LET OP:Verwijder in geen geval de bovenste afdekking (van
het achterste gedeelte) anders bestaat er gevaar
voor een elektrische schok. Het apparaat bevat geen
te onderhouden onderdelen; reparaties dienen door
bevoegde personen uitgevoerd te worden.
WAARSCHUWING:
Om het risico op brand of elektrische schokken te
beperken, dient u te voorkomen dat dit apparaat
wordt blootgesteld aan regen en vocht. Het apparaat
mag niet worden blootgesteld aan neerdruppelend
of opspattend water en er mogen geen met water
gevulde voorwerpen zoals een vaas op het
apparaat worden gezet.
Dit symbool wijst u er altijd op dat er niet-geïsoleerde
gevaarlijke spanning binnen de behuizing aanwezig
is deze spanning is voldoende om gevaar voor
elektrische schok op te leveren.
Dit symbool wijst u altijd op belangrijke bedieningsen onderhoudsvoorschriften in de bijbehorende
documenten. Wij vragen u dringend de handleiding
te lezen.
1) Lees deze voorschriften.
2) Bewaar deze voorschriften.
3) Neem alle waarschuwingen in acht.
4) Volg alle voorschriften op.
5) Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
6) Reinig het uitsluitend met een droge doek.
7) Let erop geen van de ventilatie-openingen te bedekken.
Plaats en installeer het volgens de voor-schriften van
de fabrikant.
8) Het apparaat mag niet worden geplaatst in de buurt van
radiatoren, warmte-uitlaten, kachels of andere zaken
(ook versterkers) die warmte afgeven.
9) Maak de veiligheid waarin door de polarisatie- of
aardingsstekker wordt voorzien, niet ongedaan. Een
polarisatiestekker heeft twee bladen, waarvan er een
breder is dan het andere. Een aardingsstekker heeft
twee bladen en een derde uitsteeksel voor de aarding.
Het bredere blad of het derde uitsteeksel zijn er voor uw
veiligheid. Mocht de geleverde stekker niet in uw
stopcontact passen, laat het contact dan door een
elektricien vervangen.
10) Om beschadiging te voorkomen, moet de stroomleiding
zo gelegd worden dat er niet kan worden over gelopen
en dat ze beschermd is tegen scherpe kanten. Zorg zeker
voor voldoende bescherming aan de stekkers, de
verlengkabels en het punt waar het netsnoer het
apparaat verlaat.
11) Het toestel met altijd met een intacte aarddraad aan het
stroomnet aangesloten zijn.
12) Wanneer de stekker van het hoofdnetwerk of een
apparaatstopcontact de functionele eenheid voor het
uitschakelen is, dient deze altijd toegankelijk te zijn.
13) Gebruik uitsluitend door de producent gespecificeerd
toebehoren c.q. onderdelen.
14) Gebruik het apparaat uitsluitend in combinatie met de
wagen, het statief, de driepoot, de beugel of tafel die
door de producent is aangegeven, of die in combinatie
met het apparaat wordt verkocht. Bij gebruik van een
wagen dient men voorzichtig te zijn bij het verrijden van
de combinatie wagen/apparaat en letsel door vallen te
voorkomen.
Technische specificaties en verschijningsvorm kunnen veranderd worden
zonder kennisgeving vooraf. De informatie hierin is correct op het moment
van drukken. Alle genoemde handelsmerken (behalve BEHRINGER, het logo
van BEHRINGER, JUST LISTEN en B-CONTROL) zijn eigendom van hun
desbetreffende eigenaars en hebben geen banden met BEHRINGER.
BEHRINGER is niet aansprakelijk voor enig verlies dat mogelijk geleden wordt
door enig persoon die vertrouwt ofwel geheel ofwel gedeeltelijk op enige
beschrijving, foto of bewering, hierin vervat. Kleuren en specificaties kunnen
enigszins van het product afwijken. Producten worden alleen verkocht door
geautoriseerde dealers. Distributeurs en dealers zijn geen agenten van
BEHRINGER en hebben geen enkele bevoegdheid om BEHRINGER te
verbinden met enige onderneming of representatie noch expliciet noch
impliciet. Niets uit deze handleiding mag gereproduceerd of overgedragen
worden in enige vorm of door enige middelen, elektronisch of mechanisch,
inclusief fotokopiëren en opnemen van welke soort ook, voor enig doel, zonder
de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van BEHRINGER International
GmbH. Mac is een handelsmerk van Apple Computer, Inc., dat is gedeponeerd
in de Verenigde Staten en andere landen. Windows is een handelsmerk van
Microsoft Corporation dat is gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere
landen. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN.
(c) 2007 BEHRINGER International GmbH.
BEHRINGER International GmbH,
Hanns-Martin-Schleyer-Str. 36-38,
47877 Willich-Muenchheide II, Duitsland.
Tel. +49 2154 9206 0, Fax +49 2154 9206 4903
2
15) Bij onweer en als u het apparaat langere tijd niet gebruikt,
haalt u de stekker uit het stopcontact.
16) Laat alle voorkomende reparaties door vakkundig en
bevoegd personeel uitvoeren. Reparatiewerkzaamheden zijn nodig als het toestel op enige wijze
beschadigd is geraakt, bijvoorbeeld als de hoofdstroomkabel of -stekker is beschadigd, als er vloeistof
of voorwerpen in terecht zijn gekomen, als het aan regen
of vochtigheid heeft bloot-gestaan, niet normaal
functioneert of wanneer het is gevallen.
17) Waarschuwing Deze onderhoudsinstructies zijn
uitsluitend bedoeld voor gekwalificeerd onderhoudspersoneel. Om elektrische schokken te voorkomen, mag
u geen andere onderhoudshandelingen verrichten dan
in de bedieningsinstructies vermeld staan. Reparatiewerkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door
gekwalificeerd onderhoudspersoneel.
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
1. INLEIDING
Wij danken u voor het vertrouwen dat u met de koop van de
B-CONTROL BCF2000-WH in ons heeft gesteld. De B-CONTROL
is een bijzonder flexibele Controller-eenheid voor de meest uiteenlopende toepassingsgebieden. Het maakt daarbij niet uit of u de
bediening van uw sequencer-software met mixer, plug-ins en
virtuele instrumenten intuïtiever wilt maken of eventueel de
veelzijdige MIDI-functies wilt gebruiken voor de besturing van racksynthesizers, algemene MIDI-klankgeneratoren of effectapparaten
wilt gebruiken: de B-CONTROL biedt u een bedieningsgemak
dat geen wens onvervuld laat.
+ De volgende handleiding laat u als eerste met de
bedieningselementen van het apparaat kennis maken,
zodat u alle functies leert kennen. Bewaart u de
handleiding na lezing alstublieft zorgvuldig, zodat u
deze altijd bij de hand heeft, wanneer u nog eens iets
wilt overlezen.
1.1 Voordat u begint
1.1.1 Levering
Teneinde een veilig transport te waarborgen, is de B-CONTROL
in de fabriek zorgvuldig ingepakt. Mocht de doos desondanks
beschadigingen vertonen, kijkt u dan direct of de buitenkant van
het apparaat zelf beschadigd is geraakt.
+ Stuurt u het apparaat bij eventuele beschadigingen NIET
aan ons terug, maar neemt u dringend eerst contact op
met uw dealer en het transportbedrijf, aangezien elke
aanspraak op vergoeding anders teniet kan worden gedaan.
+ Om een optimale bescherming van je B-CONTROL te
garanderen raden we je aan om tijdens gebruik en voor
vervoer een koffer te gebruiken.
+ Gebruik alsjeblieft de originele doos om schade bij
opslag en verzending te vermijden.
heeft. Als uw BEHRINGER-leverancier niet bij u in de buurt
gevestigd is, kunt u ook direct contact opnemen met een van
onze vestigingen. Op de originele verpakking van het apparaat
vindt u een lijst met de adressen van onze BEHRINGERvestigingen (Global Contact Information/European Contact
Information). Als er voor uw land geen contactadres vermeld is,
kunt u contact opnemen met de dichtstbijzijnde importeur. Onder
het kopje Support op onze website www.behringer.com kunt u
ook de contactadressen vinden.
Als uw apparaat, samen met de aankoopdatum, bij ons
geregistreerd is, wordt het afhandelen van uw garantieaanspraken
aanmerkelijk eenvoudiger.
Hartelijk dank voor uw medewerking!
* Voor klanten binnen de Europese Unie kunnen er hiervoor andere bepalingen geldig zijn.
Verdere informatie is voor EU-klanten via de BEHRINGER Support Duitsland verkrijgbaar.
1.2 Systeemeisen
voor USB-bedrijf:
Een actuele WINDOWS-PC of een MAC met USB-aansluiting
+ De B-CONTROL ondersteunt de USB MIDI compatibiliteit
van de besturingssystemen WINDOWS XP en MAC
OS X. Stuurprogrammas voor verdere besturingssystemen ter ondersteuning van meerdere apparaten en
nieuwe presets en gratis WINDOWS-Editor-software kunt
u binnenkort via www.behringer.com downloaden.
+ De B-CONTROL kan ook als Stand Alone zonder
computer als pure MIDI-controller worden gebruikt.
Tevens is een softwarebesturing via MIDI mogelijk,
wanneer uw computer over een MIDI-interface beschikt.
2. INLEIDING TOT HET
ONDERWERP MIDI
+ Laat zonder toezicht geen kinderen met het apparaat of
verpakkingsmateriaal omgaan.
+ Neem alsjeblieft de milieuvoorschriften in acht bij het
weggooien van het verpakkingsmateriaal.
1.1.2 Installatie
Zorgt u alstublieft voor voldoende luchttoevoer en zet de
B-CONTROL niet op een eindtrap of in de buurt van een verwarming
neer, om oververhitting van het apparaat te voorkomen.
De aansluiting op het stroomnet gebeurt met behulp van de
meegeleverde stroomkabel. Deze kabel voldoet aan de geldende
veiligheidseisen.
+ In de buurt van sterke radiozenders en hoog-frequente
bronnen kan er een negatieve beïnvloeding van de
geluidskwaliteit ontstaan. Maak de afstand tussen
zender en apparaat groter en gebruik afgeschermde
kabels voor alle aansluitingen.
1.1.3 On line-registratie
Registreer uw nieuw BEHRINGER-apparaat na aankoop zo snel
mogelijk op onze website www.behringer.com (respectievelijk
www.behringer.nl ) en lees de garantievoorwaarden aandachtig door.
BEHRINGER geeft een jaar* garantie, gerekend vanaf de
aankoopdatum, op materiaal- en productiefouten. Zo nodig kunt
u de garantievoorwaarden in de Nederlandse taal op onze website
onder http://www.behringer.com opvragen of telefonisch onder
+49 2154 9206 4131 opvragen.
Mocht uw product van BEHRINGER defect raken, willen wij het
zo snel mogelijk repareren. Neemt in dat geval direct contact op
met de BEHRINGER-leverancier waar u het apparaat gekocht
2.1 MIDI-besturing voor beginners
De B-CONTROL beschikkt over buitengewoon veelzijdige
gebruiksmogelijkheden. Onderstaand vindt u enkele algemene
toelichtingen en voorbeelden die u op een snelle en praktische
manier wegwijs maken.
Wat doet de B-CONTROL precies?
Heel algemeen gezegd is het een afstandsbesturing voor MIDIapparaten van alle mogelijke types. Met de faders (schuifregelaars), encoders (draairegelaars) en toetsen kan een heel scala
besturingscommandos worden gegenereerd. Met deze parameters
kunt u de diverse functies van externe (hard- of software-)apparaten
in realtime aansturen. Zo kunnen bijvoorbeeld talloze softwaremengpanelen, klankgeneratoren of effecten op afstand worden
bestuurd. Bij deze softwaretoepassingen betreft het afbeeldingen
van echte apparaten in een computerbeeldscherm, waarvan de
werkingswijze in de computer wordt berekend.
En hoe functioneert dat?
Aan elk bedieningselement van de B-CONTROL kunnen bepaalde
MIDI-data worden toegewezen, bijvoorbeeld de zogenaamde MIDIController 7 (CC 07), die het volume van een MIDI-apparaat regelt.
Beweegt men de betreffende regelaar op de B-CONTROL, dan
hoort men hoe het volume bij het ontvangende MIDI-apparaat
verandert (voor zover dit op audioweergaveapparatuur aangesloten
is). Daarbij dient men zich van het volgende bewust te zijn:
+ MIDI-data zijn altijd besturingsdata en brengen geen
audio-informatie over!
Wat moet ik instellen en hoe?
Vaak kunnen aan de individuele parameters van de MIDIapparaten willekeurige MIDI-besturingsdatanummers
zogenaamde Control Change of CC nummers worden
toegewezen. Dat gebeurt vaak bij muziekprogramma's zoals
2. INLEIDING TOT HET ONDERWERP MIDI
3
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
software-sequencers, softwaremengpanelen, -klankgeneratoren
of zogenaamde Plug-Ins (Effectapparaten of klankgeneratoren
die in een muziekprogramma worden geïntegreerd).
Daarvoor zijn er twee principiële mogelijkheden:
Enerzijds kan men het gewenste controller-nummer bij de
B-CONTROL invoeren en het aan de aan te sturen software
doorsturen. Anderzijds kan men de gewenste controller-data bij
het aan te sturen apparaat invoeren en de B-CONTROL via de
LEARN-modus de toewijzing laten leren.
Een voorbeeld:
U wilt bij een software-synthesizer de filterfrequentie, de filterresonantie en het volume regelen met de MIDI-controllers 5 t/m 7.
In de software-synthesizer moeten de volgende instellingen
worden verricht om de MIDI-ontvangst voor te bereiden:
sFilterfrequentie instellen op CC 05-ontvangst.
sFilterresonantie instellen op CC 06-ontvangst.
sVolume instellen op CC 07-ontvangst.
Hoe deze toewijzing exact gebeurt, vindt u in hoofdstuk
4.3.2 Programmering in de EDIT-modus op pagina 11.
Vervolgens moet u in de B-CONTROL vastleggen met welke
bedieningselementen u deze 3 parameters wilt besturen. Dat is
mogelijk via de LEARN-functie, wanneer de software-synthesizer
zijn CC-data via MIDI kan verzenden of u kunt bijv. handmatig de
volgende instellingen verrichten:
sWijs push-encoder 1 CC 05 toe voor de besturing van de
filterfrequentie door een draaibeweging.
sWijs push-encoder 2 CC 06 toe voor de besturing van de
filterresonantie door een draaibeweging.
sWijs push-encoder 3 CC 07 toe voor de besturing van het
volume door een draaibeweging.
Hoe moet ik de B-CONTROL aansluiten (bekabeling)?
Enkele klassieke voorbeelden vindt u bij de toelichtingen van de
diverse Operating Modes. Over het algemeen geldt het volgende:
sWanneer u Hardware-MIDI-apparaten wilt aansturen, gebruikt
u de MIDI-aansluitbussen.
sWilt u Software-MIDI-apparaten aansturen, dan kunt u eve-
neens de MIDI-bussen van de B-CONTROL gebruiken
mits uw computer op een aparte MIDI-interface is aangesloten of u kunt de USB-verbinding met de betreffende
computers gebruiken.
sWilt u zowel hardware- als ook softwareapparaten op afstand
besturen, dan staan daarvoor diverse combinatiemodi ter
beschikking die in hoofdstuk 4.1 worden toegelicht.
Wat kan ik allemaal met de B-CONTROL besturen?
In principe alles dat het MIDI-Format ondersteunt. De werkingswijze is absoluut identiek bij hardware- of software-MIDIapparaten. Het verschil zit uitsluitend in de bedrading.
Hier zijn enkele ideeën hoe u de B-CONTROL kunt inzetten:
sBewerking van de klankparameters van (virtuele) synthe-
sAansturing van de parameters van effectapparaten/software
plug-ins zoals effectprocessors, compressors en digitale
equalizers.
sBesturing van digitale mixers of software mixers (volume,
panorama, equalizer etc.).
sBesturing op afstand van loopwerkfuncties (afspelen, snel
vooruitspoelen, stop etc.), van sequencers, harddiscrecorders, drumcomputers etc.
sGebruik van de fader als trekstangbesturing voor virtuele of
digitale orgelexpanders.
sBesturing van MIDI-compatibele lichtinstallaties.
sLive aansturing van volume en klankparameters van sound-
expanders op het podium.
sLive spelen (triggeren) van korte samples, drumloops,
shouts, effecten.
sBesturing op afstand van grooveboxen, step-sequencers,
MIDI-generatoren zoals arpeggiatoren etc., DJ- en andere
Live-software.
sProgrammawisseling en volumeaansturing van klankgene-
ratoren zoals bij een masterkeyboard.
sIn dezelfde mate bruikbaar voor band-keyboarders, alleen
werkende entertainers, organisten, elektronische musici,
DJs, geluidsingenieurs, thuis-/projectstudiobezitters,
theatertechnici etc.
2.2 MIDI aansluitingen
De MIDI-aansluitingen op de achterkant van het apparaat zijn
voorzien van 5-polige DIN-aansluitingen volgens de internationale
normen. Om de B-CONTROL op andere MIDI-apparaten aan te
sluiten heeft u een MIDI-kabel nodig. In de regel worden in de
vrije handel verkrijgbare kabels gebruikt. MIDI-kabel zouden niet
langer dan 15 meter moeten zijn.
MIDI IN: Dient voor de ontvangst van MIDI-data (parameterfeedback, SysEx-data) of om willekeurige MIDI-signalen met
de signalen van de B-CONTROL te mengen (Merge-functie).
MIDI OUT A/B: Via de MIDI-uitgangen kunnen data naar de te
besturen MIDI-apparaten worden gestuurd.
+ De B-CONTROL bezit twee MIDI-uitgangen. MIDI OUT B
kan als MIDI THRU worden geconfigureerd, zodat de
via MIDI IN gevoerde data op dezelfde wijze naar buiten
blijven worden gevoerd.
3. BEDIENINGSELEMENTEN EN
AANSLUITINGEN
In dit hoofdstuk beschrijven wij de diverse bedieningselementen
van uw B-CONTROL. Alle regelaars en aansluitingen worden in
detail toegelicht en er worden nuttige tips over hun gebruik gegeven.
De 8 eindeloos-Push-Encoders worden gebruikt voor het
verzenden van MIDI-data. Zij beschikken over twee functies
(draaien en indrukken), die aan verschillende MIDIcommandos kunnen worden toegewezen.
Deze 16 Toetsen kunnen elk één MIDI-opdracht verzenden.
Het LED-display voor 4 karakters geeft bij het inschakelen
kort de actuele versie van de besturingssoftware weer.
Daarna springt het over op het geselecteerde presetnummer. In de Play-modus toont het bij de bediening van
de bedieningselementen in realtime de veranderingen in
de waarden aan. In de programmeermodus worden MIDIopdrachttypes, programma-/kanaalnummers en parameterwaarden weergegeven.
Met de ENCODER GROUP-toetsen kunnen vier zgn.
Encoder Groups per preset worden opgeroepen, zodat er u
met de 8 PUSH-encoders u in totaal 64 verschillende MIDIfuncties ter beschikking staan.
Deze LEDs geven het volgende weer:
MIDI IN, OUT A en OUT B branden wanneer er via de desbetreffende aansluitingen MIDI-data worden overgebracht.
USB Mode brandt, wanneer er een USB-verbinding met de
computer bestaat (bij ingeschakelde computer).
De FOOT SW-LED brandt, wanneer de voetschakelaar
wordt gebruikt.
FOOT CTRL brandt wanneer het Wah-pedaal wordt
bewogen en daardoor MIDI-data verzendt.
Deze toetsensectie heeft vast toegewezen functies:
STORE dient voor het opslaan van presets.
Met LEARN opent u de LEARN-modus.
4
3. BEDIENINGSELEMENTEN EN AANSLUITINGEN
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Afb. 3.1: Het bedieningsgedeelte van de B-CONTROL
Afb.3.2: De achterzijde van de B-CONTROL
Met de EDIT-toets krijgt u toegang tot de EDIT-modus.
Met de EXIT-toets verlaat u het programmeerniveau (Edit-
modus/Global-setup). U kunt er echter ook een opslag- of
kopieerbewerking mee afbreken.
De functies van de acht 100-mm faders van de B-CONTROL
zijn vrij programmeerbaar voor de aansturing van MIDIcommando's. Zij zijn gemotoriseerd, zodat zij bij een wisseling
van preset naar de actuele faderpositie springen. Wordt door
de aangestuurde software of door een aangesloten MIDIapparaat een parameter-feedback ondersteund, dan
veranderen de faderposities helemaal van alleen.
Met de PRESET-toetsen worden de 32 presets opgeroepen.
Het presetnummer wordt in het display weergegeven.
Deze 4 toetsen kunnen vrij worden toegewezen aan
willekeurige MIDI-commandos.
Dit zijn de MIDI-aansluitingen van de B-CONTROL.
MIDI OUT B fungeert al naar gelang de geselecteerde
Operating Mode als MIDI THRU.
Dit zijn de SWITCH-bus voor de aansluiting van de
voetschakelaar. De polariteit wordt automatisch herkend.
CONTROLLER-bus. Hier kunt u een Wah-pedaal aansluiten
dat kan worden gebruikt voor de aansturing van toe te wijzen
MIDI-data kan worden gebruikt.
Met de POWER-schakelaar zet u de B-CONTROL aan. De
POWER-schakelaar dient in de stand Uit te staan, wanneer
u de stekker in het stopcontact steekt.
+ Opgelet: De POWER-schakelaar scheidt het apparaat
bij het uitschakelen niet volledig van het stroomnet. Trek
daarom de stekker uit het stopcontact, wanneer het
apparaat lagere tijd niet zal worden gebruikt.
De netaansluiting gebeurt via een 2-polige aansluiting. Een
passende stroomkabel wordt meegeleverd.
SERIENUMMER.
Met de USB-aansluiting brengt u de verbinding met een
computer tot stand.
3. BEDIENINGSELEMENTEN EN AANSLUITINGEN
5
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
4. BEDIENING
4.1 De Operating Modes
Afhankelijk van de manier waarop u uw B-CONTROL wilt
gebruiken, dient u eerst de bedrijfsmodus (Operating Mode)
instellen.
Het apparaat kan worden gebruikt als pure USB-Controller voor
uw computertoepassingen (softwaremixer, sequencer, softsynths, VST-effecten etc.), als Stand-Alone MIDI-controller of in
een combinatie van beide met diverse mogelijke configuraties
van de MIDI-interfaces. Het instellen van de Operating Modes
gebeurt als volgt:
sHoud de EDIT-toets ingedrukt en druk bovendien op de
STORE-toets.
sU bevindt zich nu in de global-setup en kunt beide toetsen
loslaten.
sNu kunt u door het draaien van de PUSH-Encoder 1 de
operating modus selecteren. U kunt de USB-modi U-1 t/ms
U-4 en de Stand-Alone-modi S-1 t/m S-4 instellen. De
bedrijfsmodi en voorbeelden van hun gebruik worden in
hoofdstuk 4.1.1 beschreven.
sOm de global-setup te verlaten drukt u op de EXIT-toets.
+ De instellingen in de global-setup worden rechtstreeks
overgenomen en hoeven niet apart te worden
opgeslagen.
4.1.1 De USB-modi
USB-modus U-1:
De USB-verbinding wordt kort onderbroken, wanneer u binnen
een USB-modus wisselt of van een USB-modus naar een Stand
Alone-modus wisselt of omgekeerd.
Wordt de USB-verbinding bij ingeschakeld apparaat tot stand
gebracht of verbroken, dan blijft de ingestelde bedrijfsmodus
behouden.
Afb. 4.1: Routing en gebruik in de USB-modus 1
In de USB-modus 1 is de B-CONTROL met een USB-kabel met
uw computer verbonden. U zendt MIDI-data en ontvangt een
parameter-feedback van de computer, voor zover de
aangestuurde muzieksoftware deze ondersteunt. Op deze wijze
kunnen actuele parameterwaarden via de LED-displays of met
de faderposities worden weergegeven.
Alle MIDI-poorten van de B-CONTROL zijn uitgeschakeld. Deze
modus is optimaal voor de aansturing van softwaretools (mixer,
sequencer, synth, VST-effecten etc.), wanneer u geen verdere
MIDI-poorten nodig heeft. Hij is echter eveneens bijzonder nuttig,
wanneer u al andere meerkanaals MIDI-interfaces via uw
computer gebruikt en geen verdere kunnen worden toegevoegd.
6
4. BEDIENING
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
USB-modus U-2:
USB-modus U-3:
Afb. 4.2: Routing en gebruik in de USB-modus 2
De B-CONTROL stuurt MIDI-data naar de computer en ontvangt
een parameterfeedback, voor zover de aangestuurde software
deze ondersteunt. MIDI IN en OUT A staan ter beschikking als
16-kanaals MIDI-Interface voor uw computer. OUT B fungeert
als MIDI THRU en leidt de MIDI IN-data onbewerkt verder.
OUT B kan niet door de computer worden aangesproken en
verzendt ook geen besturingsdata van de B-CONTROL. Dit is de
ideale modus, waneer u de software in uw computer wilt aansturen
en bovendien behoefte heeft aan een USB-MIDI-interface met
één IN en één OUT. Als uitbreiding kan een aangesloten
MIDI-keyboard via de MIDI THRU (OUT B) worden aangesloten.
Op die manier kunt u een masterkeyboard gebruiken voor het
inspelen van uw arrangementen in de sequencer of voor het
afspelen van software-synths. OUT A speelt een hardwaresampler af, terwijl aan OUT B een MIDI-Expander (Klankgenerator
zonder toetsenbord; dit kan een racksynthesizer of eventueel ook
een puur presetapparaat zijn), een effectapparaat e.d. kan worden
aangesloten, dat alleen direct vanaf het keyboard wordt
aangestuurd of alleen worden gebruikt voor Program Changes.
4. BEDIENING
Afb. 4.3: Routing en gebruik in de USB-modus 3
Dit is wellicht de meest gebruikte Standaard Modus bij
computertoepassingen!
Deze instellling is optimaal voor de aansturing van de software
bij gelijktijdig gebruik van alle MIDI-bussen als USB-MIDIinterface van de computer. Met deze functie staan de
muzieksoftware 16 ingangs- en 32 uitgangssignalen ter
beschikking (IN en OUT A + OUT B).
De B-CONTROL verzendt zijn data via USB naar de computer.
De beschikbaarheid van de parameterfeedback van de computer
naar de B-CONTROL is afhankelijk van de te besturen software.
De MIDI-expanders kunnen in deze bedrijfsmodus niet direct vanaf
het keyboard worden aangesproken. Dit wordt alleen voor het
inspelen van MIDI-tracks in de sequencer ingezet.
7
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
USB-modus U-4 (uitgebreid):
Afb. 4.4: Toepassing in USB-modus 4 (Expanded)
Afb. 4.5: Routing in de USB-modus 4
Deze bedrijfsmodus dient u te selecteren, wanneer u twee
B-CONTROLS wilt koppelen ommet beide apparaten uw software
via een gemeenschappelijk USB-poort aan te sturen. Additioneel
kan MIDI OUT B van de eerste controller (Unit 1) als 16-kanaals
MIDI-uitgang vanaf de computer worden gebruikt. De data van
beide B-CONTROLs worden gemengd en via de USB naar de
host computer gestuurd. Voor Unit 2 dient u de Stand Alone
modus 3 te selecteren.
8
4. BEDIENING
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
4.1.2 De Stand Alone Modi
Wanneer de B-CONTROL niet als USB-controller voor de
aansturing van computer toepassingen, maar als pure MIDIcontroller wordt gebruikt, gebruikt u de Stand Alone modi. Bij alle
Stand Alone modi zijn alle MIDI-aansluitingen tegelijkertijd
inzetbaar. Zij onderscheiden zich in essentie slechts door de
uitgifte van datatypes via de MIDI-uitgangen. Vanzelfsprekend
kunnen niet alleen klankgeneratoren via MIDI op afstand worden
bestuurd zoals in de afbeeldingen weergegeven maar ook
effectapparaten, grooveboxes, hardware-sequencers, lichtinstallaties, compacte studio's, draagbare keyboards, E-pianos
etc. kortom alles, wat een MIDI-ingang heeft. Dit kan ook uw
computer met een eigen MIDI-interface zijn. De USB-aansluiting
kan in deze bedrijfsmodi niet worden gebruikt. Een Merge-functie,
waarmee de MIDI-gegevens en van twee bronnen op een uitgang
gemengd kunnen worden, is bij de standalone-modi S-1 tot en
met S-3 op uitgang A geactiveerd.
Stand Alone modus S-1:
lijkheid om programmawisselcommando's en realtime-controller
commandos, terwijl er vanaf het keyboard hoofdzakelijk
toetsenbordcommandos komen (Note On/Off, Velocity, After
Touch, Pitch Bend).
Stand Alone modus S-2:
Afb. 4.6: Routing en gebruik in de Stand Alone modus 1
S-1 is bij de Stand Alone toepassinge waarschijnlijk de meest
gebruikte standaard bedrijfsmodus. Deze modus is aan te bevelen,
wanneer u bijvoorbeeld vanaf de B-CONTROL twee klankgeneratoren wilt aansturen, die tegelijkertijd vanaf een
masterkeyboard moeten worden gespeeld. Daarvoor is het
noodzakelijk dat de MIDI-data door de B-CONTROL en door het
keyboard worden gecombineerd en aan beide MIDI-OUTs worden
afgegeven. Dit is mogelijk met behulp van de geïntegreerde
merge-functie. Het masterkeyboard wordt aangesloten op de
MIDI-ingang van de B-CONTROL. Aan de MIDI-uitgangen worden
de twee expanders aangesloten die u vanaf het keyboard speelt
en additioneel door de B-CONTROL kunnen worden bestuurd.
Bij de stuurdata van de B-CONTROL gaat het naar alle waarschijn-
4. BEDIENING
Afb. 4.7: Routing en gebruik in de Stand Alone modus 2
Laten wij aannemen dat u slechts één klankgenerator door de
B-CONTROL wilt laten aansturen, omdat deze zeer omvangrijke
bewerkingen toestaat (bijv. een racksynthesizer of zoals in de
afbeelding weergegeven een sampler). Het MIDI-keyboard moet
echter beide klankgeneratoren kunnen afspelen. In dit geval is
S-2 de optimale setup. Bij de tweede soundmodule kan het om
een puur presetapparaat gaan dat geen programmeringen toelaat.
Het kan echter ook een effectapparaat zijn dat van het keyboard
alleen programmawisselcommandos ontvangt. Deze bedrijfsmodus is eveneens zeer nuttig, wanneer de bij het twee
ontvangstapparaat aankomende, niet benodigde data van de
B-CONTROL de werking zouden storen, omdat de individuele
MIDI-functies niet op het apparaat zelf kunnen worden
uitgeschakeld of omdat er niet van MIDI-kanaal kan worden
gewisseld.
9
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Stand Alone modus S-3:
Stand Alone modus S-4:
Afb. 4.8: Gebruik en routing in de Stand Alone modus 3
In deze modus worden de MIDI-data van de B-CONTROL
gecombineerd met de via de MIDI-ingang binnenkomende data
(Merge-functie), maar uitsluitend via de Uitgang A verdergegeven.
Via uitgang B lopen alleen de besturingsdata van de B-CONTROL.
Op die manier kunnen twee MIDI-apparaten vanaf de B-CONTROL
worden aangestuurd, maar alleen het aan OUT A aangesloten
apparaat kan additioneel vanaf het MIDI-keyboard worden gespeeld.
Wilt u twee B-CONTROLS koppelen om daarmee één of meerdere
MIDI-apparaten aan te sturen, dan moet u de OUT A van de eerste
controller met de MIDI IN van het tweede apparaat verbinden. De
OUT A van het tweede apparaat wordt met de MIDI-ingang van het
ontvangstapparaat verbonden. Moeten verdere apparaten worden
aangestuurd, dan verbindt u telkens de THRU-poort met de IN-poort
van het volgende apparaat. Door verschillende toewijzingen van de MIDIkanalen kan elk apparaat door elke controllerunit worden aangestuurd.
Additioneel benodigde ingangen moeten worden gerealiseerd met
behulp van MIDI-Merge-Boxen. Wanneer uw soundmodule bijv.
slechts één MIDI IN eehft en u haar tegelijkertijd door de MIDIcontrollers en vanaf een keyboard wilt aansturen, dan heeft u
een 2-In/1-Out Merge-Box nodig.
Voor additionele MIDI-uitgangen heeft u externe Thru-boxen nodig.
Bij complexe MIDI-setups verdient het gebruik van Thru-boxen
zonder meer de voorkeur boven lange Thru-ketens, omdat anders
problemen met de datatransmissie niet uit te sluiten zijn.
Wanneer u afziet van een respons bij de softwarebesturing, kan een
willekeurig aantal B-CONTROL apparaten via MIDI worden gekoppeld.
Het laatste apparaat wordt aangesloten op de MIDI IN van de computer.
Op deze wijze kunnen een vrijwel onbegrensd aantal kanalen
van een software mixer worden aangestuurd. U dient er wel rekening
mee te houden dat alle apparaten 16 MIDI-kanalen moeten delen.
Afb. 4.9: Gebruik en routing in de Stand Alone modus 4
De standalone-modus S-4 lijkt veel de modus S-2, behalve
dat deze geen Merge-functie heeft. Deze modus is uitstekend
geschikt voor het aansluiten van de MIDI-interface van een
computer zonder USB-aansluiting. B-CONTROL leidt de
binnenkomende gegevens verder naar MIDI-uitgang B (THRUfunctie). De MIDI-besturingsopdrachten van de B-CONTROL
worden via uitgang A geleid. Daarmee wordt een parameterfeedback mogelijk zonder gevaar voor een MIDI-lus.
Sluit de MIDI-uitgang van de MIDI-interface op de computer aan
op MIDI IN van B-CONTROL. Sluit OUT A aan kop de MIDI-ingang
van de interface. Op OUT B kan nog een andere MIDI-ontvanger
aangesloten worden. Ook een uitbreiding met een tweede BCONTROL hoort tot de mogelijkheden. Sluit in dat geval uitgang B
aan op MIDI IN van de volgende MIDI-ontvanger. Om die MIDIopdrachten van de verschillende apparaten naar een computers
te kunnen verzenden is een externe MIDI-Mergebox noodzakelijk.
10
4. BEDIENING
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Aanwijzingen met betrekking tot de standalone-modi:
Bij de weergegeven voorbeelden voor de bedrading kunnen de
parameterwaarden via de LEDs van de B-CONTROL worden
weergegeven. Hecht men waarde aan parameterfeedback, dan
moet de MIDI IN met de MIDI-uitgang van het aangestuurde
apparaat worden verbonden. Het gebruikte hardware apparaat
moet natuurlijk ook een respons van de actuele parameterwaarden
terugsturen. In geval van twijfel dient u de bedieningshandleidingen van de aan te sluiten apparaten te raadplegen.
De parametersfeedback werkt in alle standalone-modi. Bij de
standalone-modi S-1 tot en met S-3 kunnen ongewenste MIDIlussen ontstaan. Bij standalone-modus 3 worden die besturingsgegevens van B-CONTROL zonder merge-functie naar MIDIuitgang B geleid.
U kunt de B-CONTROL ook via MIDI (zonder USB-aansluiting)
als controller voor uw computer inzetten, mits uw computer reeds
voorzien is van een MIDI-interface. Daarbij kunnen in principe
alle Stand Alone modi worden gebruikt. Wanneer parameterfeedback gewenst is dient u standalone-modus S-4 te gebruiken.
U kunt ook S-3 gebruiken en de computer via MIDI OUT B
aansluiten, zodat geen MIDI-feedbacklus ontstaat.
4.2 Bediening in de Play-modus
De Play-modus is het bovenste bedieningsniveau van de
B-CONTROL, dat u in het normale dagelijkse werk gebruikt om
de MIDI-data live aan te sturen.
Display:
Na inschakelen wordt even de huidige versie van de besturingssoftware in het display weergegeven. Wanneer u een geactiveerd
besturingselement verplaatst, wordt de gewijzigde waarde
weergegeven.
Bedieningselementen:
Er kunnen één of meerdere toetsen, encoders en faders tegelijk
worden gebruikt om hun data via MIDI te verzenden. De toewijzing
van de MIDI-datatypes wordt toelicht in hoofdstuk 4.3
Programmering. Elk bedieningselement geeft in overeenstemming met het eraan toegewezen datatype en met behulp
van de bijbehorende LED of LED-krans zijn actuele parameterwaarde weer.
De positie van de faders verandert automatisch, wanneer de
presets worden gewisseld of bij binnenkomende parameterfeedback.
LED-display:
Het LED-kransdisplay van de Encoders of de Status-LEDs van
de Toetsen veranderen automatisch, wanneer u de controllerregistratie in de sequencer laat plaatsvinden. Voorwaarde is
natuurlijk dat alle kabels correct zijn aangesloten, de juiste
bedrijfsmodus geselecteerd is en de softwaresequencer de afgifte
van parameterwaarden ondersteunt.
Het soort weergave voor de toets is afhankelijk van de
geselecteerde controllermodus: staat een Toets in de Toggle
on modus, dan licht de toets-LED op, zodra de toets wordt
ingedrukt. Pas na de tweede keer drukken op de toets gaat het
LED weer uit. Is voor een toets de Toggle off modus
geselecteerd, dan brandt de LED alleen voor de duur van de
druk op de knop.
Het gedrag van de besturingselementen, de schermen en de LEDuitlezingen is afzonderlijk instelbaar. Meer informatie hierover vindt
u in hoofdstuk 4.3 Programmering.
4.2.1 Preset selecteren
sSelecteer een preset met de PRESET-toets . Het nieuwe
presetnummer wordt in het display weergegeven.
sAlternatief kunt u een preset ook selecteren door een van
de presettoetsen ingedrukt te houden en tegelijkertijd een
willekeurige push-encoder
sZodra u de PRESET-toets loslaat, wordt de nieuwe preset
opgeroepen.
te draaien.
4.2.2 Preset opslaan/kopiëren
sDruk op de STORE-toets om een preset op te slaan. De
toets-LED begint te knipperen.
sSelecteer de gewenste doel-preset met de PRESET-toetsen
of door het vasthouden van een PRESET-toets en gelijktijdig
draaien van een push-encoder. Het nieuwe presetnummer
knippert in het display.
sDruk opnieuw op STORE, de STORE-LED en het display
horen op met knipperen.
sWilt u de actuele preset overschrijven, dan drukt u twee
keer op de STORE-toets (stap 2 vervalt).
sU kunt de opslagprocedure afbreken door het indrukken
van de EXIT-toets.
Wij hebben bewust afgezien van automatische opslagfuncties.
Op die manier kunt u tussentijds een nieuw MIDI-commando aan
een bedieningselement toewijzen zonder dat de actuele preset
wordt veranderd. Wilt i vervolgens de oorspronkelijke preset weer
herstellen, dan roept u kort een andere preset op en vervolgens
schakelt u weer terug naar de oude preset. Nu zijn de data weer
hersteld, hetgeen eveneens geldt voor het kortstondig van een
andere functie voorziene bedieningselement.
4.2.3 Encoder Group kopiëren
Met deze functie kunt u een Encoder Group binnen een preset
kopiëren. Het bespaart u zeer veel programmeerwerk, wanneer
voor alle Encoder Groups binnen een preset dezelfde basisfunctie
(MIDI-kanaal, CC-nummer voor draai- en indrukfunctie) moet
worden gebruikt.
sDruk op de Encoder Group-toets van de groep die u wilt
kopiëren.
sDruk op STORE, de LED in de STORE-toets knippert.
sSelecteer nu de gewenste doel-Encoder Group. De LED
van de doel-Encoder-toets knippert.
sDruk nogmaals op STORE, de STORE-LED gaat uit.
sDoor te drukken op de EXIT-toets kunt u de kopieer-
procedure op elk moment afbreken.
+ Om de instellingen van de Encoder Groups vast in een
preset op te slaan, moet u de preset opslagprocedure
uitvoeren (hoofdstuk 4.2.2.).
+ Om een Encoder Group naar een andere preset te
kopiëren, moet eerst een complete preset worden
gekopieerd! Daarna kunnen de Encoder Groups in de
opnieuw opgeslagen preset zoals hierboven
beschreven worden gekopieerd en gesorteerd.
4. BEDIENING
11
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
4.3 Programmering
4.3.1 De LEARN-functie
De eenvoudigste manier om MIDI-functies aan individuele
bedieningselementen toe te wijzen, is de LEARN-functie. Daarbij
gebeurt de toewijzing zo te zeggen van buitenaf. De MIDI-data
die u bijvoorbeeld van een MIDI-sequencer naar de B-CONTROL
stuurt, worden aan een vooraf gekozen bedieningselement
toegewezen.
Met LEARN kunnen niet alleen CC-, NRPN- en notencommandos
worden ontvangen, maar alle soorten MIDI-data, incl. de korte
SysEx-strings.
sHoud de LEARN-toets ingedrukt en bedien het gewenste
bedieningselement. Dit kan een fader, PUSH-encoder, toets,
voetschakelaar of Wah-pedaal zijn. Het bedieningselement
wordt in het display weergegeven (bijv. Fd8).
+ Bij push-encoders moet eerst de gewenste encoder-
groep worden geselecteerd. Bovendien moet bij pushencoders onderscheid worden gemaakt tussen de draaien de indrukfunctie.
sNu kunt u de LEARN-toets loslaten. De B-CONTROL wacht
op de ontvangst van een MIDI-commando.
sStart het MIDI-commando vanuit uw sequencer. Zodra de
data door de B-CONTROL worden ontvangen, wordt dit in
het display weergegeven.
sNa de datatransmissie verschijntin het display GOOd
(bij correcte datatransmissie) of bAd (Error), wanneer
verkeerde, foute of te lange data werden verzonden.
sOm LEARN te verlaten of af te breken, drukt u op de EXIT-
toets.
4.3.2 Programmering in de EDIT-modus
In de Edit-modus kunt u de verschillende soorten MIDI-opdrachten
(Pitchbend, After Touch, MMC enzovoort) aan de afzonderlijke
bedieningselementen toewijzen.
sOm de EDIT-modus te activeren houdt u de EDIT-toets
ingedrukt en u bedient het gewenste bedieningselement.
Dit kan een fader, een push-encoder, een toets, een voetschakelaar of een Wah-pedaal zijn. Het bedieningselement
wordt in het display weergegeven (bijv. Fd8).
+ Let bij de Push-Encoders op de correcte keuze van de
Encoder Group en het onderscheid tussen de draai- en
drukfunctie van de encoder.
sU bevindt zich in de EDIT-modus en kunt de EDIT-toets
loslaten.
sStel met behulp van de push-encoder de toewijzing van de
MIDI-opdrachten voor het geselecteerde besturingselement
in. In de tabellen 4.1 en 4.2 en de bijbehorende verklarende
tekst vindt u welke MIDI-functies mogelijk zijn.
sMocht u verdere bedieningselementen aan MIDI-data
toewijzen, dan houdt u weer de EDIT-toets ingedrukt en
u beweegt kort het gewenste bedieningselement. Nu
kunt u beide weer loslaten en met de push-encoders
(druk-draairegelaars) de toewijzing naar eigen voorkeur
uitvoeren (zie de onderstaande tabellen 4.1 en 4.2).
sOm de EDIT-modus te verlaten, drukt u op de EXIT-toets.
+ Alle hier verrichte instellingen worden in eerste instantie
slechts tijdelijk opgeslagen! Moeten zij vast worden
opgeslagen, dan moet u ze in een preset opslaan
(hoofdstuk 4.2.2 Preset opslaan/kopiëren).
De gedetailleerde EDIT-functies worden in de volgende twee
tabellen beschreven. Er zijn twee soorten toewijsbare
besturingselementen: CONTINUOUS en SWITCH.
sTot de CONTINUOUS-elementen (tabel 4.1) horen de acht
faders en het voetpedaal Fußschweller en de draaifunctie
van de push-encoder.
sTot de SWITCH-elementen (tabel 4.2) horen de knoppen,
de drukfuncties van de push-encoder en de voetschakelaars.
12
4. BEDIENING
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Tab. 4.1: Toewijzing van de Push-Encoders in de EDIT-Mode (CONTINUOUS-Typen)
4. BEDIENING
13
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Tab. 4.2: Toewijzing van de Push-Encoders in de EDIT-Mode (SWITCH-Typen)
Verklaringen bij de tabellen:
Alle instellingen in de EDIT-modus worden gemaakt door de pushencoder te draaien. Door een druk op de push-encoder wordt de
actuele waarde weergegeven. Verder zijn de instelmogelijkheden
ervan afhankelijk of het geselecteerde bedieningselement van
het SWITCH-type of van het CONTINUOUS-type is.
In de Edit-modus selecteert u met de Push-encoder 1 de
gewenste soort opdracht die u aan een bedieningselement wilt
toewijzen. Alleen de opdrachten in kolom 1 zijn mogelijk.
Met Push-Encoder 2 kunt u het MIDI-kanaal selecteren waar de
data van het bedieningselement naartoe moeten worden gestuurd.
Met de Push-Encoders 3-5 worden de parameters en waarden
van het geselecteerde MIDI-type ingesteld. Deze verschillen naar
MIDI-functie en worden later in dit hoofdstuk toegelicht.
De Push-Encoder 6 (Controller-modus) selecteert het gewenste
gedrag van het tevoren geselecteerde bedieningselement en is
afhankelijk van het feit of het om een SWITCH-type of een
CONTINUOUS-type gaat.
CONTINUOUS-elementen:
Continuous-elementen worden onderscheiden naar de types
Absolute, Absolute (14-Bit), Relative 1 (2e complement),
Relative 2 (Binaire offset), Relative 3" (voorgaand teken Bit),
Relative 1 (14-Bit), Relative 2 (14-Bit), Relative 3 (14-Bit) en
Increment/Decrement. Absolute geeft absolute datawaarden
af. Daarbij kunnen sprongen in de waardewijziging optreden.
Bij Relative wordt de actuele parameterwaarde onafhankelijk van
de positie van de regelaar aangehouden. Absolute 1 (14-Bit) of
een van de Relative (14-Bit)-modi zijn de standaardmodi voor
waardeveranderingen bij NRPNs met hogere resolutie. Deze is
noodzakelijk bij enige software-mixers, wanneer er meer dan 128
treden nodig zijn). Increment/Decrement dient voor de stapsgewijze
verhoging of verlaging van waarden met behulp van de Data
Increment/Decrement opdrachten (zie lijst 5.1 in de bijlage).
+ De klassieke Controller-modus voor de meeste
toepassingen is Absolute. Alle andere modi moeten
door de aan te sturen MIDI-apparatuur/software speciaal
worden ondersteund.
Met Encoder 7 kunt u de uitlezing van de bedieningselementen
instellen. Afhankelijk of u dit wilt doen voor een encoder, een
push-encoder, een fader of een voetpedaal, zijn er verschillende
mogelijkheden:
14
4. BEDIENING
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
LED-uitlezing van de push-encoder:
OFFDe LED-ring blijft uit.
1d(1 digit): Er brandt steeds slechts één LED (standaardinstelling)
1d-De LED-ring werkt op dezelfde manier als bij 1d, maar
bij de waarde 0 brandt geen LED.
2dDe uitlezing van de LED-ringen werkt met tussenstappen.
Wanneer u van links naar rechts draait, brandt eerst een
LED, waarna de volgende gaat branden, waarna de vorige
dooft enzovoort. Op die manier kunt u ook kleine aanpassingen nauwkeurig uitvoeren.
2d-Zoals bij 2d, maar bij de waarde van 0 brandt geen LED.
BarBalkuitlezing: wanneer u een waarde verhoogt, gaan
achtereenvolgens alle LEDs (voor Volume enzovoort)
branden.
Bar-Zoals bij Bar, maar bij Value 0 dooft de LED.
SprdSpread: Bij de waarde 0 brandt de middelste LED bovenin,
terwijl bij een verhoging van de waarde de LEDs in de ring
vanuit het midden gelijktijdig naar weerszijden gaan branden.
PanIn de middenpositie (waarde 64) brandt alleen de
middelste LED onderin; bij kleinere waarden gaan de
LEDs aan de linkerzijde achtereenvolgens branden,
bij grotere waarden gaan de LEDs aan de rechterzijde
branden (panoramaregeling)
Qual(Quality Q) werkt tegenovergesteld ten opzichte van
Spread: de brandende LEDs in de ring wijken bij verlagen
van de waarde uiteen. Deze instelling is bedoeld voor de
uitlezing van de filterkwaliteit bij parametrische equalisers.
CutCutoff is optimaal voor het regelen van de afsnijfrequentie
van een laagdoorlaatfilter, bijvoorbeeld op een synthesizer.
Bij de waarde 0 branden alle LEDs. Wanneer de waarde
verhoogd wordt, gaan ze achtereenvolgens uit.
Damp Damping: voor het dempen van filters. Bij de waarde 0 brandt
de LED uiterst rechts. Wanneer de waarden verhoogd
worden, waaiert de LED-ring van rechts naar links uit tot
alle LEDs branden. Op deze manier wordt de bij een
verhoging toenemende demping optimaal weergegeven.
Faderfuncties:
Move Wanneer u de fader met de hand verplaatst, stuurt deze
direct de nieuwe waarde. Daarbij kunnen sprongen in de
parameterwaarden ontstaan als de huidige waarde niet
overeenkomt met die van de faderpositie. Dat is mogelijk
omdat bij parameterfeedback in deze modus de fader
niet verplaatst wordt.
P-UP Pickup: De fader negeert de parameterfeedback.
Sprongen in de waarden worden vermeden omdat de
fader pas waarden stuurt als de huidige (van de faderpositie afwijkende) waarde overschreden wordt.
MotMotor: Bij de parameterfeedback verplaatst de motorfader
automatisch en geeft op die manier steeds de huidige
waarde aan.
Voetpedaalfunctie:
Move Het pedaal stuurt waardeveranderingen direct door.
Daarbij kunnen sprongen ontstaan.
P-UP Pickup: Het voetpedaal wordt pas actief en stuurt pas
waarden wanneer de ingestelde waarde overschreden
wordt.
SWITCH-elementen:
Bij Switch-bedieningselementen zijn alleen de modi Toggle On,
Toggle Off en Increment mogelijk. Toggle On komt overeen
met een schakelaarfunctie (bijv. de lichtschakelaar van een
kamer). Bij elke druk op de schakelaar wordt afwisselend de met
encoder 4 ingestelde On-waarde of de Off-waarde met
encoder 5 instelbaar verzonden. Deze instelling is ideaal voor
het starten van drumloops vanuit een sampler (één keer drukken
= Start, tweede keer drukken = Stop).
De Toggle Off-modus komt overeen met een toetsfunctie die
vergelijkbaar is met de schakelaar van een elektrische
deuropener. De On-waarde wordt zolang gezonden als de toets
wordt ingedrukt. Na het loslaten van de toets wordt de Off-waarde
verzonden. Dit type kunt u gebruiken, wanneer u met behulp van
Note On/Off korte soundeffecten of sample-invoegingen wilt
starten (zoals bij keyboard bespelen).
De optie Increment is alleen voor toetselementen en voor de
opdrachten CC, NRPN en After Touch mogelijk. Met deze modus
kunt u de waarde van de controller stap voor stap verhogen met
één druk op de knop. De stapgrootte kunt u met encoder 7 instellen.
Wanneer u een toetselement steeds opnieuw indrukt, wordt de
verstuurde waarde steeds met de hier geselecteerde waarde
opgehoogd. Als de stapgrootte 10 is, worden achtereenvolgens
de waarden 0, 10, 20, 30 ... 110, 120, 0, 10 enzovoort verstuurd. U
kunt ook negatieve waarden invoeren (bijvoorbeeld -10) om een
waarde stapsgewijs te verlagen. Als u de laagste en de hoogste te
sturen waarden met behulp van encoder 4 en 5 begrensd heeft,
moeten de waarden binnen dit bereik liggen. Met deze functie kunt
u softwarematige knoppen met meer dan twee schakeltoestanden
met behulp van de B-CONTROL aansturen.
De voor met encoder 8 activeerbare uitlezing is identiek voor
Switch- en Continuous-elementen. Als een element geactiveerd
is zal, wanneer het bediend wordt, de huidige waarde in het display
worden weergegeven. Even nadat het bedieningselement
losgelaten is, wordt opnieuw het presetnummer weergegeven.
4.4. MIDI-Messages
Programmawisseling:
Met de encoders 3 en 4 kunnen de banknummers worden
ingesteld. Bezit een MIDI-apparaat meer dan 128 presets/
programmas, dan moet eerst een commando bank wisselen
worden verzonden. Daarbij betreft het eigenlijk een controllercommando. Omdat dit echter verband houdt met de omschakeling
van presets en vóór de eigenlijke programmawissel moet worden
gezonden, kan het hier worden ingesteld.
Met Encoder 5 wordt het eigenlijke programmanummer
geselecteerd. Is het geselecteerde bedieningselement een
regelaar (Continuous-type), dan wordt het programmanummer
bij het bewegen van de regelaar rechtstreeks geselecteerd.
Bij Switch-types wordt door het indrukken het vast toegewezen
presetnummer rechtstreeks geselecteerd. Dat kan nuttig zijn,
wanneer men steeds met dezelfde preset wil starten.
Control Change CC:
Een controller bestaat uit het controllernummer en de bijbehorende
waarde. Met encoder 3 wordt het controllernummer ingesteld. Bij
toetsen kan bij het indrukken en bij het loslaten van de toets een
verschillende waarde worden verzonden (instelling met de
encoders 4 en 5). Deze functie is nuttig, wanneer vaste
parameterinstellingen moeten worden verzonden.
Bij faders en regelaars (Continuous-type) kan het waardebereik
met de encoders 4 (minimale waarde) en 5 (maximale waarde)
worden ingeperkt.
+ Er bestaat ook een mogelijkheid om de regelweg om te
keren, door de minimale waarde 127 en de maximale
waarde 0 toe te wijzen (regelaaromkering). Een klassieke
toepassing voor de regelaaromkering is de trekstangbesturing van virtuele of digitale orgels/orgelexpanders.
Wanneer op deze wijze controller 07 (Volume) aan de
faders toe, dan wordt bij het omhoogschuiven van de
fader het signaal zachter. Trekt men de fader weer
omlaag, dan komt dat overeen met het uitrekken van de
trekstang en het volume neemt weer toe.
NRPN:
Een NRPN is nodig, wanneer voor de gewenste functie geen van de
gestandaardiseerde 127 controllernummers ter beschikking staat.
Met encoder 3 wordt het parameternummer geselecteerd. Voor
de toewijzing van mixerfaders raden wij de hoge resolutie Absolute
(14-Bit) aan, voor zover deze door de aan te sturen hard-/software
wordt ondersteund.
4. BEDIENING
15
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Noot:
Het nootnummer kan logischerwijze alleen aan een SWITCHelement worden toegewezen. Het nootnummer wordt ingevoerd
met encoder 3. De noot C3 (C-sleutel) komt daarbij overeen met
nootnummer 60. Met encoder 4 kan het volume van de noot
(Velocity) worden ingesteld.
Pitch Bend:
Pitch Bend is alleen toewijsbaar aan een Continuous-element.
Omdat het daarbij gaat om een commandotype met een eigen
status-byte, is de keuze van een MIDI-kanaal (encoder 2) en de
range (encoder 4) toereikend.
After Touch:
In de regel zal men hier ALL selecteren. Dat betekent dat de
After Touch alle gespeelde noten evenveel beïnvloedt
(Channel Pressure). Wilt u de minder vaak gebruikte polyfone
After Touch (Key Pressure) gebruiken, dan kan de individuele
noot, waarop de After Touch exclusief moet inwerken, met
encoder 3 worden geselecteerd. Omdat dit echter door maar heel
weinig klankgeneratoren wordt ondersteund, is de Channel After
Touch in veel gevallen toereikend. Bij geselecteerd Switchelement kan ook een On- en Off-waarde (Loslaat-dynamiek)
worden ingesteld. Op die manier kan ook het modulatiebereik
(effectdiepte) met de After Touch worden ingeperkt.
MMC:
De MIDI Machine Control-data kunnen alleen aan toetsen worden
toegewezen.
Met encoder 4 (waarde 1) worden de uren en minuten van de
Locate-Time ingesteld, met encoder 5 (waarde 2) de seconden
en frames. De Locate-Position wordt in principe vóór het MMCcommando verzonden. Dat heeft de volgende schakelvolgorde
tot gevolg:
Heeft men Locate als parameter geselecteerd, dan verspringt
de sequencer/harddisc-recorder steeds naar de ingestelde plek.
Heeft men als parameter bijv. Play (voor een toets) geselecteerd,
dan start de sequencer steeds direct vanaf het ingestelde Locatorpunt, zodra men de toets indrukt. Bij Rewind begint het snelle
terugspoelen steeds vanaf het geselecteerde Locator-punt.
GS/XG:
Met encoder 3 worden de belangrijkste Main Control-parameters
rechtstreeks geselecteerd. In het display worden zij als (beknopte)
klare tekst weergegeven (Tab. 4.2). Daarbij gaat het om CCs of
NRPNs (geen SysEx-data).
4.5 Instellingen in de Global-setup
In de Global-setup worden alle instellingen verricht, die de presets
overkoepelend op het hele apparaat van toepassing zijn.
sHoud de EDIT-toets ingedrukt en druk bovendien op de
STORE-toets.
sU bevindt zich nu in de Global-setup en kunt beide toetsen
loslaten.
sNu kunt u door te draaien aan de push-encoders 1 t/m 8 die
gewenste instellingen verrichten. De toewijzing van de pushencoders ziet er als volgt uit:
Tab. 4.4: Toewijzing van de Push-Encoders in de Global-setup
sOm de Global-setup te verlaten, drukt u op de EXIT-toets.
+ De instellingen in de Global-setup worden direct
opgenomen en hoeven niet apart in het geheugen te
worden opgeslagen.
Operating Mode:
De bedrijfsmodi worden beschreven in hoofdstuk 4.1.
Selecteerbaar zijn de USB-modi U-1 t/m U-4 en de Stand-Alone
modi S-1 t/m S-4.
Global RX Channel:
De B-CONTROL ontvangt via dit kanaal change-commandos.
Footswitch-Typ:
Omdat er voetschakelaars met verschillende schakeleigenschappen zijn, kan de polariteit van de voetschakelaaraansluiting
worden ingesteld (Normal/Inverted) of automatisch worden
herkend bij inschakeling van de B-CONTROL (Auto Recognition).
Start presetnummer:
Elke van de 32 presets kan worden ingesteld als Start-Preset
direct na het inschakelen. Bovendien bestaat met Last de
mogelijkheid om steeds de laatste gebruikte preset te laden bij
het inschakelen.
Device ID-nummer:
De instelling van het Device ID-nummer kunt u het beste alleen
wijzigen, wanneer u met meerdere B-CONTROL tegelijk wilt
werken en het daardoor tot problemen zou kunnen komen met
de herkenning van het juiste apparaat bij een SysEx Dump.
Tab. 4.3: GS/XG-Parameter Main Controls
Met Encoder 4 en 5 kunt u de waardenbereiken verkleinen,
respectievelijk inverteren.
16
4. BEDIENING
+ Houd er rekening mee, dat SysEx-Dumps alleen op
hetzelfde Device ID-nummer kunnen worden ontvangen
vanwaar zij werden verzonden!
SysEx Dump Select:
Door te draaien aan de push-encoder 6 kunt u kiezen of alleen
de actuele preset (Single) of de gehele geheugeninhoud van
32 presets (All) als SysEx Dump moet worden verzonden. Met
één druk op encoder 6 wordt de Dump gestart.
sDruk, om een SysEx-dump te annuleren, op de knop EXIT.
MIDI gegevensinterval:
Hier kunt u de snelheid voor de gegevensoverdracht instellen.
Deze instelling heeft alleen betrekking op MIDI-gegevenspakketten zoals SysEx-dumps en niet op te (in real-time
uitgevoerde) besturing van de MIDI-opdrachten. Die transmissiesnelheid kan worden ingesteld in milliseconden.
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
4.6 De emulatiemodi
De BEHRINGER B-CONTROL is de ideale aanvulling op vele
sequencers en opnamesoftware. Deze biedt een intuïtieve en
muzikale bediening van de meest frequent gebruikte controleelementen.
Deze hoofdstuk schetst de verbinding en de configuratie van de
B-CONTROL en uw computer.
Om een snelle en optimale verbinding van de B-CONTROL met
uw software te krijgen, gebruikt u een van de 5 emulatiemodi van
de B-CONTROL. De emulatiemodi bevatten voorgeprogrammeerde controleelementopdrachten.
sB-CONTROL mode (BC): De algemene modus waar u uw
eigen instellingen kunt doen. Zie hoofdstuk 4.3 voor verdere
verwijzingen.
sMackie Control (mC C): Deze modus is ideaal voor
toepassingen die het Mackie Control protocol (Steinberg
Cubase SX and Nuendo, Propellerhead Reason en Ableton
Live 5) ondersteunen.
sLogic Control (LC): In deze modus ontdekt Apple Logic Pro
de B-CONTROL als Emagic Logic Controller.
sMackie Control (mCSo): Speciale Mackie Control functie for
Cakewalk Sonar 3.
sMackie Baby HUI (bhuI): Functie voor toepassingen die
het Baby HUI protocol (Digidesign Pro Tools, Steinberg
Cubase SX / Nuendo, gemakkelijkere instelling dan het
Mackie Control protocol) ondersteunen.
De emulation templates (zie bijlage) geven aan welke parameter
van het corresponderende protocol toegekend wordt aan welk BCONTROL controle-element.
De Mackie en Logic Control emulations bevatten de meeste
gemeenschappelijke parameters/selectieopties. De functie van
ieder controle-element is voorgeprogrammeerd en voegt zich naar
de geëmuleerde hardwarecontroller. De specificaties van de
parameters oriënteren zich op de originele adaptaties, zie
emulation templates hieronder voor gedetailleerde aanwijzingen.
Ga voor gedetailleerde beschrijvingen van de originele protocollen
en softwareadaptaties van de geëmuleerde hardwarecontrollers
naar de homepages van de corresponderende hardwaremakers
(controllers), softwaremakers (geadapteerde muziekapplicaties)
of raadpleeg het helpmenu van de corresponderende muzieksoftware.
1.Verzeker u ervan dat de B-CONTROL uitgeschakeld is.
2.Druk op de gewenste modusknop en houd deze vast.
Afb. 4.10: Emulatiemodusknoppen
3.Schakel de B-CONTROL in en wacht tot de geselecteerde
modus aangegeven wordt op het display.
4.Laat de modeknop los.
4.6.1 Global Edit Setup
Wanneer een andere als de B-CONTROL-modus actief is, is het niet
mogelijk standaardinstellingen, besturingselementen of parameters
van de B-CONTROL te veranderen U kunt Global Edit parameters
niet selecteren, zoals beschreven in het hoofdstuk 4.5. U kunt echter
Global Edit parameters veranderen voor het starten van de
geselecteerde emulationmodus. Volg eenvoudig deze stappen:
1.Druk op de gewenste modusknop en houd deze vast (Afb. 4.10).
2.Schakel de B-CONTROL in en wacht tot EG (EDIT GLOBAL
mode) aangegeven wordt op het display.
3.Laat de modeknop los.
4.Nu kunt u de global instellingen bewerken met de push
encoders 1 tot 8 zoals beschreven in het hoofdstuk 4.5.
5.Druk op de EXIT knop om de Global Edit setup te verlaten.
De voorgeselecteerde emulationmodus is nu actief en wordt
aangegeven op het display.
4.7 Verdere functies
Kortdurend Local OFF:
Local Off wil zeggen dat bij het bewegen van een besturingselement van de B-CONTROL geen MIDI-gegevens uitgewisseld
worden. Als de positie van een besturingselement afwijkt van de
positie die de software heeft bepaald, kunt u met deze functie het
besturingselement afregelen op de juiste positie. Daarna kunt u
de regelaar verder verplaatsen, zonder dat daarbij een sprong
hoorbaar is.
Afwijkingen tussen de positie van het besturingselement en de
huidige waarde van de parameter kunnen ontstaan, wanneer er
geen parameterfeedback plaatsvindt, wanneer een waarde in de
software verandert (bijvoorbeeld bij een geautomatiseerde mixer).
sDruk op de knop EXIT en houdt de knop ingedrukt.
sVerplaats het besturingselement dat u wilt afregelen tot de
juiste waarde bereikt is.
sLaat de knop EXIT los. U kunt het besturingselement nu
verder verplaatsen.
Panic Reset:
Met deze functie worden een reset van de belangrijkste MIDIdata verricht.
sDruk op de EDIT-toets en houd hem ingedrukt.
sDruk nu op de EXIT-toets. De Reset vindt meteen na het
indrukken van de toets plaats. In het display verschijnt
PAnC (voor Panic)
sZodra de reset verricht is, keert het apparaat automatisch
terug in de Play-modus en de actuele preset wordt in het
display weergegeven.
Data Request:
Actuele waarde-instellingen van het aangesloten MIDI-apparaat
kunnen met behulp van Data Request naar de B-CONTROL
worden overgezet, voor zover het apparaat dit ondersteunt en
een desbetreffend Request-commando met behulp van de Editor
software werd gedefinieerd. Daarbij verzendt niet het
MIDI-apparaat de data, maar de B-CONTROL vraagt deze uit.
sDruk bij ingedrukt gehouden EDIT-toets op de LEARN-toets.
De Request (uitvraag) vindt plaats en de B-CONTROL geeft
de controllerwaarden van het MIDI-ontvangstapparaat weer
via de LED-kransen of de faderposities.
Snapshot-Send:
Met een Snapshot Send worden alle actuele Controller-waarden
verzonden om de instellingen van de B-CONTROL over te brengen
op het aangesloten MIDI-apparaat.
sDruk bij ingedrukt gehouden EDIT-toets op de toets
PRESET. De B-CONTROL verzendt alleen de actuele
controllerinstellingen.
4. BEDIENING
17
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
Single Preset Dump:
Naast de SysEx Dump-functie in de Global-setup kunnen met
deze toetsencombinatie alle instellingen van de actuele presets
worden verzonden:
sDruk bij ingedrukt gehouden EDIT-toets op de toets
PRESET .
sDruk, wanneer u de dump wilt annuleren, op de knop EXIT.
+ Snapshot-Send en Single Preset Dump verschillen in
de aard van de verzonden data: bij een Snapshot-Send
worden alleen de actuele regelaar-waarden verzonden
om deze met het aangesloten MIDI-apparaat te
synchroniseren. Bij een Single Preset Dump wordt de
volledige inhoud van de actuele preset incl. de actuele
toewijzingen van de bedieningselementen verzonden.
Met deze functie kunnen bepaalde presets heel
eenvoudig worden gearchiveerd of met andere
gebruikers van B-CONTROL worden uitgewisseld.
5. BIJLAGE
Motor Off-functie:
Het is mogelijk om de motoren van de B-CONTROL-faders even
uit te schakelen. Omdat ze doen koppelt u een of meerdere fader
aan een knop waarmee u vervolgens de motor gedurende de tijd
dat drukknop ingedrukt is uitschakelt. Voor deze functie kunt u
elk van de 20 programmeerbare knoppen (2 en 9) gebruiken.
sDruk op de knop EDIT en houdt de knop ingedrukt.
sVerplaats de faders waarvan u de motor even wilt uitschakelen.
sDruk op de waarmee u de Motor Off-functie wilt activeren.
sAfsluiten met /EXIT.
+ De aan een knop toegewezen MIDI-opdracht blijft
gehandhaafd. Op die manier kunt u de MIDI-functie
gebruiken en schakelt u tegelijkertijd de fadermotor uit,
terwijl de knop ingedrukt is.
18
Tab. 5.1: Standaard MIDI Controller
5. BIJLAGE
B-CONTROL FADER BCF2000-WH
6. TECHNISCHE GEGEVENS
USB-INTERFACE
TypeFull Speed 12 MBit/s
MIDI-INTERFACE
Type5-polige DIN-aansluitingen IN, OUT A,
BEDIENINGSELEMENTEN
Regelaars8 gemotoriseerde 100-mm-faders
Toetsen20 toetsen
USB MIDI Class Compliant
OUT B/THRU
8 eindeloos-druk-/draairegelaars
(Push-Encoders) met LED krans
Netspanning100 tot 240 V~, 50/60 Hz
Netbelastingca. 15 W
ZekeringT 1 A H 250 V
Aansluiting op het net Standaard-apparaataansluiting
AFMETINGEN/GEWICHT
Afmetingen
(H X B X D):330 mm x 100 mm x 300 mm
Gewichtca. 2,60 kg
De Fa. BEHRINGER streeft altijd naar de hoogste kwaliteit en voert eventuele
verbeteringen zonder voorafgaande aankondiging door. Technische data
en uiterlijke kenmerken kunnen daarom van de genoemde specificaties of
van de afbeeldingen van het product afwijken.
6. TECHNISCHE GEGEVENS
19
B-CONTROL FADERBCF2000-WH
20
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.