AEG 4000H, 2500H, 3000H, 1000H, 5500H User Manual [nl]

FORLI' Italy
ALGEMENE INHOUDSOPGAVE
GB
D
NL
F
SP
................................................ Pag. 1÷9
................................................ Pag. 10÷18
I
................................................ Pag. 19÷27
................................................ Pag. 28÷36
................................................ Pag. 37÷45
................................................ Pag. 46÷54
INHOUDSOPGAVE
Omschrijving Pagina
1.0 Identificatie....................................................... 29
1.1 Producent ........................................................ 29
1.2 Definities .......................................................... 29
1.3 Vervoer - verplaatsing - opslag......................... 29
1.3.2 Gewicht ........................................................... 29
1.3.3 Afmetingen ...................................................... 29
1.3.4 Verplaatsing .....................................................29
2.0 Installatie ...................................................... 29
2.1 Bevoegd personeel ..........................................29
2.2 Montage van de generator ...............................30
2.3 Elektrische aansluitingen .................................. 30
2.3.1 Aansluiting van de acculader ............................ 30
2.3.2 Aansluiting van de startaccu ............................ 30
2.3.3 Aansluiting afstandbedieningspaneel ................ 30
2.4 Installeren van de benzinetank
Aansluiting aan de gasfles ................................ 31
3.0 Algemene bediening ................................... 31
3.1 Beschrijving van de generator en zijn werking .. 31
3.2 Veiligheidsadvies .............................................. 31
3.3 Geluidsniveaus ................................................. 31
4.0 Gebruiksinstructies .................................... 32
4.1 Starten van de generator ................................. 32
4.2 De generator stoppen ...................................... 32
4.3 Onvermijdbare risico’s...................................... 32
4.4 Onjuist gebruik ................................................. 32
4.5 Praktische aanwijzingen ................................... 32
4.6 Foutopsporing ................................................. 32
5.0 Onderhoud .................................................... 33
5.1 Aard en frequentie controles ............................ 33
5.2 Onderhoudswerkzaamheden waar geen
gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 33
5.3 Onderhoudswerkzaamheden waar
gekwalificeerd personeel bij nodig is ................ 34
5.3.1 Olie verversen .................................................. 34
5.3.2 Onderhoud luchtfilter........................................ 34
5.3.3 Onderhoud bougie ........................................... 34
5.3.4 Spanningsregeling ........................................... 35
6.0 Stilstand en demontage ............................. 35
6.1 Demontage ...................................................... 35
7.0 Wat te doen bij brand ................................. 35
8.0 Technisch gegevensblad ........................... 36
8.1 Technische specificaties .................................. 36
8.2 Stroomschema’s ....................................... 55÷71
© WTA srl -1998
Alle rechten voorbehouden Gedrukt in Italië
Teksten en grafieken door: VEGA - Forlì Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze worden gereproduceerd, gekopieerd of verspreid, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van WTA srl. Figuren, omschrijvingen, verwijzingen en technische gegevens in deze handleiding worden slechts als voorbeeld gebruikt en zijn niet bindend. Aangezien WTA een beleid voert waarbij producten en veiligheid voortdurend worden verbeterd, behouden wij het recht voor op ieder moment, zonder mededeling vooraf, wijzigingen aan te brengen.
28
1.0 IDENTIFICATIE
FORLI' Italy
1.3.3 AFMETINGEN
Het -identificatieplaatje van de machine is aan de buitenzijde van de platen behuizing (zie fig. 1) bevestigd.
1.1 PRODUCENT
WTA srl Via Virgilio, 3 47100 FORLI' - ITALIË P. IVA 00718330400
1.2 DEFINITIES
In deze handleiding worden drie soorten „veiligheidsafbeeldingen“ gebruikt om verschillende gevarenniveaus of andere belangrijke informatie aan te duiden.
GEVAAR
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
PAS OP
Zie fig. 2, 3, 4:
Model
1000 2500 3000 4000 5500 A mm 470 530 570 660 700 B mm 535 605 650 740 -­C mm 565 640 680 770 770 D mm 320 385 385 475 520 E mm 315 290 290 355 510 F mm 260 295 295 310 -­Gmm27303062 -­H mm -- 360 360 -- --
I mm 65 87 113 78 -­Lmm659697265 -­M mm 225 222 230 130 -­Nmm36282517 -­O mm 535 605 650 740 735
INSTALLATIE TYPE B INSTALLATIE TYPE A
Pmm2730306255
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken.
LET OP
Vestigt uw aandacht op situaties die storingen of schade aan de machine kunnen veroorzaken.
1.3 VERVOER - VERPLAATSING - OPSLAG
1.3.1 OPSLAGOMSTANDIGHEDEN
De generator wordt door middel van geschikte verpakking bestaande uit karton, polystyreen en een versterkte houten bodem beschermd tegen plotselinge schokken. De generator dient horizontaal te worden opgeslagen in een droge en goed geventileerde ruimte.
1.3.2 GEWICHT
Brutogewicht (inclusief verpakking):
Q mm 260 295 295 310 370 X mm 590 650 690 780 780 Y mm 385 430 435 540 530 Z mm 335 305 305 380 530
DIM. OPENING
luchtaanzuiggebied
cm2220 220 220 260 --
1.3.4 VERPLAATSING
De verpakte generator kan met normale hef- en transportmiddelen worden verplaatst. Kisten zijn uitgerust met afstandsstukken voor het gebruik van handmatige vorkhefwerktuigen.
GEVAAR
Neem de voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van ongelukken en de veiligheidsvoorschriften nauwkeurig in acht tijdens het heffen en vervoeren en maak altijd gebruik van machines met een hoger maximaal vermogen dan de lading die moet worden opgetild.
Mod. 1000 .......................................... Kg 50
Mod. 2500 .......................................... Kg 62
Mod. 3000 .......................................... Kg 71
Mod. 4000 .......................................... Kg 114
Mod. 5500 .......................................... Kg 140
2.0 INSTALLATIE
2.1 BEVOEGD PERSONEEL
De generator mag alleen door bevoegd personeel op het voertuig (caravan, camper of bijzonder voertuig) worden geïnstalleerd en wel door vakbekwame monteurs of werkplaatsen die direct door W.T.A. zijn geautoriseerd.
29
FORLI' Italy
Wanneer de installatie door onbevoegde monteurs of werkplaatsen is uitgevoerd wijst W.T.A. elke verantwoordelijkheid voor de veiligheid en efficiënte werking van de generator volgens machinerichtlijn 89/392/EEG van de hand.
GEVAAR
uitlaatgaten en luchtinlaten in de vloer en deur. Maak bovendien gebruik van een als accessoire geleverde uitlaatverbindingsstuk (fig. 4) dat direct op de generatorbehuizing wordt bevestigd met schroeven of klinken. Om te voorkomen dat het uitlaatgas hercirculeert binnen het compartiment dient er een vuurvaste afdichting rondom het uitlaatverbindingsstuk te worden aangebracht.
De aanwijzingen in paragraaf 2.2 - 2.3 - 2.4 zijn alleen bestemd voor gekwalificeerde monteurs.
2.2 MONTAGE VAN DE GENERATOR
De generatormodellen 1000 - 2500 - 3000 - 4000 zijn uitgerust met bevestigingsbeugels, trillingsdempers en een benzinefilter die aan de brandstofvoedingsleiding naar de generator dient te worden bevestigd. Met de bevestigingsbeugels kan de generator zowel hangend (montagetype „A“, zie fig. 3) als op traditionele wijze worden gemonteerd (montagetype „B“, zie fig. 4). Dit is mogelijk door het draagvermogen van de buitenconstructie. Model 5500 is uitgerust met beugels ter bevestiging van de buitenafdichting, beugels voor de verankering van de eenheid, trillingsdempers, een geluiddemper (nr. 29 fig. 16) die aan de uitlaatleiding die wordt geleverd als accessoire AG 125 (nr. 34 fig. 16) moet worden aangebracht en een benzinefilter die standaard binnen de behuizing wordt geïnstalleerd (nr. 33 fig. 15). Met de beugels (nr. 31 fig. 16) waarmee de afdichting (nr. 35 fig. 16) kan worden bevestigd is het mogelijk de generator volledig - inclusief afdichting ­binnen de bestemde ruimte te monteren en de zijkant van het voertuig perfect af te dichten. De uitlaatslang kan naar wens worden gelegd, zoals te zien in fig. 16, door de kromming binnen het apparaat naar boven of naar onder te draaien. Door de kromming te verwijderen is het ook mogelijk de uitlaatleiding direct door de behuizing aan de linkerzijde aan te brengen. De bestemde installatieplaats moet zowel het gewicht van de generator als de trillingen als gevolg van de bewegingen van het voertuig kunnen verdragen („TYPE B“-montage). Montagetype „A“ (hangende installatie) biedt de volgende voordelen: kleinere afmetingen, snelle installatie, eenvoudige toegang voor normale en bijzondere onderhoudswerkzaamheden. Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is rondom de behuizing van de generator, zodat de lucht er goed langs kan stromen (afkoeling). Het is ook noodzakelijk een afstand van ten minste 20 mm te behouden tussen de behuizing en de omliggende onderdelen. Wanneer de behuizing achter een wiel van het voertuig wordt gemonteerd dient u er voor te zorgen dat tijdens het rijden op natte wegen de band geen water in de generator kan spatten. Voor montagetype „A“ moet u de meegeleverde metalen steunen gebruiken om ervoor te zorgen dat de generatorgroep goed vast zit. Wanneer de voorkeur wordt gegeven aan montagetype „B“ (traditionele installatie), moet er eerst voor een waterdicht compartiment (fig. 2) gezorgd worden - tegen het voertuiginterieur en met de afmetingen die zijn gegeven in paragraaf 1.3.3 - met geboorde
2.3 ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Maak voor 230V gebruik van een standaard kabel met een doorsnede die overeenstemt met de onderstaande tabel 1. Steek hem binnen de behuizing via de draaddoorgang (nr. 30 fig. 7 en 9) en verbind hem met de aansluitklemmen (nr. 17/18 fig. 6 en 14) Verbind de aarddraad met nr. 15. De elektrische stroomkring moet over een relais of een wisselschakelaar beschikken (b.v. accessoire AG 102/ AG113) om te voorkomen dat de generator wordt beschadigd wanneer de camper aan een externe netvoeding wordt aangesloten (er wordt automatisch prioriteit gegeven aan het stroomnet).
Mod. Doo.
1000 1,5 6 10 16 2500 2,5 2,5 10 16 3000 2,5 2,5 10 16 4000 4 2,5 10 16 5500 4 2,5 16 25
Stroomsnoeren
mm2Doo.
230 V 12 V
Acculader
mm
2
6 m > 6 m
Accu-aansluiting
TAB. 1
2.3.1 AANSLUITING VAN DE ACCULADER
Maak gebruik van een draad met een minimale doorsnede die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 om de aansluitklem (nr. 16 fig. 6 en 14) te verbinden met de pluspool van de op te laden accu. Voeg de spanningsregelaar AG111 of eventueel een schakelaar toe om het opladen af te kunnen breken. (Zie aansluitschema’s, pagina 55 - 71).
2.3.2 AANSLUITING VAN DE STARTACCU
Om de generator te starten moet u een vuurvaste, beklede snoer met een doorsnede die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 verbinden met de pluspool van de startaccu van het voertuig en met de aansluitklem (nr. 12 fig. 6 en 14). De aarddraad moet dezelfde doorsnede hebben en vanaf nr. 13 verbonden zijn met het frame van het voertuig. Zorg ervoor dat de verbinding schoon en roestvrij is (m.a.w. schuur het oppervlak als het geverfd is) en bescherm deze met vet.
2.3.3
Plaats het bedieningspaneel op de gewenste positie binnen het voertuig en maak gebruik van de afzonderlijk geteste verlengingskabel AG103 om hem via de connector (nr. 14 fig. 6 en 14) met de generatorgroep te verbinden.
30
AANSLUITING AFSTANDBEDIENINGSPANEEL
2.4 INSTALLEREN VAN DE BENZINETANK
Monteer de benzinetank zo dicht mogelijk bij de generator en (indien mogelijk) op dezelfde hoogte, of maximaal 30 cm daar onder. Behalve dat u de lengte van de benzineleiding zo klein mogelijk moet houden moet u er ook voor zorgen dat de slang niet is verbogen of platgedrukt. Plaats de tank niet bij warmtebronnen en zorg ervoor dat er geen water kan binnendringen. Monteer alle aansluitingen met LOCTITE 577 om lekkage van benzine te voorkomen. Maak gebruik van een met rubber beklede slang van 6x13mm (van hetzelfde type als gebruikt voor de generatorgroep) die geschikt is voor loodvrije benzine. Voor de verlenging dient men de meegeleverde klemmen en het filter te gebruiken. Het is aan te raden benzineslang AG118 (accessoire) te gebruiken voor de verbinding van de tank naar de tankmond.
LET OP
Model 5500 heeft geen benzinetank nodig, aangezien deze standaard in de behuizing van de generatorgroep is gemonteerd.
AANSLUITING AAN DE GASFLES
FORLI' Italy
3.2 VEILIGHEIDSADVIES
De eenheid zit in een perfect afgesloten behuizing. Hierdoor is het niet mogelijk dat hete of bewegende onderdelen of spanningsleidingen worden aangeraakt. De deur van de eenheid is uitgerust met een slot en de sleutel mag niet binnen het bereik van kinderen of onbevoegd personeel worden achtergelaten.
GEVAAR
• De eenheid mag alleen worden gebruikt als de deur is gesloten.
• Houd brandgevaarlijke stoffen als benzine, verf, oplosmiddelen, etc. uit de buurt van de generator.
• Laat de hete onderdelen van de generatorgroep niet in contact komen met brandbare materialen.
• Nooit tanken terwijl de motor loopt als de tank dicht bij de generator is geplaatst.
• Raak de generator en zijn aansluitingen nooit aan met natte handen.
• Vervang de zekeringen of thermoschakelaars nooit met exemplaren met een hogere amperage.
• Alle controles aan elektrische onderdelen vinden plaats als de motor stil staat en mogen alleen door bevoegd personeel worden uitgevoerd.
PAS OP
Voor de LPG-generatorgroep moet het gas uit het bovenste deel van de rechtop staande fles worden genomen, achter de gasafnamesteunen en voor de drukregelaar van de fles, zodat het gas de generatorgroep in gasvorm en onder hoge druk binnengaat. (Aanbevolen minimale druk: 0,7 - 0,9 bar)
3.0 ALGEMENE BEDIENING
LET OP
De onderneming wijst iedere verantwoordelijkheid af voor schades als gevolg van storingen in de generator.
3.1 BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR EN ZIJN WERKING
De generator bestaat uit een endothermische benzinemotor die verbonden is met een stroomopwekker die zowel wissel­als gelijkstroom produceert. De eenheid is gehuld in een geluiddichte behuizing van plaatstaal en wordt geïsoleerd met speciale dempende materialen. De benzine gaat naar de verbrandingsmotor via een pomp die standaard op de eenheid zelf wordt gemonteerd.
De generator wordt vervaardigd volgens de veiligheidsvoorschriften die worden beschreven in de conformiteitsverklaring.
3.3 GELUIDSNIVEAUS
De generator is onderworpen aan een geluidemissietest bij een gekwalificeerd ISTEDIL-laboratorium, waar alle noodzakelijke tests zijn uitgevoerd en EG-certificaat nr. I­225/92 werd verstrekt, met de volgende resultaten:
Gemeten volgens EG-richtlijn 84/536 GELUIDSNIVEAU:
Mod. 1000 .......................................... LwA 81
Mod. 2500 .......................................... LwA 85
Mod. 3000 .......................................... LwA 85
Mod. 4000 .......................................... LwA 87
Mod. 5500 .......................................... LwA 87
31
FORLI' Italy
4.0 GEBRUIKSINSTRUCTIES
4.4 ONJUIST GEBRUIK
4.1 STARTEN VAN DE GENERATOR
Normaal wordt de accu van 12 V gebruikt om de generatorgroep te starten.
Zet eerst de rode knop (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel in de positie „I“.
Om de generatorgroep bij een koude motor te starten moet u de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) tegelijk met de witte CHOKE-knop gedurende max. 5 seconden ingedrukt houden.
Wanneer u de LPG-generator bij een koude motor wilt starten moet u op de groene knop drukken (nr. 25 fig. 5) en tegelijkertijd de witte knop (nr. 26 fig. 5) gedurende ongeveer een seconde „aantippen“ met onderbrekingen van 3 seconden. Zodra de motor aanslaat moet u beide knoppen loslaten.
Als de motor niet wil starten moet u een paar seconden wachten en vervolgens de handeling herhalen.
PAS OP
Probeer niet gedurende langere tijd of meerdere keren (meer dan 5 pogingen achter elkaar) de generatorgroep te starten, aangezien hierdoor de startmotor beschadigd kan raken.
Om de generatorgroep te starten als de motor al warm is, of in de zomer wanneer de buitentemperaturen hoog zijn, hoeft u alleen op de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) te drukken.
Bij noodgevallen kan de generatorgroep met de hand worden gestart door middel van een starthendel (nr. 4 fig. 8 en 15), terwijl (als de motor koud is) de chokemagneet (nr. 36 fig. 8 en 15) met één hand wordt gesloten.
De groene LED op het bedieningspaneel (nr. 23 fig. 5) geeft aan dat de generatorgroep correct werkt.
4.2 DE GENERATOR STOPPEN
Zet de rode STOP-toets (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel in de positie „0“. Bij de modellen 2500 - 3000 - 4000 - 5500 kunt u eventueel ook gebruik maken van de veiligheidsschakelaar op de generatorgroep zelf (nr. 7 fig. 6 en 14).
4.3 ONVERMIJDBARE RISICO’S
GEVAAR
De generator is uitgerust met een verbrandingsmotor en maakt zodoende gebruik van licht ontvlambare brandstoffen.
Uitlaatgassen komen onder de behuizing en zijn, hoewel zij met koelingslucht worden vermengd, zeer heet.
Raak de onderdelen van de behuizing vlakbij de uitlaat niet aan en plaats geen handen of andere objecten in de behuizing.
GEVAAR
De generator mag alleen door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd, volgens de aanwijzingen van de producent. De generator mag uitsluitend worden gebruikt voor het opwekken van stroom voor voertuigen die zijn uitgerust met een standaard elektrische stroomkring die overeenstemt met de stroom die door de generator wordt voorzien.
4.5 PRAKTISCHE AANWIJZINGEN
Voor het beste gebruik van de generator herinneren wij u er aan dat kleine, maar langdurige overbelastingen als gevolg kunnen hebben dat de thermoschakelaars (nr. 10 en 11 in fig. 6 en 14) worden uitgeschakeld. Gedurende de inlooptijd is het raadzaam de nieuwe motor niet te onderwerpen aan belastingen die de nominale belastingen met 70% overschrijden, in ieder geval tijdens de eerste 50 werkuren.
4.6 FOUTOPSPORING
Hieronder volgt een lijst met storingen die voor kunnen komen, met de respectievelijke oorzaken en mogelijke oplossingen. Als er storingen zijn die niet in deze lijst voorkomen, kunt u advies vragen bij een bevoegd klantenservicecentrum.
1 Wanneer de groene START-knop (nr. 25 fig. 5)
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, werkt de generator niet.
Oorzaken en oplossingen:
1.1 Controleer of de rode schakelaar (nr. 27 fig. 5) in de positie „I“ staat.
1.2 Stroomsnoeren zijn los. (Door bevoegd personeel laten controleren).
1.3 Geen stroomvoorziening naar startmotor. (Door bevoegd personeel laten controleren).
1.4 Aarddraad van de generator niet aangesloten. (Door bevoegd personeel laten controleren).
2 De startmotor draait, maar de generator wil niet
starten.
Oorzaken en oplossingen:
2.1 Geen brandstof: controleren.
2.2 Geen olie in de motor. Controleer of het rode waarschuwingslampje (nr. 6 fig. 5) op het bedieningspaneel knippert tijdens het starten. Olieniveau controleren en eventueel bijvullen (zie Onderhoud).
2.3 De veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) is in de positie „0“. Controleer en in positie „I“ zetten.
2.4 Controleer of de stekker van de bougie volledig is ingestoken.
32
Loading...
+ 9 hidden pages