Teksten en grafieken door: VEGA - Forlì
Niets uit deze uitgave mag in enige vorm of op enige wijze worden gereproduceerd, gekopieerd of verspreid, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van WTA srl.
Figuren, omschrijvingen, verwijzingen en technische gegevens in deze handleiding worden slechts als voorbeeld gebruikt en zijn niet bindend.
Aangezien WTA een beleid voert waarbij producten en veiligheid voortdurend worden verbeterd, behouden wij het recht voor op ieder moment,
zonder mededeling vooraf, wijzigingen aan te brengen.
28
1.0IDENTIFICATIE
FORLI' Italy
1.3.3 AFMETINGEN
Het -identificatieplaatje van de machine is aan de
buitenzijde van de platen behuizing (zie fig. 1) bevestigd.
1.1PRODUCENT
WTA srl
Via Virgilio, 3
47100 FORLI' - ITALIË
P. IVA 00718330400
1.2DEFINITIES
In deze handleiding worden drie soorten
„veiligheidsafbeeldingen“ gebruikt om verschillende
gevarenniveaus of andere belangrijke informatie aan te duiden.
GEVAAR
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die
ernstig persoonlijk letsel kunnen veroorzaken.
Vestigt uw aandacht op potentieel gevaarlijke situaties die
persoonlijk letsel of materiële schade kunnen veroorzaken.
LET OP
Vestigt uw aandacht op situaties die storingen of schade
aan de machine kunnen veroorzaken.
1.3VERVOER - VERPLAATSING - OPSLAG
1.3.1 OPSLAGOMSTANDIGHEDEN
De generator wordt door middel van geschikte verpakking
bestaande uit karton, polystyreen en een versterkte houten
bodem beschermd tegen plotselinge schokken.
De generator dient horizontaal te worden opgeslagen in een
droge en goed geventileerde ruimte.
De verpakte generator kan met normale hef- en
transportmiddelen worden verplaatst.
Kisten zijn uitgerust met afstandsstukken voor het gebruik
van handmatige vorkhefwerktuigen.
GEVAAR
Neem de voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van
ongelukken en de veiligheidsvoorschriften nauwkeurig in
acht tijdens het heffen en vervoeren en maak altijd gebruik
van machines met een hoger maximaal vermogen dan de
lading die moet worden opgetild.
Mod. 4000 .......................................... Kg 114
Mod. 5500 .......................................... Kg 140
2.0INSTALLATIE
2.1BEVOEGD PERSONEEL
De generator mag alleen door bevoegd personeel op het
voertuig (caravan, camper of bijzonder voertuig) worden
geïnstalleerd en wel door vakbekwame monteurs of
werkplaatsen die direct door W.T.A. zijn geautoriseerd.
29
FORLI' Italy
Wanneer de installatie door onbevoegde monteurs of
werkplaatsen is uitgevoerd wijst W.T.A. elke
verantwoordelijkheid voor de veiligheid en efficiënte werking
van de generator volgens machinerichtlijn 89/392/EEG van
de hand.
GEVAAR
uitlaatgaten en luchtinlaten in de vloer en deur. Maak
bovendien gebruik van een als accessoire geleverde
uitlaatverbindingsstuk (fig. 4) dat direct op de
generatorbehuizing wordt bevestigd met schroeven of
klinken. Om te voorkomen dat het uitlaatgas hercirculeert
binnen het compartiment dient er een vuurvaste afdichting
rondom het uitlaatverbindingsstuk te worden aangebracht.
De aanwijzingen in paragraaf 2.2 - 2.3 - 2.4 zijn alleen
bestemd voor gekwalificeerde monteurs.
2.2MONTAGE VAN DE GENERATOR
De generatormodellen 1000 - 2500 - 3000 - 4000 zijn
uitgerust met bevestigingsbeugels, trillingsdempers en een
benzinefilter die aan de brandstofvoedingsleiding naar de
generator dient te worden bevestigd. Met de
bevestigingsbeugels kan de generator zowel hangend
(montagetype „A“, zie fig. 3) als op traditionele wijze worden
gemonteerd (montagetype „B“, zie fig. 4).
Dit is mogelijk door het draagvermogen van de
buitenconstructie.
Model 5500 is uitgerust met beugels ter bevestiging van de
buitenafdichting, beugels voor de verankering van de
eenheid, trillingsdempers, een geluiddemper (nr. 29 fig. 16)
die aan de uitlaatleiding die wordt geleverd als accessoire
AG 125 (nr. 34 fig. 16) moet worden aangebracht en een
benzinefilter die standaard binnen de behuizing wordt
geïnstalleerd (nr. 33 fig. 15). Met de beugels (nr. 31 fig. 16)
waarmee de afdichting (nr. 35 fig. 16) kan worden bevestigd
is het mogelijk de generator volledig - inclusief afdichting binnen de bestemde ruimte te monteren en de zijkant van
het voertuig perfect af te dichten. De uitlaatslang kan naar
wens worden gelegd, zoals te zien in fig. 16, door de
kromming binnen het apparaat naar boven of naar onder te
draaien. Door de kromming te verwijderen is het ook
mogelijk de uitlaatleiding direct door de behuizing aan de
linkerzijde aan te brengen. De bestemde installatieplaats
moet zowel het gewicht van de generator als de trillingen als
gevolg van de bewegingen van het voertuig kunnen
verdragen („TYPE B“-montage).
Montagetype „A“ (hangende installatie) biedt de volgende
voordelen: kleinere afmetingen, snelle installatie, eenvoudige
toegang voor normale en bijzondere
onderhoudswerkzaamheden.
Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is rondom de behuizing
van de generator, zodat de lucht er goed langs kan stromen
(afkoeling). Het is ook noodzakelijk een afstand van ten
minste 20 mm te behouden tussen de behuizing en de
omliggende onderdelen.
Wanneer de behuizing achter een wiel van het voertuig
wordt gemonteerd dient u er voor te zorgen dat tijdens het
rijden op natte wegen de band geen water in de generator
kan spatten. Voor montagetype „A“ moet u de meegeleverde
metalen steunen gebruiken om ervoor te zorgen dat de
generatorgroep goed vast zit. Wanneer de voorkeur wordt
gegeven aan montagetype „B“ (traditionele installatie), moet
er eerst voor een waterdicht compartiment (fig. 2) gezorgd
worden - tegen het voertuiginterieur en met de afmetingen
die zijn gegeven in paragraaf 1.3.3 - met geboorde
2.3ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Maak voor 230V gebruik van een standaard kabel met een
doorsnede die overeenstemt met de onderstaande tabel 1.
Steek hem binnen de behuizing via de draaddoorgang (nr.
30 fig. 7 en 9) en verbind hem met de aansluitklemmen (nr.
17/18 fig. 6 en 14) Verbind de aarddraad met nr. 15. De
elektrische stroomkring moet over een relais of een
wisselschakelaar beschikken (b.v. accessoire AG 102/
AG113) om te voorkomen dat de generator wordt
beschadigd wanneer de camper aan een externe netvoeding
wordt aangesloten (er wordt automatisch prioriteit gegeven
aan het stroomnet).
Maak gebruik van een draad met een minimale doorsnede
die overeenstemt met de bovenstaande tabel 1 om de
aansluitklem (nr. 16 fig. 6 en 14) te verbinden met de
pluspool van de op te laden accu.
Voeg de spanningsregelaar AG111 of eventueel een
schakelaar toe om het opladen af te kunnen breken.
(Zie aansluitschema’s, pagina 55 - 71).
2.3.2 AANSLUITING VAN DE STARTACCU
Om de generator te starten moet u een vuurvaste, beklede
snoer met een doorsnede die overeenstemt met de
bovenstaande tabel 1 verbinden met de pluspool van de
startaccu van het voertuig en met de aansluitklem (nr. 12 fig.
6 en 14).
De aarddraad moet dezelfde doorsnede hebben en vanaf
nr. 13 verbonden zijn met het frame van het voertuig. Zorg
ervoor dat de verbinding schoon en roestvrij is (m.a.w.
schuur het oppervlak als het geverfd is) en bescherm deze
met vet.
2.3.3
Plaats het bedieningspaneel op de gewenste positie binnen
het voertuig en maak gebruik van de afzonderlijk geteste
verlengingskabel AG103 om hem via de connector (nr. 14
fig. 6 en 14) met de generatorgroep te verbinden.
30
AANSLUITING AFSTANDBEDIENINGSPANEEL
2.4INSTALLEREN VAN DE BENZINETANK
Monteer de benzinetank zo dicht mogelijk bij de generator
en (indien mogelijk) op dezelfde hoogte, of maximaal 30 cm
daar onder. Behalve dat u de lengte van de benzineleiding
zo klein mogelijk moet houden moet u er ook voor zorgen
dat de slang niet is verbogen of platgedrukt. Plaats de tank
niet bij warmtebronnen en zorg ervoor dat er geen water kan
binnendringen.
Monteer alle aansluitingen met LOCTITE 577 om lekkage
van benzine te voorkomen.
Maak gebruik van een met rubber beklede slang van
6x13mm (van hetzelfde type als gebruikt voor de
generatorgroep) die geschikt is voor loodvrije benzine. Voor
de verlenging dient men de meegeleverde klemmen en het
filter te gebruiken. Het is aan te raden benzineslang AG118
(accessoire) te gebruiken voor de verbinding van de tank
naar de tankmond.
LET OP
Model 5500 heeft geen benzinetank nodig, aangezien deze
standaard in de behuizing van de generatorgroep is
gemonteerd.
AANSLUITING AAN DE GASFLES
FORLI' Italy
3.2VEILIGHEIDSADVIES
De eenheid zit in een perfect afgesloten behuizing. Hierdoor
is het niet mogelijk dat hete of bewegende onderdelen of
spanningsleidingen worden aangeraakt.
De deur van de eenheid is uitgerust met een slot en de
sleutel mag niet binnen het bereik van kinderen of onbevoegd
personeel worden achtergelaten.
GEVAAR
• De eenheid mag alleen worden gebruikt als de deur is
gesloten.
• Houd brandgevaarlijke stoffen als benzine, verf,
oplosmiddelen, etc. uit de buurt van de generator.
• Laat de hete onderdelen van de generatorgroep niet in
contact komen met brandbare materialen.
• Nooit tanken terwijl de motor loopt als de tank dicht bij
de generator is geplaatst.
• Raak de generator en zijn aansluitingen nooit aan met
natte handen.
• Vervang de zekeringen of thermoschakelaars nooit met
exemplaren met een hogere amperage.
• Alle controles aan elektrische onderdelen vinden plaats
als de motor stil staat en mogen alleen door bevoegd
personeel worden uitgevoerd.
PAS OP
Voor de LPG-generatorgroep moet het gas uit het bovenste
deel van de rechtop staande fles worden genomen, achter
de gasafnamesteunen en voor de drukregelaar van de fles,
zodat het gas de generatorgroep in gasvorm en onder hoge
druk binnengaat.
(Aanbevolen minimale druk: 0,7 - 0,9 bar)
3.0ALGEMENE BEDIENING
LET OP
De onderneming wijst iedere verantwoordelijkheid af voor
schades als gevolg van storingen in de generator.
3.1BESCHRIJVING VAN DE GENERATOR
EN ZIJN WERKING
De generator bestaat uit een endothermische benzinemotor
die verbonden is met een stroomopwekker die zowel wisselals gelijkstroom produceert.
De eenheid is gehuld in een geluiddichte behuizing van
plaatstaal en wordt geïsoleerd met speciale dempende
materialen. De benzine gaat naar de verbrandingsmotor via
een pomp die standaard op de eenheid zelf wordt
gemonteerd.
De generator wordt vervaardigd volgens de
veiligheidsvoorschriften die worden beschreven in de
conformiteitsverklaring.
3.3GELUIDSNIVEAUS
De generator is onderworpen aan een geluidemissietest bij
een gekwalificeerd ISTEDIL-laboratorium, waar alle
noodzakelijke tests zijn uitgevoerd en EG-certificaat nr. I225/92 werd verstrekt, met de volgende resultaten:
Gemeten volgens EG-richtlijn 84/536
GELUIDSNIVEAU:
Normaal wordt de accu van 12 V gebruikt om de
generatorgroep te starten.
Zet eerst de rode knop (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel
in de positie „I“.
Om de generatorgroep bij een koude motor te starten moet
u de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) tegelijk met de witte
CHOKE-knop gedurende max. 5 seconden ingedrukt
houden.
Wanneer u de LPG-generator bij een koude motor wilt
starten moet u op de groene knop drukken (nr. 25 fig. 5) en
tegelijkertijd de witte knop (nr. 26 fig. 5) gedurende ongeveer
een seconde „aantippen“ met onderbrekingen van 3
seconden. Zodra de motor aanslaat moet u beide knoppen
loslaten.
Als de motor niet wil starten moet u een paar seconden
wachten en vervolgens de handeling herhalen.
PAS OP
Probeer niet gedurende langere tijd of meerdere keren
(meer dan 5 pogingen achter elkaar) de generatorgroep te
starten, aangezien hierdoor de startmotor beschadigd kan
raken.
Om de generatorgroep te starten als de motor al warm is,
of in de zomer wanneer de buitentemperaturen hoog zijn,
hoeft u alleen op de groene START-knop (nr. 25 fig. 5) te
drukken.
Bij noodgevallen kan de generatorgroep met de hand
worden gestart door middel van een starthendel (nr. 4 fig.
8 en 15), terwijl (als de motor koud is) de chokemagneet (nr.
36 fig. 8 en 15) met één hand wordt gesloten.
De groene LED op het bedieningspaneel (nr. 23 fig. 5) geeft
aan dat de generatorgroep correct werkt.
4.2DE GENERATOR STOPPEN
Zet de rode STOP-toets (nr. 27 fig. 5) op het bedieningspaneel
in de positie „0“. Bij de modellen 2500 - 3000 - 4000 - 5500
kunt u eventueel ook gebruik maken van de
veiligheidsschakelaar op de generatorgroep zelf (nr. 7 fig. 6
en 14).
4.3ONVERMIJDBARE RISICO’S
GEVAAR
De generator is uitgerust met een verbrandingsmotor en
maakt zodoende gebruik van licht ontvlambare brandstoffen.
Uitlaatgassen komen onder de behuizing en zijn, hoewel zij
met koelingslucht worden vermengd, zeer heet.
Raak de onderdelen van de behuizing vlakbij de uitlaat niet
aan en plaats geen handen of andere objecten in de
behuizing.
GEVAAR
De generator mag alleen door gekwalificeerd personeel
worden geïnstalleerd, volgens de aanwijzingen van de
producent.
De generator mag uitsluitend worden gebruikt voor het
opwekken van stroom voor voertuigen die zijn uitgerust met
een standaard elektrische stroomkring die overeenstemt
met de stroom die door de generator wordt voorzien.
4.5PRAKTISCHE AANWIJZINGEN
Voor het beste gebruik van de generator herinneren wij u er
aan dat kleine, maar langdurige overbelastingen als gevolg
kunnen hebben dat de thermoschakelaars (nr. 10 en 11 in
fig. 6 en 14) worden uitgeschakeld.
Gedurende de inlooptijd is het raadzaam de nieuwe motor
niet te onderwerpen aan belastingen die de nominale
belastingen met 70% overschrijden, in ieder geval tijdens de
eerste 50 werkuren.
4.6FOUTOPSPORING
Hieronder volgt een lijst met storingen die voor kunnen
komen, met de respectievelijke oorzaken en mogelijke
oplossingen. Als er storingen zijn die niet in deze lijst
voorkomen, kunt u advies vragen bij een bevoegd
klantenservicecentrum.
1Wanneer de groene START-knop (nr. 25 fig. 5)
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt, werkt
de generator niet.
Oorzaken en oplossingen:
1.1Controleer of de rode schakelaar (nr. 27 fig. 5) in de
positie „I“ staat.
1.2Stroomsnoeren zijn los.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
1.3Geen stroomvoorziening naar startmotor.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
1.4Aarddraad van de generator niet aangesloten.
(Door bevoegd personeel laten controleren).
2De startmotor draait, maar de generator wil niet
starten.
Oorzaken en oplossingen:
2.1Geen brandstof: controleren.
2.2Geen olie in de motor.
Controleer of het rode waarschuwingslampje (nr. 6
fig. 5) op het bedieningspaneel knippert tijdens het
starten.
Olieniveau controleren en eventueel bijvullen (zie
Onderhoud).
2.3De veiligheidsschakelaar (nr. 7 fig. 6 en 14) is in de
positie „0“.
Controleer en in positie „I“ zetten.
2.4Controleer of de stekker van de bougie volledig is
ingestoken.
32
Loading...
+ 9 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.