Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Alfa 147
Uw
Dit instructieboekje helpt u snel vertrouwd te raken met de eigenschappen en de werking van uw auto.
De volgende pagina’s bevatten de volledige informatie waarmee u maximaal kunt profiteren van uw
belangrijke aanwijzingen vinden voor uw veiligheid, het in conditie houden van de auto en milieubewust autorijden.
In het boekje “Alfa tot uw dienst” vindt u het garantiecertificaat, de bijbehorende voorwaarden en een overzicht van de speciale aanvullen-
de service voor Alfa Romeo-cliënten.
Belangrijke en waardevolle dienstverlening. Want wie een Alfa Romeo koopt, koopt niet alleen een auto, maar ook de rust van een uitge-
breide ondersteuning en een efficiënte, snelle en wijdvertakte organisatie.
Wij herinneren u er bovendien aan dat Alfa Romeo hard heeft gewerkt een zeer ambitieus doel te bereiken: 100% recycling. Als uw
147
worden (volgens de wettelijke normen). Voor het milieu heeft dat grote voordelen: niets gaat verloren, niets wordt gestort en er zijn minder
nieuwe grondstoffen nodig.
Veel leesplezier. En goede reis
buiten gebruik moet worden gesteld, zorgt Alfa ervoor dat dit op milieuvriendelijke wijze gebeurt en dat alle materialen gerecycleerd
In dit instructieboekje worden alle uitvoeringen van de
houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die u gekocht hebt.
is ontworpen om maximale veiligheid, comfort en rijplezier te garanderen.
Alfa 147
beschreven. U dient zich aan de informatie te
Alfa 147
. Bovendien zult u
Alfa
1
ABSOLUUT LEZEN!
BRANDSTOF TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON.
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590. Het gebruik van
K
MOTOR STARTEN
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
Benzinemotoren met handgeschakelde versnellingsbak: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de
versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/
contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
Benzinemotoren met Selespeed versnellingsbak: trap het rempedaal volledig in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat; de versnellingsbak staat automatisch in de vrijstand (op het display wordt N aangegeven).
JTD-motoren: controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maar trap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waar-
¢
en
m
schuwingslampjes
aanslaat.
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras, droge
bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor
2
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijn op
de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), wendt u dan tot de Alfa Romeo-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor
het extra stroomverbruik.
CODE-CARD
Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODEcard te noteren en altijd bij u te hebben, omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud van uw
auto. Let vooral op de symbolen
auto).
"
(veiligheid van de inzittenden)
#
(bescherming van het milieu)
â
(conditie van de
3
Bij vragen of problemen op servicegebied dient u zich bij voorkeur te wenden tot de dealer die de auto heeft verkocht, hoewel u voor onderhoud of reparatie natuurlijk op ieder erkend Alfa Romeo-servicepunt een beroep kunt doen.
Service- en garantiehandleiding
Bij elke nieuwe auto ontvangt de eigenaar het boekje “Alfa tot uw dienst”, waarin alle diensten zijn omschreven waar u recht op hebt. In het
boekje is ook het garantiecertificaat opgenomen met een complete vermelding van de bijbehorende voorwaarden. Verder treft u in dit boekje een schema aan voor het registreren van de uitgevoerde onderhoudsbeurten.
Wij adviseren u de voorgeschreven onderhoudsbeurten tijdig door een Alfa Romeo-dealer te laten uitvoeren. Regelmatig onderhoud is een
essentiële voorwaarde voor een lange levensduur van de diverse mechanische componenten en zorgt ervoor dat uw Alfa Romeo voortdurend
optimale prestaties levert bij een laag brandstofverbruik. Naleving van de onderhoudsvoorschriften is ook vereist om aanspraak op garantie te kunnen maken.
Servicegids
Deze bevat de lijst met Alfa Romeo-dealers. De officiële dealers zijn te herkennen aan borden met het embleem en de naam van Alfa Romeo.
De Alfa Romeo-organisatie in Italië kan ook worden gevonden onder de “A” van Alfa Romeo in het telefoonboek.
Niet alle uitvoeringen, die in dit instructieboekje worden beschreven, worden in alle landen verkocht. Slechts enkele hier beschreven accessoires worden standaard op de auto gemonteerd. Controleer bij uw dealer de lijst met beschikbare accessoires.
4
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK
Op deze pagina zijn de symbolen afgebeeld die in dit boekje worden gebruikt
om de aandacht te richten op een bepaald onderwerp.
VEILIGHEID VAN
DE INZITTENDEN
Let op. Het niet of gedeeltelijk opvolgen
van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden.
Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat
het gebruik van de auto zo min
mogelijk schade aan het milieu oplevert.
BESCHERMING VAN
HET MILIEU
CONDITIE VAN
DE AUTO
Let op. Het niet of gedeeltelijk opvolgen
van deze instructies schaadt de conditie
van de auto en zal in veel gevallen ook
de garantie doen vervallen.
De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boekje zijn gebaseerd op de stand van zaken bij het ter perse gaan.
In het voortdurende streven de kwaliteit van haar producten te verbeteren, behoudt Alfa Romeo zich het recht voor te allen tijde,
zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting door te voeren.
Wendt u voor meer informatie tot een Alfa Romeo-dealer.
5
WWEEEEGGGG
WW
WWIIIIJJJJSSSSIIIINNNNUUUU
WW
WWAAAAUUUUTTTTOOOO
WW
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw
een bepaalde kleur aangebracht met daarop
symbolen die uw aandacht vragen en die
voorzorgsmaatregelen aangeven die u in
WEGWIJS IN UW AUTO
acht moet nemen als u met het betreffende
onderdeel te maken krijgt. Onder de motorkap bevindt zich een plaatje met een korte
samenvatting van de symbolen (fig.1).
Alfa 147
zijn plaatjes met
A0A1000m
ALFA ROMEO
CODE
Voor een nog betere bescherming tegen
diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Alfa Romeo
CODE). Het systeem schakelt automatisch
in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen. In de handgreep van de sleutels
bevindt zich een elektronisch component,
die bij het starten van de motor een signaal
ontvangt via een speciale antenne die in
het start-/contactslot is ingebouwd. Dit signaal wordt omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid
van de Alfa Romeo CODE gezonden, die,
als de code wordt herkend, het starten van
de motor mogelijk maakt.
DE SLEUTELS
Bij de auto wordt een sleutel (A-fig. 2)
geleverd met metalen baard en afstandsbediening, en een sleutel met alleen een metalen baard. Bij bepaalde uitvoeringen/markten worden twee sleutels met een metalen
baard (A-fig. 2) en afstandsbediening
geleverd.
De afstandsbediening van de sleutel dient
voor:
– het centraal ont-/vergrendelen van de
portieren
– het openen van de achterklep
– het uit-/inschakelen van het elektroni-
sche diefstalalarm (indien aanwezig)
– het openen/sluiten van de ruiten
(voor bepaalde uitvoeringen/markten).
A0A0002m
6
fig. 1
fig. 2
De metalen baard van de sleutel dient
voor:
– het start-/contactslot
– het slot in het bestuurdersportier
– het uitschakelen van de passagiersair-
bag (indien van toepassing)
– het slot van de tankdop.
BELANGRIJK Om schade aan de elek-
tronische schakelingen in de sleutels te
voorkomen, mogen de sleutels niet aan
directe zonnestraling worden blootgesteld.
Bij de sleutels wordt een CODE-card
(fig. 3) geleverd waarop de codes van
de sleutels staan aangegeven (zowel de
mechanische als de elektronische voor het
uitvoeren van een noodstart).
De codes op de CODE-card moeten op
een veilige plaats worden opgeborgen,
maar niet in de auto.
Wij raden u aan de elektronische code
van de CODE-card te noteren en altijd bij u
te hebben, omdat deze onmisbaar is voor
het uitvoeren van een noodstart.
Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card
overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
Indien van toepassing is de sleutel met
afstandsbediening (fig. 4) uitgerust met:
– metalen baard (A) die in de hand-
greep van de sleutel kan worden opgeborgen
– knopje (B) voor het op afstand ont-
grendelen van de portieren en het gelijktijdig uitschakelen van het diefstalalarm
– knopje (C) voor het op afstand ver-
grendelen van de portieren en het gelijktijdig inschakelen van het diefstalalarm
– knopje (D) voor het op afstand ope-
nen van de achterklep
– uittrekbare bevestigingsring (E)
– knopje (F) voor het uitklappen van de
metalen baard.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 3
A0A0003m
fig. 4
A0A0705m
7
De metalen baard (A) van de sleutel
dient voor:
– het start-/contactslot
– het slot in het bestuurdersportier
– de sleutelschakelaar voor het uitschakelen van de passagiersairbag (indien van
toepassing)
– het slot van de tankdop.
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
Wees zeer voorzichtig bij
het indrukken van drukknop (F), zodat de metalen baard
geen verwondingen of beschadigingen veroorzaakt. Druk de
drukknop (F) alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam
(speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit
onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand, in het bijzonder kinderen, per ongeluk op
drukknop (F) drukt.
Houd voor het inklappen van de metalen
baard in de handgreep drukknop (F) ingedrukt en draai de baard in de richting van
de pijl tot de baard vastklikt. Laat vervolgens drukknop (F) los.
Druk voor het op afstand ontgrendelen
van de portieren op de knop (B), waarna
de portieren ontgrendelen en de richtingaanwijzers twee keer knipperen. Druk voor
het op afstand vergrendelen van de portieren op de knop (C), waarna de portieren
vergrendelen en de richtingaanwijzers één
keer knipperen. Als na het indrukken van
knop (B) de portieren ontgrendeld zijn en
binnen 60 seconden één van de portieren
of de achterklep niet geopend wordt, dan
worden alle sloten door het systeem automatisch opnieuw vergrendeld.
Bij auto’s met elektronisch diefstalalarm
wordt dit alarm door het indrukken van
knop (B) uitgeschakeld en door het
indrukken van knop (C) ingeschakeld,
waarbij de zender een code naar de ontvanger zendt. Deze code (rolling code)
wijzigt telkens als de zender wordt
gebruikt.
ACHTERKLEP OPENEN
De achterklep kan van buitenaf worden
geopend met de afstandsbediening door de
knop (D) op de sleutel in te drukken, ook
als het diefstalalarm is ingeschakeld. Als de
achterklep wordt ontgrendeld, knipperen de
richtingaanwijzers twee keer; bij vergrendeling knipperen de richtingaanwijzers één
keer.
Als bij auto’s met diefstalalarm de achterklep wordt geopend, dan worden de
omtrekbeveiliging en de achterklepsensor
uitgeschakeld en het systeem geeft
(behalve bij sommige uitvoeringen in
enkele landen) twee geluidssignalen
(“BIEP”).
Als de achterklep weer wordt gesloten,
dan worden de functies hersteld en geeft
het systeem (behalve bij sommige uitvoeringen in enkele landen) twee geluidssignalen (“BIEP”).
8
WERKING
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand STOP zet, dan schakelt de Alfa
Romeo CODE de functies van de elektronische regeleenheid van de motor uit.
Als u bij het starten van de motor de
sleutel in stand MAR draait, dan stuurt
het Alfa Romeo CODE-systeem een code
naar de regeleenheid van de motor die,
als de code wordt herkend, de blokkering
van de functies opheft. De geheime, versleutelde en variabele code wordt door de
sleutel verzonden en heeft meer dan 4
miljard combinaties. De code wordt alleen
verzonden als de regeleenheid van het
systeem de code heeft herkend via een in
het start-/contactslot ingebouwde antenne.
Als bij het starten de code niet wordt her-
kend, gaat op het instrumentenpaneel het
Y
Alfa Romeo CODE-lampje (
In dit geval raden wij u aan de sleutel in
stand STOP en vervolgens weer in stand
MAR te draaien; als het lampje nog steeds
blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde sleutel. Als de motor nog niet
aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit
(zie “Noodstart” in het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u tot de Alfa Romeodealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een ei-
gen code die in de regeleenheid van het systeem moet worden opgeslagen. Voor het
opslaan van nieuwe sleutels (maximaal
acht) moet u zich tot de Alfa Romeo-dealer
wenden. Hierbij moeten alle in uw bezit zijnde sleutels, de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kentekenbewijs worden meegenomen.
) branden.
Als tijdens het opslaan
van een nieuwe sleutelcode de reeds opgeslagen
sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd, worden ze uit het
geheugen gewist, zodat eventueel verloren of gestolen sleutels
niet meer gebruikt kunnen worden voor het starten van de
motor.
BELANGRIJK Het Alfa Romeo CODE-con-
trolelampje (
contactsleutel in stand MAR staat:
1) Als het lampje gaat branden, dan controleert het systeem zichzelf (bijv. bij een
vermindering van de spanning). Zodra de
auto stilstaat kan de systeemtest worden
uitgevoerd: zet de motor uit, draai de contactsleutel in stand STOP en vervolgens
weer in stand MAR: het lampje gaat branden en moet na ongeveer 1 seconde doven.
Als het controlelampje blijft branden, dan
moet de gehele procedure herhaald worden,
waarbij de contactsleutel ten minste 30 seconden in stand STOP moet blijven. Als de
storing blijft bestaan, dan moet u zich tot
de Alfa Romeo-dealer wenden.
Y
) kan gaan branden als de
WEGWIJS IN UW AUTO
9
2) Als bij uitvoeringen zonder instelbaar
multifunctioneel display, het lampje knippert, dan wordt de auto niet beveiligd door
het startblokkeringssysteem. Deze situatie
wordt bij auto’s met instelbaar multifunctioneel display aangegeven door een brandend lampje in combinatie met de boodschap: “codesysteem niet geprogrammeerd”. Wendt u direct tot de Alfa Romeodealer om alle sleutels in het geheugen te
laten opslaan.
WEGWIJS IN UW AUTO
BATTERIJ VAN DE SLEUTEL
VERVANGEN
Als u het knopje (B, C of D-fig. 4)
indrukt en het commando wordt geweigerd of niet uitgevoerd, dan moet de batterij door een nieuwe batterij van hetzelfde type worden vervangen. Deze batterij
is normaal in de handel verkrijgbaar.
Batterij vervangen:
– druk op knop (A-fig. 5) en klap de
metalen baard (B) uit;
– draai het sluitmechanisme (C) m.b.v.
een kleine schroevendraaier en verwijder
de batterijhouder (D);
– vervang de batterij (E) en let daarbij
op de juiste polariteit;
– plaats de batterijhouder in de sleutel
en draai de sluiting (C) vast.
10
Als de sleutel circa 2 seconden in stand MAR staat
en het CODE-controlelamp-
Y
) gaat knipperen bij uitvoe-
je (
ringen zonder instelbaar multifunctioneel display of dit controlelampje gaat knipperen in combinatie met de boodschap “codesysteem niet geprogrammeerd” bij
uitvoeringen met instelbaar multifunctioneel display, dan zijn de
sleutelcodes niet opgeslagen en
wordt de auto niet door de Alfa
Romeo CODE tegen diefstal beschermd. Wendt u direct tot een Alfa Romeo-dealer om de sleutelcodes te laten opslaan.
Lege batterijen zijn
schadelijk voor het milieu.
Ze moeten in daarvoor
bestemde containers worden
gedeponeerd. Vermijd blootstelling aan open vuur en hoge temperaturen. Houd ze buiten het
bereik van kinderen.
A0A0006m
fig. 5
DIEFSTALALARM
BESCHRIJVING
Het systeem bestaat uit: een zender,
een ontvanger, een regeleenheid met sirene en bewegingssensoren. Het diefstalalarm wordt bediend door een ontvanger
in de auto en wordt in- en uitgeschakeld
met de in de sleutel ingebouwde afstandsbediening die een versleutelde, variabele
code verzendt. Het diefstalalarm controleert: het onbevoegd openen van de portieren, de achterklep en de motorkap
(omtrekbeveiliging), de bediening van het
start-/contactslot, het onderbreken van
de accukabels, het doorknippen van de
accukabels, de aanwezigheid van bewegende objecten in het interieur (volumetrische beveiliging) en het eventueel optillen/kantelen van de auto (bepaalde uitvoeringen/markten). Het systeem bedient ook de centrale portiervergrendeling.
Bovendien kan de volumetrische beveiliging worden uitgeschakeld.
BELANGRIJK De startblokkering
wordt uitgevoerd door de Alfa Romeo
CODE en wordt automatisch ingeschakeld
als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordt genomen.
EXTRA SLEUTELS MET
AFSTANDSBEDIENING BESTELLEN
De ontvanger kan in totaal 5 sleutels
met ingebouwde afstandsbediening herkennen. Als u om welke reden dan ook
een nieuwe sleutel met afstandsbediening
nodig hebt, moet u zich tot de Alfa
Romeo-dealer wenden. Hierbij moeten de
CODE-card, een identiteitsbewijs en het
kentekenbewijs worden meegenomen.
A0A0010m
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, achterklep en
motorkap en de contactsleutel in stand
STOP of PARK(uitgenomen sleutel), de
sleutel met afstandsbediening in de richting van de auto. Druk vervolgens op het
knopje (C-fig. 6).
Bij de meeste uitvoeringen geeft het systeem een akoestisch signaal (“BIEP”) en
wordt de portiervergrendeling ingeschakeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose
waarin het lampje (A-fig. 7) op het
dashboard met een afwijkende frequentie
knippert. Als het systeem een storing
vindt, dan klinkt nogmaals een akoestisch
waarschuwingssignaal.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 6
11
Bewaking
Als na het inschakelen het lampje (A-
fig. 7) op het dashboard gaat knipperen,
dan geeft dit aan dat het systeem de auto
bewaakt. Het lampje knippert zolang als
het systeem de auto bewaakt.
BELANGRIJK De werking van het
diefstalalarm verschilt per land.
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A0005m
Zelfdiagnose en controlefuncties
van portieren, motorkap en achterklep
Als u na het inschakelen van het alarm
een tweede “BIEP” hoort, moet u het systeem uitschakelen door op knop (B-fig.
6) te drukken en controleren of de portieren, de motorkap en de achterklep gesloten zijn en vervolgens het systeem weer
inschakelen door knop (C) in te drukken.
Als de portieren, de motorkap en de achterklep niet goed gesloten zijn, worden ze
niet door het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motorkap en achterklep het geluidssignaal
wordt herhaald, dan is door de zelfdiagnose van het systeem een storing gesignaleerd in de werking van het systeem.
Wendt u tot de Alfa Romeo-dealer.
DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN
U schakelt het alarm uit door knopje (B-
fig. 6) van de afstandsbediening in te
drukken. Het systeem voert de volgende
handelingen uit (met uitzondering van
bepaalde landen):
– de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort
– de sirene zendt twee korte geluidssig-
nalen (“BIEP”) uit
– de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als na uitschakeling van
het systeem het lampje (A-fig. 7) in de
auto blijft branden (maximaal 2 minuten
of totdat de sleutel in stand MAR wordt
gezet), moet het volgende onthouden
worden:
12
fig. 7
– als het lampje blijft knipperen, maar
met een andere interval dan die bij een
normale signalering, dan is geprobeerd de
auto open te breken, waarbij het aantal
keren knipperen de reden van het alarm
aangeeft:
1 x knipperen: één of meer portieren
2 x knipperen: achterklep
3 x knipperen: motorkap
4 x knipperen: bewegingssensoren
5 x knipperen: optillen/kantelen van
de auto (bepaalde uitvoeringen/markten)
6 x knipperen: losmaken kabels voor
het starten van de
auto
7 x knipperen: losmaken accukabels
of doorknippen kabels
van de sleutelschakelaar
8 x knipperen: verbindingscircuit naar
sensoren en sirene
9 x knipperen: ten minste drie alarm
oorzaken.
WANNEER GAAT HET ALARM
AF
Bij ingeschakeld systeem wordt het
alarm in de volgende gevallen geactiveerd:
– als een van de portieren, de motorkap
of de achterklep wordt geopend;
– als de accu wordt losgekoppeld of de
elektrische bedrading wordt doorgesneden;
– als iets in het interieur komt, bijv. bij
het breken van de ruiten (volumetrische
beveiliging);
– bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR);
– optillen/kantelen van de auto
(bepaalde uitvoeringen/markten).
Als het alarm in werking treedt, wordt,
afhankelijk van het land, de sirene geactiveerd en gaan de richtingaanwijzers knipperen (ongeveer 26 seconden). De wijze
waarop het systeem werkt en het aantal
cycli kunnen per land verschillen.
Toch is een maximum aantal cycli voorzien voor de akoestische en zichtbare signalen.
Na een alarmsignalering schakelt het systeem over naar de normale bewakingsfunctie.
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
Voor een correcte werking van de beveiliging moeten de ruiten en het eventuele
opendak geheel gesloten zijn.
De volumetrische beveiliging kan worden uitgeschakeld (als er bijvoorbeeld dieren aan boord blijven) door de volgende
handelingen snel achter elkaar uit te voeren: draai de contactsleutel van stand
MAR in stand STOP en direct daarna
weer in stand MAR en vervolgens
opnieuw in stand STOP. Neem vervolgens de sleutel uit het slot.
Het lampje (A-fig. 7) in de auto gaat
ongeveer 2 seconden branden om de uitschakeling van de functie te bevestigen.
U schakelt de volumetrische beveiliging
weer in door de sleutel in stand MAR te
draaien en de sleutel langer dan 30 seconden in deze stand te houden.
Als u bij uitgeschakelde volumetrische
bewaking een elektrische installatie wilt
gebruiken die werkt met de contactsleutel
in stand MAR (bijv. de elektrische ruitbe-
diening), dan moet u de contactsleutel in
stand MAR draaien, de installatie bedie-
nen en de contactsleutel binnen 30 seconden weer in stand STOP draaien. Op
deze manier wordt de volumetrische
beveiliging niet opnieuw ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO
13
ALARM BUITEN
WERKING STELLEN
Om het elektronische diefstalalarm buiten werking te stellen (bijvoorbeeld als de
auto lange tijd wordt gestald), sluit dan de
auto volledig af door enkel de sleutel in
het slot te draaien.
MINISTERIËLE GOEDKEURING
WEGWIJS IN UW AUTO
In overeenstemming met de wetgeving
in ieder land ten aanzien van radiozendapparatuur staat, voor de landen waar
een zendmachtiging verplicht is, het toelatingsnummer op de component vermeld.
Afhankelijk van de uitvoering/markt kan
de code ook zijn aangebracht op de zender en/of ontvanger.
START-/CONTACTSLOT
CONTACTSLOT
De sleutel kan in de volgende vier stan-
den worden gezet:
– STOP: motor uit, sleutel uitneem-
baar, startblokkering ingeschakeld, stuurslot vergrendeld en alle verbruikers, behalve die met voeding niet via het contactslot
(bijv. waarschuwingsknipperlichten), uitgeschakeld.
– MAR: contact aan. Startblokkering
uitgeschakeld en alle elektrische systemen
worden van voedingsspanning voorzien.
BELANGRIJK Laat het slot niet in
deze stand staan als de motor is uitgeschakeld.
(fig. 8)
A0A0016m
– AVV: stand zonder vergrendeling
voor het starten van de motor.
BELANGRIJK Als de motor niet aan-
slaat, dan moet de sleutel eerst in stand
STOP worden gezet en vervolgens
opnieuw een startpoging worden ondernomen.
Het start-/contactslot is voorzien van
een beveiligingsmechanisme, waardoor
het slot niet in stand AVV kan worden
gezet bij een draaiende motor.
– PARK: motor uit, sleutel uitneem-
baar, startblokkering ingeschakeld, stuurslot vergrendeld en buitenverlichting automatisch ingeschakeld.
BELANGRIJK Om de sleutel in stand
PARK te zetten, moet de knop (A) op
het contactslot worden ingedrukt.
14
fig. 8
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig
gebruik van de bedieningsknoppen
door andere inzittenden te voorkomen. Laat kinderen nooit alleen
achter in de auto. Vergeet niet de
handrem aan te trekken en schakel
de eerste versnelling in bij een helling omhoog of de achteruit bij een
helling omlaag.
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij
een poging tot diefstal)
moet u, voordat u weer met de
auto gaat rijden, de werking van
het slot laten controleren bij een
Alfa Romeo-dealer.
STUURSLOT
Inschakelen:
– zet de sleutel in stand STOP of
PARK, trek de sleutel uit het start-/con-
tactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen:
– draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MAR draait.
ATTENTIE
Verwijder de sleutel nooit
uit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de
eerste stuuruitslag blokkeert het
stuur automatisch. Dit geldt in
alle gevallen, ook als de auto
gesleept wordt.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstal beveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie
en de veiligheid in gevaar worden
gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de type goedkeuring.
PORTIEREN
ATTENTIE
Controleer voordat u een
portier opent of u dit op
een veilige manier kunt doen.
VAN BUITENAF ONT-/VERGRENDELEN
Bestuurdersportier
– Draai, om het portier te ontgrendelen,
de sleutel rechtsom, verwijder de sleutel
en trek aan de handgreep (A-fig. 9).
– Draai, om het portier te vergrendelen,
het slot linksom.
fig. 9
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A0017m
15
Voorportier aan passagierszijde
– Ontgrendel het portier m.b.v. de centrale portiervergrendeling en trek aan de
handgreep.
– Duw het portier dicht.
Achterportieren (5-deurs uitvoeringen)
– Ontgrendel het portier m.b.v. de cen-
WEGWIJS IN UW AUTO
trale portiervergrendeling en trek aan de
handgreep (A-fig. 10).
– Duw het portier dicht.
A0A1001m
VAN BINNENUIT
OPENEN/SLUITEN
Voorportieren
– Trek, voor het openen van het portier,
aan de handgreep (A-fig. 11).
fig. 11
A0A0324m
A0A1002m
– Trek het portier dicht; druk vervolgens,
om te voorkomen dat het portier van buitenaf wordt geopend, de knop (A-fig. 12) op het dashboard in; het bewakingslampje (B) op de knop gaat geel
branden om aan te geven dat de vergrendeling is uitgevoerd.
Achterportieren (5-deurs uitvoe-
ringen)
De achterportieren kunnen alleen van binnenuit
worden geopend, als het
“kinderveiligheidsslot” is uitgeschakeld.
– Trek, voor het openen van het portier,
aan de handgreep (A-fig. 13).
– Trek, voor het sluiten van het portier,
het portier dicht.
A0A0324m
16
fig. 10
fig. 12
fig. 13
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING
Met de portiervergrendeling kunnen de
portieren gelijktijdig worden ver- en ontgrendeld.
De centrale portiervergrendeling werkt
alleen als de portieren volledig zijn gesloten. Als dat niet het geval is, dan wordt de
vergrendeling niet uitgevoerd.
BELANGRIJK Als de portieren centraal
zijn vergrendeld en een van de voorportieren wordt van binnenuit geopend met de
handgreep, dan worden alle portieren ontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische
voeding (doorgebrande zekering, losgekoppelde accu enz.), kunnen de sloten
altijd met de hand worden vergrendeld.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT (5deurs uitvoeringen
De achterportieren zijn voorzien van een
kinderveiligheidsslot (fig. 14), waardoor
het portier niet van binnenuit geopend
kan worden.
BELANGRIJK Het systeem werkt
alleen bij het betreffende portier.
Het systeem kan alleen bij een geopend
portier worden ingeschakeld:
stand 1 – systeem ingeschakeld (por-
tier geblokkeerd);
stand 2 – systeem uitgeschakeld (por-
tier kan van binnenuit worden geopend).
)
A0A0325m
ATTENTIE
Schakel dit systeem altijd
in als u kinderen ver-
voert.
ATTENTIE
Schakel het kinderveilig-
heidsslot op beide achterportieren in en controleer of het
systeem is ingeschakeld door aan
de handgreep aan de binnenzijde
van het portier te trekken.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 14
17
ZITPLAATSEN VOOR
ATTENTIE
Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A0020m
De stoffen bekleding van
uw auto is langdurig
bestand tegen slijtage die
ontstaat bij een normaal gebruik
van de auto. Hevig en/of langdurig wrijven met kledingaccessoires zoals metalen gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen,
moet echter absoluut worden
vermeden omdat hierdoor grote
druk ontstaat op een bepaalde
plek op de bekleding, waardoor
deze plek kan slijten en de bekleding beschadigd wordt.
VERSTELLEN IN LENGTERICHTING
(fig. 15)
Trek de hendel (A) omhoog en schuif de
stoel naar voren of naar achteren: als u
rijdt, moeten de armen licht gebogen zijn
en de handen op het stuurwiel steunen.
ATTENTIE
Laat de hendel los en con-
troleer of de stoel goed
geblokkeerd is door deze naar
voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed
geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u
de controle over de auto kunt
verliezen.
18
fig. 15
HOOGTEVERSTELLING
(fig. 15)
(optional bepaalde uit-
voeringen/markten)
Trek, voor het omhoog verplaatsen van
de stoel, de hendel (B) omhoog. Beweeg
de hendel vervolgens op en neer, totdat
de gewenste zithoogte is bereikt en laat
de hendel los. Duw, voor het omlaag verplaatsen van de stoel, de hendel (B)
omlaag. Beweeg de hendel vervolgens op
en neer, totdat de gewenste zithoogte is
bereikt en laat de hendel los.
BELANGRIJK De hoogte kan alleen
worden ingesteld als u op de bestuurdersstoel zit.
RUGLEUNINGVERSTELLING
(fig. 15)
Draai aan de knop (C) totdat de
gewenste stand is bereikt.
RUGLEUNING OMKLAPPEN
(fig. 15)
Trek voor toegang tot de zitplaatsen ach-
ter aan handgreep (E), kantel de rugleuning naar voren, waarbij tevens de stoel
vrij naar voren kan schuiven.
Door een stelmechanisme met geheugen
kan de stoel automatisch weer worden
teruggezet in de oorspronkelijke stand.
Als de rugleuning is teruggeklapt in de
normale gebruiksstand, controleer dan of
deze goed vergrendeld is, door te controleren of de “rode band” op het bovenste
gedeelte van de handgreep (E) onzichtbaar is. Als de “rode band” zichtbaar is, is
de rugleuning niet goed vergrendeld.
Controleer bovendien of de stoel goed
geblokkeerd is door deze naar voren en
naar achteren te duwen.
LENDENSTEUNVERSTELLING
BESTUURDERSSTOEL
(fig. 15)
Draai aan de knop (D) totdat de
gewenste stand is bereikt.
CENTRALE ARMSTEUN
(fig. 16)
(optional bepaalde uit-
voeringen/markten)
Deze is verstelbaar en kan worden op- of
neergeklapt.
Til voor het afstellen de armsteun iets op
en druk vervolgens op de ontgrendeling
(A).
De armsteun is voorzien van een inwen-
dig opbergvak. Open het deksel door op
vergrendeling (B) te drukken om het vak
te gebruiken.
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A0023m
fig. 16
19
STOELVERWARMING
(fig. 17)
U kunt de stoelverwarming, die op
bepaalde uitvoeringen aanwezig is, in- en
uitschakelen met de schakelaar (A) aan
de buitenzijde van de stoel.
Het lampje (B) op de knop gaat bran-
den als deze functie wordt ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO
HOOFDSTEUNVERSTELLING
(fig. 18)
Om de veiligheid van de inzittenden te
vergroten, zijn de hoofdsteunen in hoogte
verstelbaar.
Verstellen: druk op knop (A) en verplaats de hoofdsteun omhoog of omlaag
totdat hij hoorbaar vergrendelt.
BELANGRIJK De uitvoering van de
hoofdsteun kan afwijken, afhankelijk van
de uitvoering en het land. Het afgebeelde
model is alleen bedoeld om het afstellen
te illustreren.
ATTENTIE
Let erop dat de hoofd-
steunen zo zijn ingesteld
dat ze het hoofd steunen en niet
de nek. Alleen in deze positie
bieden ze bescherming, wanneer
de auto van achteren wordt aangereden.
OPBERGVAK ACHTER
(fig. 19)
(voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten)
De rugleuning van de passagiersstoel
voor is aan de achterzijde voorzien van
een opbergvak.
20
fig. 17
A0A0024m
fig. 18
A0A0025m
A0A0026m
fig. 19
ZITPLAATSEN ACHTER
De stoffen bekleding van
uw auto is langdurig
bestand tegen slijtage die
ontstaat bij een normaal gebruik
van de auto. Hevig en/of langdurig wrijven met kledingaccessoires zoals metalen gespen, sierknopen en klittenbandsluitingen,
moet echter absoluut worden
vermeden omdat hierdoor grote
druk ontstaat op een bepaalde
plek op de bekleding, waardoor
deze plek kan slijten en de bekleding beschadigd wordt.
A0A1004m
BAGAGERUIMTE
VERGROTEN
De achterbank is in delen neerklapbaar,
zodat de bagageruimte volledig of gedeeltelijk kan worden vergroot door één van
de delen afzonderlijk om te klappen,
waardoor diverse beladingsmogelijkheden
ontstaan aangepast aan het aantal inzittenden op de achterbank.
ATTENTIE
Als u zware voorwerpen
in de bagageruimte vervoert en u ‘s nachts rijdt, moet u
controleren of de hoogteregelaars van de koplampen in de
juiste stand staan (zie de paragraaf “Koplampen”).
Hoedenplank verwijderen
Ga als volgt te werk:
– maak de uiteinden van de twee trek-
stangen (A-fig. 20) voor de hoedenplank (B) los door de ogen (C) van de
pennen (D) te schuiven;
– maak de pennen (A-fig. 21) aan de
buitenzijde van de hoedenplank los uit de
bijbehorende zittingen (B) in de zijsteunen en verwijder vervolgens de hoedenplank via de buitenzijde.
De hoedenplank kan vervolgens op twee
manieren worden opgeborgen:
– dwars in de bagageruimte, zoals is
aangegeven in fig. 22;
– dwars tussen de rugleuningen van de
voorstoelen en de naar voren geklapte
achterbank als u de bagageruimte geheel
wilt benutten (zie fig. 26).
A0A0028m
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 20
fig. 21
21
Maximale vergroting
Ga als volgt te werk:
– plaats de sluitingen van de veilig-
heidsgordels (A-fig. 23) in de uitsparingen (B) in de zitting;
– trek aan de handgrepen in het midden
van de zittingen en klap de zittingen naar
voren;
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A1003m
– zet de hoofdsteunen in de hoogste
stand, druk beide knoppen (A-fig. 24)
naast de twee steunen in en trek de hoofdsteunen omhoog uit de rugleuning;
– plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer daarbij of de gordelbanden niet
gespannen zijn of gedraaid zitten;
– trek de borghendels (A-fig. 25) van
de rugleuningen omhoog en kantel de rugleuningen naar voren, zodat een vlakke
laadvloer (fig. 26) ontstaat.
Gedeeltelijke vergroting
Ga voor het gedeeltelijk neerklappen als
volgt te werk:
– klap de gewenste zitting naar voren
met behulp van de lus in het midden van
de zitting;
– zet de hoofdsteun geheel omhoog,
druk beide knoppen van beide steunen in
en verwijder de hoofdsteun door deze
omhoog te trekken;
– plaats de veiligheidsgordel opzij en
controleer of de gordel niet gespannen is
of gedraaid zit;
– trek de borghendel van de rugleuning
(A-fig. 25) omhoog en kantel de rug-
leuning naar voren.
22
fig. 22
fig. 23
A0A0029m
fig. 24
A0A1005m
A0A1065m
fig. 25
Achterbank in de stand voor normaal gebruik zetten
Ga als volgt te werk:
– plaats de veiligheidsgordels opzij en
controleer of de gordels niet gespannen
zijn of gedraaid zitten;
– plaats de rugleuningen omhoog en
druk de leuningen naar achteren, totdat
beide borgmechanismen hoorbaar inklikken. Controleer of de “rode band” op de
bovenzijde van de hendels (B-fig. 25)
niet meer zichtbaar is. Als de “rode band”
zichtbaar is, dan is de rugleuning niet
goed vergrendeld;
– houd de veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats omhoog en zet de zittingen horizontaal;
– plaats de hoofdsteunen terug door de
steunen in de zittingen te steken.
HOOFDSTEUNVERSTELLING
(fig. 27)
De auto is uitgerust met hoofdsteunen
voor de twee zitplaatsen aan de zijkant en
voor de zitplaats in het midden.
De hoofdsteun kan in twee standen
(hoog/laag) worden gezet, afhankelijk
van de lengte van de passagier.
U kunt de hoofdsteun verwijderen, zoals
hiervoor is beschreven (zie “Bagageruimte vergroten”).
ATTENTIE
Let erop dat de hoofd-
steunen zo zijn ingesteld
dat ze het hoofd steunen en niet
de nek. Alleen in deze positie
bieden ze bescherming, wanneer
de auto van achteren wordt aangereden.
CENTRALE ARMSTEUN
(fig. 28)
De armsteun (A) (aanwezig op enkele
uitvoeringen) kan omlaag worden gezet,
zoals in de afbeelding is aangegeven.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 26
A0A0032m
fig. 27
A0A1006m
fig. 28
A0A0036m
23
BAGAGENET
Het bagagenet is alleen op enkele uitvoeringen beschikbaar en dient voor het
op zijn plaats houden van lading en/of
het transport van lichte voorwerpen. In
fig. 29, 30, 31 zijn de verschillende
bevestigingsmogelijkheden van het net in
de bagageruimte aangegeven.
WEGWIJS IN UW AUTO
A0A0326m
STUURWIELVERSTELLING
De stand van het stuurwiel kan door de
bestuurder zowel axiaal als verticaal worden versteld.
Ontgrendel hiervoor de hendel (A-fig.
32) door de hendel in de richting van het
stuurwiel te trekken.
Zet het stuurwiel in de gewenste stand
en druk de hendel geheel naar voren.
ATTENTIE
Het stuur mag alleen
worden versteld als de
auto stilstaat.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden uit te voeren, waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij
montage van een diefstal beveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie
en de veiligheid in gevaar worden
gebracht en voldoet de auto niet
meer aan de typegoedkeuring.
24
fig. 29
fig. 30
A0A0327m
fig. 31
A0A0328m
A0A1049m
fig. 32
SPIEGELS VERSTELLEN
BINNENSPIEGEL
De spiegel is voorzien van een beveiligingsmechanisme, waardoor de spiegel bij
een krachtige botsing losschiet. Met het
hendeltje (A-fig. 33) kan de spiegel in
twee standen worden gezet: normaal of
anti-verblindingsstand.
Enkele uitvoeringen voor bepaalde markten beschikken over een spiegel die zich
automatisch aanpast aan het gebruik
overdag of ‘s nachts.
BUITENSPIEGELS
Elektrische verstelling (fig. 34)
– kies met de keuzeschakelaar (A) de
gewenste spiegel (rechts of links);
– plaats knop (B) in één van de vier
richtingen, waardoor de hiervoor gekozen
spiegel wordt versteld;
– zet de keuzeschakelaar (A) in de
middelste stand om de verstelling te blokkeren.
BELANGRIJK Verstellen is alleen
mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Inklappen (fig. 35)
– De spiegel kan (bijv. bij nauwe door-
gangen) worden ingeklapt van stand (A)
naar stand (B).
ATTENTIE
Als u rijdt, moeten de
spiegels altijd in stand (A)
staan.
ATTENTIE
De spiegel aan de
bestuurderszijde is bol,
waardoor de afstandswaarneming iets wordt beïnvloed.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 33
A0A0039m
fig. 34
A0A0040m
fig. 35
A0A0041m
25
Ontwaseming/ontdooiing
(fig. 36)
De elektrisch verstelbare buitenspiegels
zijn voorzien van verwarmingselementen,
die worden ingeschakeld als de achterruitverwarming met de knop (A) wordt ingeschakeld. Met de elementen worden de
spiegels ontwasemd of ontdooid.
BELANGRIJK De functie is voorzien
van een tijdschakeling, waardoor de func-
WEGWIJS IN UW AUTO
tie na enige minuten automatisch wordt
uitgeschakeld.
A0A0042m
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
BELANGRIJK Als de contactsleutel in
de stand STOP staat of is uitgenomen,
dan kunnen de ruiten nog ongeveer 3
minuten worden bediend. Als een portier
wordt geopend, dan wordt het systeem
echter onmiddellijk uitgeschakeld.
3-DEURS UITVOERINGEN
Bestuurderszijde (fig. 37)
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn de bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de contactsleutel in
stand MAR staat, de zijruiten bedient:
A - zijruit linksvoor
B - zijruit rechtsvoor.
Druk op de schakelaar om de ruit te openen. Trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
BELANGRIJK De ruit aan de bestuur-
derszijde kan “automatisch” worden
geopend en gesloten. Hiervoor hoeft u de
boven- of onderzijde van de schakelaar
slechts kort in te drukken om de ruit
geheel te openen of te sluiten: de ruit stopt
in de gewenste stand als u de schakelaar
nogmaals kort aan de boven- of onderzijde
indrukt.
A0A0043m
26
fig. 36
fig. 37
Passagierszijde (fig. 38)
Met de schakelaar (A) kan de ruit aan
de passagierszijde worden bediend.
BELANGRIJK De ruit aan de passa-
gierszijde kan alleen “automatisch” worden geopend.
Houd de schakelaar niet
ingedrukt als de ruit geheel
gesloten of geopend is.
A0A0044m
ATTENTIE
Onzorgvuldig gebruik van
de elektrische ruitbediening kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het
bedienen van de ruit altijd of de
passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruiten, hetzij direct door contact met
de ruit, hetzij door voorwerpen
die door de ruit worden meegesleept of geraakt. Verwijder altijd
de sleutel uit het contactslot als u
de auto verlaat, om te voorkomen
dat een onverwachtse inschakeling van de elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de achtergebleven passagiers.
BELANGRIJK Bij bepaalde uitvoerin-
gen kunt u, nadat de portieren zijn ontgrendeld, door de betreffende drukknop
op de afstandsbediening ongeveer 2
seconden ingedrukt te houden de ruiten
openen. De knop op de afstandsbediening
moet ingedrukt worden gehouden, totdat
de ruiten geheel geopend/gesloten zijn;
als de knop eerder wordt losgelaten, dan
blijven de ruiten staan in de stand waarin
ze zich op dat moment bevinden.
5-DEURS UITVOERINGEN
Bestuurdersportier (fig. 39)
Op het portierpaneel aan bestuurderszijde zijn bedieningsschakelaars gemonteerd
waarmee u, als de contactsleutel in stand
MAR staat, de zijruiten bedient:
A – bediening zijruit linksvoor/ links-
achter
B – bediening zijruit rechtsvoor/ rechtsachter
Druk op de schakelaar om de ruit te openen. Trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
BELANGRIJK De ruit aan de bestuurderszijde kan “automatisch” worden
geopend en gesloten. Hiervoor hoeft u de
boven- of onderzijde van de schakelaar
slechts kort in te drukken om de ruit
geheel te openen of te sluiten: de ruit stopt
in de gewenste stand als u de schakelaar
nogmaals kort aan de boven- of onderzijde
indrukt.
WEGWIJS IN UW AUTO
fig. 38
27
Alleen aanwezig op bepaalde uitvoeringen:
C – blokkering van de bedieningsschake-
laars voor de ruiten achter (als de bedieningsschakelaars achter zijn uitgeschakeld,
dan brandt het lampje in de schakelaar; als
de schakelaar opnieuw wordt ingedrukt, dan
kunnen de bedieningsschakelaars achter
weer worden gebruikt).
D – (REAR) wisselschakelaar voor/ach-
ter voor de ruitbediening (als het lampje in de
schakelaar brandt, dan kunnen met de scha-
WEGWIJS IN UW AUTO
kelaars (A) en (B) de ruiten achter worden
bediend; als het lampje uit is, dan kunnen de
ruiten voor worden bediend).
Voorportier passagierszijde en (bij
enkele uitvoeringen) achterportieren (fig. 38)
Op het sierpaneel van elk portier bevindt
zich een drukschakelaar (A) voor de ruitbediening van de bijbehorende ruit.
BELANGRIJK De ruit aan de passagierszijde kan alleen “automatisch” worden
geopend.
A0A1007m
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de
rugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel
vast door de gesp (A-fig. 40) in de sluiting (B) te drukken, totdat hij hoorbaar
blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel
de rolautomaat blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de
knop (C). Begeleid de gordel tijdens het
teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait.
A0A0045m
ATTENTIE
Druk tijdens het rijden
niet op de knop (C).
Via de rolautomaat wordt de lengte van
de gordel automatisch aangepast aan het
postuur van de drager, waarbij voldoende
bewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat,
kan de rolautomaat blokkeren; dit is een
normaal verschijnsel. Bovendien blokkeert
de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blokkeert ook bij hard remmen,
botsingen en bij hoge snelheden in bochten.
A0A1008m
28
fig. 39
fig. 40
fig. 41
De middelste zitplaats is net als de zijzitplaatsen uitgerust met een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat
(fig. 41).
ATTENTIE
Voor maximale bescher-
ming moeten de veiligheidsgordels van de zitplaatsen
achter worden omgelegd zoals is
aangegeven in fig. 41.
A0A1074m
ATTENTIE
De rugleuning is goed
vergrendeld als de “rode
band” (B-fig. 42) op de hendels
(A) voor het neerklappen van de
rugleuning niet meer zichtbaar is.
Als de “rode band” zichtbaar is,
dan is de rugleuning niet goed
vergrendeld. Als de rugleuning in
de normale gebruiksstand wordt
gezet, controleer dan of de rugleuning hoorbaar vergrendelt.
ATTENTIE
Plaats de veiligheidsgor-
dels op de juiste wijze
terug als de achterbank weer in
rechte stand wordt gezet, zodat
ze altijd direct klaar voor gebruik
zijn.
ATTENTIE
Controleer of de rugleu-
ning aan beide zijden goed
vergrendeld is (“rode band” (Bfig.42) niet zichtbaar) om te
voorkomen dat in geval van
bruusk remmen, de rugleuning
naar voren kan klappen en de
passagiers kan verwonden.
WEGWIJS IN UW AUTO
ATTENTIE
Bedenk dat achterpassa-
giers die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval,
niet alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar ook
gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
fig. 42
Als de zitplaatsen achter niet worden
bezet, gebruik dan de uitsparingen in de
rugleuning van de achterbank om de sluitingen en de gordels op te bergen.
29
Loading...
+ 252 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.