LET OP:Verwijder in geen geval de bovenste afdekking (van
het achterste gedeelte) anders bestaat er gevaar
voor een elektrische schok. Het apparaat bevat geen
te onderhouden onderdelen; reparaties dienen door
bevoegde personen uitgevoerd te worden.
WAARSCHUWING:
Om gevaar voor brand of elektrische schok te
vermijden, dient u dit apparaat niet aan regen en
vocht bloot te stellen.
Dit symbool wijst u er altijd op dat er niet-geïsoleerde
gevaarlijke spanning binnen de behuizing aanwezig
is deze spanning is voldoende om gevaar voor
elektrische schok op te leveren.
DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN OP EEN RIJ:
1) Lees deze voorschriften.
2) Bewaar deze voorschriften.
3) Neem alle waarschuwingen in acht.
4) Volg alle voorschriften op.
5) Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6) Reinig het uitsluitend met een droge doek.
7) Let erop geen van de ventilatie-openingen te
bedekken. Plaats en installeer het volgens de voorschriften van de fabrikant.
8) Het apparaat mag niet worden geplaatst in de buurt
van radiatoren, warmte-uitlaten, kachels of andere zaken
(ook versterkers) die warmte afgeven.
9) Maak de veiligheid waarin door de polarisatie- of
aardingsstekker wordt voorzien, niet ongedaan. Een
polarisatiestekker heeft twee bladen, waarvan er een
breder is dan het andere. Een aardingsstekker heeft
twee bladen en een derde uitsteeksel voor de aarding.
Het bredere blad of het derde uitsteeksel zijn er voor
uw veiligheid. Mocht de geleverde stekker niet in uw
stopcontact passen, laat het contact dan door een
elektricien vervangen.
Dit symbool wijst u altijd op belangrijke bedieningsen onderhoudsvoorschriften in de bijbehorende
documenten. Wij vragen u dringend de handleiding
te lezen.
Deze handleiding is auteursrechterlijk beschermd. Elke
vermenigvuldiging, resp. nadruk, ook gedeeltelijk, en elke weergave van
afbeeldingen, ook in gewijzigde vorm, is alleen toegestaan met
schriftelijke toestemming van de firma BEHRINGER Spezielle
Studiotechnik GmbH. BEHRINGER is een geregistreerd handelsmerk.
AKM® is geregistreerd handelsmerk en staat in geen enkel verband
10) Zorg ervoor dat er niet over de hoofdstroomleiding
gelopen kan worden en dat het niet wordt samengeknepen, vooral bij stekkers, verlengkabels en het punt
waar ze het apparaat verlaten.
11) Gebruik uitsluitend door de producent gespecificeerd toebehoren c.q. onderdelen.
12) Gebruik het apparaat uitsluitend in combinatie met
de wagen, het statief, de driepoot, de beugel of tafel die
door de producent is aangegeven, of die in combinatie
met het apparaat wordt verkocht. Bij gebruik van een
wagen dient men voorzichtig te zijn bij het verrijden van
de combinatie wagen/apparaat en letsel door vallen te
voorkomen.
13) Bij onweer en als u het apparaat langere tijd niet
gebruikt, haalt u de stekker uit het stopcontact.
14) Laat alle voorkomende reparaties door vakkundig en
bevoegd personeel uitvoeren. Reparatiewerkzaamheden
zijn nodig als het toestel op enige wijze beschadigd is
geraakt, bijvoorbeeld als de hoofdstroomkabel of stekker is beschadigd, als er vloeistof of voorwerpen in
terecht zijn gekomen, als het aan regen of vochtigheid
heeft blootgestaan, niet normaal functioneert of wanneer
het is gevallen.
2
ULTRACURVE PRO DEQ2496
MENUSTRUCTUUR
MENUSTRUCTUUR
3
ULTRACURVE PRO DEQ2496
COMPARE
)
1. INLEIDING
Hartelijk dank voor het vertrouwen dat u met de aankoop van
de ULTRACURVE PRO DEQ2496 in ons stelt. Bij dit apparaat gaat
het om een zeer hoogwaardige, digitale audioprocessor in DSPtechniek met geïntegreerde 24-bits/96 kHz A/D- en D/Aomvormers, die dus bijzonder geschikt is voor live- en studiotoepassingen.
De ULTRACURVE PRO heeft een grote hoeveelheid
verschillende EQs te bieden (Graphic EQs, Parametric EQs en
Dynamic EQs) een realtime analyzer met Auto EQ-functie,
dynamische processoren als Compressor, Expander en Peak
Limiter en verder uitgebreide analoge en digitale aansluitmogelijkheden.
Dit en nog veel meer zorgt ervoor dat u de DEQ2496 absoluut
universeel toe kunt passen in de opname- of mastering-studio
en het een echte aanwinst is voor uw live-uitrusting.
+ De volgende handleiding wil u op de eerste plaats
met de gebruikte specifieke begrippen vertrouwd
maken, zodat u het apparaat met al zijn functies
leert kennen. Bewaart u de handleiding na lezing
alstublieft zorgvuldig, zodat u deze altijd bij de hand
heeft, wanneer u nog eens iets wilt overlezen.
1.1 Voordat u begint
1.1.1 Levering
Teneinde een veilig transport te waarborgen, is de
ULTRACURVEPRO in de fabriek zorgvuldig ingepakt. Mocht de
doos desondanks beschadigingen vertonen, kijkt u dan direct of
de buitenkant van het apparaat beschadigd is geraakt.
+ Stuurt u het apparaat bij eventuele beschadigingen
NIET aan ons terug, maar neemt u dringend eerst
contact op met uw dealer en het transportbedrijf,
aangezien elke aanspraak op vergoeding anders
teniet kan worden gedaan.
1.1.2 Installatie
Zorgt u alstublieft voor voldoende luchttoevoer en zet de
DEQ2496 niet op een eindtrap of in de buurt van een verwarming
neer, om oververhitting van het apparaat te voorkomen.
+ Doorgebrande zekeringen dienen absoluut door
zekeringen van de juiste waarde te worden
vervangen! De specificaties vindt u in het hoofdstuk
TECHNISCHE GEGEVENS.
Het apparaat wordt met behulp van het meegeleverde netkabel
met apparaatbus op het net aangesloten. Deze voldoet aan de
nodige veiligheidseisen.
+ Let u er alstublieft op, dat alle apparaten geaard
dienen te zijn. Voor uw eigen veiligheid dient u in
geen geval de aarding van de apparaten c.q. de
netkabel te verwijderen of onklaar te maken.
1.1.3 Garantie
Neemt u alstublieft even de tijd om de garantiekaart volledig in
te vullen en deze binnen 14 dagen na de aankoopdatum aan ons
toe te sturen. Het serienummer is aan de bovenkant van het
apparaat te vinden. U kunt zich desgewenst ook online via onze
internet-site (www.behringer.com) bij ons laten registreren.
2. BEDIENINGSELEMENTEN
2.1 De voorkant
Afb. 2.1: LED-indicator en menutoets
De LED-METER geeft het ingangssignaal van de DEQ2496
weer. De bovenste CLIP-LED licht op, zodra dit te hoog is
of wanneer de Peak Limiter van het Dynamics menu (zie
par. 3.4) actief is.
Met de METER-toets roept u het METER-menu op (zie par.
3.10).
De DEQ2496 beschikt over een geïntegreerde real-time
analyzer, zodat het hele frequentiebereik kan worden
weergegeven. Met de RTA-toets komt u in het overeenkomstige menu, waarin u alle benodigde instellingen kunt
doorvoeren (zie par. 3.8).
Met de COMPARE-toets van de DEQ2496 kunt u al naar
gelang het menu waarin u zich net bevindt, alle presets of
losse modules met elkaar vergelijken. De volgende tabel
laat zien, hoe de COMPARE-toets voor elke module werkt:
COMPARE
(volledige
Presett)
GEQX
PEQX
DEQX
FBDX
WIDTHX
DYNX
UTILX
I/OX
BY PASSX
RTA
MEMORYX
METER
Tab. 2.1: De COMPARE-functie en de
ULTRACURVE PRO-modules
Druk op de MEMORY-toets om in het MEMORY-menu te
geraken (zie par. 3.9) Hier kunt u hele presets, of losse
modules van een preset (bijv. GEQ, PEQ etc.) opslaan en
oproepen. De MEMORY-LED licht op zodra de instellingen
van de preset die u in het MEMORY-menu selecteert, van
de op dat moment actieve instellingen afwijken.
(alleen module
niet actief
niet actief
1.2 Het handboek
Dit handboek is zodanig gestructureerd dat u overzicht houdt
over de bedieningselementen en tegelijk uitgebreide informatie
over het gebruik ervan krijgt. Mocht u meer uitleg over een bepaald
onderwerp wensen, breng dan een bezoek aan onze website
www.behringer.com. Daar vindt u meer uitleg over de
toepassing van regel- en effectversterkers.
4
2. BEDIENINGSELEMENTEN
Afb. 2.2: Toets, display en draaiknop
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Met de PAGE-toets kunt u de verschillende paginas binnen
een menu oproepen.
De functies van de A- en de B-toetsen zijn afhankelijk van
het gekozen menu. De mogelijkheden worden in het display
weergegeven.
Het LCD-scherm van de ULTRACURVE PRO.
De DEQ2496 heeft drie DATAWHEELS waarmee u ook
weer afhankelijk van het geselecteerde menu verschillende parameters kunt selecteren en bewerken. In veel
gevallen hebben ze twee functies, hetgeen wil zeggen dat
er door draaien en door indrukken bewerkingen kunnen
worden uitgevoerd. Met het indrukken van de datawheels
kunnen gradaties (Step-grootte) van veel parameters
worden omgeschakeld of de invoer kan worden bevestigd
c.q. ongedaan worden gemaakt.
Afb. 2.3: Module-toetsen van de DEQ2496
Met de menu-toetsen worden de menus van de
afzonderlijke modules opgeroepen. Vervolgens roept men
er de verschillende paginas binnen deze menus mee op
(net als de PAGE-toets). Elke menu-toets is van een LED
voorzien. Deze licht op wanneer de overeenkomstige
module het geluidsbeeld bewerkt. Als de DEQ2496 MIDIdata ontvangt, licht de LED van de UTILITY-toets kort op.
Door de toets iets langer in te drukken (ca. 1 seconde)
kunnen actieve modules in de Bypass-modus worden
geschakeld of weer actief worden gemaakt. Dit gaat alleen
op voor de modules die ook in het BYPASS-menu bewerkt
kunnen worden (zie par. 3.7).
Met de POWER-schakelaar zet u de DEQ2496 aan. De
POWER-knop dient in de positie uit te staan op het moment
dat u het apparaat op het stroomnet aansluit.
ander apparaat te laten synchroniseren. Deze aansluiting
is uitgevoerd als BNC-coaxiaalbus.
Afb. 2.5: Digitale interfaces en RTA-microfooningang
De DEQ2496 beschikt over een digitale optische interface.
Hiermee is in- en uitvoer in het AES/EBU- alsook in het S/PDIFformaat mogelijk.
Via de digitale AES/EBU-interface met XLR-aansluitingen
kunnen eveneens data in het AES/EBU- of in het S/PDIFformaat worden in- en uitgevoerd.
De AUX OUT-klinkeraansluiting is een extra stereo-uitgang,
die het audiosignaal van de digitale uitgangen nog eens
analoog beschikbaar maakt.
De RTA/MIC IN-XLR-bus is voor een meetmicrofoon
bedoeld. Het signaal kan als ingangssignaal dienen voor
de Real-Time Analyzer of voor de SPL-meter. De aansluiting
beschikt over een +15 V fantoomvoeding voor condensatormicrofoons die u apart inschakelt, en kan naar wens
op microfoon- of Line-ingangsgevoeligheid worden
ingesteld (zie par. 3.11).
De MAX-schakelaar verhoogt het maximale niveau van de
MAIN-in- en uitgangen van +12 dBu op +22 dBu.
Afb. 2.6: Aansluitingen voor de in- en uitgangen
2.2 De achterkant
Afb. 2.4: Aansluiting op het net, MIDI- en Wordclock-
verbindingen
Bij de ZEKERINGHOUDER van de DEQ2496 kan de
zekering worden omgewisseld. Als er een zekering
vervangen wordt, dient men absoluut hetzelfde type te
gebruiken. Houd rekening met de specificaties, die in
Hoofdstuk 7 TECHNISCHE GEGEVENS staan vermeld.
Het apparaat wordt via de IEC-apparaatbus op het
stroomnet aangesloten. Een geschikt netkabel zit bij de
levering inbegrepen.
Via de MIDI-aansluitingen kan de DEQ2496 met een
computer of andere MIDI-geschikte apparatuur communiceren. Via de MIDI IN-aansluiting worden MIDI-data
ontvangen, via de MIDI OUT kunnen MIDI-bevelen worden
geplaatst. Ontvangen MIDI-bevelen gaan via de MIDI THRU
-bus naar buiten en kunnen aan andere apparaten worden
doorgestuurd.
Via de WORDCLOCK-ingang kan er een extern Word-
clock-signaal worden ingevoerd, om de DEQ2496 door een
De symmetrische XLR-aansluitingen geven het analoge
uitgangssignaal van de DEQ2496.
Op de symmetrische XLR-ingangen kan een analoog
ingangssignaal worden aangesloten.
3. MENUSTRUCTUUR EN
SIGNAALBEWERKING
Dit hoofdstuk bestaat uit uitgebreide uitleg over de omgang met
alle functies van de diverse menupaginas. Wij raden u aan, de
handleiding bij het werken met de DEQ2496 altijd bij de hand te
hebben, zodat u probleemgevallen gelijk hierin kunt opzoeken.
3.1 Algemene bediening en display-weergave
Als u met een van de toetsen GEQ, PEQ, DYN enz. het
bijbehorende menu oproept, dan verschijnt de overeenkomstige
weergave in het display. Steeds aan de linker en rechter rand
vindt u functies en parameters voor de bewerking van de presets,
die bij de A c.q. B-toetsen (links) en de drie datawheels (rechts)
horen. Hiermee kunnen alle bewerkingen worden uitgevoerd.
De menus bestaan grotendeels uit meerdere paginas. Hoeveel
paginas er zijn, ziet u links boven in het display onder de menuaanduiding. Met de overeenkomstige menu-toets of de PAGEtoets links van het display kunt u van pagina naar pagina gaan.
Aangezien de A- c.q. de B-toets en de Datawheels al naar
gelang het geselecteerde menu wisselende functies hebben,
worden in de hierna volgende aanwijzingen alle stappen
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
5
ULTRACURVE PRO DEQ2496
gedetailleerd beschreven. De menus worden stuk voor stuk
besproken, waarbij elke functie en elke parameter duidelijk wordt
uitgelegd.
+ Let op! In de STEREO LINK-modus bewerkt u altijd
tegelijk het rechter en het linker kanaal.
3.2 De Equalizer-module
3.2.1 Het GEQ-menu
Door op de GEQ-toets te drukken, komt u in het GEQ-menu. Dit
beslaat slechts 1 pagina, waarin alle filterinstellingen worden
uitgevoerd.
Afb. 3.1: Het GEQ-menu
Door aan het bovenste Datawheel te draaien, selecteert u
binnen de parameter FREQ een frequentieband dat u wilt
bewerken. U heeft de beschikking over 31 banden binnen het
hele frequentiebereik van 20 Hz tot 20 kHz. Met het grote
Datawheel kunt u onder GAIN het gewenste bereik hoger of
lager instellen. Het waardebereik ligt hier tussen -15 en +15 dB.
VPQ (Virtual Paragraphic Equalizer)-functie
Bij de parameter BW/OCT kunt u met het onderste datawheel
de filters bovendien aan de gewenste bandbreedte toewijzen.
Dat betekent, dat de frequentiebanden rondom een middenfrequentie in klokvorm verhoogd c.q. verlaagd worden. Hoeveel
aangrenzende frequentiebereiken in de bewerking worden
meegenomen, is afhankelijk van de bandbreedte. Het
waardebereik ligt hierbij tussen 1/3 en 59/3.
Zodra in deze parameter veranderingen worden aangebracht,
verandert de RESET GEQ-indicatie (links onder in het display) in
ACCEPT VALUES. Wanneer u nu op de B-toets drukt (of op het
grote Datawheel) wordt deze instelling opgeslagen en kunt u
andere filterinstellingen wijzigen.
Door op het onderste Datawheel te drukken verandert de
BW/OCT-parameter in MODE. Door aan de regelknop te draaien
kunt u nu voor een HIGH- of LOW-Shelving-filter kiezen. De GAINparameter verandert bij deze werkwijze in dB/OCT. Met het grote
Datawheel kunt u nu de flankstijlheid van -15 tot +15 dB/oct.
instellen. In de HIGH-modus worden alle frequentiebanden boven
de geselecteerde frequentie hoger of lager gezet, in de LOWmodus worden alle banden onder deze frequentie bewerkt. Ook
deze bewerking dient met de B-toets te worden bevestigd
(ACCEPT VALUES).
De A-toets aan de linkerkant van het display dient in de DUAL
MONO-modus voor het omschakelen tussen het rechter en het
linker audiosignaal. Drukt u wat langer op deze toets, dan worden
de instellingen van beide kanten samen weergegeven en kunnen
simultaan worden bewerkt. In de STEREO LINK-modus kunnen
beide kanalen uitsluitend samen worden bewerkt.
Met de B-toets kunt u de filterinstellingen weer ongedaan maken
(RESET EQ). Wordt er kort gedrukt, dan wordt het op dat momentgeselecteerde frequentieband op 0.0 dB teruggezet. Houdt u de
knop ca. een seconde lang ingedrukt, dan worden alle
frequentiebanden teruggezet. Banden kunnen ook per stuk
worden teruggezet door een korte druk op het grote Datawheel.
3.2.2 Het PEQ-menu
Om parametrische Equalizers voor de signaalbewerking te
gebruiken drukt u op de PEQ-toets. Per stereozijde heeft u de
beschikking over tien EQs, die naar wens als PEQ of FBD
(Feedback Destroyer: zie par. 3.2.4) kunnen worden geschakeld.
Naast de banddoorlaatfilters kunt u in dit menu Shelving-filters
(High of Low) selecteren. De flanksteilheid van deze filters
bedraagt naar wens 6 of 12 dB/octaaf.
Afb. 3.2: Het PEQ-menu (pagina 1)
Dit menu heeft twee paginas (dit is links boven in het display
aangegeven). Op pagina 1 van het PEQ-menu worden,
vergelijkbaar met het GEQ-menu, de filters over het hele
frequentiekarakteristiek grafisch weergegeven. Parameterveranderingen kunnen ook hier met de overeen-komstige
draairegelaars worden uitgevoerd (FREQ: bovenste Datawheel,
GAIN: groot Datawheel, BW/OCT: onderste Datawheel).
Om de geselecteerde PEQ terug te zetten, houdt u alstublieft
de B-toets links naast het display ca. 1 seconde lang ingedrukt.
Drukt u kort, dan kunt u tussen de parametrische filters selecteren.
Afb. 3.3: Het PEQ-menu (pagina 2)
Door op de PAGE- of PEQ-toets te drukken komt u op de tweede
pagina van het menu. Heeft u van tevoren geen parametrische
equalizer geactiveerd, dan komt u direct op pagina 2, waar de
tien geheugenplaatsen met de bijbehorende parameters in een
tabel staan weergegeven. Het selecteren van de filters geschiedt
door aan het onderste Datawheel te draaien, of door het drukken
op het onderste en bovenste rad (UP/DOWN). Onder MODE kunt
u nu met het grote Datawheel (drukken of draaien) het
geselecteerde filter activeren (PARAM). Dan verschijnen de
bijbehorende parameters FREQ, BW(OCT) en GAIN. Deze kunnen
ook worden geselecteerd door aan het bovenste Datawheel te
draaien. Veranderingen in de waarden voert u met het grote
Datawheel in. Het GAIN-waardebereik ligt tussen -15 en +15 dB
en het frequentiebereik (FREQ) gaat van 20 tot 20.000 Hz. De
FREQ-parameter is in twee gradaties regelbaar. In de eerste
doorloop je sneller (1/6 octaaf per stap) de frequentie-bereiken,
in de tweede is de gradatie veel fijner (1/60 octaaf per stap).
Door op het grote Datawheel te drukken kunt u tussen deze
twee graderingen omschakelen.
In de Bandwidth-parameter BW(OCT) kunt u voor het
banddoorlaat-filter de bandbreedte instellen. Deze waarde bepaald,
hoe breed de optredende klokfiltercurve is (1/10 oct. tot 10 oct.).
Verder kunt u hier Shelving-filters met een flanksteilheid van 6 of
12 dB/oct. (bijv. L=Low, 6 dB / H=High, 12 dB enz.) selecteren.
Uitleg:
Het Low-Shelving-filter verhoogt (positive gain) of
verlaagt (negative gain) het niveau van de frequentieband
onder de ingestelde frequentie.
Het High-Shelving-filter daarentegen verhoogt (positive gain) of verlaagt (negative gain) het niveau van de
frequentieband boven de ingestelde frequentie.
Het banddoorlaat-filter verhoogt c.q. verlaagt het
niveau van het frequentiebereik rondom de middenfrequentie.
Voor GAIN en BW(OCT) kan de waarde worden teruggezet
door op het grote Datawheel te drukken.
Met de A-toets springt u ook in dit menu tussen het linker en het
rechter signaal. Mocht in dit UTILITIES-menu (par. 3.5) de STEREO
LINK-modus zijn geselecteerd, dan gelden de parameterwaardes
voor beide kanten.
6
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
+ Om op de eerste pagina van het PEQ-menu te
komen, dient tenminste één filter op pagina 2 zijn
geactiveerd.
3.2.3 Het DEQ-menu
Druk op de DEQ-toets om in het DEQ-menu te komen. Vanwege
de complexiteit van de Dynamic EQ zijn de instellingen over drie
paginas verdeeld.
Uitleg:
Een Dynamic EQ bewerkt een gedefinieerd frequentiebereik van een signaal, afhankelijk van het volumeniveau.
Er kan een bepaald frequentiebereik worden verhoogd
of verlaagd. Dat is afhankelijk van de GAIN-instellingen
die u heeft uitgevoerd.
Wanneer nu met de GAIN-regeling een verlaging van
het betreffende frequentiebereik is vastgelegd en een
van te voren bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD)
wordt overschreden, dan grijpt de equalizer in het
geluidsbeeld in vermindert het niveau van het gewenste
frequentiebereik. De mate van reductie wordt door de
RATIO-waarde bepaald. Komt het niveau nu weer onder
de THRESHOLD-waarde, wordt het frequentiekarakteristiek opnieuw gladgestreken. Dit betekent, dat de
Dynamic EQ niet meer ingrijpt.
Heeft u met de GAIN-regeling een verhoging bepaald,
dan wordt een frequentiebereik afhankelijk van het
volumeniveau hoger gezet. Als het niveau van de
geselecteerde frequentieband onder een vastgelegde
THRESHOLD-waarde komt, dan wordt deze in een
bepaalde mate (RATIO) versterkt. Wordt de waarde weer
overschreden, dan grijpt de Dynamic EQ niet meer in het
geluidsbeeld in.
Op paginas 1 en 2 van het DEQ-menu voert u de nodige
instellingen uit, die het beginpunt en het soort klankbewerking
bepalen. Verder wordt hier de regelcurve betreffende
THRESHOLD, GAIN en RATIO grafisch weergegeven. In het
midden van het display ziet u een LEVEL-meter (linker weergave)
voor het gefilterde DEQ-ingangsniveau (besturingssignaal) en
een GAIN-meter (rechter weergave) dat de verhoging of
verlaging toont.
Op pagina 3 bevindt zich een frequentiediagram dat de
filtercurves in relatie tot frequentie en niveaudrempel
(THRESHOLD) weergeeft. Het momentele DEQ-ingangsniveau
ziet u op de LEVEL-meter rechts daarvan.
Afb. 3.4: Het DEQ-menu (pagina 1)
Met de parameter M-GAIN (Make-up-gain) op pagina 1 stelt u
met het bovenste Datawheel de versterking of verlaging voor
het filter in. Het waardebereik loopt van -15 tot +15 dB. Bij de
parameter THRESHOLD wordt met behulp van het grote
Datawheel een niveaudrempel gedefineerd, vanaf welke de
filterfunctie actief wordt. Is er voor het filter een verlaging
ingesteld (M-GAIN < 0), dan wordt het geselecteerde frequentiebereik (zie pagina 3) verlaagd, zodra het het THRESHOLD-niveau
overschrijdt. Wenst men een verhoging (M-GAIN > 0), dan wordt
het frequentiebereik verhoogd, zodra de THRESHOLD-waarde
wordt onderschreden. De RATIO-parameter (onderste
Datawheel) bepaalt in welke mate het betreffende frequentiebereik verlaagd/verhoogd wordt, wanneer de THRESHOLDwaarde wordt over-/onderschreden. Het waardebereik ligt hierbij
tussen 1:2 en 1:100.
Afb. 3.5: Het DEQ-menu (pagina 2)
Op de tweede pagina van het DEQ-menu (druk op de DEQ- of
PAGE-toets) kunt u nu nog twee andere dynamische parameters
instellen.
Bij ATTACK (bovenste Datawheel) bepaalt u hoe snel de
dynamische EQ in het geluidsbeeld ingrijpt als de THRESHOLDwaarde wordt onder- c.q. overschreden. De ATTACK-tijden
kunnen worden ingesteld van 0 tot 200 milliseconden. Door op
deze regelaar te drukken kunt u tussen een grove en een fijne
instelling kiezen.
Bij de RELEASE-parameter (onderste Datawheel) kunt u de
teruglooptijd voor de EQ instellen, dus hoe snel deze na het
onder- of onderschrijden van de THRESHOLD-waarde (al naar
gelang de GAIN-instelling) weer met de dynamiekregeling begint.
De RELEASE-tijden liggen tussen 20 en 4000 milliseconden. Ook
hier kunt u door op deze regelaar te drukken tussen een grove
en een fijne instelling kiezen.
Ook op deze pagina kunt u de THRESHOLD-waarde bewerken
(groot Datawheel), zodat u de waarde gemakkelijk kunt afregelen
zonder van pagina te hoeven wisselen.
Afb. 3.6: Het DEQ-menu (pagina 3)
Op pagina 3 vindt u zoals aan het begin vermeld een
frequentiediagram en de Gain Reduction-weergave. Verder
wordt bij MODE (bovenste Datawheel) het soort filter bepaalt.
Hier heeft u de keus tussen High-Shelving- Low-Shelving- en
banddoorlaat-filtertypes.
De parameter FREQUENCY bepaalt de middenfrequentie van
het filter (groot Datawheel). In het geval van Low-Shelving- en
High-Shelving-filters wordt hier de grensfrequentie bepaalt, vanaf
welke de lage c.q. de hoge frequenties worden bewerkt. Het
hele frequentiebereik loopt van 20 Hz tot 20.000 Hz. Met een
druk op het Datawheel kunt u tussen een grove en een fijne
gradatie selecteren (1/6 of 1/60 octaaf per stap).
Heeft u bij MODE de instelling banddoorlaat gekozen, verschijnt
rechts onder de parameter BW(OCT). Hier kunt u met het onderste
Datawheel de gewenste bandbreedte instellen. Deze waarde
bepaald, hoe breed de optredende klokfiltercurve is (1/10 oct. tot
10 oct.).
Met de B-toets kunt u selecteren, welke van de dynamische
equalizers moet worden weergegeven. Per stereokant heeft u
de beschikking over drie equalizers. Door langer te drukken,
worden de instellingen van de momenteel gekozen DEQ gereset.
Deze tabel geeft een voorbeeld met extreme instellingen, om
de werkwijze van een dynamische EQ duidelijk te maken.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
7
ULTRACURVE PRO DEQ2496
,QJHVWHOGHZDDUGHQ
02'(
)5(48(1&<
0*$,1
%:2&7
7+5(6+2/'
5$7,2
Tab. 3.1: Banddoorlaat-instellingen met extreme waarden (zie
Afb. 3.7: Filtercurves bij over- c.q. onderschrijden van de
+15 dB > doorgetrokken lijn
0 dB > streepjeslijn
ook afb. 3.7)
Threshold-waarde
3.2.4 Het FBD-menu
De DEQ2496 heeft een Feedback Destroyer-functie die in grote
lijnen overeenkomt met het PEQ-menu (qua bediening en het
soort parameters). Het FBD-menu heeft echter nog een aantal
extra functies en bestaat daarom niet uit twee, maar uit drie
paginas.
Een Feedback Destroyer maakt grote verlagingen (geen
verhogingen) van frequentiebereiken mogelijk, om gericht
feedback-veroorzakende frequenties te verwijderen. Door de
extreem smalbandige filters wordt de totale klank van het signaal
nauwelijks beïnvloedt.
Afb. 3.8: Het FBD-menu (pagina 1)
De eerste pagina toont een grafische weergave van de filters
en komt qua opbouw en gebruik overeen met de eerste pagina
van het PEQ-menu. Omdat er in dit menu alleen verlagingen kunnen
worden ingesteld, bevindt de 0 dB-lijn zich helemaal boven in
beeld. Verschillen zitten hem hier in de waardebereiken van de
GAIN- en BW(OCT)-parameters. Om bijzonder smalbandige filters
met een hoge verlaging te krijgen, ligt het waardebereik van de
bandbreedte bij 1/10 tot 1/60 oct. en bij de GAIN bij 0 tot -60 dB.
+ Om op de eerste pagina van het FBD-menu te
komen, dient tenminste één filter op pagina 2
geactiveerd te zijn.
BP
1.00 kHz
-15 dB > stippellijn
0.1
-40 dB
1:100
Op pagina 2 bevindt zich een tabel met de tien toewijsbare
geheugenplaatsen. Mocht u in het PEQ-menu parametrische
equalizers hebben geactiveerd, dan worden deze ook in deze
tabel weergegeven. De reden hiervoor is dat de tien mogelijke
geheugenplaatsen betrekking hebben op de FBDs en op de
PEQs.
+ Geactiveerde parametrische equalizers van de PEQ-
module kunnen in het Feedback Destroyer-menu
(FBD) niet worden bewerkt. Omgekeerd geldt
hetzelfde.
Over het algemeen kunt u twee soorten Feedback-filters
selecteren: de SNGL-modus (Single Shot) en de AUTO-modus.
Om een Feedback te lokaliseren deelt de Feedback Destroyer
het hele frequentieband (20 Hz tot 20 kHz) in 1/60 octaafbanden
op en bepaalt de desbetreffende niveaus. De zo verkregen
waarde zet hij in relatie tot het niveau van het hele signaal. Het
verschil tussen de twee niveaus bepaalt, of er een filter wordt
vastgezet. Zodra er een filter in de AUTO- of SNGL-modus is
geschakeld, worden er automatisch Feedback-frequenties
gezocht en de geactiveerde filters op deze frequenties gezet.
AUTO-modus
Bij microfoons die tijdens een optreden worden bewogen (bijv.
zangmicrofonen) kunnen er door de veranderende positie
variërende Feedback-frequenties optreden. Deze soort
terugkoppelingen dient u met de AUTO-modus te onderdrukken.
Een filter in de AUTO-modus zoekt zelfstandig de ideale instelling
voor de parameters om feedbacks te onderdrukken. Bij een
verandering in de frequentie van de Feedback zijn AUTO-filters
in staat, de Feedback-frequentie te volgen en deze te
onderdrukken. Daarbij wordt de optimale frequentie gekozen en
het filter zo smal mogelijk geconfigureerd, zodat het signaal
hiervan zo weinig mogelijk hinder ondervindt. Wanneer alle filters
zijn bezet, wordt het filter dat zich op de oudste Feedbackfrequentie bevindt vrijgegeven, om nieuwe Feedback te
onderdrukken. Wanneer er heel dicht naast of in een reeds
bekende frequentie Feedback optreedt, dan wordt het bestaande
filter qua parameters aangepast, d.w.z. dat de bandbreedte of
de verlaging wordt vergroot.
SNGL-modus
Een filter in de SNGL (Single Shot)-modus werkt, onderzoekt
het muzieksignaal ook zelfstandig op Feedbacks. Spoort het een
Feedback op, dan configureert het filter zichzelf op de ideale
instelling voor de parameters om de Feedback-frequentie te
onderdrukken. In tegenstelling tot de AUTO-modus wordt het
filter vervolgens op de gevonden frequentie gefixeerd (LOCK
FBD), waarbij de breedte en diepte van het filter overigens wel
continue aan de Feedback worden aangepast. De breedte wordt
groter als de Feedback-frequentie iets verschuift. De verlaging
wordt overeenkomstig groter, als de Feedback nog steeds
optreedt. Om opnieuw optreden tegen te gaan, wordt de
vermindering niet ingetrokken. Zodoende is deze modus uitstekend
geschikt voor het onderdrukken van constante Feedbackfrequenties, die bij vast geïnstalleerde microfoons kunnen
ontstaan.
Met behulp van de LOCK FBD-functie links onderin het display
(B-toets) kunt u de frequentie van de SNGL-filters handmatig
vergrendelen (SNGL Ï). Dit zorgt ervoor, dat dit filter alleen nog
qua bandbreedte en verlaging veranderd kan worden. Met de
UNLOCK FBD-functie (B-toets) kunt u de filters weer
ontgrendelen.
Afb. 3.9: Het FBD-menu (pagina 2)
8
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Afb. 3.10: Het FBD-menu (pagina 3)
Op de derde pagina staan drie extra dynamiekparameters die
voor alle FBD-filters gelden.
Met SENS (bovenste Datawheel) wordt het tijdstip waarop de
Feedback-onderdrukking actief wordt, bepaald (het beschrijft
het verschil tussen het Feedback-signaal en het totale niveau).
Bereikt een signaal dit verschil, dan wordt het verlaagd. Het
waardebereik ligt hier tussen -3.0 en -9.0 dB. Met THRESHOLD
(groot Datawheel) selecteert u de niveaudrempel, vanaf welke
een frequentie als Feedback wordt herkend. De daaronder
liggende MAX. DEPTH-parameter bepaalt de maximale verlaging
van een filter (-18 tot -60 dB) in stappen van 6 dB, en zodoende
ook het waardebereik van de GAIN op de eerste en de tweede
pagina (onderste Datawheel).
Met de A-toets activeert u de LEARN MODE. Bij deze functie
worden extra korte impulsen opgewekt en de hele versterking
stapsgewijs hoger gezet om Feedback te provoceren. Deze
komen dan bij de ingang van de DEQ2496 binnen, worden daar
herkend en onderdrukt. Deze functie is vooral handig om voor
een live-evenement te gebruiken, bijv. om de SNGL-filters
automatisch in te stellen (het influiten van de installatie).
De volgende tekens geven u informatie over de actuele status
van de filters:
; In deze instelling staat een AUTO- of SNGL-filter gereed
(RUN) om op het binnenkomende signaal te reageren en
instellingen uit te voeren.
4 Dit teken verwijst naar een AUTO- of SNGL-filter (SNGL-
filter in LOCK-modus) dat op dit moment een gevonden
Feedback-frequentie onderdrukt.
< Dit teken betekent dat de AUTO- en SNGL-filters in de STOP-
modus staan. De tot op dat moment berekende instellingen
worden behouden en zijn actief. Maar nieuw optredende
Feedback wordt niet opgespoord.
= Het filter, dat op de als laatste berekende Feedback-fre-
quentie werd gezet, wordt van dit teken voorzien.
De selectie en het bewerken van de parameters komt
vergaand met de bediening van het PEQ-menu overeen!
Een uitzondering vormt de functie van de B-toets,
waarmee door een lange druk op de knop alle filters
(menupagina 2) of alleen de AUTO-filters (menupagina 3)
kunnen worden gereset.
3.3 Het WIDTH-menu
Met de WIDTH-functie van de DEQ2496 heeft u de beschikking
over een Stereo Imager voor de bewerking van stereosignalen.
Deze functie is alleen actief in de STEREO LINK-modus.
Een stereoverbreedt signaal klinkt veel interessanter, omdat
ons gehoor zo grotere verschillen tussen de twee stereokanten
kan waarnemen. Bij matig gebruik kan een Stereo Imager de
klankimpressie van uw muziek wezenlijk verbeteren.
Aan beide zijden van het WIDTH-menu worden steeds aan de
rechterkant de te bewerken parameters weergegeven. Aan de
linker rand bevindt zich de RESET IMAGE-functie (B-toets),
waarmee u, door er lang op te drukken, de doorgevoerde
instellingen ongedaan kunt maken. In het midden wordt in de
vorm van een diagram de stereobreedte van het signaal (driehoek)
en het monosignaal (streep) weergegeven.
Afb. 3.11: Het WIDTH-menu (pagina 1)
De parameter STEREOWIDTH bepaalt de stereobreedte in het
bereik van 0 tot 3.0 (groot Datawheel) en daarmee hoe duidelijk
de linker en de rechter stereokant gescheiden zijn.
Met het bovenste Datawheel bewerkt u de parameter
ASYMMETRY, waarmee u het relatieve volume van het linker en
het rechter stereosignaal in het waardebereik van -90 tot 90°
kunt regelen, zonder dat dit enig effect heeft op het centrale
monosignaal. Bij 90 c.q. -90° overlappen de linker en de rechter
stereokant met het monosignaal, waardoor ook het stereosignaal
een monosignaal wordt.
Met de ROTATION-parameter (onderste Datawheel) kunt u
het hele signaal (Stereo en Mono) in het spectrum plaatsen
zonder de relatieve volumeverhouding tussen het mono- en het
stereosignaal te veranderen. Dit is nuttig, wanneer u bijvoorbeeld
één enkel stereosignaal in een totale mix wilt plaatsen (True
Stereo-panoramaregeling).
Afb. 3.12 Het WIDTH-menu (pagina 2)
De tweede pagina van dit menu heeft mogelijkheden om de
klank van het signaal te bewerken. Zo geeft de SHUFFLE-functie
de mogelijkheid (onderste Datawheel) een extra stereoverbreding
van de basfrequenties toe te passen, omdat een signaalverdeling
over de linker en rechter stereokant in het laagfrequente bereik
niet zo duidelijk te horen is, als in het hoogfrequente bereik. De
ruimtelijkheid van de klank wordt daardoor nog intensiever. Het
waardebereik loopt van 1.0 tot 3.0.
Met BASS TRIM (bovenste Datawheel) kunt u het volume van
het basbereik met ±3 dB corrigeren en zo enige invloed van de
SHUFFLE-functie op het waarneembare volume van de
basfrequenties neutraliseren.
De parameter FREQUENCY (groot Datawheel) bepaalt de
grensfrequentie onder welke de SHUFFLE-functie actief is (350
tot 1400 Hz). Voor normale stereotoepassingen klinken
instellingen tussen 600 en 700 Hz over het algemeen het beste.
De parameter ASYMMETRY, ROTATION en FREQUENCY zijn
naar keus in een fijne of een grove gradatie regelbaar (indrukken
van het overeenkomstige Datawheel).
3.4 Het DYN-menu
Voor de bewerking van de dynamiek heeft de DEQ2496
uitgebreide dynamische processoren die uw audiosignalen
perfect laten klinken. Er zijn twee paginas waarop Compressoren Expander-toepassingen afgeregeld kunnen worden. Een extra
LIMITER-functie biedt de mogelijkheid, optredende signaalpieken
van een signaal te onderdrukken.
Afb. 3.13: Het DYN-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina kiest u met de B-toets voor de Compressorof de Expander-functie. De A-toets dient, net als in de andere
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
9
ULTRACURVE PRO DEQ2496
menus, om tussen de linker en de rechter stereokant te wisselen.
In de STEREO LINK-modus gelden alle veranderingen ook hier
voor beide kanten.
Uitleg:
Een Compressor verlaagt het volumeniveau boven een
bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD) en zorgt zo voor
een gecompacteerde klank vol pressie.
Een Expander verlaagt het volumeniveau onder een
bepaalde niveaudrempel (THRESHOLD) en zorgt zo voor
een verlaging van zachte stoorgeluiden, zoals bandruis
en overspraak. Extreme instellingen maken het mogelijk
een Expander als Noise Gate te gebruiken. Hier worden
signaalniveaus onder de Threshold-waarde volledig
weggehaald.
De opzet van het display komt vergaand overeen met die van
het DEQ-menu, omdat het hier ook om een volumeafhankelijke
signaalbewerking gaat. Rechts staan de te bewerken
parameters, daarnaast de LEVEL-meter voor het DYN-ingangssignaal, de GAIN-meter om de verhoging/verlaging weer te geven
en bovendien de grafische voorstelling van de regelcurve.
De GAIN-parameter dient ter correctie van het volume van het
gecomprimeerde c.q. geëxpandeerde signaal. Dit doet u met behulp
van het bovenste Datawheel. Ook hier ligt het waardebereik tussen
-15 en +15 dB. De THRESHOLD-waarde bepaalt net als bij de
DEQs de drempel, vanaf waar de compressor/Expander het
signaal begint te bewerken (0 tot -60 dB). Dit wordt met het grote
Datawheel geregeld. De RATIO-parameter bepaalt de mate van
verlaging zodra de THRESHOLD-waarde wordt over- c.q.
onderschreden (onderste Datawheel). Het waardebereik ligt
tussen 1:1.1 en 1:100.
Met de B-toets kunt u vanuit pagina twee van het DYN-menu
naar de LIMITER-pagina overschakelen. In de algemene bediening
komt de LIMITER met de Compressor overeen, alleen dat hier met
maximale verlaging wordt gewerkt. Alle niveaupieken van een
signaal worden effectief onderdrukt, zodat aangesloten
eindtrappen en luidsprekers voor oversturing en mogelijke schade
zijn beschermd. Ook hier zit een grafische voorstelling van de
signaallimitering bij, een LEVEL-meter (hier om het uitgangssignaal
weer te geven) en een GAIN-meter om de niveauverlaging weer
te geven.
De HOLD-functie bepaalt, hoe lang het signaalniveau wordt
gereduceerd zodra de THRESHOLD-waarde wordt overschreden (bovenste Datawheel). Pas wanneer deze tijd is
verstreken, (0 - 1000.0 ms) treedt de RELEASE-functie in
werking. Het regelbereik van de THRESHOLD-parameter (groot
Datawheel) ligt tussen 0 en -24 dB, die van de RELEASEparameter tussen 20 en 4000 ms (onderste Datawheel). Door
lang op de B-toets te drukken kunnen de LIMITER-instellingen
worden teruggezet.
+ De LIMITER-functie staat in principe altijd aan en kan
niet worden uitgeschakeld. Ook in de Bypassmodus is de Limiter actief en werkt slechts bij een
grenswaarde van 0 dB, om een digitale oversturing
aan de uitgangen te vermijden.
3.5 Het UTILITY-menu
In het UTILITY-menu kunnen op twee paginas basisinstellingen
(GENERAL SETUP) en MIDI-configuraties worden vastgelegd.
Met het bovenste en het onderste Datawheel selecteert u de
parameters en met het grote Datawheel kunt u de waarden
veranderen.
Afb. 3.14: Het DYN-menu (pagina 2)
Door middel van de PAGE- c.q. de DYN-toets komt u op de
tweede menupagina. Hier stelt u extra parameters voor de
Compressor/Expander in.
Met het bovenste Datawheel kunt u, net als bij de DEQs, de
reactietijd (ATTACK: 0 tot 200 ms) bepalen. De teruglooptijd
(RELEASE: 20 tot 4000 ms) stelt u met het onderste Datawheel
in. Door op de overeenkomstige regelaars te drukken kunt u
tussen een grove en een fijne instelling selecteren.
Alleen Compressor:
Voor de compressor bestaat er een extra KNEE-functie, die
voor een bijzonder onopvallende, muzikale programmaverdichting
zorgt. Met de KNEE-parameter bepaalt u in welk bereik de
compressorcurve rondom het THRESHOLD-niveau wordt
afgerond.
Het waardebereik van de KNEE-parameter ligt tussen 0 en 30
dB en kan met het grote Datawheel worden geregeld.
Door lang op de B-toets te drukken, worden wel de instellingen
van de Dynamics-paginas, maar niet de LIMITER-instellingen (zie
volgende paragraaf 3.4.1), teruggezet
3.4.1 LIMITER-menu
Afb. 3.15: Het LIMITER-menu
+ Houdt u de UTILITY-toets ca. een seconde lang
ingedrukt, dan wordt de ULTRACURVE PRO volledig
vergrendeld (PANEL LOCKED). Druk nog eens lang
op de toets om deze weer te ontgrendelen (PANEL
UNLOCKED).
GENERAL SETUP (pagina 1)
Afb. 3.16: Het UTILITY-menu (pagina 1)
CONTRAST
Stel hier het contrast van het display in, zodat het optimaal is
aangepast aan de hoeveelheid licht in de omgeving (groot
Datawheel).
CHANNEL MODE
Zoals reeds meerdere malen kort is vermeld, kunt u hier tussen
de DUAL MONO- en de STEREO LINK-modus kiezen. In de DUAL
MONO-modus kunnen alle instellingen voor de linker en de rechter
stereokant apart worden ingevoerd. Schakelt u over naar de
STEREO LINK-modus, dan worden alle instellingen van de ene
stereokant naar de andere gekopiëerd. U kunt kiezen of de linker
naar de rechter, of de rechter naar de linker kant wordt gekopiëerd
(COPY LEFT -> BOTH of COPY RIGHT -> BOTH). Hierna
worden alle bewerkingen voor beide stereokanten tegelijk
doorgevoerd. Om tenslotte een CHANNEL MODE te activeren,
moet u de invoer met de B-toets bevestigen (ACCEPT MODE).
GEQ-MODE (TRUE RESPONSE)
Bij de gebruikelijke grafische Equalizers ontstaat op grond van
de constructie, altijd een verschil tussen de ingestelde curve en
het daaruit voortvloeiende frequentieverloop. Dit verschil is
afhankelijk van de frequentie en van de versterking of demping.
10
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Naburige frequentiebereiken oefenen wederzijdse invloed uit,
waardoor verhogingen c.q. verlagingen worden opgeteld.
Afb. 3.17: Grafische equalizer zonder correctie van het
frequentiekarakteristiek (UNCORRECTED)
In de instelling UNCORRECTED blijft de wederzijdse invloed
behouden. Door een speciaal ontwikkeld algoritme kan de
ULTRACURVE PRO dit fenomeen corrigeren. Selecteer hiervoor
de instelling TRUE RESPONSE.
Afb. 3.18: Grafische equalizer met correctie van het
frequentiekarakteristiek (TRUE RESPONSE)
Het werkelijk optredende frequentieverloop komt nu precies
overeen met de instellingen die u met de grafische Equalizer
heeft uitgevoerd.
GAIN OFFSET (EQ)
Hier kunt u de totale versterking van de EQ-module corrigeren.
RTA NOISE CORRECTION
Door het algoritme van de RTA (Real-Time Analyzer, warped
FFT) ontstaat bij spectraal-brede signalen (zoals bijv. ruis) een
onnauwkeurigheid door asymmetrische overlapping van de
verschillende frequentiebereiken. Is de interne ruisgenerator of
een AVRG-instelling in het RTA-menu actief, wordt deze
correctie automatisch geactiveerd en hoeft niet met de hand te
worden aangezet. Bij alle andere signalen dient deze functie
echter uit te staan, aangezien deze anders kan leiden tot kleine
fouten in de weergave van bepaalde frequentiebanden.
SHOW MESSAGE BOX
Op deze plek kunt u kiezen, of u van tijd tot tijd informatieschermen getoond wilt krijgen of niet.
RTA/MIC INPUT
Bepaalt de ingangsgevoeligheid van de RTA/MIC-ingang. U
kunt kiezen tussen LINE-LEVEL, MIC-LEVEL en MIC-LEVEL +15V
(fantoomvoeding).
RTA/MIC LINE-LEVEL
Als de TRA/MIC-ingang op LINE geconfigureerd is, bepaald u
hier het maximale ingangsniveau (voor 0 dBFS (Full Scale) van
-14 tot +22 dBu).
RTA/MIC MIC-LEVEL
Als de RTA/MIC-ingang op MIC geconfigureerd is, bepaalt u
het de gevoeligheid afhankelijk van de aangesloten microfoon
(ingangsgevoeligheid: -42 tot -6 dBV/Pa).
MIDI SETUP (pagina 2)
Afb. 3.19: Het UTILITY-menu (pagina 2)
De DEQ2496 is in staat MIDI-data te zenden en te ontvangen
en kan zo optimaal met andere MIDI-geschikte apparatuur
communiceren.
MIDI
Als u deze parameter activeert (ON), dan verschijnen
daaronder alle andere categorieën van de MIDI-configuratie. Bij
de instelling OFF reageert de DEQ2496 niet op MIDI-bevelen.
MIDI CHANNEL
Hier selecteert u het MIDI-kanaal (1-16) waarop de
ULTRACURVE PRO data zendt en ontvangt.
CONTROL CHANGE
Het uitwisselen van CONTROL CHANGE-data heeft alleen
betrekking op de GEQ-module (CONTROL CHANGE 1 - 31: linker
kanaal/ CONTROL CHANGE 33 - 63: rechter kanaal).
PROGRAM CHANGE
Het zenden en ontvangen van PROGRAM CHANGE-bevelen
dient voor het oproepen van de presets 1 tot en met 64 en de
default-instelling (Preset 0: INITIAL DATA).
SYSTEM EXCLUSIVE
De DEQ2496 is in staat SYSEX-data (System Exclusive) te
zenden en te ontvangen.
De ontvangst- c.q. zendgereedheid voor MIDI-data kan steeds
apart worden in- en uitgeschakeld (ON/OFF). Om Softwareupdates te kunnen ontvangen dient RECEIVE SYSTEM EXCLUSIVE
actief te zijn (ON).
DUMP EDIT (A-toets)
Met deze functie kunnen actuele instellingen via MIDI naar een
andere ULTRACURVE PRO of naar een computer met MIDIinterface worden overgezet.
DUMP ALL (B-toets)
De gehele geheugeninhoud (alle Presets) van de DEQ2496
kan via MIDI naar een andere DEQ2496 of een computer met
MIDI-interface worden overgezet.
+ LET OP: Wordt er een volledige geheugeninhoud
ontvangen, dan worden de aanwezige instellingen
overschreven! Alle opgeslagen Presets blijven
behouden.
+ Meer informatie betreffende MIDI vindt u in de
paragrafen 5.1 MIDI-aansluitingen en 7.1 MIDIimplementatie.
3.6 Het I/O-menu
In dit menu bepaalt u op de eerste drie paginas in- en
uitgangsconfiguraties. Op de vierde pagina configureert u de
Delay-functie, waarmee de uitgangssignalen vertraagd kunnen
worden. Zo kunnen looptijdverschillen worden opgeheven, die
bijvoorbeeld bij het gebruik van meerdere luidsprekertorens
ontstaan die op grote afstand van elkaar zijn opgesteld.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
11
ULTRACURVE PRO DEQ2496
De ULTRACURVE PRO DEQ2496 biedt u op de vierde pagina
van het I/O-menu de mogelijkheid, of het MAIN-uitgangssignaal
of het AUX-signaal te vertragen. Dit is zinvol wanneer bijv.
aangesloten luidsprekers door een ruimtelijke afstand uit het
verband staan tegenover elkaar en zich er op grond daarvan
hoorbare looptijdverschillen en/of fase-uitvalmomenten voordoen.
Afb. 3.20: Het I/O-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina selecteert u de ingangsbron voor de
DEQ2496 met het grote Datawheel. U kunt kiezen tussen de analoge
MAIN IN-ingang, de digitale ingangen (DIGITAL XLR of DIGITAL
OPT) en de geïntegreerde PINK NOISE-Generator. Met de parameter
NOISE GAIN stelt u het volume van de ruisgenerator in (onderste
Datawheel). Het waardebereik ligt tussen -60 en 0 dB. Met het
bovenste Datawheel bepaalt u onder CLOCK de Sample-rate
waarmee het apparaat werkt. Wanneer de digitale ingang is
gekozen, kan de Sample-frequentie niet worden veranderd, omdat
het apparaat zich naar de Sample-frequentie van het ingangssignaal richt. Is de PINK NOISE-generator actief, dan worden de
modules DEQ en DYN echter niet de LIMITER uitgeschakeld.
Afb. 3.21: Het I/O-menu (pagina 2)
Voor de AUX-uitgang en de digitale uitgangen kunt op de tweede
menu-pagina de signaalbron bepalen. U kunt kiezen tussen het
onbewerkte ingangssignaal (MAIN IN c.q. DIG. IN), het bewerkte
signaal achter de grafische en parametrische equalizers (BEHIND
GEQ/PEQ), het bewerkte signaal achter de equalizers en de
Dynamics-module (DYN), of het bewerkte signaal achter alle
modules, dus achter de Stereo Imager-module (BEHIND WIDTH).
Selecteer met de A-toets het Consumer-formaat (S/PDIF) of
het professionele digitale formaat (AES/EBU) Met het bovenste
Datawheel kunt u de resolutie DITHER bepalen (OFF, 24 bits,
20 bits en 16 bits). De NOISE SHAPER-functie, die via de B-toets
geactiveerd wordt, reduceert de door Dithering veroorzaakte
ruis tot op een minder waarneembaar bereik.
Met de A-toets selecteert u de linker of de rechter stereokant.
Ongeacht de STEREO LINK-modus kunnen hier beide kanten
gescheiden van elkaar bewerkt worden. Als u de toets langere
tijd ingedrukt houdt, kunt u beide kanten tegelijk bewerken. Met
de B-toets bepaalt u, of het MAIN- of het AUX-signaal bewerkt
moet worden. Houdt u deze toets ingedrukt, dan worden de
Delay-instellingen teruggezet.
Met het bovenste Datawheel bepaalt u, in welke eenheid de
Delay-instellingen dienen te worden ingevoerd. U kunt kiezen uit
millisecondes (0 - 300 ms), feet (0 - 338,20 ft) of meters
(0 - 103,08m). Heeft u voor de eenheden feet of meter gekozen,
dan kunt u met het onderste Datawheel de heersende temperatuur
in °Fahrenheit of °C instellen, zodat een optimale Delay wordt
verkregen (TEMP.). Dit is nodig, omdat de geluidssnelheid sterk
door de heersende temperatuur wordt bepaald. Zo bedraagt deze
snelheid 343,6 m/s bij 20 °C kamertemperatuur. Wordt de temperatuur
hoger, dan stijgt de geluidssnelheid met 0,6 m/s per °C.
Met het grote Datawheel regelt u nu, al naar gelang het
geselecteerde kanaal, de rechter of de linker stereozijde van het
uitgangssignaal af (DELAY LEFT en DELAY RIGHT) of beide
tegelijk. Door op deze regelaar te drukken kunt u tussen een
grove en een fijne instelling kiezen.
+ Door het gebruik van de AUX-uitgang, heeft u de
mogelijkheid tegelijk het vertraagde en het nietvertraagde signaal uit te voeren. Zo bent u zonder
extra apparatuur in staat een Delay Line op te zetten
(zie ook par. 4.4).
Het BYPASS-menu bestaat uit een pagina, waar men een
aantal BYPASS-instellingen kan selecteren, om er directe
klankvergelijkingen mee uit te voeren.
3.7 Het BYPASS-menu
+ Als de aangesloten SAMPLERATE niet met die van
de DEQ2496 overeenkomt, verschijnt in dit veld de
mededeling UNLOCKED. Vervolgens worden de
uitgangen van de DEQ2496 stilgeschakeld.
Afb. 3.22: Het I/O-menu (pagina 3)
Op de derde pagina bepaalt u het ingangssignaal voor de
Real-time Analyzer. Hier kunt u kiezen tussen MAIN IN (c.q. DIG.IN),
MAIN OUT, AUX OUT/DIG. OUT (XLR en optische) en de
RTA/MIC-ingang. Wanneer u een RTA-microfooningang heeft
gekozen, kunt u met de A-toets de ingangsgevoeligheid tussen
MIC en LINE omschakelen. Met de B-toets kunt u de
fantoomvoeding voor de condensatormicrofoons inschakelen
(MIC +15 V), als de ingangsgevoeligheid op MIC is gezet.
Afb. 3.23: Het I/O-menu (pagina 4)
Afb. 3.24: Het BYPASS-menu
In de DUAL MONO-modus activeert u door een druk op het
betreffende Datawheel de Relais-Bypass voor de linker (boven:
BYPASS LEFT) of voor de rechter stereokant (onder: BYPASS
RIGHT). Zodoende wordt de betreffende analoge ingang van
het apparaat direct aan de overeenkomstige analoge uitgang
gekoppeld en de modules worden omzeild. In de STEREO LINKmodus worden met behulp van het bovenste en het onderste
Datawheel de modules van beide kanten tegelijkertijd
gedeactiveerd zodat het onbewerkte ingangssignaal te horen is
(BYPASS ALL).
+ Wanneer u de BYPASS-toets iets langer indrukt,
worden zowel in de DUAL MONO- als in de STEREO
LINK-modus, de Bypass-relais van beide kanalen
ingeschakeld.
Door aan het grote Datawheel te draaien kunt u aparte modules
selecteren, die u dan door op het rad te drukken uit de
signaalroutering haalt. Hetzelfde kunt u bewerkstelligen door
van de B-toets (BYPASS MODULE) gebruik te maken. Houdt u
deze toets langere tijd ingedrukt, dan worden alle BYPASSinstellingen teruggezet. Door langere tijd op de overeenkomstige
moduletoetsen (GEQ, PEQ etc.) te drukken, kan de Bypass voor
aparte modules worden geactiveerd c.q. gedeactiveerd.
12
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
ULTRACURVE PRO DEQ2496
+ Denkt u er alstublieft aan, dat de WIDTH-functie
(Stereo Imager) in de DUAL MONO-modus niet kan
worden geactiveerd, en daarom in het BYPASSmenu ook niet wordt weergegeven.
3.8 Het RTA-menu (Real-time Analyzer)
De ULTRACURVE PRO DEQ2496 beschikt over een FFT Realtime Analyzer waarmee alle frequentiebereiken (61 banden)
grafisch kunnen worden weergegeven. Bovendien vindt u in dit
menu een AUTO EQ-functie (AEQ) voor automatische correctie
van het frequentiekarakteristiek (zie par. 3.8.1).
Afb. 3.25: Het RTA-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina kiest u met de A-toets het ingangssignaal
voor de Analyzer. Deze instellingen zijn hetzelfde als die in het I/Omenu op pagina 3. U kunt kiezen tussen MAIN IN c.q. DIG IN
(L + R IN), MAIN OUT (L + R OUT), AUX. OUT/DIG. OUT (L + R
DIGOUT) en RTA IN (MIC/LINE). Deze instelling geschiedt met de
A-toets. Door lang op de toets te drukken bepaalt u, of alleen het
linker, het rechter of het volledige ingangssignaal door de Analyzer
wordt weergegeven (dit geldt niet wanneer RTA IN is geselecteerd).
In de instelling RTA MIC/LINE IN wordt het signaal van de
RTA/MIC-ingang weergegeven (zie par. 3.11).
Met de parameter MAX. kunt u al naar gelang de hoogte van
het signaalniveau een sectie van het gehele niveauspectrum
selecteren, die dient te worden weergegeven (bovenste
Datawheel). De ingestelde dB-waarde (0 tot -60 dB) beschrijft
dan de bovengrens van de weergave. Met een druk op de regelaar
activeert u de AUTO-functie, waarop de MAX.-waarde zich
afhankelijk van het volume van het signaal nu zelf automatisch
optimaal afregelt. Met de RANGE-parameter kunt u met het
onderste Datawheel de weer te geven dynamiekomvang in vier
trappen bepalen (15, 30, 60 of 90 dB). Uitgaande van de gekozen
MAX-waarde wordt dan een overeenkomstig groot dynamisch
bereik daaronder weergegeven.
Via de LEVEL- c.q. PEAKH-parameter kan vervolgens met het
grote Datawheel elk van de 61 frequentiebanden worden
geselecteerd, om het actuele volume (LEVEL) of de PEAKwaarde van de ingestelde frequentie weer te laten geven. De
cursor-pijlen boven en onder de voorstelling markeren het
momenteel geselecteerde frequentiebereik. Het volume van het
hele signaal wordt op de LEVEL-meter links naast de RTAweergave aangegeven.
+ Heeft u bij PEAK de instelling HOLD gekozen, dan
verandert de aanduiding van de LEVEL-parameter
in PEAKH.
Afb. 3.27: Het RTA-menu (pagina 3)
Mocht u een grotere weergave van de RTA-grafiek wensen,
gaat u dan naar pagina 3. Hier wordt alleen de Analyzer over het
hele scherm weergegeven. Toch kunnen alle andere functies
van pagina 2 noch steeds worden bewerkt (RATE, PEAK enz.).
3.8.1 De AUTO EQ-functie (AEQ)
Binnen het RTA-menu (pagina 1) is er een AUTO EQ-functie,
waarmee een automatische kalibratie en frequentiecorrectie
wordt geboden. Deze module bestaat uit weer drie paginas. Let
er alstublieft op, dat u bij het gebruik van de AEQ-functie een
meetmicrofoon op de RTA/MIC-ingang dient te hebben
aangesloten (zie par. 3.11).
Afb. 3.28: Het AEQ-menu (pagina 1)
Pagina 1 komt qua opmaak en functies met het GEQ-menu
overeen (zie par. 3.2.1). Hier bepaalt u handmatig de doelcurve,
die de automatische frequentiekarakteristiek-correctie dient te
volgen bij het overeenkomstige in- of uitgangssignaal. Wanneer
u de curve heeft ingesteld, gaat u alstublieft naar pagina twee
van het AEQ-menu.
+ Als het AEQ-menu geactiveerd wordt, worden de
actuele GEQ-instellingen als doelcurve overgenomen.
Door op het grote Datawheel te drukken, kunnen individuele
frequentiebanden van de AEQ-module worden uitgesloten. Deze
worden dan bij de automatische frequentiekarakteristiek-correctie
overgeslagen. Het is verstandig het laagfrequente bereik (tot ca.
100 Hz) tijdens de AUTO EQ-procedure uit te sluiten, omdat er in
dit bereik onnauwkeurigheden in de berekening van het
frequentiekarakteristiek kunnen optreden en het resultaat
daardoor onbevredigend zal zijn.
Afb. 3.26: Het RTA-menu (pagina 2)
Op de tweede pagina van het RTA-menu kunt u met de A-toets
(RATE) in vier trappen de teruglooptijd instellen (FAST, MID, SLOW
en AVRG). In de instelling FAST, MID of SLOW werkt de RTA van
de DEQ2496 met Peak-detectoren. In de AVRG-instelling
daarentegen, worden de gemiddelde waarden van de
signaalniveaus weergegeven. De Analyzer werkt dan heel
langzaam. Met de B-toets kunt u bij PEAK in vijf trappen bepalen,
hoe snel de weergave van de niveaupieken weer wegsterft
(FAST, MID, SLOW, HOLD en OFF). In de instelling HOLD blijven
de maximale waarden van de frequentiebanden staan. Houdt u
de B-toets slechts circa een seconde lang ingedrukt, dan worden
de eerder bevroren niveaupieken teruggezet en kunnen
opnieuw worden berekend.
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
Afb. 3.29: Het AEQ-menu (pagina 2)
Op deze pagina wordt het te bewerken signaal net als in het
RTA-menu weergegeven. Met de parameter MAX. kunt u ook
hier, al naar gelang de hoogte van het signaalniveau een sectie
van het gehele niveauspectrum selecteren, die dient te worden
weergegeven (bovenste Datawheel). De RANGE-waarde van
deze weergave ligt vast op 30 dB. Met een druk op het bovenste
Datawheel activeert u de AUTO-modus en de weergegeven
sectie wordt afhankelijk van het signaalniveau automatisch
ingesteld. Met de parameter NOISE GAIN (-60 tot -10) bepaalt u
de hoogte van het ruisniveau. Met AUTO EQ (onderste
Datawheel) bepaalt u de snelheid waarmee de metingen door de
EQ worden uitgevoerd en dus de EQ-instellingen worden
berekend. U heeft de keus tussen FAST, MID en SLOW.
13
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Met de B-toets kunt u de ruimtelijke correctiefunctie
(ROOM CORR.) activeren. Dit zorgt voor een verlaging van de
hoge en een hoger zetten van de lage tonen, door de doelcurve
met 1 dB/octaaf te inclineren (schuin te zetten).
Wanneer u op de A-toets drukt (START AUTO EQ) begint de
kalibratie en de berekening van de AEQ-instellingen. Aan de nu
volgende mededelingen kunt u aflezen, dat nu eerst het niveau
van de omgevingsgeluiden en vervolgens die van het
binnenkomende ruissignaal worden gemeten. Aansluitend
corrigeert de ULTRACURVE PRO de EQ-waarden. Met STOPAUTO EQ kunt u de procedure stop zetten.
Afb. 3.30: Het AEQ-menu (pagina 3)
Pagina 3 van het menu bevat weer de afbeelding van de
grafische equalizers met de instellingen, zoals u ze op pagina 1
heeft ingevoerd. Ook hier kunt u met START AUTO EQ de
kalibratie-procedure starten. Ook de NOISE GAIN-parameter kan
hier worden veranderd (groot Datawheel). Bovendien bevinden
zich nog twee andere parameters op deze pagina. Bij DMAX
kunt u het maximale verschil tussen twee naburige filters van
0 tot +15 dB instellen (bovenste Datawheel). Bij de MAX. SPAN-
parameter wordt met het onderste Datawheel de maximaal
toegestane afstand in dB tussen doelcurve en werkelijke curve
ingesteld (0 tot 30 dB) . Wordt deze waarde overschreden, dan
wordt het betreffende bereik niet bewerkt. Drukt u op de B-toets
(DONE), dan wordt de procedure afgesloten en blijft de ingestelde
curve behouden. Drukt u op de RTA-toets, dan wordt de
procedure geannuleerd. Let op, de AUTO EQ sluit de kalibratie
niet automatisch af.
+ Zodra u de eerste pagina van het AEQ-menu verlaat,
kunt u er niet weer naar terugkeren. Hiervoor dient
u eerst het menu te verlaten en weer te openen.
3.9 Het MEMORY-menu
Met het MEMORY-menu kunt u complete Presets opslaan en
oproepen (pagina 1) of losse modules van een preset laden en
opslaan (pagina 2). In de Preset actieve modules worden van
bijpassende letters voorzien (G = GEQ, P = PEQ, D = DEQ, W =
WIDTH, Y = DYN). Mochten de opgeslagen I/O-instellingen van
de actuele I/O-instellingen verschillen, dan verschijnt naast de
letters voor de modules de I (= I/O).
aanwezige data overschreven dienen te worden
(OVERWRITE DATA?). Met de A-toets wordt de
procedure geannuleerd (CANCEL), met de B-toets
(of met een druk op het grote Datawheel) wordt hij
bevestigd (OK).
Met STORE PRESET verschijnt er nog een menu, waarin u de
Preset een maximaal 16-cijferige benaming kunt geven. Met het
Datawheel (draaien) en het bovenste Datawheel (draaien en
drukken) kunt u horizontaal en verticaal de betreffende tekens
selecteren. Door een druk op het middelste Datawheel selecteert
u het teken, waarna de cursor in het onderste invoerveld op de
volgende positie springt. Met het onderste Datawheel kunt u al
draaiende naar de verschillende posities gaan en door te drukken
enkele tekens wissen. Houdt u de knop ca. een seconde lang
ingedrukt, dan worden alle tekens gewist. Met de PAGE-toets
bepaalt u, of bij de naamgeving gekozen tekens dienen te worden
overschreven (OVR), of dat er tekens moeten worden ingevoegd
(INS). Met de A- en B-toetsen kunt u de invoer bevestigen (OK)
of annuleren (CANCEL).
Om een bestaande preset op te roepen, selecteert u deze op de
bekend wijze met het grote Datawheel en bevestigt deze door
een druk op de regelknop of met de B-toets (RECALL PRESET).
Vervolgens verschijnt de vraag, of de opdracht dient te worden
uitgevoerd, aangezien de instellingen van de gekozen Preset
voorzover niet opgeslagen verloren gaan (RECALL ALL DATA?).
Met de A- en B-toetsen kunt u bevestigen of annuleren (OK/
CANCEL). Een druk op het grote Datawheel heeft ook tot resultaat
dat u door kunt gaan. De gewenste Preset wordt dan geladen.
+ De MEMORY-LED brandt wanneer de instellingen van
een Preset die u in het MEMORY-menu selecteert,
van de op dat moment heersende instellingen
afwijken.
+ Presets die zich in de STEREO LINK-modus bevin-
den, worden in de Preset-tabel met een stereoteken
( ) gemarkeerd.
Door een lange druk op het onderste Datawheel wordt de
geselecteerde Preset vergrendeld of ontgrendeld (PROTEC ON/OFF), om abusievelijk overschrijven tegen te gaan. De betreffende
Preset wordt in het display met een hangslot weergegeven, als
deze vergrendeld is.
Afb. 3.32: Het MEMORY-menu (pagina 2)
Afb. 3.31: Het MEMORY-menu (pagina 1)
Op de eerste pagina van dit menu kunnen complete Presets
worden opgeslagen en opgeroepen. Wilt u een bewerkte Preset
opslaan, dan kunt u met het grote Datawheel uit de weergegeven
tabel een opslagplaats selecteren (max. 64 gebruikers-plaatsen).
+ Preset 0 (INITIAL DATA) is een neutrale instelling
en kan niet worden overschreven (READONLY).
U kunt een lege plaats (EMPTY) selecteren, of u kunt een
bestaande Preset voorzover deze niet vergrendeld is (PROTEC
ON) overschrijven. Heeft u een opslagplaats geselecteerd,
drukt u dan op de A-toets (STORE PRESET).
+ Als u een bestaande Preset overschrijft, dan wordt
u na het indrukken van de A-toets gevraagd, of de
14
3. MENUSTRUCTUUR EN SIGNAALBEWERKING
Om individuele modules binnen een bestaande Preset te laden,
gaat u met de PAGE-toets naar de tweede pagina van het
MEMORY-menu. Hier kunt u, net als op pagina 1, een Preset
selecteren, waaruit u een module wilt laden. Met het onderste
Datawheel zoekt u door draaien de gewenste module op (GEQ,
PEQ, DEQ, WIDTH, DYN en I/O). Vervolgens kunt u de module
laden, door op het grote Datawheel of op de B-toets (RECALLMODULE) te drukken. Ook hier wordt u voor de veiligheid om
een bevestiging gevraagd.
Bovendien kunt u met de STORE MODULE-functie (A-toets)
individuele modules in een bestaand Preset opnemen en opslaan.
Uitzondering:
DUAL MONO-modules kunnen niet in een STEREO-preset
worden opgeslagen.
3.10 Het METER-menu
Met de METER-toets onder de twee 7-delige LED-indicatoren
komt u in het METER-menu. Dit bestaat uit drie paginas en geeft
u de mogelijkheid, te allen tijde overzicht te houden op de in- en
uitgangsniveaus van de DEQ2496.
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Afb. 3.33: Het METER-menu (pagina 1)
Op pagina 1 van het METER-menu worden de niveaus van de
rechter en de linker stereokant weergegeven. Met de A-toets
(SOURCE) bepaalt u, of het ingangs-, het uitgangs- of het signaal
van de digitale of de AUX-uitgang dient te worden weergegeven.
De middelste twee balken van de indicator geven het gemiddelde
niveau van de desbetreffende signalen in VU-meter-vorm weer.
Dat betekent dat de indicatoren wat trager op het signaalniveau
reageren. Hierdoor worden erg korte niveaupieken die boven
het gemiddelde liggen, niet weergegeven (RMS).
De buitenste twee indicatoren zijn Peak-meters die het
signaalniveau inclusief alle signaalpieken weergeven en
zodoende altijd een hoger niveau laten zien dan de VU-meter.
Rechts van de indicatoren worden de niveaupieken van alle
Level-grafieken met Peak Hold-functie weergegeven (PEAK) Druk
op de B-toets (CLEAR PEAK) om de Peak-waarden terug te
zetten en opnieuw te laten berekenen.
+ Wanneer het in- c.q. het uitgangssignaal overstuurt,
dan verschijnt onder PEAK in de betreffende Levelmeter de opmerking CLIP. Zet in dit geval het inof uitgangsniveau lager.
3.11.1 Het aansluiten van een meetmicrofoon
Selecteer bij de parameter RTA/MIC INPUT als ingangsgevoeligheid MIC-LEVEL. Als u een condensatormicrofoon
gebruikt, activeert u bovendien de fantoomvoeding (MIC-LEVEL
+15 V). Stel bij de parameter RTA/MIC MIC-LEVEL de gevoeligheid
van de aangesloten microfoon in. Gebruikt u bijvoorbeeld de
BEHRINGER ECM8000, dan bedraagt deze waarde -37 dBV/Pa.
3.11.2 Het aansluiten van een Line-signaal
Selecteer bij de parameter RTA/MIC INPUT als ingangsgevoeligheid LINE-LEVEL. Stel bij de parameter RTA/MIC LINELEVEL de gewenste ingangsgevoeligheid in. Daarbij staat de
ingestelde waarde gelijk aan 0 dBFS resp. 120 dB SPL.
4. TOEPASSINGEN
Het universele concept van de BEHRINGER ULTRACURVE PRO
met de vele mogelijkheden voor audiobewerkingen opent een
heel scala aan toepassingen. Bij wijze van voorbeeld presenteren
we er hier een aantal met de desbetreffende typerende
apparaatinstellingen.
4.1 Som-equalizer live gebruikt
Op dit terrein zal de ULTRACURVE PRO zeker het meest aan te
treffen zijn.
Afb. 3.34: Het METER-menu (pagina 2)
Op pagina 2 van het menu ziet u de SPL-meter (Sound Pressure
Level), met behulp waarvan u in combinatie met een meetmicrofoon
(bijv. de BEHRINGER ECM8000) volumemetingen kunt verrichten.
Hier vindt u ook de Peak Hold-grafiek met het maximale niveau, en
met de B-toets kunt u ook hier de PEAK-waarde terugzetten, om
deze opnieuw te laten berekenen (CLEAR PEAK).
+ Let alstublieft op een correcte instelling van de
microfoongevoeligheid (zie par. 3.11). Wij adviseren
de BEHRINGER ECM8000 meet-microfoon met een
ingangsgevoeligheid van -37 dBV/Pa.
Met de A-toets (WEIGHT) kunt u verschillende dB-wegingen
instellen, waarmee het signaalniveau dient te worden berekend
(dB (A), dB (C) of OFF)
Afb. 3.35: Het METER-menu (pagina 3)
Pagina drie van het METER-menu bevat een virtuele voorstelling
van een echte VU-meter, zoals bekend van analoge processoren
of mengpanelen.
3.11 De RTA/MIC-ingang
Via deze ingang kan er een van de hoofdingang gescheiden
microfoon- of Line-signaal naar de RTA resp. de SPL-meter
worden gebracht. De benodigde instellingen voert u op de eerste
pagina van het UTILITY-menu in.
Afb. 4.1: De ULTRACURVE PRO als som-equalizer
Om optimale resultaten te behalen, dient er op enkele punten te
worden gelet:
Het is in de praktijk nuttig gebleken om, voordat u met de
frequentiekarakteristiek-correctie van de installatie begint, eerst
de muziek- en spraak-programmas ongecorrigeerd over de
installatie te laten lopen. Treden er vervormingen op, dan dienen
deze oversturingen eerst binnen de installatie te worden
verholpen.
4. TOEPASSINGEN
15
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Erg belangrijk is ook de opstelling van de luidsprekers. Geen
enkele equalizer is in staat een door reflecties van muren en
plafonds vervaagde klank wezenlijk verbeteren. Regelmatig
kunnen echter door het veranderen van de opstelling en door
het uitrichten van de luidsprekers drastische verbeteringen
worden gerealiseerd.
Bij een actieve meerweg-installatie dienen ook eerst de
looptijden en fases te worden gecorrigeerd (ons digitaal
frequentie-scheidingsfilter ULTRADRIVE PRO DCX2496 beschikt
over alle benodigde functies).
Pas dan komt de DEQ2496 in actie. Met de automatische
kalibratiecyclus (AEQ-functie) krijgt u snel een bruikbare
basisinstelling. Let op een correcte positie van de meetmicrofoon.
De microfoon dient in het directe geluidsveld van de installatie te
worden geplaatst en niet door storende akoestische zaken te
worden gestoord. Een plaats achter gordijnen, minder dan een
meter van de zij- en achtermuren verwijderd of op een open
balkon is ongeschikt, omdat deze het meetresultaat vertekenen.
Achtergondgeluiden dienen ten minste 12 dB onder het
meetniveau te liggen, aangezien er anders geen betrouwbare
meting mogelijk is.
Na de automatische kalibratie met de AEQ-functie heeft u een
basisinstelling, die met de hand nog fijn afgeregeld dient te worden.
Hiervoor geldt het volgende:
Niet voor elke toepassing is een lineaire overdrachtcurve ideaal.
Bij spraakoverdracht bijvoorbeeld is de verstaanbaarheid het
belangrijkst. In het basbereik dient de overdrachtcurve daarom
te zakken, omdat onder het bereik van de grondtoon van de
stem, alleen nog maar storingen (contactgeluid) worden
overgedragen.
Extreem lage en extreem hoge frequenties worden over het
algemeen veel zwakker overgebracht. Het heeft geen zin om uit
een kleine zangbox een frequentiekarakteristiek tot onder 50 Hz te
willen persen, het resultaat bestaat behalve uit meer benodigd
vermogen hoogstens uit dure reparaties van de luidsprekers.
+ Houdt bij alle instellingen altijd rekening met de
fysieke grenzen van uw systeemelementen.
Heeft u genoeg tijd? Doe dan gerust meerdere metingen, waarbij
u de meetmicrofoon op verschillende posities zet.
Positie 1 en 3 bevinden zich ca. een meter axiaal voor de
luidsprekers op halve hoogte tussen het middentoon- en het
hogetoon-systeem. Deze metingen dienen als functiecontrole van
de luidsprekersystemen. Positie 2 ligt ca. 2 m voor het midden van
het podium. De meting dient in het bereik boven 250 Hz hetzelfde
resultaat te geven als op positie 1 en 3. Onder ca. 250 Hz zou er
door accumulatie in het basbereik, een niveauverhoging van circa
3 dB moeten optreden.
Positie 4 is direct voor het PA-mengpaneel. De meting dient op
deze plek dezelfde curve te hebben als op positie 2, natuurlijk
met een lager niveau door de grotere afstand.
De posities 5 en 6 liggen weer precies in de as van de
luidsprekersystemen, maar nu circa een meter voor het achterste
begrenzingsvlak van de ruimte. Deze metingen zullen laten zien of
er problemen met reflecties c.q. staande golven te verwachten zijn.
De verkregen equalizer-curven slaat u steeds op. Naderhand
kunt u ze dan vergelijken. Een sterke afwijking tussen de
opgeslagen instellingen wijst op fasefouten in de installatie of
problemen met de akoestiek van de ruimte zelf. Mocht u niet in de
gelegenheid zijn, deze problemen op te lossen, dan kunt u er
alleen voor zorgen een zo goed mogelijk compromis te vinden.
Het vergelijken van de opgeslagen equalizer-curven kan
waardevolle aanwijzingen opleveren.
Wanneer u het systeem zo exact mogelijk op de gewenste
overdrachtcurve heeft ingesteld, loopt u het hoorbereik af, om
van alle kanten een auditieve indruk te krijgen. Vergeet niet tijdens
de luistertests pauzes in te lassen en verschillende muziek- of
spraakprogrammas over te dragen, om zo gevoel voor het
overdrachtgedrag van de installatie en ook voor de ruimte te krijgen.
Goede equalizer-instellingen vragen om veel tijd en geduld!
Moet u van extreme instellingen gebruik maken om een bruikbaar
frequentiekarakteristiek te verkrijgen, dan is dit een alarmsignaal
voor een zware fout in de versterkingsinstallatie of de ruimteakoestiek.
Afb. 4.2: Plaatsing van de meetmicrofoon
16
4. TOEPASSINGEN
ULTRACURVE PRO DEQ2496
Een equalizer is geen oplossing voor problemen van slechte
geluidsinstallaties, maar is een uiterst nuttig en effectief
klankwerktuig inzake de muzikale fijnafregeling. Door de
fijnafregeling kunnen vaak verbazende verbeteringen op het
gebied van de akoestische transparantie en in de hele
klankkwaliteit van een installatie worden bereikt.
4.2 Gebruik van de ULTRACURVE PRO
in de studio
In de studio zijn er ontelbare toepassingsmogelijkheden voor
de DEQ2496. Laat uw fantasie de vrije loop. Hier slechts enkele
voorbeelden voor het omzetten van digitale en analoge signalen.
Als equalizer voor de afluisterluidsprekers: Afgezien van de
gebruikelijke grafische correctie (GEQ) kunnen de parametrische
filters (PEQ) effectief voor de onderdrukking van smalbandige
resonanties worden gebruikt. Bovendien kan de DEQ2496 als A/Den D/A-omzetter dienst doen.
Als equalizer voor het Mastering: Door de Stereo-Couplefunctie hoeft u alle instellingen in de grafische equalizer slechts
een enkele keer in te voeren. Ook hier kunnen de extra
parametrische filters bijzonder effectief en goed gedoseerd
worden gebruikt. Via de AES/EBU-in- en uitgangen (optioneel)
kunt u een klankbewerking uitvoeren, zonder het digitale niveau
te verlaten.
Voor de algemene klankbewerking: De mogelijkheid, programmas
via MIDI om te schakelen en ze allemaal via MIDI-controllers te
veranderen, zorgen ervoor dat de ULTRACURVE PRO
gecombineerd met een MIDI-sequencerprogramma bijzonder
flexibel is. Zo kunnen instellingen tijdens een Mixdown worden
veranderd en toch steeds reproduceerbaar blijven.
+ Zorgt u er alstublieft voor dat het apparaat
uitsluitend door ter zake kundige personen
aangesloten en bediend wordt. Tijdens en na het
aansluiten dient men altijd op voldoende aarding
van de persoon / personen die met het apparaat
bezig is / zijn te letten, elektrostatische ontladingen
e.d. kunnen de bedrijfseigenschappen anders
nadelig beïnvloeden.
Afb. 5.1: XLR-verbindingen
5. AANSLUITINGEN
5.1 MIDI-aansluitingen
De DEQ2496 beschikt over een geïntegreerde MIDI-interface,
waarmee MIDI-data kunnen worden gezonden en ontvangen.
Zo kan het apparaat optimaal in opnamestudios worden
geïntegreerd en door middel van de sequencer van uw computer
worden bestuurd.
De MIDI-aansluitingen aan de achterkant van het apparaat zijn
voorzien van de internationaal genormeerde 5-polige-DIN-bussen.
Om de ULTRACURVE PRO met andere MIDI-apparatuur te kunnen
verbinden heeft u een MIDI-kabel nodig.
MIDI IN: Deze aansluiting dient voor de ontvangst van MIDIbesturingsdata. Het ontvangstkanaal wordt in het UTILITY-menu
ingesteld.
MIDITHRU: De MIDI THRU-bus geeft het binnenkomende MIDIsignaal onveranderd door. Zo kunnen meerdere ULTRACURVE
PROs met elkaar verbonden worden.
MIDIOUT: Via MIDIOUT kunnen data naar een aangesloten
computer of naar andere ULTRACURVEPROs worden gestuurd.
Er worden programmagegevens en statusinformatie voor de
signaalverwerking doorgestuurd.
5.2 Analoge aansluitingen
De BEHRINGER ULTRACURVE PRO DEQ2496 beschikt
standaard over elektronisch gesymmetreerde in- en uitgangen.
Het schakelconcept heeft een automatische bromonderdrukking
bij symmetrische signalen en werkt zelfs bij de hoogste niveaus
zonder problemen. Extern geïnduceerde netbrom etc. wordt zo
effectief onderdrukt. De servofunctie werkt ook automatisch en
herkent asymmetrische aansluitingen en schakelt het nominale
niveau intern om, zodat er geen niveauverschillen optreden
tussen het in- en het uitgangssignaal (6-dB-correctie).
Afb. 5.2: 6,3-mm-monoklinkerstekker
Afb. 5.3: 6,3-mm-stereoklinkerstekker
5.3 Digitale verbindingen (AES/EBU en S/PDIF)
De AES/EBU-interface, diens naam uit de samenwerking tussen
de Audio Engineering Society en de European Broadcasting Union
is ontstaan, wordt voornamelijk in professionele studioomgevingen en radio- en televisiestudios voor de overdracht
van digitale signalen, ook over grote afstanden gebruikt. De
verbinding wordt met behulp van een symmetrische XLR-kabel
met een golfweerstand van 110 Ohm gemaakt. De kabel mag tot
100 m lang zijn. Met minimale aanpassingen zijn zelfs kabellengtes
van meer dan een kilometer (bij radio en televisie geen zelden
voorkomend verschijnsel) haalbaar.
5. AANSLUITINGEN
17
ULTRACURVE PRO DEQ2496
De interface heeft het AES3-formaat, hetgeen de tweekanaalsoverdracht van signalen met een resolutie van tot 24 bits toelaat.
Het signaal is zelfklokkend en zelfsynchroniserend (belangrijk bij
de verbinding van meerdere digitale apparaten). Een extra
Wordclock-verbinding tussen het DEQ2496-paneel en de
aangesloten AES/EBU-apparaten is dus niet nodig. De Sampling
Rate is niet vastgelegd en kan vrij worden gekozen. Typische
waarden zijn 44,1 kHz, 48 kHz, 88,2 kHz en 96 kHz. De AES/
EBU-interface is vergaand compatibel met de veel toegepaste
S/PDIF-interface. De verbinding kan via een adapter worden
gemaakt. Bij de ULTRACURVE PRO kan het formaat op S/PDIF
worden omgeschakeld.
Bovendien heeft u de beschikking over digitale ingangen via
optische aansluitingen.
5.4 Wordclock-verbinding
Wanneer meerdere apparaten in een digitaal opnamesysteem
met bijvoorbeeld een digitaal mengpaneel worden opgenomen,
dan dienen alle aangesloten digitale apparaten door middel van
een uniform wordclock-signaal te worden gesynchroniseerd.
Voor deze toepassing beschikt de DEQ2496 over een Wordclockingang waarmee hij via een Wordclock-signaal van een extern
apparaat kan worden aangestuurd. Hier worden de Samplerates 44,1 kHz, 48 kHz, 88,2 kHz en 96 kHz ondersteund. Deze
Wordclock-ingang kan allen bij gelijktijdig gebruik van de analoge
ingangen worden geactiveerd.
6. SYSTEEMSOFTWARE
THD0,007 % typ. @ +4 dBu, 1 kHz,
versterking 1
Overspraak< -92 dB/-95 dB
Bypass
TypeRelais, Hard-Bypass bij stroomuitval
Meetmicrofooningang
Typeelektronisch gesymmetreerde
ingang
Ingangsimpedantie2 kΩ
Max. ingangsniveau (LINE)variabel van -14 dBu tot +22 dBu
Max. ingangsniveau (MIC)variabel van -42 dBV/Pa tot
-6 dBV/Pa
Fantoomvoeding+15 V, schakelbaar
Digitale ingang 1
TypeXLR trafo-gesymmetreerd
StandaardAES/EBU of S/PDIF
Ingangsimpedantie110 Ω
Nominaal ingangsniveau0,2 V - 5 V top-top
Digitale ingang 2
TypeTOSLINK optisch
StandaardAES/EBU of S/PDIF
Digitale uitgang 1
TypeXLR trafo-gesymmetreerd
StandaardAES/EBU of S/PDIF
Impedantie110 Ω
Uitgangsniveau3,5 V top-top
De software van de ULTRACURVE PRO DEQ2496 wordt
voortdurend verder ontwikkeld om nog betere prestaties te kunnen
leveren en de bediening aan uw wensen aan te passen. Daarom
willen wij u vragen, ons iets over uw wensen en ideeën te vertellen.
Wij zetten ons er dan 100% voor in, dat er met uw suggestie in de
volgende Software-versie rekening wordt gehouden. Informatie
over nieuwe software-versies krijgt u via de vakpers, bij uw
vakhandel, op onze website www.behringer.com of direct bij
BEHRINGER (tel. 49215492064166).
De huidige software-versie van uw ULTRACURVE PRO staat
in het UTILITY-menu op pagina 1 rechts boven aangegeven.
7. TECHNISCHE GEGEVENS
Analoge ingangen
Typeelektronisch gesymmetreerd
AansluitingXLR
Impedantieca. 22 kΩ bij 1 kHz
Max. ingangsniveau+12 c.q. +22 dBu schakelbaar
CMRRtypisch 40 dB
33-63Y (Range: 0-61)Y (Range: 0-61)GEQ rechts (20Hz…20kHz)
Program ChangeY (Range: 0-64)Y (Range: 0-64)Presets (1-64) en Initial Data (0)
System ExclusiveYYzie SysEx-documentatie*
System CommonNN
Syst em Real TimeNN
*Download bij www.behringer.com
De Fa. BEHRINGER streeft altijd naar de hoogste kwaliteit en voert eventuele verbeteringen zonder voorafgaande aankondiging door. Technische data en uiterlijke kenmerken kunnen daarom
van de genoemde specificaties of van de afbeeldingen van het product afwijken.
7. TECHNISCHE GEGEVENS
19
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.