Yamaha FL225F, F250D, FL250D, F300B, FL300B User Manual

...
Page 1
F225F FL225F F250D FL250D F300B FL300B F250D1 FL250D1 F300B1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw bui-
tenboordmotor te gebruiken.
6CE-28199-71-D0
Page 2
DMU25052
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebruiken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3
Belangrijke handleidingsinformatie
WAARSCHUWING
OPGELET
NOTA:
NOTA:
DMU25107
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van deze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheids­waarschuwingen. Het wordt gebruikt om u op mogelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg alle veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigen­dommen te voorkomen.
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandleiding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze in­structies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dealer waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
De F225FET, FL225FET, F250DET, FL250DET, F300BET, FL300BET, F250DET1, FL250DET1, F300BET1, FL300BET1 en de standaardaccessoires worden gebruikt als basis voor de verklarin­gen en afbeeldingen in deze handleiding. Daardoor kunnen sommige onderdelen niet op ieder model van toepassing zijn.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25121
F225F, FL225F, F250D, FL250D, F300B,
FL300B, F250D1, FL250D1, F300B1, FL300B1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2011 door Yamaha Motor Co., Ltd.
2e Uitgave, november 2011
Alle rechten voorbehouden. Elke herdruk of onbevoegd gebruik zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5
Inhoud
Veiligheidsinformatie........................ 1
Buitenboordmotorveiligheid.............. 1
Propeller............................................ 1
Draaiende onderdelen ...................... 1
Hete onderdelen ............................... 1
Elektrische schokken ........................ 1
Trim- en kantelbekrachtiging............. 1
Noodstopkoord.................................. 1
Benzine ............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide ................................... 2
Wijzigingen........................................ 2
Scheepvaartveiligheid ...................... 2
Alcohol en verdovende middelen...... 2
Zwemvesten...................................... 2
Mensen in het water.......................... 2
Passagiers ........................................ 3
Overladen ......................................... 3
Vermijd botsingen ............................. 3
Weersomstandigheden ..................... 3
Passagiersopleiding.......................... 4
Scheepvaartveiligheidspubli-
caties .............................................. 4
Wetten en voorschriften .................... 4
Algemene informatie......................... 5
Plaats voor identificatienummers .....5
Buitenboordmotorserienummer......... 5
Serienummer van de digital
electronic control............................. 5
Sleutelnummer.................................. 6
EG-verklaring van
overeenstemming........................... 6
CE-label ...........................................6
Lees handleidingen en labels........... 7
Waarschuwingslabels ...................... 7
Specificaties en vereisten ..............10
Technische gegevens .................... 10
Installatievereisten .........................11
Bootvermogen (pk) ......................... 11
Buitenboordmotor monteren ........... 12
Yamaha Security System ............... 12
Vereisten voor de digital
electronic control .......................... 12
Accuvereisten................................. 13
Technische gegevens van de
accu ..............................................13
Monteren van de accu..................... 13
Meerdere accu’s.............................. 13
Propellerkeuze............................... 13
Modellen met tegengestelde
draaiing ......................................... 14
Neutraal-startbeveiliging ................ 14
Motorolievereisten.......................... 14
Brandstofvereisten......................... 15
Benzine ........................................... 15
Anti-fouling..................................... 16
Buitenboordmotorafdankings-
vereisten ...................................... 17
Nooduitrusting................................ 17
Uitlaatregelingsinformatie .............. 17
Noord-Amerikaanse modellen......... 17
Sterrenlabels ................................... 18
Componenten.................................. 20
Schematische voorstelling van
de componenten .......................... 20
Afstandsbedieningzender ............... 23
Ontvanger ...................................... 24
Yamaha Security
System vergrendel-
en ontgrendelmodus ..................... 24
Digital Electronic Control-doos........25
Lampje “digital electronic
control actief” ................................25
Waarschuwingslampje van de
digital electronic control ................26
Bedieningshendel............................ 26
Schakelaar voor het losmaken
van de gashendel.......................... 27
Gashendelfrictieafstelling ................ 28
Noodstopkoord en clip .................... 28
Hoofdschakelaar ............................. 29
Start/stop-schakelaarpaneel ........... 29
Alles starten/stoppen-
schakelaarpaneel.......................... 30
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
op digital electronic control ...........30
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
Page 6
Inhoud
aan onderkant motorkap............... 30
Trim- en kantelbekrachtigings-
schakelaars
(type voor twee motoren).............. 31
Trimtap met anode.......................... 31
Kantelsteunhendel voor model
met trim- en
kantelbekrachtiging....................... 32
Motorkapvergrendelhendel ............. 32
Doorspoelplug................................. 33
Brandstoffilter.................................. 33
Instrumenten en
verklikkerlampjes ............................ 34
6Y9 Multifunction Color Gauge ...... 34
YAMAHA SECURITY SYSTEM-
indicator ........................................ 34
Motorwarmdraai-indicator ............... 34
Motorsynchronisatie-indicator ......... 35
Oververhittingswaarschuwing ......... 35
Oliedrukwaarschuwing.................... 35
Waterafscheiderwaarschuwing ....... 36
Waarschuwing voor lage
accuspanning................................ 36
Motorstoringwaarschuwing ............. 37
6Y8 Multifunctionele meters...........37
6Y8 Multifunctionele
toerentellers .................................38
Yamaha Security
System-informatie ........................ 39
Oliedrukwaarschuwing.................... 39
Oververhittingswaarschuwing ......... 40
Waterafscheiderwaarschuwing ....... 40
Motorstoringwaarschuwing ............. 41
Waarschuwing voor lage
accuspanning................................ 41
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters ........................... 42
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ........................... 43
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters ................ 44
Optionele meters............................44
Motorcontrolesysteem.................... 45
Waarschuwingssysteem ................45
Digital Electronic Control-
waarschuwing ............................... 45
Oververhittingswaarschuwing ......... 45
Oliedrukwaarschuwing .................... 47
Waterafscheiderwaarschuwing .......48
Installatie ......................................... 49
Installatie........................................ 49
De buitenboordmotor monteren ...... 49
Werking............................................ 51
Eerste gebruik................................ 51
De motor met motorolie vullen ........ 51
Inlopen van de motor ...................... 51
Leer uw boot kennen....................... 51
Controleert voordat de motor
wordt gestart ................................ 52
Brandstofpeil ................................... 52
Motorkap verwijderen......................52
Brandstofsysteem ........................... 52
Bedieningselementen...................... 53
Noodstopkoord................................53
Motorolie ......................................... 53
Buitenboordmotor............................ 54
Doorspoelplug ................................. 54
Installeren van de motorkap............54
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........ 56
Accu ................................................ 57
Brandstof bijvullen.......................... 57
De motor gebruiken ....................... 58
Brandstof verzenden ....................... 58
Starten van de motor....................... 58
Controles na het starten van de
motor............................................ 60
Koelwater ........................................ 60
De motor laten warmdraaien.......... 61
Modellen met elektrische starter ..... 61
Controles na het warmdraaien
van de motor................................ 61
Schakelen ....................................... 61
Stopschakelaars.............................. 61
Schakelen ...................................... 61
De boot stoppen............................. 62
Stapvoets varen............................. 62
Regelen van de snelheid voor
stapvoets varen............................. 62
Motor uitschakelen......................... 63
Page 7
Inhoud
Procedure voor het stoppen van
de motor........................................ 63
De buitenboordmotor trimmen .......64
Instellen van de trimhoek
(trim- en kantelbekrachtiging) .......65
Boottrim instellen ............................ 66
Omhoog en omlaag kantelen ......... 66
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 67
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 68
Ondiep water .................................69
Varen in ondiep water ..................... 69
Varen in andere
omstandigheden........................... 70
Onderhoud.......................................72
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ......................... 72
Opbergen van de
buitenboordmotor.......................... 72
Procedure ....................................... 73
Smering........................................... 73
Spoelen van koelwatermantel......... 73
Controleren van geverfd
oppervlak van de
buitenboordmotor.......................... 75
Periodiek onderhoud ...................... 75
Vervangingsonderdelen .................. 75
Zware gebruiksomstandigheden..... 75
Onderhoudsschema 1..................... 77
Onderhoudsschema 2..................... 79
Smeren ........................................... 80
Inspecteren van de bougie.............. 81
Controle van het
motorvrijlooptoerental ...................82
Motorolie verversen ........................ 83
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ............................. 85
Inspecteren van de propeller .......... 85
Verwijderen van de propeller .......... 86
Installeren van de propeller............. 86
Verversen van tandwielolie ............. 87
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n)................................... 89
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter)........................................... 90
Aansluiten van de accu ................... 90
Loskoppelen van de accu ............... 92
Opbergen van de batterij................. 92
Herstellen van defecten.................. 93
Problemen verhelpen..................... 93
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................... 97
Impact schade.................................97
Slechts één motor laten draaien
(tweemotorige boten) .................... 97
Vervangen van de zekering ............ 98
De trim- en
kantelbekrachtigingseenheid
werkt niet....................................... 99
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen............................................. 99
Behandeling van
ondergedompelde motor............ 101
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een
persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propel-
ler, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU40271
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motor­kap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kan­telbekrachtigingsmechanisme te laten wer­ken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rond­om de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhen­del vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond ra­ken.
DMU41251
Noodstopkoord
Bevestig de noodstopkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorko­men dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voor­werpen vaart. Bevestig de noodstopkoord tijdens het ge­bruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten ter­wijl de boot vaart. Bevestig de motoruitscha­kelkoord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de motoruitscha­kelkoord niet langs punten waar ze verstrikt
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de motoruitschakelkoord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per on­geluk aan wordt getrokken. Als er aan de motoruitschakelkoord wordt getrokken tij­dens het varen, wordt de motor uitgescha­keld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertragen, waar­door passagiers en voorwerpen voorwaarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 58 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van benzine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid.
Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU40280
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
ZMU06025
kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlak­bij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft genomen in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon manoeuvre dient te maken. Tracht opsprin­gende golven en kielzog steeds te vermij­den.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de bootfabrikant voor het toegestane maxi­mumgewicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overladen of verkeerd verdelen van het ge­wicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en lei­den tot ongevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor men­sen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht-
baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere
boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer-
pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve
manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden.
Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
Page 11
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4
Page 12

Algemene informatie

NOTA:
1
ZMU07134
ZMU05885
1
ZMU05887
1
DMU25171
Plaats voor
identificatienummers
DMU25184
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboordzij­de van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te ge­ven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
control bevindt. Noteer het serienummer van uw digital elec­tronic control in de daarvoor bestemde zo­nes om u te helpen wanneer u de digital electronic control voor het eerst aansluit op uw buitenboordmotor.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u vragen hebt betreffende het serienummer van de di­gital electronic control.
DMU34943
Serienummer van de digital electronic control
Het serienummer van de digital electronic control werd gestempeld op het label dat zich op de behuizing van de digital electronic
5
1. Plaats van het serienummer van de digital electronic control
Page 13
DMU41570
1
ZMU07133
1
ZMU07135
ZMU06040
Sleutelnummer
Het sleutelidentificatienummer werd in de re­serversleutel gestempeld zoals u kunt zien in de afbeelding. Bewaar de reservesleutel op een veilige plaats en noteer dit nummer in de voorziene ruimte als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
Algemene informatie
stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikantModelnaamProductcode van model (goedgekeurde
modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25204
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
1. Sleutelnummer
DMU37290
EG-verklaring van overeenstemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt geleverd met de EG-verklaring van overeen-
1. Positie van het CE-label
6
Page 14
Algemene informatie
1
2
3
ZMU07261
DMU33523
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33832
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F225F, FL225F, F250D, FL250D, F300B, FL300B, F250D1, FL250D1, F300B1, FL300B1
7
Page 15
Algemene informatie
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
1
2
ZMU06191
3
ZMU05710
DMU34651
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen.
2
DWM01671
Lees de handleiding en de labels.Draag een goedgekeurd zwemvest.Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
DMU33850
Andere labels
aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
8
Page 16
Algemene informatie
ZMU05696
ZMU05664
ZMU05665
ZMU05666
DMU35132
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
9
Page 17

Specificaties en vereisten

NOTA:
DMU40500
Technische gegevens
“(SUS)” geeft aan dat de specificatie geldt voor de buitenboordmotor wanneer hij is uit­gerust met een roestvrij stalen schroef.
DMU2821K
Maat:
Totale lengte:
958 mm (37.7 in)
Totale breedte:
634 mm (25.0 in)
Totale hoogte X:
1890 mm (74.4 in)
Totale hoogte U:
2017 mm (79.4 in)
Spiegel hoogte X:
643 mm (25.3 in)
Spiegel hoogte U:
770 mm (30.3 in)
Gewicht (SUS) X:
260.0 kg (573 lb)
Gewicht (SUS) U:
268.0 kg (591 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F225FET 165.5 kW bij 5500 omw/min (225 PK bij 5500 omw/min) F250DET 183.8 kW bij 5500 omw/min (250 PK bij 5500 omw/min) F250DET1 183.8 kW bij 5500 omw/min (250 PK bij 5500 omw/min) F300BET 220.6 kW bij 5500 omw/min (300 PK bij 5500 omw/min) F300BET1 220.6 kW bij 5500 omw/min (300 PK bij 5500 omw/min) FL225FET 165.5 kW bij 5500 omw/min (225 PK bij 5500 omw/min)
FL250DET 183.8 kW bij 5500
omw/min (250 PK bij 5500 omw/min)
FL250DET1 183.8 kW bij 5500
omw/min (250 PK bij 5500 omw/min)
FL300BET 220.6 kW bij 5500
omw/min (300 PK bij 5500 omw/min)
FL300BET1 220.6 kW bij 5500
omw/min (300 PK bij 5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
650 50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt V
Slag:
4169.0 cm
Boring slag:
96.0 96.0 mm (3.78 3.78 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie met weerstand (NGK):
LFR6A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling (koude motor) IL:
0.17–0.24 mm (0.0067–0.0094 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.31–0.38 mm (0.0122–0.0150 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
640.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
80 A/u
Maximumdynamovermogen:
70 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
3
10
Page 18
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
1.75(21/12)
Trim- en kantelsysteem:
Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
F225FET T F250DET T F250DET1 T F300BET T F300BET1 T FL225FET TL FL250DET TL FL250DET1 TL FL300BET TL FL300BET1 TL
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
F225FET Normale loodvrije benzine F250DET Normale loodvrije benzine F250DET1 Normale loodvrije benzi­ne F300BET Loodvrije superbenzine F300BET1 Loodvrije superbenzine FL225FET Normale loodvrije benzine FL250DET Normale loodvrije benzi­ne FL250DET1 Normale loodvrije benzi­ne FL300BET Loodvrije superbenzine FL300BET1 Loodvrije superbenzine
Min. research octaangetal:
F225FET 90 F250DET 90 F250DET1 90 F300BET 94 F300BET1 94 FL225FET 90 FL250DET 90 FL250DET1 90 FL300BET 94
FL300BET1 94
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Totale motoroliehoeveelheid (oliecarterinhoud):
7.1 L (7.50 US qt, 6.25 Imp.qt)
Smering:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielolie SAE 90 of 80W-90,
API GL-5
Tandwieloliehoeveelheid:
1.040 L (1.099 US qt, 0.915 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Propellermoer:
54.0 Nm (5.51 kgf-m, 39.8 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
27.0 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb)
Motoroliefilter:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
79.6 dB(A)
DMU33554
Installatievereisten
DMU40480
Bootvermogen (pk)
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor te installeren, dient u na te gaan of het vermogen van de buitenboordmotor niet hoger is dan het toe­gestane maximumvermogen vermeld op de
11
Page 19
Specificaties en vereisten
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
ZMU07305
capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan con­tact op met de fabrikant van de boot.
DMU40490
Buitenboordmotor monteren
DWM02500
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de buitenboordmotor zeer
zwaar is, is speciale uitrusting en oplei­ding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de bui­tenboordmotor monteren met behulp van de correcte apparatuur en de complete optui­ginstructies. Voor meer informatie, zie pagi­na 49.
DMU41592
Yamaha Security System
DCM02460
ligingssysteem in de vergrendelmodus staat. Hij kan alleen worden gestart in de ontgren­delmodus. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU34952
Vereisten voor de digital
electronic control
De digital electronic control moet worden uit­gerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DWM01580
Het Yamaha Security System wordt ver­kocht in overeenstemming met de gel­dende wetten en voorschriften inzake het uitzenden van radiogolven. Dat betekent dat wanneer dit product wordt gebruikt buiten het land waar het werd gekocht, het mogelijk niet voldoet aan de wetten of voorschriften inzake het uitzenden van radiogolven in het land waar het wordt gebruikt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer gedetailleerde informatie.
De buitenboordmotor met dit label is uitge­rust met het Yamaha Security System voor diefstalbeveiliging, dat bestaat uit een ont­vanger en een afstandsbedieningzender. De motor kan niet worden gestart als het bevei-
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
Deze digital electronic control is alleen ver­krijgbaar voor de buitenboordmotor die u hebt gekocht. Alvorens de digital electronic control te ge­bruiken, dient u ze in te stellen om alleen uw buitenboordmotor te bedienen. Anders zal
12
Page 20
Specificaties en vereisten
het niet mogelijk zijn uw buitenboordmotor te bedienen. U dient de buitenboordmotor en de digital electronic control in de volgende gevallen in te stellen.
Als er een tweedehands buitenboordmotor
wordt geïnstalleerd
Als de digital electronic control wordt ver-
vangen
Als de ECM (Electronic Control Module,
elektronische besturingsmodule) van de tweedehands buitenboordmotor wordt ver­vangen
Als de ECM (Electronic Control Module,
elektronische besturingsmodule) van de
digital electronic control wordt vervangen Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het in­stellen.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
640.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
80 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36290
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
[DWM01820]
DMU36300
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU41600
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propel­ler een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifie­ke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het alge­meen geldt dat een propeller met een grote­re spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladingen vervoert, se­lecteer dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbe­reik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Yamaha beveelt het gebruik aan van een propeller die geschikt is voor het “Shift Dam­pener System (SDS)”. Raadpleeg uw
13
Page 21
Specificaties en vereisten
ZMU05937
-
3
12
ZMU04608
-
x
123
Yamaha-dealer voor meer informatie. Voor het controleren van de propeller, zie pagina 85.
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU36310
Modellen met tegengestelde draaiing
Standaardbuitenboordmotoren draaien in de richting van de wijzers van de klok. Modellen met tegengestelde draaiing draaien in tegen­wijzerzin. Modellen met tegengestelde draaiing worden normaal gebruikt op boten met meerdere motoren en dragen een “L” op de tandwielkast boven de anti-cavitatieplaat. Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die gemaakt is om
tegen de wijzers van de klok in te draaien. Dergelijke propellers zijn herkenbaar aan de letter “L” achter de maataanduiding op de propeller. WAARSCHUWING! Gebruik
nooit een standaardpropeller in combina­tie met een motor met tegengestelde draaiing, of een propeller met tegenge­stelde draaiing in combinatie met een standaardmotor. Anders kan de boot ver­trekken in de tegengestelde richting van de verwachte richting (bijvoorbeeld ach­terwaarts in plaats van voorwaarts), wat tot ongevallen kan leiden.
[DWM01810]
Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 86 en
86.
DMU35140
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde digital electronic controlen zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU41951
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
14
Page 22
Specificaties en vereisten
ZMU06854
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SE SF SG SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
10W–30
10W–40
5W–30
ZMU06855
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
15W–40
20W–40
20W–50
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL Totale motoroliehoeveelheid (oliecarterinhoud):
7.1 L (7.50 US qt, 6.25 Imp.qt) Motorolieverversingshoeveelheid (bij periodiek onderhoud):
Zonder oliefiltervervanging:
6.0 L (6.34 US qt, 5.28 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
6.3 L (6.66 US qt, 5.54 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie type 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
Aanbevolen motorolie type 2
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU40201
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
15
Page 23
Specificaties en vereisten
OPGELET
Aanbevolen brandstof:
F225FET Normale loodvrije benzine F250DET Normale loodvrije benzine F250DET1 Normale loodvrije benzine F300BET Loodvrije superbenzine F300BET1 Loodvrije superbenzine FL225FET Normale loodvrije benzine FL250DET Normale loodvrije benzine FL250DET1 Normale loodvrije benzi­ne FL300BET Loodvrije superbenzine FL300BET1 Loodvrije superbenzine
Min. research octaangetal:
F225FET 90 F250DET 90 F250DET1 90 F300BET 94 F300BET1 94 FL225FET 90 FL250DET 90 FL250DET1 90 FL300BET 94 FL300BET1 94
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de
brandstoftank terechtkomen. Veront­reinigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorscha­de veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd bewaard.
brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Et­hanol kan worden gebruikt als het ethanolge­halte niet meer dan 10% bedraagt en de
16
Page 24
Specificaties en vereisten
1
ZMU06892
ZMU06894
EMISSION CONTROL INFORMATION MFI
THIS ENGINE CONFORMS TO CALIFORNIA AND U.S. EPA EXHAUST REGULATIONS FOR SI MARINE ENGINES. REFER TO THE OWNER'S MANUAL FOR MAINTENANCE SPECIFICATIONS AND ADJUSTMENTS.
MEETS U.S. EPA EVAP STANDARDS USING CERTIFIED COMPONENTS. FAMILY: DISPLACEMENT: liters SPARK PLUG: FUEL: GASOLINE
FELs(HC+NOx / CO)
: / g/kW-hr MAX POWER: kW IDLE SPEED: ± rpm IN NETRAL SPARK PLUG GAP (mm): VALVE LASH (mm) IN: EX:
YAMAHA MOTOR CO.,LTD.
DMU40301
Buitenboordmotorafdankingsv
ereisten
Dank de buitenboordmotor nooit op een ille­gale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raadplegen in verband met het af­danken van de buitenboordmotor.
DMU36352
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.Een extra motorstopschakelaarkoord met
clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU39000
Uitlaatregelingsinformatie
De volgende labels bevinden zich op buiten­boordmotoren die voldoen aan de US-voor­schriften.
DMU25230
Noord-Amerikaanse modellen
Deze motor voldoet aan de reglementen van het Amerikaanse “Environmental Protection Agency” (EPA) voor SI scheepsmotoren. Kijk op het label op de motor voor meer gege-
17
vens.
DMU31561
Goedgekeurd label van uitlaatregelings­attest
Dit label is op de onderkap bevestigd. New Technology; (4-stroke) MFI
1. Situering van Goedkeuringslabel
DMU25263
Fabricagedatumlabel
Dit label bevindt zich op de klembeugel of de zwenkbeugel.
Page 25
Specificaties en vereisten
1
ZMU06896
1
ZMU07138
ZMU01702
ZMU01703
1. Situering van fabricagedatumlabel
DMU25274
Sterrenlabels
Uw buitenboordmotor is voorzien van een sterrenlabel van de California Air Resources Board (CARB). Kijk hieronder voor een be­schrijving van uw specifieke label.
DMU40330
Een sterGeringe uitstoot Het label met één ster identificeert motoren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Watercraft and Outboard marine engines” van 2001. Motoren die voldoen aan deze normen verto­nen een 75% geringere uitstoot dan conven­tionele tweetaktmotoren met carburateur. Deze motoren zijn equivalent met de 2006 normen voor scheepsmotoren van de U.S. EPA.
DMU40340
Twee sterrenHeel geringe uitstoot Het label met twee sterren identificeert moto­ren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Water­craft and Outboard marine engines” van
2004. Motoren die voldoen aan deze normen vertonen een 20% geringere uitstoot dan motoren met een label met één ster.
1. Plaats van de sterrenlabels
18
Page 26
Specificaties en vereisten
ZMU01704
ZMU05663
DMU40350
Drie sterrenUltrageringe uitstoot Het label met drie sterren identificeert moto­ren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor “Personal Water­craft and Outboard marine engines” van 2008 of de uitlaatnormen voor “Sterndrive and Inboard marine engines” van 2003-
2008. Motoren die voldoen aan deze normen vertonen een 65% geringere uitstoot dan motoren met een label met één ster.
DMU33861
Vier sterrenSuperultrageringe uitstoot Het label met vier sterren identificeert moto­ren die voldoen aan de uitlaatnormen van de Air Resources Board voor 2009. Buiten­boordmotoren voor persoonlijke vaartuigen en voor zeevaartuigen voldoen mogelijk ook aan deze normen. Motoren die voldoen aan deze normen vertonen een 90% geringere uitstoot dan motoren met een label met één ster.
19
Page 27

Componenten

NOTA:
1
3
5
6
7
8
9
9
10
9
11
11
8
4
2
ZMU07139
DMU2579Y
Schematische voorstelling van de componenten
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F225F, FL225F, F250D, FL250D, F300B, FL300B, F250D1, FL250D1, F300B1, FL300B1
1. Motorkap
2. Leegloopopening
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Kantelsteunhendel
9. Motorkapvergrendelhendel
10. Doorspoelplug
11. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
20
Page 28
Componenten
7
11
12
9 8
13
3
1
2
4
5
6
3
10
4
5
ZMU07140
1. Ontstekingsspoel
2. Oliepeilstok
3. Motorkapvergrendelhendel
4. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
5. Doorspoelplug
6. Oliepeilplug
7. Tandwielolieaftapschroef
8. Koelwaterinlaat
9. Anode
10. Trim- en kantelbekrachtigingseenheid
11. Brandstoffilter
12. Zekeringkast
13. Olievuldop
21
Page 29
1
2
3
ZMU07202
7
8
4
7
8
5
6
10
9
1. Digital electronic control (voor één motor)*
2. Schakelaarpaneel (voor gebruik met één motor)*
3. Digital electronic control (voor twee moto­ren)*
4. Schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
5. Start/stop-schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
6. Alles starten/stopen-schakelaarpaneel (voor gebruik met twee motoren)*
7. Motoruitschakelaar*
8. Clip*
9. Afstandsbedieningzender*
10. Ontvanger*
Componenten
22
Page 30
Componenten
OPGELET
1
4
6
3
2
5
7
ZMU07205
ZMU06455
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
7. 6Y9 Multifunction Color Gauge*
DMU38591
Afstandsbedieningzender
De vergrendel- en ontgrendelmodi van het Yamaha Security System worden in- en uit­geschakeld met de afstandsbedieningzen­der. Wanneer de motor draait, kan de ontvanger het signaal van de afstandsbedie­ning niet ontvangen.
23
Berg de afstandsbedieningzender zorgvul­dig op, zodat u hem niet verliest.
DCM02100
De afstandsbedieningzender is niet he-
lemaal waterdicht. Dompel de zender niet onder en gebruik hem niet onder water. Als de zender in water heeft gele­gen, droog hem dan af met een zachte,
Page 31
Componenten
NOTA:
12
ZMU06456
droge doek en controleer vervolgens of hij correct werkt. Als de zender niet cor­rect werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Houd de afstandsbedieningzender uit
de buurt van hoge temperaturen en stel hem niet bloot aan rechtstreeks zon­licht.
Laat de afstandsbedieningzender niet
vallen, onderwerp hem niet aan hevige schokken en plaats er geen zware voor­werpen op.
Gebruik een zachte, droge doek om de
afstandsbedieningzender te reinigen. Gebruik geen detergent, alcohol of een ander chemisch product.
Probeer de afstandsbedieningzender
nooit zelf uit elkaar te nemen. Anders zal de zender mogelijk niet meer correct werken. Als de batterij van de zender moet worden vervangen, dient u con­tact op te nemen met een Yamaha­dealer.
Als u de afstandsbedieningzender bent
kwijtgeraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer. Zorg ervoor dat u altijd minstens over twee zenders be­schikt. Als u beide zenders bent kwijt­geraakt, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer.
Aangezien de ontvanger zo werd gepro-
grammeerd dat hij alleen de interne code van deze zender herkent, kan het beveili­gingssysteem uitsluitend worden gewij­zigd met deze zender. Als de afstandsbedieningzender niet correct werkt, dient u contact op te nemen met een Yamaha-dealer.
Het is raadzaam de batterij na 1 jaar te ver-
vangen en vervolgens om de twee jaar.
Dank de batterijen van de zender af over-
eenkomstig de plaatselijke voorschriften in verband met gevaarlijk afval.
Het Yamaha Security System maakt het
mogelijk maximaal 5 zenders voor af­standsbediening te registreren. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU38601
Ontvanger
De ontvanger regelt de ECM (Electronic Control Module) om te voorkomen dat de motor kan starten. Raadpleeg uw Yamaha­dealer voor het installeren van de ontvanger.
DMU41610
Yamaha Security System vergrendel­en ontgrendelmodus
De Yamaha Security System-instellingen worden geselecteerd door een korte druk op de vergrendel- of ontgrendeltoets van de af­standsbedieningzender.
1. Vergrendeltoets
2. Ontgrendeltoets
VERGRENDELD
Wanneer de vergrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinkt er één pieptoon. Dat geeft aan dat de vergrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor niet kan worden gestart. De ver­grendelmodus kan alleen worden geselec­teerd wanneer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) staat.
24
Page 32
Componenten
ZMU05850
1
6
5
4
2
3
ZMU05851
1
6
5
4
3
2
ONTGRENDELD
Wanneer de ontgrendeltoets op de afstands­bedieningzender eventjes wordt ingedrukt, weerklinken er twee pieptonen. Dat geeft aan dat de ontgrendelmodus is ingeschakeld en dat de motor kan worden gestart.
Yama ha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
Yama ha Security System-
modus
Vergren-
deld
Ontgren-
delen
DMU34961
Aantal
pieptone
1 piep-
toon
2 piepto-
nen
Lampje “digital electronic
n
control actief”
Hoofdsc hakelaar
“”
“”/
“”
Uit
Licht
Digital Electronic Control-doos
De digital electronic control-doos bestuurt de schakelhendel, de gashendel en de elektri­sche operaties op afstand. Vergewis u ervan dat het “actief”-lampje brandt en dat de digi­tal electronic control correct werd aangeslo­ten op de buitenboordmotor.
Motor
kan worden gestart
NEE
JA
1. Bedieningshendel
2. Lampje “digital electronic control actief”
3. Waarschuwingslampje van de digital electro­nic control
4. Schakelaar voor het losmaken van de gashendel
5. Gashendelfrictieafstelling
6. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU34973
Lampje “digital electronic control actief”
Het lampje “digital electronic control actief” geeft aan dat de digital electronic control in bedrijfsmodus staat.
Brandt: bediening van zowel schakelhen-
del als gashendel mogelijk.
Knippert (alleen wanneer de schakelin-
richting in neutraal staat): schakelhen­del niet bedienbaar. Alleen gashendelbediening beschikbaar.
Uit: schakelhendel en gashendel niet be-
dienbaar.
25
Page 33
1
ZMU05888
ZMU05890
ZMU05889
ZMU05891
ZMU05878
N
1
F
7
6
2
R
3
4
4
6
5
7
5
1
1. Lampje “digital electronic control actief”
DMU34984
Waarschuwingslampje van de digital electronic control
Het waarschuwingslampje van de digital electronic control brandt wanneer er zich een storing voordoet in de aansluiting tussen de digital electronic control en de buitenboord­motor. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
Componenten
1
1. Waarschuwingslampje van de digital electro­nic control
DMU34992
Bedieningshendel
Door de hendel naar voren te duwen vanuit de neutrale stand schakelt u de voorwaartse versnelling in. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand schakelt u de buitenboordmotor in achteruit. De motor blijft met onbelast toerental draaien tot de hendel ongeveer 22.5 wordt verplaatst (u kunt een palletje voelen). Wanneer u de hen­del verder duwt, wordt de gasklep geopend en begint de motor te accelereren. De functie van de digital electronic control voor tweemotorige boten bestaat erin de toe­rentallen van beide motoren automatisch te synchroniseren.
1
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “ ”
26
Page 34
Componenten
ZMU05880
FN
ZMU05881
N
1
2
3
22.5
ZMU05882
NF
ZMU05883
N
1
2
3
22.5
3. Achteruit “ ”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU35001
Schakelaar voor het losmaken van de gashendel
In neutraal houdt u de schakelaar ingedrukt, beweegt u de bedieningshendel voorwaarts en laat u de schakelaar los zodra het lampje “digital electronic control actief” begint te knipperen. Terwijl het lampje knippert, kunt u de gashendel openen of sluiten. Dat kan ook worden gedaan wanneer de bedieningshen­del in achteruit staat.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
De schakelaar voor het losmaken van de
gashendel kan alleen worden gebruikt als de bedieningshendel in neutraal staat.
Tijdens de werking verandert het lampje
“digital electronic control actief” van conti­nu branden naar knipperen. Wanneer het lampje begint te knipperen, begint de gas­klep open te gaan nadat de bedie­ningshendel minstens 22.5 werd verplaatst.
Na het gebruiken van de schakelaar voor
het losmaken van de gashendel dient u de
27
bedieningshendel weer in neutraal te zet­ten. De schakelaar voor het losmaken van de gashendel keert automatisch terug naar zijn ingestelde stand. Het lampje “di­gital electronic control actief” zal stoppen
Page 35
met knipperen en continu gaan branden
WAARSCHUWING
ZMU05820
ZMU05819
en de digital electronic control zal de voor­waartse en achterwaartse versnelling dan normaal inschakelen.
DMU35250
Gashendelfrictieafstelling
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan de beweging van de bedie­ningshendel en kan worden afgesteld naar gelang van de voorkeur van de bestuurder. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef naar rechts. Om de weerstand te verlagen, draait u de afstelschroef naar links.
DWM01770
Als de wrijving te gering is, kan de be-
dieningshendel mogelijk vrij bewegen, wat tot ongevallen kan leiden.
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te
vast. Als er te veel weerstand is, wordt het moeilijk om de bedieningshendel te bewegen, hetgeen tot ongevallen kan leiden.
Componenten
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewens­te gashendelinstelling te behouden.
DMU25995
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorko­men dat de boot onbestuurd verder vaart.
WAARSCHUWING! Bevestig de motor­stopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg er­voor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuurbaar. Zon­der motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslin­gerd worden.
[DWM00122]
28
Page 36
Componenten
1
2
3
ZMU07143
1
2
3
ZMU07144
ON
OFF
ZMU07145
START
ON
OFF
ZMU07146
1. Noodstopkoord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “ ” (aan).
DMU41551
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
“” (uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen. De motor kan worden gestart door de start/stop-knop in te drukken.
29
DMU41621
Start/stop-schakelaarpaneel
De motor kan worden gestart of uitgescha­keld door de start/stop-knop in te drukken. Bij twee motoren is het mogelijk een van bei­de motoren afzonderlijk te starten of uit te schakelen. Het lampje van de betreffende motor gaat aan.
PORT:BakboordmotorSTBD:Stuurboordmotor
Page 37
WAARSCHUWING
1. Indicator
1
2
ZMU07174
1
ZMU07176
ZMU05822
UP
DN
2. Start/stop-knop
DMU41631
Alles starten/stoppen­schakelaarpaneel
Met de start/stop-knop kunnen alle motoren worden gestart of uitgeschakeld.
1. Alles starten/stoppen-knop
DMU35153
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar op digital electronic control
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ ” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor
Componenten
omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instructies over het gebruik van de trim- en kantelbe­krachtigingsschakelaar, zie pagina’s 64 en
66.
DMU26155
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omhoog) trimt de buitenboordmotor omhoog en kantelt deze vervolgens om­hoog. Het indrukken van de schakelaar “ ” (omlaag) kantelt de buitenboordmotor om­laag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buiten­boordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 66.
DWM01031
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot het gebruik van deze schakelaar terwijl de
30
Page 38
Componenten
WAARSCHUWING
UP
DN
1
ZMU07151
UP
DN
11
1
UP
DN
ZMU05835
boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verhogen.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
DMU35160
Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars (type voor twee motoren)
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ ” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “ ” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Bij de bediening voor twee motoren be-
dient de schakelaar op de bedienings­greep beide buitenboordmotoren tegelijk.
Voor instructies over het gebruik van de
trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars, zie pagina’s 64 en 66.
DMU26244
Trimtap met anode
DWM00840
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
31
Page 39
OPGELET
DCM00840
OPGELET
ZMU07152
A
B
ZMU01863
ZMU07206
1
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
3
2
1
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
Componenten
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
Boutaandraaimoment:
42.0 Nm (4.2 kgf-m, 31 ft-lb)
DMU26341
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, ge­bruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
DMU40760
Motorkapvergrendelhendel
De kapvergrendelhendels worden gebruikt om de motorkap vast te zetten.
32
Page 40
Componenten
1
ZMU06909
1
ZMU06910
1
ZMU07154
1
ZMU07518
1. Motorkapvergrendelhendel
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU40802
Doorspoelplug
De doorspoelplug wordt gebruikt om de koel­waterdoorgangen van de buitenboordmotor te reinigen met behulp van een tuinslang en leidingwater. Voor instructies over het ge­bruik van de doorspoelplug, zie pagina 73.
1. Doorspoelplug
DMU41310
Brandstoffilter
Het brandstoffilter dient om vreemde stoffen tegen te houden en water van de brandstof te scheiden. Als het van de brandstof afge­scheide water een bepaald volume over­schrijdt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd. Zie voor verdere informatie pa­gina 48.
1. Brandstoffilter
33
Page 41

Instrumenten en verklikkerlampjes

1
2 3
4
5
ZMU07233
54321 6
7
8
9
10
12 11
ZMU07234
ZMU07235
DMU41781
6Y9 Multifunction Color Gauge
De 6Y9 Multifunction Color Gauge (verder het Multi-Display genoemd) toont motorsta­tus- en waarschuwingsinformatie. De weer­gave van optionele items kan worden gewijzigd. Deze handleiding beschrijft hoofd­zakelijk het waarschuwingsdisplay. Voor in­formatie over andere instellingen of het wijzigen van het display, zie de handleiding bij de 6Y9 Multifunction Color Gauge.
1. Pijltjestoetsen
2. Afstelknop
3. Annuleerknop
4. Menuknop
5. Display
5. Trimmeter
6. Optionele items
7. Motorstoringwaarschuwingslampje
8. Waarschuwingslampje voor lage accuspan­ning
9. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
10. Oliedrukwaarschuwingslampje
11. Oververhittingwaarschuwingslampje
12. Toerenteller
DMU41640
YAMAHA SECURITY SYSTEM­indicator
Deze indicator verschijnt wanneer het YAMAHA SECURITY SYSTEM zich in ver­grendelmodus bevindt. Vergewis u ervan dat hij verdwenen is alvorens de motor te star­ten.
1. Schakelstanddisplay
2. YAMAHA SECURITY SYSTEM-indicator
3. Motorwarmdraai-indicator
4. Motorsynchronisatie-indicator
DMU41650
Motorwarmdraai-indicator
Deze indicator wordt weergegeven terwijl de motor warmdraait en verdwijnt zodra de mo­tor warm is.
34
Page 42
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
ZMU07236
ZMU07237
ZMU07238
ZMU07239
DMU41660
Motorsynchronisatie-indicator
Bij twee motoren verschijnt deze indicator terwijl de motoren worden gesynchroniseerd door de motorsynchronisatieregeling. Het verdwijnt zodra de motoren gesynchroni­seerd zijn.
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01592
DMU41680
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, verschijnt het pop-up­venster. Druk op de knop “ ” (instellen) om terug te keren naar de normale weergave, en de oververhittingswaarschuwingsindicator begint te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
35
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU41690
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, verschijnt het pop-upvenster. Druk op de knop “ ” (instellen) om terug te keren naar de normale weergave, en de oliedrukwaar-
Page 43
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU07240
ZMU07241
ZMU07242
ZMU07250
schuwingsindicator begint te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaar­schuwingssysteem werd geactiveerd. Con­troleer de hoeveelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU41700
Waterafscheiderwaarschuwing
Het pop-upvenster verschijnt wanneer er wa­ter in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Druk op
de knop “ ” (instellen) om terug te keren naar de normale weergave, en de wateraf­scheiderwaarschuwingsindicator begint te knipperen.
Schakel de motor onmiddellijk uit en kijk op pagina 97 van deze handleiding om het wa­ter uit de brandstoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha-dealer onmiddellijk.
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU41720
Waarschuwing voor lage accuspanning
Het pop-upvenster wordt weergegeven wan­neer de accuspanning daalt. Druk op de knop “ ” (instellen) om de normale weerga­ve te herstellen, en de waarschuwingsindica­tor voor een te lage accuspanning begint te
36
Page 44
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU07251
ZMU07252
ZMU07253
ZMU07254
knipperen.
Keer terug naar de haven en raadpleeg on­Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
DMU41710
Motorstoringwaarschuwing
Het pop-upvenster verschijnt wanneer er zich tijdens het varen een storing voordoet in de motor. Druk op de knop “ ” (instellen) om terug te keren naar de normale weerga­ve, en de motorstoringwaarschuwingsindica­tor begint te knipperen.
middellijk een Yamaha-dealer.
DMU31653
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil-
lende meters: toerenteller (vierkant of rond),
snelheidsmeter (vierkant), snelheids- &
brandstofmeter (vierkant of rond) en brand-
stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys-
teem van de ronde uitvoering verschilt
lichtjes van dat van de vierkante uitvoering.
Ga zorgvuldig na met welk model en type uw
boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft
hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes.
Kijk in de bijbehorende handleiding voor
meer informatie over het instellen van de
meters of het wijzigen van indicatiesyste-
men.
37
Page 45
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05415
2
3
1
4
5
6
7
8
ZMU05416
2
1
ZMU05417
DMU36184
6Y8 Multifunctionele
toerentellers
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snelheid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspan­ning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, waterafscheiderwaarschuwing, motorsto­ringwaarschuwing, en indicatie van perio­diek onderhoud. Wanneer de koelwaterdruksensor geïnstalleerd is, kan de eenheid ook de koelwaterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk wor­den weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is verkrijgbaar in ronde en vier­kante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Afstelknop
2. Modusknop
38
Page 46
Instrumenten en verklikkerlampjes
1452
3
6879
ZMU05418
ZMU06457
ZMU06458
ZMU06459
ZMU06460
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterdetectiewaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/ onderhoudslampje
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
DMU38621
Yamaha Security System-informatie
Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ” (aan), de actieve Yamaha Security System­modus (vergrendeld / ontgrendeld) wordt op het display weergegeven.
Ontgrendelmodus
Vergrendelmodus
DMU36130
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be-
gint het oliedrukwaarschuwingslampje te
knipperen en zakt het motortoerental auto-
matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
39
Page 47
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05430
ZMU05431
ZMU05421
ZMU05422
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert. Controleer de hoeveelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geac­tiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01601
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
DMU36221
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe-
mer weerklinkt en het oververhittingwaar-
schuwingslampje brandt. Controleer of de
koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01592
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
DMU36150
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er
water in de waterafscheider (brandstoffilter)
is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat
gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te
40
Page 48
Instrumenten en verklikkerlampjes
OPGELET
OPGELET
ZMU05423
ZMU05424
ZMU05425
ZMU05426
schakelen en te kijken op pagina 97 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
DCM00920
DCM00910
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36160
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
41
In een dergelijk geval werkt de motor niet
zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk
een Yamaha-dealer.
DMU36170
Waarschuwing voor lage
accuspanning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen
het waarschuwingslampje voor een te lage
accuspanning en de accuspanningswaarde
te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de
haven als er een waarschuwing geactiveerd
wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor
het opladen van de accu.
Page 49
Instrumenten en verklikkerlampjes
ZMU05427
ZMU05428
2
1
ZMU05432
1
2
3
ZMU05433
DMU36232
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (mo­dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip dis­play weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een optionele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem
voor optionele sensoren contact op met uw
Yamaha-dealer.
De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar
in ronde of vierkante types. Controleer uw
snelheid & brandstofmetertype voor bedie-
ningsinformatie.
Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich-
ten alle displays op als test. Na een paar se-
conden zal de meter omschakelen naar
normaal bedrijf.
Voor meer informatie, zie de bedienings-
handleiding welke origineel is meegeleverd
met de meter.
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
42
Page 50
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05434
12
3
ZMU05435
2
1
ZMU05436
1
2
3
ZMU05437
heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip
display worden weergegeven door een op-
tionele snelheidsmeter op de eenheid aan te
sluiten. Daarnaast zijn ook display van de
oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte
en klok beschikbaar, wanneer optionele sen-
soren worden aangesloten op de unit. Neem
voor optionele sensoren contact op met uw
Yamaha-dealer.
Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich-
1. Afstelknop
2. Modusknop
ten alle displays op als test. Na een paar se-
conden zal de meter omschakelen naar
normaal bedrijf.
Voor meer informatie, zie de bedienings-
handleiding welke origineel is meegeleverd
met de meter.
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36241
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ ” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daar­naast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of kno­pen. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel-
43
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
Page 51
Instrumenten en verklikkerlampjes
2
1
ZMU05438
1
2
ZMU05439
ZMU07245
ZMU04581
3. Multifunctioneel display
DMU36250
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de vol­gende informatie weer: brandstofdebiet, to­taal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het ge­wenste display wordt geselecteerd met be­hulp van de knoppen “ ” (instellen) en “ ” (modus), zoals beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handleiding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geacti­veerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar de normale toe­stand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
DMU41730
Optionele meters
Er kunnen verschillende meters worden
geïnstalleerd op de buitenboordmotor naar-
gelang van de voorkeuren van de gebruiker.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer
details.
Analoge toerenteller
1. Afstelknop
2. Modusknop
Trimmeter
44
Page 52

Motorcontrolesysteem

OPGELET
ZMU05889
ZMU05891
ZMU05421
DMU26803
Waarschuwingssysteem
DCM00091
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU35184
Digital Electronic Control­waarschuwing
Wanneer er zich tijdens de werking van de buitenboordmotor storingen voordoen in de communicatie tussen de buitenboordmotor en de digital electronic control, zal het waar­schuwingslampje branden. Zelfs bij gebrek aan een symptoom dat wijst op schakel- of gasklepstoringen, dient u onmiddellijk terug te keren naar de haven en de buitenboord­motor te laten inspecteren of repareren door een Yamaha-dealer.
1
1. Waarschuwingslampje van de digital electro­nic control
DMU41922
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft een oververhittingwaar-
schuwingssysteem. Als de motortempera-
tuur te erg stijgt, wordt het
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa-
tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingslampje van de 6Y8 mul-
tifunctionele toerenteller zal branden of knipperen.
45
1
Page 53
Motorcontrolesysteem
ZMU05422
ZMU07238
ZMU07155
ZMU07156
ZMU05826
Het pop-upvenster verschijnt op het Multi-
Display.
De zoemer weerklinkt.
Als het waarschuwingssysteem in werking is
getreden, schakelt u de motor uit en contro-
leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of
de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is.
Gebruikers van tweemotorige aandrijvingen:
Wanneer het oververhittingwaarschuwings-
systeem van één motor wordt geactiveerd,
zal het motortoerental zakken. Om de waar-
schuwingsactivering uit te schakelen op de
niet oververhitte motor, moet u de hoofd-
schakelaar van de oververhitte motor uitzet-
ten. Als het waarschuwingssysteem in
werking is getreden, schakelt u de motor uit
en kantelt u hem omhoog om de koelwaterin-
laat op verstopping te controleren. Als het
waarschuwingssysteem nog steeds in wer-
king treedt, kantelt u de oververhitte buiten-
boordmotor omhoog en keert u terug naar de
46
Page 54
Motorcontrolesysteem
ZMU05430
ZMU05431
ZMU07240
ZMU07155
ZMU07156
haven.
DMU41932
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automa-
tisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
De oliedrukwaarschuwingsindicator van
de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal branden of knipperen.
De zoemer weerklinkt.
Het pop-upvenster verschijnt op het Multi-
Display.
47
Als het waarschuwingssysteem werd geacti-
veerd, dient u de motor uit te schakelen zo-
dra dat op een veilige wijze kan. Controleer
het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het
oliepeil correct is en het waarschuwingssys-
teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u
uw Yamaha-dealer te raadplegen.
Gebruikers van tweemotorige aandrijvingen:
Als het oliedrukwaarschuwingssysteem van
één motor wordt geactiveerd, zakt het toe-
Page 55
rental van beide motoren en weerklinkt de
OPGELET
ZMU05423
ZMU05424
ZMU07242
zoemer. Om de waarschuwingsactivering uit te schakelen op de motor waarvan de olie­druk normaal is, moet u de hoofdschakelaar van de motor met te weinig oliedruk uitzet­ten.
DMU41941
Waterafscheiderwaarschuwing
De buitenboordmotor is uitgerust met een waterafscheiderwaarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheide water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje
van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal branden of knipperen.
Motorcontrolesysteem
De zoemer weerklinkt met tussenpozen
wanneer de bedieningshendel in neutraal
staat. Wanneer het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, schakel de motor dan onmid­dellijk uit en kijk op pagina 97 van deze hand­leiding om het water uit de brandstoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha-dealer onmiddel­lijk.
DCM02470
Hoewel de zoemer zal stoppen wanneer de motor wordt gestart en de bedie­ningshendel in de stand vooruit of achter­uit wordt gezet, mag u de buitenmotor niet gebruiken. Anders kan de motor ern­stig beschadigd raken.
Het pop-upvenster verschijnt op het Multi-
Display.
48
Page 56

Installatie

WAARSCHUWING
ZMU01760
1
DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/mo­tor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan
ernstige instabiliteit veroorzaken. In­stalleer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkracht­vermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33481
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd. Bij tweemotori­ge boten moeten de motoren op gelijke af­stand van de hartlijn worden gemonteerd. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen
van de juiste montageplaats.
1. Middellijn (kiellijn)
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26933
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemonteerd, kan er propellerventilatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt ver­minderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bovendien kunnen de wa­terinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemonteerd, zal de waterweer­stand toenemen, waardoor de motorefficiën­tie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord-
49
Page 57
Installatie
OPGELET
ZMU01762
motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende montagehoogte kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montagehoogte.
DCM01634
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg
is om te voorkomen dat er water de mo­tor binnendringt, zelfs als de boot vast­ligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin-
gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water-
nevel weg.
50
Page 58

Werking

ZMU01710
DMU36381
Eerste gebruik
DMU40510
De motor met motorolie vullen
De buitenboordmotor wordt door de fabriek geleverd zonder motorolie. Als uw Yamaha­dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u de motor moet olie vullen alvorens hem te starten. OPGELET: Zorg ervoor dat
de motor wordt gevuld met motorolie al­vorens de buitenboordmotor de eerste keer te starten. Anders kan de motor ern­stig beschadigd raken.
De volgende klever, die op de buitenboord­motor wordt aangebracht wanneer hij de fa­briek verlaat, moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 53.
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een korte­re levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
[DCM02240]
[DCM00801]
DMU41222
Procedure voor het inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen. Laat de motor gedurende 10 uren als volgt draaien in het water onder belasting (in ver­snelling met een propeller geïnstalleerd). Bij het inlopen van de motor dient u te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbevaren zones te vermijden.
1. Voor het 1e bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het 2e bedrijfsuur:
Verhoog het motortoerental tot de boot over het water scheert (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnel­heid behoudt.
3. Voor de resterende 8 bedrijfsuren:
Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de 1e 10 bedrijfsuren:
Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 64).
51
Page 59
DMU36413
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
1
2
3
ZMU06914
1
1
2
3
ZMU06915
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01921
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstel­len alvorens de buitenboordmotor te bedienen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36421
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgeval­len. Met de boot horizontaal op een aan­hangwagen of in het water draait u de sleutel in de stand “ ”(aan) en controleert u het brandstofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pagina 57.
DMU40770
Motorkap verwijderen
Voor de volgende controles dient u de motor­kap van de onderbak te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen trekt u de motorkapvergrendelhendels omhoog en tilt u de motorkap op.
Werking
1. Motorkapvergrendelhendel
2. Onderbak
3. Motorkap
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
2. Onderbak
3. Motorkap
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlam­men en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
52
Page 60
Werking
1
ZMU07518
ZMU06873
1
2
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine-
dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek-
ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof-
leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU37322
Het brandstoffilter controleren
Controleer of het brandstoffilter schoon en vrij van water is. Als er water in de brandstof is aangetroffen of als er een aanzienlijke hoeveelheid rommel is aangetroffen, moet de brandstoftank door een Yamaha-dealer gecontroleerd en gereinigd worden.
helemaal naar links. Ga na of het soepel
en onbelemmerd draait over het volledige
bewegingsbereik zonder haperingen of te
veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren
om u ervan te vergewissen dat hun bewe-
gingen geen haperingen vertonen. Ze
moeten soepel werken over het volledige
bewegingsbereik, en iedere hendel moet
volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi-
tie.
DMU40362
Noodstopkoord
Controleer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Brandstoffilter
DMU41770
Bedieningselementen
Zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan) en
vergewis u ervan dat het lampje “digital electronic control actief” brandt.
Draai het stuur helemaal naar rechts en
53
1. Clip
2. Noodstopkoord
DMU37042
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
motor niet waterpas staat, is het op de peilstok aangegeven oliepeil mo­gelijk niet accuraat.
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
3. Schroef de peilstok in de motor en ver-
wijder hem vervolgens opnieuw. Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt, anders zal de
[DCM01790]
Page 61
Werking
1
ZMU07157
1
2
3
ZMU06918
2
3
1
ZMU07158
oliepeilmeting niet correct zijn.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tus­sen de bovenste en de onderste peil­markering komt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil buiten het gespecificeerde bereik valt of wanneer de olie er melkachtig of vuil uit­ziet.
1. Oliepeilstok
gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU40371
Doorspoelplug
Ga na of de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is gedraaid.
OPGELET: Zorg ervoor dat het tuinslang­koppelstuk wordt aangesloten op de fit­ting op de onderbak en dat het stevig wordt aangedraaid. Anders zal er koelwa­ter weglopen tijdens de werking van de motor, waardoor de motor oververhit zal raken.
[DCM02291]
1. Oliepeilstok
2. Bovenste peilmarkering
3. Onderste peilmarkering
DMU40411
Buitenboordmotor
Ga na of de buitenboordmotor correct
werd gemonteerd en of de buitenboordmo­tormontagebouten niet los zitten.
Controleer de propeller op beschadigin-
1. Doorspoelplug
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Fitting
DMU40751
Installeren van de motorkap
1. Controleer de rubberen dichting op schade. Als de rubberen dichting be­schadigd is, dient u ze te laten vervan-
54
Page 62
Werking
2
1
ZMU07159
2
3
4
1
ZMU07015
2
1
4
3
2 3
ZMU07016
1
ZMU06920
1
ZMU06921
gen door een Yamaha-dealer.
1. Rubberen dichting
2. Onderbak
2. Controleer of de rubberen dichting over­al correct zit rondom de motorkap.
3. Ga na of al de kapvergrendelhendels naar buiten werden getrokken.
4. Breng de 3 uitsteeksels van de motor­kap tegenover de overeenkomstige hou­ders op de onderbak, en plaats de motorkap vervolgens op de onderbak.
1. Motorkap
2. Uitsteeksel
3. Houder
4. Onderbak
5. Druk de kapvergrendelhendels naar bin­nen om de motorkap vast te zetten.
1. Motorkap
2. Uitsteeksel
3. Houder
4. Onderbak
55
1. Motorkapvergrendelhendel
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
Page 63
Werking
WAARSCHUWING
ZMU07160
1
2
ZMU07162
1
ZMU07163
6. Controleer of de motorkap goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. OPGELET: Als de motorkap
niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap spatten en de motor beschadigen, of kan de motorkap wegvliegen bij hoge snel­heden.
[DCM02370]
DMU35243
Controleren van het trim- en kantelbekrachtigingssysteem
DWM01930
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver-
pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt
van de buitenboordmotor bevindt alvo­rens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Probeer alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars op de digital electro­nic control en op de onderbak van de
motor (als er daar zijn) uit om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar om­hoog en controleer of de kantelstang en de trimstangen volledig uitgetrokken zijn.
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4. Gebruik de kantelsteunhendel om de motor in de opwaartse stand te vergren­delen. Activeer de neerkantelschakelaar eventjes om ervoor te zorgen dat de mo­tor wordt ondersteund door de kantel­steunhendel.
1. Kantelsteunhendel
5. Controleer of de kantelstang en de trim­stangen geen sporen van roest of ande­re gebreken vertonen.
6. Activeer de neerkantelschakelaar tot de
56
Page 64
Werking
WAARSCHUWING
ZMU07164
trimstangen zich helemaal hebben te­ruggetrokken in de cilinders.
7. Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de kantelstang volledig uitgeschoven is. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
8. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de kantelstang en de trim­stangen soepel werken.
DMU36582
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elektrische contacten van de accu en de ka­bels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, anders kan de accu de motor niet star­ten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU30025
Brandstof bijvullen
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg
ontvlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te be­perken.
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met
benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Vergewis u ervan dat de motor is stilge­vallen.
2. Zorg ervoor dat de boot zich op een goed geventileerde plaats buiten be­vindt, en dat hij stevig werd aangemeerd of stevig op een aanhangwagen staat.
3. Zorg ervoor dat er niemand in de boot zit.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van von­ken, vlammen, statische ontladingen of andere ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een plaatselijk goedgekeurde rode BENZI­NEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02610]
8. Draai de brandstoftankdop stevig vast.
9. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
57
Page 65
Werking
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
DMU40251
De motor gebruiken
DWM02600
Dit product stoot uitlaatgassen uit die koolmonoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenbeschadiging of de dood kan veroorzaken wanneer het wordt ingeademd. Symptomen van kool­monoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperig­heid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatpoorten.
DMU41290
Brandstof verzenden
1. Wanneer uw boot is uitgerust met een brandstoftankkiesklep, gebruikt u die klep om de juiste brandstoftank te selec­teren.
2. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden.
1. Pijl
DMU27494
Starten van de motor
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem-
merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU41790
Startcontroles
Zet de bedieningshendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan). Vergewis u ervan dat er geen waarschuwingslampje gaat branden. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van het wateraf­scheidingsfilter knippert, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DMU41801
Procedure voor het starten van de motor
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schipper uit de boot wordt geslingerd. Bevestig de motorstopschakelaar­koord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden los­getrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waar­door ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Indien uitgerust met het Yamaha Securi­ty System: Als de vergrendelmodus van het Yamaha Security System actief is, dient u de afstandsbedieningzender te gebruiken om de ontgrendelmodus te
58
Page 66
Werking
NOTA:
NOTA:
ZMU05829
N
ZMU07167
ON
OFF
ZMU07217
selecteren. Er weerklinken twee korte pieptonen wanneer u het Yamaha Secu­rity System ontgrendelt. Voor meer infor­matie, zie pagina 24.
Als u niet meer weet in welke modus het
systeem staat, drukt u op de vergrendel- of ontgrendeltoets om het beveiligingssys­teem te resetten.
Het zendbereik van de afstandsbediening-
zender varieert naar gelang van de positie waarin de ontvanger werd gemonteerd. Om het Yamaha Security System correct te bedienen, dient u de zender zo dicht mogelijk bij de ontvanger te houden.
Als het Yamaha Security System niet cor-
rect werkt, dient u de activeringsprocedure te herhalen.
2. Zet de bedieningshendel in neutraal.
4. Zet de hoofdschakelaar op “ ” (aan) om ervoor te zorgen dat het lampje “digi­tal electronic control actief” brandt. De motor kan niet worden gestart wanneer het waarschuwingslampje van de digital electronic control brandt.
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
3. Bevestig de noodstopkoord op een veili­ge plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
59
5. Draai de hoofdschakelaar in de stand “ ” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand. OPGELET: Zet
de hoofdschakelaar nooit op “ ” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 secon­den draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het on­mogelijk wordt om de motor te star­ten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de hoofdschakelaar dan op “ ” (aan), wacht 10 seconden en zwengel de
Page 67
Werking
NOTA:
NOTA:
OPGELET
ON
START
ZMU07169
ZMU07148
ZMU07150
motor opnieuw aan. [DCM00192]
Bij het starten van de motor met de start/stop-knop, drukt u op de knop op de motor te starten. Het lampje van de startende motor gaat aan.
Bij het starten van de motor met de start/stop-knop op het Alles star­ten/stoppen-schakelaarpaneel, drukt u op de knop om alle motoren te starten.
” (start) wordt gezet terwijl de clip zich niet op de motorstopschakelaar be­vindt, zal de zoemer weerklinken.
Bij twee motoren geldt dat, wanneer de
clip is verwijderd van de motorstopschake­laar, de zoemer weerklinkt wanneer de start/stop-knop wordt ingedrukt.
Bij twee motoren geldt dat, wanneer een
van beide motoren werd gestart, de ge­starte motor kan worden uitgeschakeld door te drukken op de start/stop-knop op het Alles starten/stoppen-schakelaarpa­neel.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU41360
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de koelwatercontroleo­pening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels.
Wanneer de motor wordt gestart, kan het eventjes duren alvorens er water uit de koel­watercontroleopening stroomt.
DCM02250
Als er geen water uit de koelwatercontro­leopening komt terwijl de motor draait, kan dat leiden tot oververhitting en ernsti­ge beschadiging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterin­laat in het huis van het staartstuk of de koelwatercontroleopening geblokkeerd zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
Wanneer de hoofdschakelaar in de stand
60
Page 68
Werking
WAARSCHUWING
1
ZMU06929
1. Koelwatercontrolestraal
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU41810
Modellen met elektrische starter
Nadat de motor werd gestart, dient u de mo­tor warm te laten draaien tot het toerental zakt tot het stationaire toerental. De motor­warmdraai-indicator wordt weergegeven op het Multi-Display terwijl de motor warm­draait. Voor meer informatie, zie pagina 34.
DMU36531
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU41820
Stopschakelaars
Voer de volgende procedure uit om na te gaan of de hoofdschakelaar en de motor­stopschakelaar correct werken.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) wordt gedraaid, of druk op de start/stop-knop.
Controleer of de motor stilvalt wanneer de
clip van de motorstopschakelaar wordt af-
getrokken.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motorstopschakelaar.
DMU35124
Schakelen
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mogelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. De be­dieningshendel van de digital electronic con­trol kan zelfs bij hoge toerentallen worden bediend. De schakelinrichting zal echter pas werken wanneer het toerental automatisch is gedaald tot een toerental waarin werkelijk schakelen mogelijk is. Dat betekent dat er bij snel schakelen een vertraging kan voorko­men om het toerental in staat te stellen te da­len. Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
2. Beweeg de bedieningshendel krachtig en kordaat naar voor (voor voorwaartse versnelling) of naar achter (voor achter­waartse versnelling) over 22.5 (er is een palletje voelbaar).
61
Page 69
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach-
WAARSCHUWING
ZMU05831
N
F
R
22.5
22.5
ZMU05832
R
F
ZMU05829
N
terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
2. Zodra de motor in versnelling met statio­nair toerental draait, beweegt u de be­dieningshendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
Werking
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aangezien dat ertoe kan leiden dat u de controle over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ernstige letsels vergroten. Bo­vendien kan het schade toebrengen aan het schakelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toe­stand van het wateroppervlak en de wind­richting.
DMU30880
Stapvoets varen
DMU41831
Regelen van de snelheid voor stapvoets varen
Wanneer de bedieningshendel in de stand vooruit of in de stand achteruit staat terwijl de gashendel in de volledig gesloten stand staat, kunt u de snelheid voor stapvoets va­ren willekeurig regelen tussen 600 omw/min en 1000 omw/min door ze te verhogen of verlagen in stappen van ongeveer 50 omw/min. Het display toont het motortoeren­tal wanneer het motortoerental wordt ver-
62
Page 70
Werking
NOTA:
ZMU05931
ZMU06309
ZMU07256
hoogd vanuit de volledig gesloten stand in de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets varen. Wanneer de gashen­del opnieuw in de volledig gesloten stand wordt gezet, toont het display de snelheid voor stapvoets varen opnieuw. Wanneer de motor wordt uitgeschakeld of wanneer het motortoerental meer dan 3000 omw/min be­draagt, wordt de modus voor het instellen van de snelheid voor stapvoets varen verla­ten. Kijk in de handleiding voor meer gedetail­leerde informatie.
De snelheid bij stapvoets varen wordt
beïnvloed door stromingen of andere be­drijfsomstandigheden en kan verschillen van het werkelijke motortoerental.
Bij het opwarmen van een koude motor,
kan de snelheid voor stapvoets varen niet worden verlaagd tot onder het gespecifi­ceerde vrijlooptoerental.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU41840
Procedure voor het stoppen van de motor
1. De motor kan worden uitgeschakeld door op de start/stop-knop te drukken of door de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) te draaien. Nadat de motor werd uitgeschakeld met de start/stop­knop, draait u de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit).
63
Page 71
Werking
NOTA:
WAARSCHUWING
ON
OFF
ZMU07171
ZMU07148
ZMU07150
zender te drukken. Er weerklinkt één korte pieptoon wanneer u het beveili­gingssysteem vergrendelt. De vergren­delmodus kan alleen worden geselecteerd wanneer de hoofdschake­laar in de stand “ ” (uit) staat. Voor meer informatie, zie pagina 24.
WAARSCHUWING! Zet het Yamaha Security System nooit in de vergren­delmodus wanneer u de motor offs­hore uitschakelt.
3. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk be­stuurbaar is. Dat doet de kans op een on­geluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
[DWM02150]
De motor kan ook worden uitgeschakeld
door aan de koord te trekken, de clip uit de motorstopschakelaar te trekken en vervol­gens de hoofdschakelaar op “ ” (uit) te zetten.
2. Indien uitgerust met het Yamaha Securi­ty System: Wanneer u de boot achter­laat, zet u het Yamaha Security System in de vergrendelmodus door op de ver­grendeltoets van de afstandsbediening-
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
64
Page 72
Werking
WAARSCHUWING
ZMU05834
UP
1
DN
UP
DN
11
1
UP
DN
ZMU05835
UP
DN
1
ZMU07151
1. Trimbedieningshoek
DMU27888
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00753
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de con­trole over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim-
en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings-
schakelaar.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “ ” (om­hoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “ ” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het
65
Page 73
best geschikt is voor uw boot en voor de om-
NOTA:
standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27912
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Werking
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstofverbruik stijgt en de snelheid moei­lijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel binnenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27946
Omhoog en omlaag kantelen
Als de motor enige tijd wordt stopgezet of wanneer de boot is afgemeerd in ondiepe wateren, moet de buitenboordmotor omhoog worden gekanteld om de propeller en het
66
Page 74
Werking
WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU05829
N
ZMU05837
UP
UP
UP
ZMU05838
huis van het staartstuk tegen schade door aanvaringen met obstakels te beschermen en zoutcorrosie te beperken.
DWM01543
Zorg ervoor dat tijdens het omhoog en omlaag kantelen, alle mensen uit de na­bijheid van de buitenboordmotor zijn. Tij­dens het trimmen of kantelen kunnen er lichaamsdelen tussen de buitenboord­motor en de klembeugel bekneld raken.
DCM00991
Alvorens de buitenboordmotor te kan-
telen, moet de procedure die in dit hoofdstuk in “Uitschakelen van de mo­tor” wordt beschreven, worden ge­volgd. Kantel de buitenboordmotor nooit als hij draait. Ernstige schade door oververhitting kan daar het resul­taat van zijn.
Om te voorkomen dat de koelwater-
mantels bevriezen als de omgeving­stemperatuur lager is dan 5C, dient u de buitenboordmotor 30 seconden of langer na het stilleggen omhoog te kan­telen.
DMU35509
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Zet de bedieningshendel in neutraal.
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
67
Page 75
3. Ondersteun de motor met de kantel-
UP
ZMU07177
ZMU07153
steunhendel. WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmo­tor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunknop of de kantel­steunhendel. Anders kan de buiten­boordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim- en kantel­bekrachtigingseenheid of in de kan­telbekrachtigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00262] OPGELET: Gebruik
de kantelsteunhendel of de kantel­steunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden ge­sleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteu­ningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleerde informatie, zie pagina 72.
[DCM01641]
Werking
4. zodra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “ ” (omlaag) om de trim­stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen be­schermd tegen aangroeiing en corro­sie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme zouden kunnen beschadigen.
DMU35516
Procedure voor omlaag kantelen (modellen met trim- en kantelbekrachtiging)
1. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
[DCM00252]
68
Page 76
Werking
OPGELET
ZMU07178
ZMU05840
DN
DN
DN
ZMU05841
DN
ZMU07179
1
ZMU07208
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ ” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
DMU28062
Ondiep water
DMU40701
Varen in ondiep water
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DCM02360
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken door oververhitting.
69
1. Koelwaterinlaat
DMU35236
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Zet de bedieningshendel in neutraal.
Page 77
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om-
ZMU05829
N
ZMU05837
UP
UP
UP
ZMU05838
UP
ZMU07177
hoog naar de gewenste stand met be­hulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
WAARSCHUWING! Het gebruiken van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar op de onderbak terwijl de boot zich voortbeweegt of terwijl de motor draait, verhoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuur­der afleiden, waardoor het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hindernis wordt vergroot.
[DWM01850]
Werking
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU41370
Varen in andere
omstandigheden
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater, brak water of wa­ter met een hoog gehalte aan andere mine­ralen, dient u de koelkring te spoelen met zuiver water om corrosie en verstopping van de koelwatermantels tot een minimum te be­perken. Spoel ook de buitenkant van de bui­tenboordmotor met zuiver water.
Varen in water met modder, zand, slib, puin of vegetatie
Modder, zand, slib, puin en vegetatie in het water kunnen de watertoevoer in de koelwa­terinlaatdeksels belemmeren of de inwendi-
70
Page 78
Werking
ge waterkanalen verstoppen. Controleer en reinig de koelwaterinlaatdeksels regelmatig wanneer u de motor in dergelijke omstandig­heden gebruikt. Spoel de motor met zuiver zoet water na gebruik in dergelijke omstan­digheden. Raadpleeg uw dealer wanneer de normale waterstroom niet kan worden her­steld door de koelwaterinlaatdeksels te reini­gen of te spoelen met zuiver water.
71
Page 79

Onderhoud

WAARSCHUWING
OPGELET
OPGELET
DMU31844
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02640
WEES VOORZICHTIG bij het transpor-
teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot
zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand-
gevaar. Draai de brandstofkraan zorg­vuldig dicht alvorens de buitenboordmotor te transporteren of op te bergen.
Begeef u nooit onder de buitenboord-
motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de
kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en val­len. Als de buitenboordmotor niet kan worden gesleept in zijn normale be­drijfsstand, dient u een bijkomend on­dersteuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02440
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding verstoppen waardoor de motor moeilijk start of niet goed werkt.
Lekkende brandstof zorgt voor brandgevaar. Draai de brandstofkraan dicht alvorens de boot de slepen om lekkende brandstof te voorkomen. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig speling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de gekantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie. Wanneer de buitenboordmotor voor langere tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brandstof­kraan dicht te draaien.
DMU35580
Opbergen van de buitenboordmotor
Alvorens uw Yamaha-buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) op te bergen, moet u verschillende be­langrijke procedures volgen om ernstige schade te voorkomen. Het is raadzaam uw buitenboordmotor aan een onderhoudsbeurt te laten onderwerpen door een erkende Yamaha-dealer alvorens u hem voor langere tijd opbergt. De volgende procedures kun­nen echter door uzelf als eigenaar worden uitgevoerd, met een minimum aan gereed­schap.
DCM01720
Bewaar de buitenboordmotor op een dro­ge, goed verluchte plaats, beschermd te­gen rechtstreeks zonlicht.
Houd de buitenboordmotor in de getoonde stand wanneer u hem transporteert of op­bergt.
72
Page 80
Onderhoud
NOTA:
OPGELET
ZMU05843
1
ZMU07209
DMU28305
Procedure
DMU41320
Aftappen van de benzine uit de dampaf­scheider
Benzine in de dampafscheider moet worden afgetapt alvorens de buitenboordmotor op te bergen. Laat de benzine uit de dampafschei­der verwijderen door een Yamaha-dealer.
DMU41141
Reiniging van de buitenboordmotor
Bij het reinigen van de buitenboordmotor moet de motorkap worden geïnstalleerd.
1. Was de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water. OPGELET:
Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01840]
DMU41071
Smering
1. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 87. Controleer de tand­wielolie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvorens het gebruik te her­vatten.
2. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 80.
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met conserveringsolie. Neem contact op met uw Yamaha-dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw buitenboordmotor.
DMU40962
Spoelen van koelwatermantel
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01530
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Luchtinlaat
2. Tap het koelwater volledig af uit de bui­tenboordmotor. Maak het lichaam gron­dig schoon.
73
1. Koppel het tuinslangkoppelstuk los van de fitting op de onderbak.
Page 81
Onderhoud
NOTA:
2 1
ZMU07180
1
2
3
ZMU05844
1. Tuinslangkoppelstuk
2. Fitting
2. Sluit de tuinslang aan op het tuinslang­koppelstuk.
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de watertoevoer open en laat het water ge­durende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen.
4. Draai de watertoevoer dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkop­pelstuk.
5. Sluit het tuinslangkoppelstuk aan op de fitting op de onderbak en draai het stevig vast. OPGELET: Wanneer het tuin-
slangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weglo­pen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01801]
Als u de koelwatermantel spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter de buitenboordmotor zo te kantelen dat hij vol-
74
Page 82
Onderhoud
WAARSCHUWING
ledig uit het water is getild.
DMU28461
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU2850B
Periodiek onderhoud
DWM01871
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakken­nis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voeren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd de sleu-
tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en
kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete
onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in
elkaar alvorens hem te laten werken.
Onderhoud, vervanging en herstelling van de uitlaatregelingstoestellen en -sys­temen bij modellen die een uitlaatrege­lingslabel hebben, mogen worden uitgevoerd door om het even welke firma of persoon die gespecialiseerd is in het herstellen van scheepsmotoren. Alle her­stellingen die onder de garantie vallen, met inbegrip van de herstellingen aan het uitlaatregelingssysteem, moeten echter worden uitgevoerd door een erkende Yamaha-dealer.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgen­de toepassingen op regelmatige basis voorkomen:
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
75
Page 83
Gebruik zonder voldoende tijd om de mo-
tor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver-
tragingen
Vaak schakelenVaak starten en uitschakelen van de mo-
tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
Onderhoud
76
Page 84
Onderhoud
NOTA:
DMU34446
Onderhoudsschema 1
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-
houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zui-
ver water worden afgespoeld. Het “ ”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. Het “ ”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode (cilinderkopuit­laatopening)
Anoden (cilinderkop, cilinderblok, cilinder­blokthermostaatge­deelte, oliekoelerdeksel, uit­laatgasgeleider)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koel wate rlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartcondi­tie/lawaai
Motorvrijlooptoeren­tal/lawaai
Motorolie Vervanging
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
77
Page 85
Item Handelingen
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Olieregelklepfilter Vervanging
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Bougie(s)
Ontstekingsspoe­len/ontstekings­spoeldraden
Water uit de koelwater­controleopening
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Koelwaterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoud
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
78
Page 86
Onderhoud
NOTA:
Item Handelingen
Stekkeraansluitin­gen/kabelaansluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
DMU34451
Onderhoudsschema 2
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur
(1 jaar)
300 uur
(3 jaar)
500 uur
(5 jaar)
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
DMU28911
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Om de
1000 uren
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspeling vaker dan om de 500 uur te controleren.
79
Page 87
Onderhoud
ZMU07181
DMU28943
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F225F, FL225F, F250D, FL250D, F300B, FL300B, F250D1, FL250D1, F300B1, FL300B1
80
Page 88
Onderhoud
1
ZMU07182
1
ZMU07183
2
1
1
2
1
1
1
1
2
2
2
2
ZMU06973
DMU40662
Inspecteren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoronderdeel. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de cen­trale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carburatiepro­bleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te diagnostice­ren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regel­matig uitgeschroefd en geïnspecteerd wor­den omdat hitte en afzettingen ervoor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert. Verwijderen van de bougie
1. Verwijder het vliegwielmagneetdeksel.
1. ECM (Electronic Control Module) deksel
3. Verwijder de bout waar de ontstekings­spoel mee bevestigd is en verwijder de ontstekingsspoel. OPGELET: Gebruik
niet om het even welk gereedschap om de ontstekingsspoel te verwijde­ren. Anders kan het ontstekings­spoelkoppelstuk beschadigd raken.
[DCM02330]
1. Vliegwielmagneetdeksel
2. Verwijder de kap van de ECM (Electro­nic control module, elektronische bestu­ringsmodule).
81
1. Bout
2. Ontstekingsspoel
4. Verwijder de bougie.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
Page 89
Controleren van de bougie
NOTA:
OPGELET
ZMU06948
1. Controleer de toestand van de bougie. Als de elektrode-erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen op hebben afgezet, dient u de bougie te vervangen door een bou­gie van het voorgeschreven type.
Standaardbougie:
LFR6A-11
2. Meet de elektrodenafstand met behulp van een voelermaat. Wanneer de elek­trodenafstand niet aan de voorschriften voldoet, dient u de bougie te vervangen door een bougie van het voorgeschre­ven type.
Onderhoud
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Installeren van de bougie
1. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad, de isolator en het dichtingsopper­vlak van de bougie.
2. Installeer de bougie en draai hem ver­volgens aan met het voorgeschreven aandraaimoment.
Aandraaimoment van de bougie:
28.0 Nm (2.86 kgf-m, 20.7 ft-lb)
Als u niet over een momentsleutel beschikt bij het installeren van de bougie, draait u de bougie helemaal vast met een gewone bou­giesleutel. Draai hem vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan met een gewone sleutel. Draai de bougie echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
3. Installeer de ontstekingsspoel en draai de bout vervolgens aan met het voorge­schreven aandraaimoment.
Boutaandraaimoment:
8 Nm (0.82 kgf-m, 5.9 ft-lb)
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
4. Installeer de ECM-kap.
5. Installeer het vliegwielmagneetdeksel.
DMU41870
Controle van het motorvrijlooptoerental
DCM01690
Die procedure moet worden uitgevoerd met de buitenboordmotor in het water.
Inspecteer het motorvrijlooptoerental met de meter die zich op de boot bevindt. De resul­taten kunnen verschillen afhankelijk van of
82
Page 90
Onderhoud
OPGELET
ZMU05843
1
ZMU06951
1
ZMU07157
de test wordt uitgevoerd met de buitenboord­motor in of uit het water.
1. Start de motor en laat hem volledig warmdraaien in neutraal tot hij soepel draait.
2. Controleer het motorvrijlooptoerental. Wanneer het motorvrijlooptoerental te hoog of te laag is, dient u een Yamaha­dealer of een andere gekwalificeerde technicus te raadplegen.
Vrijlooptoerental (in neutraal):
650 50 omw/min
DMU41203
Motorolie verversen
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
Voor het verversen van de motorolie moet de buitenboordmotor verticaal worden ge­plaatst. Als u de buitenboordmotor niet verti­caal kunt plaatsen, dient u de motorolie te laten verversen door een Yamaha-dealer. Procedure voor het verversen van motorolie met behulp van de olieververser
1. Zet de buitenboordmotor verticaal (niet gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01861]
2. Start de motor en laat hem warmdraaien tot het toerental zich stabiliseert op het vrijlooptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop.
1. Olievuldop
6. Verwijder de oliepeilstok.
83
1. Oliepeilstok
Page 91
Onderhoud
1
ZMU07184
ZMU07020
1
2
3
ZMU06918
7. Steek de slang van de olieververser in de oliepeilstokgeleider en zuig de olie vervolgens helemaal uit de motor.
1. Olieververser
8. Giet de correcte hoeveelheid motorolie in de vulopening. OPGELET: Te veel
motorolie in de motor kan lekkage of schade veroorzaken. Wanneer het oliepeil hoger is dan de bovenste peilmarkering, dient u motorolie te verwijderen tot het oliepeil zich tus­sen de bovenste en onderste peilmar­keringen bevindt.
[DCM02270]
9. Breng de olievuldop en de oliepeilstok aan.
10. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
11. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
12. Steek de oliepeilstok volledig in de mo­tor en verwijder hem vervolgens op­nieuw.
13. Ga na of het oliepeil op de oliepeilstok zich tussen de bovenste en de onderste markering bevindt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het oliepeil buiten de gespecificeerde limieten valt.
1. Oliepeilstok
2. Bovenste peilmarkering
3. Onderste peilmarkering
Motorolieverversingshoeveelheid (bij periodiek onderhoud):
Zonder oliefiltervervanging:
6.0 L (6.34 US qt, 5.28 Imp.qt)
Met oliefiltervervanging:
6.3 L (6.66 US qt, 5.54 Imp.qt)
14. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise-
84
Page 92
Onderhoud
NOTA:
WAARSCHUWING
ZMU07186
ZMU07185
ren en oplossen. [DCM01622]
15. Ruim gebruikte motorolie op volgens de plaatselijk geldende voorschriften.
Voor verdere informatie over het opruimen
van gebruikte motorolie, raadpleeg uw Yamaha-dealer.
Ververs de motorolie vaker wanneer u de
motor onder ongunstige omstandigheden gebruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
16. Installeer de motorkap.
DMU29114
Inspecteer bedrading en aansluitstukken
Inspecteer dat elk aansluitstuk stevig is
aangesloten.
Inspecteer dat elke massakabel stevig
vastzit.
DMU41670
Inspecteren van de propeller
DWM02680
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvo­rens de propeller te inspecteren, te de­monteren of te installeren, dient u de bedieningshendel in de stand neutraal te zetten, de hoofdschakelaar in de stand “ ” (uit) te zetten, de sleutel te verwij­deren en de clip van de motorstopscha­kelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
85
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavitatieplaat en de propeller om te be­letten dat de propeller kan draaien.
Page 93
Onderhoud
WAARSCHUWING
OPGELET
ZMU06953
1
ZMU06954
4
3
2
1
5
6
ZMU07269
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door
cavitatie of ventilatie, en op andere scha­de.
Controleer de propelleras op schade.Controleer de spiebanen op slijtage en
schade.
Controleer of er geen visdraad rond de
propelleras is gedraaid.
1. Propelleras
DMU41990
Verwijderen van de propeller
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en de afstandhouder. WAARSCHUWING!
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los­draait.
[DWM01890]
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller en de drukring.
DMU41980
Installeren van de propeller
DWM00770
Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die ge­maakt is om tegen de klok in te draaien. Die propellers zijn te herkennen aan de letter “L” na de maataanduiding op de propeller. Anders zou de boot zich in de omgekeerde richting bewegen.
DCM00501
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge­bruikt en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller loskomen tij­dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamalube-vet aan op de propelle­ras.
2. Installeer de drukring en de propeller op de propelleras. OPGELET: Zorg ervoor
dat u de drukring vóór de propeller in­stalleert. Anders kunnen de onderbak
86
Page 94
Onderhoud
NOTA:
NOTA:
WAARSCHUWING
4
3
2
1
5
6
ZMU07187
1
ZMU06956
en de propellernaaf beschadigd ra­ken.
[DCM01881]
3. Installeer de afstandhouder, de ring en de propellermoer. Draai de propeller­moer aan met het gespecificeerde aan­draaimoment.
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
Propellermoeraandraaimoment:
54.0 Nm (5.51 kgf-m, 39.8 ft-lb)
Zorg ervoor dat de uitsteeksels op de af­standhouder zich tegenover de uitsparingen van de propeller bevinden.
4. Breng de propellermoersleuf tegenover de propellerasopening. Steek een nieu­we splitpen in de opening en plooi de uit­einden ervan om. OPGELET: Gebruik
de splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tijdens het draaien.
[DCM01891]
1. Splitpen
Als de propellermoersleuf niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aan­draaien van de propellermoer met het ge­specificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU41191
Verversen van tandwielolie
DWM02530
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig gemonteerd is op de spiegel of op een stabiele standaard. U kunt ern­stig gewond raken als de buitenboord­motor op u valt.
Begeef u nooit onder het staartstuk
wanneer hij gekanteld is. Als de buiten­boordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Alvorens het staartstuk met tandwielolie te vullen, moet de buitenboordmotor verticaal worden geplaatst. Als u de buitenboordmotor niet verticaal kunt plaatsen, dient u de tand­wielolie te laten verversen door een Yamaha-dealer.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
87
Page 95
Onderhoud
NOTA:
1
1
2
ZMU07189
1
2
ZMU07190
12
ZMU07191
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Draai de bout los en verwijder vervol­gens de koelwaterinlaatdeksels op bei­de zijden van de tandwielkast.
1. Koelwaterinlaatkap
2. Bout
4. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Pakking
buitenboordmotor door een Yamaya­dealer nazien en repareren.
[DCM00713]
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het afdanken van gebruikte tandwielolie.
1. Oliepeilplug
2. Pakking
6. Verwijder alle metalen deeltjes van de magnetische tandwielolieaftapschroef.
OPGELET: Als er zich een te grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftapplug bevindt, kan dat op een staartstuk­probleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01900]
7. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
5. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de tandwielolie helemaal kan weglo­pen. OPGELET: Controleer de
gebruikte tandwielolie nadat die is af­getapt. Als de tandwielolie melkach­tig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwiel­kast mogelijk beschadigd. Laat de
Tandwieloliehoeveelheid:
1.040 L (1.099 US qt, 0.915 Imp.qt)
88
Page 96
Onderhoud
OPGELET
NOTA:
ZMU07192
ZMU07193
ZMU07194
8. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de tandwielolie uit de oliepeilplugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien tot het voorgeschreven aandraaimoment.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
9. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tand­wielolieaftapplug aan en draai ze vast met het voorgeschreven aandraaimo­ment.
elektroden. Verwijder de aanslag van de op­pervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van externe elektroden.
DCM00720
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.9 kgf-m, 6.6 ft-lb)
10. Installeer de koelwaterinlaatdeksels op beide zijden van de tandwielkast, en draai vervolgens de bout aan tot het voorgeschreven aandraaimoment.
Aandraaimoment:
2.0 Nm (0.2 kgf-m, 1.5 ft-lb)
DMU29313
Inspecteren en vervangen van elektrode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplose­lektroden. Controleer regelmatig de externe
89
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe elektroden op modellen die
Page 97
Onderhoud
WAARSCHUWING
OPGELET
WAARSCHUWING
OPGELET
ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29323
Controleren van de accu (voor modellen met elektrische starter)
DWM01902
Electrolyt aanwezig in de accu is giftig en bijtend en accu’s genereren explosief wa­terstofgas. Tijdens het werken in de nabij­heid van de accu:
Draag oogbeschermingsmiddelen en
rubberen handschoenen.
Rook niet of plaats geen andere ontste-
kingsbronnen nabij de accu.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
DCM01920
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
snelheidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als de accu moet wor­den opgeladen.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte verbin­dingen kunnen kortsluiting of von­kontlading produceren en een explosie veroorzaken.
DMU35604
[DWM01912]
Aansluiten van de accu
DWM00572
Monteer de accuhouder op een droge, goed geventileerde, trillingsvrije plek in de boot. Plaats een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01124
Verwissel de batterijkabels niet. Anders zouden de elektrische onderdelen kun­nen worden beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “ ” (uit) staat, alvorens aan de accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale
90
Page 98
Onderhoud
ZMU01811
1
2
3
2 1
7
6 5
3
4
ZMU05939
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de mo­tor niet starten.
Een hulpaccu aansluiten (optie)
1. Wanneer u een hulpaccu aansluit, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen over de correcte bedrading. Het wordt aanbe­volen de zekering te installeren op de uitschakelaarkabel zoals getoond in de illustratie. Voor de sterkte van de zeke­ring dient u de plaatselijke voorschriften na te leven. Bijvoorbeeld, voor de Vere­nigde Staten moeten de ABYC-regels (E-11) worden nageleefd.
Eén motor
1. Uitschakelaarkabel met stroomkringbeveili­ging
2. Rode kabel
3. Zwarte kabel
4. Zekering
5. Accu voor accessoires
6. Startaccu
7. Negatieve verbindingskabel
91
Page 99
Onderhoud
ZMU05941
1
3
9
34
6
4
2
5
7 8 7
Twee motoren
1. Stuurboordmotor
2. Bakboordmotor
3. Rode kabel
4. Zwarte kabel
5. Uitschakelaarkabel met stroomkringbeveili­ging
6. Zekering
7. Startaccu
8. Accu voor accessoires
9. Negatieve verbindingskabel
DMU29371
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade
[DCM01930]
aan de elektrische installatie te voor­komen.
[DCM01940]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
DMU38660
Opbergen van de batterij
Wanneer u uw Yamaha buitenboordmotor voor een langere periode (2 maanden of lan­ger) opbergt, dient u de batterij te verwijde­ren en ze op een koele, droge plaats op te bergen. Controleer de batterij en laad ze indien nodig op.
92
Page 100

Herstellen van defecten

DMU41560
Problemen verhelpen
Dit hoofdstuk beschrijft de mogelijke oorza­ken van problemen en hoe u ze kunt verhel­pen, zoals problemen in de brandstof-, compressie- en ontstekingssystemen, slecht starten en verlies van vermogen. Noteer dat mogelijk niet alle items in dit hoofdstuk van toepassing zijn op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar een Yamaha­dealer. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
Het Yamaha Security System werkt niet correct.
V. Is de ontvanger binnen het zendbereik van de afstandsbedieningszender? A. Gebruik de afstandsbedieningszender binnen het ontvangbereik van de ontvanger.
V. Staat de hoofdschakelaar in de stand “”? A. Zet de hoofdschakelaar in de stand “ ”.
zender of laat de batterij vervangen door een Yamaha-dealer.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
De starter werkt niet.
V. Staat uw Yamaha Security System in de vergrendelmodus? A. Zet het beveiligingssysteem in de ont­grendelmodus. Voor meer informatie, zie pa­gina 24.
V. Gaat het waarschuwingslampje van de Di­gital Electronic Control aan? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de bedieningshendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Wordt de communicatie belemmerd door voorwerpen zoals een andere communica­tiebron of metaal in de buurt? A. Gebruik de afstandsbedieningszender uit de buurt van de andere communicatiebron of het metaal.
V. Is de afstandsbedieningszender geregis­treerd? A. Gebruik de afstandsbedieningszender die werd geregistreerd met de ontvanger.
V. Is de batterij van de afstandsbediening­zender ontladen? A. Gebruik de reserveafstandsbedienings-
93
V. Is de acculading te laag of te zwak? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen verroest of los? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het startrelais of de elektrische kring doorgeslagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
Loading...