Yamaha 5C User Manual

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
5C
6A1-28199-7U-D0
Page 2
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui­ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25105
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha­buitenboordmotor. Deze gebruikershandlei­ding bevat informatie die u nodig hebt voor het correct bedienen, onderhouden en ver­zorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze eenvoudige instructies strikt naleeft, zult u optimaal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel be­langrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
: dit is het veiligheidswaarschuwings­symbool. Het wordt gebruikt om u te wijzen op potentiele risico’s van lichamelijke letsels. Leef alle veiligheidsinstructies die achter dit symbool staan na om lichamelijke letsels of dodelijke ongevallen te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbete­ring inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat betekent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschikbaar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kun­nen voorkomen tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handleiding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazich­ten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebrui­kershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het pro­duct elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden ge­registreerd in het land van bestemming. Bo­vendien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een ander land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de gespe­cificeerde diensten.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
NOTA:
De 5CMH en de standaardaccessoires wor­den gebruikt als basis voor de uitleg en af­beeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toe­passing zijn op alle modellen.
DMU25121
5C
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2009 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, februari 2009
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 1
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 1
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 2
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 3
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 3
Wetten en voorschriften ..................... 3
Algemene informatie ....................... 4
Plaats voor
identificatienummers .................... 4
Buitenboordmotorserienummer ......... 4
EG-verklaring van
overeenstemming ........................ 4
CE-label .......................................... 4
Lees handleidingen en labels ......... 5
Waarschuwingslabels ........................ 5
Specificaties en vereisten ............... 9
Technische gegevens ..................... 9
Installatievereisten ........................ 10
Bootvermogen (pk) .......................... 10
Monteren van de motor .................... 10
Accuvereisten ............................... 10
Zonder een gelijkrichter of een
gelijkrichterregelaar ...................... 10
Propellerkeuze .............................. 10
Neutraal-startbeveiliging ............... 11
Motorolievereisten ........................ 11
Brandstofvereisten ........................ 11
Benzine ............................................ 11
Modderig of zuurrijk water ............ 12
Anti-fouling .................................... 12
Motorafdankingsvereisten ............ 12
Nooduitrusting .............................. 12
Componenten ................................. 13
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 13
Brandstoftank ................................... 13
Brandstoftank ................................... 14
Brandstofleidingkoppelstuk .............. 14
Brandstofmeter ................................ 14
Brandstoftankdop ............................. 14
Ontluchtingsschroef ......................... 14
Brandstofkraan ................................. 14
Open ................................................ 15
Stuurhendel ...................................... 15
Schakelhendel ................................. 15
Gashendel ........................................ 15
Brandstofverbruiksindicator ............. 16
Gashendelfrictieafstelling ................. 16
Motorstopschakelaarkoord en
clip ................................................ 16
Motorstopknop ................................. 17
Chokeknop ....................................... 17
Hendel voor manuele start ............... 17
Stuurfrictieafstelinrichting ................. 17
Trimstang (kantelpen) ...................... 18
Kantelsteunstang ............................. 18
Motorkapvergrendelhendel(s)
(draaitype) .................................... 18
Installatie ........................................ 19
Installatie ...................................... 19
De buitenboordmotor monteren ....... 19
Vastklemmen van de
buitenboordmotor ......................... 20
Werking ........................................... 22
Eerste gebruik .............................. 22
Inlopen van de motor ....................... 22
Leer uw boot kennen ....................... 22
Controles alvorens de motor te
starten ........................................ 22
Brandstofpeil .................................... 23
Verwijderen van de motorkap .......... 23
Page 6
Inhoud
Brandstofsysteem ............................ 23
Bedieningselementen ...................... 23
Motorstopschakelaarkoord ............... 24
Olie ................................................... 24
Motor ................................................ 24
Motorkap installeren ......................... 24
Brandstof en motorolie
bijvullen ...................................... 24
Vullen van de draagbare
brandstoftank ................................ 24
Met brandstof vullen van de
ingebouwde tank .......................... 26
Mengen van benzine en olie
(100:1) .......................................... 27
De motor gebruiken ...................... 28
Brandstof verzenden (draagbare
tank) .............................................. 28
Brandstof verzenden ........................ 29
De motor starten .............................. 30
Controles na het starten van de
motor ......................................... 32
Koelwater ......................................... 32
De motor laten warmdraaien ........ 32
Modellen met chokestarter ............... 32
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 32
Schakelen ........................................ 32
Stopschakelaars .............................. 32
Schakelen ..................................... 33
De boot stoppen ........................... 33
Motor uitschakelen ....................... 34
Procedure ........................................ 34
De buitenboordmotor trimmen ...... 34
Afstelling van de trimhoek bij
modellen met een handbediend
kantelmechanisme ........................ 35
Boottrim instellen ............................. 36
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 36
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met
handbediend
kantelmechanisme) ...................... 37
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met handbediend
kantelsysteem) ............................. 38
Ondiep water ................................ 39
Varen in ondiep water (modellen met
handbediend
kantelmechanisme) ...................... 39
Varen in andere
omstandigheden ........................ 40
Onderhoud ..................................... 41
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 41
Met knevelbouten gemonteerde
modellen ....................................... 41
Opberging van de
buitenboordmotor ......................... 41
Procedure ........................................ 42
Smering ............................................ 43
Reiniging van de
buitenboordmotor ......................... 43
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor ................................. 43
Periodiek onderhoud .................... 43
Vervangingsonderdelen ................... 44
Zware gebruiksomstandigheden ...... 44
Onderhoudsschema 1 ...................... 45
Onderhoudsschema 2 ...................... 46
Smeren ............................................ 47
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 48
Controle van de brandstoffilter ......... 48
Controle van het
vrijlooptoerental ............................ 49
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 49
Propeller controleren ........................ 49
De propeller verwijderen .................. 50
De propeller installeren .................... 50
Verversen van tandwielolie .............. 51
De brandstoftank reinigen ................ 52
Controle en vervanging van
anoden .......................................... 53
Herstellen van defecten ................ 54
Problemen verhelpen ................... 54
Page 7
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 58
Beschadiging door botsing ............... 58
De starter werkt niet ......................... 58
Noodstart ......................................... 59
Behandeling van ondergedompelde
motor ......................................... 59
Inhoud
Page 8

Veiligheidsinformatie

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 28 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met
1
Page 9
Veiligheidsinformatie
droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
2
Page 10
Veiligheidsinformatie
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever-
lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
3
Page 11

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat vermeld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestel­len van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmo­tor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25203
CE-label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG, 94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
1. Positie van het CE-label
DMU37290
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen-
ZMU06040
4
Page 12
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
5C
4
1
3
2
3
ZMU06034
5
Page 13
Algemene informatie
1
3
DMU35281
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01691
Bij een noodstart is er geen neutraal-start­beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha­kelhendel in neutraal staat alvorens de motor te starten.
2
4
ZMU05920
2
DWM01681
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
3
DWM01671
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig de uitschakelkoord (seizing) aan uw zwemvest, uw arm of uw been
6
Page 14
Algemene informatie
zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
4
DWM01701
Benzine is uiterst brandbaar en explosief. Schakel de motor uit alvorens te tanken. Draai de tankdop en ontluchtingsschroef goed vast wanneer ze niet worden ge­bruikt.
DMU33843
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedienings­hendel/schakelhendel, twee richtingen
Lees de gebruikershandleiding
7
ZMU05696
ZMU05667
ZMU05664
Page 15
Motorstart/ motoraanzwengeling
Algemene informatie
ZMU05668
8
Page 16

Specificaties en vereisten

DMU31480
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en “(PL)” dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
DMU2821E
Maat:
Totale lengte:
677 mm (26.7 in)
Totale breedte:
322 mm (12.7 in)
Totale hoogte S:
1011 mm (39.8 in)
Totale hoogte L:
1138 mm (44.8 in)
Spiegel hoogte S:
444 mm (17.5 in)
Spiegel hoogte L:
571 mm (22.5 in)
Gewicht (AL) S:
21.0 kg (46 lb)
Gewicht (AL) L:
21.5 kg (47 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
4500–5500 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
3.7 kWbij5000 omw/min (5 PKbij5000 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
1150 ±50 omw/min
Motor:
Type:
2-takt S
Slag:
103.0 cm³
Boring × slag:
54.0 × 45.0 mm (2.13 × 1.77 in)
Ontstekingssysteem:
CDI
Bougie (NGK):
BR7HS
Electrode afstand bougie:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Besturingssysteem:
Stuurhendel
Startsysteem:
Manuele
Carburateur met start systeem:
Chokeklep
Alternatoruitgangsvermogen:
40/60 W
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.08 (27/13)
Trim- en kantelsysteem:
Handbediend kantelsysteem
Propellermerkteken:
B BA
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Brandstoftank inhoud:
12.0 L (3.17 US gal, 2.64 Imp.gal)
Brandstoftankinhoud (ingebouwd type):
2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 2-takt
buitenboordmotorolie Brandstof/olieverhouding: Normale benzine:
100 :1
9
Page 17
Specificaties en vereisten
Smering:
2-takt brandstof
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Tandwieloliehoeveelheid:
0.100 L (0.106 US qt, 0.088 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
81.4 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
6.0 m/s²
DMU33554
Installatievereisten
DMU33563
Bootvermogen (pk)
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Alvorens de buitenboordmotor(en) te instal­leren, dient u na te gaan of het totale vermo­gen (pk) van uw motor(en) het toegestane maximumvermogen van de boot niet over­schrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU33571
Monteren van de motor
DWM01570
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appa­ratuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 19.
DMU25694
Accuvereisten
DMU25730
Zonder een gelijkrichter of een gelijk­richterregelaar
DCM01090
Er kan geen accu worden gekoppeld aan modellen die geen gelijkrichter of gelijk­richterregelaar hebben.
Als u een accu wilt gebruiken voor de model­len zonder gelijkrichter of gelijkrichterrege­laar, installeer dan een optionele gelijkricht­erregelaar. Het gebruik van een onderhoudsvrije accu voor de bovengenoemde modellen kan de levensduur van de accu gevoelig verkorten. Installeer een optionele gelijkrichterregelaar of gebruik accessoires die bestand zijn tegen 18 volt of meer met de bovengenoemde mo­dellen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor informatie over het installeren van een opti­onele gelijkrichterregelaar.
DMU34192
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van de belangrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de top­snelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen.
10
Page 18
Specificaties en vereisten
Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd gese­lecteerd voor een goed resultaat bij tal van toepassingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere pro­peller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maximumbelas­ting, maar denk eraan dat u de gashendel­stand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerentalbereik te blij­ven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 49.
x
-
123
eenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU25651
Motorolievereisten
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 2-takt
buitenboordmotorolie
Als de aanbevolen motorolie niet beschik­baar is, mag er een andere 2-taktmotorolie met een door de NMMA gewaarmerkte TC­W3-graad worden gebruikt.
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU36802
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een
minimumoctaangetal van 90
(Research Octane Number).
ZMU04604
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU25770
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedienings-
11
DCM01981
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse
Page 19
Specificaties en vereisten
benzine die zuivere bussen werd be­waard.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele verchroomde waterpompkit te laten installe­ren door uw dealer als u de buitenboordmo­tor in modderig of zuurrijk water moet gebrui­ken. Afhankelijk van het model is dat echter misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape.
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
Een extra motorstopschakelaarkoord met clip.
Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad­plegen in verband met het afdanken van de motor.
DMU36351
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
12
Page 20

Componenten

DMU2579M
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
5C
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstoftankkap
3. Motorkap
4. Motorkapvergrendelhendel
5. Stuurfrictieafstelinrichting
6. Anti-cavitatieplaat
7. Propeller*
8. Koelwaterinlaat
9. Trimstang
10.Klembeugel
11.Knevelbout
12.Stuurhendel
13.Gashendelfrictieafstelling
14.Handgreep repeteerstarter
15.Chokeknop
16.Motorstopknop/Motoruitschakelaar
13
17.Veiligheidskabelbevestiging
18.Kantelsteunstang
19.Schakelinrichtinghendel
20.Brandstofkraan
21.Brandstoftank
DMU25802
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als
Page 21
Componenten
een container om brandstof in op te slaan. Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
4
3
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstofmeter
3. Brandstofleiding koppelstuk
4. Brandstoftankkap
DMU25821
1
2
ZMU01992
Brandstoftank
Als uw model een brandstoftank heeft, zijn de onderdelen en functies als volgt.
stuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank bij benadering aan.
DMU25850
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver­wijderd is, kan de tank worden gevuld met brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij tegen de wijzers van de klok in worden ge­draaid.
DMU25860
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstoftank­dop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
DMU25872
Brandstofkraan
De brandstofkraan sluit de brandstoftoevoer van de brandstoftank naar de motor af.
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstoftankkap
DMU25830
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand­stofleiding te verbinden.
DMU25841
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppel-
1. Brandstofkraan
DMU25881
Gesloten
Om de brandstoftoevoer naar de motor af te sluiten, moet de hendel of de knop in de ge­sloten stand worden gezet. Zet de hendel of de knop altijd in de gesloten stand als de motor niet draait.
14
Page 22
Componenten
1. Gesloten stand
DMU25901
Open
De brandstofkraan heeft twee open-standen: één voor brandstof uit de ingebouwde brand­stoftank en één voor die uit de externe tank. Er stroomt brandstof naar de carburator als de hendel of de knop in één van die twee open-standen staat. Het zijn de standen voor een draaiende motor.
1. OPEN stand voor de ingebouwde tank
2. OPEN stand voor de draagbare tank
DMU25911
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zo­dat dat boot vooruit vaart. Als u de schakel­hendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruitversnelling zodat de boot achteruit vaart.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “
3. Achteruit “
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen­del. Als u de hendel tegen de klok in draait, verhoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
15
Page 23
DMU25961
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
DMU25975
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef naar rechts. Om de weerstand te verlagen, draait u de afstelschroef naar links. WAARSCHUWING! Draai de wrij-
vingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om
Componenten
de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25993
Motorstopschakelaarkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00122]
[DWM00032]
16
Page 24
Componenten
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26001
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te drukken.
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de han­del uit tot u weerstand voelt. Trek hem dan snel verder uit om de motor aan te zwenge­len.
DMU26122
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Op de zwenkbeugel bevindt er zich een instelschroef of -bout.
DMU26020
Chokeknop
Om de motor te voorzien van het rijke brand­stofmengsel dat vereist is om te starten, dient u die knop naar rechts te draaien.
17
Om de weerstand te doen toenemen dient u de schroef met de wijzer van de klok mee te draaien. Om de weerstand te doen afnemen dient u de schroef tegen de wijzers van de klok in te draaien.
DWM00040
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het
Page 25
Componenten
moeilijk zijn om te sturen, wat een onge­luk kan veroorzaken.
DMU26261
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini­mumhoek van de buitenboordmotor ten op­zichte van de spiegel.
DMU26332
Kantelsteunstang
De kantelsteunstang houdt de buitenboord­motor in de naar boven gekantelde stand.
DMU26373
Motorkapvergrendelhendel(s) (draai­type)
Om de motorkap te verwijderen dient u aan de vergrendelhendel(s) te draaien en de kap op te heffen. Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze cor­rect in de rubberdichting past. Vergrendel de motorkap dan opnieuw door de motorkap­vergrendelhendel(s) weer in de vergrendel­stand te zetten.
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DCM01660
Gebruik de kantelsteunstang niet bij het slepen van de boot. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteunings­systeem te gebruiken om hem vast te zet­ten in de kantelstand.
18
Page 26

Installatie

DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01590
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken. Instal­leer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkrachtver­mogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU26911
De buitenboordmotor monteren
DWM01720
buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd.
1
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26923
ZMU01760
Montagehoogte
Om uw boot zo efficiënt mogelijk te gebrui­ken, moet u ervoor zorgen dat de waterweer­stand van de boot en van de buitenboordmo­tor zo klein mogelijk is. De montagehoogte van de buitenboordmotor heeft een grote in­vloed op de waterweerstand. Als de monta­gehoogte te groot is, kan er cavitatie ont­staan, waardoor de stuwkracht wordt vermin­derd; als de tippen van de propellerbladen de lucht raken, zal het toerental van de motor abnormaal sterk toenemen waardoor de motor oververhit raakt. Als de montagehoog­te te laag is, zal de waterweerstand toene­men waardoor de motorefficiëntie afneemt. Monteer de buitenboordmotor zo dat de anti­cavitatieplaat zich tussen de onderkant van de boot en 25 mm (1 in) onder de onderkant van de boot bevindt.
Voor draagbare modellen moet uw dealer of een andere persoon met ervaring in het monteren van buitenboordmotoren u to­nen hoe u uw motor moet monteren.
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de
19
Page 27
0–25mm (0–1in)
DCM01631
Ga na of de leegloopopening hoog ge-
ZMU02011
noeg blijft om te voorkomen dat er water in de motor terechtkomt, zelfs wanneer de boot stilligt met maximale lading.
Een verkeerde motorhoogte of zaken die het gelijkmatig stromen van water belemmeren (de vorm of de staat van de boot, of accessoires als spiegelladders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor opstuivend water als de boot aan het varen is. Als de motor continu wordt ge­bruikt in aanwezigheid van opstuivend water, kan er genoeg water in de inlaat­opening van de onderbak terechtkomen om de motor ernstig te beschadigen. Elimineer de oorzaak van het opstui­vend water.
Installatie
Voor instructies betreffende het instellen van de trimhoek van de buitenboordmotor, zie pagina 34.
DMU26972
Vastklemmen van de buitenboordmo­tor
1. Zet de buitenboordmotor zo op de spie­gel dat hij zo dicht mogelijk bij het mid­den staat. Draai de spiegelknevelbouten gelijkmatig en stevig aan. Controleer tij­dens het varen af en toe of de klem­schroeven nog vast zitten, want zij kun­nen loskomen door het trillen van de motor. WAARSCHUWING! Losse
klemschroeven kunnen ervoor zor­gen dat de buitenboordmotor van de spiegel valt of dat hij beweegt. Dat kan verlies van controle en ernstige verwondingen veroorzaken. Zorg er­voor dat de spiegelschroeven stevig aangedraaid zijn. Controleer tijdens het varen af en toe of dat dat nog steeds het geval is.
[DWM00641]
NOTA:
De optimale montagehoogte van de bui­tenboordmotor hangt af van de boot/motor­combinatie en van de gewenste toepas­sing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogten kunnen u helpen bij het be­palen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfa­brikant voor meer informatie over het be­palen van de juiste montagehoogte.
ZMU02012
2. Als uw motor uitgerust is met de veilig­heidskabelbevestiging, dient er een vei­ligheidskabel of -ketting te worden ge­bruikt. Bevestig één uiteinde van de ka­bel aan de veiligheidskabelbevestiging en het andere uiteinde aan een stevig bevestigingspunt op de boot. Anders kunt u de motor geheel verliezen wan-
20
Page 28
Installatie
neer hij loskomt en van de spiegel in het water tuimelt.
ZMU02013
3. Bevestig de klembeugel aan de spiegel met behulp van de eventueel bijgelever­de bouten. Raadpleeg uw Yamaha-dea­ler voor meer details.
WAARSCHUWING! Gebruik geen an­dere bouten, moeren en ringen dan die die in de verpakking van de motor zitten. Doet u dat toch, zorg er dan voor dat ze even sterk zijn en dat het materiaal ervan ten minste dezelfde kwaliteit heeft. Draai ze bovendien stevig aan. Laat na het vastdraaien de motor proefdraaien en controleer of ze nog steeds vastzitten.
[DWM00651]
21
Page 29

Werking

DMU36381
Eerste gebruik
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27060
Diagram voor het benzine-en-oliemeng­sel (50:1)
1.
: Benzine
2.
: Motorolie
DCM00150
Zorg ervoor dat benzine en olie goed met elkaar vermengd zijn, anders kan de motor worden beschadigd.
DMU27074
Procedure voor modellen op tweetakt­brandstof
Laat de motor gedurende 10 uren als volgt draaien onder belasting (in versnelling met een propeller geïnstalleerd).
1. Eerste 10 minuten: Laat de motor draaien met het laagst mogelijke toerental. Een snel vrijlooptoe­rental in neutraal is het best.
2. Volgende 50 minuten:
[DCM00801]
Draai de gasklep niet verder open dan voor de helft (ongeveer 3000 omw/min). Varieer het motortoerental nu en dan. Als u een gemakkelijk planerende boot hebt, geef dan volgas tot de boot pla­neert en draai de gashendel dan onmid­dellijk terug tot 3000 omw/min of minder.
3. Volgende twee uren: Versnel met volgas tot de boot planeert, en neem vervolgens gas terug tot drie­kwart gasklepopening (ongeveer 4000 omw/min). Varieer het motortoerental nu en dan. Geef volgas gedurende een mi­nuut en laat de motor dan ongeveer 10 minuten met driekwart of minder geo­pende gashendel draaien zodat hij kan afkoelen.
4. Resterende zeven uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
5. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal. Gebruik de standaardmengverhouding voor benzi­ne en olie. Voor verdere details over het mengen van brandstof en olie, zie pagi­na 24.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil­lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil­lende omstandigheden en met verschillende trimhoeken (zie pagina 34).
DMU36412
Controles alvorens de motor te
starten
DWM01920
Als tijdens de controle voor het starten van de motor blijkt dat een onderdeel niet
22
Page 30
Werking
werkt zoals het hoort, moet het worden nagekeken en hersteld alvorens de bui­tenboordmotor te gebruiken. Anders kun­nen er zich ongevallen voordoen.
DCM00120
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU37141
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Controleer het brandstofpeil terwijl de boot horizontaal op een aanhangwagen of in het water ligt. Brandstofvulinstructies vindt u op pagina 24.
DMU36570
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de motor te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen moet u de vergren­delhendel ontgrendelen en de kap afnemen.
ZMU06089
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand­stofsysteem worden hersteld door een bevoegd mecanicien. Als de buiten­boordmotor slecht hersteld is, kan het zijn dat het niet veilig is om hem te ge­bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU36891
Bedieningselementen
Beweeg de stuurhendel helemaal naar links en rechts om na te gaan of hij soepel werkt.
Draai de gashendel van de volledig geslo­ten in de volledig open stand. Vergewis u ervan dat hij soepel draait en dat hij hele­maal terugkeert in de volledig gesloten stand.
Let op losse of beschadigde verbindingen van de gas- en schakelkabels.
23
Page 31
Werking
DMU36481
Motorstopschakelaarkoord
Inspecteer de motorstopschakelaarkoord op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU27120
Olie
Controleer of u wel voldoende olie hebt voor uw trip.
DMU27141
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
DMU36953
Motorkap installeren
1. Zorg ervoor dat een motorkapvergren­delhendel is ontgrendeld.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit rondom de motor­kap.
3. Plaats de motorkap op de onderbak.
4. Controleer of de rubberen dichting cor­rect zit over de volledige omtrek van de motor.
5. Beweeg de hendel zoals getoond om de motorkap te vergrendelen. OPGELET:
Als de motorkap niet correct wordt geïnstalleerd, kan er water onder de kap terechtkomen en de motor be­schadigen, of kan de motorkap weg­vliegen bij hoge snelheden.
[DCM01990]
ZMU06114
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
DMU27234
Brandstof en motorolie bijvul-
len
DMU27247
Vullen van de draagbare brandstof­tank
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
24
Page 32
Werking
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de brandstoftank en draai de ontluchtings­schroef op de brandstoftankdop vast.
de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een goedgekeurde BENZINEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. De brandstof kan uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
Brandstoftankinhoud:
12.0 L (3.17 US gal, 2.64 Imp.gal)
ZMU06621
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat
25
ZMU04484
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
Page 33
DMU37532
Met brandstof vullen van de inge­bouwde tank
DWM01950
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor ste­vig aan de spiegel of een stabiel statief is vastgemaakt.
DWM01830
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Zorg ervoor dat de motor is uitgescha­keld.
2. Koppel de brandstofleiding los van de draagbare brandstoftank en draai de ontluchtingsschroef op de brandstof­tankdop vast (indien uitgerust met draagbare brandstoftank).
Werking
ZMU06621
3. Verwijder de draagbare tank van de boot.
4. Zorg ervoor dat u zich op een goed ge­ventileerde plaats buiten bevindt, en dat de boot stevig werd aangemeerd of ste­vig op een aanhangwagen staat.
5. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
6. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een plaatselijk goedgekeurde rode BENZI­NEBUS.
7. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
8. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. De brandstof kan uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
26
Page 34
Werking
Brandstoftankinhoud:
2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal)
1 L
(0.26 US gal,
0.22 Imp gal)
12 L
(3.2 US gal,
2.6 Imp gal)
100:1
(3.7 US gal,
14 L
3.1 Imp gal)
24 L
(6.3 US gal,
5.3 Imp gal)
9. Draai de vuldop stevig vast.
10. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27406
Mengen van benzine en olie (100:1)
DCM00811
Vermijd het gebruik van andere olie dan het opgegeven type.
Gebruik een goed gemengd brandstof/ olie-mengsel.
Als de brandstof en de olie niet goed met elkaar vermengd zijn of als de mengverhouding niet juist is, kunnen de volgende problemen zich voordoen.
Te laag oliegehalte: een gebrek aan olie kan ernstige motorschade veroorza­ken, zoals het vastlopen van de zuiger.
Te hoog oliegehalte: te veel olie kan lei­den tot vuile bougies, rookontwikkeling en een overmatige koolstofafzetting.
Benzine/motorolie-
verhouding
Inloopperiode Zie pagina 22.
Na het inlopen 100:1
1.
2.
0.01 L
(0.01 US qt,
0.01 Imp qt)
: Benzine
: Motorolie
0.12 L
(0.13 US qt,
0.11 Imp qt)
0.14 L
(0.15 US qt,
0.12 Imp qt)
0.24 L
(0.25 US qt,
0.21 Imp qt)
ZMU04910
Indien uitgerust met een draagbare brand­stoftank
1. Giet de olie in de draagbare brandstof­tank en voeg er vervolgens benzine aan toe.
1. Motorolie
2. Benzine
2. Breng de brandstoftankdop opnieuw aan en draai hem stevig vast.
27
Page 35
Werking
3. Schud met de brandstoftank om de brandstof grondig te mengen.
4. Zorg ervoor dat de olie en de benzine goed met elkaar vermengd worden.
Indien uitgerust met een ingebouwde brand­stoftank
1. Giet de olie in een schoon brandstofblik en voeg er vervolgens benzine aan toe.
1. Motorolie
2. Benzine
2. Breng de dop van het brandstofblik op­nieuw aan en draai hem stevig vast.
3. Schud met het brandstofblik om de brandstof grondig te mengen.
4. Zorg ervoor dat de olie en de benzine goed met elkaar vermengd worden.
5. Giet het benzine/olie-mengsel in de in­gebouwde brandstoftank.
NOTA:
Bij gebruik van een permanent geïnstalleer­de tank giet u de olie geleidelijk in de tank terwijl de tank wordt gevuld met benzine.
DMU27451
De motor gebruiken
DMU27466
Brandstof verzenden (draagbare tank)
DWM00420
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
28
Page 36
Werking
2. Als de motor is uitgerust met een brand­stofleidingkoppelstuk, verbindt u de brandstofleiding stevig met het koppel­stuk. Sluit vervolgens het andere uitein­de van de brandstofleiding stevig aan op het koppelstuk van de brandstoftank.
ZMU02024
NOTA:
Veeg eventueel gemorste benzine onmiddel­lijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeenkomstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden. Plaats de tank horizontaal ter­wijl de motor draait, anders kan de brandstof niet worden aangezogen uit de brandstoftank.
1. Pijl
DMU27474
Brandstof verzenden
DWM00420
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
1. Bij de ingebouwde tank moet de ontluch­tingsschroef op de brandstoftankdop één slag worden losgedraaid. Bij de ex­terne brandstoftank moet de ontluch-
29
Page 37
Werking
tingsschroef op de brandstoftankdop twee tot drie slagen worden losgedraaid.
2. Selecteer de brandstoftank met de brandstofkraan of open de brandstof­kraan.
3. Als u gebruik maakt van een externe brandstoftank, dient u de brandstoflei­dingkoppelstukken correct aan te sluiten en in de opvoerpomp te knijpen, met de pijl naar boven gericht, tot u ze hard voelt worden (als de motor uitgerust is met een brandstofleidingkoppelstuk).
DMU27493
De motor starten
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU27508
Modellen met repeteerstarter (stuurbedie­ning)
DWM01840
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
30
Page 38
Werking
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de motorstopschakelaarkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervol­gens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motorstopschakelaar.
4. Trek de chokeknop volledig uit en draai hem volledig om. Als de motor eenmaal is gestart, laat u de knop terugkeren in zijn uitgangspositie.
NOTA:
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het starten van een warme motor.
Als u de chokeknop in de stand “ ” (start) laat staan terwijl de motor draait, zal de motor slecht draaien en afslaan.
5. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe­teerstarter tot u weerstand voelt. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
3. Zet de gashendel in de stand “ ” (start).
31
6. Nadat de motor gestart is, laat u de handgreeprepeteerstarter langzaam te­rugkeren in zijn uitgangspositie alvorens hem los te laten.
7. Laat de gashendel langzaam terugkeren naar de volledig gesloten stand.
Page 39
ZMU02030
NOTA:
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst warmdraaien. Voor meer informatie, zie pagina 32.
Als de motor niet van de eerste keer start, dient u de procedure te herhalen. Als de motor na 4 of 5 pogingen nog steeds niet wil starten, opent u het gas een klein beetje (tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het op­nieuw. Als de motor warm is en niet wil starten, opent u de gashendel in dezelfde mate en tracht u de motor opnieuw te star­ten. Als de motor nog steeds niet wil star­ten, zie pagina 54.
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36520
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DCM01810
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha-
Werking
diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
Controleer of er geen water lekt uit de ver­bindingsstukken tussen het uitlaatdeksel, de cilinderkop en het motorblok.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU27683
Modellen met chokestarter
Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien. Als dit niet gebeurt, zal de mo­torlevensduur daardoor worden verkort. Duw de chokeknop geleidelijk aan terug in zijn uit­gangspositie naarmate de motor opwarmt.
DMU36530
Controles na het warmdraaien
DMU36540
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36970
Stopschakelaars
Druk op de motorstopknop en ga na of de motor stopt.
van de motor
32
Page 40
Werking
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU34610
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01610
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen Beweeg de schakelhendel krachtig en kor­daat naar voor (voor de voorwaartse versnel­ling) of naar achter (voor de achteruitversnel­ling).
Schakelen
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
2. Zodra de motor in versnelling met stati­onair toerental draait, beweegt u de schakelhendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
NOTA:
De buitenboordmotor kan 360° worden ge­draaid in zijn bracket. De boot kan ook ach­teruit varen door de buitenboordmotor ge­woon 180° te draaien met de stuurhendel naar u gericht.
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
33
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot
Page 41
Werking
wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad­zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU27833
Procedure
1. Druk op de motorstopknop en houd hem ingedrukt tot de motor helemaal stilvalt.
stoftankdop vast en draait u de brand­stofkraanhendel of -knop in de gesloten stand, als uw motor daarmee is uitge­rust.
3. Koppel de brandstofleiding los als u ge­bruik maakt van een externe brandstof­tank.
NOTA:
Als de buitenboordmotor is uitgerust met een motoruitschakelkoord kan de motor ook wor­den uitgeschakeld door aan de koord te trek­ken en de clip van de motoruitschakelaar te verwijderen.
DMU27862
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
2. Na het uitschakelen van de motor draait u de ontluchtingsschroef op de brand-
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk
34
Page 42
Werking
toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
1. Zet de motor af.
2. Kantel de buitenboordmotor een beetje omhoog en verwijder de trimstang uit de klembeugel.
1. Trimstang
3. Steek de stang in het gewenste gat.
Om de boeg hoger te laten komen (“trim­out”) dient de stang van de spiegel weg te worden bewogen. Om de boeg lager te laten komen (“trim­in”)dient de stang naar de spiegel toe te wor­den bewogen. Voer tests uit met telkens een andere trim­hoek om achter de stand te komen die het best past bij uw boot en de vaaromstandig­heden.
DWM00400
1
ZMU02043
1. Trimbedieningshoek
DMU27872
Afstelling van de trimhoek bij model­len met een handbediend kantelme­chanisme
In de klembeugel zijn 4 of 5 gaten voorzien om de trimhoek van de buitenboordmotor af te stellen.
35
Zet de motor uit alvorens de trimhoek bij te regelen.
Zorg dat u niet vastgeklemd raakt bij het verwijderen of het installeren van de stang.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Verhoog de snelheid geleidelijk en ga na of er zich geen tekenen van instabiliteit of bestu­ringsproblemen voordoen. Een onjuis­te trimhoek kan tot verlies van controle leiden.
Page 43
NOTA:
De trimhoek van de buitenboordmotor wordt ongeveer 4 graden veranderd als de trim­stang één gat wordt opgeschoven.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhoog houding leiden tot minder luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rende­ment. Dit is in het algemeen wanneer de kiel­lijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden omh­oog wijst. Met de boeg omhoog kan de boot een grotere neiging hebben om naar links of rechts af te wijken. Compenseer deze afwij­king terwijl u stuurt. De trim tab kan ook wor­den aangepast om dit effect te compenseren. Als de boeg van de boot omlaag is, verloopt het optrekken van staande start naar plane­ren gemakkelijker.
Werking
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water ploegen, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim aan hogere snelheden maakt de boot ook instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg van de boot te hoog in het water. Prestaties en zuinigheid gaan achteruit omdat de romp van de boot het water wegduwt en er meer lucht­weerstand optreedt. Een te sterk buiten­waartse trim kan de propeller ook doen ven­tileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan beginnen “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden ge­gooid.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoek van de buitenboordmotor weinig invloed heb­ben op de trim van de boot tijdens het ge­bruik.
DMU27922
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te worden gekanteld om de propeller en de on-
36
Page 44
Werking
derbak te beschermen tegen botsing met ob­stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor blijft tijdens het naar boven of naar beneden kantelen. Er kunnen lichaamsdelen worden verplet­terd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of ge­kanteld.
DWM00230
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Draai de ontluchtingsschroef dicht en zet de brandstofkraan in de gesloten stand als de buitenboordmotor meer dan een paar minuten wordt gekanteld. An­ders zou er brandstof kunnen gaan lek­ken.
DCM00231
Alvorens de buitenboordmotor te kan­telen, moet de procedure die in dit hoofdstuk in “Uitschakelen van de motor”wordt beschreven, worden ge­volgd. Kantel de buitenboordmotor nooit als hij draait. Ernstige schade door oververhitting kan daar het resul­taat van zijn.
Kantel de motor niet omhoog door te­gen de kantelhendel te duwen, want die kan daardoor breken.
Hou de aandrijfeenheid altijd hoger dan de propeller. Anders kan er water in de cilinder lopen, met beschadiging tot ge­volg.
De buitenboordmotor kan niet worden gekanteld als hij in achteruit staat of als
hij 180° is gedraaid (tegen de achter­kant).
DMU34620
Procedure voor het naar boven kan­telen (modellen met handbediend kantelmechanisme)
1. Zet de schakelhendel in neutraal en richt de buitenboordmotor naar voor.
2. Draai de stuurfrictieregelhendel aan door hem naar rechts te draaien om te voorkomen dat de buitenboordmotor vrij kan draaien.
3. Draai de ontluchtingsschroef vast.
4. Draai de brandstofkraan dicht.
37
Page 45
5. Houd de achterkant van de motorkap of de achterhendel (indien voorzien) met één hand vast en kantel de buitenboord­motor volledig omhoog tot de kantel­steunstang automatisch vergrendelt.
DCM01670
Gebruik de kantelsteunstang niet bij het slepen van de boot. De buitenboordmotor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijkomend ondersteunings­systeem te gebruiken om hem vast te zet­ten in de kantelstand. Voor meer gedetail­leerde informatie, zie pagina 41.
NOTA:
Als de motor niet naar voor is gericht, kan de kantelsteunstang niet automatisch in de ver­grendelde stand worden gezet. Als de kan­telsteunstang niet automatisch vergrendelt,
Werking
zwenk de motor dan lichtjes naar links en rechts.
DMU28033
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met handbediend kantelsys­teem)
1. Kantel de buitenboordmotor een beetje naar omhoog.
2. Als de boot is uitgerust met de kantel­steunstang: kantel de buitenboordmotor voorzichtig omlaag terwijl u de kantel­steunstanghendel omhoog trekt.
3. Als de boot is uitgerust met de kantel­steunknop: trek de knop uit en kantel de buitenboordmotor vervolgens langzaam naar beneden.
4. Als de boot is uitgerust met de kantel­steunhendel: kantel de buitenboordmo­tor voorzichtig omlaag terwijl u de kan­telsteunstanghendel omhoog trekt.
5. Zet de stuurfrictieregelhendel los door deze linksom te draaien en regel de stuurfrictie volgens de voorkeur van de bediener. WAARSCHUWING! Als er te
veel weerstand is, is het moeilijk om te sturen, wat tot een ongeluk zou kunnen leiden.
[DWM00721]
38
Page 46
Werking
DMU28061
DMU35691
Varen in ondiep water (modellen met handbediend kantelmechanisme)
DWM00711
Vaar altijd zo traag mogelijk wanneer u het systeem voor varen in ondiep water gebruikt. Het kantelvergrendelmecha­nisme werkt niet terwijl het systeem voor varen in ondiep water wordt ge­bruikt. Het raken van een obstakel on­der water kan ervoor zorgen dat de bui­tenboordmotor uit het water wordt ge­tild, waardoor u de controle over de boot verliest.
Draai de buitenboord nooit 180° om achteruit te varen. Zet de schakelhendel in achteruit om achteruit te varen.
Wees uiterst voorzichtig wanneer u achteruit vaart. Te veel stuwkracht bij het achteruit varen kan ervoor zorgen dat de buitenboordmotor uit het water wordt getild, waardoor de kans op on­gevallen en lichamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staart­stuk boven het wateroppervlak komt wan­neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kun­nen veroorzaken.
Ondiep water
DMU28102
Procedure
1. Zet de schakelhendel in neutraal en richt de buitenboordmotor naar voor.
2. Kantel de motor een beetje naar boven tot de kantelsteunstang automatisch in de vergrendelstand komt te staan om de motor te ondersteunen. De buitenboord­motor heeft 2 of 3 standen om in ondiep water te varen.
39
3. Om de buitenboordmotor te laten zakken tot zijn normale bedrijfsstand, moet u
Page 47
hem eerst een beetje omhoogkantelen. Vervolgens trekt u de kantelsteunhendel op en kantelt u de motor langzaam naar beneden.
DMU28195
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (zie pagina 12) wanneer u de bui­tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod­derig of troebel water. Na het varen in der­gelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Werking
40
Page 48

Onderhoud

DMU28227
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM00693
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
DWM01860
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Bij het transporteren en opbergen van de buitenboordmotor dient u de brandstofkraan dicht te draaien ter voor­koming van lekkende brandstof. Begeef u nooit onder de motor wanneer hij gekan­teld is. Als de buitenboordmotor per on­geluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DCM00660
kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie.
DMU28236
Met knevelbouten gemonteerde mo­dellen
Bij het transporteren of opbergen van de niet op een boot gemonteerde buitenboordmotor, moet hij in de getoonde stand worden ge­houden.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
Uw boot moet worden gesleept en opgebor­gen met de buitenboordmotor in de normale vaarstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge-
41
NOTA:
Leg een doek of iets dergelijks onder de bui­tenboordmotor om hem niet te beschadigen.
DMU30272
Opberging van de buitenboordmotor
Voor het opbergen van uw Yamaha-buiten­boordmotor gedurende langere periode (2 maanden of langer) moeten verschillende belangrijke procedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen.
Page 49
Het is aan te raden uw buitenboordmotor te laten onderhouden door een erkende Yamaha-dealer vooraleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met een minimum aan gereedschap.
DCM01411
Onderhoud
2
1
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggevloeid, anders kan water de ci­linder binnendringen via de uitlaatpoort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een droge, goed verluchte plaats, niet in di­rect zonlicht.
DMU28304
Procedure
DMU28315
Spoelen in een watertank
1. Was de ommanteling van de buiten­boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de
[DCM01840]
luchtinlaat.
tie, zie pagina 43.
2. Draai de brandstofkraan in de gesloten stand en koppel de eventueel voorziene brandstofleiding los. Draai de ontluch­tingsschroef aan, indien voorzien.
3. Neem de motorkap en het geluiddem­perdeksel af.
4. Installeer de buitenboordmotor op de testtank.
Voor meer informa-
ZMU02704
1. Laagste waterpeil
2. Wateroppervlak
5. Vul de tank met leidingwater tot boven het niveau van de anti-cavitatieplaat.
OPGELET: Als het peil van het vers water onder het peil van de anticavi­tatieplaat komt of als de watervoor­raad niet groot genoeg is, kan de motor vastlopen.
[DCM00291]
6. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien is het conserveren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roestvorming te voor­komen. Voer het doorspoelen en bene­velen op hetzelfde tijdstip uit.
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00091]
7. Laat de motor enkele minuten draaien met een snel vrijlooptoerental in neu­traal.
8. Net voor u de motor uitschakelt, sproeit u snel en afwisselend wat “conserve­ringsolie” in elke carburator of in de con­serveringsopening van het geluiddem-
42
Page 50
Onderhoud
perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
9. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, laat u de motor met snel vrijloop­toerental draaien tot het brandstofsys­teem leegstroomt en de motor stilvalt.
10. Verwijder de buitenboordmotor van de testtank.
11. Installeer het geluiddemperdeksel of de dop van de conserveringsopening, evenals de motorkap.
12. Tap het koelwater volledig af uit de motor. Maak het lichaam grondig schoon.
13. Als er geen “conserveringsolie” beschik­baar is, dient u de bougie(s) te verwijde­ren. Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Voer meerdere startbe­wegingen met de repeteerstarter uit. Breng de bougie(s) opnieuw aan.
14. Laat de brandstof weglopen uit de inge­bouwde en de draagbare brandstoftank, bij modellen die daarmee uitgerust zijn.
NOTA:
Modellen met draagbare brandstoftank: be­waar de draagbare brandstoftank op een dro­ge, goed geventileerde plaats, buiten het be­reik van rechtstreeks zonlicht.
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 48.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 51. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een
bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 47.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28451
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem door met zuiver water.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen en afbladderende verf. Plaatsen waar de verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest. Rei­nig en verf die plaatsen indien nodig. Retou­cheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dea­ler.
DMU37074
Periodiek onderhoud
DWM01981
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakkennis,
43
Page 51
werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Schakel de motor uit en houd en de mo­torstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aan­gegeven.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Onderhoud
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
44
Page 52
Onderhoud
DMU34445
Onderhoudsschema 1
NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan­gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on­derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver­loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zuiver water worden afgespoeld.
Het “
”-teken geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren.
Het “
”-teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Brandstoffilter (in inge­bouwde brandstoftank)
Brandstoffilter (weg­werptype)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie en reiniging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
45
Page 53
Onderhoud
Item Handelingen
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Propeller/propeller­moer/splitpen
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/bougie­kabels
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Waterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) Brandstof­tank
Brandstoftank (inge­bouwde tank)
DMU34451
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Inspectie en reiniging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
1000 uren
300 uur (3
jaar)
Om de
500 uur (5
jaar)
46
Page 54
Onderhoud
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
5C
47
Page 55
DMU28956
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een car­buratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec­teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert.
1. Verwijder de bougiedoppen van de bou­gies.
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
Standaardbougie:
BR7HS
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
[DWM00561]
Onderhoud
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
4. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai hem echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU28990
Controle van de brandstoffilter
Controleer regelmatig de brandstoffilter. De brandstoffilter bestaat uit één stuk en is weg­werpbaar. Als er vreemd materiaal in de filter wordt gevonden, moet hij worden vervangen. Voor de vervanging van de brandstoffilter dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen.
48
Page 56
Onderhoud
DMU29043
Controle van het vrijlooptoerental
DWM00451
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00490
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Als de boot niet is uitgerust met een toeren­teller voor de buitenboordmotor, dient u een diagnosetoerenteller te gebruiken voor deze procedure. De resultaten kunnen variëren naargelang van de manier waarop de test wordt uitgevoerd: met de doorspoelaanslui­ting, in een testtank of met de buitenboord­motor in het water.
1. Start de motor en laat hem volledig warmdraaien in neutraal tot hij soepel draait.
2. Zodra de motor warm is, controleert u of het vrijlooptoerental overeenkomt met de specificaties. Voor de specificaties in
verband met het vrijlooptoerental, zie pa­gina 9. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere gekwalificeerde mecani­cien als u moeilijkheden ondervindt bij het controleren van het vrijlooptoerental of als het vrijlooptoerental moet worden afgesteld.
DMU29113
Controle van de bedrading en aan­sluitstukken
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan­gekoppeld.
Controleer of iedere massakabel goed is vastgemaakt.
DMU32112
Propeller controleren
DWM01881
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvorens de propeller te inspecteren, te demonte­ren of te installeren, dient u de schakelin­richting in neutraal te zetten, de hoofd­schakelaar op “ sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti­cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
” (uit) te zetten, de
49
Page 57
Onderhoud
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro­pelleras is gedraaid.
Controleer de propellerasoliekeerring op schade.
DMU30662
De propeller verwijderen
DMU29197
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien voorzien).
WAARSCHUWING! Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer losdraait.
[DWM01890]
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Propeller
5. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30672
De propeller installeren
DMU30372
Spiebaanmodellen
DCM00500
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller los komen te zitten als de motor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer het afstandstuk (indien voor­zien), de drukring en de propeller op de propelleras. OPGELET: Installeer
eerst de drukring alvorens de propel­ler te installeren, anders kunnen het staartstuk en de propellernaaf be­schadigd raken.
3. Installeer het afstandstuk (indien vereist) en de ring. Draai de propellermoer aan tot er geen voorwaarts/achterwaartsbe­weging meer is.
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe
[DCM01880]
50
Page 58
Onderhoud
splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om. OPGELET: Gebruik de
geïnstalleerde splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tij­dens de werking.
[DCM01890]
NOTA:
Wanneer de propellermoer niet op één lijn ligt met de propellerasopening nadat ze werd aangedraaid, dient u de moer los te draaien tot ze op één lijn ligt met de opening.
DMU29287
Verversen van tandwielolie
DWM00800
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en
-pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
[DCM01900]
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magne­tische tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte olie nadat die is afgetapt. Als de olie melkachtig is, wijst dat op water in de tandwielkast, wat ernstige schade aan de tandwielen kan veroorzaken. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van de staartstukdich­tingen.
[DCM00711]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het afdanken van gebruikte olie.
51
Page 59
Onderhoud
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
0.100 L (0.106 US qt, 0.088 Imp.qt)
6. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil­plugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
Als u vragen hebt over het juist uitvoe­ren van die procedure, raadpleeg dan uw Yamaha-dealer.
Blijf uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere vormen van ont­branding als u de brandstoftank reinigt.
Verwijder de brandstoftank van de boot alvorens ze te reinigen. Werk steeds buiten op een plaats die goed verlucht is.
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk op.
Het opnieuw assembleren van de brandstoftank moet zorgvuldig gebeu­ren. Een verkeerde assemblage kan lei­den tot een brandstoflek, met brand- en ontploffingsgevaar tot gevolg.
Loos oude benzine volgens de plaatse­lijke voorschriften.
1. Ledig de brandstoftank in een goedge­keurde container.
2. Giet een kleine hoeveelheid geschikt op­losmiddel in de tank. Installeer de tank­dop en schud de tank. Laat het oplos­middel volledig weer wegstromen.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tand­wielolieaftapplug aan en draai ze vast.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
DMU29302
De brandstoftank reinigen
DWM00920
Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar.
52
Page 60
Onderhoud
ZMU03231
3. Verwijder de schroeven die het brand­stofleidingkoppelstukgeheel op zijn plaats houden. Trek het geheel uit de tank.
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplos­anoden. Controleer regelmatig de externe anoden. Verwijder de aanslag van het op­pervlak van de anoden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de vervanging van ex­terne anoden.
DCM00720
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe anoden op uitgeruste mo­dellen. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de vervanging van interne anoden die verbonden zijn met het motor­blok.
4. Reinig de filter (gesitueerd op het uitein­de van de zuigbuis) in een geschikt rei­nigingsoplosmiddel. Laat de filter dro­gen.
5. Vervang de pakkingen door nieuwe exemplaren. Herinstalleer het brandstof­koppelstukpakkinggeheel en zet de schroeven stevig vast.
53
Page 61

Herstellen van defecten

DMU29427
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dea­ler. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 30.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd? A. Bevestig de koord.
De motor start niet (de starter werkt).
54
Page 62
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale wer­kingsstand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
55
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
Page 63
Herstellen van defecten
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde motorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld? A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat de­fect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het gespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
56
Page 64
Herstellen van defecten
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juis­te brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
57
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
Page 65
Herstellen van defecten
V. Is de propelleras beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
DWM00870
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt, dient u de volgende procedure te volgen.
1. Zet de motor onmiddellijk af.
2. Controleer het besturingssysteem en al­le onderdelen op beschadiging. Contro­leer ook de boot op beschadiging.
3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging hebt aangetroffen, dient u langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde ha­ven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buiten­boordmotor controleren alvorens hem weer in gebruik te nemen.
DMU29533
De starter werkt niet
Als het startmechanisme niet werkt (de motor kan niet worden aangezwengeld met de star­ter), kan de motor worden gestart met de noodstartkoord.
DWM01022
Pas die procedure alleen toe in een noodgeval om naar de dichtstbijzijnde haven terug te keren voor herstelling.
Wanneer de noodstartkoord wordt ge­bruikt om de motor te starten, werkt de neutraalstartbeveiliging niet. Zorg er­voor dat de afstandsbedieningshendel in neutraal staat. Anders kan de boot onverwacht beginnen te bewegen, wat tot ongevallen zou kunnen leiden.
Bevestig de motoruitschakelkoord tij­dens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
58
Page 66
Herstellen van defecten
de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
Vergewis u ervan dat er niemand achter u staat als u aan het startkoord trekt. Het zou achterwaarts kunnen zwepen en iemand verwonden.
Een onafgeschermd, draaiend vliegwiel is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding en andere voorwerpen uit de buurt bij het starten van de motor. Gebruik de nood­startkoord uitsluitend zoals voorge­schreven. Raak het vliegwiel of andere bewegende onderdelen niet aan wan­neer de motor draait. Installeer het star­termechanisme of de motorkap nooit terwijl de motor draait.
Raak bij het starten of gebruiken van de motor de ontstekingsspoel, de bougie­kabel, de bougiedop of andere elektri­sche onderdelen niet aan. U loopt het risico op elektrische schokken.
DMU29562
Noodstart
1. Verwijder de motorkap.
2. Koppel de neutrale-startbeveiligingska­bel los van de starter, indien voorzien.
3. Verwijder de starter/het vliegwiel door de bouten los te draaien.
de klem is bevestigd aan de motorstop­schakelaar. De hoofdschakelaar moet in de stand “
” (aan) staan, indien voor-
zien.
5. Als er een chokeknop is voorzien, trekt u die uit wanneer de motor koud is. Nadat de motor is gestart, drukt u de choke­knop langzaam terug in zijn uitgangspo­sitie naarmate de motor warmer wordt.
6. Steek het geknoopte uiteinde van de noodstartkoord in de inkeping in de vlieg­wielrotor en draai de koord verschillende keren rond het vliegwiel in de richting van de wijzers van de klok.
7. Geef er vervolgens een korte maar krachtige ruk aan om de motor te starten. Herhaal dat indien nodig.
DMU33501
Behandeling van ondergedom-
pelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on­dergedompeld, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-dealer worden gebracht. An­ders kan er haast onmiddellijk roestvorming intreden. OPGELET: Probeer de buiten-
boordmotor niet te laten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
[DCM00401]
4. Maak de motor klaar om te starten. Voor meer informatie, zie pagina 30. Zorg er­voor dat de motor in neutraal staat en dat
59
Page 67
Page 68
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt in Japan Maart 2009–0.6 × 1 CR
Gedrukt op recyclagepapier
Loading...