A.O. Smith AHD 290 User Manual 2

Lucht / water warmtepompboiler Air to water heat pump Pompe à chaleur air/eau pour ECS Luft / Wasser Wärmepumpe
AHD - 290
0309 155
Installatie-, Gebruikers- en Servicehandleiding
Installation, User and Service Manual
Manuel d’installation, Mode d’emploi, Manual d’entretien
Installations-, Benutzer- und Wartungsanleitung
Innovation has a name.
uw installateur / your installer / Ihr Installateurvotre installateur /
www.aosmithinternational.com
Nederlands 5
English 37
Français 67
Deutsch 99
Lees deze handleiding zorgvuldig
Waarschuwing
Lees deze handleiding zorgvuldig voordat u het toestel in gebruik neemt. Het niet lezen van deze handleiding en het niet opvolgen van de instructies in deze handleiding kan leiden tot ongevallen en schade aan personen en het toestel.
Copyright © 2008 A.O. Smith Water Products Company
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gekopieerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van A.O. Smith Water Products Company.
Handelsmerken
Aansprakelijkheid
Meer informatie
A.O. Smith Water Products Company behoudt zich het recht voor de specicaties
zoals vermeld in deze handleiding te wijzigen.
Alle in deze handleiding genoemde merknamen zijn geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende leveranciers.
A.O. Smith Water Products Company is niet aansprakelijk voor claims van derden veroorzaakt door ondeskundig gebruik anders dan vermeld in deze handleiding en overeenkomstig de Algemene Voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
Zie verder de Algemene Voorwaarden. Deze kunt u kostenloos bij ons opvragen.
Hoewel grote zorg is besteed aan het waarborgen van correcte en waar nodig, volledige beschrijving van de relevante onderdelen, kan het voorkomen dat de handleiding fouten en onduidelijkheden bevat.
Mocht u toch fouten of onduidelijkheden in de handleiding ontdekken, dan verne­men wij dat graag van u. Het helpt ons de documentatie verder te verbeteren.
Indien u opmerkingen of vragen heeft aangaande specieke onderwerpen die
betrekking hebben op het toestel, aarzelt u dan niet contact op te nemen met: A.O. Smith Water Products Company Postbus 70 5500 AB Veldhoven Nederland
Telefoon: 0800 - AOSMITH 0800 - 267 64 84 Algemeen: +31 40 294 25 00 Fax: +31 40 294 25 39 E-mail: info@aosmith.nl Website: www.aosmithinternational.com
Voor problemen met de aansluitingen op gas,- elektra- en watervoorzieningen kunt u terecht bij de leverancier/installateur van uw installatie.
5
Inhoudsopgave
A
1. Over het product
1.1 Inhoud van de levering
1.2 Productbeschrijving
1.3 Technische gegevens
1.4 Koelcircuit - beschrijving
1.4.1 Koelsysteem - beschrijving
1.4.2 Elektrisch circuit - beschrijving
1.4.3 Water circuit - beschrijving
1.4.4 Koelcircuit - schema
1.5 Watercircuit – beschrijving
1.5.1 Vereisten voor het watercircuit
1.5.2 Afmetingen
1.5.3 Watercircuit - hydraulisch schema
1.6 Elektrisch schema
2. Voorafgaand aan installatie / in werking stellen
2.1 Belangrijke veiligheidsinstructies
2.1.1 Koelsysteem – veiligheidsinstructies
2.1.2 Elektrisch circuit - veiligheidsinstructies
2.1.3 Watercircuit - veiligheidsinstructies
2.2 Levering
2.3 Opslag
2.4 Transport
2.4.1 Transport met vorkheftruck
2.4.2 UItladen van de warmtepomp
2.4.3 Transport met steekwagen
2.5 Plaatsing / opstelling
2.6 Aansluiting van de waterleidingen
7
7 7 7 8 8 8 8 9 10 10 10 11 12
13
13 13 13 13 13 12 14 14 14 14 14 15
B
1. Gebruikershandleiding
1.1 Gebruik
1.2 Wijziging van operationele gegevens
1.3 Bedieningsmenu
1.4 Schema fabrieksinstellingen
1.5 Ontdooiprogramma
2. Functie
2.1 Omschrijving
2.2 Extra capaciteit
2.3 Veilig functioneren
2.4 Waarschuwingen
3. Onderhoud
3.1 Koelsysteem en ventilator
3.2 Watercircuit en tank
3.3 Demonteren / De unit buiten gebruik stellen
4. Opsporen van defecten
4.1 Hogedrukschakelaar
4.2 Veiligheidsschakelaar voor verwarmingselement
4.3 De warmtepomp loopt niet
5. Garantie
22
22 23 24 27 27
28
28 29 29 29
30
30 30 31
32
32 32
31
33
3. Installatie
3.1 Wateraansluiting
3.2 Plaatsing van de pijpaansluitingen
3.3 Aansluiting condensafvoer
3.4 Luchtinlaat en -uitlaat
3.5 Controle
4. In werking stellen / bediening
4.1 Vereisten voor het watercircuit
4.2 In gebruik nemen van het watercircuit
4.3 In werking stellen van het watercircuit
4.4 Elektriciteit - aansluiting
4.5 Koelcircuit
4.6 Tips voor energiebesparing
4.7 Tips voor ventilator gebruik
4.8 Controle
18
18 18 18 19 19
20
20 20 20 20 20 20 21 21
6
A
1. Over het product
Bij de constructie en de bouw van de warmtepomp zijn alle relevante EU­richtlijnen in acht genomen. (Zie eveneens de EU-conformiteitsverklaring.)
Alle werkzaamheden aan deze unit mogen alleen worden uitgevoerd door ge­schoold personeel. Neem alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om ongelukken te voorkomen.
1.1 Inhoud van levering
Warmtepomp met ingebouwde regelelementen
Installatiehandleiding met technische gegevens
Bedieningsinstructies
1.2 Productbeschrijving
De AHD 290 is een water-warmtepomp voor huishoudelijk gebruik met een condensor aan de buitenzijde van de tank. Toepassing en bedieningsprincipes
worden gespeciceerd in de bedieningsinstructies.
1.3 Technische gegevens
Gegevens betreffende prestaties
Specicaties betreffende prestaties voor opwarming van water van 15°C tot 45°C voor huishoudelijk gebruik
Thermisch vermogen
(bij lucht 15°C / water 15°C – 45°C)
Ingangsvermogen
(bij lucht 15°C / water 15°C – 45°C)
COP
(bij lucht 15°C / water 15°C – 45°C)
Energieverbruik elektrische cartridge / verwarm­ingselement
Functioneel bereik / grenswaarden
Max. luchttemperatuur °C 35 Max. watertemperatuur °C 55 Max. watertemperatuur
(met functioneren van warmtepomp en elek­trische cartridge)
Geluidsniveau
1 meter voor de unit dB(A) 52
kW 1,52
kW 0,43
3,54
kW 1,5
°C 65
Waterreservoir voor huishoudelijk gebruik
Materiaal Speciaal geëmailleerd staal Netto volume ltr 285
Volume luchtstroom
Volume luchtstroom m³/h 250
7
1.4 Koelcircuit – beschrijving
Het koelsysteem wordt gebruikt voor de verwerking van de warmte van de inlaatlucht. Dit is de manier waarop de onttrokken warmte overgedragen wordt naar het water. Dit proces is alleen mogelijk door toevoeging van externe energie, dat plaatsvindt in de compressor. In de verdamper wordt de warmte uit de lucht geabsorbeerd en gasvormig in de koelvloeistof naar de compressor gevoerd. In de compressor wordt de koelvloe­istof op een hogere druk en een hoger energieniveau gebracht, zodat hij warmte kan afdragen aan het water via de condensorpijp die rondom de tank is aangebracht. De gecondenseerde koelvloeistof wordt langzaam onder lagere druk gebracht met behulp van het drukoverstortventiel, zodat het mogelijk wordt de koelcyclus in de verdamper te herhalen.
1.4.1 Koelsysteem - beschrijving
Voordat reparatie- en onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd, dient een geschoolde technicus te controleren of alle onderdelen die koelvloeistof transporteren zover leeg zijn dat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder enig risico voor personen of materialen.
Bij reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan de warmtepomp waarbij het koelsysteem moet worden geopend, dient men extra voorzichtig te zijn. Als ge­bruik van open vuur nodig is (lassen, solderen etc.), dient men extra voorzorgsmaatregelen te treffen om brand te voorkomen.
1.4.2 Elektrisch circuit - beschrijving
Wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de warmtepomp dient hij van de stroom te worden afgesloten. (Trek de stekker er uit.) Wanneer de unit aangesloten is op het stroomnet dient alle lokale en nationale regelgeving te worden nageleefd evenals de eisen van de stroomleverancier.
1.4.3 Watercircuit - beschrijving
Er mag alleen drinkwater worden gebruikt. Tijdens de installatie dient men te letten op de keuze van de materialen en dient gecontroleerd te worden of die compatibel zijn met het volledige circuit. Veiligheidsvoorzieningen dienen te worden geïnstalleerd om overdruk in het systeem te voorkomen.
Alle pijpverbindingen dienen te voldoen aan de water-veiligheidsvoorschriften.
8
1.4.4 Koelcircuit - schema
T5, T6, T7, T8 - Sensoren
Overzicht onderdelen
Nº : Omschrijving 1 Compressor 2 Condensor 3 Verdamper 4 Centrifugaal ventilator 5 Expansieventiel 6 Drooglter 7 Drukschakelaar 8 Magneetklep 9 Eenrichtingsklep
9
1.5 Watercircuit – beschrijving
Het watercircuit dient te worden geconstrueerd met inachtneming van de
toepasselijke normen en eisen. Raadpleeg de specicaties in de paragrafen 3.1
en 3.2
1.5.1 Vereisten voor het watercircuit
Onjuiste combinaties van materialen gebruikt in het watercircuit van de woning kunnen leiden tot schade als gevolg van galvanische corrosie. Daarom is speciale aandacht vereist bij gebruik van gegalvaniseerde en koperhoudende componenten.
1.5.2 Afmetingen
Afmetingen (alle maten zijn in mm, tenzij ander aangegeven)
Omschrijving AHD 290
A Totale hoogte 1815
B Hoogte bovenzijde toestel 1790
D Diameter van het toestel 660
G1 Diameter luchttoevoer 160
G2 Diameter luchtafvoer 160
H Hoogte luchttoe-/afvoer 1815
HX1 x-positie luchttoevoer 190
HX2 x-positie luchtafvoer 480
HY1 y-positie luchttoevoer 200
HY2 y-positie luchtafvoer 470
J Hoogte luchttoevoer 60
M Hoogte koudwatertoevoer 110
N Hoogte warmwateruitlaat 1410
P Hoogte reinigingsopening 45
V Hoogte recirculatie aansluiting 820
W Hoogte condensafvoer 1345
Z Hoogte elektrisch element aansluiting 925
1 Aansluiting koudwateruitlaat (ext.) R 1”
2 Aansluiting warmwateruitlaat (ext.) R 1”
6 Opening reinigen/inspectie Ø 110
7 Aansluiting condensafvoer (inw.) Ø 12
11 Aansluiting elektrische element (inw.) G 1 1/2”
14 Aansluiting recirculatie (inw.) R 1”
10
1.5.3 Watercircuit - hydraulisch schema
Legenda Niet genoemde nummers zijn niet van toepassing.
1. drukreduceerventiel (verplicht indien de waterleidingdruk groter is dan 8 bar)
2. inlaatcombinatie (verplicht)
4. afsluiter (aanbevolen)
5. terugslagklep (verplicht)
6. circulatiepomp (optioneel)
9. aftapkraan
11. service afsluiter (aanbevolen)
12. temperatuurmeter (aanbevolen)
13. condensafvoer (verplicht)
14. tappunten
A. koudwateraansluiting B. warmwateraansluiting C. circulatieleiding
11
PC-COM
ES852
ICD
T1.6AH
C1 2µF
C
R
S
N
N
B
M
C
D
E
F
A
G
H
J
K
L
L
L
230VAC 50Hz
90°C 2-pol
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1
1
1
3
2
1
1
1
1
2
2
2
4
4
4
4
4
4
4
4
5
5
1
2
2
3
1
1
2526272829
30
31323334353637
38
1.6 Elektrisch schema
A Besturing B Ventilator C Compressor D Elektrisch element E Magneetklep F Display G Temperatuursensor (T5) H Temperatuursensor (T6) J Temperatuursensor (T7) K Temperatuursensor (T8) L Hogedrukschakelaar M Dubbelpolige
hoofdschakelaar
12
T5 - Sensor voor de spiraal
T6 - Sensor op de spiraal
T7 - Sensor boven in de tank
T8 - Sensor onder in de tank
90° 2-pol
Moet geaard zijn
2. Voorafgaand aan installatie / In werking stellen
Levering
Warmtepomp inclusief regelunit Installatiehandleiding met technische gegevens Handleiding voor regelunit
2.1 Belangrijke veiligheidsinstructies
Bij het ontwerp en de uitvoering van de warmtepomp zijn alle relevante EU- richtlijnen in acht genomen.
Werkzaamheden aan de warmtepomp mogen alleen door getraind personeel worden uitgevoerd! Neem alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen om ongelukken tijdens de werkzaamheden te voorkomen!
2.1.1 Koelsysteem – veiligheidsinstructies
Voor het begin van de reparatie- en onderhoudswerkzaamheden dient de geschoolde reparateur te controleren of de onderdelen die koelvloeistof bevatten tot een dusdanig niveau zijn leeggemaakt dat uitvoering van de werkzaamheden op verantwoorde wijze en zonder enig gevaar kan plaatsvinden. Bij reparaties en onderhoud aan de warmtepomp met geopend koelsysteem, en in het bijzonder bij werkzaamheden met open vuur (solderen, lassen, etc.), dienen voorzorgsmaatregelen getroffen worden om het ontstaan van de brand te voorkomen.
2.1.2 Elektrisch circuit – veiligheidsinstructies
Bij werkzaamheden aan de warmtepomp, dient de stroom altijd te zijn afgesloten - trek de stekker er uit!
Bij aansluiting van de warmtepomp op het stroomnet dient de lokale en nationale regelgeving te worden nageleefd. Bovendien dient aandacht te worden besteed aan eisen die mogelijk gesteld worden door de energieleverancier.
2.1.3 Watercircuit – veiligheidsinstructies
Er mag alleen drinkwater worden gebruikt. Tijdens de installatie dient aandacht te worden besteed aan de keuze van de materialen en dient men zich ervan te vergewissen dat die in het gehele circuit zonder problemen gezamenlijk kunnen functioneren.
Speciale aandacht moet worden besteed bij gebruik van gegalvaniseerde en aluminiumhoudende onderdelen!
Veiligheidsvoorzieningen dienen te worden geïnstalleerd om overdruk in het systeem te voorkomen. Alle pijpverbindingen dienen te voldoen aan de water-veiligheidsvoorschriften.
2.2 Levering
De warmtepomp wordt geleverd zonder water, condenswaterleiding en de veiligheidsinstallatie voor het watercircuit.
2.3 Opslag
De warmtepomp dient in verticale positie, zonder water en in zijn verpakking te worden opgeslagen.
13
2.4 Transport
Als de warmtepomp voorzichtig over korte afstanden getransporteerd wordt, kan
hij maximaal 45° gekanteld worden. Als deze waarde
overschreden wordt, dient de warmtepomp ten minste gedurende 1 uur in zijn normale verticale positie te rusten voordat hij gebruikt kan worden.
Transport en opslag kunnen plaatsvinden bij temperaturen tussen -10 en +50°C.
De bovenzijde / behuizing van de warmtepomp zijn niet geschikt om aan opgetild te worden en dit dient tijdens het transport zorgvuldig vermeden worden.
2.4.1 Transport met vorkheftruck
Voor transport met een vorkheftruck dient de warmtepomp altijd te worden geplaatst op het bijbehorende transportframe. Breng het geheel altijd langzaam omhoog. Vanwege de hoge positie van het centrum van de zwaartekracht dient de warmtepomp tijdens het transport gezekerd te worden tegen omkantelen.
2.4.2 Uitladen van de warmtepomp
Om schade te voorkomen dient de warmtepomp te worden uitgeladen op een vlak oppervlak.
2.4.3 Transport op steekwagen
De warmtepomp mag alleen worden getransporteerd op het bijbehorende transportframe.De warmtepomp moet gezekerd worden om te voorkomen dat hij op de steekwagen van zijn plaats komt. Wateraansluitingen etc. mogen niet gebruikt worden voor transportdoeleinden. Zorg ervoor dat de steekwagen niet de kast en de aansluitingen beschadigt.
2.5 Plaatsing / opstelling
De warmtepomp mag alleen geïnstalleerd worden in een vorstvrije ruimte. De locatie van installatie dient aan de volgende criteria te voldoen:
Temperatuur in de ruimte tussen 0 en +35°C.
Afvoermogelijkheid voor condenswater.
Geen abnormale stofconcentratie in de lucht.
Een solide ondergrond (ongeveer 500 kg/m²).
Voor probleemloos functioneren en om toegankelijkheid voor
onderhoud te creëren wordt aanbevolen rondom de unit een 0,5 m vrije ruimte te laten.
Volgorde van opstelling:
1. Verwijder de pakking van de pallet.
2. Verwijder de transportvoorzieningen van de pallet.
3. Neem de warmtepomp van de pallet en plaats die op de gewenste locatie.
Stel de warmtepomp in verticale positie af met behulp van de voetjes.
14
2.6 Aansluiting van de waterleidingen
Tijdens de installatie moet gelet worden op de actuele druk en drukverlies als gevolg van de afmetingen van de leidingen, om te zorgen voor voldoende druk en voldoende waterdoorstroming. De loodgieterwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig de regelgeving.
Voor de leidingen kunnen zowel exibele of rigide materialen gebruikt worden.
Om schade te voorkomen dient men rekening te houden met corrosie. Net als voor alle andere drukreservoirs dient de warmtepomp te worden uitgevoerd met veiligheids- en keerkleppen aan de zijde van de toevoer. De inlaat van het koude water en de afvoer van het warme water bevindt zich onder de tank (3/4” schroefdraadaansluitingen). De maximale werkdruk is 10 bar en de maximale bedrijfstemperatuur bedraagt
65°C.
Indien nodig dient de toevoerleiding uitgevoerd te worden met een
drukreduceerventiel en eventueel een lter.
Bij het installeren van de leidingen in de behuizing dient u te allen tijde te voorkomen dat er vuil in de leidingen komt. (Spoel de leidingen eventueel door met schoon water voordat de warmtepomp geïnstalleerd wordt)! Wanneer de leidingen aangesloten worden, let er dan op dat ze niet gedraaid zitten. Gebruik gereedschap om de leidingen mee vast te houden om verdraaien te voorkomen! Indien circulatie niet nodig is, zorg er dan voor dat de circulatieaansluiting gesloten is!
Wateraansluiting
Onder de warmtepomp bevinden zich de volgende aansluitingen: Aftapslang condenswater Koudwaterinlaat / Circulatie / Warmwateruitlaat
Er mogen geen gaten geboord worden. Dat kan de gewikkelde condensor beschadigen.
1. Schroeven verwijderen (zeshoekige kop).
2. Schroeven die verwijderd dienen te worden.
15
3. Schroeven verwijderen.
4. Aaden van product :
a: Laat eht product er aan 1 kant een beetje afglijden. b: Kantel het product aan dezelfde zijde met daaronder 2 stukken hout.
16
5. Ga door met aaden :
c: Verwijder het onderste gedeelte van de pallet terwijl u het product in gekantelde positie houdt, met daaronder de 2 stukken hout.
6. Plaats het product op de vloer met de 2 stukken hout.
7. Verwijder het 1e stuk hout (dit komt vrij door het product een beetje naar 1 zijde over te hellen).
8. Verwijder het 2e stuk hout (hel het product daartoe een beetje over naar de andere zijde).
9. De pallet is verwijderd.
17
3. Installatie
3.1 Wateraansluiting
Tijdens de installatie moet er aandacht worden besteed aan de afmetingen van de leidingen in verband met de waterdruk vooraf en drukverlies om te zorgen voor voldoende druk en waterdoorstroming bij het tappunt.
De maximale werkdruk is 10 bar en de maximale bedrijfstemperatuur 65°C. Indien
nodig moet de toevoerleiding worden uitgerust met een drukreduceerventiel en
eventueel een lter.
Zoals alle drukreservoirs dienen de aansluitingen van de warmtepomp eveneens te worden voorzien met een goedgekeurde veiligheidsklep aan de afgiftezijde en een keerklep aan de toevoerzijde.
Alle pijpverbindingen dienen te voldoen aan de water-veiligheidsvoorschriften.
3.2 Plaatsing van de pijpaansluitingen
De warmwateruitlaat is gemonteerd op de bovenste aansluiting. (¾” RG)
Als de unit gebruikt wordt met circulatie van de warmwatertoevoer, wordt de middelste aansluiting gebruikt als retourleiding. (¾” RG)
De inlaat van vers koud water is gemonteerd op de onderste aansluiting. (¾” RG)
Aangeraden wordt om voor de wateraansluiting een ¾” exi­bele leiding te gebruiken om eventueel lawaai door vibreren te voorkomen.
Er mogen voor montagedoeleinden e.d. geen gaten worden geboord in het product! Daarmee zou afbreuk kunnen worden gedaan aan het correcte functioneren van het product waar door het waardeloos wordt.
3.3 Aansluiting condenswaterafvoer
Tijdens het functioneren van de warmtepomp zal er conden­swater ontstaan dat naar de aansluiting voor de aftapleiding zal worden gevoerd (1).
De hoeveelheid condenswater hangt af van de vochtigheid van de lucht die via de inlaat in de warmtepomp terechtkomt.
18
De aansluiting voor het condenswater moet uitgevoerd zijn met een slang met een goed sluitend luchtslot en dient naar een afvoer te leiden. Het luchtslot dient een waterkolom te bevatten van tenminste 60 mm.
Het is eveneens mogelijk andere luchtsloten te gebruiken, zoals een slang met een bocht.
Als er geen luchtslot wordt aangebracht kan er waterschade of schade aan de warmtepomp ontstaan! Als het luchtslot niet op correcte wijze is aangebracht, zal de garantie niet van toepassing zijn!
3.4 Luchtinlaat en -uitlaat
Zorg ervoor dat er rondom de warmtepomp voldoende vrije ruimte is.
Inlaatlucht De inlaatlucht mag niet vervuild zijn met agressieve bestanddelen (ammonia, zwavel, chloor, etc.). Daardoor kunnen delen van het systeem beschadigd raken.
Luchtaansluitingen Inlaat- en afvoerleidingen dienen te worden gemaakt van gladde buizen om drukver­lies te minimaliseren. Let tijdens de installatie op de werkdruk van de ventilator en de leidingweerstand. (Zie de technische gegevens.) Aangeraden wordt de luchtkanalen die in de buurt van de warmtepomp geplaatst worden waterpas of met een licht verval in de richting van de uitlaat van de afgezogen lucht te plaatsen om het lekken van condenswater te voorkomen. Ze moeten makkelijk kunnen worden gesloten. Daarmee wordt voorkomen dat er condenswater uit de leidingen lekt. Wanneer er luchtkanalen geplaatst worden aan de buitenzijde van het gebouw dient er een terugslagklep (met een kleine weerstand) geplaatst te worden om te voorkomen dat er in de winter koude lucht de ruimte binnenkomt wanneer de warmtepomp stilstaat.
De warmtepomp mag alleen gebruikt worden bij een volle tank!
De unit moet altijd van de stroom worden afgesloten voordat de klep aan de voorzijde verwijderd wordt. Nadat u de unit van de stroom heeft afgesloten, dient u eerst te wachten tot de ventilator tot stilstand gekomen is voordat u de kleppen aan de voorzijde opent.
Voordat u de unit opstart dient u te controleren of alle kabels en elektrische verbindingen correct zijn aangesloten en of de kabel en de stekker die de display in de deur en de printplaat verbinden correct geplaatst zijn.
Het wordt aangeraden om alle leidingen te isoleren om het warmteverlies te verminderen en het geluidsniveau te verlagen.
3.5 Controle
Aangeraden wordt om na de installatie inspecties uit te voeren om te controleren of de aansluitingen dicht zijn en de afvoer van het condenswater niet geblokkeerd is.
19
4. In werking stellen / bediening
De warmtepomp mag alleen gestart worden met een volle watertank! De unit moet altijd van de stroom worden afgesloten wanneer de klep aan de voorzijde geopend wordt! Na afsluiten van de unit dient u te wachten totdat de ventilator volledig tot stilstand is gekomen voordat u de klep opent! Voordat u de unit opstart dient u te controleren of alle aansluitingen gemaakt zijn en of de kabel tussen de display en het regelunit correct is gemonteerd!
4.1 Vereisten voor het warmwatercircuit In het warmwatersysteem mogen de volgende materialen gebruikt worden:
- Koper
- Roestvrij staal
- Messing
- Plastic
Afhankelijk van de materialen die gebruikt zijn in het watercircuit (in het huis) kunnen verkeerde materiaalcombinaties leiden tot corrosieschade. Speciale aandacht is vereist bij het gebruik van gegalvaniseerd staal of aluminium.
4.2 In gebruik nemen van het watercircuit
- Vul de tank via het ventiel in de toevoerleiding en laat de lucht ontsnappen via een van de bovenste warmwaterkranen totdat er geen lucht meer aanwezig is in het kraanwater.
- Controleer het volledige watercircuit op waterdichtheid.
- Sluit de warmtepomp aan op het stroomnet.
Na de ingebruikname van het systeem dient het volledige watercircuit te worden gecontroleerd op waterdichtheid.
4.3 In werking stellen van het watercircuit
Vul het reservoir via de aansluiting en laat de lucht uit de tank ontsnappen door een van de warmwaterkranen op het hoogste punt in de woning open te laten staan totdat er geen lucht meer met het water uitstroomt. Het reservoir kan normaalgesproken 285 liter water bevatten.
Controleer het volledige circuit op waterdichtheid.
4.4 Elektriciteit – aansluiting
Sluit de warmtepomp aan op het openbare stroomnet.
4.5 Koelcircuit
Het koelcircuit wordt gebruiksklaar geleverd en er hoeven geen werkzaamheden aan te worden uitgevoerd. De elektronische regelelementen voeren automatisch alle functies uit met betrekking tot de bediening van de compressor en de ventilator.
Indien nodig stelt u de regelelementen in op de gewenste watertemperatuur. Het
koelcircuit staat af fabriek ingesteld op 50°C (Raadpleeg de bedieningsinstructies
voor meer gedetailleerde aanwijzingen).
20
4.6 Tips voor energiebesparing
Stel de watertemperatuur niet hoger in dan nodig is. De warmtepomp functioneert het effectiefst bij lage watertemperaturen. Het gebruik van circulatie zal het energieverbruik van de warmtepomp aanzienlijk doen toenemen.
4.7 Tips voor ventilatorgebruik
Wanneer u een kanaalsysteem gebruikt is het wellicht nodig om de ventilator op een hogere snelheid te laten draaien om drukverlies te compenseren.
4.8 Controle
Na voltooiing van de installatie wordt aangeraden om alle verbindingen etc. te controleren om er zeker van te zijn dat alle afsluitingen waterdicht zijn en dat het condenswater ongehinderd kan afgevoerd worden.
Voor periodiek onderhoud raadpleegt u de gebruikershandleiding.
21
B
1. Gebruikers­ handleiding
De AHD 290 wordt geleverd met fabrieksinstellingen, waardoor onmiddellijk opstarten van de unit mogelijk is. De fabrieksinstellingen zijn elementair en dienen te worden aangepast aan de operationele eisen en behoeften van het desbetref­fende huis om de functionele voordelen van de unit optimaal te benutten.
1.1 Gebruik
Gebruikersmenu
De waarde van een bepaald menuonderdeel wordt getoond wanneer u onderstaande toets/toetscombinatie indrukt. De waarde kan gewijzigd worden met de pijlen wanneer u tegelijkertijd de toets/toetscombinatie ingedrukt houdt. De regelunit zal terugkeren naar de standaardweergave wanneer er gedurende ca. 15 seconden geen knoppen ingedrukt zijn.
P1: Niveau De niveautoets is ingedrukt Met deze toets is het mogelijk te schakelen tussen: stand-by, automatisch functioneren, constant functioneren en timer-aangestuurd constant functioneren. (niveau 0, niveau 1, niveau 2, niveau 3) Niveau 0: De warmtepomp is nu uitgeschakeld en de regelunit is actief. Niveau 1: De ventilator draait alleen wanneer er water voor huishoudelijk gebruik wordt opgewarmd. (1. voorrang) Niveau 2: De ventilator draait alleen nadat de compressor gestopt is en onttrekt warmte voor het huis. (E18) Niveau 3: De ventilator draait gedurende een geselecteerde periode ­daarna schakelt die terug naar normaal functioneren. Fabrieksinstelling: 1
P2: Elektrisch element AAN De toets van het elektrische element is ingedrukt De warmtepompen functioneren met een extra verwarmingselement voor de verwarming van water voor huishoudelijk gebruik. Met deze toets kan het elektrische element voor de opwarming van water voor huishoudelijk gebruik ingeschakeld worden. Door de waarde 1 in te stellen zal het elektrische element ingeschakeld worden wanneer dat nodig is. Door de waarde 0 in te stellen zal het elektrische element niet ingeschakeld worden wanneer dat nodig is. Bij een buitentemperatuur van
minder dan 0°C is het nuttig het elektrische element te gebruiken.
Fabrieksinstelling: 0
22
P3: De thermostaat is ingeschakeld De gewenste temperatuur van het water kan worden ingesteld tussen
0-55°C; de opwarming wordt uitgevoerd door de warmtepomp. Fabrieksinstelling: 50°C
P4: Ontdooien uitschakelen De niveautoets en de toets van de functionerende thermostaat worden tegelijkertijd ingedrukt
+
Als standaardinstelling wordt de ontdooiperiode beëindigd wanneer de
temperatuur de 10°C bereikt heeft. Bij functioneren onder buitengewone
omstandigheden is het wellicht nodig deze temperatuur te wijzigen. De
temperatuur kan worden ingesteld op waarden tussen 0-25°C. Fabrieksinstelling: 10°C
P5: Het elektrische element De toetsen van het elektrische element en de thermostaat worden
+
tegelijkertijd ingedrukt De temperatuur van het water voor huishoudelijk gebruik kan worden
ingesteld tussen 0-65°C. Het elektrische verwarmingselement verwarmt
enkel de bovenste helft van het reservoir, terwijl de warmtepomp nog steeds de onderste helft van het reservoir verwarmt.
Fabrieksinstelling: 50°C
Displayweergave Het is mogelijk om verschillende temperaturen op de display te bekijken door de pijlen in te drukken totdat de gewenste temperatuur getoond is. Na ca. 5 seconden wordt de temperatuur weergegeven. De temperatuur wordt gedurende ca. 30 seconden weergegeven, waarna de display terugkeert naar de standaardweergave. De volgende temperaturen kunnen getoond worden: T4: Extra sensor voor gewoon gebruik of voor input voor gedwongen functioneren T5: Voorkoeloppervlak T6: Koeloppervlak T7: Bovenzijde water voor huishoudelijk gebruik T8: Onderzijde water voor huishoudelijk gebruik T9: Extra sensor
1.2 Wijziging van operationele gegevens
Normaal toont de display de watertemperatuur.
Druk gedurende ca. 10 seconden tegelijkertijd (pijl omhoog) en (pijl omlaag) in om toegang te krijgen tot het bedieningsmenu. Om de geselecteerde waarde te tonen drukt u op de knop met temperatuur. De display zal nu het eerste punt E0 van het bedieningsmenu weergeven. Het bedieningsmenu zal sluiten en terugkeren naar het hoofdmenu wanneer er gedurende 15 sec. geen knop is ingedrukt.
Als u door het bedieningsmenu wilt lopen, kunt u dat doen door (pijl omhoog) of (pijl omlaag) in te drukken. De waarde van een punt wordt getoond wanneer u drukt op de (temp knop). De waarde kan gewijzigd worden met (pijl omhoog) of (pijl omlaag) wanneer tegelijkertijd de (temp knop) ingedrukt wordt. De regelunit zal terugkeren naar de standaardweergave wanneer er gedurende ca. 15 seconden geen knoppen ingedrukt zijn.
23
1.3 Bedieningsmenu
E0: Fabrieksinstelling Als het systeem niet functioneert zoals verwacht, zelfs wanneer de waarden zijn bijgesteld, en het onmogelijk is de oorzaak te lokaliseren, is het aan te raden om de instellingen in het schema te noteren. Daarna stelt u de waarde in op 1 en wacht tot de regelunit terugkeert naar de standaardinstellingen. Nu zijn alle waarden teruggezet naar de fabrieksinstellingen. U kunt nu opnieuw beginnen en de waarden instellen. Fabrieksinstelling: 0
E2: T9 temperatuur instellen Met deze sensor kan relais R9 worden aangestuurd, dat zal worden geac­tiveerd wanneer de waarde E2 bereikt wordt. Het R9 relais kan worden gebruikt om de driewegklep van de uitlaatlucht aan te sturen. Deze driewegklep kan het woongedeelte voorzien van koude lucht wanneer de ruimte de waarde E2 bereikt. U heeft voor deze functie een aparte sensor nodig die niet standaard meegeleverd wordt. De sensor moet worden aangesloten op het bedieningspaneel. Om toegang te krijgen tot het bedieningspaneel dient u de bovenzijde van de machine te ver­wijderen.
E2 kan ingesteld worden tussen 10-30°C Fabrieksinstelling: 21°C
E8: Functie desinfectie AAN/UIT Door de waarde op 1 in te stellen, zal de elektrische cartridge eenmaal per week
warm water met een temperatuur van 65°C leveren om de tank te desinfecteren
(anti-legionella functie) Fabrieksinstelling: 0
E9: Functioneren in koude omgevingen AAN/UIT Als de waarde op 0 is ingesteld, zal de warmtepomp zo lang draaien als er behoe­fte is aan warmte (= uitlaatlucht-functie). Bij gebruik van de warmtepomp met aanvoer van inlaatlucht uit bijv. de kelder bestaat de optie de compressor uit te schakelen wanneer de ruimte te koud wordt. In plaats daarvan zal het elektrische verwarmingselement het water opwarmen. De functie wordt geactiveerd wanneer de waarde is gesteld op 1 (=circulatielucht­functie). Het is ook mogelijk om het elektrische verwarmingselement automatisch in te schakelen om te helpen bij de verwarming van het water wanneer de temper­atuur van de inlaatlucht beneden de in E10 ingestelde temperatuur ligt. De functie wordt geactiveerd wanneer de waarde is gesteld op 2 (= frisselucht-functie). Als de waarde 0 is, is de functie niet actief. Fabrieksinstelling: 0
E10: Functioneren in koude omgevingen Wanneer de functie E9 wordt geactiveerd, kan de temperatuur ingesteld worden waarbij de compressor zal uitschakelen of het verwarmingselement ondersteuning
zal geven. De temperatuur kan worden ingesteld tussen -10 en +10°C.
Fabrieksinstelling: -5
E15: Hygrostaat / stop unit Als de waarde 0 is, zal de snelheid van de ventilator wijzigen naar 3 wanneer de relatieve vochtigheid boven de vooraf ingestelde waarde van de hygrostaat ligt. Als de waarde 1 is, zal de unit stoppen wanneer de clips 25 en 26 contact met elkaar maken. Fabrieksinstelling: 0
24
E16: Min. luchtstroom Deze waarde laat de minimale snelheid zien waarbij de ventilator mag draaien wanneer het systeem functioneert. Let erop dat het koelsysteem overbelast kan raken, waardoor de hogedrukschakelaar het circuit onderbreekt wanneer de waarde te hoog is ingesteld. De geselecteerde waarde mag niet hoger liggen dan noodzakelijk om een minimale luchtstroom over het koeloppervlak te garanderen. Deze waarde kan ingesteld worden tussen 0-100%. Fabrieksinstelling: 0
E17: Langdurige luchtstroom AAN In de 3e snelheid bestaat de mogelijkheid om de unit automatisch na een aantal uren terug te laten schakelen naar de 2e snelheid door die in te stellen op waarde
1. Als de waarde op 0 is ingesteld, zal de unit in de 3e snelheid blijven draaien totdat er handmatig een lagere snelheid wordt geselecteerd. Fabrieksinstelling: 0
E18: Uren Als de automatische terugschakeling in de 3e snelheid is ingesteld, kan het aan­tal uren dat de unit moet functioneren met ingeblazen lucht hier worden ingesteld. De waarde kan worden ingesteld tussen 1-10 uur. Fabrieksinstelling: 3
E19: Extra functie Als de waarde op 1 is ingesteld, zal de extra functie worden geactiveerd zodra T9 de ingestelde waarde bereikt (se E2). Als de waarde op 0 is ingesteld, zal deze functie niet actief zijn.
E21: TX-instelling Om hoge werkdruk in het koelsysteem te voorkomen, dient het vermogen van het systeem voor het resterende gedeelte van de verwarmingsperiode te worden gereduceerd. Deze parameter geeft de watertemperatuur aan waarbij de reductie
dient te beginnen. Deze kan worden ingesteld tussen 0-55°C.
Fabrieksinstelling: 45
E23: Tmop Deze waarde geeft de maximaal toegestane verdampingstemperatuur aan. Hi­ermee wordt overbelasting van het compressorsysteem bij hoge omgevingstem­peraturen voorkomen.
Deze waarde kan ingesteld worden tussen 0-20℃.
Fabrieksinstelling: 15
E25: Ontluchtingsniveau 2 Als er een langere periode van ontluchting van het gebouw gewenst is, is het mogelijk over te schakelen naar niveau 2. De ventilator zal nu zo lang blijven draaien totdat er een ander niveau geselecteerd wordt. Deze optie wordt gebruikt om de snelheid in te stellen waarmee de ventilator dient te draaien, wanneer niveau 2 geselecteerd is. Let erop dat bij deze instelling eveneens de maximale snelheid van de ventilator wordt ingesteld wanneer die draait op niveau 1. De snelheid kan worden ingesteld van 0-100%. Fabrieksinstelling: 100
E26: Ontluchtingsniveau 3
Als de ontluchting van het gebouw gedurende een specieke periode gewenst
wordt, is het mogelijk over te schakelen naar niveau 3. De ventilator zal nu ge­durende de ingestelde periode draaien. Daarna zal het systeem terugkeren naar niveau 2. Deze menuoptie wordt gebruikt om de snelheid te bepalen waarmee de ventilatoren dienen te draaien wanneer de ingestelde periode geselecteerd is. Let u erop dat bij deze instelling eveneens de maximale snelheid van de venti­lator wordt ingesteld wanneer die draait op niveau 1. De snelheid kan worden ingesteld van 0-100%. Fabrieksinstelling: 100%
25
E27: Beschikbare functie. Deze dient altijd 1 te zijn.
E45: dTair-instelling Hiermee kunt u kiezen voor minimale koeling van de lucht wanneer het water wordt verwarmd. De regelunit zal de snelheid van de ventilator aanpassen om te garanderen dat de lucht gekoeld wordt op exact de geselecteerde temperatuur. Indien de regelunit om technische redenen de lucht moet afkoelen, zal de waarde worden bewaakt door de automatische functie. Wanneer een hogere ventila­torsnelheid gewenst wordt, kan de waarde worden verlaagd. Vergeet echter niet dat bij te laag ingestelde waarden de ventilator sneller zal draaien en meer energie zal gebruiken. Fabrieksinstelling: 2
26
1.4 Schema fabrieksinstellingen
Fabrieksinstellingen Datum Datum
E0 : Fabrieksinstelling 0 0 E2 : Ingestelde temperatuur E8 : Functie desinfectie AAN/UIT 0 E9 : Funtioneren in koude omgevingen E10 : Functioneren in koude omgevingen E15 : Hygrostaat / stop unit E16 : Min. luchtstroom 0 E17 : Ingeblazen lucht AAN E18 : Uren E19 : Extra functie E21 : TX-instelling 50 E23 : Tmop 25 E25 : Ontluchtingsniveau 2 E26 : Ontluchtingsniveau 3 E27 : E45 : dTair instelling 1
1.5 Ontdooiprogramma
T5 voor spiraal °C T6 in spiraal °C
15° -3°
13° -3°
11° -3°
-4°
-4°
-5°
-5°
-6°
-7°
-8°
-2° -9°
-5° -11°
-7° -13°
-9° -13°
-11° -15°
-13° -16°
-15° -18°
-17° -20°
-18° -21°
-20° -22°
27
2. Functie
2.1 Omschrijving
Het stroomschema toont de locatie van de sensoren, terwijl de printplaat de uitgangen van het relais en de andere uitgangen voor de aansluiting van de ventilator en bedieningspaneel toont.
Gebruik van de warmtepomp voor warm leidingwater: De warmtepomp is enkel bedoeld om warm leidingwater voor huishoudelijk
gebruik te produceren binnen de gespeciceerde temperatuurwaarden. De
sanitaire warmwater-warmtepomp is een complete unit met een tank van 285 liter warm water, afzuigventilatoren, warmtepomp, tevens voorzien van een complete
elektrische uitrusting; vijf modellen zijn voorzien van een verwarmingsspiraal.
Capaciteit: De warmtepomp kan een hoeveelheid warm water produceren van ca. 1000 liter
van 45°C. Het werkelijke volume hangt af van de temperatuur van het
aangevoerde koude water, de luchttemperatuur en de wijze waarop het warme water gebruikt wordt. Het extra elektrische verwarmingselement (1,5 kW) kan gebruikt worden om de capaciteit te verhogen wanneer dat nodig is. De warmtepomp gebruikt slechts ca. 27% van de energie die door een conventionele elektrische boiler gebruikt wordt.
Werking van de warmtepomp: De regelunit start de compressor korte tijd nadat er warm water gebruikt is. De compressor zal functioneren totdat de hele tank opnieuw tot de ingestelde temperatuur opgewarmd is. Normaal gesproken kan de warmtepomp een hoeveelheid warm leidingwater produceren die voldoende is voor de behoefte van een normaal gezin.
Verwarmen van water: Wanneer er warm water onttrokken wordt, zal de tank onderin worden bijgevuld met koud water. Een sensor meet de temperatuur aan de onderzijde van de tank
en start de compressor wanneer de temperatuur gezakt is tot 5°C onder de
ingestelde temperatuur. De compressor stopt wanneer het water verwarmd is tot op de ingestelde temperatuur. Terwijl de compressor functioneert, draaien de ventilatoren en laten ze lucht langs de koelspiraal circuleren.
Werking van de ventilator: De ventilator kan door de selectie van niveau 2 of niveau 3 zo worden ingesteld dat hij constant draait nadat de compressor uitgeschakeld is. Deze optie kan geselecteerd worden wanneer de warmtepomp gebruikt wordt als een afzuigsysteem in de vochtige ruimtes van de woning. Als het ingangsvermogen op T4 geschakeld wordt, zal de regelunit gedwongen worden op de 3e snelheid te draaien. Deze optie kan gebruikt worden om een hogere afzuigcapaciteit te bereiken in bijv. de badkamer wanneer er gedoucht wordt. Wanneer de doorschakeling naar T4 verbroken wordt, zal de regelunit terugkeren naar de vorige stap.
Ontdooien: Wanneer het temperatuurverschil tussen de temperatuur van de lucht aan de bovenzijde van het koeloppervlak en het koeloppervlak te groot wordt (wat het geval is wanneer er ijs gevormd wordt op het koeloppervlak) schakelt de unit naar de modus ontdooien. De magneetklep MA 4 gaat open en de ventilator die de lucht aanvoert zal uitschakelen totdat het ijs gesmolten is en het koeloppervlak een
temperatuur heeft bereikt van ca. 5°C. De magneetklep gaat dan weer dicht en de
ventilator voor de luchtaanvoer zal weer gaan werken.
28
2.2 Extra capaciteit
Als er zich een situatie voordoet waarin de warmtepomp niet in staat is voldoende warm leidingwater te produceren, kan er een extra elektrisch verwarmingselement ingeschakeld worden. Daardoor wordt het mogelijk meer water te verwarmen. Het is mogelijk de gewenste temperatuur in te stellen waarnaar het elektrische verwarmingselement het water dient op te warmen. (Gebruik het elektrische verwarmingselement alleen wanneer dat nodig is, aangezien dit meer energie verbruikt dan de compressor). Het elektrische verwarmingselement wordt handmatig geactiveerd op de display.
2.3 Veilig functioneren
Hogedrukschakelaar: Om te voorkomen dat de compressor zijn functiebereik overschrijdt, is er een hogedrukschakelaar die zorgt voor uitschakeling wanneer de druk te hoog wordt. Druk op de rode resetknop wanneer de oorzaak van de fout gevonden is. Wanneer de hogedrukschakelaar het circuit onderbreekt, zal de rode LED gaan knipperen totdat de rode resetknop geactiveerd wordt. Om een herhaling van een
drukschakelaarfout te voorkomen, kan de watertemperatuur 2-3°C lager worden
ingesteld.
Veiligheidsschakelaar voor het elektrische verwarmingselement: Als er zich een fout voordoet in het verwarmingselement, wordt de veiligheidss­chakelaar geactiveerd en schakelt het verwarmingselement uit om te voorkomen dat de tank oververhit raakt.
Zorg ervoor dat bij werkzaamheden aan de warmtepomp de stroom altijd uitgeschakeld is. Werkzaamheden aan deze unit mogen alleen worden uitgevoerd door getraind personeel!
2.4 Waarschuwingen
Hogedrukschakelaar: Wanneer de drukschakelaar eruit klapt, zal het rode licht op de display aangaan totdat de drukschakelaar gereset wordt.
29
3. Onderhoud
De volgende instructies dienen te worden opgevolgd om optimaal functioneren van de warmtepomp te garanderen.
De stroomtoevoer naar het systeem moet altijd uitgeschakeld worden voordat de klep van de warmtepomp geopend wordt.
Wanneer de unit voor eerste keer geïnstalleerd is, controleer dan na een paar da­gen de wateraansluitingen om er zeker van te zijn dat er geen lekken zijn. Controleer eveneens of de condensafvoerleiding niet geblokkeerd is.
Milieu-overwegingen Wanneer er onderhoud wordt uitgevoerd aan de unit of wanneer hij niet langer gebruikt wordt, zorg er dan voor dat de richtlijnen voor hergebruik en verwijdering van alle materialen worden opgevolgd in overeenstemming met de lokale procedures en wetten.
3.1 Koelsysteem en ventilator
Ventilator: Onderhoud aan de ventilatoren bestaat hoofdzakelijk uit periodiek schoonmaken
van de verdamper. Maak de exibele slangen los van de bovenkant van de unit en
schroef de bovenplaat eraf. Maak de ventilator schoon met een borstel. Verwijder niet de blokjes van het aandrijfmechanisme die zorgen voor evenwicht, omdat er daardoor onbalans ontstaat, hetgeen resulteert in meer lawaai en slijtage van de ventilator.
Gevaar op letsel door de scherp afgekante rotorbladen! Beschadig deze rotorbladen niet!
Condensafvoer:
Wanneer u in de herfst de lters vervangt, controleer dan de condensafvoerleiding
en -bak op verstopping door vuil. Vul de condensbak met water en controleer of het water er ongehinderd uitloopt. Indien dit niet het geval is, moet de afvoer schoonge­maakt worden. Zorg er tegelijkertijd voor dat de verdamperplaten schoon zijn.
3.2 Watercircuit en tank
Veiligheidsklep: De installateur heeft een veiligheidsklep op de koudwater-toevoerleiding van de warmwatertank gemonteerd. Deze klep is een beveiligingsmechanisme voor de tank tegen te hoge druk wanneer het water tijdens de verhitting uitzet. De terugslagklep, die gemonteerd is vóór de veiligheidsklep op de koudwaterleiding, voorkomt dat er water terugstroomt in de koudwaterleiding. Dat betekent dat de druk in de tank zal toenemen tot aan de maximale druk die de
veiligheidsklep toelaat; die zal dan opengaan en het teveel aan water laten
ontsnappen. Als de veiligheidsklep niet open zou gaan, zou de tank barsten. Om er zeker van te zijn dat de veiligheidsklep correct functioneert, dient die meerdere keren per jaar geïnspecteerd te worden. Daartoe drukt u op het geveerde gedeelte van de veiligheidsklep en kijkt of er water uit de klep stroomt. Schade als gevolg van een geblokkeerde veiligheidsklep wordt niet gedekt door de garantie.
30
Loading...
+ 99 hidden pages