Deze handleiding moet u helpen de machine te leren kennen en
te weten welke mogelijkheden ze in het kader van een correct
gebruik biedt.
De gebruiksaanwijzing bevat belangrijke aanwijzingen voor een
veilig, doelmatig en economisch gebruik met de machine. Wie
zich aan deze aanwijzingen houdt, vermijdt gevaren, spaart
reparatiekosten, vermindert storingsduur en verhoogt de
betrouwbaarheid en de levensduur van de machine.
De gebruiksaanwijzing is een aanvulling op de voorschriften op
basis van bestaande nationale voorschriften ter voorkoming van
ongelukken en ter bescherming van het milieu.
De gebruiksaanwijzing moet steeds op de plaats waar de
machine/ installatie wordt gebruikt, te vinden zijn.
De gebruiksaanwijzing moet door iedereen gelezen en
opgevolgd worden, die aan of bij de machine werkzaamheden
moet verrichten. Zulke werkzaamheden zijn:
–
Bediening, inclusief het installeren, bedrijfsklaar maken en
het verhelpen van storingen, verwijdering van produktieafval,
dagelijkse onderhoud
De operator moet mede daarvoor zorgen dat alleen bevoegde
personen aan de machine werken.
De operator is verplicht tenminste eenmaal per ploegendienst te
controleren, of er aan de buitenkant van de machine
beschadigingen of fouten vast te stellen zijn. De door hem
vastgestelde veranderingen (ook veranderingen in het
functioneren van de machine) die een gevaar voor de veiligheid
zouden kunnen vormen, moeten dadelijk worden gemeld.
Het betreffende bedrijf moet ervoor zorgen dat met de machine
alleen maar dan gewerkt wordt, als ze volledig in orde is.
Principieel mogen geen veiligheidsinrichtingen gedemonteerd of
buiten gebruik gesteld worden.
Als de demontage van zulke veiligheidsinrichtingen bij het
installeren, repareren of het onderhoud van de machine nodig
zou zijn, moeten deze veiligheidsinrichtingen onmiddellijk na het
beeindiging van zulke onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
weer gemonteerd worden.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schaden tengevolge
eigenmachtige veranderingen van de machine.
Alle veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen in acht nemen!
Plaatsen met gevaar voor bijv. kneuzingen, snij- of
schaafwonden of stoten, zijn met geel/zwart gestreepte vlakken
gekenmerkt.
Neem naast de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing de
algemeen geldende veiligheidsvoorschriften in acht.
Page 4
Algemene veiligheidsvoorschriften
Het niet opvolgen van de volgende veiligheidsvoorschriften kan blessures
veroorzaken alsook shcade aan de machine veroorzaken.
1.De machine mag pas na het dooriezen van de bijbehorende handleiding en
alleen door orereenkomstig geschood bedieningspersoneel bediend worden.
2.Lees voor de inbedrijfstelling ook de veiligheidsinstructies en de handleiding
van de motorproducent door.
3.De machine mag alleen volgens het principe waarvoor deze ontworpen is, en
niet zonder de bijbehorende veiligheidsinrichtingen bedient worden; daarbij
moet ook gelet worden op alle desbetreffende veiligheidsvoorschriften.
4.Bij het vervangen van naaigereedschap (zoals b.v. naald, naaivoet, stikplaat,
stofschuiver en spoel), bij het insteken van de draad, bij het verlaten van de
werkplek alsmede bij onderhouds- werkzaamheden moet de machine door het
bedienen van de hoofdschakelaar of door het uittrekken van de het net
gehaald worden.
5.De dagelijkse onderhoudswerkzaamheden mogen alleen door
overeenskomstig geschoolde personen uitgevoerd worden.
6.Reparatiewerkzaamheden alsmede speciale onderhouds- werkzaamheden
mogen alleen door vakmensen resp. overeenkomstig geschoolde personen
uitgevoerd worden.
7.Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan pneumatische inrichtingen
moet de machine van het pneumatische toevoernet gehaald worden (max.
7-10 bar).
Voor het uit elkaar nemen is eerst een vermindering van de druk aan de
manometer voor het pneumatische toevoernet door te voeven.
Uitzonderingen zijn alleen bij instelwerkzaamheden en functiecontroles door
overeenkomstig geschoolde vakmensen toegestaan.
8.Werkzaamheden aan de elektrische uitrusting mogen alleen door davoor
gekwalificeerde vakmensen uitgevoerd worden.
9.Werkzaamheden aan onder spanning staande delen en inrichtingen zijn niet
toegestaan.
Uitzonderingen worden geregeld in de voorschriften DIN VDE 0105.
10.Het ombouwen resp. veranderen van de machine mag alleen met
inachtneming van alle desbetreffende veiligheidsvoorschriften uitgevoerd
worden.
11.Bij reparaties mogen alleen de door ons voor gebruik vrijgegeven
reserveonderdelen gebruikt worden.
12.De inbedrijfstelling van het bovendeel is zolang verboden totdat er vastgesteld
werd dat de gehele naai-eenheid voldoet aan de bepalingen van de
EG-richtlijnen.
De DÜRKOPP ADLER 867 is een universeel inzetbare
speciaalnaaimachine.
Vlakbed, dubbele stiksteekmachine met ondertransport,
·
naaldtransport en alternerende persvoet.
Al naar gelang het type, als eennaald- of tweenaaldsmachine, met
·
of zonder elektromagnetisch bediende draadafsnijder, met of
zonder kantafsnijder.
Uitgevoerd met een grote of overmaat twee-delige verticale grijper.
·
Max. 20 mm doorvoerhoogte onder persvoeten bij gelichte
·
persvoeten.
De restgarenlengte na de draadsnijgang bedraagt zonder
·
korte-draadafsnijdervoorziening ca 15 mm en met
korte-draadafsnijdervoorziening ca 7 mm.
Een veiligheidskoppeling, verhindert verlopen van de grijper en
·
beschadiging daarvan tijdens het omlaag gaan van de naald in de
grijperbaan.
Automatische smering via lekkatoentjes met kijkvenster in de arm
·
voor machine- en grijpersmering.
Geïntegreerde spoelas.
·
2.Gebruiksdoel
De 867 is een naaimachinebovendeel, bedoeld voor het stikken van
lichte tot middelzware materialen. Dit materiaal is meestal
samengesteld uit textielvezels; verwerking van leer is echter ook
mogelijk. Deze materialen worden toegepast bij de kledingconfectie
alsmede voor de stoffering van meubels en auto’s.
Een andere toepassing voor deze speciaalnaaimachine is het stikken
van zogenaamde technische naden. Hierbij dient de gebruiker vooraf
echter, bij voorkeur in samenspraak met DÜRKOPP ADLER AG) een
risico-inventarisatie op te stellen, omdat het onmogelijk is om bij de
ontwikkeling en bouw van de machine reeds met de veelheid aan
situaties die zich kunnen voorkomen, rekening te houden Op basis van
deze risico-inventarisatie kunnen dan, indien nodig,
veiligheidsmaatregelen worden genomen.
In de regel geldt dat uitsluitend droge werkstukken mogen worden
verwerkt met dit naaimachinebovendeel. Het te stikken werkstuk mag
bovendien niet dikker zijn dan 10 mm na te zijn samengedrukt door de
persvoeten (= stikpositie). Het materiaal mag geen harde voorwerpen
bevatten; is dit wel het geval, dan dient een voor het doel geschikte
oogbescherming te worden gemonteerd op het naaimachinebovendeel.
Deze is momenteel echter niet af fabriek beschikbaar voor deze
machine.
Naden worden normaliter gestikt met naaigaren uit textielvezels tot
11/3 NeB (katoengaren), 11/3 Nm (synthetische garens) resp. 11/4 Nm
(omsponnen garen) .
Wanneer u andere garens wil toepassen, dient u, ook hier, van tevoren
een risico-inventarisatie te maken en, indien nodig,
veiligheidsmaatregelen nemen.
NL
5
Page 8
3.Typen
Deze naaimachine mag uitsluitend in droge, schone ruimten worden
geplaatst en gebruikt. Wanneer de naaimachine in ruimtes wordt
geplaatst en/of gebruikt die niet droog en schoon zijn, moeten, in
overleg, aanvullende maatregelen worden genomen
(zie EN 60204-31: 1999).
Wij gaan als fabrikant van industriële naaimachines ervan uit dat aan
onze producten op zijn minst speciaal daartoe opgeleide operators
werken; alle gangbare bedieningsprocedures en mogelijke gevaren
daarvan worden dan ook als zijnde bekend verondersteld.
867-190020Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet.
Met grote grijper.
867-190040Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet.
Met overmaat grijper.
867-290020Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet.
Met grote grijper.
867-290040Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet.
Met overmaat grijper.
867-190322Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met grote grijper.
867-190342Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met overmaat grijper.
867-190325Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische korte-draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met grote grijper.
867-190345Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische korte-draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met overmaat grijper.
6
Page 9
867-290322Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met grote grijper.
867-290342Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met overmaat grijper.
867-290325Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische korte-draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met grote grijper.
867-290345Tweenaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport, naaldtransport en alternerende
persvoet, elektropneumatische persvoetverstelling,
elektromagnetische korte-draadafsnijder, apart in te
schakelen draadspanning, elektropneumatische
naadafhechting, elektropneumatische tweede
steeklengte en lichten persvoet.
Met overmaat grijper.
867-392242Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport zonder lichting, met naaldtransport en
alternerende persvoet, elektromagnetische
draadafsnijder, apart in te schakelen draadspanning,
elektropneumatische naadafhechting,
elektropneumatische persvoetverstelling en lichten
persvoet Met overmaat grijper. Met meelopende
differentieerbare omzoomvoorziening.
867-393242Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport zonder lichting, met naaldtransport en
alternerende persvoet, elektromagnetische
draadafsnijder, apart in te schakelen draadspanning,
elektropneumatische naadafhechting,
elektropneumatische persvoetverstelling en lichten
persvoet Met overmaat grijper. Met elektromotorisch
aangedreven zijsnijder.
867-394242Eennaalds, dubbele stiksteekmachine met
ondertransport zonder lichting, met naaldtransport en
alternerende persvoet, elektromagnetische
draadafsnijder, apart in te schakelen draadspanning,
elektropneumatische naadafhechting,
elektropneumatische persvoetverstelling en lichten
persvoet Met overmaat grijper. Met elektromotorisch
zijsnijder en meelopende differentieerbare
omzoomvoorziening.
NL
7
Page 10
4.Accessoires (optioneel)
Voor de 867 zijn de volgende accessoires leverbaar:
Bestelnr.AccessoiresTypen
867-190020
867-190040
867-190322
867-190342
867-190325
867-190345
867-290020
867-290040
867-290322
867-290342
867-290325
867-290345
867-392242
867-393242
867-394242
0867Elektropneumatische naaldkoelingx x x x x x
0867Montageset voor DC 1550 AB 320A
op machinebovendeelx x x xxxxx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
grote grijper, eennaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
grote grijper, tweenaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
overmaat grijper, eennaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
overmaat grijper, tweenaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
KFA met grote grijper, eennaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
KFA met grote grijper, tweenaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
KFA met overmaat grijper, eennaaldsx
0867Draadmonitor voor de onderspoel
KFA met overmaat grijper, tweenaaldsx
9780 000108WE-8 Onderhoudset voor pneumatische
accessoiresxxxxxxxxxxxxxx x
9822 510001Halogeen naailampjex x x xxxxxxxxxxx x
0867Montageset naailampjex x x xxxxxxxxxxx x
0798 500088Trafo naailampjex x x xxxxxxxxxxx x
9822 510125Lichtgeleider naailampjex x x xxxxxxxxxxx x
0867Montageset voor lichtgeleider naailampjex x x xxxxxxxxxxx x
0797 003031Pneumatiek-aansluitsetx x x xxxxxxxxxxx x
(N800 080001)Lineaalx x x x x x
(N800 080004)Rolaanslagx x x x x x
(N800 005611)Stikmiddengeleidingxxxx
0867 Mechanisch- pneumatisch lichten van de persvoetxxxx
MG55 400304Onderstelset MG 55-3x x x xxxxxxxxxxx x
voor motor met onderbladmontage,
met pedaal
tafelbladafmetingen 1060 x 500 m
MG55 400314Onderstelset MG 55-3 voor motorx x x xxxxx
gemonteerd op bovendeel, met pedaal
tafelbladafmetingen 1060 x 500 mm
8
Page 11
5.Technische gegevens
Geluidemissie: emissiewaardes op werkplek conform DIN 45635-48-A-1-KL-2
867-190020LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-190040LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290020LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290040LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-190322LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-190342LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-190325LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-190345LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290322LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290342LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290325LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-290345LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-393242LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
867-394242LC = -dB (A)
Steeklengte: _ mmPersvoetlichting: ___ mmAantal steken: ____ min
Werkstuk:
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
-1
NL
-1
-1
-1
-1
-1
-1
9
Page 12
5,1Technische gegevens van de verschillende types
Type
867-190020
867-190040
867-190322
867-190342
867-190325
867-190345
867-290020
SteektypeStiksteek 301
Type grijper
Groot
overmaat
groot
overmaat
groot
overmaat
groot
aantal naalden11111122
Naaldsysteem134-35
Naalddikte170
(al naar gelang E-nr.)[Nm]
Max. garendikte[Nm]10 / 3
Steeklengte[mm]
- Voorwaarts12
- Achterwaarts12
867-290040
overmaat
Aantal instelbare steeklengten11222211
Max. aantal steken[min-1]32003200380034003800340030003000
Aantal steken bij
levering[min
-1
]30003000340034003400340030003000
Max. lichthoogte[mm]202020*20*20*20*2020
(*alleen met terugstelvoorziening)
Max. persvoetlichting[mm]99999999
Werkdruk[bar]-6666---
Luchtverbruik per
werkcyclus[NL]-0,70,70,70,7--
Afmetingen (H x B x D) [mm]690 / 220 / 460
Gewicht555555 55 5555 5555
met directe aandrijving[kg]-59595959---
10
Page 13
Type
867-290322
867-290342
867-290325
867-290345
867-392242
867-393242
867-394424
SteektypeStiksteek 301
Type grijper
Groot
overmaat
groot
overmaat
overmaat
overmaat
overmaat
aantal naalden2222111
Naaldsysteem134-35
Naalddikte170
(al naar gelang E-nr.)[Nm]
Max. garendikte[Nm]10 / 3
Steeklengte[mm]
Voorwaarts12
Achterwaarts12
NL
Aantal instelbare steeklengten2222---
Max. aantal steken[min-1]3500320035003200300030003000
Aantal steken bij
levering[min
-1
]3000300030003000300030003000
Max. lichthoogte[mm]20*20*20*20*20*20*20*
(*alleen met terugstelvoorziening)
Max. persvoetlichting[mm]9999999
Werkdruk[bar]6666666
Luchtverbruik per
werkcyclus[NL]0,70,70,70,70,70,70,7
Afmetingen (H x B x D)[mm]690 / 220 / 460690 / x / 460
Gewicht555555 55 5858 58
met directe aandrijving[kg]59595959---
11
Page 14
11
10
Inrijgschema eennaaldsmachine
1
2
3
9
4
8
5
7
6
22
21
20
19
Inrijgschema tw eenaaldsmachine
12
13
14
15
16
12
18
17
Page 15
6.Bedienen
6.1Bovengaren inrijgen
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen!
Garen uitsluitend bij uitgeschakelde machine inrijgen.
Bovengaren inrijgen bij eennaaldsmachine
–
Garenklos op garenhouder plaatsen en naalddraad door de
afwikkelarmen leiden.
De afwikkelarm dient zicht loodrecht boven de garenklossen te
staan.
–
Draad door geleider 1 en geleider 2 trekken.
–
Draad met de klok mee om de voorspanning 3 trekken.
–
Draad tegen de klok in om de hulpspanning 4 leiden.
–
Draad met de klok mee om de hoofdspanning 5 leiden.
–
Draad onder draadspanningsveer 8 trekken en door
garenregeling 10 naar draadmeenemer 11 trekken.
–
Draad door draadmeenemer 11 en de draadgeleiders 9, 7 en 6
naar de naaldstang trekken.
–
Draad door het oog van de naald trekken.
Bovengaren inrijgen bij tweenaaldsmachine
–
Garenklos op garenhouder plaatsen en naald- en
grijperdraad door de afwikkelarmen leiden.
De afwikkelarm dient loodrecht boven de garenklossen te staan.
Draad voor linker naald (dezelfde als bij eennaaldsmachine)
–
Draad door geleider 1 en geleider 2 trekken.
–
Draad met de klok mee om de voorspanning 3 trekken.
–
Draad tegen de klok in om de hulpspanning 4 leiden.
–
Draad met de klok mee om de hoofdspanning 5 leiden.
–
Draad onder draadspanningsveer 8 trekken en door
garenregeling 10 naar draadmeenemer 11 trekken.
–
Draad door draadmeenemer 11 en de draadgeleiders 9, 7 en 6
naar de naaldstang trekken.
–
Draad door het oog van de naald trekken.
Draad voor rechter naald
–
Draad door geleider 12 en geleider 13 trekken.
–
Draad met de klok mee om de voorspanning 14 trekken.
–
Draad tegen de klok in om de hulpspanning 15 leiden.
–
Draad met de klok mee om de hoofdspanning 16 leiden.
–
Draad onder draadspanningsveer 19 trekken en door
garenregeling 21 naar draadmeenemer 22 trekken.
–
Draad door draadmeenemer 22 en de draadgeleiders 20, 18 en 17
naar de naaldstang trekken.
–
Draad door het oog van de rechter naald trekken.
NL
13
Page 16
321
Afb. ACorrecte draadlus in midden van het
werkstuk
Afb. BBovenspanning te laag
of
onderspanning te hoog
Afb. CBovenspanning te hoog
of
onderspanning te laag
54
14
Page 17
6.2Bovenspanning instellen
Voorspanning
Bij geopende hoofdspanning 2 en hulpspanning 3 moet nog een
geringe restspanning in de bovendraad aanwezig zijn. Deze
restspanning wordt verzorgd door voorspanning 1.
Voorspanning 1 beïnvloedt tevens de lengte van de draad die uitsteekt
uit de naald na afhechten (= startdraad voor volgende naad).
–
Basisinstelling:
stelwiel 4 verdraaien, totdat de voorzijde daarvan met pen 5 in lijn
staat.
–
Kortere startdraad:
stelwiel 4 met de klok mee draaien.
–
Langere startdraad:
stelwiel 4 tegen de klok in draaien.
Hoofdspanning
De hoofdspanning 2 dient zo laag mogelijk te worden gehouden.
Het draadlus moet in het midden van het werkstuk liggen.
Te hoge draadspanningen kunnen bij een dun werkstuk tot ongewenst
rimpelen daarvan en breken van de draad leiden.
–
Hoofdspanning 2 zo instellen, dat een gelijkmatig stikpatroon wordt
verkregen.
Spanning verhogen - stelwiel met de klok mee draaien
Spanning verlagen - stelwiel tegen de klok in draaien
Hulpspanning
De apart in te schakelen hulpspanning 3 is bedoeld om de
bovenspanning snel te kunnen wijzigen, bijv. bij verdikkingen in de
naad.
–
Hulpspanning 5 lager dan hoofdspanning 4 instellen.
NL
15
Page 18
6.2.1Werking van de draad-hoofdspanning en de draad-hulpspanning afhankelijk van de
persvoetlichting
Met toets 1 (zie paragraaf 06:15:00) op het bedieningspaneel van de
machine kan de draad-hulpspanning op elk moment worden in- en
uitgeschakeld. Parameter F-147 moet daarvoor op “1" ingesteld zijn.
Wanneer de draad-hulpspanning gesloten is, blijft de situatie van
·
tijdens de persvoetlichting behouden.
Wanneer de machine uitgeschakeld wordt, blijft de laatst
·
ingestelde situatie van de draad-hulpspanning via het net
behouden.
6.2.2Reparatienaad bij continu gesloten draadspanningen
Bij een reparatienaad moet met de persvoetlichting de draadspanning
gesloten blijven. Hierbij is de instelling van parameters F-196 voor de
werking van de draad-hoofdspanning en de draad-hulpspanning
afhankelijk van de persvoetlichting, niet actief.
Om ervoor te zorgen dat de reparatienaad snel kan w orden in- en
uitgeschakeld, moet eerst een parameterinstelling worden verricht.
Reparatienaad met toets “A” op Efka bedieningspaneel V810/V820:
·
Parameter F-293 op 18 instellen.
Reparatienaad met toets “A” op Efka bedieningspaneel V810/V820:
·
Parameter F-294 op 18 instellen.
Door toets “A” of “B” op Efka bedieningspaneel V810 (zie paragraaf 8.2)
of V820 (zie paragraaf 8.3) in te drukken, kan de reparatienaad bij
continu gesloten draadspanning snel worden in- en uitgeschakeld.
Wanneer de reparatienaad ingeschakeld wordt, moet deze aan het
einde van de reparatienaad met dezelfde toets op het Efka
bedieningspaneel weer worden uitgeschakeld, zodat parameter F-196
weer actief is.
16
Page 19
6.2.3Werking van de draad-hulpspanning afhankelijk van de persvoetverstelling en de Speedomat
Met toets 1 (zie paragraaf 6.16) op het bedieningspaneel van de
machine kan de draad-hulpspanning op elk moment worden in- en
uitgeschakeld. Parameter F-147 moet daarvoor op “1" ingesteld zijn.
ParameterPersvoetverstelling max.Persvoetverstelling door
instellingvia knieschakelaarstelwiel met
bereiken van HP-toerental
van parameter F-117
(Speedomat)
F-197 = 011
F-197 = 101
F-197 = 21 (*)0
F-197 = 3010
(*) Wanneer de persvoetverstelling (max. via knieschakelaar) wordt
ingeschakeld en het HP-toerental van parameter F-117 door de
“Speedomat” wordt bereikt, wordt de draad-hulpspanning ook
automatisch ingeschakeld.
0 = draad-hulpspanning mechanisch gesloten
1 = draad-hulpspanning mechanisch geopend
Wanneer de draad-hulpspanning geopend is, blijft de situatie van
·
tijdens de persvoetlichting behouden.
6,3Bovenspanning lozen
Wanneer de machine uitgeschakeld wordt, blijft de laatst
·
ingestelde situatie van de draad-hulpspanning via het net
behouden.
Basisinstelling in de regelkast voor de automatische trappenregeling
voor het reduceren van het aantal steken (Speedomat) door het
stelwiel voor de hoogte van de alternerende transportlichting
Parameter 188
Trap 01-21totaal Speedomat bereik
Trap 01-10maximaal toegestaan aantal steken, parameter
-1
min
Trap 11-18lineaire trapsgewijs verlagen van het maximaal
aantal steken (Speedomat)
Trap 19-21maximaal toegestaan aantal steken, parameter
De bovenspanning wordt bij het draadsnijden automatisch geloosd.
17
Page 20
6,4Hulpspanning in- en uitschakelen bij machines zonder draadafsnijder
1
2
Met hendel 1 wordt de hulp-spanning in- en uitgeschakeld.
Inschakelen
–
De greep 2 van de hendel naar links schuiven.
Uitschakelen
–
De greep 2 van de hendel naar rechts schuiven.
18
Page 21
6,5Garenregeling instellen
321
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Garenregeling uitsluitend bij uitgeschakelde machine instellen.
Via garenregeling 1 wordt de voor de steekvorming vereiste
hoeveelheid draad geregeld.
De garenregeling zorgvuldig afstellen voor een zo optimaal mogelijk
stikresultaat.
Bij een juiste instelling glijdt de naalddraadlus met lage spanning over
het dikste gedeelte van de grijper.
–
Schroef 2 losdraaien.
–
Stand van de garenregeling 3 wijzigen.
Garenregeling naar links = Hoeveelheid draad groter
Garenregeling naar rechts = Hoeveelheid draad kleiner
–
Schroef 2 vastdraaien.
Instelaanwijzing:
Wanneer de grootst mogelijke hoeveelheid draad vereist is, verplaats
dan de draadspanningsveer 3 ca. 0,5 mm vanuit de eindpositie naar
boven. Dit is het geval wanneer de naalddraadlus de max.
grijperdiameter passeert.
NL
19
Page 22
6,6Onderspoel opwikkelen
5432 1
–
Garenklos op garenhouder plaatsen en grijperdraad door de
afwikkelarm leiden.
–
Draad door de geleider 5, spanner 4 en geleider 3 trekken.
–
Draad achter mes 6 inklemmen en afscheuren.
–
Spoel 1 op spoelas plaatsen.
De draad hoeft niet handmatig op de spoel te worden gewikkeld.
–
Spoelhendel 2 in de spoel drukken.
–
Stikken
De spoelhendel breekt het opwikkelen af zodra de spoel vol is.
De spoelas stopt steeds zodanig dat mes 6 in de juiste stand staat
(zie rechter afbeelding).
–
Volle spoel 1 afnemen, draad achter mes 6 inklemmen en
afscheuren.
–
Lege spoel voor de volgende keer op de spoelas plaatsen en
spoelhendel 2 in de spoel drukken.
Let op, breukgevaar!
Wanneer de draad niet tijdens het stikken opgespoeld moet worden,
dient de persvoet in gelichte positie te worden geblokkeerd en de
persvoetlichting op de laagste waarde te worden ingesteld.
26
20
Page 23
6,7Onderspoel vervangen
1
2
3
654
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Onderspoel alleen vervangen bij uitgeschakelde naaimachine.
Lege spoel verwijderen
–
Klep 1 omhoog klappen en de lege spoel eruitnemen.
Volle spoel plaatsen
–
Spoel 2 zo plaatsen, dat deze bij het afwikkelen van de draad in de
tegengestelde richting t.o.v. de grijper beweegt.
–
Onderdraad door sleuf 3 leiden en onder veer 4 trekken.
–
Onderdraad door sleuf 6 trekken en ca. 3 cm dóórtrekken.
–
Klep 1 sluiten en de onderdraad door geleider 5 in de klep trekken.
NL
21
Page 24
6.7.1Onderspoel plaatsen bij uitvoering met draadmonitor
1
2
LET OP!
De onderspoel moet zo in de grijper worden geplaatst, dat groef 1 zich
aan de onderzijde bevindt.
De omgeving van het spoelhuis en de lichtbrug vrijmaken van naaistof !
Spoeldraad opwikkelen
LET OP!
Bij het opwikkelen moet gleuf 1 zich aan de machinezijde bevinden.
Zo kan de het garen eerst in de voorraadgleuf worden gewikkeld.
22
Page 25
6.8Onderspanning instellen
21
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Onderspanning uitsluitend bij uitgeschakelde machine instellen.
Spanveer 2 instellen
–
Spanveer 2 met regelschroef 1 instellen.
Onderspanning verhogen= schroef 1 met de klok mee draaien
Onderspanning verminderen = schroef 1 tegen de klok in draaien.
NL
23
Page 26
6.9Naald plaatsen en vervangen bij 1-naaldsmachines
21
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Naald alleen vervangen bij uitgeschakelde naaimachine.
1
2
3
–
Handwiel draaien, tot naaldstang 1 in de hoogste stand staat.
–
Schroef 2 losdraaien.
–
Naald omlaag uit naaldstang 1 trekken.
–
Nieuwe naald tot tegen aanslag in de boring van naaldstang 1
schuiven.
Let op!
Groef 3 in de naald moet naar de grijper wijzen.
–
Schroef 2 vastdraaien.
LET OP!
Na het overstappen op een andere naalddikte moet de afstand van de
grijper tot de naald worden gecorrigeerd (zie servicehandleiding).
Wanneer bovenvermelde aanwijzing niet wordt opgevolgd, kan dit tot
de volgende storingen leiden:
Bij het plaatsen van een dunnere naald:
–
ontbrekende steken
Beschadiging van de draad
Bij het plaatsen van een dikkere naald:
–
Beschadiging van de voorzijde van de grijper
Beschadiging van de naald
24
Page 27
6.10Naald plaatsen en vervangen bij 2-naaldsmachines
1
2
3
4
LET OP, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Naalden alleen vervangen bij uitgeschakelde naaimachine.
–
Handwiel draaien, tot naaldstang 1 in de hoogste stand staat.
–
Schroef 3 losdraaien.
–
Naald omlaag uit naaldhouder 2 trekken.
–
Nieuwe naald tot tegen aanslag in de boring van naaldhouder 1
schuiven.
Let op!
Vanuit de bedieningszijde moet groef 4 van de rechter naald naar
rechts en de groef van de linker naald naar links wijzen (zie
afbeelding).
–
Schroef 3 vastdraaien.
LET OP!
Na het overstappen op een andere naalddikte moet de afstand van de
grijper tot de naald worden gecorrigeerd (zie servicehandleiding).
Wanneer bovenvermelde aanwijzing niet wordt opgevolgd, kan dit tot
de volgende storingen leiden:
Bij het plaatsen van een dunnere naald:
–
Ontbrekende steken
Beschadiging van de draad
Bij het plaatsen van een dikkere naald:
–
Beschadigingen van de voorzijde van de grijpers
Beschadigingen van de naalden
De persvoeten kunnen elektropneumatisch door bediening van
pedaal 2 of knieschakelaar 1 worden gelicht.
Mechanische persvoetlichting (knieschakelaar)
–
Om het werkstuk te kunnen verschuiven (bijv. om te corrigeren)
knieschakelaar 1 naar rechts duwen.
De persvoeten blijven omhoog staan zolang knieschakelaar 1
bediend wordt.
Elektropneumatische persvoetlichting (pedaal)
–
Pedaal 2 half terug trappen.
Persvoeten worden na stilstand van de machine gelicht.
–
Pedaal 2 volledig terug trappen.
Draadafsnijden wordt geactiveerd en de persvoeten gelicht.
26
Page 29
6.12Persvoeten in bovenste stand blokkeren
6.13Persvoetdruk
1
–
Hendel 1 omlaag bewegen.
De persvoeten zijn geblokkeerd in de bovenste stand.
–
Hendel 1 omhoog bewegen.
De blokkering wordt opgeheven.
of
–
De persvoeten pneumatisch of met de knieschakelaar lichten.
Hendel 1 beweegt terug naar de oorspronkelijke stand.
12
NL
De gewenste persvoetdruk kan worden ingesteld via draaiknop 2.
LET OP!
Het werkstuk mag niet ‘zwemmen’.
Niet meer druk als s trikt noodzakelijk instellen.
–
Persvoetdruk verhogen=Stelwiel 2 met de klok mee
draaien.
–
Persvoetdruk verlagen=Stelwiel 2 tegen de klok in
draaien.
27
Page 30
6.14Persvoetlichting
21
De speciaalnaaimachine 867 is, al naar gelang het type standaard
uitgevoerd met twee stelwielen voor de persvoetlichting.
Met het linker stelwiel 2 wordt de standaardpersvoetlichting van 1 tot 9
mm gekozen.
Met het rechter stelwiel 1 wordt een hogere persvoetlichting van 1 tot 9
mm ingesteld.
–
Stelwiel 1 en 2 draaien (1 tot 9)
1 = minimale persvoetlichting
9 = maximale persvoetlichting
Automatische begrenzing aantal steken
Machines zonder draadafsnijder
Bij deze machines wordt het toerental niet gecontroleerd.
Let op de opmerking en de tabel op de volgende bladzijde.
Machines met draadafsnijder
Persvoetlichting en aantal steken zijn afhankelijk van elkaar. Een
potentiometer is mechanisch verbonden met het stelwiel. De regeling
herkent met deze potentiometer de ingestelde persvoetlichting en
begrenst automatisch het toerental.
3
28
Machines met elektropneumatische persvoetverstelling
Bij verdikkingen in het werkstuk of bij het stikken over dwarsnaden kan
de verhoogde persvoetlichting (stelwiel 1) tijdens het naaien worden
geschakeld met knieschakelaar 3 onder het tafelblad.
Net als bij de machines met draadafsnijder is ook hier een
potentiometer aanwezig.
LET OP, breukgevaar!
De met stelwiel 2 ingestelde standaardpersvoetlichting mag nooit
groter zijn dan de met stelwiel 1 ingestelde lichting.
Page 31
Modus van de persvoetverstelling
De activeringsduur van de maximale persvoetlichting hangt af van de
ingestelde modus. Er kan worden gekozen uit drie modi.
De verschillende modi worden door de instelling van parameters F-138
en F-184 op het bedieningspaneel bepaald (zie bijgevoegde
handleiding van de motorfabrikant).
Modus
Actief
F-138 = off
F-184 = 0
Rust
F-138 = on
Actief met
min. aantal
steken
F-138 = off
F-1840 < 100
Bediening / Uitleg
De maximale persvoetlichting blijft ingeschakeld
zolang knieschakelaar 3 bediend wordt.
De maximale persvoetlichting wordt door het bedienen
van knieschakelaar 3 ingeschakeld.
Door de knieschakelaar opnieuw te bedienen, wordt
de maximale persvoetlichting weer uitgeschakeld.
De maximale persvoetlichting blijft ingeschakeld
zolang knieschakelaar 3 bediend wordt.
Na het loslaten van de knieschakelaar stikt de
machine, tot het ingestelde min. aantal steken bereikt
is, (parameter F-184) met maximale persvoetlichting.
Vervolgens wordt de naad met de normale
persvoetlichting afgemaakt.
NL
29
Page 32
N.B.:
De in de tabel vermelde max. aantallen steken mogen niet worden
overschreden om een zo veilig mogelijke werking en een lange
levensduur te bereiken.
TypeSteeklengtebereikPersvoetlichtingmax. aantal steken
Bij tweenaaldsmachines met naaldafstanden groter dan 20 mm mag
het max. toerental 2000 min
1)
geldt voor de met * gemarkeerde types.
-1
bedragen.
Page 33
6.15Steeklengte instellen
3
1
2
De speciaalnaaimachines 867 zijn al naar gelang het type voorzien van
twee stelwielen. Hiermee kunnen twee verschillende steeklengten
worden gestikt, die via een toets kunnen worden geactiveerd
(zie paragraaf 6.16).
Met beide stelwielen 1 en 2 op de machinearm worden de steeklengten
ingesteld.
–
Met het bovenste stelwiel 1 de lange steeklengte instellen.
Stand 1 = min. steeklengte
Stand 12 = max. steeklengte
–
Met het onderste stelwiel 2 de korte steeklengte instellen.
Stand 1 = min. steeklengte
Stand 12 = max. steeklengte
De steeklengten zijn voor voorwaarts- en achterwaarts stikken even
groot.
–
Voor het handmatig stikken van hechtingen steekverstelling 3 naar
beneden duwen.
De machine stikt achterwaarts, zolang steekverstelling 3 naar
beneden geduwd is.
N.B.:
De steeklengte kan eenvoudiger worden versteld door met toets 2
(zie paragraaf 6.16) de steeklengte , die niet hoeft te worden versteld,
te activeren.
NL
LET OP, breukgevaar!
De steeklengte die met stelwiel 2 ingesteld is, mag niet groter zijn dan
de steeklengte die met stelwiel 1 ingesteld is.
2. Steeklengte
Toets licht op:
grote steeklengte (bovenste stelwiel) actief
Toets licht niet op:
kleine steeklengte (onderste stelwiel) actief
Aan- resp. afhechting oproepen of onderdrukken.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten
ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van de
toets het stikken van de volgende naad worden
uitgeschakeld.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten
uitgeschakeld is, kan door het indrukken van de
toets het stikken van de volgende naad worden
ingeschakeld.
Naald positioneren in hoge resp. lage stand.
Met parameter F-140 kan de functie van de toets
worden bepaald.
1 = Naald hoog
2 = Naald hoog/laag
3 = Enkele steek
4 = Enkele steek met 2e steeklengte/ korte steek
5 = Naald hoog, wanneer buiten stand 2
De instelling af fabriek is 1 = naald hoog.
32
5
Handmatig achterwaarts stikken.
De machine stikt achterwaarts, zolang de toets
ingedrukt wordt gehouden.
Page 35
LEDFunctie
7en8
10
Via schroef 6 onder toets 5 kan de functie voor toets 9 worden
bepaald.
Schroef 6 onder toets 5 indraaien en 90° rechtsom draaien (gleuf
staat horizontaal).
De functie kan alleen met beide toetsen 5 en 9 worden
opgeroepen.
LET OP!
Alvorens toets 9 een andere functie toe te wijzen, moet de vorige
toegewezen functie worden gedeactiveerd.
Weergave van lege spoel bij draadmonitor
(linker/ rechter spoel)
LED weergave “Aangesloten op lichtnet”
NL
33
Page 36
7.Gelijkstroompositioneringsaandrijving Efka DC 1600/DA82GA bedienen
en instellen
7.1Algemeen
Bediening
De naaimachinemotor DC1600/DA82GA moet met bedieningspaneel
V810 of bedieningspaneel V820 in bedrijf worden genomen en
bediend.
Gebruikshandleiding
In deze gebruikshandleiding worden de functies van de toetsen en de
betekenis van de symbolen van het bedieningspaneel behandeld en
wordt beschreven hoe de betreffende parameterwaardes via het
gebruikersmenu door het bedienend personeel kunnen worden
gewijzigd.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeling, zie de
gebruikshandleiding ‘EFKA DA82GA.
Functies van regeling DA82GA van de naaimachinemotor
De functies van de r egeling DA82GA van de naaimachinemotor worden
bepaald door de software en de instellingen voor de diverse
parameters. Met de juiste instellingen voor de diverse parameters
wordt de regeling optimaal ingesteld op het juiste model en type.
Bij levering van de naaimachinemotor zijn de parameterwaardes door
Efka ingesteld (preset). Voor elk model en type moeten enkele
parameters worden gewijzigd. Zie hiertoe de montagehandleiding.
De machines worden af fabriek ingesteld op de juiste waardes.
Toegangsbeveiliging voor w ijziging en invoer van parameterwaardes
Om te voorkomen dat af fabriek ingestelde waardes abusievelijk
worden gewijzigd, is de invoer van parameterwaardes verdeeld over
een aantal menu’s.
Toegangsbevoegdheden:
–
de leverancier (fabrikant) heeft toegang tot het hoogste en alle
daaronderliggende menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Uitrustingsmenu”
–
de monteur heeft toegang tot het daaronderliggende menu en alle
verdere lagere menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Monteursmenu”
–
de gebruiker heeft toegang tot het laagste menu; er is geen
toegangscode vereist. “Gebruikersmenu”
7.2Bedieningspaneel V810
7.2.1Bedieningselementen en indicaties via bedieningspaneel V810
34
Page 37
7.2.2Functies van de toetsen op bedieningspaneel V820
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken, kunnen functies
worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan worden gekozen
als de machine daadwerkelijk over de daartoe vereiste voorzieningen
beschikt (bijv. magnetische of elektropneumatische persvoetlichting).
ToetsFunctie
1Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit
Enkele aanhechting aan
2Dubbele afhechting aan
Afhechting uit
Enkele afhechting aan
3Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in
een naad aan
Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in
een naad uit
Autom. persvoetlichting na draadsnijden aan
Autom. persvoetlichting na draadsnijden uit
4Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
AStikken naad onderdrukken resp. stikken naad activeren
Wanneer het aanhechten resp. afhechten
ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van een
toets het stikken van de volgende naad worden
uitgeschakeld.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn
uitgeschakeld, kan door het indrukken van een
toets het stikken van de volgende naad worden
ingeschakeld.
Bnaald omhoog/omlaag
resp. shift-functie in programmeermodus.
Door een toets in te drukken wordt een
naaldbeweging uitgevoerd die via parameter 140
kan worden geprogrammeerd.
Zie de parameterlijst in de montagehandleiding.
In de programmeermodus heeft deze toets een
andere functie. Zie de montagehandleiding.
PProgrammeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
EOmschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter.
Bevestiging van de parameterwaarde en
omschakelen naar de volgende parameter.
Voor een beschrijving, zie de montagehandleiding.
+De in de programmeermodus
weergegeven waarde verhogen
-De in de programmeermodus
weergegeven waarde verlagen
Weergave
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
geen weergave
geen weergave
NL
Parameternummer/Standaard info op
display
Parameternummer/Parameterwaarde
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
7.2.3Betekenis van de symbolen op bedieningspaneel V810
Symbool FunctieWeergave
CAutomatische toerentalregeling in bedrijf
Alleen bij autom. stikken.
DLichtbrug ingeschakeld
EStikken ingeschakeld
FToerentalbegrenzing actief
GDraadmonitor ingeschakeldSymbool knippert zodra de spoel leeg
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan
dreigt te raken
35
Page 38
7.2.4Parameterwaarde in gebruiksmenu wijzigen
De parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu
staan vermeld in de parameterlijst ( zie paragraaf 7.4)
–
Hoofdschakelaar inschakelen.
–
Toets “P” indrukken. De eerste parameter in het gebruikersmenu
F-000 wordt weergegeven.
–
Met de toetsen “+” of “-” wordt de volgende resp. vorige parameter
geselecteerd.
–
Toets “E” indrukken.
De waarde van de gekozen parameter wordt weergegeven.
–
Met de toetsen “+” en “-” kan de parameterwaarde gewijzigd
worden.
–
Toets “E” indrukken.
De wijziging wordt opgeslagen en de volgende parameter wordt
weergegeven of
toets “P” indrukken, om de wijziging op te slaan en de
programmeermodus te verlaten.
LET OP!
De gewijzigde parameterwaardes worden pas opgeslagen wanneer na
het verlaten van de programmeermodus een complete naad wordt
gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens volledig terug
wordt getrapt.
Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de programmeermodus
wordt uitgeschakeld, gaan de wijzigingen verloren.
7.2.5Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan het max. toerental worden
gereduceerd.
Na afronding van elke naald wordt de actuele waarde van het max.
toerental weergegeven. Nu kan via de toetsen“+” en “-” deze waarde
direct worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de
parameterwaardes F-111 (max. waarde) en F-121 (min. waarde).
LET OP!
Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het
toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch stikken
van naden waarvan het aantal steken wordt geteld, af.
7.2.6Codenummer voor monteursmenu intoetsen:
(zie montagehandleiding.)
36
Page 39
7.3Bedieningspaneel V820
7.3.1Bedieningselementen en indicaties via bedieningspaneel V820
7.3.2Functies van de toetsen op bedieningspaneel V820
Door de toetsen op het bedieningspaneel kort in te drukken, kunnen
functies worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan
worden gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe
vereiste voorzieningen beschikt (bijv. magnetische of
elektropneumatische persvoetlichting).
ToetsFunctieWeergave
1Dubbele aanhechting aan
Aanhechting uit
Enkele aanhechting aan
2Aantal steken tellen bij achterwaarts stikken
Aantal steken tellen uit
Aantal steken tellen bij voorwaarts stikken
3Lichtbrugfunctie “licht - donker”
= wisselen van: “geen werkstuk voorhanden” naar
werkstuk voorhanden".
Lichtbrug uit
Lichtbrugfunctie “donker - licht”
= wisselen van: “werkstuk voorhanden” naar “geen
werkstuk voorhanden”.
4Dubbele afhechting aan
Afhechting uit
Enkele afhechting aan
5Draadafsnijder aan
Draadwisser aan
Draadafsnijder en draadwisser aan
Draadafsnijder en draadwisser uit
6Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in
een naad aan
Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken in
een naad uit
Autom. persvoetlichting na draadsnijden aan
Autom. persvoetlichting na draadsnijden uit
7Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
8Draadmonitor aan
De functie van de draadmonitor kan met
parameter 195 om te schakelen.
(zie de parameterlijst in de montagehandleiding)
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
NL
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen uit
beide pijlen uit
rechter pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
beide pijlen aan
beide pijlen uit
linker pijl boven de toets aan
linker pijl boven de toets uit
rechter pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets uit
linker pijl boven de toets aan
rechter pijl boven de toets aan
xxxx - - I I-
37
Page 40
ToetsFunctieWeergave
9Functietoets
De werking van de toets kan worden
omgeschakeld via parameter F-008 (zie
parameterlijst paragraaf 1.4)
1 = Softs tar t AAN/ UI T
2 = sierstiknaad AAN/UIT
3 = slagverstelling
Werking van knieschakelaar of toets:
“rust” = AAN / “bediend” = UIT
4 = naaldkoeling AAN/UIT
5 = terugdraaien AAN/UIT
0Aanleren (teach in) resp.
stikken van programma in geheugen.
Zie de programmeerinstructie in de
gebruikshandleiding bij de EFKA DA82GA 3301
AStikken naad onderdrukken resp. stikken naad
activeren
Wanneer het aanhechten resp. afhechten
ingeschakeld zijn, kan door het indrukken van
een toets het stikken van de volgende
naad worden uitgeschakeld.
Wanneer het aanhechten resp. afhechten zijn
uitgeschakeld, kan door het indrukken van een
toets het stikken van de volgende naad worden
ingeschakeld.
Bnaald omhoog/omlaag
resp. shift-functie in programmeermodus.
Door een toets in te drukken wordt een
naaldbeweging uitgevoerd die via parameter
140 kan worden geprogrammeerd.
Zie de parameterlijst in de
montagehandleiding.
In de programmeermodus heeft deze toets een
andere functie.
Zie de montagehandleiding.
PProgrammeermodus aan/uit
Voor een beschrijving, zie de
montagehandleiding.
EOmschakelen van parameternummer op de
waarde voor de betreffende parameter.
Bevestiging van de parameterwaarde en
omschakelen naar de volgende parameter.
Voor een beschrijving, zie de
montagehandleiding.
+De in de programmeermodus weergegeven
waarde verhogen
-De in de programmeermodus weergegeven
waarde verlagen
SSt ON*/OFF <->SSc xxx
SrS ON*/OFF
hPr ON*/OFF
nh ON*/OFF
rd ON*/OFF
* bij ON is de linker pijl boven de toets
ingeschakeld.
Programmanummer
Nummer van stiktraject
Aantal steken op stiktraject<F255
Aantal steken na
passeren lichtbrug
geen weergave
geen weergave
Parameternummer/Standaard info op
display
Parameternummer/Standaard info op
display
de weergegeven waarde wordt verhoogd
de weergegeven waarde wordt verlaagd
38
Page 41
7.3.3Betekenis van de symbolen op bedieningspaneel V810
SymboolFunctieInfo op display
CLetter C staat voor ‘codenummer ’
DLetter F staat voor ‘parameternummer’
EProgrammanummer in ‘teach-in’-modus
FStiktrajectnummer in ‘teach-in’-modus
GLoopblokkering actief
HInvoer via toetsen geblokkeerd
IError-melding
JInvoer van het aantal steken in ‘teach-in’-modus
KDraadmonitor aan
LToerentalbegrenzing actief
MR echter naald uitgeschakeld
NCompensatiesteken voor lichtbrug
OMachine draait
PAutomatische toerentalregeling in bedrijf
QLinker naald uitgeschakeld
Symbool aan, onder info op display wordt
een codenummer weergegeven, zoals
C 1907
Symbool aan, onder info op display wordt
een parameternummer weergegeven, zoals
F -111
Symbool aan, onder info op display wordt
een programmanummer van een
naaiprogramma weergegeven
Symbool aan, onder info op display wordt
een stiktrajectnummer van een
naaiprogramma weergegeven
Symbool knippert indien loopblokkering is
geactiveerd.
Symbool aan, indien de invoer via de
toetsen is geblokkeerd.
Symbool aan.
(zie paragraaf 7.5 voor een foutcodelijst)
Symbool aan, onder info op display wordt
het aantal steken van een stikproject
weergegeven
Symbool knippert z odra de spoel leeg
dreigt te raken
Symbool aan, wanneer een van de
toerentalbegrenzingen actief is.
Symbool aan, wanneer de
rechternaaldstang is gedeactiveerd.
Alleen bij machines met automatische
uitschakeling van de naaldstangen.
Symbool aan
Symbool aan
Symbool aan, wanneer in een
naaiprogramma een stiktraject me constant
toerental wordt verwerkt.
Symbool aan, wanneer de linkernaaldstang
is gedeactiveerd.
Alleen bij machines met automatische
uitschakeling van de naaldstangen.
NL
7.3.4Parameterwaarde in gebruiksmenu wijzigen
–
Hoofdschakelaar inschakelen
–
Eerst toets “P” en vervolgens toets “E” indrukken.
De eerste parameterwaarde in het gebruikersmenu (Arv 002) wordt
weergegeven.
–
Met de toetsen “ + ”of“- ” kan de waarde gewijzigd worden.
–
Toets “E” indrukken.
De volgende parameterwaarde wordt weergegeven of
toets “P” indrukken, de wijziging wordt opgeslagen en het
programmamenu wordt verlaten
39
Page 42
7.3.5Max. toerental reduceren
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan het max. toerental worden
gereduceerd.
Na afronding van elke naald wordt de actuele waarde van het max.
toerental weergegeven. Nu kan via de toetsen“+” en “-” deze waarde
direct worden gewijzigd. Het instelbereik ligt tussen de
parameterwaardes F-111 (max. waarde) en F-121 (min. waarde).
Let op!
Wanneer het max. toerental wordt gereduceerd, neemt tevens het
toerental bij het aanhechten, afhechten en bij het automatisch stikken
van naden waarvan het aantal steken wordt geteld, af.
7.3.6Snel informatie opvragen en waardes invoeren (HIT)
Om de gebruiker snel een overzicht van de actuele waardes te
verschaffen, verschijnen bij het inschakelen van de functies via
toetsen 1, 2, 3, 4 en 9 de betreffende actuele waardes gedurende ca. 3
sec. op het display. Gedurende deze tijd kan de gebruiker de
aangegeven waarde direct via de toetsen + en - wijzigen.
LET OP!
De gewijzigde parameterwaardes w orden pas opgeslagen
wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete
naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens
volledig terug w ordt getrapt.
Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de
programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de w ijzigingen
verloren .
7.3.7Codenummer voor monteursmenu invoeren:
Zie montagehandleiding.
7.3.8Stiknaad programmeren via bedieningspaneel V820
Maximal kunnen 8 programma’s met totaal maximaal 40 stiktrajecten
worden geprogrammeerd.
De functies Aanhechten, Afhechten, Aantal steken tellen, Draadsnijden
en Persvoetlichten kunnen per stiknaad worden ingesteld.
Voor een beschrijving, zie de bedieningshandleiding bij de “EFKA
DA82GA ”
40
Page 43
7.4Parameterlijst - Efka-regelunits
De onderstaande presetwaardes gelden voor model: 867
Het pedaal staat bij het inschakelen van de naaimachinemotor
niet in de nulstand
De loopblokkering is actief
De referentiepositie is niet opgeslagen in het geheugen.
Voor informatie m.b.t. de programmering, zie de
montagehandleiding.
Er is geen geldige autoselect-weerstand gevonden. Voor
informatie, zie montagehandleiding.
Foutmelding bij programmeren
Verkeerd code- of parameternummer ingevoerd
Foutmeldingen hard- en software
Na het inschakelen van de hoofdschakelaar:
pulsgever of commutatiegever defect resp. aansluitkabel
verwisseld.
Tijdens of direct na het stikken:
Pulsgever defect.
Netspanning te laag of tijd tussen hoofdschakelaar UIT en
hoofdschakelaar AAN was te kort.
Machine blokkeert of bereikt niet het gewenste toerental
De regeling is op s toring gevallen t.g.v. een slechte aarding of
door een defect in een connector (slecht contact).
Commutatiegeverleiding defect of de vermogenselektronica voor
het opwekken van het draaistroomveld wordt gestoord.
Processor wordt gestoord.
42
Page 45
8.Efka koppelingspositioneringsaandrijving VD552/6F82FA bedienen en
instellen
8.1Algemeen
Bediening
De regeling van de naaimachinemotor VD552/6F82FA beschikt over
een geïntegreerd bedieningspaneel met 5 toetsen, 8 LED’s en een
LCD-paneel (3 posities). Via dit bedieningspaneel kunnen alle vereiste
instellingen van de regeling van de naaimachinemotor worden
doorgevoerd. Het is echter ook mogelijk om de regeling aan te sluiten
op een bedieningspaneel van het type V810 of V820. In dat geval
worden de geïntegreerde bedieningselementen uitgeschakeld.
Gebruikshandleiding
In het volgende gedeelte wordt ingegaan op de werking van de
bedieningselementen van regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
vermeld en wordt beschreven hoe de betreffende parameterwaardes
via het gebruikersmenu door het bedienend personeel kunnen worden
gewijzigd.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeling, zie de
gebruikshandleiding ‘EFKA DA82GA’
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V810, zie paragraaf 7.2
Voor een beschrijving van het bedieningspaneel V820, zie paragraaf 7.3
Functies van regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
De werking van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor wordt
bepaald door het programma en de ingestelde waardes voor de
verschillende parameters. Met de juiste instellingen voor de diverse
parameters wordt de regeling optimaal ingesteld op het juiste model en
type.
Bij levering van de naaimachinemotor zijn de parameterwaardes door
Efka ingesteld (preset). Voor elk model en type moeten enkele
parameters worden gewijzigd.
Zie hiervoor de montagehandleiding. De machines worden af fabriek
ingesteld op de juiste waardes.
Toegangsbeveiliging voor w ijziging en invoer van parameterwaardes
Om te voorkomen dat af fabriek ingestelde waardes abusievelijk
worden gewijzigd, is de invoer van parameterwaardes verdeeld over
een aantal menu’s.
Toegangsbevoegdheden:
–
de leverancier (fabrikant) heeft toegang tot het hoogste en alle
daaronderliggende menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Uitrustingsmenu”
–
de monteur heeft toegang tot het daaronderliggende menu en alle
verdere lagere menu’s; de toegang is beveiligd met een
toegangscode. “Monteursmenu”
–
de gebruiker heeft toegang tot het laagste menu; er is geen
toegangscode vereist. “Gebruikersmenu”
NL
43
Page 46
8.2Bediening van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.1Bedienelementen van de regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
8.2.2Functies van de toetsen bij regeling 6F82FA van de naaimachinemotor
Door de toetsen op de regelunit kort in te drukken, kunnen functies
worden in- resp. uitgeschakeld. Functies kunnen alleen dan worden
gekozen als de machine daadwerkelijk over de daartoe vereiste
voorzieningen beschikt ( bijv. magnetische of elektropneumatische
persvoetlichting).
ToetsFunctieWeergave
S1Programmeermodus aan/uit
S2Dubbele aanhechting
Aanhechting uit
Enkele aanhechting
S3Dubbele aanhechting
Afhechting uit
Enkele afhechting
S4Autom. persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad
geen Autom. persvoetlichting bij stoppen met
stikken in een naad
Autom. persvoetlichting na draadsnijden
geen Autom. persvoetlichting na draadsnijden
S5Basispositie van de naald = onder
Basispositie van de naald = boven
8.2.3Parameterwaarde in gebruiksmenu wijzigen
De parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu
staan vermeld in de parameterlijst
(zie paragraaf 7.4)
–
Hoofdschakelaar inschakelen
–
Toets “P” indrukken.
De eerste parameter in het monteursmenu 000 wordt
weergegeven.
–
Met de toetsen “+” of “-” wordt de volgende resp. vorige parameter
geselecteerd.
–
Toets “E” indrukken.
De waarde van de gekozen parameter wordt weergegeven.
–
Met de toetsen “+” en “-” kan de parameterwaarde gewijzigd
worden.
–
Toets “E” indrukken.
De wijziging wordt opgeslagen en de volgende parameter wordt
weergegeven of
toets “P” 2 x indrukken, om de wijziging op te slaan en de
programmeermodus te verlaten.
LED 2 brandt, LED 1 donker
beide LED’s donker
LED 1 brandt, LED 2 donker
LED 4 brandt, LED 3 donker
beide LED’s donker
LED 3 brandt, LED 4 donker
LED 5 brandt
LED 5 donker
LED 6 brandt
LED 6 donker
LED 7 brandt, LED 8 donker
LED 8 brandt, LED 7 donker
44
Page 47
8.2.4Max. toerental reduceren
LET OP!
De gewijzigde parameterwaardes w orden pas opgeslagen w anneer
na het verlaten van de programmeermodus een complete naad
wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens volledig
terug wordt getrapt.
Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de
programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de w ijzigingen
verloren .
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan het max. toerental worden
gereduceerd.
De LED-info op het bedieningspaneel geeft tijdens het stikken continu
het actuele max. toerental van de machine aan. De info op het display
wordt in drie posities weergegeven en moet met 10 worden
vermenigvuldigd om het actuele toerental te verkrijgen.
Tijdens het stikken of bij stoppen in een naad kan via de toetsen “+”
en “-” het max. toerental worden gewijzigd.
Het instelbereik ligt tussen de parameterwaardes F-111 (max. waarde)
en F-121 (min. waarde).
8.2.5Codenummer voor monteursmenu intoetsen:
(zie montagehandleiding.)
8.3Parameterlijst van regelunit 6F82FA (gebruikersmenu)
Zie paragraaf 7.4
8.4Status- en foutmeldingen bij bedieningspaneel V810 en V820
Zie paragraaf 7.5
NL
45
Page 48
9.Gelijkstroompositioneringsaandrijving Efka DC1550/DA321G bedienen
en instellen
9.1Algemeen
Bediening
De regelunit DA321G bevat alle benodigde bedienelementen om
functies om te schakelen en parameters in te stellen. Deze kan worden
bediend zonder bedieningspaneel, het is niet mogelijk een
naadprogramma in te stellen.
De optioneel leverbare bedieningspanelen V810 of V820 kunnen extra
op de regelunit worden aangesloten. Met bedieningspaneel V820
kunnen naadprogramma’s worden ingesteld.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeling, zie de
gebruikshandleiding
“EFKA DC1550 - regelunit DA321G”
Functies van regelunit DA321G
De functies van regelunit DA321G worden bepaald door de software
en de instellingen voor de diverse parameters. Wanneer de parameters
juist ingesteld zijn, is de regelunit optimaal ingesteld voor het
betreffende model en type. De parameterwaardes zijn af fabriek in de
regelunit afgesteld (Preset). Voor elk model en type moeten enkele
parameters worden gewijzigd t.o.v. de preset-waarde. De machines
worden af fabriek ingesteld op de juiste waardes.
Toegangsbeveiliging voor w ijziging en invoer van parameterwaardes
Om te voorkomen dat af fabriek ingestelde waardes abusievelijk
worden gewijzigd, is de invoer van parameterwaardes verdeeld over
een aantal menu’s.
Toegangsbevoegdheden:
–
het bedienend personeel via het “Gebruikersmenu” zonder
codenummer.
–
de monteur via het “Monteursmenu” alsmede het
“Gebruikersmenu” m.b.v. een codenummer.
–
de leverancier (fabrikant) via het “uitrustingsmenu” en alle
daaronderliggende menu’s m.b.v. een codenummer.
46
Page 49
9,2Bedieningselementen en indicaties van regelunit DA321G
P
E
+
> >
ToetsFunctie in stikmodus (na hoofdschakelaar aan)
PProgrammeermodus oproepen / afsluiten
EAanhechting enkel / dubbel / uit
(weergave via LED1 en LED2)
+Afhechting enkel / dubbel / uit
(weergave via LED3 en LED4)
-Automatische persvoetlichting bij stoppen met stikken
in een naad AAN/UIT
(weergave via LED5)
Automatische persvoetlichting na draadsnijden
AAN/UIT
(weergave via LED6)
>>Basispositie van de naald in stand 1
(weergave via LED7)
of in stand 2
(weergave via LED8)
ToetsFunctie in programmeermodus
(zie paragraaf 9.1.1)
PProgrammeermodus oproepen / afsluiten
EParameterwaarde oproepen resp. wijziging bevestigen
+Nummer resp. waarde van de parameters verhogen
-Nummer resp. waarde van de parameters verlagen
>>Shift-functie
NL
47
Page 50
LEDFunctie
LED1 brandtWeergave voor aanhechting enkel
LED2 brandtWeergave voor aanhechting dubbel
LED1 en LED2 uitAanhechting uit
LED3 brandtWeergave voor afhechting enkel
LED4 brandtWeergave voor afhechting dubbel
LED3 en LED4 uitAfhechting uit
LED5 brandtWeergave voor automatische persvoetlichting
tijdens stikken in de naad
LED6 brandtWeergave voor automatische persvoetlichting
na
draadsnijden.
LED7 brandtWeergave voor basispositie van de naald =
onder
LED8 brandtWeergave voor basispositie van de naald =
boven
DisplayDe info op het display wordt in drie posities
weergegeven, parameter
en codenummer
9.2.1Parameterwaarde in gebruiksmenu wijzigen bij regelunit DA321G
De parameterwaardes van het gebruikersmenu (zie parameterlijst
paragraaf 9.1.3) kunnen zonder intoetsen van een codenummer
worden gewijzigd.
9.2.1.1 Parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu na elkaar oproepen en wijzigen
in regelunit DA321G
–
Hoofdschakelaar inschakelen.
–
Op de display verschijnt de waarde voor het max. toerental, bijv.
“480” = weergave voor 4800/min.
–
Toets “P” indrukken, de eerste parameter “0.0.0.”wordt
weergegeven.
–
Toets “E” indrukken, de bijbehorende parameterwaarde, bijv. “ 002”
wordt weergegeven.
–
Toets “+” indrukken, de parameterwaarde wordt verhoogd.
–
Toets “-” indrukken, de parameterwaarde wordt verlaagd.
–
Toets “E” indrukken, de volgende parameter “0.0.1.”wordt
weergegeven.
–
Toets “E” indrukken, de waarde van de parameter, “0.0.1.” bijv.
“004” wordt weergegeven. etc.
(op deze manier kunnen alle parameters die kunnen worden
aangepast via het gebruikersmenu, na elkaar worden opgeroepen
en gewijzigd. Na de laatste parameter moet de programmering in
de gebruikersmodus worden verlaten)
of de programmering in de gebruikersmodus kan op elk moment
worden verlaten.
Toets “P” indrukken, de programmering in de gebruikersmodus
wordt verlaten. Op de display verschijnt de waarde voor het max.
toerental, bijv. “480” = weergave voor 4800/min.
–
Na het verlaten van de programmering in de gebruikersmodus zijn
alle gewijzigde waardes opgeslagen.
48
Page 51
9.2.1.2Parameters die kunnen worden aangepast via het gebruikersmenu direct oproepen en wijzigen in
de regelunit DA321G
–
Hoofdschakelaar inschakelen.
–
Op de display verschijnt de waarde voor het max. toerental, bijv.
“480” = weergave voor 4800/min.
–
Toets “P” indrukken, de eerste parameter “0.0.0.”wordt
weergegeven.
–
Toets “>>” indrukken, het eerste cijfer van de parameter knippert
“0.0.0.”
–
Metdetoetsen“+”of“-” kan de getallenwaarde van de
knipperende cijfers worden gewijzigd.
–
Toets “>>” indrukken, het tweede cijfer van de parameter knippert
“0.0.0.”
–
Metdetoetsen“+”of“-” kan de getallenwaarde van de
knipperende cijfers worden gewijzigd.
–
Toets “>>” indrukken, het derde cijfer van de parameter knippert
“0.0.0.”
–
Metdetoetsen“+”of“-” kan de getallenwaarde van de
knipperende cijfers worden gewijzigd.
–
De gewenste parameter is ingesteld.
–
Toets “E” indrukken, de waarde van de ingestelde parameter wordt
weergegeven, bijv. “ on”
–
Met de toets “-”kanvan“on” naar “oFF” worden geschakeld.
–
Met de toets “-”kanvan“on” naar “oFF” worden geschakeld.
–
Toets “E” indrukken, de volgende parameter wordt opgeroepen.
–
Na het instellen van een parameter kan de volgende parameter
worden opgeroepen en gewijzigd of de programmeermodus
worden verlaten door de toets “P” in te drukken. Op de display
verschijnt de waarde voor het max. toerental, bijv. “480”=
weergave voor 4800/min.
9.2.2Max. toerental reduceren bij regelunit DA321G
Om het max. toerental van de machine optimaal op de actuele
toepassing aan te passen, kan dit worden gereduceerd.
Tijdens het stikken en wanneer de machine stopt, wordt het max.
toerental op de display weergegeven. De weergegeven 3-cijferige
waarde moet worden vermenigvuldigd met 10. Wanneer het max.
toerental wordt weergegeven, kan dit worden gewijzigd door de
toetsen “+/-” in te drukken. Het instelbereik ligt tussen de
parameterwaardes F-111 (max. waarde) en F-121 (min. waarde).
Zie paragraaf 9.1.4 en 9.1.6.
N.B.:
Er zijn twee instellingen voor het max. toerental: De waarde van d e
parameter 111 en het max. toerental reduceren m.b.v. de toetsen “+/-”.
De laagste waarde heeft altijd prioriteit! Wanneer het max. toerental
gereduceerd is met de “+/-” toetsen, kan parameterwaarde 111 pas
worden gekozen, wanneer de reducering wordt opgeheven door op de
toets “+” te drukken tijdens het stikken.
Let op!
Het max. toerental (waarde van parameters 111) mag niet hoger
worden ingesteld dan in het parameterblad (meegeleverd) voor het
betreffende model en type aangegeven is.
NL
49
Page 52
9.2.3Parameterlijst in gebruiksmenu van regelunit DA321G
9.2.4Parameterwaarde in monteursmenu en uitrustingsmenu wijzigen
LET OP!
Wijzigingen van parameterwaardes dienen uiterst zorgvuldig te
worden doorgevoerd, omdat een verkeerd ingestelde regelunit kan
leiden tot beschadiging van de machine!
N.B.:
Via een master-reset kunnen alle parameterwaardes worden
teruggesteld naar de stand bij aflevering (preset-waardes). Zie
paragraaf 7.1.7.
Invoer van het codenummer in het monteursmenu bij regelunit
DA321G
–
Hoofdschakelaar uitschakelen.
–
Toets “P” indrukken en ingedrukt houden.
–
Hoofdschakelaar inschakelen. Op de display verschijnt “Cod”.
–
Toets “P” loslaten.
–
Toets “>>” indrukken. Op de display verschijnt “000". Het linker
cijfer knippert.
–
Codenr. 190 intoetsen. Met de toetsen “+”of“-” wordt de waarde
van de knipperende cijfers veranderd. Met de toets “>>” kan naar
het volgende cijfer worden gestapt.
–
Toets “E” indrukken. De eerste parameter in het monteursmenu
“1.0.0.” wordt weergegeven.
Parameters kiezen en waardes wijzigen
–
Metdetoetsen“+”, “-”en“>>” kan de gewenste parameter worden
ingesteld.
(zie paragraaf 7.1.1.2)
–
Toets “E” indrukken. De waarde van de parameter wordt
weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”of“-” kan de parameterwaarde worden
gewijzigd.
–
Toets “E” indrukken. De volgende parameter wordt weergegeven of
toets “P” indrukken - dezelfde parameter wordt weergegeven.
Gewijzigde parameterw aardes opslaan
–
Toets “P” indrukken, de programmeermodus wordt afgesloten.
–
Een complete naad stikken, d.w.z. het pedaal naar voren en
vervolgens volledig terug trappen, de wijziging wordt opgeslagen.
–
Wanneer geen naad wordt begonnen, gaat de wijziging verloren.
–
Door opnieuw op de toets “P” te drukken, keert u terug naar de
programmeermodus.
NL
51
Page 54
Invoer van het codenummer in het uitrustingsmenu bij regelunit
DA321G
–
Hoofdschakelaar uitschakelen.
–
Toets “P” indrukken en ingedrukt houden.
–
Hoofdschakelaar inschakelen. Op de display verschijnt “Cod”.
–
Toets “P” loslaten.
–
Codenr. 311 intoetsen. Met de “+”of“-” toetsen wordt de waarde
van de knipperend cijfers gewijzigd. Met de toets “>>” kan naar het
volgende cijfer worden gestapt.
–
Toets “E” indrukken. De eerste parameter in het uitrustingsmenu
“2.0.0.” wordt weergegeven.
–
Zie verder onder “Parameters kiezen en w aardes wijzigen”.
LET OP!
De gewijzigde parameterwaardes w orden pas opgeslagen
wanneer na het verlaten van de programmeermodus een complete
naad wordt gestikt, d.w.z. het pedaal naar voren en vervolgens
volledig terug w ordt getrapt.
Wanneer de aandrijving direct na het verlaten van de
programmeermodus w ordt uitgeschakeld, gaan de w ijzigingen
verloren .
9.2.5Posities instellen bij regelunit DA321G
Referentiepositie instellen
Voorwaarde:
Het codenummer voor het “Monteursmenu” is ingesteld. (zie
paragraaf 7.1.4)
–
Toets “E” indrukken.
De eerste parameter in het monteursmenu 1.0.0. wordt
weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”, “-”en“>>” de parameter 1.7.0. intoetsen.
Handwiel in normale draairichting draaien totdat het roterende
symbool “o” op de display verdwijnt, dan verder draaien totdat de
referentiepositie = stand “F” van het handwiel, bereikt is.
–
Toets “P” indrukken.
De referentiepositie wordt opgeslagen. Het actuele
parameternummer wordt weergegeven.
–
Toets “P” indrukken.
De programmering in de monteursmodus is afgesloten.
52
Page 55
Posities 1 en 2 instellen
Voorwaarde:
De referentiepositie is ingesteld. (zie paragraaf 7.1.5
“Referentiepositie instellen”)
N.B.:
De posities zijn af fabriek ingesteld; normaliter is instellen dan
overbodig. De preset-waardes (zie meegeleverd parameterblad)
komen overeen met het aantal incrementen na de referentiepositie (in
de juiste draairichting). Een omwenteling van de motoras is gelijk aan
een omwenteling van het handwiel en komt overeen met 512
incrementen.
De posities zijn:
P1E = Handwiel in stand “F” = positie 1.
P1E = Handwiel in stand “C” = positie 2.
P1A = ca. 100 incrementen na P1E (belangrijk voor de interne werking
van de regelunit).
P2A = ca. 100 incrementen na P2E (belangrijk voor de interne werking
van de regelunit).
Wanneer de posities opnieuw moeten worden ingesteld, gaat men als
volgt te w erk:
–
Na invoer van het codenummer voor het “monteursmenu” (zie
paragraaf 7.1.4)
toets “E” indrukken. De eerste parameter in het monteursmenu
1.0.0. wordt weergegeven.
–
Metdetoetsen“+”, “-”en“>>” de parameter 1.7.1. intoetsen.
–
Toets “E” indrukken. Op de display verschijnt “Sr2”.
–
Toets “>>” indrukken. Op de display verschijnt “P1E”.
–
Handwiel in de juiste richting draaien tot de weergave op de
display wijzigt van “P1E” naar de weergave van de incrementen.
Handwiel in s tand “F” draaien = positie 1E.
–
Toets “E” indrukken. Op de display verschijnt “P2E”.
–
Handwiel in de juiste richting draaien tot de weergave op de
display wijzigt van “P2E” naar de weergave van de incrementen.
Handwiel in s tand “C” draaien = positie 2E.
–
Toets “E” indrukken. Op de display verschijnt “P1A”.
–
Handwiel in de juiste richting draaien tot de weergave op de
display wijzigt van “P1A” naar de weergave van de incrementen.
Handwiel ca. 100 incrementen verder draaien dan de positie “P1E”
= positie “P1A”.
–
Toets “E” indrukken. Op de display verschijnt “P2A”.
–
Handwiel in de juiste richting draaien tot de weergave op de
display wijzigt van “P2A” naar de weergave van de incrementen.
Handwiel ca. 100 incrementen verder draaien dan de positie “P2E”
= positie “P2A”.
–
Toets “
afgesloten en de programmeermodus wordt verlaten
–
Posities controleren, zie paragraaf 6.8
P” tweemaal indrukken. De instelling van de posities wordt
NL
N.B.:
Wanneer tijdens de controle van de posities b lijkt, dat bijv. posities 1
en 2 t.o.v. de instelling met ongeveer dezelfde waarde worden
‘overschreden’, dan kan de referentiepositie met deze waarde worden
vervroegd.
53
Page 56
9.2.6Machinespecifieke parameters bij regelunit DA321G instellen
9.2.6.1Algemeen
De functies van de r egeling van de naaimachinemotor worden bepaald
door de software en de instellingen voor de diverse parameters.
Bij levering van de naaimachinemotor zijn de parameterwaardes door
de fabrikant van de aandrijving ingesteld (preset-waardes). Voor elk
model en type moeten enkele parameters via het monteursmenu
alsmede het uitrustingsmenu worden gewijzigd om de regeling
optimaal aan te passen aan de betreffende machine. De betreffende
parameters staan vermeld in tabel 7.1.6.3 alsmede in het
parameterblad (zie tabel 7.1.6.2). Het parameterblad is meegeleverd.
Bij levering van de machine door Dürkopp Adler AG zijn alle
parameters juist ingesteld!
9.2.6.2Autoselect
De regelunit ‘herkent’ zelf middels meting aan de waarde van de
autoselect-weerstand, die zich in de machine bevindt, welke
machineserie aangesloten is. Door deze autoselect-functie worden de
regelfuncties en preset-waardes van de parameters ingesteld.
Wanneer de regelunit geen of een ongeldige autoselect-weerstand
detecteert, gaat de aandrijving in zogenaamde noodloopfunctie
draaien, om beschadiging van de machine te voorkomen.
9.2.6.3Tabel - machinespecifieke parameters van regelunit DA321G
De waardes van de volgende parameters moeten worden gewijzigd
uitgaande van de preset-waardes.
De in te stellen w aardes (x) zijn te vinden in parameterblad 9800
1301XX R. (meegeleverd bij machine).
Parameter *Benaming
F-111Tbovengrens max. toerental
F-250AFunctiemodule voor uitgang A **
F-251AUitgang A en LED A na het
draadsnijden. **
F-252AU itgang A geïnverteerd? 0=Neen, 1=Ja **
F-255AFunctiemodule voor uitgang B **
F-256AUitgang B en LED A na het
draadsnijden **
* T = Parameter in het monteursmenu, A = Parameter in het
uitrustingsmenu.
** Een functiemodule is een deel van de regeling dat een
uitvoeringskenmerk van de machine, bijv. het omhoog en omlaag
brengen van de transportwals, regelt. De regelunit bevat beide
functiemodules A en B.
Bij elke functiemodule hoort hardwarematig:
–
Een uitgang (A resp. B) bijv. voor het schakelen van een
magneetklep.
–
Een ingang (A resp. B) bijv. om een sensor aan te sluiten.
54
Page 57
–
Een uitgang voor een LED (A resp. B), bijv. voor het aangeven van
een schakeltoestand.
Elke functiemodule kan softwarematig op verschillende functies
worden ingesteld. Voor elke functiemodule zijn er meer parameters,
bijv. voor het activeren van tellingen of voor het omschakelen van
functies na draadafsnijden.
LET OP!
Wijzigingen van parameterwaardes dienen uiterst zorgvuldig te worden
doorgevoerd, omdat een verkeerd ingestelde regelunit kan leiden tot
beschadiging van de machine!
9.2.7Master-reset bij regelunit DA321G
Via de master-reset worden alle parameterwaardes, die gewijzigd zijn
t.o.v. de preset-waardes, teruggesteld naar de preset-waardes.
–
Hoofdschakelaar uitschakelen.
–
Toets “P” indrukken, ingedrukt houden en hoofdschakelaar
inschakelen tot “ C.o.d.” verdwijnt.
–
Toets “P” loslaten.
–
Codenr. voor “monteursmenu” intoetsen. Zie paragraaf 7.1.4.
–
Toets “E” indrukken, de parameter “1.0.0.” wordt weergegeven.
–
Toets “E” indrukken. De waarde van de parameter “1.0.0.”wordt
weergegeven.
–
De waarde op 170 instellen.
–
Toets “P” tweemaal indrukken.
–
Hoofdschakelaar uitschakelen.
–
Even wachten en vervolgens de hoofdschakelaar weer
inschakelen. Alle parameters, behalve 1.1.1., 1.6.1., 1.7.0., 1.7.1.
en 1.9.0. bis 1.9.3., staan weer op de preset-waarde.
NL
LET OP!
Bij een master-reset worden enkele parameter zoals 9.7.0.
(referentiepositie), 9.7.1. (naaldpositie) en 9.6.1.
(motor-draairichting) niet gereset.
Alle machinenspecifieke parameters moeten na een master-reset
aan de hand van het parameterblad opnieuw worden ingesteld. Zie
paragraaf 9.1.6.
55
Page 58
9.2.8Status- en foutmeldingen
DA321GV810V820Betekenis
A1InF A1InFo A1Het pedaal staat bij het inschakelen van de
A2“StoP” knippert“StoP”De loopblokkering is actief
A3InF A3InFo A3De referentiepositie is niet ingesteld.
A5InF A5InFo A5Er is geen geldige autoselect - weerstand
Algemene informatie
naaimachinemotor niet in de nulstand
knippert
+ Symbool
“Loopblokkering ”
Programmering zie paragraaf 9.1.5, 9.2.7
en 9.3.8
gevonden.
Noodloopfunctie. Voor informatie, zie
paragraaf 9.9.2
Foutmelding bij programmeren(parameter)
Wanneer een verkeerd code- of parameternummer ingevoerd is,
verschijnt, afhankelijk van het gebruikte bedieningspaneel, de
volgende foutmelding:
DA321GSpringt terug naar “000" resp. naar het laatste parameternummer
V810Springt terug naar “0000" resp. naar het laatste parameternummer
V820als bij V810, extra weergave “InF F1"
Foutmeldingen hardware en software
DA220CV810V820Betekenis
E2InF E2InF E2Netspanning te laag of tijd tussen
hoofdschakelaar UIT en hoofdschakelaar
AAN te kort.
E3InF E3InF E3Machine blokkeert of komt niet op het
gewenste toerental
E4InF E4InF E4De regeling is op storing gevallen t.g.v. een
slechte aarding
of door een defect in een connector
(slecht contact).
h1InF h1InF h1De commutatiegeverleiding defect
of de vermogenselektronica voor het
opwekken van het
draaistroomveld wordt gestoord.
h2InF h2InF h2Processor wordt gestoord.
56
Page 59
10. Stikken
Bij de beschrijving van het stikproces is het volgende aangenomen:
–
Er is sprake van een eennaaldsmachine met
- draadafsnijder
- elektropneumatische naadafhechting en persvoetlichting
- elektropneumatische persvoetverstelling
–
Op het bedieningspaneel zijn de volgende functies ingesteld:
Aanhechting:AAN
Afhechting:AAN
Persvoetpositie voor
en na
snijdenONDER
Naaldpositie voor
het snijden:ONDER (positie 1)
Naaldpositie na
het snijden:BOVEN
–
Hoofdschakelaar ingeschakeld.
–
Het voorafgaande stikproces is afgesloten met afhechten en draad
snijden.
Bedienings- en werkingsvolgorde bij stikken:
StikkenBediening / Verklaring
Voor het stikken
Uitgangspositie
Werkstuk bij aanvang stiknaad
positioneren
Stikken
In het midden van de naad
Stikken
onderbreken
Stikken voortzetten
(na loslaten van het pedaal)
- Pedaal in ruststand.
Naaimachine staat stil.
Naald boven.
Persvoet onder.
- Pedaal volledig achteruit trappen.
De persvoeten lichten.
- Werkstuk naar de naalden schuiven.
- Pedaal naar voren trappen en ingetrapt houden.
Aansluitend stikt de machine op het via het pedaal
bepaalde toerental verder.
- Pedaal loslaten (ruststand).
De machine stopt in de 1e positie
(naalden onder).
De persvoeten staan onder.
- Pedaal naar voren trappen.
Aansluitend stikt de machine op het via het pedaal
bepaalde toerental.
NL
57
Page 60
6
Tussennaad stikken- Steekverstelling 6 naar beneden duwen.
De machine stikt achterwaarts, zolang de steekverstelling naar beneden geduwd is.
Het toerental wordt bepaald via het pedaal.
of
- Toets 5 indrukken.
54321
Stikken over dwarsnaden.
(maximale persvoetlichting)
2e steeklengte tijdens
het stikken maken
(maximale steeklengte)
Draadspanning tijdens
het stikken verhogen
Aan het einde van de stiknaad
werkstuk verwijderen
De maximale persvoetlichting wordt ingeschakeld.
Het toerental wordt tot 1600 min
Modi van de max. persvoetlichting :
- Knieschakelaar voor inschakelen van max.
persvoetlichting kort bedienen.
- Knieschakelaar opnieuw bedienen om max.
persvoetlichting uit te schakelen.
- Toets 2 indrukken.
- Toets 1 indrukken.
- Pedaal volledig naar achter trappen en ingetrapt
houden.
De afhechting wordt gestikt (indien geactiveerd).
De draad wordt afgesneden.
De machine stopt in de 2e positie.
De naalden staan bovenaan (terugdraaien).
De persvoeten staan bovenaan.
- Werkstuk verwijderen.
-1
begrensd.
58
Page 61
11. Onderhoud
11.1Reinigen en controleren
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Hoofdschakelaar uitschakelen.
Alvorens onderhoudswerkzaamheden aan de machine te verrichten,
de machine spanningsvrij maken.
De onderhoudswerkzaamheden dienen periodiek doch uiterlijk bij het
verstrijken van de in de tabel vermelde onderhoudsintervallen worden
verricht (zie de kolom ‘bedrijfsuren’).
Wanneer sterk pluizende materialen worden verwerkt, kortere
onderhoudsintervallen aanhouden.
Een schone naaimachine verkleint de kans op storingen.
21
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Bovendeel van machine
- Naaistof en draadresten
verwijderen.
(bijv. met persluchtpistool)
Directe aandrijving
Motorventilatierooster 3
reinigen
(bijv. met persluchtpistool)
In het bijzonder te reinigen plaatsen:
- Onderzijde van stikplaat 2
- Bereik rondom de grijper 1
- Spoelhuis
- Draadafsnijder
- Bereik rondom de naald
LET OP !
Persluchtpistool zodanig houden dat de
naaistof niet in oliereservoir 1 wordt
geblazen.
Luchttoevoergleuven vrij van naaistof en
draadresten maken.
3
8
8
NL
59
Page 62
6
4
8
2
10
3
1
4
2
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Maaimachinemotor
Motorventilatierooster 2
reinigen
(bijv. met persluchtpistool)
Conditie en spanning van de
V-riem 1 controleren
Pneumatisch systeem
Waterpeil in drukregelaar
controleren.
Luchttoevoergleuven vrij van naaistof en
draadresten maken.
De V-riem moet ca. 10 mm doorbuigen als
deze in het midden met een vinger wordt
ingedrukt.
Het waterpeil mag niet ter hoogte van het
filterelement 3 staan.
- Water na naar binnen draaien
van aftapplug 3 onder druk uit
waterafscheider 4 laten stromen.
8
160
40
5
Filterelement reinigen.
Circuit op lekkage
controleren.
60
Via filterelement 3 worden vuil en
condenswater uitgefilterd.
- Machine ontkoppelen van persluchtnet.
- Aftapplug 3 verwijderen.
Het pneumatische systeem van de machine
moet drukloos zijn.
- Waterafscheider 4 losdraaien.
- Filterelement 3 verwijderen.
Vervuilde filterhouder en
vervuild filterelement met wasbenzine
(geen oplosmiddel gebruiken!)
schoonmaken en uitblazen.
- Waterafscheider weer
monteren.
500
500
Page 63
11.2Oliesmering
1
2
3
Voorzichtig, gevaar op persoonlijk letsel!
Olie kan huidirritatie veroorzaken.
Vermijd langdurig huidcontact.
Grondig wassen na contact.
LET OP!
Het werken met en de afvoer van minerale olie is onderhavig aan
wettelijke regelingen.
Breng afgewerkte olie naar een erkend verzamelpunt.
Spaar het milieu.
Let erop dat u geen olie morst.
Gebruik voor het smeren van uw speciaal-naaimachine uitsluitend
smeerolie DA-10 of equivalent met de volgende specificatie:
–
viscositeit bij 40 °C:10 mm²/s
–
ontvlammingspunt:150 °C
DA-10 is te bestellen bij uw DÜRKOPP ADLER AG dealer onder
vermelding van de volgende bestelnummers:
250 ml fles: 9047 000011
1 l fles:9047 000012
2 l fles:9047 000013
5 l fles:9047 000014
NL
Te verrichtenOmschrijvingBedrijfsonderhoudswerkzaamhedenuren
Smering van het
machinebovendeel
Het bovendeel van de machine is voorzien
van een centrale oliesmering
(lekkatoentjes). De reservoirs worden
vanuit oliereservoir 1 voorzien van olie.
- Het oliepeil mag niet tot onder de
MIN-markering 3 van het oliereservoir dalen.
Wanneer het oliepeil tot onder de
MIN-markering 3 daalt, dat licht het
oliereservoir op (alleen CLASSIC machines).
- Door boring 2 olie bijvullen tot aan de
markering “Max”.
8
61
Page 64
12. Accessoires
12.1Draadmonitor
132
De draadmonitor 1 bewaakt de hoeveelheid draad op de onderspoel.
Met een akoestisch signaal wordt aangegeven, dat nog maar een
kleine hoeveelheid draad aanwezig is.
De gebruiker kan de naad afmaken en een nieuwe spoel plaatsen.
Niet-wenselijke reparatieplaatsen en beschadiging van het materiaal
worden voorkomen.
De draadmonitor kan in alle een- en tweenaaldsmachines van het
model 867 met draadafsnijder worden gemonteerd.
Functie en bediening van de draadmonitor
Wanneer tijdens het stikken de lichtstraal van de lichtbrug door vlak 3
op de spoel wordt gereflecteerd, dan wordt de stikvoortgang
onderbroken.
De betreffende LED in de toets knippert.
–
Pedaal loslaten en vervolgens weer naar voren trappen.
De naad wordt verder gestikt.
De hoeveelheid draad in de voorraadgleuf 2 van de onderspoel is
normaliter toereikend hiervoor.
–
Aan het einde van de naad het pedaal terug trappen.
De draad wordt afgesneden.
62
Page 65
12.2Stikmiddengeleiding
Algemeen
De stikmiddengeleiding is bedoeld als hulpmiddel bij afsteppen.
Het geleidestuk moete zich in het midden van de naad bevinden, zodat
de afstand vanaf het midden van de naad naar de linker en rechter
naald even groot is.
Bovendruk voor de stikmiddengeleiding
LET OP!
De druk voor de stikmiddengeleiding mag max. 3 bar
bedragen!
–
Voor het instellen van de bovendruk: draaigreep van drukregelaar
van de stikmiddengeleiding uittrekken en verdraaien.
Draaien met de klok mee= Bovendruk verhogen
Draaien tegen de klok in= bovendruk verlagen
NL
63
Page 66
Ruimte voor aantekeningen:
64
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.