Yamaha FL115A, F115A1, FL115A1, F150A, FL150A User Manual

...
Page 1
F115A FL115A F115A1 FL115A1 F150A FL150A F150A2 FL150A2 F150B
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
FL150B
63P-28199-7C-D0
Page 2
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25107
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van de­ze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheidswaar­schuwingen. Het wordt gebruikt om u op mo­gelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg al­le veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandlei­ding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze instructies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea­ler waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
NOTA:
De F115AET, FL115AET, F115AET1, FL115AET1, F150AET, FL150AET, F150AET2, FL150AET2, F150BET, FL150BET en de standaardaccessoires wor­den gebruikt als basis voor de verklaringen en afbeeldingen in deze handleiding. Daar­door kunnen sommige onderdelen niet op ie­der model van toepassing zijn.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25121
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1, F150A, FL150A, F150A2, FL150A2,
F150B, FL150B
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2011 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2011
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging .............. 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 3
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie ....................... 5
Plaats voor
identificatienummers .................... 5
Buitenboordmotorserienummer ......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ....................... 5
EG label ......................................... 5
Lees handleidingen en labels ......... 7
Waarschuwingslabels ....................... 7
Waarschuwingslabels ..................... 10
Specificaties en vereisten ............. 13
Technische gegevens ................... 13
Installatievereisten ........................ 17
Vermogen paardenkracht boot ........ 17
Monteren van de motor .................... 17
Yamaha Security System (indien
voorzien) ....................................... 17
Afstandsbedieningsvereisten ........ 18
Accuvereisten ............................... 18
Technische gegevens van de
accu .............................................. 18
Monteren van de accu ..................... 18
Meerdere accu’s .............................. 19
Propellerkeuze .............................. 19
Modellen met tegengestelde
draaiing ......................................... 19
Neutraal-startbeveiliging ............... 20
Motorolievereisten ........................ 20
Brandstofvereisten ........................ 21
Benzine ............................................ 21
Modderig of zuurrijk water ............ 22
Anti-fouling .................................... 22
Motorafdankingsvereisten ............ 22
Nooduitrusting .............................. 22
Uitlaatregelingsinformatie ............. 22
Noord-Amerikaanse modellen ......... 22
Sterrenlabels .................................... 23
Componenten ................................. 26
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 26
Afstandsbedieningzender (indien
voorzien) ....................................... 30
Ontvanger (indien voorzien) ............. 30
Yamaha Security System vergrendel-
en ontgrendelmodus (indien
voorzien) ....................................... 31
Afstandsbedieningskast ................... 31
Afstandsbedieningshendel ............... 32
Neutraal vergrendeltrekker .............. 32
Neutraal gashendel .......................... 32
Neutraal gas handel ......................... 33
Stuurhendel (indien voorzien) .......... 33
Schakelhendel (indien voorzien) ...... 33
Gashendel (indien voorzien) ............ 33
Brandstofverbruiksindicator (indien
voorzien) ....................................... 34
Gashendelfrictieafstelling ................. 34
Noodstopkoord en clip ..................... 34
Motorstopknop (indien voorzien) ...... 35
Hoofdschakelaar .............................. 36
Stuurfrictieafstelling (indien
voorzien) ....................................... 36
Page 6
Inhoud
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar op afstandsbediening of
stuurhendel ................................... 37
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
aan onderkant motorkap ............... 37
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaars
(type met twee motoren) ............... 38
Trimtap met anode ........................... 38
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging ......... 39
Motorkapvergrendelhendel
(omhoogtrektype) ......................... 39
Doorspoelplug .................................. 40
Brandstoffilter/waterafscheider ........ 41
Waarschuwingslampje (indien
voorzien) ....................................... 41
Instrumenten en
verklikkerlampjes ........................... 42
Verklikkers (indien voorzien) ........ 42
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 42
Oververhittingwaarschuwingslampje
....................................................... 42
Digitale toerenteller ....................... 42
Toerenteller ...................................... 43
Trimmeter ......................................... 43
Urenmeter ........................................ 43
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 43
Oververhittingwaarschuwingslampje
....................................................... 44
Digitale snelheidsmeter ................ 44
Snelheidsmeter ................................ 44
Brandstofmeter ................................ 44
Tripmeter / klok / voltmeter .............. 45
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
....................................................... 46
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning ............................... 46
Brandstofbeheermeter .................. 46
Brandstofstroommeter ..................... 47
Brandstofverbruikmeter /
Brandstofbezuinigingsmeter /
Toerentalsynchronisator voor twee
motoren ........................................ 47
Waterafscheiderwaarschuwings-
lampje ........................................... 49
6Y8 Multifunctionele meters ......... 49
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ............................... 49
Startcontroles ................................... 50
Yamaha Security System-informatie
(indien voorzien) ........................... 51
Oliedrukwaarschuwing ..................... 51
Oververhittingswaarschuwing .......... 52
Waterafscheiderwaarschuwing ........ 52
Motorstoringwaarschuwing .............. 53
Waarschuwing voor lage
accuspanning ............................... 53
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters ......................... 54
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ........................ 55
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters ............. 55
Motorcontrolesysteem .................. 57
Waarschuwingssysteem ............... 57
Oververhittingwaarschuwing (twee
motoren) ....................................... 57
Oliedrukwaarschuwing ..................... 58
Installatie ........................................ 59
Installatie ...................................... 59
De buitenboordmotor monteren ....... 59
Werking ........................................... 61
Eerste gebruik .............................. 61
De motor met motorolie vullen ......... 61
Inlopen van de motor ....................... 61
Leer uw boot kennen ....................... 61
Controleert voordat de motor wordt
gestart ........................................ 61
Brandstofpeil .................................... 62
Verwijderen van de motorkap .......... 62
Brandstofsysteem ............................ 62
Bedieningselementen ...................... 63
Noodstopkoord ................................. 64
Motorolie .......................................... 64
Motor ................................................ 65
Doorspoelplug .................................. 65
Motorkap installeren ......................... 66
Page 7
Inhoud
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem ....... 67
Accu ................................................. 68
Brandstof bijvullen ....................... 68
De motor gebruiken ...................... 69
Brandstof verzenden ........................ 69
Starten van de motor ....................... 69
Controles na het starten van de
motor ......................................... 73
Koelwater ......................................... 73
De motor laten warmdraaien ........ 74
Modellen met elektrische starter ...... 74
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 74
Schakelen ........................................ 74
Stopschakelaars .............................. 74
Schakelen ..................................... 74
De boot stoppen ........................... 76
Motor uitschakelen ....................... 76
Procedure ........................................ 76
De buitenboordmotor trimmen ...... 77
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 78
Boottrim instellen ............................. 79
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 80
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 80
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 82
Ondiep water ............................... 83
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 83
Varen in andere
omstandigheden ........................ 84
Onderhoud ..................................... 85
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 85
Opbergen van de
buitenboordmotor ......................... 85
Procedure ........................................ 86
Smering ............................................ 88
Spoelen van het motorblok .............. 89
Reiniging van de
buitenboordmotor ........................ 90
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 90
Periodiek onderhoud .................... 91
Vervangingsonderdelen ................... 91
Zware gebruiksomstandigheden ...... 91
Onderhoudsschema 1 ...................... 92
Onderhoudsschema 2 ...................... 94
Smeren ............................................ 95
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 97
Vrijlooptoerental onderzoeken ......... 98
Motorolie verversen ......................... 98
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ........................... 101
Propeller controleren ...................... 102
De propeller verwijderen ................ 102
De propeller installeren .................. 103
Verversen van tandwielolie ............ 103
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n) ................................ 105
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) ........................................ 105
Aansluiten van de accu .................. 106
Loskoppelen van de accu .............. 107
Opbergen van de batterij ............... 108
Herstellen van defecten .............. 109
Problemen verhelpen ................. 109
Tijdelijke handeling in een
noodgeval ................................ 113
Impact schade ................................ 113
Slechts één motor laten draaien
(tweemotorige boten) .................. 113
Vervangen van de zekering ........... 114
De trim- en kantelbekrachtiging werkt
niet .............................................. 115
Waarschuwingslampje van
waterafscheidingsfilter knippert
tijdens varen ............................... 115
Starter werkt niet (F115A, FL115A,
F115A1, FL115A1) ..................... 118
Noodstart (F115A, FL115A, F115A1,
FL115A1) .................................... 119
Page 8
Inhoud
Behandeling van ondergedompelde
motor ....................................... 120
Page 9

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd lichaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
1
Page 10
Veiligheidsinformatie
getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 69 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de
2
Page 11
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
Veiligheidsinformatie
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 12
Veiligheidsinformatie
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
4
Page 13

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25184
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboord­zijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te geven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25191
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37291
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25205
EG label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
5
Page 14
Algemene informatie
1. Positie van het CE-label
ZMU06040
6
Page 15
Algemene informatie
DMU33523
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33832
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
2
3
2
ZMU06688
7
Page 16
Algemene informatie
1
DMU33912
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
2
3
ZMU05706
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01671
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
8
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig het noodstopkoord aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
Page 17
Algemene informatie
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/ motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
ZMU05668
9
Page 18
Algemene informatie
DMU42710
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
10
Page 19
Algemene informatie
1
DMU42740
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
2
DWM01671
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
2
ZMU06191
Bevestig het noodstopkoord aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
DMU42730
Andere labels
3
ZMU05710
11
Page 20
Algemene informatie
DMU42720
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Opgelet/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
ZMU05667
Motorstart/motoraanzwengeling
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
12
ZMU05668
Page 21

Specificaties en vereisten

DMU34521
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
DMU2821P
Maat:
Totale lengte:
F115AET 783 mm (30.8 in) F115AET1 783 mm (30.8 in) F150AET 821 mm (32.3 in) F150AET2 821 mm (32.3 in) F150BET 821 mm (32.3 in) FL115AET 783 mm (30.8 in) FL115AET1 783 mm (30.8 in) FL150AET 821 mm (32.3 in) FL150AET2 821 mm (32.3 in) FL150BET 821 mm (32.3 in)
Totale breedte:
F115AET 498 mm (19.6 in) F115AET1 498 mm (19.6 in) F150AET 513 mm (20.2 in) F150AET2 513 mm (20.2 in) F150BET 513 mm (20.2 in) FL115AET 498 mm (19.6 in) FL115AET1 498 mm (19.6 in) FL150AET 513 mm (20.2 in) FL150AET2 513 mm (20.2 in) FL150BET 513 mm (20.2 in)
Totale hoogte L:
F115AET 1609 mm (63.3 in) F115AET1 1609 mm (63.3 in) F150AET 1714 mm (67.5 in) F150AET2 1714 mm (67.5 in) FL150AET 1714 mm (67.5 in)
Totale hoogte X:
F115AET 1736 mm (68.3 in) F115AET1 1736 mm (68.3 in) F150AET 1842 mm (72.5 in) F150AET2 1842 mm (72.5 in) F150BET 1842 mm (72.5 in) FL115AET 1736 mm (68.3 in) FL115AET1 1736 mm (68.3 in) FL150AET 1842 mm (72.5 in) FL150AET2 1842 mm (72.5 in) FL150BET 1842 mm (72.5 in)
Motorspiegelhoogte L:
F115AET 516 mm (20.3 in) F115AET1 516 mm (20.3 in) F150AET 516 mm (20.3 in) F150AET2 516 mm (20.3 in) FL150AET 516 mm (20.3 in)
Motorspiegelhoogte X:
643 mm (25.3 in)
Droog gewicht (SUS) L:
F115AET 185 kg (408 lb) F115AET1 185 kg (408 lb) F150AET 223 kg (492 lb) F150AET2 223 kg (492 lb) FL150AET 223 kg (492 lb)
Droog gewicht (SUS) X:
F115AET 188 kg (414 lb) F115AET1 188 kg (414 lb) F150AET 228 kg (503 lb) F150AET2 228 kg (503 lb) F150BET 228 kg (503 lb) FL115AET 191 kg (420 lb) FL115AET1 191 kg (420 lb) FL150AET 228 kg (503 lb) FL150AET2 228 kg (503 lb) FL150BET 228 kg (503 lb)
13
Page 22
Specificaties en vereisten
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
F115AET 5000–6000 omw/min F115AET1 5000–6000 omw/min F150AET 5000–6000 omw/min F150AET2 5000–6000 omw/min F150BET 4500–5500 omw/min FL115AET 5000–6000 omw/min FL115AET1 5000–6000 omw/min FL150AET 5000–6000 omw/min FL150AET2 5000–6000 omw/min FL150BET 4500–5500 omw/min
Nominaal vermogen:
F115AET 84.6 kW (115 PK) F115AET1 84.6 kW (115 PK) F150AET 110.3 kW (150 PK) F150AET2 110.3 kW (150 PK) F150BET 110.3 kW (150 PK) FL115AET 84.6 kW (115 PK) FL115AET1 84.6 kW (115 PK) FL150AET 110.3 kW (150 PK) FL150AET2 110.3 kW (150 PK) FL150BET 110.3 kW (150 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
F115AET 700-800 omw/min F115AET1 700-800 omw/min F150AET 650-750 omw/min F150AET2 650-750 omw/min F150BET 650-750 omw/min FL115AET 700-800 omw/min FL115AET1 700-800 omw/min FL150AET 650-750 omw/min FL150AET2 650-750 omw/min FL150BET 650-750 omw/min
Motor:
Type:
4-takt DOHC L4 16kleppen
Slag:
F115AET 1741 cm³ (58.9 US oz, 61.4 Imp.oz) F115AET1 1741 cm³ (58.9 US oz, 61.4 Imp.oz) F150AET 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz) F150AET2 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz) F150BET 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz) FL115AET 1741 cm³ (58.9 US oz, 61.4 Imp.oz) FL115AET1 1741 cm³ (58.9 US oz, 61.4 Imp.oz) FL150AET 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz) FL150AET2 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz) FL150BET 2670 cm³ (90.3 US oz, 94.2 Imp.oz)
14
Page 23
Specificaties en vereisten
Boring × slag:
F115AET 79.0 × 88.8 mm (3.11 × 3.50 in) F115AET1 79.0 × 88.8 mm (3.11 × 3.50 in) F150AET 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in) F150AET2 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in) F150BET 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in) FL115AET 79.0 × 88.8 mm (3.11 × 3.50 in) FL115AET1 79.0 × 88.8 mm (3.11 × 3.50 in) FL150AET 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in) FL150AET2 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in) FL150BET 94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
F115AET LFR6A-11 F115AET1 LFR6A-11 F150AET LFR5A-11 F150AET2 LFR5A-11 F150BET LFR5A-11 FL115AET LFR6A-11 FL115AET1 LFR6A-11 FL150AET LFR5A-11 FL150AET2 LFR5A-11 FL150BET LFR5A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling IN (koude motor):
0.17–0.24 mm (0.0067–0.0094 in)
Klepspeling UIT (koude motor):
0.31–0.38 mm (0.0122–0.0150 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
F115AET 430 A F115AET1 430 A F150AET 711 A F150AET2 711 A F150BET 711 A FL115AET 430 A FL115AET1 430 A FL150AET 711 A FL150AET2 711 A FL150BET 711 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
F115AET 70 A/u F115AET1 70 A/u F150AET 100 A/u F150AET2 100 A/u F150BET 100 A/u FL115AET 70 A/u FL115AET1 70 A/u FL150AET 100 A/u FL150AET2 100 A/u FL150BET 100 A/u
Maximumdynamovermogen:
F115AET 24 A F115AET1 24 A F150AET 36 A F150AET2 36 A F150BET 36 A FL115AET 24 A FL115AET1 24 A FL150AET 36 A FL150AET2 36 A FL150BET 36 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
15
Page 24
Specificaties en vereisten
Overbrengingsverhouding:
F115AET 2.15(28/13) F115AET1 2.15(28/13) F150AET 2.00(28/14) F150AET2 2.00(28/14) F150BET 2.00(28/14) FL115AET 2.15(28/13) FL115AET1 2.15(28/13) FL150AET 2.00(28/14) FL150AET2 2.00(28/14) FL150BET 2.00(28/14)
Trim- en kantelsysteem:
Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
F115AET K F115AET1 K F150AET M/T F150AET2 M/T F150BET M/T FL115AET KL FL115AET1 KL FL150AET ML/TL FL150AET2 ML/TL FL150BET ML/TL
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal:
90
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
F115AET 3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) F115AET1 3.5 L (3.70 US qt,
3.08 Imp.qt) F150AET 4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt) F150AET2 4.3 L (4.55 US qt,
3.78 Imp.qt) F150BET 4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt) FL115AET 3.5 L (3.70 US qt,
3.08 Imp.qt) FL115AET1 3.5 L (3.70 US qt,
3.08 Imp.qt) FL150AET 4.3 L (4.55 US qt,
3.78 Imp.qt) FL150AET2 4.3 L (4.55 US qt,
3.78 Imp.qt) FL150BET 4.3 L (4.55 US qt,
3.78 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
F115AET 3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt) F115AET1 3.7 L (3.91 US qt,
3.26 Imp.qt)
F150AET 4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) F150AET2 4.5 L (4.76 US qt,
3.96 Imp.qt)
F150BET 4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) FL115AET 3.7 L (3.91 US qt,
3.26 Imp.qt)
FL115AET1 3.7 L (3.91 US qt,
3.26 Imp.qt)
FL150AET 4.5 L (4.76 US qt,
3.96 Imp.qt)
FL150AET2 4.5 L (4.76 US qt,
3.96 Imp.qt)
FL150BET 4.5 L (4.76 US qt,
3.96 Imp.qt) Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
16
Page 25
Specificaties en vereisten
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F115AET 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt) F115AET1 0.760 L (0.803 US qt,
0.669 Imp.qt) F150AET 0.980 L (1.036 US qt,
0.862 Imp.qt) F150AET2 0.980 L (1.036 US qt,
0.862 Imp.qt) F150BET 0.980 L (1.036 US qt,
0.862 Imp.qt) FL115AET 0.715 L (0.756 US qt,
0.629 Imp.qt) FL115AET1 0.715 L (0.756 US qt,
0.629 Imp.qt) FL150AET 0.870 L (0.920 US qt,
0.766 Imp.qt) FL150AET2 0.870 L (0.920 US qt,
0.766 Imp.qt) FL150BET 0.870 L (0.920 US qt,
0.766 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
25 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
Propellermoer:
55 Nm (5.61 kgf-m, 40.6 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
28 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Motoroliefilter:
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau:
F115AET 75.5 dB(A) F115AET1 75.5 dB(A) F150AET 79.6 dB(A) F150AET2 79.6 dB(A) FL115AET 75.5 dB(A) FL115AET1 75.5 dB(A) FL150AET 79.6 dB(A) FL150AET2 79.6 dB(A)
DMU33554
Installatievereisten
DMU33564
Vermogen paardenkracht boot
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrachten van uw buitenboordmotor(en) niet het maxi­male paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 59.
DMU41592
Yamaha Security System (indien voorzien)
DCM02460
Het Yamaha Security System wordt ver­kocht in overeenstemming met de gelden­de wetten en voorschriften inzake het uit­zenden van radiogolven. Dat betekent dat wanneer dit product wordt gebruikt bui-
17
Page 26
Specificaties en vereisten
ten het land waar het werd gekocht, het mogelijk niet voldoet aan de wetten of voorschriften inzake het uitzenden van ra­diogolven in het land waar het wordt ge­bruikt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer gedetailleerde informatie.
De buitenboordmotor met dit label is uitge­rust met het Yamaha Security System voor diefstalbeveiliging, dat bestaat uit een ont­vanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het bevei­ligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgren­delmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
ZMU07305
DMU33581
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01580
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili-
ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/ EN):
F115AET 430 A F115AET1 430 A F150AET 711 A F150AET2 711 A F150BET 711 A FL115AET 430 A FL115AET1 430 A FL150AET 711 A FL150AET2 711 A
FL150BET 711 A Minimum nominaal vermogen (20HR/ IEC):
F115AET 70 A/u
F115AET1 70 A/u
F150AET 100 A/u
F150AET2 100 A/u
F150BET 100 A/u
FL115AET 70 A/u
FL115AET1 70 A/u
FL150AET 100 A/u
FL150AET2 100 A/u
FL150BET 100 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti-
18
Page 27
Specificaties en vereisten
ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU36300
[DWM01820]
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU34195
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propeller een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor werd geleverd met een Yamaha propeller die is gekozen om goed te presteren in een reeks van toepassingen, maar er kunnen toepassingen zijn waar een andere propeller meer geschikt is. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, selecteer dan een pro­peller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maxi­mumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen
om binnen het aanbevolen motortoerental­bereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor het controleren van de propeller, zie pa­gina 102.
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
x
-
123
ZMU07355
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU36310
Modellen met tegengestelde draaiing
Standaardbuitenboordmotoren draaien in de richting van de wijzers van de klok. Modellen met tegengestelde draaiing draaien in tegen­wijzerzin. Modellen met tegengestelde draai­ing worden normaal gebruikt op boten met meerdere motoren en dragen een “L” op de tandwielkast boven de anti-cavitatieplaat.
19
Page 28
Specificaties en vereisten
Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die gemaakt is om tegen de wijzers van de klok in te draaien. Dergelijke propellers zijn herkenbaar aan de letter “L” achter de maataanduiding op de propeller. WAARSCHUWING! Gebruik
nooit een standaardpropeller in combina­tie met een motor met tegengestelde draaiing, of een propeller met tegenge­stelde draaiing in combinatie met een standaardmotor. Anders kan de boot ver­trekken in de tegengestelde richting van de verwachte richting (bijvoorbeeld ach­terwaarts in plaats van voorwaarts), wat tot ongevallen kan leiden.
Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 102 en
103.
DMU25761
[DWM01810]
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren met het afge­beelde label of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedieningseenheden zijn uitgerust met (een) neutraal-startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
ZMU01713
1. Label voor neutrale startbeveiliging
DMU43042
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
3.5 L (3.70 US qt, 3.08 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
3.7 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
4.3 L (4.55 US qt, 3.78 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie ty­pe 1 vermelde olietypes niet beschikbaar
20
Page 29
Specificaties en vereisten
zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
10W–30
10W–40
SE SF SG SH
SJ
5W–30
SL
ZMU06854
Aanbevolen motorolie type 2
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
15W–40
SH
20W–40
SJ
SL
20W–50
ZMU06855
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36803
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een minimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol­gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
21
Page 30
Specificaties en vereisten
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmo­tor in modderig of zuurrijk water moet gebrui­ken. Afhankelijk van het model is dat echter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU39000
Uitlaatregelingsinformatie
De volgende labels bevinden zich op buiten­boordmotoren die voldoen aan de US-voor­schriften.
DMU25230
Noord-Amerikaanse modellen
Deze motor voldoet aan de reglementen van het Amerikaanse “Environmental Protection Agency” (EPA) voor SI scheepsmotoren. Kijk op het label op de motor voor meer gege­vens.
DMU31561
Goedgekeurd label van uitlaatregelings­attest
Dit label is op de onderkap bevestigd. New Technology; (4-stroke) MFI
F115A1, FL115A1
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36352
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
22
1
ZMU04276
1. Situering van Goedkeuringslabel
Page 31
Specificaties en vereisten
F150A2, FL150A2
1. Situering van Goedkeuringslabel
EMISSION CONTROL INFORMATION MFI
THIS ENGINE CONFORMS TO CALIFORNIA AND U.S. EPA EXHAUST REGULATIONS FOR SI MARINE ENGINES. REFER TO THE OWNER'S MANUAL FOR MAINTENANCE SPECIFICATIONS AND ADJUSTMENTS.
MEETS U.S. EPA EVAP STANDARDS USING CERTIFIED COMPONENTS. FAMILY: DISPLACEMENT: liters SPARK PLUG: FUEL: GASOLINE
YAMAHA MOTOR CO.,LTD.
DMU25263
FELs(HC+NOx / CO) IDLE SPEED: ± rpm IN NEUTRAL SPARK PLUG GAP (mm): VALVE LASH (mm) IN: EX:
: / g/kW-hr MAX POWER: kW
ZMU06894
Fabricagedatumlabel
Dit label bevindt zich op de klembeugel of de zwenkbeugel.
F115A1, FL115A1
F150A2, FL150A2
1. Situering van fabricagedatumlabel
Manufactured:
ZMU04346
DMU25274
Sterrenlabels
Uw buitenboordmotor is voorzien van een sterrenlabel van de California Air Resources Board (CARB). Kijk hieronder voor een be­schrijving van uw specifieke label.
F115A1, FL115A1
1. Situering van fabricagedatumlabel
1
1
ZMU07389
ZMU07400
1. Plaats van de sterrenlabels
23
Page 32
Specificaties en vereisten
F150A2, FL150A2
1. Plaats van de sterrenlabels
DMU40330
Een ster—Geringe uitstoot
Het label met één ster identificeert motoren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Watercraft and Outboard marine engines” van 2001. Motoren die voldoen aan deze normen ver­tonen een 75% geringere uitstoot dan con­ventionele tweetaktmotoren met carbura­teur. Deze motoren zijn equivalent met de 2006 normen voor scheepsmotoren van de U.S. EPA.
vertonen een 20% geringere uitstoot dan mo­toren met een label met één ster.
ZMU01703
DMU40350
Drie sterren—Ultrageringe uitstoot
Het label met drie sterren identificeert moto­ren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Water­craft and Outboard marine engines” van 2008 of de uitlaatnormen voor “Sterndrive and Inboard marine engines” van 2003-2008. Motoren die voldoen aan deze normen ver­tonen een 65% geringere uitstoot dan moto­ren met een label met één ster.
ZMU01702
DMU40340
Twee sterren—Heel geringe uitstoot
Het label met twee sterren identificeert mo­toren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Wa­tercraft and Outboard marine engines” van
2004. Motoren die voldoen aan deze normen
24
ZMU01704
DMU33861
Vier sterren—Superultrageringe uitstoot
Het label met vier sterren identificeert moto­ren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor 2009. Buiten­boordmotoren voor persoonlijke vaartuigen en voor zeevaartuigen voldoen mogelijk ook aan deze normen. Motoren die voldoen aan deze normen vertonen een 90% geringere
Page 33
Specificaties en vereisten
uitstoot dan motoren met een label met één ster.
ZMU05663
25
Page 34

Componenten

DMU2579Y
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
12
11
1
10
2
9
2
3
8
4
7
5 6
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Aftapschroef
4. Anti-cavitatieplaat
5. Trimtap (anode)
6. Propeller*
7. Koelwaterinlaat
8. Anode
9. Doorspoelplug
10.Waterafscheider
11.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
13 14
15 16 17
1918
ZMU07387
12.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
13.Afstandsbedieningskast (voor dubbele motor)*
14.Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
15.Digitale snelheidsmeter*
16.Digitale toerenteller*
17.Brandstofbeheermeter*
18.Afstandsbedieningzender*
19.Ontvanger*
26
Page 35
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
2
5
3
6
ZMU07390
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
27
Page 36
Componenten
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Waterafscheider
28
10.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Afstandsbedieningskast (voor dubbele motor)*
13.Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
14.Digitale snelheidsmeter*
15.Digitale toerenteller*
16.Brandstofbeheermeter*
Page 37
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
2
5
3
6
ZMU05429
29
Page 38
Componenten
DMU38591
Afstandsbedieningzender (indien voorzien)
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ont­vanger het signaal van de afstandsbediening niet ontvangen.
ZMU06455
Berg de afstandsbedieningzender zorgvuldig op, zodat u hem niet verliest.
DCM02100
De afstandsbedieningzender is niet he­lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder water. Als de zender in water heeft ge­legen, droog hem dan af met een zach­te, droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet correct werkt, dient u contact op te ne­men met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de afstandsbedieningzender te reinigen.
Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dea­ler.
Als u de afstandsbedieningzender bent kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
NOTA:
Aangezien de ontvanger zo werd gepro­grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili­gingssysteem uitsluitend worden gewijzigd met deze zender. Als de afstandsbedie­ningzender niet correct werkt, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te vervangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over­eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38601
Ontvanger (indien voorzien)
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Con­trol Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
30
Page 39
Componenten
DMU38611
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus (indien voor­zien)
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
12
ZMU06456
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ gezwengeld maar kan niet worden gestart omdat het Yamaha Security System in de vergrendelmodus staat.
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
” (uit) staat. De motor wordt aan-
Yamaha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
DMU26181
Aantal
piepto-
nen
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Hoofd-
schake-
laar
Motor
kan wor-
den ge-
start
”NEE
”/
JA
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
1
2
4
2
3
ZMU04569
1. Afstandsbedieningshendel
2. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
3. Neutraalgashendel
31
Page 40
Componenten
4. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
N
F
2
1
4
R
4
3
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26212
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te schakelen, moet u de afstands­bedieningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
6
7
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
32
5
5
7
ZMU04573
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen
6
Page 41
als de neutraal gashendel in de gesloten stand is gezet.
DMU26233
Neutraal gas handel
Om de gashendel te openen zonder in voor­uit of achteruit te zetten, moet u de vrijknop neutraal gas handel indrukken en de af­standsbedieningshendel verplaatsen.
Componenten
2
3
1
ZMU04575
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
NOTA:
De vrijknop neutraal gas handel kan alleen worden ingedrukt als de afstandsbedie­ningshendel in neutraal staat.
Na het indrukken van de knop begint de gasklep open te gaan nadat de afstands­bedieningshendel minstens 35° is ver­plaatst.
Zet na gebruik van de neutraal gas handle de afstandsbedieningshendel weer in neu­traal. De vrijknop neutraal gas handel keert automatisch terug naar de ingestelde stand. De afstandsbediening kan dan nor­maal in vooruit en achteruit worden gezet.
DMU25913
Stuurhendel (indien voorzien)
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts zoals gewenst.
DMU25924
Schakelhendel (indien voorzien)
Beweeg de schakelhendel naar voren om de vooruitversnelling in te schakelen of naar achteren om de achteruitversnelling in te schakelen.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
DMU25942
” ”
Gashendel (indien voorzien)
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Wanneer u de hendel naar links draait, neemt de snelheid toe en wanneer u hem naar rechts draait neemt de snelheid af.
33
Page 42
Componenten
DMU25962
Brandstofverbruiksindicator (indien voorzien)
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te be­wegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00032]
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25976
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
34
ZMU04646
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25995
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien.
Page 43
Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00122]
Componenten
ON
ON
OFF
1
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26003
Motorstopknop (indien voorzien)
De motorstopknop stopt de motor wanneer op de knoop gedrukt wordt.
START
OFF
ZMU04564
START
3
2
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
35
Page 44
Componenten
DMU26091
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
(uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
(start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “
” (aan).
DMU26112
Stuurfrictieafstelling (indien voor­zien)
Een frictie-inrichting geeft een instelbare
weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Onderaan op de stuurhendelbracket bevindt er zich een in­stelhendel. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar bakboord “A”. Om de weerstand te verhogen, draait u de hendel naar stuurboord “B”.
DWM00040
36
OFF
ON
START
OFF
ON
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
START
ZMU04566
Page 45
NOTA:
Controleer of de stuurhendel soepel be­weegt wanneer de hendel naar stuurboord “B” wordt gedraaid.
Breng geen smeermiddelen zoals vet aan op de wrijvingszones van de stuurfrictiere­gelhendel.
DMU26143
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar op afstandsbediening of stuur­hendel
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar
” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboord-
“ motor omlaag gekanteld en vervolgens om­laag getrimd. Wanneer u de schakelaar los­laat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na’s 77 en 80.
Componenten
DMU26155
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar
” (omhoog) trimt de buitenboordmotor
“ omhoog en kantelt deze vervolgens omhoog. Het indrukken van de schakelaar “ laag) kantelt de buitenboordmotor omlaag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buitenboordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 80.
DWM01031
” (om-
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot het gebruik van deze schakelaar terwijl de boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verho­gen.
37
Page 46
Componenten
UP
1
DN
ZMU04223
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU26163
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars (type met twee motoren)
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar
” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboord-
“ motor omlaag gekanteld en vervolgens om­laag getrimd. Wanneer u de schakelaar los­laat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instruc­ties over het gebruik van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaars, zie pagina’s 77 en 80.
NOTA:
Bij de bediening voor twee motoren bedient de schakelaar op de afstandsbedienings­greep beide buitenboordmotoren tegelijk.
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien na­dat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er
evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
1
DN
UP
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
38
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
Page 47
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
Boutaandraaimoment:
42 Nm (4.28 kgf-m, 31.0 ft-lb)
Componenten
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
DMU26384
Motorkapvergrendelhendel (om­hoogtrektype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelhendel(s) omhoog te trekken en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze correct in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap vervolgens door de motorkap­vergrendelhendel(s) neerwaarts te bewe­gen.
DMU26341
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
39
Page 48
Componenten
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
1
ZMU07402
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
1
ZMU05348
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
1
ZMU07375
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26463
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
ZMU04256
1. Doorspoelplug
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
40
ZMU07356
1. Doorspoelplug
Page 49
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina
89.
DMU35563
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheiden water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waarschu­wingssysteem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
Componenten
Wanneer het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, dient u de motor onmid­dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
DMU26304
Waarschuwingslampje (indien voor­zien)
Als de motor een toestand vertoont die een waarschuwing veroorzaakt, gaat het contro­lelampje aan. Meer informatie over het inter­preteren van het waarschuwingslampje vindt u op pagina 57.
ZMU07478
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen, doch uitsluitend wanneer de versnellings­hendel in neutraal staat.
1. Waarschuwingslampje
41
Page 50

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU36015
Verklikkers (indien voorzien)
DMU36024
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag is, gaat dit waarschu­wingslampje aan. Voor meer informatie, zie pagina 57.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 64.
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU31414
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU36033
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de temperatuur van de motor te hoog is, gaat dit verklikkerlampje aan. Voor meer in­formatie over het aflezen van het verklikker­lampje, zie pagina 57.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
42
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaar­schuwingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
7
ZMU01840
4
Page 51
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36050
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26621
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw bui­tenboordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstan­digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe­drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU01740
DMU26651
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha­keld.
ZMU01741
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “
” (modus). Het display kan het totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitgescha­keld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de knoppen “
” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26524
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 57.
DCM00022
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 64.
43
Page 52
Instrumenten en verklikkerlampjes
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26583
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 57.
DCM00052
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36061
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuze­schakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26602
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en an­dere informatie.
44
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
DMU26713
Brandstofmeter
Het brandstofniveau wordt door middel van acht segmenten aangeduid. Wanneer alle
Page 53
Instrumenten en verklikkerlampjes
segmenten zichtbaar zijn, is de brandstof­tank vol.
ZMU01745
De uitlezing van het brandstofniveau kan door de positie van de sensor in de brand­stoftank en de stand van de boot in het water onnauwkeurig zijn. Bediening met boeg­omhoog trim of continu ronddraaien kan ver­keerde uitlezingen geven. Pas niet de keuzeschakelaar voor de brand­stofsensor aan. Onjuiste instelling van de meterkeuzeschakelaar geeft foute uitlezin­gen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor in­formatie over het juist instellen van de keu­zeschakelaar. OPGELET: Zonder benzine
vallen kan de motor beschadigen.
DMU36071
[DCM01770]
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (tripmeter), “ aanwijst.
DMU26691
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid.
” (modus) tot de indi-
” (klok) of “ ” (voltmeter)
Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “
” (instellen) en “ ” (mo­dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
DMU26701
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “
(tijd) staat.
2. Druk op de knop “
” (instellen): het
urendisplay begint te knipperen.
3. Druk op de knop “
” (modus) tot het
gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “
len): het minutendisplay begint te knip­peren.
5. Druk op de knop “
” (modus) tot de
gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “
len) om de klok te starten.
” (instel-
” (instel-
45
Page 54
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU26732
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36080
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26721
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi-
[DCM01770]
gen.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU26741
Brandstofbeheermeter
De brandstofbeheermeter geeft het heersen­de brandstofverbruik weer terwijl de motor draait.
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
46
1
3
1. Brandstofstroommeter
2. Brandstofverbruikmeter / Brandstofbezuini­gingsmeter / Snelheidssynchronisator voor twee motoren
3. Waterafscheiderwaarschuwingslampje (werkt alleen als de sensor geïnstalleerd is)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake-
2
ZMU01748
Page 55
Instrumenten en verklikkerlampjes
laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU26752
Brandstofstroommeter
De brandstofstroommeter geeft het brand­stofverbruik per uur aan, bij de heersende motorbedrijfssnelheid.
De brandstofstroommeter geeft het ver­bruik aan in gallon/uur of liter/uur, naar ge­lang van de voorkeur van de schipper. Se­lecteer de gewenste eenheid met de keu­zeschakelaar op de achterkant van de me­ter tijdens de installatie.
1. Keuzeschakelaar
De brandstofverbruikmeter en brandstof­bezuinigingsmeter geven dezelfde meet-
eenheid weer. De brandstofstroomaflezingen zijn niet nauwkeurig wanneer de motor met minder dan 1300 omw/min draait. Aangezien de brandstofpomp dan afwisselend wordt in- en uitgeschakeld, geeft het display hetzij geen brandstofstroom weer, hetzij een hogere brandstofstroom dan het werkelijke verbruik. Gebruikers van twee motoren: de brandstof­stroommeter kan de brandstofstroom van één van de twee of van beide motoren weer­geven.
ZMU01749
Om het brandstofstroomdisplay te wijzigen, drukt u herhaaldelijk op de knop “ len) tot de meter “
” (alleen de brandstof-
stroom naar de stuurboordmotor), “
” (instel-
” (alleen
de brandstofstroom naar de bakboordmotor),
” (totale brandstofstroom naar beide
of “ motoren) weergeeft.
DMU36090
Brandstofverbruikmeter / Brandstof­bezuinigingsmeter / Toerentalsyn­chronisator voor twee motoren
Het display toont hetzij de brandstofverbruik­meter, de brandstofbezuinigingsmeter of de toerentalsynchronisator voor twee motoren. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (brandstofverbruikmeter), “ bezuinigingsmeter) of “ chronisator voor twee motoren) aanwijst.
DMU26761
Brandstofverbruikmeter
Deze meter toont de totale verbruikte hoe­veelheid brandstof sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. Om de meter van het totale brandstofverbruik weer op nul te zetten, drukt u gelijktijdig op de knoppen “ dus).
” (modus) tot de indi-
” (brandstof-
” (toerentalsyn-
” (instellen) en “ ” (mo-
47
Page 56
Instrumenten en verklikkerlampjes
De digitale Yamaha-snelheidsmeter en
-brandstofbeheermeter berekent de snel­heid, het aantal afgelegde mijlen en de hoeveelheid bespaarde brandstof op basis van de waterbeweging aan de achterste­ven. Die afstand kan aanzienlijk verschillen van de werkelijk afgelegde afstand wegens waterstromingen, deining en de toestand
ZMU01751
DMU26771
Brandstofbesparing
Deze meter toont de geschatte afstand per liter of gallon tijdens het varen.
ZMU01752
Als uw boot twee motoren heeft, zal de meter alleen de totale brandstofbesparing van bei­de motoren weergeven.
Het brandstofverbruik varieert sterk onder
invloed van het bootontwerp, het gewicht,
de gebruikte propeller, de motortrimhoek,
de zeeomstandigheden (inclusief de wind)
en de gashendelstand. Het brandstofver-
bruik varieert ook lichtjes op basis van het
type van water (zoutwater, zoetwater, ver-
ontreinigingsniveau), de luchttemperatuur,
de luchtvochtigheid, de toestand van de
bootromp (al dan niet schoon), de motor-
montagehoogte, de vaardigheden van de
bestuurder en de samenstelling van de
benzine (winter- of zomerbrandstof en
hoeveelheid additieven).
van de watersnelheidssensor (indien ge­deeltelijk ingeplugd of beschadigd).
Wegens fabricageschommelingen verto­nen niet alle motoren hetzelfde brandstof­verbruik. Die variaties kunnen zelfs groter zijn tussen motoren van verschillende bouwjaren. Bovendien kunnen variaties in propellers met dezelfde afmetingen en van hetzelfde basisontwerp een lichte variatie in het brandstofverbruik veroorzaken.
DMU26782
Toerentalsynchronisator voor twee moto­ren
Deze meter toont het motortoerentalverschil (omw/min) tussen de bakboord- en de stuur­boordmotor, om de toerentallen van beide motoren te kunnen synchroniseren.
ZMU01753
48
Page 57
Instrumenten en verklikkerlampjes
1
2
3
4
5
ZMU01754
1. Snelheid van de bakboordmotor is hoger
2. Snelheid van de bakboordmotor is een beetje hoger
3. Motorsnelheid is even hoog aan bakboord als aan stuurboord
4. Snelheid van de stuurboordmotor is een beet­je hoger
5. Snelheid van de stuurboordmotor is hoger
Als de toerentallen van de beide motoren niet gesynchroniseerd zijn tijdens het varen, kunt u ze synchroniseren door de trimhoek of de gasklep bij te stellen. Als er grote trimhoek- of gasklepverschillen nodig zijn om de motoren te synchroniseren, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen voor het bijstellen van de gasklepkabels.
DMU26793
Waterafscheiderwaarschuwings­lampje
Dit lampje begint te knipperen wanneer er zich water heeft verzameld in de wateraf­scheider. In dat geval moet u de motor uit­schakelen en het water uit de waterafschei­der laten lopen. Dit lampje werkt alleen wanneer de boot is uitgerust met een waterafscheidingssensor.
ZMU01755
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt licht­jes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de me­ters of het wijzigen van indicatiesystemen.
DMU36184
6Y8 Multifunctionele toerentel-
lers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snel­heid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, wateraf­scheiderwaarschuwing, motorstoringwaar­schuwing, en indicatie van periodiek onder­houd. Wanneer de koelwaterdruksensor ge­installeerd is, kan de eenheid ook de koel­waterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk worden weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te
49
Page 58
Instrumenten en verklikkerlampjes
sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is ver­krijgbaar in ronde en vierkante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
5
4
7
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
2
ZMU05415
2
3
ZMU05416
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05417
1452
3
6879
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslamp­je
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU36190
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel / schakel­hendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar
” (aan). Nadat alle displays werden
op “ geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar nor­maal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het waterafschei­dingsfilter knippert, dient u onmiddellijk con­tact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
ZMU05418
50
Page 59
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “
DMU38621
” (instellen) of “ ” (modus).
Yamaha Security System-informatie (indien voorzien)
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
Ontgrendelmodus
ZMU06457
Vergrendelmodus
ZMU06459
ZMU06460
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU06458
ZMU05430
51
Page 60
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU05431
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoe­veelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36221
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01592
Laat de motor niet draaien terwijl het oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 113 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
52
ZMU05421
Page 61
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU05423
ZMU05424
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05426
DCM00920
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage accuspan­ning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
ZMU05425
ZMU05427
53
Page 62
Instrumenten en verklikkerlampjes
Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
ZMU05428
DMU36232
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel­heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een opti­onele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf.
” (instellen) en “ ” (mo-
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05432
2
ZMU05433
2
ZMU05434
54
Page 63
Instrumenten en verklikkerlampjes
12
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36241
ZMU05435
6Y8 Multifunctionele snel-
heidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van
” (instellen) en “ ” (modus) toetsen
“ zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daarnaast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of knopen. Wan­neer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display wor­den weergegeven door een optionele snel­heidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlak­tewatertemperatuur, waterdiepte en klok be­schikbaar, wanneer optionele sensoren wor­den aangesloten op de unit. Neem voor op­tionele sensoren contact op met uw Yamaha­dealer. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf.
Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05436
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36250
2
ZMU05437
6Y8 Multifunctionele brand-
stofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de volgen­de informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knop­pen “ beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handlei­ding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geac-
” (instellen) en “ ” (modus), zoals
55
Page 64
Instrumenten en verklikkerlampjes
tiveerd bij wijze van test. Na enkele secon­den keert de meter terug naar de normale toestand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
56
Page 65
DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU30346
Oververhittingwaarschuwing (twee motoren)
Deze motor heeft een oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwings­systeem geactiveerd.
Het motortoerental zal automatisch zakken tot 2000–3500 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje zal branden of knipperen.

Motorcontrolesysteem

OFF STARTONOFF START
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver­stopt is.
ON
ZMU04584
De zoemer weerklinkt.
ZMU01757
ZMU02630
Gebruikers van 2-motorenaandrijving: Wanneer het oververhittingwaarschuwings­systeem van één motor wordt geactiveerd, zal het motortoerental zakken. Om de waar­schuwingsactivering uit te schakelen op de niet oververhitte motor, moet u de hoofd­schakelaar van de oververhitte motor uitzet­ten. Als het waarschuwingssysteem in werk­ing is getreden, schakelt u de motor uit en kantelt u hem omhoog om de koelwaterinlaat op verstopping te controleren. Als het waar­schuwingssysteem nog steeds in werking treedt, kantelt u de oververhitte buitenboord­motor omhoog en keert u terug naar de ha­ven.
57
Page 66
Motorcontrolesysteem
DMU30356
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot 2000–3500 omw/min. Het olie­drukwaarschuwingslampje zal continu branden of knipperen.
ZMU01828
De zoemer weerklinkt.
oliepeil correct is, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
OFF STARTONOFF START
ON
ZMU04584
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het
58
Page 67
DMU26902

Installatie

De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken. Instal­leer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkrachtver­mogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33481
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd. Bij tweemotori­ge boten moeten de motoren op gelijke af­stand van de hartlijn worden gemonteerd. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montageplaats.
Installatie
1
1. Middellijn (kiellijn)
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26933
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bo­vendien kunnen de waterinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig wa­ter opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt ge­monteerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de
ZMU01760
59
Page 68
Installatie
boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
ZMU01762
DCM01634
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg is om te voorkomen dat er water de motor binnendringt, zelfs als de boot vastligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin­gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water­nevel weg.
60
Page 69

Werking

DMU36381
Eerste gebruik
DMU36391
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met de volgende klever, die moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 64.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27085
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
[DCM00801]
[DCM01781]
ZMU01710
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 77).
DMU36413
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01921
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstellen alvorens de buitenboordmotor te bedie-
61
Page 70
Werking
nen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36421
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwa­gen of in het water draait u de sleutel in de stand “ stofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pa­gina 68.
DMU36432
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de motor te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen moet u al de ver­grendelhendels ontgrendelen en de kap af­nemen.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
”(aan) en controleert u het brand-
ZMU06107
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
ZMU07376
62
ZMU07403
ZMU07377
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
Page 71
Werking
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand­stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU37322
Het brandstoffilter controleren
Controleer of het brandstoffilter schoon en vrij van water is. Als er water in de brandstof is aangetroffen of als er een aanzienlijke hoe­veelheid rommel is aangetroffen, moet de brandstoftank door een Yamaha-dealer ge­controleerd en gereinigd worden.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
ZMU07478
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
DMU36902
Bedieningselementen
Modellen met stuurhendel:
Beweeg de stuurhendel helemaal naar links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo­ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
Modellen met afstandsbediening:
Draai het stuur helemaal naar rechts en helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
63
Page 72
Werking
DMU36483
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
ON
ON
OFF
START
START
OFF
3
2
1
ZMU04564
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
3. Motoruitschakelaar
DMU37053
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01790]
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
3. Schroef de peilstok in de motor en ver­wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg er­voor dat u de peilstok volledig in de peil­stokgeleiding steekt, anders zal de olie­peilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste peilmarkering en de on­derste peilmarkering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het gespecificeerde bereik valt of wanneer de olie er melkachtig of vuil uit­ziet.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
1. Koord
2. Clip
64
ZMU04257
1. Oliepeilstok
Page 73
1
3
2
ZMU02082
1. Merkteken laagste peil
2. Oliepeilstok
3. Merkteken hoogste peil
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
Werking
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36493
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen. F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
[DCM01801]
ZMU06221
1. Oliepeilstok
1
3
2
ZMU07056
1. Oliepeilstok
2. Merkteken laagste peil
3. Merkteken hoogste peil
DMU27153
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
1
2
1
1. Fitting
2. Doorspoelplug
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
12
1. Fitting
2. Doorspoelplug
ZMU06053
ZMU06159
65
Page 74
Werking
DMU42780
Motorkap installeren
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Controleer of de rubberen dichting cor­rect zit over de volledige omtrek van de motor.
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen.
OPGELET: Als de motorkap niet cor­rect wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap terechtkomen en de motor beschadigen, of kan de mo­torkap wegvliegen bij hoge snelhe-
[DCM01991]
den.
ZMU07404
er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit.
3. Plaats de kap op de dichting.
4. Vergewis u ervan dat ze mooi aansluit op de rubberen dichting.
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen.
OPGELET: Als de motorkap niet cor­rect wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap terechtkomen en de motor beschadigen, of kan de mo­torkap wegvliegen bij hoge snelhe-
[DCM01991]
den.
ZMU06132
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door
66
ZMU07378
Page 75
ZMU07379
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU29158
Controleren van het trim- en kantel­bekrachtigingssysteem
DWM01930
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
Werking
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Probeer alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars op de afstandsbedie­ning en op de onderbak van de motor uit om na te gaan of al de schakelaars wer­ken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar omh­oog en controleer of de kantelstang en de trimstangen volledig uitgetrokken zijn.
1
2
ZMU03458
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4. Gebruik de kantelsteunhendel om de motor in de opwaartse stand te vergren­delen. Activeer de neerkantelschakelaar eventjes om ervoor te zorgen dat de motor wordt ondersteund door de kan­telsteunhendel.
1
ZMU07380
1. Kantelsteunhendel
67
Page 76
Werking
5. Controleer of de kantelstang en de trim­stangen geen sporen van roest of ande­re gebreken vertonen.
6. Activeer de neerkantelschakelaar tot de trimstangen zich helemaal hebben te­ruggetrokken in de cilinders.
ZMU03452
7. Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de kantelstang volledig uitgeschoven is. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
ZMU02635
8. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de kantelstang en de trim­stangen soepel werken.
DMU36582
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elek­trische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, an­ders kan de accu de motor niet starten.
Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU30026
Brandstof bijvullen
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Vergewis u ervan dat de motor is stilge­vallen.
2. Zorg ervoor dat de boot zich op een goed geventileerde plaats buiten bevindt, en dat hij stevig werd aangemeerd of stevig op een aanhangwagen staat.
3. Zorg ervoor dat er niemand in de boot zit.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een plaatselijk goedgekeurde rode BENZI­NEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
68
Page 77
Werking
7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet
te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02610]
8. Draai de brandstoftankdop stevig vast.
9. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27452
De motor gebruiken
DWM00420
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU27484
Brandstof verzenden
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
2. Als er een brandstofleidingkoppelstuk of brandstofkraan op de boot is voorzien, sluit de brandstofleiding dan zorgvuldig aan op het koppelstuk of open de brand­stofkraan.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden.
1. Pijl
DMU27494
Starten van de motor
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU38630
Modellen met elektrische starter / Prime Start (voorinspuit-startsysteem)
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge-
69
Page 78
Werking
trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 31.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de schakelhendel in neutraal.
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Zet de gashendel in de stand “ ” (start). Zodra de motor draait, zet u de gashendel weer in de volledig gesloten stand.
70
Page 79
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (start).
6. Zodra de motor gestart is, laat u de
hoofdschakelaar los zodat hij terugkeert in de stand “
” (aan). OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “
” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
[DCM00192]
Werking
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 74.
Als de motor warm is en niet wil starten, zet u de gashendel lichtjes open en probeert u de motor opnieuw te starten. Als de motor nog steeds niet wil starten, zie pagina
109.
DMU42420
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze
haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebrui­ken om de ontgrendelmodus te selecte­ren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Security System
71
Page 80
Werking
ontgrendelt. Voor meer informatie, zie pagina 31.
NOTA:
Als u niet meer weet in welke modus het systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening­zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor­rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de afstandsbedieningshendel in de stand “
” (neutraal).
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de noodstopkoord op een vei­lige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
ON
ON
OFF
START
START
OFF
72
ZMU04589
N
ZMU04588
4. Zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan).
Page 81
Werking
NOTA:
Gebruikers van twee motoren: Wanneer de hoofdschakelaar in de stand ON wordt ge­draaid, weerklinkt de zoemer gedurende en­kele seconden om vervolgens automatisch te stoppen. De zoemer weerklinkt ook wanneer één van de motoren afslaat.
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (start) en houd hem maximaal 5
“ seconden in die stand.
ON
START
ZMU04590
Als de motor na 5 seconden aanzwen­gelen niet start, zet de hoofdschake­laar dan op “
” (aan), wacht 10 se-
conden en zwengel de motor opnieuw
[DCM00192]
aan.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36523
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha­diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
6. Zodra de motor is gestart, laat u de
hoofdschakelaar los zodat hij kan terug­keren in de stand “
” (aan).
OPGELET: Zet de hoofdschakelaar nooit op “
” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten. Bovendien kan de starter worden beschadigd.
73
Page 82
Werking
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU30037
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien voor een optimale werking en een maximaal acceleratie­vermogen. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor worden ver­kort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje uit blijft nadat de motor is gestart.
OPGELET: Als het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig motorolie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de oorzaak van de oliedrukwaarschuwing niet kan worden achterhaald.
DMU36531
[DCM01831]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36980
Stopschakelaars
Zet de hoofdschakelaar op “ ”, of druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU33492
Schakelen
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01610
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel / schakelhendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling) [over ongeveer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn) voor modellen met afstandsbediening].
74
Page 83
Werking
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
2. Zodra de motor in versnelling met stati­onair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel / schakelhen­del krachtig en kordaat in de neutrale stand.
75
Page 84
Werking
het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel
N
werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem
ZMU04588
eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU38651
Procedure
1. Druk de motorstopschakelaar in en houd hem ingedrukt of zet de hoofdschakelaar
” (uit).
op “
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan
76
Page 85
ON
OFF
ON
OFF
ZMU04600
2. Koppel na het uitschakelen van de motor de brandstofleiding los, als de buiten­boordmotor werd uitgerust met een brandstofleidingkoppelstuk.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tank­dop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
5. Wanneer u de boot achterlaat, zet u het Yamaha Security System in de vergren­delmodus door op de vergrendeltoets van de afstandsbedieningzender te
Werking
drukken. Er weerklinkt één korte piep­toon wanneer u het beveiligingssysteem vergrendelt. De vergrendelmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ staat. Voor meer informatie, zie pagina
31. WAARSCHUWING! Zet het
Yamaha Security System nooit in de vergrendelmodus wanneer u de motor offshore uitschakelt.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motor­stopschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “
DMU27862
” (uit) te zetten.
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
” (uit)
[DWM02150]
77
Page 86
Werking
1. Trimbedieningshoek
DMU27888
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings­problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgescha­keld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot beweegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1
DN
UP
ZMU07381
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
UP
1
DN
ZMU04231
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
78
Page 87
Werking
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ oog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27912
” (omh-
” (omlaag).
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
79
Page 88
Werking
NOTA:
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27935
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on­derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00222
ten wordt gekanteld. Anders zou er brand­stof kunnen gaan lekken.
DCM00241
Vooraleer de buitenboordmotor te kan­telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 76. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting ver­oorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de stuurhendel te duwen (indien voorzien), want hierdoor kan de hendel breken.
DMU42691
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbe­krachtiging)
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt wanneer u de buitenboordmotor naar boven of naar beneden kantelt. An­ders kunnen er lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel.
DWM00250
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ontkoppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de bui­tenboordmotor meer dan een paar minu-
80
N
ZMU07382
Page 89
UP
Werking
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
” (omhoog) tot de
UP
ZMU07383
ZMU07384
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunk­nop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest. OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de
[DWM00262]
81
Page 90
Werking
kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 85.
[DCM01641]
4. zodra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “
” (omlaag) om de trim-
stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen beschermd tegen aangroeiing en corrosie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmecha­nisme zouden kunnen beschadigen.
[DCM00252]
door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
UP
DN
DN
ZMU07385
DMU42700
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met trim- en kantelbekrachti­ging)
1. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omhoog) tot de
buitenboordmotor wordt ondersteund
82
ZMU01936
DN
ZMU04603
Page 91
DN
ZMU04255
DMU28062
Ondiep water
DMU32851
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
DMU32913
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Plaats de afstandsbedieninghendel / schakelhendel in neutraal.
Werking
N
ZMU04588
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes omhoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar. WAARSCHUWING!
Het gebruiken van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar op de on­derbak terwijl de boot zich voortbe­weegt of terwijl de motor draait, ver­hoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuurder afleiden, waar­door het risico van een botsing met
83
Page 92
Werking
een andere boot of tegen een hinder­nis wordt vergroot.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU28195
Varen in andere omstandighe-
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 22) wanneer u de bui­tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod­derig of troebel water. Na het varen in der­gelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
[DWM01850]
den
84
Page 93

Onderhoud

DMU31844
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02640
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand­gevaar. Draai de brandstofkraan zorg­vuldig dicht alvorens de buitenboord­motor te transporteren of op te bergen.
Begeef u nooit onder de buitenboord­motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kun­nen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de buitenboordmotor niet kan wor­den gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02440
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding verstoppen waardoor de motor moeilijk start of niet goed werkt.
Lekkende brandstof zorgt voor brandgevaar. Draai de brandstofkraan dicht alvorens de
boot de slepen om lekkende brandstof te voorkomen. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge­kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie. Wanneer de buitenboordmotor voor langere tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brandstof­kraan dicht te draaien.
DMU42590
Opbergen van de buitenboordmotor
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
Alvorens uw Yamaha-buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) op te bergen, moet u verschillende be­langrijke procedures volgen om ernstige schade te voorkomen. Het is raadzaam uw buitenboordmotor aan een onderhoudsbeurt te laten onderwerpen door een erkende Yamaha-dealer alvorens u hem voor langere tijd opbergt. De volgende procedures kunnen echter door uzelf als eigenaar worden uitge­voerd, met een minimum aan gereedschap.
DCM00600
Om problemen te voorkomen die ver­oorzaakt worden door olie die vanuit het oliecarter in de cilinder terechtkomt, moet de buitenboordmotor in de ge­toonde stand worden gehouden als hij wordt vervoerd of opgeborgen. Als de buitenboordmotor liggend (niet recht­op) wordt vervoerd of opgeborgen, leg hem dan op een kussen nadat de mo­torolie afgetapt is.
85
Page 94
Onderhoud
Leg de buitenboordmotor niet op zijn zij voordat het koelwater helemaal is afge­tapt, anders kan het water langs het uit­laatkanaal in de cilinder terechtkomen en motorpech veroorzaken.
Berg de buitenboordmotor op op een droge, goed verluchte plaats, waar hij niet aan rechtstreeks zonlicht is bloot­gesteld.
Tap de overblijvende benzine in de dampafscheider af. Benzine die lange tijd in de dampafscheider blijft zitten, wordt slecht en kan dan schade veroor­zaken aan de brandstofleiding.
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
Alvorens uw Yamaha-buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) op te bergen, moet u verschillende be­langrijke procedures volgen om ernstige schade te voorkomen. Het is raadzaam uw buitenboordmotor aan een onderhoudsbeurt te laten onderwerpen door een erkende Yamaha-dealer alvorens u hem voor langere tijd opbergt. De volgende procedures kunnen echter door uzelf als eigenaar worden uitge­voerd, met een minimum aan gereedschap.
DCM01350
Op problemen te voorkomen die kun­nen worden veroorzaakt door olie die vanuit het carter de cilinder binnen­komt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor trans­port en opberging. Bewaar of vervoer de buitenboordmotor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in
de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam­pafscheider wegvloeien. Benzine die gedurende lange tijd in de dampaf­scheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroorzaken.
DMU28305
Procedure
DMU31375
Spoelen met een doorspoelaansluiting
DWM00322
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt.
Verwijder de ontstekingsspoelen van de bougies alvorens de propeller te controleren, te verwijderen of te instal­leren. Zet bovendien de schakelinrich­ting in neutraal, zet de hoofdschakelaar op “
” (off), verwijder de sleutel en verwijder de clip van de motorstop­schakelaar. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vastdraait. Plaats een houten blok tus­sen de anti-cavitatieplaat en de propel­ler om te beletten dat de propeller kan draaien.
NOTA:
Deze procedure wordt uitgevoerd nadat de motorkap en de propeller werden verwijderd.
1. Koppel de brandstofleiding los van de motor.
86
Page 95
Onderhoud
2. Installeer de doorspoelaansluiting op de
koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor bescha­digd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboordmotor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
[DCM02000]
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
3. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien moet de motor worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voor­koming van motorschade ten gevolge van roest. Voer het doorspoelen en be­nevelen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00091]
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge­bruikt, dient u de gepaste waterdruk te handhaven zodat er een constante waters­traal uit de koelwatercontroleopening komt.
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
Als het oververhittingwaarschuwingssys­teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raadplegen.
4. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal. WAARSCHUWING! Bevestig de
motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een vei­lige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. OPGELET: Zet de hoofdschakelaar nooit op “
” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 seconden aanzwen­gelen niet start, zet de hoofdschake­laar dan op “
” (aan), wacht 10 se-
conden en zwengel de motor opnieuw
[DCM00192]
aan.
5. Net voor u de motor uitzet, moet u snel “conserveringsolie” afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con­serveringsopening van het geluiddem-
[DWM01472]
87
Page 96
Onderhoud
perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
NOTA:
Als er geen “conserveringsolie” voorhanden is, schakelt u de motor uit. Verwijder de bou­gie(s). Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Zwengel de motor meerdere keren aan met de repeteerstarter. Monteer de bougie(s) opnieuw.
6. Verwijder de doorspoelaansluiting.
DMU43541
Aftappen van de benzine uit de dampaf­scheider F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
Benzine in de dampafscheider moet worden afgetapt alvorens de buitenboordmotor op te bergen. Laat de benzine uit de dampafschei­der verwijderen door een Yamaha-dealer.
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
NOTA:
Deze procedure wordt uitgevoerd nadat de motorkap werd verwijderd. Tap de resterende benzine in de dampaf­scheider af in een opvangbak. Draai de af­tapplug los en verwijder de kap. Druk de ont­luchtingsnippel in met een schroevendraaier om lucht binnen te laten in de vlotterkamer, zodat de benzine probleemloos naar buiten stroomt. Draai de ontluchtingsschroef vervol­gens vast.
3
2
1
1. Aftapschroef
2. Kap
3. Chokekoppelstang
DMU31393
Wassen van de buitenboordmotor
NOTA:
Deze procedure wordt uitgevoerd met de mo­torkap geïnstalleerd.
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de luchtinlaat.
2. Tap het koelwater volledig af uit de motor. Maak het lichaam grondig schoon.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 97.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 103. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 95.
[DCM01840]
ZMU07654
88
Page 97
Onderhoud
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28445
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de pro­cedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01530
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
F115A, FL115A, F115A1, FL115A1
1
3
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2
ZMU04264
89
Page 98
Onderhoud
F150A, FL150A, F150A2, FL150A2, F150B, FL150B
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag
niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
[DCM00541]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 85.
DMU28452
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem door met zuiver water.
DMU28461
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
90
Page 99
Onderhoud
DMU2847C
Periodiek onderhoud
DWM01871
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van
een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
91
Page 100
Onderhoud
DMU34446
Onderhoudsschema 1 NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan­gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on­derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver­loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zuiver water worden afgespoeld.
Het “
”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren.
Het “
”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterregel­aardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
92
Loading...