Yamaha XVS1300A (2008) User Manual [nl]

Yamaha XVS1300A (2008) User Manual

HANDLEIDING

XVS1300A

11C-F8199-D1

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

DECLARATION of CONFORMITY

We

Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan

Hereby declare that the product:

Kind of equipment: IMMOBILIZER

Type-designation: 5SL-00

is in compliance with following norm(s) or documents:

R&TTE Directive(1999/5/EC)

EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)

Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)

Place of issue: Shizuoka, Japan

Date of issue: 1 Aug. 2002

Revision record

 

No.

Contents

Date

1

To change contact person and integrate type-designation.

9 Jun. 2005

2

Version up the norm of EN60950 to EN60950-1

27 Feb. 2006

3

To change company name

1 Mar. 2007

DAU26944

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

VERKLARING VAN CONFORMITEIT

Wij,

Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Adres: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan

Verklaren hierbij dat het product:

Type apparaat: STARTBLOKKERING

Typeaanduiding: 5SL-00

in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:

R&TTE richtlijn(1999/5/EC)

EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)

Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EC: Hoofdstuk 8, EMC)

Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan

Datum van afgifte: 1 augustus 2002

Overzicht van wijzigingen

 

Nr.

Inhoud

Datum

1

Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.

9 juni 2005

2

Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1

27 februari 2006

3

Om bedrijfsnaam te wijzigen

1 maart 2007

General manager of quality assurance div.

 

Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer

 

 

 

INLEIDING

DAU10100

Welkom in de wereld van Yamaha rijders!

Als eigenaar van de XVS1300A profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw XVS1300A. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.

Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU10151

Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:

Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!

 

 

 

 

Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden

 

WAARSCHUWING

 

tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder, omstanders of degene die de motor-

 

 

 

 

fiets inspecteert of repareert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden

 

LET OP:

 

 

 

 

genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING:

De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of

verhelderen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING:

Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de motorfiets blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.

Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.

DWA10030

WAARSCHUWING

LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.

*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU36390

XVS1300A

HANDLEIDING

©2007 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1e uitgave, augustus 2007 Alle rechten voorbehouden.

Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik

zonder schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd.

is uitdrukkelijk verboden. Gedrukt in Nederland.

INHOUDSOPGAVE

VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............

1-1

CONTROLES VOOR HET

 

Vrije slag van koppelingshendel

 

 

 

STARTEN...........................................

4-1

afstellen ....................................

6-17

BESCHRIJVING ................................

2-1

Controlelijst voor gebruik ................

4-2

Vrije slag van remhendel

 

Aanzicht linkerzijde..........................

2-1

 

 

afstellen ....................................

6-17

Aanzicht rechterzijde .......................

2-2

GEBRUIK EN BELANGRIJKE

 

Remlichtschakelaar afstellen .......

6-18

Bedieningen en instrumenten..........

2-3

RIJ-INFORMATIE ..............................

5-1

Controleren van vooren

 

 

 

Starten van de motor ......................

5-1

achterremblokken .....................

6-18

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN

 

Schakelen ......................................

5-2

Controleren van

 

EN BEDIENINGEN .............................

3-1

Tips voor een zuinig

 

remvloeistofniveau ...................

6-19

Startblokkeersysteem .....................

3-1

brandstofverbruik ........................

5-3

Verversen van remvloeistof .........

6-20

Contactslot/stuurslot .......................

3-2

Inrijperiode .....................................

5-3

Doorbuiging aandrijfriem ..............

6-20

Controleen

 

Parkeren .........................................

5-4

Controleren en smeren van

 

waarschuwingslampjes ...............

3-3

 

 

kabels .......................................

6-21

Multifunctionele meter ....................

3-5

PERIODIEK ONDERHOUD EN

 

Controleren en smeren van

 

Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...

3-9

KLEINERE REPARATIES .................

6-1

gasgreep en gaskabel ..............

6-21

Stuurschakelaars ............................

3-9

Boordgereedschapsset ..................

6-1

Controleren en smeren van rem-

 

Koppelingshendel .........................

3-11

Periodiek smeeren

 

en schakelpedalen ...................

6-22

Schakelpedaal ..............................

3-11

onderhoudsschema ....................

6-2

Controleren en smeren van rem-

 

Remhendel ...................................

3-11

Het framepaneel verwijderen en

 

en koppelingshendels ...............

6-22

Rempedaal ...................................

3-12

aanbrengen .................................

6-7

Controleren en smeren van

 

Tankdop ........................................

3-12

Controleren van de bougies ...........

6-7

zijstandaard ..............................

6-23

Brandstof ......................................

3-13

Motorolie en oliefilterpatroon ..........

6-9

De achterbrugscharnierpunten

 

Tankbeluchtingsslang ...................

3-14

Koelvloeistof .................................

6-11

smeren .....................................

6-23

Uitlaatkatalysator ..........................

3-14

Het luchtfilterelement

 

Smeren van de

 

Bestuurderszadel ..........................

3-14

vervangen .................................

6-13

achterwielophanging ................

6-23

Helmbevestiging ...........................

3-15

Controleren van de vrije slag

 

Voorvork controleren ...................

6-24

Afstellen van de

 

gaskabel ...................................

6-14

Controle van stuursysteem ..........

6-24

schokdemperunit .......................

3-16

Klepspeling ...................................

6-14

Controleren van wiellagers ..........

6-25

Zijstandaard ..................................

3-17

Banden .........................................

6-14

Accu .............................................

6-25

Startspersysteem ..........................

3-17

Gietwielen ....................................

6-16

Zekeringen vervangen .................

6-26

 

 

 

 

Koplampgloeilamp vervangen .....

6-28

INHOUDSOPGAVE

Gloeilamp in remlicht/achterlicht

 

vervangen .................................

6-30

Gloeilamp in richtingaanwijzer

 

vervangen .................................

6-30

Gloeilamp in kentekenverlichting

 

vervangen .................................

6-30

Parkeerlichtgloeilamp

 

vervangen .................................

6-31

Ondersteunen van de

 

motorfiets ..................................

6-32

Problemen oplossen .....................

6-32

Storingzoekschema’s ...................

6-33

VERZORGING EN STALLING VAN

 

DE MOTORFIETS ..............................

7-1

Matkleur, let op ...............................

7-1

Verzorging ......................................

7-1

Stalling ............................................

7-3

SPECIFICATIES ................................

8-1

GEBRUIKERSINFORMATIE..............

9-1

Identificatienummers ......................

9-1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

DAU10281

MOTORFIETSEN ZIJN TWEEWIELIGE

1

VOERTUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUISTE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DESKUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER. ELKE BESTUURDER MOET BEKEND ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN ALVORENS MET DEZE MOTOR TE GAAN RIJDEN.

HIJ OF ZIJ MOET:

DOOR EEN COMPETENTE INFORMATIEBRON GRONDIG ZIJN INGELICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN HET MOTORRIJDEN.

ZICH HOUDEN AAN DE WAARSCHUWINGEN EN ONDERHOUDSEISEN VERMELD IN DE GEBRUIKERSHANDLEIDING.

GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILIGE EN CORRECTE RIJTECHNIEKEN.

GEBRUIKMAKEN VAN PROFESSIONELE TECHNISCHE SERVICE, ZOALS AANGEGEVEN IN DE GEBRUIKERSHANDLEIDING EN/OF WANNEER DE MECHANISCHE CONDITIES DIT VEREISEN.

Veilig rijden

Controleer de machine altijd voor u gaat rijden. Een zorgvuldige controle kan een ongeval helpen voorkomen.

Deze motorfiets is gebouwd voor het vervoer van de bestuurder plus een passagier.

Het niet opmerken en herkennen van motorfietsen door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto-/motorongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een autobestuurder de motor niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.

Dus:

Draag een jack in felle kleuren.

Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken met motorfietsen zich namelijk het meest voor.

Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.

Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Veelal zijn bestuurders die bij een ongeval betrokken waren zelfs niet in het bezit van een geldig motorrijbewijs.

Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw motorfiets alleen uit aan ervaren motorrijders.

Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.

We raden aan om het motorrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de motor en zijn bediening.

Ongelukken worden vaak veroorzaakt door een fout van de motorbestuurder. Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een TE HOGE RIJSNELHEID aan of rijden te lang rechtop (onvoldoende schuinliggen bij de bewuste rijsnelheid), zodat de bocht dan te wijd wordt genomen.

Neem altijd de maximum snelheid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.

1-1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

• Geef altijd richting aan voordat u af-

Beschermende kleding

Technische wijzigingen

 

 

 

 

slaat of van rijstrook wisselt. Zorg

Motorongelukken met dodelijke afloop be-

Door het aanbrengen van technische wijzi-

 

 

dat andere weggebruikers u kunnen

treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van

gingen die niet door Yamaha zijn goedge-

 

 

zien.

een helm is de belangrijkste factor bij het

keurd,

of door originele onderdelen te

1

De zithouding van de bestuurder en de

voorkomen of reduceren van hoofdletsel.

verwijderen, kan deze motor onveilig wor-

 

passagier is belangrijk voor een goede

Draag altijd een goedgekeurde helm.

den in het gebruik en ernstig persoonlijk let-

 

besturing.

Draag ook een gezichtskap of een vei-

sel

veroorzaken.

Door

dergelijke

 

De bestuurder moet tijdens het rij-

ligheidsbril. Zonder oogbescherming

wijzigingen kan het gebruik van uw motor

 

 

den beide handen aan het stuur

kan uw zicht door de rijwind verslech-

ook onwettig worden.

 

 

 

 

 

houden en beide voeten op de be-

teren, waardoor u gevaren mogelijk te

 

 

 

 

 

 

 

stuurdersvoetsteunen, om zo de

laat opmerkt.

Bagage en accessoires

 

 

 

 

macht over het stuur te behouden.

Door een jack, stevige schoenen, een

Het monteren van accessoires of het ver-

 

De passagier hoort steeds de be-

lange broek, handschoenen e.d. te

voer van bagage kan een negatief effect

 

 

stuurder, de zadelband of de hand-

dragen verkleint u de kans op schaaf-

hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag

 

 

greep, indien aanwezig, met beide

wonden of ontvellingen.

als hierdoor de gewichtsverdeling van de

 

 

handen vast te houden en beide

Draag nooit loszittende kleding, deze

motor verandert. Wees uiterst voorzichtig

 

 

voeten op de passagiersvoetsteu-

kan blijven haken aan bedienings-

bij het monteren van accessoires of het be-

 

 

nen te houden.

handgrepen of door de wielen worden

laden van uw motor, om zo mogelijke onge-

 

Neem nooit een passagier mee die

gegrepen en zo een ongeval of letsel

vallen te vermijden. Pas extra op wanneer u

 

 

niet in staat is om beide voeten ste-

veroorzaken.

op een motor rijdt die beladen is of waaraan

 

 

vig op de passagiersvoetsteunen te

Raak nooit de motor of het uitlaatsys-

accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen

 

 

zetten.

teem aan terwijl de motor draait. Deze

enkele algemene richtlijnen bij het beladen

 

Rijd nooit onder invloed van alcohol of

onderdelen worden zeer heet en kun-

van de motor of het monteren van accessoi-

 

andere drugs.

nen zo brandwonden veroorzaken.

res:

 

 

 

 

 

Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-

Draag altijd beschermende kleding die

Beladen

 

 

 

 

pen voor gebruik op verharde wegen.

uw benen, enkels en voeten bedekt.

Het totale gewicht van de bestuurder, pas-

 

De machine is niet bedoeld voor off-

De hierboven vermelde voorzorgs-

sagier, accessoires en bagage mag de

 

road gebruik.

maatregelen gelden ook voor passa-

maximale gewichtslimiet niet overschrijden.

 

 

 

giers.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Maximale belasting:

 

 

 

 

 

 

210 kg (463 lb)

 

 

 

 

 

 

1-2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VEILIGHEIDSINFORMATIE

 

Let op het volgende wanneer u tot deze ge-

ze, installatie en gebruik van niet-Yamaha

 

wichtslimiet belaadt:

 

accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze

 

Het zwaartepunt van bagage en ac-

en installatie van accessoires.

 

1

cessoires moet zo laag mogelijk liggen

Volg bij de montage van accessoires de on-

 

en zo dicht mogelijk bij de motor. Zorg

derstaande richtlijnen en die vermeld onder

 

dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk

het kopje “Beladen”.

 

 

over beide zijden van de motor wordt

Monteer nooit accessoires en vervoer

 

verdeeld, om zo onbalans of instabili-

nooit bagage als deze een nadelige in-

 

teit te beperken.

 

vloed hebben op de prestaties van uw

 

Als gewicht gaat schuiven

kan zich

motor. Inspecteer het accessoire zorg-

 

een plotselinge onbalans voordoen.

vuldig alvorens het te gebruiken, om

 

Controleer voordat u gaat rijden of ac-

zeker te zijn dat het de grondspeling of

 

cessoires en bagage stevig aan de

de hellinghoek op geen enkele manier

 

motor zijn bevestigd. Controleer de be-

vermindert, de veerweg, de stuuruit-

 

vestigingspunten voor accessoires en

slag of de bediening beperkt of lampen

 

bagage regelmatig.

 

of reflectors afdekt.

 

 

Bevestig nooit omvangrijke of zware

• Accessoires die aan of nabij het

 

goederen aan het stuur, de voorvork of

stuur of de voorvork zijn gemon-

 

het voorwielspatbord. Dergelijke voor-

teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-

 

werpen, inclusief bagage als slaap-

oorzaken

door een

foutieve

 

zakken, plunjezakken of

tenten,

gewichtsverdeling of door aërody-

 

kunnen een instabiel weggedrag of

namische

effecten. Accessoires

 

een te trage reactie op het stuur ver-

aan het stuur of nabij de voorvork

 

oorzaken.

 

moeten zo licht mogelijk zijn en tot

 

Accessoires

 

een minimum worden beperkt.

 

Originele Yamaha accessoires werden spe-

• Omvangrijke accessoires

kunnen

 

ciaal ontworpen voor montage aan deze

door hun aërodynamisch effect van

 

motor. Yamaha is niet in staat om alle ove-

invloed zijn op de rijstabiliteit van de

 

rige leverbare accessoires te testen. U bent

motor. De motor kan door rijwind

 

dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keu-

worden opgetild of bij zijwind insta-

 

 

 

biel worden. Zulke accessoires kun-

nen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.

Sommige accessoires noodzaken de bestuurder om een andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van het elektrisch systeem van de motorfiets te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen waardoor de verlichting of de motor uitvalt.

Benzine en uitlaatgassen

BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK ONTVLAMBAAR:

Zet de motor altijd af als u benzine tankt.

Pas op en mors tijdens het tanken geen benzine op de motor of op het uitlaatsysteem.

Tank niet terwijl u rookt of in de nabijheid bent van open vuur.

1-3

VEILIGHEIDSINFORMATIE

Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat hem dan niet draaien. De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen al heel snel bewusteloosheid of dodelijk letsel veroorzaken. Start de motor alleen in de open lucht of in een ruimte die voldoende ventilatie heeft.

Zet de motor altijd uit voordat u de motorfiets onbeheerd achterlaat en neem de sleutel uit het contactslot. Let op het volgende als u de motor gaat parkeren:

De motor en het uitlaatsysteem kunnen heet zijn, parkeer de motorfiets daarom op een plek waar voetgangers en kinderen hier geen last van hebben.

Parkeer de motor niet op een helling of op een zachte ondergrond, om omvallen te voorkomen.

Parkeer de motor niet nabij een brandend toestel (bijv. een petroleumkachel) of bij open vuur, hij zou zo vlam kunnen vatten.

Als u de motor in een ander voertuig vervoert, zorg dan dat deze rechtop staat. Als de motor schuin staat, kan er benzine uit de brandstoftank stromen.

Roep onmiddellijk medische hulp in als u benzine heeft ingeslikt, veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine

in uw ogen is terechtgekomen. Morst u

 

benzine op uw huid of kleding, spoel

 

de bewuste plek dan direct met zeep-

 

water en trek andere kleding aan.

1

1-4

BESCHRIJVING

DAU10410

Aanzicht linkerzijde

2

1.

Voorste richtingaanwijzer (pagina 6-30)

9. Achterste richtingaanwijzer (pagina 6-30)

2.

Koplamp (pagina 6-28)

10.Kijkglas olieniveau (pagina 6-9)

3.

Zadelslot (pagina 3-14)

11.Schakelpedaal (pagina 3-11)

4.

Zekering brandstofinjectiesysteem (pagina 6-26)

12.Olievuldop (pagina 6-9)

5.Zekeringenkastje (pagina 6-26)

6.Hoofdzekering (pagina 6-26)

7.Helmbevestiging (pagina 3-15)

8.Kentekenverlichting (pagina 6-30)

2-1

BESCHRIJVING

DAU10420

Aanzicht rechterzijde

2

1.

Remlicht/achterlicht (pagina 6-30)

9. Remlichtschakelaar (pagina 6-18)

2.

Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-19)

10.Oliefilterpatroon (pagina 6-9)

3.

Boordgereedschapsset (pagina 6-1)

11.Olieaftapplug (pagina 6-9)

4.

Accu (pagina 6-25)

12.Koelvloeistofreservoir (pagina 6-11)

5.

Luchtfilterelement (pagina 6-13)

13.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-16)

6.Tankdop (pagina 3-12)

7.Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-19)

8.Rempedaal (pagina 3-12)

2-2

BESCHRIJVING

DAU10430

Bedieningen en instrumenten

2

1.Koppelingshendel (pagina 3-11)

2.Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)

3.Multifunctionele meter (pagina 3-5)

4.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)

5.Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)

6.Gasgreep (pagina 6-14)

7.Remhendel (pagina 3-11)

2-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU10974

Startblokkeersysteem

1.Codeersleutel (rood bovendeel)

2.Standaardsleutels (zwart bovendeel)

Dit voertuig is voorzien van een startblokkeersysteem waarmee diefstal kan worden bemoeilijkt door de codering van de standaardsleutels te wijzigen. Het systeem bestaat uit de volgende onderdelen:

een codeersleutel (met een rood bovendeel)

twee standaardsleutels (met een zwart bovendeel) die opnieuw kunnen worden gecodeerd

een transponder (die is geïntegreerd in de codeersleutel)

een startblokkeereenheid

een ECU (elektronische regeleenheid)

een controlelampje van het startblokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)

De sleutel met het rode bovendeel wordt gebruikt om de twee standaardsleutels te coderen. Het wijzigen van de codes is een ingewikkelde procedure. Breng het voertuig daarom met alle drie sleutels naar een Yamaha dealer om deze opnieuw te laten coderen. Gebruik de sleutel met het rode bovendeel niet om met het voertuig te rijden. Deze sleutel dient uitsluitend te worden gebruikt voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels. Gebruik altijd een standaardsleutel om met het voertuig te rijden.

DCA11821

LET OP:

ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL NIET VERLIEST! NEEM DIRECT CONTACT OP MET UW DEALER ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als de codeersleutel verloren is, kunnen de standaardsleutels niet opnieuw gecodeerd worden. U kunt het voertuig dan nog steeds starten met de standaardsleutels, maar als ze opnieuw gecodeerd moeten worden (d.w.z. als er een nieuwe standaardsleutel is gemaakt of als alle sleutels verloren zijn), dient het gehele startblokkeersysteem vervangen te worden. Daarom wordt u sterk aangeraden een van de stan-

daardsleutels te gebruiken en de codeersleutel op een veilige plek te bewaren.

Dompel de sleutels nooit in water.

Stel de sleutels nooit bloot aan extreem hoge temperaturen.

Leg de sleutels nooit vlakbij magnetische voorwerpen (zoals bijvoor-

beeld speakers enz.).

 

3

 

Plaats nooit voorwerpen die elektri-

 

 

 

 

 

sche signalen uitzenden vlakbij de

 

 

 

sleutels.

 

 

 

Plaats nooit zware voorwerpen op

 

 

 

de sleutels.

 

 

 

U mag de sleutels nooit slijpen of de

 

 

 

vorm ervan wijzigen.

 

 

 

U mag het plastic gedeelte van de

 

 

 

sleutels nooit demonteren.

 

 

 

Hang nooit twee sleutels van een

 

 

 

startblokkeersysteem aan dezelfde

 

 

 

sleutelring.

 

 

 

Bewaar de standaardsleutels en

 

 

 

ook de sleutels van andere start-

 

 

 

blokkeersystemen altijd op een an-

 

 

 

dere plek dan de codeersleutel van

 

 

 

het voertuig.

 

 

 

Houd sleutels van andere startblok-

 

 

 

keersystemen altijd uit de buurt van

 

 

 

het contactslot, want anders kun-

 

 

 

nen ze signaalstoring veroorzaken.

 

 

 

 

 

 

 

 

3-1

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU10471

Contactslot/stuurslot

3

Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld.

OPMERKING:

Gebruik de standaardsleutel (zwart bovendeel) voor het normale gebruik van het voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood bovendeel) op een veilige plaats om verlies te voorkomen en gebruik de sleutel uitsluitend voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels.

DAU38530

ON

Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht, de kentekenverlichting en het

parkeerlicht gaan branden en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.

OPMERKING:

De koplamp gaat automatisch branden als de motor wordt gestart en blijft aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als de motor afslaat.

DAU10660

OFF

Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

DAU10680

LOCK

Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

Om het stuur te vergrendelen

1.Drukken.

2.Draaien.

1.Draai het stuur helemaal naar links.

2.Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”-stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.

3.Neem de sleutel uit.

3-2

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Om het stuur te ontgrendelen

1.Drukken.

2.Draaien.

Druk de sleutel in en draai hem dan naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.

DWA10060

WAARSCHUWING

Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de machine rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de machine stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.

DAU34341

(Parkeren)

Het stuur is vergrendeld en het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht branden. De alarmverlichting en richtingaanwijzers kunnen worden ingeschakeld, maar alle andere elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan worden uitgenomen.

Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “” te kunnen draaien.

DCA11020

LET OP:

Gebruik de parkeerstand niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.

DAU11003

Controleen waarschuwingslampjes

3

1.Vrijstandcontrolelampje “

2.Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “

3.Waarschuwingslampje motorstoring “

4.Controlelampje grootlicht “

5.Controlelampje richtingaanwijzers “

6.Waarschuwingslampje olieniveau “

7.Controlelampje brandstofniveau “

8.Controlelampje startblokkering

DAU11020

Controlelampje richtingaanwijzers “

Dit controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.

3-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU11060

Vrijstandcontrolelampje “

Dit controlelampje brandt terwijl de versnellingsbak in de vrijstand staat.

DAU11080

Controlelampje grootlicht “

Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.

3

DAU11250

Waarschuwingslampje olieniveau “

Dit waarschuwingslampje gaat branden als het motorolieniveau laag is.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien.

Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.

OPMERKING:

Bij een voldoende hoog olieniveau kan het waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling afremmen of optrekken, er is dan echter geen sprake van een storing.

Dit model is ook uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het circuit van het waarschuwingslampje olieniveau.

Als het waarschuwingslampje olieniveau defect is, wordt de volgende cyclus herhaald totdat de storing is opgeheven: Het waarschuwingslampje olieniveau knippert tien keer en dooft dan gedurende 2.5 seconde. Als dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha dealer de machine te controleren.

DAU42740

Waarschuwingslampje brandstofniveau “

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het brandstofniveau daalt tot beneden ca. 3.7 L (0.98 US gal) (0.81 Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien.

Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.

OPMERKING:

Het voertuig moet op een vlakke ondergrond en rechtop geplaatst zijn, anders zou het waarschuwingslampje

3-4

voor brandstofniveau mogelijkerwijs niet op de juiste momenten aan en uit kunnen gaan.

Dit model is bovendien uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het circuit van het waarschuwingslampje brandstofniveau. Als het waarschuwingslampje brandstofniveau defect is, wordt de volgende cyclus herhaald totdat de storing is opgeheven: Het waarschuwingslampje brandstofniveau knippert acht keer en dooft dan gedurende 3.0 seconden. Als dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha dealer de machine te controleren.

DAU11440

Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur “

Dit waarschuwingslampje gaat branden als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd om af te koelen.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien.

Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DCA10020

LET OP:

Laat de motor niet draaien terwijl deze oververhit is.

DAU42770

Waarschuwingslampje motorstoring “

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat geval een Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de werking van het zelfdiagnosesysteem.)

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.

DAU38620

Controlelampje startblokkering

Het elektrisch circuit voor het controlelampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien.

Als het controlelampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.

Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, begint het controlelampje na 30 seconden te knipperen om aan te geven dat het startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het controlelampje stopt na 24 uur met knipperen, maar het startblokkeersysteem blijft ingeschakeld.

Dit model is ook uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het startblokkeersysteem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de werking van het zelfdiagnosesysteem.)

DAU42901

Multifunctionele meter

3

1.Snelheidsmeter

2.Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/klok

DWA12421

WAARSCHUWING

Zorg dat de machine stilstaat voordat u wijzigingen in de instellingen van de multifunctionele meter gaat aanbrengen.

De multifunctionele meter biedt de volgende voorzieningen:

een snelheidsmeter (die de actuele rijsnelheid aangeeft)

een kilometerteller (die de totale afgelegde afstand toont)

twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het laatst werden teruggesteld op nul)

3-5

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

een ritteller voor brandstofreserve (die Snelheidsmeter de afstand aangeeft die wordt afge-

legd op de brandstofreserve)

een klok

een voorziening voor zelfdiagnose

een helderheidsregeling

OPMERKING:

Vergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien

3voordat u de knop “SELECT” “ / ” en de knop “RESET” gebruikt. Dat hoeft echter niet als u de helderheid wilt instellen.

1. Snelheidsmeter

Wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de snelheidsmeter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste snelheid en keert daarna weer terug naar nul om het elektrische circuit te testen.

1.“SELECT”-schakelaar /

2.“RESET”-schakelaar

Kilometerteller, rittellers, ritteller voor brandstofreserve en klok

1.Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/klok

Druk op de “ ”-kant van de knop “SELECT” om de weergave te laten wisselen tussen de kilometertellermodus “ODO”, de rittellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2”, en de klokweergave in onderstaande volgorde:

ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → Klok → ODO

OPMERKING:

Druk op de “ ”-kant van de knop “SELECT” om de weergave in omgekeerde volgorde te laten wisselen.

In elke geselecteerde weergavemodus kunt u de knop “RESET” minder dan 1 seconde lang ingedrukt houden om de klok 5 seconden lang te laten weergeven.

3-6

Zelfdiagnosesystemen

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Als het waarschuwingslampje brandstofniveau gaat branden (zie pagina 3-3), wisselt de weergave automatisch naar de brand- stofreserve-ritteller “F-TRIP” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt door het indrukken van de “ ”-kant van de knop “SELECT” in de onderstaande volgorde gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers, kilometerteller en klok:

F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → Klok → ODO → F-TRIP

OPMERKING:

Druk op de “ ”-kant van de knop “SELECT” om de weergave in omgekeerde volgorde te laten wisselen.

Om een ritteller om nul terug te stellen, selecteert u deze door op de “ ”-kant of “ ”-kant van de knop “SELECT” te drukken en houdt u daarna de knop “RESET” minstens 1 seconde lang ingedrukt. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.

De klok op tijd zetten:

 

 

 

 

Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-

 

 

 

 

 

 

 

systeem voor diverse elektrische circuits.

 

 

 

 

 

 

 

Als een van deze circuits uitvalt, gaat het

 

 

 

 

 

 

 

waarschuwingslampje

motorstoring bran-

 

 

 

 

 

 

 

den en geeft het kilometer/ritteller/klok-dis-

 

 

 

 

 

 

 

play een foutcode van twee cijfers aan.

 

 

 

 

 

 

 

Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-

 

 

 

 

 

 

 

gnosesysteem voor het startblokkeersys-

 

3

 

 

 

 

 

teem.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Klok

 

 

Als een van de circuits van het startblok-

 

 

 

1.

Druk op de “

”-kant of “

”-kant

keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-

 

 

 

je startblokkering knipperen en geeft het

 

 

 

 

van de knop “SELECT” om te wisselen

display een foutcode van twee cijfers weer.

 

 

 

 

naar de klokweergave.

 

OPMERKING:

 

 

 

 

 

 

2.

Druk minstens 2 seconden lang tege-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

lijkertijd op de “ ”-kant van de knop

Als het display foutcode 52 weergeeft, be-

 

 

 

 

“SELECT” en de knop “RESET”.

treft dit mogelijk een storing in het transpon-

 

 

 

3. Als de uuraanduiding begint te knippe-

dersignaal. Als deze fout zich voordoet,

 

 

 

 

ren, druk dan op de “ ”-kant of “ ”-

probeer dan het volgende.

 

 

 

 

kant van de knop “SELECT” om de

 

 

 

 

 

 

 

 

1. Start de motor met behulp van de co-

 

 

 

 

uren in te stellen.

 

 

 

 

 

 

 

 

deersleutel.

 

 

 

 

 

4. Als u op de knop “RESET” drukt, gaat

 

 

 

 

 

OPMERKING:

 

 

 

 

 

 

 

de minutenaanduiding knipperen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Druk op de “

”-kant of “

”-kant

Houd andere startblokkeersleutels uit de

 

 

 

 

van de knop “SELECT” om de minuten

buurt van het contactslot en bewaar niet

 

 

 

 

in te stellen.

 

 

meer dan één startblokkeersleutel aan de-

 

 

 

6. Druk op de knop “RESET”

en laat

zelfde sleutelring!

Startblokkeersleutels

 

 

 

 

deze daarna los om de klok te starten.

kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-

 

 

 

 

 

 

 

door de motor mogelijk niet kan worden ge-

 

 

 

 

 

 

 

start.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3-7

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

2.Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten met de standaardsleutels.

3.Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels, breng dan het voertuig, de codeersleu-

tel en beide standaardsleutels naar een Yamaha dealer en laat de stan-

3 daardsleutels opnieuw coderen.

Als het kilometerteller/ritteller/klok-display foutcodes weergeeft, noteer deze dan en vraag een Yamaha dealer om de machine te controleren.

DCA11590

LET OP:

Wanneer het display een foutcode aangeeft, moet de machine zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.

Helderheidsregeling

1.Snelheidsmeterpaneel

2.Helderheidsniveau

Met deze functie regelt u de helderheid van de snelheidsmeterunit, afgestemd op het aanwezige daglicht.

Om de helderheid in te stellen

1.Draai de sleutel naar “OFF”.

2.Druk op de “ ”-kant van de knop “SELECT” en houd deze ingedrukt.

3.Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf

seconden of langer en laat daarna de knop “SELECT” los.

4. Druk op de “ ”-kant of “ ”-kant van de knop “SELECT” om het gewenste helderheidsniveau te selecteren.

5.Druk op de toets “RESET” om het geselecteerde helderheidsniveau te bevestigen. Het display keert terug naar de kilometerteller-, rittellerof klokweergave.

3-8

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU12331

Antidiefstal-alarmsysteem (optie)

Dit model kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel antidief- stal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere informatie.

DAU12347 Rechts

Stuurschakelaars

Links

3

1.Lichtsignaalschakelaar “

2.Dimlichtschakelaar “ /

3.Richtingaanwijzerschakelaar “/

4.Claxonschakelaar “

1.Noodstopschakelaar “ /

2.Schakelaar alarmverlichting “

3.“SELECT”-schakelaar /

4.“RESET”-schakelaar

5.Startknop “

DAU12350

Lichtsignaalschakelaar “

Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.

DAU12400

Dimlichtschakelaar “/

Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht en op “ ” voor dimlicht.

DAU12460

Richtingaanwijzerschakelaar “/

Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar

3-9

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.

DAU12500

Claxonschakelaar “

Druk deze schakelaar in om een claxonsig-

naal te geven.

3

DAU12660

Noodstopschakelaar “ /

Zet deze schakelaar voor u de motor start op “ ”. Zet deze schakelaar op “” om de motor direct uit te schakelen in een noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.

DAU12733

Schakelaar alarmverlichting “

Met de sleutel in de stand “ON” of “” kan deze schakelaar worden gebruikt voor het inschakelen van de alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers). De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.

DCA10061

LET OP:

Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd als de motor niet draait omdat hierdoor de accu kan ontladen.

DAU42531

“RESET”-schakelaar

Deze schakelaar wordt gebruikt om selecties te maken in de kilometerteller-, rittelleren klokweergave van de multifunctionele meter.

Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-5 voor meer informatie.

DAU12710

Startknop “

Druk deze knop in om via de startmotor de motor rond te draaien.

DCA10050

LET OP:

Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.

DAU42522

“SELECT”-schakelaar “ /

Deze schakelaar wordt gebruikt om selecties te maken in de kilometerteller-, rittelleren klokweergave van de multifunctionele meter.

Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-5 voor meer informatie.

DAU41700

Het waarschuwingslampje voor motorstoring gaat branden als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter niet op een storing.

3-10

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Koppelingshendel

DAU12820

DAU12880

DAU12890

Schakelpedaal

 

Remhendel

3

1. Koppelingshendel

De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.

De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-17.)

1. Schakelpedaal

Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5- traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.

OPMERKING:

Gebruik uw tenen of hiel om op te schakelen en gebruik uw tenen om terug te schakelen.

1. Remhendel

De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.

3-11

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Rempedaal

DAU12941

DAU13090

Tankdop

OPMERKING:

3

1. Rempedaal

Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.

1.Slotplaatje tankdop

2.Ontgrendelen.

Openen van de tankdop

Open het slotplaatje op de tankdop, steek de sleutel in het slot en draai hem dan 1/8 slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.

Sluiten van de tankdop

1.Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.

2.Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en sluit dan het slotplaatje.

De tankdop kan alleen worden gesloten met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.

DWA11090

WAARSCHUWING

Controleer voor u gaat rijden of de tankdop correct is afgesloten.

3-12

Loading...
+ 60 hidden pages