus.
Een stereoverbreedt signaal klinkt veel interessanter, omdat ons gehoor zo grotere verschillen tussen de twee stereokanten kan waarnemen. Bij matig gebruik kan een Stereo Imager de klankimpressie van uw muziek wezenlijk verbeteren.
Aan beide zijden van het WIDTH-menu worden steeds aan de rechterkant de te bewerken parameters weergegeven. Aan de linker rand bevindt zich de RESET IMAGE-functie (B-toets), waarmee u, door er lang op te drukken, de doorgevoerde instellingen ongedaan kunt maken. In het midden wordt in de vorm van een diagram de stereobreedte van het signaal (driehoek) en het monosignaal (streep) weergegeven.
Afb. 3.11: Het WIDTH-menu (pagina 1)
De parameter STEREOWIDTH bepaalt de stereobreedte in het bereik van 0 tot 3.0 (groot Datawheel) en daarmee hoe duidelijk de linker en de rechter stereokant gescheiden zijn.
Met het bovenste Datawheel bewerkt u de parameter ASYMMETRY, waarmee u het relatieve volume van het linker en het rechter stereosignaal in het waardebereik van -90 tot 90° kunt regelen, zonder dat dit enig effect heeft op het centrale monosignaal. Bij 90 c.q. -90° overlappen de linker en de rechter stereokant met het monosignaal, waardoor ook het stereosignaal een monosignaal wordt.
Met de ROTATION-parameter (onderste Datawheel) kunt u het hele signaal (Stereo en Mono) in het spectrum plaatsen zonder de relatieve volumeverhouding tussen het mono- en het stereosignaal te veranderen. Dit is nuttig, wanneer u bijvoorbeeld één enkel stereosignaal in een totale mix wilt plaatsen (True Stereo-panoramaregeling).
Afb. 3.12 Het WIDTH-menu (pagina 2)
De tweede pagina van dit menu heeft mogelijkheden om de klank van het signaal te bewerken. Zo geeft de SHUFFLE-functie de mogelijkheid (onderste Datawheel) een extra stereoverbreding van de basfrequenties toe te passen, omdat een signaalverdeling over de linker en rechter stereokant in het laagfrequente bereik niet zo duidelijk te horen is, als in het hoogfrequente bereik. De ruimtelijkheid van de klank wordt daardoor nog intensiever. Het waardebereik loopt van 1.0 tot 3.0.
Met BASS TRIM (bovenste Datawheel) kunt u het volume van het basbereik met ±3 dB corrigeren en zo enige invloed van de SHUFFLE-functie op het waarneembare volume van de basfrequenties neutraliseren.
De parameter FREQUENCY (groot Datawheel) bepaalt de grensfrequentie onder welke de SHUFFLE-functie actief is (350 tot 1400 Hz). Voor normale stereotoepassingen klinken instellingen tussen 600 en 700 Hz over het algemeen het beste.
De parameter ASYMMETRY, ROTATION en FREQUENCY zijn naar keus in een fijne of een grove gradatie regelbaar (indrukken van het overeenkomstige Datawheel).
3.4 Het DYN-menu
Voor de bewerking van de dynamiek heeft de DEQ2496 uitgebreide dynamische processoren die uw audiosignalen perfect laten klinken. Er zijn twee paginas waarop Compressor­en Expander-toepassingen afgeregeld kunnen worden. Een extra LIMITER-functie biedt de mogelijkheid, optredende signaalpieken van een signaal te onderdrukken.
Afb. 3.13: Het DYN-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina kiest u met de B-toets voor de Compressor­of de Expander-functie. De A-toets dient, net als in de andere
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
9
ULTRACURVE PRO DEQ2496
menus, om tussen de linker en de rechter stereokant te wisselen. In de STEREO LINK-modus gelden alle veranderingen ook hier voor beide kanten.
Uitleg:
Een Compressor verlaagt het volumeniveau boven een bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD) en zorgt zo voor een gecompacteerde klank vol pressie.
Een Expander verlaagt het volumeniveau onder een bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD) en zorgt zo voor een verlaging van zachte stoorgeluiden, zoals bandruis en overspraak. Extreme instellingen maken het mogelijk een Expander als Noise Gate te gebruiken. Hier worden signaalniveaus onder de Threshold-waarde volledig weggehaald.
De opzet van het display komt vergaand overeen met die van het DEQ-menu, omdat het hier ook om een volumeafhankelijke signaalbewerking gaat. Rechts staan de te bewerken parameters, daarnaast de LEVEL-meter voor het DYN-ingangs­signaal, de GAIN-meter om de verhoging/verlaging weer te geven en bovendien de grafische voorstelling van de regelcurve.
De GAIN-parameter dient ter correctie van het volume van het gecomprimeerde c.q. geëxpandeerde signaal. Dit doet u met behulp van het bovenste Datawheel. Ook hier ligt het waardebereik tussen
-15 en +15 dB. De THRESHOLD-waarde bepaalt net als bij de DEQs de drempel, vanaf waar de compressor/Expander het signaal begint te bewerken (0 tot -60 dB). Dit wordt met het grote Datawheel geregeld. De RATIO-parameter bepaalt de mate van verlaging zodra de THRESHOLD-waarde wordt over- c.q. onderschreden (onderste Datawheel). Het waardebereik ligt tussen 1:1.1 en 1:100.
Met de B-toets kunt u vanuit pagina twee van het DYN-menu naar de LIMITER-pagina overschakelen. In de algemene bediening komt de LIMITER met de Compressor overeen, alleen dat hier met maximale verlaging wordt gewerkt. Alle niveaupieken van een signaal worden effectief onderdrukt, zodat aangesloten eindtrappen en luidsprekers voor oversturing en mogelijke schade zijn beschermd. Ook hier zit een grafische voorstelling van de signaallimitering bij, een LEVEL-meter (hier om het uitgangssignaal weer te geven) en een GAIN-meter om de niveauverlaging weer te geven.
De HOLD-functie bepaalt, hoe lang het signaalniveau wordt gereduceerd zodra de THRESHOLD-waarde wordt over­schreden (bovenste Datawheel). Pas wanneer deze tijd is verstreken, (0 - 1000.0 ms) treedt de RELEASE-functie in werking. Het regelbereik van de THRESHOLD-parameter (groot Datawheel) ligt tussen 0 en -24 dB, die van de RELEASE­parameter tussen 20 en 4000 ms (onderste Datawheel). Door lang op de B-toets te drukken kunnen de LIMITER-instellingen worden teruggezet.
+ De LIMITER-functie staat in principe altijd aan en kan
niet worden uitgeschakeld. Ook in de Bypass­modus is de Limiter actief en werkt slechts bij een grenswaarde van 0 dB, om een digitale oversturing aan de uitgangen te vermijden.
3.5 Het UTILITY-menu
In het UTILITY-menu kunnen op twee paginas basisinstellingen (GENERAL SETUP) en MIDI-configuraties worden vastgelegd. Met het bovenste en het onderste Datawheel selecteert u de parameters en met het grote Datawheel kunt u de waarden veranderen.
Afb. 3.14: Het DYN-menu (pagina 2)
Door middel van de PAGE- c.q. de DYN-toets komt u op de tweede menupagina. Hier stelt u extra parameters voor de Compressor/Expander in.
Met het bovenste Datawheel kunt u, net als bij de DEQs, de reactietijd (ATTACK: 0 tot 200 ms) bepalen. De teruglooptijd (RELEASE: 20 tot 4000 ms) stelt u met het onderste Datawheel in. Door op de overeenkomstige regelaars te drukken kunt u tussen een grove en een fijne instelling selecteren.
Alleen Compressor:
Voor de compressor bestaat er een extra KNEE-functie, die voor een bijzonder onopvallende, muzikale programmaverdichting zorgt. Met de KNEE-parameter bepaalt u in welk bereik de compressorcurve rondom het THRESHOLD-niveau wordt afgerond.
Het waardebereik van de KNEE-parameter ligt tussen 0 en 30 dB en kan met het grote Datawheel worden geregeld.
Door lang op de B-toets te drukken, worden wel de instellingen van de Dynamics-paginas, maar niet de LIMITER-instellingen (zie volgende paragraaf 3.4.1), teruggezet
3.4.1 LIMITER-menu
Afb. 3.15: Het LIMITER-menu
+ Houdt u de UTILITY-toets ca. een seconde lang
ingedrukt, dan wordt de ULTRACURVE PRO volledig vergrendeld (PANEL LOCKED). Druk nog eens lang op de toets om deze weer te ontgrendelen (PANEL UNLOCKED).
GENERAL SETUP (pagina 1)
Afb. 3.16: Het UTILITY-menu (pagina 1)
CONTRAST
Stel hier het contrast van het display in, zodat het optimaal is aangepast aan de hoeveelheid licht in de omgeving (groot Datawheel).
CHANNEL MODE
Zoals reeds meerdere malen kort is vermeld, kunt u hier tussen de DUAL MONO- en de STEREO LINK-modus kiezen. In de DUAL MONO-modus kunnen alle instellingen voor de linker en de rechter stereokant apart worden ingevoerd. Schakelt u over naar de STEREO LINK-modus, dan worden alle instellingen van de ene stereokant naar de andere gekopiëerd. U kunt kiezen of de linker naar de rechter, of de rechter naar de linker kant wordt gekopiëerd (COPY LEFT -> BOTH of COPY RIGHT -> BOTH). Hierna worden alle bewerkingen voor beide stereokanten tegelijk doorgevoerd. Om tenslotte een CHANNEL MODE te activeren, moet u de invoer met de B-toets bevestigen (ACCEPT MODE).
GEQ-MODE (TRUE RESPONSE)
Bij de gebruikelijke grafische Equalizers ontstaat op grond van de constructie, altijd een verschil tussen de ingestelde curve en het daaruit voortvloeiende frequentieverloop. Dit verschil is afhankelijk van de frequentie en van de versterking of demping.
10
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Naburige frequentiebereiken oefenen wederzijdse invloed uit, waardoor verhogingen c.q. verlagingen worden opgeteld.
Afb. 3.17: Grafische equalizer zonder correctie van het
frequentiekarakteristiek (UNCORRECTED)
In de instelling UNCORRECTED blijft de wederzijdse invloed behouden. Door een speciaal ontwikkeld algoritme kan de ULTRACURVE PRO dit fenomeen corrigeren. Selecteer hiervoor de instelling TRUE RESPONSE.
Afb. 3.18: Grafische equalizer met correctie van het
frequentiekarakteristiek (TRUE RESPONSE)
Het werkelijk optredende frequentieverloop komt nu precies overeen met de instellingen die u met de grafische Equalizer heeft uitgevoerd.
GAIN OFFSET (EQ)
Hier kunt u de totale versterking van de EQ-module corrigeren.
RTA NOISE CORRECTION
Door het algoritme van de RTA (Real-Time Analyzer, warped FFT) ontstaat bij spectraal-brede signalen (zoals bijv. ruis) een onnauwkeurigheid door asymmetrische overlapping van de verschillende frequentiebereiken. Is de interne ruisgenerator of een AVRG-instelling in het RTA-menu actief, wordt deze correctie automatisch geactiveerd en hoeft niet met de hand te worden aangezet. Bij alle andere signalen dient deze functie echter uit te staan, aangezien deze anders kan leiden tot kleine fouten in de weergave van bepaalde frequentiebanden.
SHOW MESSAGE BOX
Op deze plek kunt u kiezen, of u van tijd tot tijd informatie­schermen getoond wilt krijgen of niet.
RTA/MIC INPUT
Bepaalt de ingangsgevoeligheid van de RTA/MIC-ingang. U kunt kiezen tussen LINE-LEVEL, MIC-LEVEL en MIC-LEVEL +15V (fantoomvoeding).
RTA/MIC LINE-LEVEL
Als de TRA/MIC-ingang op LINE geconfigureerd is, bepaald u hier het maximale ingangsniveau (voor 0 dBFS (Full Scale) van
-14 tot +22 dBu).
RTA/MIC MIC-LEVEL
Als de RTA/MIC-ingang op MIC geconfigureerd is, bepaalt u het de gevoeligheid afhankelijk van de aangesloten microfoon (ingangsgevoeligheid: -42 tot -6 dBV/Pa).
MIDI SETUP (pagina 2)
Afb. 3.19: Het UTILITY-menu (pagina 2)
De DEQ2496 is in staat MIDI-data te zenden en te ontvangen en kan zo optimaal met andere MIDI-geschikte apparatuur communiceren.
MIDI
Als u deze parameter activeert (ON), dan verschijnen daaronder alle andere categorieën van de MIDI-configuratie. Bij de instelling OFF reageert de DEQ2496 niet op MIDI-bevelen.
MIDI CHANNEL
Hier selecteert u het MIDI-kanaal (1-16) waarop de ULTRACURVE PRO data zendt en ontvangt.
CONTROL CHANGE
Het uitwisselen van CONTROL CHANGE-data heeft alleen betrekking op de GEQ-module (CONTROL CHANGE 1 - 31: linker kanaal/ CONTROL CHANGE 33 - 63: rechter kanaal).
PROGRAM CHANGE
Het zenden en ontvangen van PROGRAM CHANGE-bevelen dient voor het oproepen van de presets 1 tot en met 64 en de default-instelling (Preset 0: INITIAL DATA).
SYSTEM EXCLUSIVE
De DEQ2496 is in staat SYSEX-data (System Exclusive) te zenden en te ontvangen.
De ontvangst- c.q. zendgereedheid voor MIDI-data kan steeds apart worden in- en uitgeschakeld (ON/OFF). Om Software­updates te kunnen ontvangen dient RECEIVE SYSTEM EXCLUSIVE actief te zijn (ON).
DUMP EDIT (A-toets)
Met deze functie kunnen actuele instellingen via MIDI naar een andere ULTRACURVE PRO of naar een computer met MIDI­interface worden overgezet.
DUMP ALL (B-toets)
De gehele geheugeninhoud (alle Presets) van de DEQ2496 kan via MIDI naar een andere DEQ2496 of een computer met MIDI-interface worden overgezet.
+ LET OP: Wordt er een volledige geheugeninhoud
ontvangen, dan worden de aanwezige instellingen overschreven! Alle opgeslagen Presets blijven behouden.
+ Meer informatie betreffende MIDI vindt u in de
paragrafen 5.1 MIDI-aansluitingen en 7.1 MIDI­implementatie.
3.6 Het I/O-menu
In dit menu bepaalt u op de eerste drie paginas in- en uitgangsconfiguraties. Op de vierde pagina configureert u de Delay-functie, waarmee de uitgangssignalen vertraagd kunnen worden. Zo kunnen looptijdverschillen worden opgeheven, die bijvoorbeeld bij het gebruik van meerdere luidsprekertorens ontstaan die op grote afstand van elkaar zijn opgesteld.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
11
ULTRACURVE PRO DEQ2496
De ULTRACURVE PRO DEQ2496 biedt u op de vierde pagina van het I/O-menu de mogelijkheid, of het MAIN-uitgangssignaal of het AUX-signaal te vertragen. Dit is zinvol wanneer bijv. aangesloten luidsprekers door een ruimtelijke afstand uit het verband staan tegenover elkaar en zich er op grond daarvan hoorbare looptijdverschillen en/of fase-uitvalmomenten voordoen.
Afb. 3.20: Het I/O-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina selecteert u de ingangsbron voor de DEQ2496 met het grote Datawheel. U kunt kiezen tussen de analoge MAIN IN-ingang, de digitale ingangen (DIGITAL XLR of DIGITAL OPT) en de geïntegreerde PINK NOISE-Generator. Met de parameter NOISE GAIN stelt u het volume van de ruisgenerator in (onderste Datawheel). Het waardebereik ligt tussen -60 en 0 dB. Met het bovenste Datawheel bepaalt u onder CLOCK de Sample-rate waarmee het apparaat werkt. Wanneer de digitale ingang is gekozen, kan de Sample-frequentie niet worden veranderd, omdat het apparaat zich naar de Sample-frequentie van het ingangs­signaal richt. Is de PINK NOISE-generator actief, dan worden de modules DEQ en DYN  echter niet de LIMITER  uitgeschakeld.
Afb. 3.21: Het I/O-menu (pagina 2)
Voor de AUX-uitgang en de digitale uitgangen kunt op de tweede menu-pagina de signaalbron bepalen. U kunt kiezen tussen het onbewerkte ingangssignaal (MAIN IN c.q. DIG. IN), het bewerkte signaal achter de grafische en parametrische equalizers (BEHIND GEQ/PEQ), het bewerkte signaal achter de equalizers en de Dynamics-module (DYN), of het bewerkte signaal achter alle modules, dus achter de Stereo Imager-module (BEHIND WIDTH).
Selecteer met de A-toets het Consumer-formaat (S/PDIF) of het professionele digitale formaat (AES/EBU) Met het bovenste Datawheel kunt u de resolutie DITHER bepalen (OFF, 24 bits, 20 bits en 16 bits). De NOISE SHAPER-functie, die via de B-toets geactiveerd wordt, reduceert de door Dithering veroorzaakte ruis tot op een minder waarneembaar bereik.
Met de A-toets selecteert u de linker of de rechter stereokant. Ongeacht de STEREO LINK-modus kunnen hier beide kanten gescheiden van elkaar bewerkt worden. Als u de toets langere tijd ingedrukt houdt, kunt u beide kanten tegelijk bewerken. Met de B-toets bepaalt u, of het MAIN- of het AUX-signaal bewerkt moet worden. Houdt u deze toets ingedrukt, dan worden de Delay-instellingen teruggezet.
Met het bovenste Datawheel bepaalt u, in welke eenheid de Delay-instellingen dienen te worden ingevoerd. U kunt kiezen uit millisecondes (0 - 300 ms), feet (0 - 338,20 ft) of meters (0 - 103,08m). Heeft u voor de eenheden feet of meter gekozen, dan kunt u met het onderste Datawheel de heersende temperatuur in °Fahrenheit of °C instellen, zodat een optimale Delay wordt verkregen (TEMP.). Dit is nodig, omdat de geluidssnelheid sterk door de heersende temperatuur wordt bepaald. Zo bedraagt deze snelheid 343,6 m/s bij 20 °C kamertemperatuur. Wordt de temperatuur hoger, dan stijgt de geluidssnelheid met 0,6 m/s per °C.
Met het grote Datawheel regelt u nu, al naar gelang het geselecteerde kanaal, de rechter of de linker stereozijde van het uitgangssignaal af (DELAY LEFT en DELAY RIGHT) of beide tegelijk. Door op deze regelaar te drukken kunt u tussen een grove en een fijne instelling kiezen.
+ Door het gebruik van de AUX-uitgang, heeft u de
mogelijkheid tegelijk het vertraagde en het niet­vertraagde signaal uit te voeren. Zo bent u zonder extra apparatuur in staat een Delay Line op te zetten (zie ook par. 4.4).
Het BYPASS-menu bestaat uit een pagina, waar men een aantal BYPASS-instellingen kan selecteren, om er directe klankvergelijkingen mee uit te voeren.
3.7 Het BYPASS-menu
+ Als de aangesloten SAMPLERATE niet met die van
de DEQ2496 overeenkomt, verschijnt in dit veld de mededeling UNLOCKED. Vervolgens worden de uitgangen van de DEQ2496 stilgeschakeld.
Afb. 3.22: Het I/O-menu (pagina 3)
Op de derde pagina bepaalt u het ingangssignaal voor de Real-time Analyzer. Hier kunt u kiezen tussen MAIN IN (c.q. DIG.IN), MAIN OUT, AUX OUT/DIG. OUT (XLR en optische) en de RTA/MIC-ingang. Wanneer u een RTA-microfooningang heeft gekozen, kunt u met de A-toets de ingangsgevoeligheid tussen MIC en LINE omschakelen. Met de B-toets kunt u de fantoomvoeding voor de condensatormicrofoons inschakelen (MIC +15 V), als de ingangsgevoeligheid op MIC is gezet.
Afb. 3.23: Het I/O-menu (pagina 4)
Afb. 3.24: Het BYPASS-menu
In de DUAL MONO-modus activeert u door een druk op het betreffende Datawheel de Relais-Bypass voor de linker (boven: BYPASS LEFT) of voor de rechter stereokant (onder: BYPASS RIGHT). Zodoende wordt de betreffende analoge ingang van het apparaat direct aan de overeenkomstige analoge uitgang gekoppeld en de modules worden omzeild. In de STEREO LINK­modus worden met behulp van het bovenste en het onderste Datawheel de modules van beide kanten tegelijkertijd gedeactiveerd zodat het onbewerkte ingangssignaal te horen is (BYPASS ALL).
+ Wanneer u de BYPASS-toets iets langer indrukt,
worden zowel in de DUAL MONO- als in de STEREO LINK-modus, de Bypass-relais van beide kanalen ingeschakeld.
Door aan het grote Datawheel te draaien kunt u aparte modules selecteren, die u dan door op het rad te drukken uit de signaalroutering haalt. Hetzelfde kunt u bewerkstelligen door van de B-toets (BYPASS MODULE) gebruik te maken. Houdt u deze toets langere tijd ingedrukt, dan worden alle BYPASS­instellingen teruggezet. Door langere tijd op de overeenkomstige moduletoetsen (GEQ, PEQ etc.) te drukken, kan de Bypass voor aparte modules worden geactiveerd c.q. gedeactiveerd.
12
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
+ Denkt u er alstublieft aan, dat de WIDTH-functie
(Stereo Imager) in de DUAL MONO-modus niet kan worden geactiveerd, en daarom in het BYPASS­menu ook niet wordt weergegeven.
3.8 Het RTA-menu (Real-time Analyzer)
De ULTRACURVE PRO DEQ2496 beschikt over een FFT Real­time Analyzer waarmee alle frequentiebereiken (61 banden) grafisch kunnen worden weergegeven. Bovendien vindt u in dit menu een AUTO EQ-functie (AEQ) voor automatische correctie van het frequentiekarakteristiek (zie par. 3.8.1).
Afb. 3.25: Het RTA-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina kiest u met de A-toets het ingangssignaal voor de Analyzer. Deze instellingen zijn hetzelfde als die in het I/O­menu op pagina 3. U kunt kiezen tussen MAIN IN c.q. DIG IN
(L + R IN), MAIN OUT (L + R OUT), AUX. OUT/DIG. OUT (L + R DIGOUT) en RTA IN (MIC/LINE). Deze instelling geschiedt met de
A-toets. Door lang op de toets te drukken bepaalt u, of alleen het linker, het rechter of het volledige ingangssignaal door de Analyzer wordt weergegeven (dit geldt niet wanneer RTA IN is geselecteerd).
In de instelling RTA MIC/LINE IN wordt het signaal van de RTA/MIC-ingang weergegeven (zie par. 3.11).
Met de parameter MAX. kunt u al naar gelang de hoogte van het signaalniveau een sectie van het gehele niveauspectrum selecteren, die dient te worden weergegeven (bovenste Datawheel). De ingestelde dB-waarde (0 tot -60 dB) beschrijft dan de bovengrens van de weergave. Met een druk op de regelaar activeert u de AUTO-functie, waarop de MAX.-waarde zich afhankelijk van het volume van het signaal nu zelf automatisch optimaal afregelt. Met de RANGE-parameter kunt u met het onderste Datawheel de weer te geven dynamiekomvang in vier trappen bepalen (15, 30, 60 of 90 dB). Uitgaande van de gekozen MAX-waarde wordt dan een overeenkomstig groot dynamisch bereik daaronder weergegeven.
Via de LEVEL- c.q. PEAKH-parameter kan vervolgens met het grote Datawheel elk van de 61 frequentiebanden worden geselecteerd, om het actuele volume (LEVEL) of de PEAK­waarde van de ingestelde frequentie weer te laten geven. De cursor-pijlen boven en onder de voorstelling markeren het momenteel geselecteerde frequentiebereik. Het volume van het hele signaal wordt op de LEVEL-meter links naast de RTA­weergave aangegeven.
+ Heeft u bij PEAK de instelling HOLD gekozen, dan
verandert de aanduiding van de LEVEL-parameter in PEAKH.
Afb. 3.27: Het RTA-menu (pagina 3)
Mocht u een grotere weergave van de RTA-grafiek wensen, gaat u dan naar pagina 3. Hier wordt alleen de Analyzer over het hele scherm weergegeven. Toch kunnen alle andere functies van pagina 2 noch steeds worden bewerkt (RATE, PEAK enz.).
3.8.1 De AUTO EQ-functie (AEQ)
Binnen het RTA-menu (pagina 1) is er een AUTO EQ-functie, waarmee een automatische kalibratie en frequentiecorrectie wordt geboden. Deze module bestaat uit weer drie paginas. Let er alstublieft op, dat u bij het gebruik van de AEQ-functie een meetmicrofoon op de RTA/MIC-ingang dient te hebben aangesloten (zie par. 3.11).
Afb. 3.28: Het AEQ-menu (pagina 1)
Pagina 1 komt qua opmaak en functies met het GEQ-menu overeen (zie par. 3.2.1). Hier bepaalt u handmatig de doelcurve, die de automatische frequentiekarakteristiek-correctie dient te volgen bij het overeenkomstige in- of uitgangssignaal. Wanneer u de curve heeft ingesteld, gaat u alstublieft naar pagina twee van het AEQ-menu.
+ Als het AEQ-menu geactiveerd wordt, worden de
actuele GEQ-instellingen als doelcurve overgenomen.
Door op het grote Datawheel te drukken, kunnen individuele frequentiebanden van de AEQ-module worden uitgesloten. Deze worden dan bij de automatische frequentiekarakteristiek-correctie overgeslagen. Het is verstandig het laagfrequente bereik (tot ca. 100 Hz) tijdens de AUTO EQ-procedure uit te sluiten, omdat er in dit bereik onnauwkeurigheden in de berekening van het frequentiekarakteristiek kunnen optreden en het resultaat daardoor onbevredigend zal zijn.
Afb. 3.26: Het RTA-menu (pagina 2)
Op de tweede pagina van het RTA-menu kunt u met de A-toets (RATE) in vier trappen de teruglooptijd instellen (FAST, MID, SLOW en AVRG). In de instelling FAST, MID of SLOW werkt de RTA van de DEQ2496 met Peak-detectoren. In de AVRG-instelling daarentegen, worden de gemiddelde waarden van de signaalniveaus weergegeven. De Analyzer werkt dan heel langzaam. Met de B-toets kunt u bij PEAK in vijf trappen bepalen, hoe snel de weergave van de niveaupieken weer wegsterft (FAST, MID, SLOW, HOLD en OFF). In de instelling HOLD blijven de maximale waarden van de frequentiebanden staan. Houdt u de B-toets slechts circa een seconde lang ingedrukt, dan worden de eerder bevroren niveaupieken teruggezet en kunnen opnieuw worden berekend.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
Afb. 3.29: Het AEQ-menu (pagina 2)
Op deze pagina wordt het te bewerken signaal net als in het RTA-menu weergegeven. Met de parameter MAX. kunt u ook hier, al naar gelang de hoogte van het signaalniveau een sectie van het gehele niveauspectrum selecteren, die dient te worden weergegeven (bovenste Datawheel). De RANGE-waarde van deze weergave ligt vast op 30 dB. Met een druk op het bovenste Datawheel activeert u de AUTO-modus en de weergegeven sectie wordt afhankelijk van het signaalniveau automatisch ingesteld. Met de parameter NOISE GAIN (-60 tot -10) bepaalt u de hoogte van het ruisniveau. Met AUTO EQ (onderste Datawheel) bepaalt u de snelheid waarmee de metingen door de EQ worden uitgevoerd en dus de EQ-instellingen worden berekend. U heeft de keus tussen FAST, MID en SLOW.
13
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Met de B-toets kunt u de ruimtelijke correctiefunctie (ROOM CORR.) activeren. Dit zorgt voor een verlaging van de hoge en een hoger zetten van de lage tonen, door de doelcurve met 1 dB/octaaf te inclineren (schuin te zetten).
Wanneer u op de A-toets drukt (START AUTO EQ) begint de kalibratie en de berekening van de AEQ-instellingen. Aan de nu volgende mededelingen kunt u aflezen, dat nu eerst het niveau van de omgevingsgeluiden en vervolgens die van het binnenkomende ruissignaal worden gemeten. Aansluitend corrigeert de ULTRACURVE PRO de EQ-waarden. Met STOP AUTO EQ kunt u de procedure stop zetten.
Afb. 3.30: Het AEQ-menu (pagina 3)
Pagina 3 van het menu bevat weer de afbeelding van de grafische equalizers met de instellingen, zoals u ze op pagina 1 heeft ingevoerd. Ook hier kunt u met START AUTO EQ de kalibratie-procedure starten. Ook de NOISE GAIN-parameter kan hier worden veranderd (groot Datawheel). Bovendien bevinden zich nog twee andere parameters op deze pagina. Bij DMAX kunt u het maximale verschil tussen twee naburige filters van 0 tot +15 dB instellen (bovenste Datawheel). Bij de MAX. SPAN- parameter wordt met het onderste Datawheel de maximaal toegestane afstand in dB tussen doelcurve en werkelijke curve ingesteld (0 tot 30 dB) . Wordt deze waarde overschreden, dan wordt het betreffende bereik niet bewerkt. Drukt u op de B-toets (DONE), dan wordt de procedure afgesloten en blijft de ingestelde curve behouden. Drukt u op de RTA-toets, dan wordt de procedure geannuleerd. Let op, de AUTO EQ sluit de kalibratie niet automatisch af.
+ Zodra u de eerste pagina van het AEQ-menu verlaat,
kunt u er niet weer naar terugkeren. Hiervoor dient u eerst het menu te verlaten en weer te openen.
3.9 Het MEMORY-menu
Met het MEMORY-menu kunt u complete Presets opslaan en oproepen (pagina 1) of losse modules van een preset laden en opslaan (pagina 2). In de Preset actieve modules worden van bijpassende letters voorzien (G = GEQ, P = PEQ, D = DEQ, W = WIDTH, Y = DYN). Mochten de opgeslagen I/O-instellingen van de actuele I/O-instellingen verschillen, dan verschijnt naast de letters voor de modules de I (= I/O).
aanwezige data overschreven dienen te worden (OVERWRITE DATA?). Met de A-toets wordt de procedure geannuleerd (CANCEL), met de B-toets (of met een druk op het grote Datawheel) wordt hij bevestigd (OK).
Met STORE PRESET verschijnt er nog een menu, waarin u de Preset een maximaal 16-cijferige benaming kunt geven. Met het Datawheel (draaien) en het bovenste Datawheel (draaien en drukken) kunt u horizontaal en verticaal de betreffende tekens selecteren. Door een druk op het middelste Datawheel selecteert u het teken, waarna de cursor in het onderste invoerveld op de volgende positie springt. Met het onderste Datawheel kunt u al draaiende naar de verschillende posities gaan en door te drukken enkele tekens wissen. Houdt u de knop ca. een seconde lang ingedrukt, dan worden alle tekens gewist. Met de PAGE-toets bepaalt u, of bij de naamgeving gekozen tekens dienen te worden overschreven (OVR), of dat er tekens moeten worden ingevoegd (INS). Met de A- en B-toetsen kunt u de invoer bevestigen (OK) of annuleren (CANCEL).
Om een bestaande preset op te roepen, selecteert u deze op de bekend wijze met het grote Datawheel en bevestigt deze door een druk op de regelknop of met de B-toets (RECALL PRESET). Vervolgens verschijnt de vraag, of de opdracht dient te worden uitgevoerd, aangezien de instellingen van de gekozen Preset  voorzover niet opgeslagen  verloren gaan (RECALL ALL DATA?). Met de A- en B-toetsen kunt u bevestigen of annuleren (OK/ CANCEL). Een druk op het grote Datawheel heeft ook tot resultaat dat u door kunt gaan. De gewenste Preset wordt dan geladen.
+ De MEMORY-LED brandt wanneer de instellingen van
een Preset die u in het MEMORY-menu selecteert, van de op dat moment heersende instellingen afwijken.
+ Presets die zich in de STEREO LINK-modus bevin-
den, worden in de Preset-tabel met een stereoteken ( ) gemarkeerd.
Door een lange druk op het onderste Datawheel wordt de geselecteerde Preset vergrendeld of ontgrendeld (PROTEC ON/ OFF), om abusievelijk overschrijven tegen te gaan. De betreffende Preset wordt in het display met een hangslot weergegeven, als deze vergrendeld is.
Afb. 3.32: Het MEMORY-menu (pagina 2)
Afb. 3.31: Het MEMORY-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina van dit menu kunnen complete Presets worden opgeslagen en opgeroepen. Wilt u een bewerkte Preset opslaan, dan kunt u met het grote Datawheel uit de weergegeven tabel een opslagplaats selecteren (max. 64 gebruikers-plaatsen).
+ Preset 0 (INITIAL DATA) is een neutrale instelling
en kan niet worden overschreven (READONLY).
U kunt een lege plaats (EMPTY) selecteren, of u kunt een bestaande Preset  voorzover deze niet vergrendeld is (PROTEC ON)  overschrijven. Heeft u een opslagplaats geselecteerd, drukt u dan op de A-toets (STORE PRESET).
+ Als u een bestaande Preset overschrijft, dan wordt
u na het indrukken van de A-toets gevraagd, of de
14
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
Om individuele modules binnen een bestaande Preset te laden, gaat u met de PAGE-toets naar de tweede pagina van het MEMORY-menu. Hier kunt u, net als op pagina 1, een Preset selecteren, waaruit u een module wilt laden. Met het onderste Datawheel zoekt u door draaien de gewenste module op (GEQ, PEQ, DEQ, WIDTH, DYN en I/O). Vervolgens kunt u de module laden, door op het grote Datawheel of op de B-toets (RECALL MODULE) te drukken. Ook hier wordt u voor de veiligheid om een bevestiging gevraagd.
Bovendien kunt u met de STORE MODULE-functie (A-toets) individuele modules in een bestaand Preset opnemen en opslaan.
Uitzondering:
DUAL MONO-modules kunnen niet in een STEREO-preset worden opgeslagen.
3.10 Het METER-menu
Met de METER-toets onder de twee 7-delige LED-indicatoren komt u in het METER-menu. Dit bestaat uit drie paginas en geeft u de mogelijkheid, te allen tijde overzicht te houden op de in- en uitgangsniveaus van de DEQ2496.
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Afb. 3.33: Het METER-menu (pagina 1)
Op pagina 1 van het METER-menu worden de niveaus van de rechter en de linker stereokant weergegeven. Met de A-toets (SOURCE) bepaalt u, of het ingangs-, het uitgangs- of het signaal van de digitale of de AUX-uitgang dient te worden weergegeven. De middelste twee balken van de indicator geven het gemiddelde niveau van de desbetreffende signalen in VU-meter-vorm weer. Dat betekent dat de indicatoren wat trager op het signaalniveau reageren. Hierdoor worden erg korte niveaupieken die boven het gemiddelde liggen, niet weergegeven (RMS).
De buitenste twee indicatoren zijn Peak-meters die het signaalniveau inclusief alle signaalpieken weergeven en zodoende altijd een hoger niveau laten zien dan de VU-meter. Rechts van de indicatoren worden de niveaupieken van alle Level-grafieken met Peak Hold-functie weergegeven (PEAK) Druk op de B-toets (CLEAR PEAK) om de Peak-waarden terug te zetten en opnieuw te laten berekenen.
+ Wanneer het in- c.q. het uitgangssignaal overstuurt,
dan verschijnt onder PEAK in de betreffende Level­meter de opmerking CLIP. Zet in dit geval het in­of uitgangsniveau lager.
3.11.1 Het aansluiten van een meetmicrofoon
Selecteer bij de parameter RTA/MIC INPUT als ingangs­gevoeligheid MIC-LEVEL. Als u een condensatormicrofoon gebruikt, activeert u bovendien de fantoomvoeding (MIC-LEVEL +15 V). Stel bij de parameter RTA/MIC MIC-LEVEL de gevoeligheid van de aangesloten microfoon in. Gebruikt u bijvoorbeeld de BEHRINGER ECM8000, dan bedraagt deze waarde -37 dBV/Pa.
3.11.2 Het aansluiten van een Line-signaal
Selecteer bij de parameter RTA/MIC INPUT als ingangs­gevoeligheid LINE-LEVEL. Stel bij de parameter RTA/MIC LINE­LEVEL de gewenste ingangsgevoeligheid in. Daarbij staat de ingestelde waarde gelijk aan 0 dBFS resp. 120 dB SPL.
4. TOEPASSINGEN
Het universele concept van de BEHRINGER ULTRACURVE PRO met de vele mogelijkheden voor audiobewerkingen opent een heel scala aan toepassingen. Bij wijze van voorbeeld presenteren we er hier een aantal met de desbetreffende typerende apparaatinstellingen.
4.1 Som-equalizer live gebruikt
Op dit terrein zal de ULTRACURVE PRO zeker het meest aan te treffen zijn.
Afb. 3.34: Het METER-menu (pagina 2)
Op pagina 2 van het menu ziet u de SPL-meter (Sound Pressure Level), met behulp waarvan u in combinatie met een meetmicrofoon (bijv. de BEHRINGER ECM8000) volumemetingen kunt verrichten. Hier vindt u ook de Peak Hold-grafiek met het maximale niveau, en met de B-toets kunt u ook hier de PEAK-waarde terugzetten, om deze opnieuw te laten berekenen (CLEAR PEAK).
+ Let alstublieft op een correcte instelling van de
microfoongevoeligheid (zie par. 3.11). Wij adviseren de BEHRINGER ECM8000 meet-microfoon met een ingangsgevoeligheid van -37 dBV/Pa.
Met de A-toets (WEIGHT) kunt u verschillende dB-wegingen instellen, waarmee het signaalniveau dient te worden berekend (dB (A), dB (C) of OFF)
Afb. 3.35: Het METER-menu (pagina 3)
Pagina drie van het METER-menu bevat een virtuele voorstelling van een echte VU-meter, zoals bekend van analoge processoren of mengpanelen.
3.11 De RTA/MIC-ingang
Via deze ingang kan er een van de hoofdingang gescheiden microfoon- of Line-signaal naar de RTA resp. de SPL-meter worden gebracht. De benodigde instellingen voert u op de eerste pagina van het UTILITY-menu in.
Afb. 4.1: De ULTRACURVE PRO als som-equalizer
Om optimale resultaten te behalen, dient er op enkele punten te
worden gelet:
Het is in de praktijk nuttig gebleken om, voordat u met de frequentiekarakteristiek-correctie van de installatie begint, eerst de muziek- en spraak-programmas ongecorrigeerd over de installatie te laten lopen. Treden er vervormingen op, dan dienen deze oversturingen eerst binnen de installatie te worden verholpen.
4. TOEPASSINGEN
15
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Erg belangrijk is ook de opstelling van de luidsprekers. Geen enkele equalizer is in staat een door reflecties van muren en plafonds vervaagde klank wezenlijk verbeteren. Regelmatig kunnen echter door het veranderen van de opstelling en door het uitrichten van de luidsprekers drastische verbeteringen worden gerealiseerd.
Bij een actieve meerweg-installatie dienen ook eerst de looptijden en fases te worden gecorrigeerd (ons digitaal frequentie-scheidingsfilter ULTRADRIVE PRO DCX2496 beschikt over alle benodigde functies).
Pas dan komt de DEQ2496 in actie. Met de automatische kalibratiecyclus (AEQ-functie) krijgt u snel een bruikbare basisinstelling. Let op een correcte positie van de meetmicrofoon. De microfoon dient in het directe geluidsveld van de installatie te worden geplaatst en niet door storende akoestische zaken te worden gestoord. Een plaats achter gordijnen, minder dan een meter van de zij- en achtermuren verwijderd of op een open balkon is ongeschikt, omdat deze het meetresultaat vertekenen. Achtergondgeluiden dienen ten minste 12 dB onder het meetniveau te liggen, aangezien er anders geen betrouwbare meting mogelijk is.
Na de automatische kalibratie met de AEQ-functie heeft u een basisinstelling, die met de hand nog fijn afgeregeld dient te worden.
Hiervoor geldt het volgende:
Niet voor elke toepassing is een lineaire overdrachtcurve ideaal. Bij spraakoverdracht bijvoorbeeld is de verstaanbaarheid het belangrijkst. In het basbereik dient de overdrachtcurve daarom te zakken, omdat onder het bereik van de grondtoon van de stem, alleen nog maar storingen (contactgeluid) worden overgedragen.
Extreem lage en extreem hoge frequenties worden over het algemeen veel zwakker overgebracht. Het heeft geen zin om uit een kleine zangbox een frequentiekarakteristiek tot onder 50 Hz te willen persen, het resultaat bestaat behalve uit meer benodigd vermogen hoogstens uit dure reparaties van de luidsprekers.
+ Houdt bij alle instellingen altijd rekening met de
fysieke grenzen van uw systeemelementen.
Heeft u genoeg tijd? Doe dan gerust meerdere metingen, waarbij u de meetmicrofoon op verschillende posities zet.
Positie 1 en 3 bevinden zich ca. een meter axiaal voor de luidsprekers op halve hoogte tussen het middentoon- en het hogetoon-systeem. Deze metingen dienen als functiecontrole van de luidsprekersystemen. Positie 2 ligt ca. 2 m voor het midden van het podium. De meting dient in het bereik boven 250 Hz hetzelfde resultaat te geven als op positie 1 en 3. Onder ca. 250 Hz zou er door accumulatie in het basbereik, een niveauverhoging van circa 3 dB moeten optreden.
Positie 4 is direct voor het PA-mengpaneel. De meting dient op deze plek dezelfde curve te hebben als op positie 2, natuurlijk met een lager niveau door de grotere afstand.
De posities 5 en 6 liggen weer precies in de as van de luidsprekersystemen, maar nu circa een meter voor het achterste begrenzingsvlak van de ruimte. Deze metingen zullen laten zien of er problemen met reflecties c.q. staande golven te verwachten zijn.
De verkregen equalizer-curven slaat u steeds op. Naderhand kunt u ze dan vergelijken. Een sterke afwijking tussen de opgeslagen instellingen wijst op fasefouten in de installatie of problemen met de akoestiek van de ruimte zelf. Mocht u niet in de gelegenheid zijn, deze problemen op te lossen, dan kunt u er alleen voor zorgen een zo goed mogelijk compromis te vinden. Het vergelijken van de opgeslagen equalizer-curven kan waardevolle aanwijzingen opleveren.
Wanneer u het systeem zo exact mogelijk op de gewenste overdrachtcurve heeft ingesteld, loopt u het hoorbereik af, om van alle kanten een auditieve indruk te krijgen. Vergeet niet tijdens de luistertests pauzes in te lassen en verschillende muziek- of spraakprogrammas over te dragen, om zo gevoel voor het overdrachtgedrag van de installatie en ook voor de ruimte te krijgen.
Goede equalizer-instellingen vragen om veel tijd en geduld! Moet u van extreme instellingen gebruik maken om een bruikbaar frequentiekarakteristiek te verkrijgen, dan is dit een alarmsignaal voor een zware fout in de versterkingsinstallatie of de ruimte­akoestiek.
Afb. 4.2: Plaatsing van de meetmicrofoon
16
4. TOEPASSINGEN
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Een equalizer is geen oplossing voor problemen van slechte geluidsinstallaties, maar is een uiterst nuttig en effectief klankwerktuig inzake de muzikale fijnafregeling. Door de fijnafregeling kunnen vaak verbazende verbeteringen op het gebied van de akoestische transparantie en in de hele klankkwaliteit van een installatie worden bereikt.
4.2 Gebruik van de ULTRACURVE PRO in de studio
In de studio zijn er ontelbare toepassingsmogelijkheden voor de DEQ2496. Laat uw fantasie de vrije loop. Hier slechts enkele voorbeelden voor het omzetten van digitale en analoge signalen.
Als equalizer voor de afluisterluidsprekers: Afgezien van de gebruikelijke grafische correctie (GEQ) kunnen de parametrische filters (PEQ) effectief voor de onderdrukking van smalbandige resonanties worden gebruikt. Bovendien kan de DEQ2496 als A/D­en D/A-omzetter dienst doen.
Als equalizer voor het Mastering: Door de Stereo-Couple­functie hoeft u alle instellingen in de grafische equalizer slechts een enkele keer in te voeren. Ook hier kunnen de extra parametrische filters bijzonder effectief en goed gedoseerd worden gebruikt. Via de AES/EBU-in- en uitgangen (optioneel) kunt u een klankbewerking uitvoeren, zonder het digitale niveau te verlaten.
Voor de algemene klankbewerking: De mogelijkheid, programmas via MIDI om te schakelen en ze allemaal via MIDI-controllers te veranderen, zorgen ervoor dat de ULTRACURVE PRO gecombineerd met een MIDI-sequencerprogramma bijzonder flexibel is. Zo kunnen instellingen tijdens een Mixdown worden veranderd en toch steeds reproduceerbaar blijven.
+ Zorgt u er alstublieft voor dat het apparaat
uitsluitend door ter zake kundige personen aangesloten en bediend wordt. Tijdens en na het aansluiten dient men altijd op voldoende aarding van de persoon / personen die met het apparaat bezig is / zijn te letten, elektrostatische ontladingen e.d. kunnen de bedrijfseigenschappen anders nadelig beïnvloeden.
Afb. 5.1: XLR-verbindingen
5. AANSLUITINGEN
5.1 MIDI-aansluitingen
De DEQ2496 beschikt over een geïntegreerde MIDI-interface, waarmee MIDI-data kunnen worden gezonden en ontvangen. Zo kan het apparaat optimaal in opnamestudios worden geïntegreerd en door middel van de sequencer van uw computer worden bestuurd.
De MIDI-aansluitingen aan de achterkant van het apparaat zijn voorzien van de internationaal genormeerde 5-polige-DIN-bussen. Om de ULTRACURVE PRO met andere MIDI-apparatuur te kunnen verbinden heeft u een MIDI-kabel nodig.
MIDI IN: Deze aansluiting dient voor de ontvangst van MIDI­besturingsdata. Het ontvangstkanaal wordt in het UTILITY-menu ingesteld.
MIDITHRU: De MIDI THRU-bus geeft het binnenkomende MIDI­signaal onveranderd door. Zo kunnen meerdere ULTRACURVE PROs met elkaar verbonden worden.
MIDIOUT: Via MIDIOUT kunnen data naar een aangesloten computer of naar andere ULTRACURVEPROs worden gestuurd. Er worden programmagegevens en statusinformatie voor de signaalverwerking doorgestuurd.
5.2 Analoge aansluitingen
De BEHRINGER ULTRACURVE PRO DEQ2496 beschikt standaard over elektronisch gesymmetreerde in- en uitgangen. Het schakelconcept heeft een automatische bromonderdrukking bij symmetrische signalen en werkt zelfs bij de hoogste niveaus zonder problemen. Extern geïnduceerde netbrom etc. wordt zo effectief onderdrukt. De servofunctie werkt ook automatisch en herkent asymmetrische aansluitingen en schakelt het nominale niveau intern om, zodat er geen niveauverschillen optreden tussen het in- en het uitgangssignaal (6-dB-correctie).
Afb. 5.2: 6,3-mm-monoklinkerstekker
Afb. 5.3: 6,3-mm-stereoklinkerstekker
5.3 Digitale verbindingen (AES/EBU en S/PDIF)
De AES/EBU-interface, diens naam uit de samenwerking tussen de Audio Engineering Society en de European Broadcasting Union is ontstaan, wordt voornamelijk in professionele studio­omgevingen en radio- en televisiestudios voor de overdracht van digitale signalen, ook over grote afstanden gebruikt. De verbinding wordt met behulp van een symmetrische XLR-kabel met een golfweerstand van 110 Ohm gemaakt. De kabel mag tot 100 m lang zijn. Met minimale aanpassingen zijn zelfs kabellengtes van meer dan een kilometer (bij radio en televisie geen zelden voorkomend verschijnsel) haalbaar.
5. AANSLUITINGEN
17
ULTRACURVE PRO DEQ2496
De interface heeft het AES3-formaat, hetgeen de tweekanaals­overdracht van signalen met een resolutie van tot 24 bits toelaat. Het signaal is zelfklokkend en zelfsynchroniserend (belangrijk bij de verbinding van meerdere digitale apparaten). Een extra Wordclock-verbinding tussen het DEQ2496-paneel en de aangesloten AES/EBU-apparaten is dus niet nodig. De Sampling Rate is niet vastgelegd en kan vrij worden gekozen. Typische waarden zijn 44,1 kHz, 48 kHz, 88,2 kHz en 96 kHz. De AES/ EBU-interface is vergaand compatibel met de veel toegepaste S/PDIF-interface. De verbinding kan via een adapter worden gemaakt. Bij de ULTRACURVE PRO kan het formaat op S/PDIF worden omgeschakeld.
Bovendien heeft u de beschikking over digitale ingangen via optische aansluitingen.
5.4 Wordclock-verbinding
Wanneer meerdere apparaten in een digitaal opnamesysteem met bijvoorbeeld een digitaal mengpaneel worden opgenomen, dan dienen alle aangesloten digitale apparaten door middel van een uniform wordclock-signaal te worden gesynchroniseerd. Voor deze toepassing beschikt de DEQ2496 over een Wordclock­ingang waarmee hij via een Wordclock-signaal van een extern apparaat kan worden aangestuurd. Hier worden de Sample­rates 44,1 kHz, 48 kHz, 88,2 kHz en 96 kHz ondersteund. Deze Wordclock-ingang kan allen bij gelijktijdig gebruik van de analoge ingangen worden geactiveerd.
6. SYSTEEMSOFTWARE
THD 0,007 % typ. @ +4 dBu, 1 kHz,
versterking 1
Overspraak < -92 dB/-95 dB
Bypass
Type Relais, Hard-Bypass bij stroomuitval
Meetmicrofooningang
Type elektronisch gesymmetreerde
ingang Ingangsimpedantie 2 k Max. ingangsniveau (LINE) variabel van -14 dBu tot +22 dBu Max. ingangsniveau (MIC) variabel van -42 dBV/Pa tot
-6 dBV/Pa
Fantoomvoeding +15 V, schakelbaar
Digitale ingang 1
Type XLR trafo-gesymmetreerd Standaard AES/EBU of S/PDIF Ingangsimpedantie 110 Nominaal ingangsniveau 0,2 V - 5 V top-top
Digitale ingang 2
Type TOSLINK optisch Standaard AES/EBU of S/PDIF
Digitale uitgang 1
Type XLR trafo-gesymmetreerd Standaard AES/EBU of S/PDIF Impedantie 110 Uitgangsniveau 3,5 V top-top
De software van de ULTRACURVE PRO DEQ2496 wordt voortdurend verder ontwikkeld om nog betere prestaties te kunnen leveren en de bediening aan uw wensen aan te passen. Daarom willen wij u vragen, ons iets over uw wensen en ideeën te vertellen. Wij zetten ons er dan 100% voor in, dat er met uw suggestie in de volgende Software-versie rekening wordt gehouden. Informatie over nieuwe software-versies krijgt u via de vakpers, bij uw vakhandel, op onze website www.behringer.com of direct bij BEHRINGER (tel. 49215492064166).
De huidige software-versie van uw ULTRACURVE PRO staat in het UTILITY-menu op pagina 1 rechts boven aangegeven.
7. TECHNISCHE GEGEVENS
Analoge ingangen
Type elektronisch gesymmetreerd Aansluiting XLR
Impedantie ca. 22 k bij 1 kHz Max. ingangsniveau +12 c.q. +22 dBu schakelbaar CMRR typisch 40 dB
Analoge uitgangen (Main)
Type servo-gesymmetreerd Aansluiting XLR
Impedantie 100 bij 1 kHz Max. uitgangsniveau +12 c.q. +22 dBu schakelbaar
Analoge uitgangen (Aux)
Type servo-gesymmetreerd Aansluiting 6,3 mm stereoklinker
Impedantie 100 bij 1 kHz Max. uitgangsniveau +12 dBu
Digitale uitgang 2
Type TOSLINK optisch Standaard AES/EBU of S/PDIF
Synchronisatie-ingang
Type BNC Standaard Wordclock (1 x Sample Rate) Ingangsimpedantie 50 k Nominaal niveau 2 V - 6 V top-top
MIDI-interface
Type 5-polige DIN-bussen In/Out/Thru Implementatie zie MIDI-implementatietabel
Digitale verwerking
Omvormer 24-bits Delta-Sigma, 64/128-voudig
Oversampling (AKM®)
Aftastsnelheid 44.1 kHz, 48 kHz, 88.2 kHz, 96 kHz
Grafische equalizer (GEQ)
Type digitale tertsband-equalizer Frequentiebereik 20 Hz tot 20 kHz in 31 terts-
banden op genormeerde
ISO-frequenties Bandbreedte 1/3 octaaf Regelbereik +15 tot -15 dB
Parametrische equalizer (PEQ)
Type max. 10 onafhankelijke volledig
parametrische filters per kanaal Frequentiebereik 20 Hz tot 20 kHz Bandbreedte 1/10 tot 10 octaves, Shelving-
filter (6 en 12 dB) Regelbereik +15 tot -15 dB
Systeemgegevens
Frequentiekarakteristiek 10 Hz tot 35 kHz (-1 dB)
Ruisafstand > 113 dB Main Input/Output
18
@ 96 kHz Sampling Rate
> 107 dB Auxiliary Output
7. TECHNISCHE GEGEVENS
Dynamische equalizer (DEQ)
Type max. 3 onafhankelijke volledig
parametrische filters per kanaal Frequentiebereik 20 Hz tot 20 kHz Bandbreedte 1/10 tot 10 octaves, Shelving-
filter (6 en 12 dB)
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Regelbereik +15 tot -15 dB Threshold variabel van 0 tot -60 dB Attack 0 tot 200 msec Release 20 tot 4000 msec Ratio 1:2 tot 1:100
Feedback Destroyer (FBD)
Type digitale signaalanalyse voor het
opsporen van Feedback
Filters max. 10 digitale Notchfilters per
kanaal, naar wens vast programmeerbaar of als automatisch onder­drukkingssysteem voor
terugkoppelingen Frequentiebereik 20 Hz - 20 kHz Bandbreedte 1/10 tot 1/60 octaves Regelbereik 0 tot -60 dB
Digitale Delay
Type digitale Stereo-Delay Maximale Delay-tijd 300 msec, onafhankelijk
in te stellen voor elk kanaal Minimale resolutie 0,02 msec Delay-eenheid secondes, meter of voet
Level Meter
Type digitaal uitsturingsdisplay
met gelijktijdige grafische
voorstelling van Peak- en RMS-
waardes en virtuele analoge
VU-meter
SPL Meter
Weging dB (A), dB (C) of OFF Microfoonkalibratie -42 dBV/Pa tot -6 dBV/Pa
Dynamics
Type Expander of Compressor met
digitale IGC (Interactive Gain
Control)
Threshold variabel van 0 tot -60 dB Attack 0 tot 200 msec Release 20 tot 4000 msec Ratio 1:1,1 tot 1:100
Limiter
Type Peak-Limiter (zero attack) Hold 0 tot 1000 msec Threshold variabel van 0 tot -24 dB Release 20 tot 4000 msec
Real-Time Analyzer
Type digitale 61-bands FFT-Analyzer Frequentiebereik 20 Hz tot 20 kHz in 61 banden
op genormeerde ISO-frequenties Detectoren Peak en Average Ruisgenerator Roze ruis, niveau van 0
tot -60 dB
Display
Type 320 x 80 Dot-Matrix Liquid-
Crystal-Display Achtergrondverlichting LED oranje contrast instelbaar
Opslagmogelijkheden
Presets 64 geheugenplaatsen met 16-
karakters naam, losse modules
met oproep- en opslag-functie
Stroomvoorziening
Netspanning 85 tot 250 V~, 50/60 Hz Netbelasting typ. 10 W Zekering T 1 A H Aansluiting op het net Standaard-apparaataansluiting
Afmetingen/gewicht
Afmetingen (H X B X D) 1 ¾" (44,5 mm) x 19" (482,6 mm)
x 8 ½" (217 mm) Gewicht ca. 2,05 kg Transportgewicht ca. 3,5 kg
7.1 MIDI-Implementatie
)XQFWLH =HQGHQ 2QWYDQJHQ 2SPHUNLQJHQ
Midi Channel 1...16 1...16
Mode N N
Note Number N N
Velocity N N
After Touch N N
Pitch Bender N N
Control Change
1-31 Y (Range: 0-61) Y (Range: 0-61) GEQ links (20Hz…20kHz)
33-63 Y (Range: 0-61) Y (Range: 0-61) GEQ rechts (20Hz…20kHz) Program Change Y (Range: 0-64) Y (Range: 0-64) Presets (1-64) en Initial Data (0) System Exclusive Y Y zie SysEx-documentatie* System Common N N
Syst em Real Time N N
*Download bij www.behringer.com
De Fa. BEHRINGER streeft altijd naar de hoogste kwaliteit en voert eventuele verbeteringen zonder voorafgaande aankondiging door. Technische data en uiterlijke kenmerken kunnen daarom
van de genoemde specificaties of van de afbeeldingen van het product afwijken.
7. TECHNISCHE GEGEVENS
19
Loading...