DataGlyph® is een handelsmerk van Palo Alto Research Center, Inc. Adobe en Acrobat zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe
Systems, Incorporated. IBM, Lotus, Domino en Domino.Doc zijn gedeponeerde handelsmerken van IBM Corporation. NetWare is een
handelsmerk van Novell, Inc. Flash is een handelsmerk van Macromedia, Inc. Microsoft, Microsoft Windows, Microsoft Word,
Microsoft Excel, Microsoft PowerPoint, Microsoft Internet Explorer, Microsoft Office, Exchange 2000, SharePoint en Internet
Information Services (IIS) zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Netscape Navigator is een gedeponeerd
handelsmerk van Netscape Communications Corporation. WordPerfect is een gedeponeerd handelsmerk van Corel Corporation.
WorkSite is een handelsmerk van Interwoven, Inc. Hummingbird DM is een handelsmerk van Hummingbird, Ltd. Documentum is een
gedeponeerd handelsmerk van EMC Corporation. LiveLink is een gedeponeerd handelsmerk van Open Text Corporation. FileNet® is
een gedeponeerd handelsmerk van FileNet Corporation in de Verenigde Staten, andere landen, of beide. Xerox PDF Reader is
ontwikkeld door Foxit Software Company http://www.foxitsoftware.com. "Aspose" is een handelsmerk van Aspose Pty Ltd.
In dit hoofdstuk worden de functies en toepassingen van de software SMARTsend van Xerox
beschreven en de ondersteuning die beschikbaar is via zowel documentatie als Xerox-medewerkers in
het Welcome Centre.
Dit hoofdstuk omvat:
•Wat is er opgenomen in deze versie? op pagina 10
•Wat is er nieuw in deze versie? op pagina 12
•Overzicht SMARTsend op pagina 14
•Documentatie van SMARTsend op pagina 15
•Klantondersteuning op pagina 17
1
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
9
Welkom bij SMARTsend
Wat is er opgenomen in deze versie?
SMARTsend is verkrijgbaar in de Standard of Professional-editie.
Toepassingen die in alle versies voorkomen
•Toepassingen voor het maken van werkstromen die de conversie en verzending bepalen van
papieren documenten van multifunctionele apparaten van Xerox naar de volgende
bestemmingen:
•DocuShare-server
•E-mailadres
•FTP-locatie
•Microsoft SharePoint Portal Server 2003/2007
•Netwerkmap
•Externe printer
•Verbinding voor externe applicatie
•Toepassingen werkstroompublicaties en -beheer
•Backupprogramma en Herstelprogramma—voor het opslaan van werkstromen,
legitimatiegegevens, gebruikersvoorkeuren, apparaatconfiguraties en algemene instellingen van
SMARTsend
•Alle apparaten repareren
•Sjabloon importeren—hiermee worden sjablonen van CentreWare Netwerkscanservices in
SMARTsend geïmporteerd.
•Opdrachtenoverzicht exporteren—hiermee wordt een tekstbestand met een opdrachtenoverzicht
gemaakt voor analyse en rapportage.
Standard- en Professional-editie
Naast de bestemmingen die voorkomen in alle versies, is er ondersteuning voor de conversie en
verzending van papieren documenten naar de volgende bestemmingen:
•URL-locatie
•NetWare-map
•Microsoft Exchange 2000 Web-map
•Microsoft SharePoint Portal Server 2001
•Domino
•Domino.Doc
10
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Optionele onderdelen voor de Standaard of Professionele versies
•Bestemmingsondersteuning voor Documentum versie 5.2
•Bestemmingsondersteuning voor Hummingbird versie 5.1.0.5
•Bestemmingsondersteuning voor Interwoven WorkSite versie 8
•Ondersteuning voor de bestemming LiveLink versie 9.5.0
•Ondersteuning voor de bestemming TRIM Context Server 6.0
Welkom bij SMARTsend
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
11
Welkom bij SMARTsend
Wat is er nieuw in deze versie?
•SMARTsend kan nu worden geïnstalleerd en gebruikt op computers met Windows Vista.
•De wizard voor installatie van SMARTsend is nu uitgebreid met een nieuw scherm voor taalselectie,
een scherm voor het serienummer en bevestiging van het serienummer, klantinstellingen en een
voortgangsbalk onder aan ieder venster.
•Tijdens de installatie heeft de beheerder bij het configureren de optie het selectievakje Nadat u
op Voltooien hebt geklikt, start u het Herstel-programma om een database-backupset te
importeren, in te schakelen.
•Beheerders kunnen ofwel de applicatie SQL Server 2005 of SQL Server 2005 Express vooraf
installeren, of hebben nu de optie om SQL Server 2005 Express te installeren tijdens de
configuratie bij de installatie van SMARTsend.
•Bij het installeren van een upgrade kan de gebruiker nu kiezen uit een upgrade van V1x of V2x
naar 3x, of van 3x naar 3x.
•Vanuit het menu Start kan de gebruiker documentatie bekijken en selecteren die beschikbaar is
voor alle geïnstalleerde talen.
•SMARTsend accepteert en ondersteunt nu de uitvoerbestandsindelingen gelineariseerde PDF,
Secure (gecodeerde) PDF en XPS. Een PDF-bestand kan nu worden gecodeerd voordat dit met de
werkstroom wordt gedistribueerd.
•Het menu Start is uitgebreid met de functie Alle apparaten repareren, waarmee
apparaatinstellingen opnieuw kunnen worden geconfigureerd en sjablonen opnieuw kunnen
worden gemaakt.
•Het nieuwe ontwerp van het venster van Werkstroomverkenner is geheel gericht op snellere
resultaten en hoger gebruiksgemak en is nu voorzien van vensters zoals Lijst gebruikerpublicaties,
Admin-werkstromen, Publicatielijst en Legitimatiegegevens beheren.
•Een werkstroom kan nu niet alleen worden bewerkt door degene die de werkstroom heeft
gemaakt, maar ook door beheerders.
•In het gedeelte Xerox Apparaten beheren van het venster Beheer wordt nu een koppeling naar de
webgebruikersinterface van het apparaat weergegeven.
•In het gedeelte Scannen naar eigen bestemming instellen, herinnert het systeem nu de laatste
optie voor publiceren die in de huidige sessie is geselecteerd.
•In het gebied Scannen naar eigen bestemming instellen kunnen de sjablonen voor
publicatieopties nu worden gedeeld en de beheerder kan nu achtervoegsels kiezen om aan
documenten te koppelen.
•Het venster Beheer is nu uitgebreid met de pagina Geavanceerde instellingen, waarin gebruikers
op eenvoudige wijze indien nodig hun proxy-serverinstellingen kunnen wijzigen.
•Om de gebruiker te helpen een apparaat te vinden en selecteren wanneer een werkstroom naar
een multifunctioneel apparaat moet worden gepubliceerd, is specifiekere apparaatinformatie is
toegevoegd, evenals een zoekfunctie (filter) om de lijst apparaten te doorzoeken.
12
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Welkom bij SMARTsend
•Deze versie biedt nu ondersteuning voor de optionele TRIM-bestemming.
•Er wordt nu ondersteuning geboden voor nieuwe printers, zoals WorkCentre 7655/7665/7675,
5632/5638/5645/5655/5675/5687, 7328/7335/7345 en de WorkCentre 4150s/4150x/4150xf.
•Gebruikers kunnen werkstromen maken met macro's in de bestandsnaam via het veld
Documentbeheer van de gebruikersinterface van multifunctionele apparaten.
•Deze versie biedt geen ondersteuning voor Xerox TrueMatch (optioneel), waarmee gebruikers
zoekwerkstromen kunnen maken om documenten in het netwerk te zoeken.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
13
Welkom bij SMARTsend
Overzicht SMARTsend
SMARTsend combineert en verbetert vele van de krachtige toepassingen van twee Xerox-producten—
FlowPort™ en CentreWare™ Netwerkscanservices—in één geïntegreerd softwarepakket. De
SMARTsend-software is op het Microsoft .NET-platform gebouwd en werkt met nieuwe en oude
geavanceerde multifunctionele Xerox-systemen, evenals met vele soorten internetfaxapparaten van
Xerox en andere fabrikanten.
Wanneer u SMARTsend gebruikt, kunt u papieren documenten in kleur scannen en naar verschillende
digitale industriestandaard-indelingen converteren, waaronder de indelingen PDF, XPS, JFIF/JPEG,
TIFF, en Multi-page TIFF. SMARTsend kan ook gescande documenten naar bewerkbare bestanden
converteren, zoals Excel, Word, PowerPoint of doorzoekbare PDF. De resulterende bestanden kunnen
dan worden bewerkt, gemanipuleerd, opgeslagen en gedeeld. PDF-bestanden kunnen tevens worden
gecodeerd alvorens te worden gedistribueerd. SMARTsend biedt de gebruiker tevens de mogelijkheid
om beschrijvende informatie toe te voegen (ook wel bekend als metagegevens) die de gescande
documenten zullen begeleiden. Deze veelzijdige toepassingen maken het gemakkelijk om gescande
documenten te categoriseren, te zoeken en op te halen.
Webapplicatie
SMARTsend is een webapplicatie die geen aanvullende clientsoftware vereist. Gebruikers kunnen
gemakkelijk werkstromen maken die het type gescande document definiëren, de distributielocaties en
processen en de methoden en apparaten die kunnen worden gebruikt om SMARTsend-scanopdrachten
te verzenden. De werkstroom wordt vervolgens gepubliceerd om deze als apparaatscansjablonen of
PaperWare-voorbladen (Professional-editie) voor gebruikers beschikbaar te maken. Deze publicaties
maken het voor iedereen eenvoudig om een document te scannen en de resulterende elektronische
bestanden over vele verschillende bestemmingen te distribueren, waaronder e-mailadressen,
netwerkmappen, FTP-mappen, externe printers, externe applicaties, Web-URL's, Domino- en
Domino.doc-opslagplaatsen, Microsoft SharePoint Portal Server-opslagplaatsen en Xerox DocuShareopslagplaatsen. Aanvullende bestemmingen, zoals geavanceerde documentbeheeropslagplaatsen,
kunnen als optionele onderdelen worden toegevoegd.
Gebruiksgemak
SMARTsend is ontworpen voor gebruiksgemak, veelzijdigheid en beveiliging. Wizards helpen gebruikers
bij complexe taken, en beschrijvende instructies, statusberichten en Help-informatie begeleiden alle
SMARTsend-vensters. Gebruikers kunnen e-mailadressen en afgedrukte bevestigingsrapporten
opzetten, en beheerders kunnen opdrachtlogs maken om het gebruik te volgen en boekhoudkundige
controles te verrichten, overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke voorschriften. SMARTsend biedt
waar dat nodig is een betere beveiliging dan de concurrentie. SMARTsend levert namelijk
ondersteuning voor de nieuwste beveiligingsprotocollen en opties voor beveiligde websiteconfiguratie.
Dankzij de open en flexibele architectuur van .NET is de integratie met andere programma's daarnaast
eenvoudig en kunnen eventuele toekomstige verbeteringen op het gebied van mogelijkheden en
toepassingen die Xerox aanbiedt gemakkelijk worden geïntegreerd.
14
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Welkom bij SMARTsend
Documentatie van SMARTsend
Er zijn allerlei soorten SMARTsend-documenten beschikbaar, waaronder afdrukbare handleidingen in
Adobe PDF-bestandsindeling. De onderdelen van de documentatie zijn te vinden via de koppelingen op
de homepages van SMARTsend en via de koppelingen van het AutoRun-programma op cd.
SMARTsend-beheerders kunnen ook het Readme-bestand en de Handleiding voor installatie en beheer
via het menu Menu op de SMARTsend-computer openen.
Om de handleidingen te kunnen bekijken en afdrukken heeft u het programma Adobe Acrobat Reader
nodig. Dit programma kan worden gedownload van de website van Adobe: www.adobe.com.
Handleiding voor installatie en beheer van SMARTsend
De Handleiding voor installatie en beheer van SMARTsend bevat stapsgewijze instructies voor de
installatie en configuratie van de SMARTsend-computer, clients en ondersteunde scanapparaten.
Voor informatie over het installeren van de SMARTsend apparaatextensie-software kunt u de
Handleiding voor installatie en beheer van apparaatextensies downloaden via de pagina SMARTsend
Drivers and Downloads op www.xerox.com.
Handleiding voor de gebruiker van SMARTsend
In de Handleiding voor de gebruiker van SMARTsend maken gebruikers kennis met SMARTsend.
De handleiding bevat overzichten van alle belangrijke pagina's en toepassingen in SMARTsend, plus
stapsgewijze instructies voor de essentiële taken die gebruikers uitvoeren met SMARTsend.
Help
SMARTsend bevat een uitgebreide online Help met informatie omtrent het gebruik van de applicatie
na de installatie en de eerste configuratie. Help-koppelingen zijn opgenomen in de rechterbovenhoek
van iedere pagina van SMARTsend.
Instructiekaarten
De documentatie voor SMARTsend omvat de volgende instructiekaarten:
•Instructiekaart voor de beheerder—Bevat informatie over vereisten, elementaire
installatieprocedures en site-configuratie voor SMARTsend-beheerders.
•Instructiekaart voor de gebruiker—Bevat een beknopt overzicht en informatie waarmee
algemene gebruikers van SMARTsend snel met het programma aan de slag kunnen.
Opmerking: De Instructiekaart voor de beheerder is niet voldoende voor iemand die het
product voor het eerst installeert. Gebruik de Handleiding voor installatie en beheer voor
uitvoerige plannings- en installatie-instructies.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
15
Welkom bij SMARTsend
Readme.txt
Het bestand Readme.txt bevat ondersteunende informatie die nog niet beschikbaar was toen de
andere onderdelen van de documentatie werden uitgebracht. Deze informatie is uitsluitend bedoeld
voor SMARTsend-beheerders die de informatie via de volgende methoden kunnen verkrijgen:
•Nadat SMARTsend is geïnstalleerd:
Op een server met Windows 2000 als besturingssysteem klikt u op Start > Programma's > Xerox >
SMARTsend > Readme.txt bekijken;
- OF Op een Windows XP Professional-computer of -server met Windows Server 2003, klikt u op
•Plaats de SMARTsend-cd in het cd-rom-station. Klik op de koppeling naar het Readme-bestand
vanuit het installatieprogramma op de cd.
•Klik tijdens de installatie op de toets Readme-bestand bekijken.
16
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Welkom bij SMARTsend
Klantondersteuning
U kunt contact opnemen met Xerox voor telefonische of internetondersteuning.
Telefonische ondersteuning
Neem voor meer hulp telefonisch contact op een medewerker van het Xerox Welcome Centre. Zorg dat
u het serienummer van SMARTsend bij de hand hebt voordat u belt. U vindt het serienummer door op
de koppeling Info, die zich rechtsboven op iedere pagina van SMARTsend bevindt te klikken. Voor
toekomstig gebruik noteert u het serienummer in de daarvoor bestemde ruimte hieronder. Het
serienummer is nodig voor het aanvragen van technische ondersteuning door Xerox.
Serienummer van SMARTsend van Xerox:
Opmerking: Met SMARTsend kan een beperkt aantal apparaten worden beheerd. Klik om
het aantal ondersteunde apparaten te achterhalen op de koppeling Info op elke pagina van
SMARTsend en zoek het serienummer van het product. De laatste cijfers die aan het
serienummer zijn toegevoegd geven het aantal ondersteunde apparaten aan. Standaard
bieden de SMARTsend Standard- en Professional-edities ondersteuning voor configuratie
van maximaal vijf apparaten.
Het telefoonnummer van het Xerox Welcome Centre vindt u hieronder. Indien het telefoonnummer
voor uw land niet wordt vermeld, neemt u contact op met uw plaatselijke Xerox-vertegenwoordiger om
het nummer op te vragen. Noteer indien nodig het telefoonnummer in de daarvoor bestemde ruimte
hieronder.
Telefoonnummer van het Xerox Welcome Centre:
VERENIGDE STATEN800-821-2797
Internetondersteuning
Op de Xerox-website www.xerox.com vindt u aanvullende tips en technische informatie voor
ondersteuning en drivers. Zoek uw product en klik op de koppelingen voor de bijbehorende
productondersteuning. De documenten in dit gedeelte bevatten informatie over specifieke zaken
waarvoor speciale procedures nodig zijn of waarvoor extra aandacht is vereist op het gebied van de
bediening en de configuratie van uw Xerox-product.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
17
Welkom bij SMARTsend
18
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op
2
installatie
In dit hoofdstuk worden de zaken op het gebied van hardware, software, netwerk en beveiliging
beschreven die geregeld moeten zijn voordat SMARTsend op een computer wordt geïnstalleerd. Deze
taken en overwegingen zijn wezenlijke onderdelen van een geslaagde installatie.
Lees dit hoofdstuk grondig en voer alle vereiste configuratietaken uit voordat
Hoofdstuk 3, SMARTsend installeren.
Tip: Druk de Instructiekaart voor de beheerder af, zodat u deze als controlelijst voor de
configuratie kunt gebruiken. De Instructiekaart voor de beheerder is beschikbaar via de
SMARTsend-cd met daarop het AutoRun-programma.
Dit hoofdstuk omvat:
•Overwegingen bij de planning op pagina 20
•Configuratievereisten voor SMARTsend op pagina 23
•Client- en browserconfiguratie op pagina 41
•Configuratie van het scanapparaat op pagina 45
•Installatiegegevens voorbereiden op pagina 51
•Volgende stappen op pagina 53
Opmerking: Als u van een proefversie of een eerdere versie van SMARTsend bijwerkt, volgt u
gewoon de upgradeprocedures in Hoofdstuk 3, SMARTsend installeren om uw software bij
te werken. Het installatieprogramma van SMARTsend werkt een huidige proefversie
automatisch bij tot de huidige versie onder licentie. Alle werkstromen die met de proefversie
of een eerdere versie zijn gegenereerd, blijven toegankelijk nadat de upgrade is uitgevoerd.
Als u een proefversie van SMARTsend heeft die is verlopen, kunt u naar de handelsversie
bijwerken en alle werkstromen behouden. De handelsversie kan via uw Xeroxverkoopvertegenwoordiger worden besteld en als upgrade voor uw proefversie worden
geïnstalleerd. Zie Mogelijkheid tot bijwerken op pagina 58 voor aanvullende informatie.
u verder gaat met
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
19
Voorbereiding op installatie
Overwegingen bij de planning
Dit gedeelte bevat informatie waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u de SMARTsend-applicatie
gaat installeren en gebruiken. Gun uzelf de tijd om deze punten goed door te nemen.
Beveiliging
Er kan een beveiligingscertificaat op de SMARTsend-computer worden geïnstalleerd als het beveiligd
invoeren van toegangscodes in de SMARTsend-besturingsomgeving is vereist. Beveiligingscertificaten
worden gebruikt om vertrouwelijke informatie te coderen. Beveiligingscertificaten kunnen worden
verkregen binnen het netwerk door gebruik te maken van software die bij het
netwerkbesturingssysteem wordt geleverd of door gebruik te maken van een product met open
broncode. Ook kunnen ze tegen vergoeding extern worden verkregen via een derde partij. Welke optie
u kiest, als u dat al doet, is afhankelijk van factoren zoals:
•Beveiligingsprocedures en eisen aangaande het gebruik van het netwerk en andere fysieke
bronnen in uw organisatie moeten worden bekeken en (opnieuw) worden ingesteld voordat
SMARTsend wordt geïnstalleerd. Denk na over de vraag hoe uw beveiligingsprocedures van
toepassing moeten zijn op SMARTsend en configureer uw computer, clients en scanapparaten
dienovereenkomstig. Raadpleeg Hoofdstuk 9, Beveiliging van SMARTsend voor meer informatie
over beveiliging.
•De nieuwste multifunctionele Xerox-apparaten, zoals WorkCentre 7655/7665/7675 of nieuwere
apparaten, bieden aanvullende beveiligingsmogelijkheden, waaronder verificatie en veiligere
communicatieprotocollen zoals SNMP v3 en HTTPs. Deze uitgebreide capaciteiten kunnen de endto-end beveiliging verder verbeteren wanneer apparaten voor het gebruik met SMARTsend zijn
geconfigureerd.
•SMARTsend maakt het gebruik van beveiligingscertificaten optioneel, zodat de software ook kan
worden geïnstalleerd op systemen waarop andere beveiligingsmaatregelen zijn getroffen of
waarop beveiliging geen rol speelt. Wanneer er een beveiligingscertificaat op de SMARTsendcomputer is geïnstalleerd, kunnen de gebruikers beveiligd toegangscodes invoeren wanneer ze
SMARTsend openen. Als daarnaast de optie Beveiligd kanaal vereist (SSL) en het
beveiligingscertificaat goed op de SMARTsend-computer zijn geconfigureerd, is de
gegevensoverdracht tussen SMARTsend-gebruikers en -apparaten gecodeerd. Zie Zo kunt u de
SMARTsend-computer configureren om HTTPS/SSL te vereisen: op pagina 212 voor aanvullende
informatie.
•Als het gebruik van SMARTsend wordt beperkt tot het lokale netwerk of intranet, dan is de meest
rendabele benadering om de optie #SelfSSL te gebruiken of een certificeringsinstantie in uw eigen
organisatie in te stellen. Er kan met behulp van Microsoft Certificate Services een lokale
certificeringsinstantie worden geïmplementeerd. De Microsoft Certificate Services zijn op elke cd
van het Microsoft-besturingssysteem te vinden. De optie #SelfSSL is in de resourcekit van de
Microsoft IIS (Internet Information Services) beschikbaar. Ga naar
http://www.microsoft.com/downloads voor aanvullende informatie.
20
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
•Als SMARTsend via het internet beschikbaar is, verdient het gebruik van certificeringsdiensten van
een derde partij de voorkeur. Zie Een beveiligingscertificaat verkrijgen en installeren op pagina 35
voor meer informatie.
Opmerking: Het kan dagen duren voordat u een beveiligingscertificaat van een derde partij
heeft ontvangen. Als het beveiligd invoeren van toegangscodes in SMARTsend wordt
vereist, moet u deze activiteit meenemen in uw planning en deze starten voordat u
SMARTsend installeert. Anders moet u de computer en SMARTsend later opnieuw
configureren.
Migratie scanapparaat en applicatie
Sla dit gedeelte over als er momenteel geen netwerkscanapplicaties in uw organisatie worden
gebruikt.
Als er andere scanapplicaties of -diensten bij u worden gebruikt, moet u voor uzelf vaststellen wat de
gevolgen kunnen zijn voor uw huidige scanbronnen als u SMARTsend installeert. Overweeg de volgende
factoren wanneer u uw migratiestrategie bepaalt:
•SMARTsend kan niet op dezelfde computer als Xerox FlowPort worden geïnstalleerd.
•De SMARTsend-computer mag geen domeincontroller zijn.
•SMARTsend kan sjablonen importeren die met CentreWare Netwerkscanservices zijn gemaakt.
Zie Sjabloon importeren op pagina 195 voor aanvullende informatie.
•Multifunctionele Xerox-apparaten kunnen niet voor gelijktijdig gebruik met zowel SMARTsend en
CentreWare Netwerkscanservices worden geconfigureerd, omdat elke applicatie de
standaardopslagplaats moet gebruiken. Elke applicatie moet daarom een andere set apparaten
beheren.
•Tijdens de configuratie van het apparaat overschrijft SMARTsend de scaninstellingen van de
standaard opslagplaats en de sjablonengroep van een multifunctioneel apparaat van Xerox. Als
uw huidige applicaties de standaardopslagplaats gebruiken, configureer dan de applicaties en het
apparaat opnieuw met een alternatieve opslagplaats voor deze applicaties voordat u het
apparaat configureert voor het gebruik van SMARTsend.
Als u een multifunctioneel Xerox-apparaat bijvoorbeeld met zowel FlowPort als SMARTsend wilt
gebruiken, moet u het apparaat opnieuw configureren, zodat er een alternatieve opslagplaats
voor FlowPort wordt gebruikt, voordat u het apparaat met SMARTsend configureert. Op dezelfde
manier moeten sjablonen die zijn gemaakt met CentreWare Internetservices worden aangepast
als ze momenteel de standaardopslagplaats gebruiken.
Tip: Indien u multifunctionele apparaten van Xerox die bedoeld zijn voor SMARTsend al heeft
geconfigureerd voor gebruik in andere scanapplicaties, moet u een configuratie-overzicht
afdrukken en opslaan voor die apparaten voordat u deze configureert voor gebruik met
SMARTsend. Op het configuratie-overzicht kunt u de huidige netwerkscaninstellingen aflezen, en
dat kan van pas komen als u later de oude instellingen van het apparaat wilt herstellen.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
21
Voorbereiding op installatie
•Als FlowPort en SMARTsend in dezelfde kantooromgeving op verschillende computers zijn
geconfigureerd, moet bij het gebruik van FlowPort of SMARTsend zorgvuldig de juiste sjabloon op
het apparaat worden gekozen. Onder deze omstandigheden moet aan de FlowPort-computer een
alternatieve opslagplaats worden toegewezen bij de configuratie van het multifunctionele Xeroxapparaat. Gebruikers moeten ook controleren of ze bij het scannen een SMARTsend-sjabloon
hebben geselecteerd op het apparaat. Gebruikers van PaperWare (Professional-editie) moeten de
SMARTsend PaperWare-sjabloon selecteren.
•SMARTsend kan vanaf release 2.0 PaperWare-formulieren (Professional-editie) verwerken die op
andere SMARTsend- of Xerox FlowPort-computers zijn gemaakt. De optie verbetert de
bruikbaarheid en vergroot de mogelijkheden van SMARTsend binnen de onderneming door het
aantal apparaten dat kan worden gebruikt om scanopdrachten via één PaperWare-voorblad te
starten effectief te vergroten. Zie PaperWare-instellingen voor doorsturen formulieren
configureren op pagina 115 voor aanvullende informatie.
Netwerkconfiguratie en logistiek
SMARTsend is een website die zo is opgezet dat gebruikers gelijktijdig bediend kunnen worden.
De volgende factoren kunnen van invloed zijn op het vermogen om gebruikers van SMARTsend in uw
organisatie te bedienen:
•Fysieke omgeving en de netwerkbandbreedte, waaronder factoren zoals het aantal ondersteunde
scanapparaten en de nabijheid van deze apparaten, het verwachte netwerkverkeer, de
beschikbaarheid van kennisgevingen via e-mail en de werkstroomverwerking. Analyseer deze
factoren om de beste locatie voor de SMARTsend-computer vast te stellen.
•Het gebruik van bepaalde toepassingen van SMARTsend kan worden beperkt door de
netwerkconfiguratie, beveiligingsprocedures en de mogelijkheden en onmogelijkheden van het
scanapparaat. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
•Als SMB op een router wordt geblokkeerd of niet beschikbaar is op een bepaald apparaat,
kunt u alleen FTP gebruiken als SMARTsend-opslagprotocol.
•Als de scanapparaten zich in een ander subnetwerk bevinden, moet DNS goed
geconfigureerd en operationeel zijn. Zie DNS-configuratie van de SMARTsend-computer
verifiëren op pagina 27 voor meer informatie.
•Als SNMP-rondzending niet is ingeschakeld tussen routers, kunt u de toepassing voor het
automatisch zoeken en herkennen van apparaten van SMARTsend niet gebruiken.
•Als de werkstroomverificatietoepassingen van SMARTsend (Privé-werkstromen, Scannen naar
Mijn e-mail) worden gebruikt, moeten de geconfigureerde scanapparaten zich in hetzelfde
domein (of vertrouwde domein) als de SMARTsend-computer bevinden. De multifunctionele
apparaten van Xerox moeten ook verificatie ondersteunen, en verificatie moet op ieder
apparaat zijn geconfigureerd en ingeschakeld.
In de handleiding vindt u aanvullende informatie voor het configureren van netwerk en apparaten. Als
u na de installatie op problemen stuit, raadpleegt u Hoofdstuk 7, Problemen oplossen voor aanvullende
informatie.
22
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Configuratievereisten voor SMARTsend
De computerconfiguratie vormt de basis voor een geslaagde installatie van SMARTsend. Volg voordat u
SMARTsend installeert de richtlijnen en voldoe aan alle eisen in dit hoofdstuk, zodat de computer goed
is geconfigureerd om SMARTsend te ondersteunen. In de gedeelten na deze controlelijst vindt u een
uitgebreide toelichting en uitvoerige configuratiegegevens.
Installeer SMARTsend voor de beste prestaties op een speciaal daarvoor gereserveerde computer
met een processor van minimaal 1,0 GHz, ten minste 750 MB vrije schijfruimte, 512 MB RAM (1
GB of meer wordt aangeraden voor alle besturingssystemen en is een vereiste voor Windows
Vista), en een enkele netwerkadapter (meervoudige adapters worden niet ondersteund). De
computer mag geen domeincontroller zijn.
SMARTsend (Standard- of Professional-editie) kan op de volgende platforms worden geïnstalleerd:
Windows 2000 Server of Advanced Server (SP4 of nieuwer), Windows Server 2003 waarop alle
essentiële software-updates voor het besturingssysteem zijn geïnstalleerd, Windows Vista of een
Windows XP Professional-computer (SP2 of nieuwer).
Opmerking: Het is voor grote installaties, meerdere gebruikers en het beheren van vele
apparaten aangeraden om Windows 2000 of 2003 te installeren.
SMARTsend kan op elk van de ondersteunde besturingssystemen ook samen met VMware (GSX
Server-versie 3.2.0, Workstation 4.5) of Microsoft Virtual PC 2004/Virtual Server 2005 worden
geïnstalleerd.
Opmerking: De prestaties van SMARTsend kunnen achteruit gaan wanneer deze op een
gedeelde bestands-/afdrukserver wordt uitgevoerd, of wanneer VMware of Microsoft
Virtual PC/Virtual Server worden gebruikt. De achteruitgang van de prestaties is
waarschijnlijk nadeliger wanneer de toepassingen van de Professionele OCR van
SMARTsend worden gebruikt.
TCP/IP moet zijn ingeschakeld en moet werken.
Controleer of de poorten voor elk vereist ondersteund protocol niet worden geblokkeerd via filters
bij een switch, router of firewall. Zie TCP/IP-poortconfiguratie op pagina 47.
Als DNS wordt gebruikt, moet voor juiste configuratie hiervan worden gezorgd. Als de opties voor
het doorsturen van PaperWare-formulieren worden gebruikt (Professional-editie), moet DNS ook
op alle SMARTsend- en FlowPort-computers worden geconfigureerd die doorgestuurde
formulieren zullen ontvangen. Zie DNS-configuratie van de SMARTsend-computer verifiëren op
pagina 27 en PaperWare-instellingen voor doorsturen formulieren configureren op pagina 115.
Bestands- en printerdeling moet op een netwerkadapter worden ingeschakeld en poort 139 moet
beschikbaar zijn. Zie Bestands- en printerdeling inschakelen op pagina 28.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
23
Voorbereiding op installatie
Internet Information Services (IIS) 5.0, of nieuwer, moet zijn geïnstalleerd en geconfigureerd met
de Common Files, Internet Information Services Manager, en World Wide Web Service. Voor
Windows Vista moet IIS 6.0-compatibiliteit zijn geïnstalleerd. Indien FTP wordt gebruikt voor
archivering, moet bovendien de component FTP-server zijn ingeschakeld. Zie IIS/FTP installeren
en configureren op pagina 29. Houd er rekening mee dat IIS onderdeel uitmaakt van het
Windows-besturingssysteem, en dat de onderdelen ervan via de Windows-opties voor Software
kunnen worden geïnstalleerd.
Opmerking: Het SMARTsend-installatieprogramma installeert .NET Framework als deze
software op de computer ontbreekt. IIS moet echter worden geïnstalleerd voordat.NET Framework op een Windows 2000 Server/Advanced Server, een Windows XP
Professional-computer of een Windows Vista-computer wordt geïnstalleerd. Als .NET
Framework en IIS momenteel op de computer zijn geïnstalleerd en u niet zeker weet of
IIS als eerste is geïnstalleerd, moet u deze onderdelen in de juiste volgorde verwijderen
(IIS, .NET Framework, SMARTsend) en dan opnieuw in de juiste volgorde installeren (IIS
en dan SMARTsend, waarmee tevens .NET Framework 2.0 wordt geïnstalleerd).
Controleer of de standaardwebsite en de FTP-server werken onder IIS voordat u SMARTsend gaat
gebruiken.
Controleer of de Windows-verificatiemethoden goed in IIS zijn geconfigureerd voordat u
SMARTsend installeert. Geïntegreerde Windows-verificatie is altijd vereist, en Basisverificatie
is ook nodig wanneer er niet-Microsoft-browsers met SMARTsend worden gebruikt. Zie
Configuratie van Windows-verificatiemethoden op pagina 30.
ASP.NET moet zijn ingeschakeld (uitsluitend Windows Server 2003). Zie ASP.NET inschakelen
op pagina 31.
Als SMARTsend op een Windows XP Professional-computer wordt geïnstalleerd, moet eenvoudige
bestandsdeling worden uitgeschakeld. Bezoek de Microsoft-website, www.microsoft.com, voor
configuratie-instructies voor eenvoudige bestandsdeling.
Als SMARTsend op een Windows Vista-computer wordt geïnstalleerd, configureer uw pc dan als
volgt:
Open het configuratiescherm en het pictogram Gebruikersaccounts, selecteer de koppeling
Gebruikersaccountbeheer in- of uitschakelen en schakel het selectievakje Gebruik
gebruikersaccountbeheer (UAC) uit om het Gebruikersaccountbeheer uit te schakelen. Klik op OK.
Schakel SNMP in door het pictogram Programma's en onderdelen te openen in het
Configuratiescherm, de koppeling Windows-onderdelen in- of uitschakelen te selecteren en
het selectievakje Onderdeel SNMP in te schakelen. Het selectievakje WNI SNMP Provider
hoeft niet te worden ingeschakeld.
Open het Configuratiescherm en het pictogram Programma's en onderdelen om Internet
Information Services (IIS) in te schakelen.
Vouw de directory van Internet Information Services uit en breid vervolgens de FTP Publishing
Service uit.
Schakel de optie FTP onder IIS in. De FTP Management Console hoeft niet te worden
geselecteerd. Selecteer de optie Hulpprogramma's voor webbeheer.
24
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Vouw de Hulpprogramma's voor webbeheer uit en controleer dat alle selectievakjes zijn
ingeschakeld.
Vouw WWW Services and Application Development Features uit.
Selecteer .NET Extensibility, ASP.NET, ASP, ISAPI Extensions en ISAPI Filters.
Schakel het selectievakje Algemene HTTP-onderdelen in.
Breid de Algemene HTTP-onderdelen uit en controleer dat alle selectievakjes zijn ingeschakeld.
Vouw Beveiliging uit en schakel de selectievakjes Basisverificatie, Filtering en Windows-
verificatie in.
Open het Configuratiescherm en het pictogram Windows Firewall om de firewall toestemming
te geven voor een bepaald programma.
Selecteer Een programma via Windows Firewall toestaan en schakel op het tabblad
Uitzonderingen de selectievakjes Bestands- en printerdeling, Beveiligde World Wide Web Services (HTTPS) en World Wide Web Services (HTTP) in. Indien er nog andere
programma's zijn geselecteerd, laat de bijbehorende selectievakjes dan ingeschakeld.
De beheerder-, gebruiker- en apparaataccounts van SMARTsend moeten zijn geconfigureerd.
Zie Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken op pagina 32.
Indien beveiligde invoer van toegangscodes vereist is, moet een beveiligingscertificaat
geïnstalleerd zijn (optioneel). Zie Een beveiligingscertificaat verkrijgen en installeren op
pagina 35.
Er is aanvullende configuratie vereist om de SMARTsend-computer als een beveiligde website te
beheren. Zie Beveiligde configuratie van websites op pagina 212.
Er is aanvullende configuratie op de SMARTsend-computer vereist wanneer Domino.doc,
SharePoint Portal Server 2001, SharePoint Portal Server 2003/2007, Novell NetWare, externe
printers, DocuShare en andere optionele bestemmingen worden gebruikt. Zie Aanvullende
vereisten voor bestemmingen op pagina 38.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
25
Voorbereiding op installatie
Configuratievereisten voor SMARTsend-computer
De volgende tabel geeft een overzicht van de belangrijkste configuratievereisten en -opties waaraan
moet worden voldaan om SMARTsend te kunnen installeren. Gebruik voor Windows Vista-systemen de
kolom Windows Server 2003 (let op dat hiervoor minimaal 1GB RAM vereist is en dat IIS 6.0compatibiliteit geïnstalleerd moet zijn).
SMARTsend-computer
Configuratievereisten
Minimale hardware:
1,0 GHz CPU, 750 MB vrije
ruimte op de vaste schijf, 512
MB RAM, één netwerkadapter.
Kan de SMARTsend-computer als
een domeincontroller worden
gebruikt?
Er kan SMARTsend-software met
VMware (GSX Server-versie 3.2.0,
Workstation 4.5) of MS Virtual
PC 2004/Virtual Server 2005
worden geïnstalleerd
TCP/IP-ondersteuning
inschakelen
Controleer of er poorten voor elk
vereist protocol (FTP, SMB, HTTP,
HTTPS) beschikbaar zijn
Installeer Internet Information
Services (IIS) 5.0+ met
gemeenschappelijke bestanden,
Beheer van IIS en World Wide
Web Service.
Windows 2000
Server/Advanced
Server
Windows Server
2003
Windows XP
Professional
Controleer of .NET 2.0
Framework is geïnstalleerd
nadat
IIS is geïnstalleerd.
FTP-server inschakelenOptioneelOptioneelOptioneel
Geïntegreerde Windowsverificatie inschakelen
ASP.NET inschakelen
Bestands- en printerdeling
inschakelen
De eenvoudige bestandsdeling
uitschakelen
Tabel 2-1: Overzicht van configuratievereisten voor SMARTsend-computer
Tabel 2-1: Overzicht van configuratievereisten voor SMARTsend-computer
Windows 2000
Server/Advanced
Server
OptioneelOptioneelOptioneel
Windows Server
2003
Windows XP
Professional
DNS-configuratie van de SMARTsend-computer verifiëren
SMARTsend vereist een geldige DNS-configuratie voor het vinden van scanapparaten of andere
computers wanneer twee of meer subnetwerken worden gebruikt. Als de opties voor het doorsturen
van PaperWare-formulieren worden gebruikt (Professional-editie), moet DNS ook op alle SMARTsenden FlowPort-computers worden geconfigureerd die doorgestuurde formulieren zullen ontvangen. Zie
PaperWare-instellingen voor doorsturen formulieren configureren op pagina 115 voor verdere
informatie.
Opmerking: Het gebruik van DNS is optioneel als SMARTsend en de scanapparaten zich in
een enkel subnetwerk bevinden. In dit geval kunt u WINS of het IP-adres van het apparaat
gebruiken in plaats van DNS, en de volgende DNS-verificatieprocedures kunnen worden
genegeerd: Wanneer DNS echter wordt gebruikt, moeten eventuele DNSconfiguratieproblemen worden opgelost voordat SMARTsend wordt geïnstalleerd en
geconfigureerd.
Zo verifieert u de lokale DNS-configuratie:
1.Gebruik ipconfig om te controleren of de IP-adressen van de DNS-servers juist zijn en in de juiste
volgorde worden vermeld.
a.Open het opdrachtpromptvenster
b.Typ ipconfig/all
c.Controleer of de DNS-servers goed worden vermeld
2.Gebruik nslookup om de netwerkverbinding van de SMARTsend-computer en het multifunctionele
Xerox-apparaat en de naamresolutie te verifiëren.
a.Open het opdrachtpromptvenster
b.Typ nslookup
c.Voer het IP-adres van de SMARTsend-computer in. De hostnaam moet als antwoord
terugkomen.
d.Voer vervolgens de volledige hostnaam voor de SMARTsend-computer in. Het zojuist in de
vorige stap verkregen IP-adres moet als antwoord terugkomen.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
27
Voorbereiding op installatie
e.Herhaal stap a-d met behulp van het IP-adres en de volledige hostnaam van de apparaten
die u van plan bent te configureren voor gebruik met SMARTsend.
Opmerking: Als de zoekactie 'nslookup' mislukt, is er een probleem met de
netwerkconnectiviteit dat moet worden opgelost voordat SMARTsend wordt
geïnstalleerd. Als de zoekactie voor het IP-adres lukt maar die voor de DNS-naam
mislukt, moet u de configuratie van de DNS-naamresolutie controleren. Op dezelfde
manier moet u de configuratie van de DNS-naamresolutie controleren als de zoekactie
voor de hostnaam niet precies hetzelfde resultaat oplevert als die voor het IP-adres.
Breng waar nodig wijzigingen in de DNS-naamresolutie aan en voer een nieuwe test uit
met nslookup om de DNS-configuratie te verifiëren.
Bestands- en printerdeling inschakelen
De SMARTsend-computer moet worden geconfigureerd om bestands- en printerdeling voor Microsoftnetwerken in te schakelen en poort 139 moet beschikbaar zijn. Configureer met behulp van de
volgende procedure bestands- en printerdeling op de SMARTsend-computer:
Opmerking: De volgende voorbeeldprocedure is op een server met Windows 2000
gebaseerd.
Zo configureert u bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken:
1.Klik op de SMARTsend-computer Start > Instellingen > Configuratiescherm aan.
2.Selecteer de optie Netwerkverbindingen.
3.Klik met de rechtermuisknop op de betreffende netwerkadapter en selecteer Eigenschappen.
4.Selecteer de optie voor Bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken. Deze optie is
standaard ingeschakeld.
5.Klik op OK om eventuele wijzigingen op te slaan.
Zo configureert u bestands- en printerdeling voor Microsoft Vista:
1.Klik op de SMARTsend-computer op Start > Instellingen > Configuratiescherm.
2.Selecteer het pictogram Netwerkcentrum.
3.Zoek Bestandsdeling op. Klik op de toets Uit en selecteer de optie AAN om het delen van
bestanden in te schakelen.
4.Zoek Printerdeling op. Klik op de toets Uit en selecteer de optie AAN om het delen van printers in
te schakelen.
28
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
IIS/FTP installeren en configureren
SMARTsend hangt in allerlei opzichten af van de installatie en configuratie van Microsoft Internet
Information Services (IIS). Het is van belang rekening te houden met deze aspecten en eventueel
wijzigingen aan te brengen voor een goede site-configuratie en betrouwbare service voor SMARTsendgebruikers. Houd er rekening mee dat IIS onderdeel uitmaakt van het Windows-besturingssysteem, en
dat de onderdelen ervan via de Windows-opties voor Software kunnen worden geïnstalleerd. Bezoek de
website van Microsoft, www.microsoft.com, voor aanvullende instructies aangaande de installatie en
configuratie van IIS.
Opmerking: IIS moet worden geïnstalleerd voordat
.NET Framework op een Windows XP
Professional-computer, Windows Vista-computer, of een Windows 2000 Server/Advanced
Server wordt geïnstalleerd. Het SMARTsend-installatieprogramma installeert het .NET
Framework als het niet op de computer aanwezig is, maar het kan niet de volgorde
detecteren waarin deze applicaties zijn geïnstalleerd. Als .NET Framework en IIS momenteel
op de computer zijn geïnstalleerd en u niet zeker weet of IIS als eerste is geïnstalleerd, moet
u deze onderdelen in de juiste volgorde verwijderen (IIS, .NET Framework, SMARTsend) en
dan opnieuw in de juiste volgorde installeren (IIS en dan SMARTsend, waarmee tevens .NET
Framework 2.0 wordt geïnstalleerd).
Algemene installatievereisten voor IIS
Voor Windows Vista moet IIS 7.0 zijn geïnstalleerd met IIS 6.0-compatibiliteit ingeschakeld. Voor alle
andere systemen moet IIS 5.0 (Internet Information Services) of nieuwer zijn geïnstalleerd en
geconfigureerd, waarbij de volgende onderdelen of opties ingeschakeld en actief zijn:
Gemeenschappelijke bestanden–Hiermee installeert u de vereiste IIS-programmabestanden.
Beheer van Internet Information Services–Hiermee installeert u de beheerdersinterface van IIS
in Microsoft Management Console.
World Wide Web-service–Gebruikt het HTTP-protocol om verzoeken van webclients op een
TCP/IP-netwerk te beantwoorden.
FTP-server (optioneel)–Wordt gebruikt voor de ondersteuning van FTP-gegevensoverdracht
tussen de SMARTsend-computer en geconfigureerde scanapparaten, wanneer het FTPopslagprotocol is geselecteerd. Deze component is geen onderdeel van de standaard IISinstallatie, maar dient te worden geselecteerd tijdens de eerste installatieprocedure of achteraf
aan de installatie te worden toegevoegd.
Opmerking: FTP-ondersteuning is vereist als de apparaten die met SMARTsend moeten
worden gebruikt SMB, HTTP of HTTPS niet ondersteunen of in andere gevallen waar het
gebruik van deze aanvullende protocollen voor uw netwerk is beperkt. Lees als FTP is
geïnstalleerd nadat
SMARTsend is geïnstalleerd bovendien het onderwerp SMARTsend
herkent de service IIS FTP niet op pagina 177 voor aanvullende configuratie-instructies.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
29
Voorbereiding op installatie
Configuratie van IIS 7.0 voor gebruikers van Windows Vista
Configureer de Internet Information Services op een Windows Vista-computer door IIS 6.0compatibiliteit in te schakelen en de volgende handelingen uit te voeren:
1.Open de Internet Information Services Manager (Start > Configuratiescherm > Programma's en onderdelen).
2.Selecteer Windows-onderdeel in- of uitschakelen. Het venster Windows-onderdelen wordt
weergegeven.
3.Vouw Internet Information Services uit en breid Hulpprogramma's voor webbeheer uit.
4.Schakel alle selectievakjes onder het Hulpprogramma voor webbeheer in.
5.Klik op OK.
Configuratie van de FTP-servicemap
Apparaten die FTP als overdrachtprotocol ondersteunen, interpreteren informatie over het FTPbestandspad volgens UNIX-conventies. De stijl voor de weergave van mappen van de FTP-server van
Internet Information Services moet volgens de UNIX-conventies worden geconfigureerd. (N.B.: De
volgende voorbeeldprocedure is op een Windows 2000 Server gebaseerd.)
Zo verandert u de stijl van de basismap van de FTP-server in UNIX en controleert u de
lees- en schrijfrechten:
1.Open Beheer van Internet Information Services (Start > Programma's > Systeembeheer >
Beheer van Internet Information Services) en klap IIS uit in de structuurweergave.
2.Klik met de rechtermuisknop op Standaard FTP-site en selecteer Eigenschappen.
3.Selecteer het tabblad Basismap en selecteer UNIX als Stijl voor weergave van mappen.
4.Controleer dat Lezen en Schrijven beide zijn ingeschakeld.
5.Klik op OK in alle schermen.
Configuratie van Windows-verificatiemethoden
SMARTsend vereist een goede configuratie van de verificatie-opties voor ISS (Internet Information
Services). Deze opties moeten worden geconfigureerd en gecontroleerd voordat
applicatie wordt geïnstalleerd.
Zo kunt u Windows-verificatie op de SMARTsend-computer configureren:
1.Als SMARTsend op een Windows 2000 Server/Advanced Server is geïnstalleerd:
Klik op Start > Instellingen > Configuratiescherm > Systeembeheer > Internet-servicebeheer.
- OF Als SMARTsend op een computer met Windows Server 2003 of Windows XP Professional als
besturingssysteem is geïnstalleerd:
de SMARTsend-
Klik op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer > Internet Information Services.
2.Klap IIS in de boomstructuur uit.
3.Klik met de rechtermuisknop op Standaardwebsite en selecteer Eigenschappen.
30
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
4.Selecteer het tabblad Mapbeveiliging.
5.Klik op Bewerken in het onderdeel Anonieme toegang en verificatiemethoden.
6.Selecteer het vakje Geïntegreerde Windows-verificatie.
7.Als niet-Microsoft-browsers met SMARTsend worden gebruikt, dient u tevens het selectievakje
Basisverificatie in te schakelen.
8.Klik op OK in alle schermen.
Zo kunt u Windows-verificatie op de SMARTsend-computer met Windows Vista configureren:
1.Klik op Start > Configuratiescherm > Systeembeheer > Internet Information Services Manager.
2.Selecteer en open het pictogram Verificatie. Het venster Verificatie wordt weergegeven.
3.Selecteer Anonieme verificatie in de lijst. Indien uitgeschakeld selecteert u Inschakelen in Acties.
4.Als een niet-Microsoft-browsers met SMARTsend wordt gebruikt, dient u tevens het selectievakje
Basisverificatie en Inschakelen te selecteren in de lijst Acties.
ASP.NET inschakelen
Alleen van toepassing op installaties met Windows Server 2003.
Wanneer SMARTsend wordt geïnstalleerd onder Windows Server 2003, moet ASP.NET ingeschakeld en
goed geconfigureerd zijn op de server. Bezoek de website van Microsoft, www.microsoft.com, voor
instructies aangaande de installatie en configuratie van ASP.NET.
Opmerking: Er zijn aanvullende ASP.NET-configuratiewijzigingen nodig als de server een
upgrade heeft ondergaan van Windows 2000 Server of Advanced Server naar Windows
Server 2003. In dat geval moet de ASP.NET-account machtiging tot uitvoeren worden
verleend voor alle bestanden onder wwwroot. U kunt deze wijziging aanbrengen op uw
server met Windows 2003 door het dialoogvenster Eigenschappen van wwwroot te openen
en daarna het tabblad Beveiliging te selecteren. Selecteer vervolgens de account voor
Iedereen en schakel het selectievakje Lezen en uitvoeren toestaan in. Klik op To ep as se n
om de wijzigingen op te slaan en daarna op OK om desgewenst de
configuratiedialoogvensters te sluiten. Voer deze handelingen tevens uit in de map
Programmabestanden.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
31
Voorbereiding op installatie
Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken
Beheerders en gebruikers van SMARTsend en de multifunctionele Xerox-apparaten die met SMARTsend
worden gebruikt, moeten worden geverifieerd met behulp van een geldige Windows-account voor
toegang tot de SMARTsend-computer. Het Windows-systeem dat als host voor SMARTsend fungeert
kan een standalone systeem zijn of tot een domein behoren, maar mag echter geen domeincontroller
zijn.
Houd rekening met de volgende factoren bij het opstellen van site-specifieke eisen voor SMARTsendaccounts:
•Alle leden van de groep Beheerders op de SMARTsend-computer hebben SMARTsendbeheerdersrechten, en alle leden van de groep Gebruikers hebben SMARTsend-gebruikersrechten.
De computerbeheerder kan de module Computerbeheer van de Microsoft Management Console
(MMC)-gebruiken om accounts die toegang tot de SMARTsend-computer bieden te maken,
bekijken of te wijzigen. Zie Account maken en beheren op pagina 33 voor instructies.
•Als u de SMARTsend op een standalone computer installeert, of op een netwerk dat geen domein
gebruikt of waar gebruikers zich buiten het domein (of vertrouwde domeinen) bevinden, dan moet
u lokale accounts voor de SMARTsend-beheerders en -gebruikers maken.
Opmerking: Wanneer SMARTsend wordt geïnstalleerd op een computer die geen deel
uitmaakt van een domein, wordt aangeraden een volledige back-up te maken van de
hostcomputer nadat gebruikers zijn gemaakt via MMC. In het geval van een systeemcrash,
zoals uitval van een harde schijf, moet de computer worden hersteld vanaf deze volledige
back-up. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat gebruikersaccounts in SMARTsend
blijven overeenstemmen met die op de standalone-computer.
•Als u de SMARTsend-computer configureert als lid van een domein of vertrouwd domein, wordt de
domeinbeveiligingsgroep (Domeingebruikers) standaard in de gebruikersgroep van de computer
opgenomen. Als u verder geen actie onderneemt, hebben alle domeinleden toegang tot de
SMARTsend-site overeenkomstig hun huidige domeinrechten. De domeinaccount biedt bevoegde
gebruikers toegang tot bronnen in het domein en eventuele vertrouwde domeinen. Lokale
accounts kunnen indien nodig ook handmatig worden toegevoegd.
•Wanneer apparaten in SMARTsend worden geconfigureerd, worden de apparaataccounts van
lokale gebruikers automatisch op de SMARTsend-computer voor elk ondersteunde protocol
gemaakt. Er is in de meeste gevallen geen verdere configuratie voor apparaataccounts vereist. Zie
Apparaataccounts beheren op pagina 85 voor aanvullende informatie.
32
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Account maken en beheren
Hieronder worden de procedures beschreven voor het gebruik van Microsoft Management Console
(MMC) voor het maken en beheren van accounts voor beheerder, gebruikers en apparaten van
SMARTsend.
Opmerking: De voorbeeldprocedures in dit gedeelte zijn op een server met Windows 2000
gebaseerd. Afzonderlijke stappen en namen van stappen kunnen voor Windows Server
2003, Windows Vista of Windows XP Professional enigszins verschillen.
Lokale gebruikers of beheerdersaccounts maken
Zo maakt u lokale gebruikers- of beheerdersaccounts:
2.Klap Lokale gebruikers en groepen uit en selecteer de map Groepen.
3.Klik met de rechtermuisknop op Gebruikers of Beheerders in het rechtervak en selecteer
Eigenschappen. Klik in Windows Vista met de rechtermuisknop op de map Groepen en selecteer
Nieuwe groep.
4.Klik op To ev oeg en en selecteer de gebruiker(s) of groep(en) die u toegang tot SMARTsend wilt
bieden. Realiseer u wel dat iedere gebruiker of groep die u aan de groep Beheerders toevoegt als
Beheerder toegang krijgt tot SMARTsend.
5.Klik naar behoefte op OK om de wijzigingen toe te passen en de dialoogvensters te sluiten.
Opmerking: Voor toegang tot de SMARTsend-site is lidmaatschap van de groep Gebruikers
of Beheerders vereist. Alleen leden van de groep Beheerders kunnen SMARTsend-beheerders
zijn.
2.Klap Lokale gebruikers en groepen uit, en selecteer Groepen.
3.Klik met de rechtermuisknop op Gebruikers in het rechtervak en selecteer Eigenschappen. Klik in
Windows Vista met de rechtermuisknop op de map Gebruikers en selecteer Nieuwe gebruiker.
4.Selecteer in de lijst Leden de groep Domeingebruikers en klik daarna op Verwijderen.
5.Voeg naar behoefte domeingebruikers of domeingroepen toe aan de groep Gebruikers om
toegang te bieden tot de SMARTsend-site.
6.Klik naar behoefte op OK om de wijzigingen toe te passen en de dialoogvensters te sluiten.
Opmerking: Volg dezelfde stappen om Beheerderstoegang in de lokale groep Beheerders te
beperken, zodat niet één lid van de groep Domeinbeheerders als beheerder
toegangsrechten heeft tot de SMARTsend-site.
Apparaataccounts van SMARTsend maken
Dit is een optionele procedure. Zie Apparaataccounts beheren op pagina 85 voor aanvullende
informatie.
Zo maakt u SMARTsend-apparaataccounts:
1.Volg de procedures voor Account maken en beheren op pagina 33 om een Lokale
gebruikersaccount te maken voor de multifunctionele Xerox-apparaten die met SMARTsend
worden gebruikt.
Opmerking: Noteer de naam en de toegangscode van de SMARTsend-apparaataccount
als u de account maakt. U moet deze informatie later invoeren als u de siteconfiguratietaken uitvoert die in Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken op pagina 78
worden behandeld.
2.Klap Lokale gebruikers en groepen uit en selecteer de map Groepen.
3.Klik met de rechtermuisknop op Gebruikers in het rechtervak en selecteer Eigenschappen.
In Windows Vista dubbelklikt u op Gebruikers.
4.Inspecteer de lijst Leden. Als de SMARTsend-apparaataccount in de groep Gebruikers voorkomt,
selecteert u de account en klikt u op Verwijdere n. In Windows Vista klikt u met uw
rechtermuisknop en selecteert u Verwijderen .
34
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
5.Klik op OK.
6.Klik met de rechtermuisknop op Beheerders in het rechtervak en selecteer Eigenschappen.
In Windows Vista dubbelklikt u op Beheerders.
7.Inspecteer de lijst Leden. Als de SMARTsend-apparaataccount in de groep Beheerders voorkomt,
selecteert u de account en klikt u op Verwijdere n. In Windows Vista klikt u met uw
rechtermuisknop en selecteert u Verwijderen . Een apparaataccount moet geen
beheerdersrechten hebben, aangezien dit een beveiligingsrisico vormt.
8.Klik naar behoefte op OK om de wijzigingen toe te passen en de dialoogvensters te sluiten.
Een beveiligingscertificaat verkrijgen en installeren
Sla dit gedeelte over als het beveiligd invoeren van toegangscodes en communicatie niet vereist
is.
U kunt een beveiligingscertificaat verkrijgen door een aanvraag voor een certificaat in te dienen bij een
certificeringsinstantie. Vervolgens installeert u het certificaat dat u van de betreffende instantie
ontvangt. In dit onderdeel wordt ervan uitgegaan dat Microsoft Certificate Services op een computer
in een netwerkdomein is geïnstalleerd; deze server vervult de rol van centrale certificeringsinstantie. Er
wordt beschreven hoe u een certificaataanvraag aanmaakt en hoe u het aanvraagbestand kunt
verzenden naar een server van een certificeringsinstantie. De voorbeelden en procedures in dit
gedeelte kunnen variëren afhankelijk van de configuratie en certificeringsservice. Raadpleeg
HTTPS/SSL-certificaten op pagina 211 voor gedetailleerde informatie over gerelateerde SMARTsend-
beveiligingsproblemen en beveiligde configuratie-opties.
Opmerking: De optie #SelfSSL is in de resourcekit van de Microsoft IIS (Internet
Information Services) beschikbaar. Ga naar http://www.microsoft.com/ voor aanvullende
informatie.
De volgende informatie wordt verlangd als u het certificaat ontvangt:
•De "gebruikersvriendelijke" naam van het nieuwe certificaat. Dit is een korte, gemakkelijk te
herkennen naam, bijvoorbeeld "scancomputer".
•De bit-lengte van de codeersleutel. Een langere sleutel is veiliger, maar een kortere sleutel heeft
minder invloed op de prestaties.
•De "gemeenschappelijke naam" van de site die wordt beveiligd. Dit is ofwel de volledige DNS-
naam ofwel de NetBIOS-naam. Voor sites die op internet verschijnen moet de volledige DNSnaam worden gebruikt.
•Informatie over de locatie. Hierbij kunt u denken aan de naam van het bedrijf, de afdeling, de
plaats, de provincie en het land.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
35
Voorbereiding op installatie
Een certificaataanvraag maken
Een certificaataanvraag aanmaken en verzenden in Windows Vista:
1.Open Configuratiescherm > Systeembeheer > Internet Information Services Manager.
2.Selecteer en open het pictogram Servercertificaten.
3.Kik op Certificaataanvraag maken en voer de benodigde informatie in. Klik op Voltooien.
4.Kik op Certificaataanvraag maken en voer de bestandsnaam en beschrijvende naam in.
5.Klik op OK.
Een certificaataanvraag aanmaken:
Er wordt er voor de volgende instructies van uitgegaan dat u toegang heeft tot de IIS-beheerconsole
op de computer waarop SMARTsend zal worden geïnstalleerd.
1.Klik met de rechtermuisknop op de standaardwebsite van IIS of de website van IIS waarop
SMARTsend is of wordt geïnstalleerd. Selecteer Eigenschappen.
2.Selecteer het tabblad Mapbeveiliging.
3.Klik op Servercertificaat.
4.Het venster van de wizard Webservercertificaat verschijnt. Klik op Volgende.
5.Selecteer Een nieuw certificaat maken. Klik op Volgende.
6.Selecteer Nu de aanvraag maken, maar later verzenden. Klik op Volgende.
7.Voer de gebruikersvriendelijke naam in voor het nieuwe certificaat. Selecteer de bitlengte als een
andere bitlengte wordt verlangd. Klik op Volgende.
8.Voer de naam van de organisatie en de afdeling in. Klik op Volgende.
9.Voer de naam van de site in. Voor een site op het Internet moet de volledige DNS-naam worden
gebruikt. Voor een lokale (intranet)site kan de NetBIOS-naam van de computer worden gebruikt.
Klik op Volgende.
Opmerking: SMARTsend kan niet goed onder SSL functioneren als de hostnaam op het
certificaat niet met de volledige computernaam overeenkomt.
10. Voer het land, de provincie en de plaats in. Klik op Volgende.
11. Voer een bestandsnaam voor de certificaataanvraag. De aanvraag wordt opgeslagen als
tekstbestand (.txt). Klik op Volgende.
Opmerking: Noteer de naam en locatie van het bestand van de certificaataanvraag voor
gebruik later.
12. Het venster Samenvatting van het aanvraagbestand wordt weergegeven. Bekijk de getoonde
informatie. Klik op Ter u g om wijzigingen door te voeren of op Volgende om verder te gaan.
13. Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten. U heeft nu de certificaataanvraag aangemaakt,
maar nog niet verzonden.
36
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Een certificaataanvraag verzenden
Zo verzendt u het bestand van de certificaataanvraag naar de certificeringsinstantie:
1.Open de browser en voer de URL van de certificaatserver in.
2.Selecteer Een certificaat aanvragen.
3.Selecteer Geavanceerde aanvraag.
4.Selecteer Een certificaataanvraag indienen via een met base64-gecodeerd CMC of PKCS nr. 10-bestand of een vernieuwingsaanvraag via een met base64-gecodeerd PKCS nr. 7-bestand.
5.Klik op de koppeling Bladeren om het bestand van de certificaataanvraag te zoeken en te openen.
Klik op Lezen om het bestand te laden. De inhoud van het bestand verschijnt in het veld
Opgeslagen aanvraag. Klik op Verzenden.
Opmerking: De koppeling Bladeren werkt mogelijk niet wanneer de lokale
beveiligingsinstellingen niet toestaan dat de browser de schijf benadert waarop het
bestand van de certificaataanvraag zich bevindt. Als alternatief voor de koppeling
Bladeren kunt u het aanvraagbestand in Kladblok openen en de tekst via kopiëren en
plakken in het veld Opgeslagen aanvraag plaatsen, of de server van de
certificeringsinstantie de status van vertrouwde website geven in Internet Explorer.
6.De pagina Certificaat is verleend wordt weergegeven. Desgewenst kunt u de certificaatcodering
(DER of Base 64) en de downloadopties wijzigen (download het certificaat of de certificaatketen).
7.Nadat de certificaatopties zijn gekozen, klikt u op de koppeling Certificaat downloaden. Het
venster Bestand downloaden wordt weergegeven met de naam van uw certificaatbestand (.cer).
Klik op Opslaan om het bestand op te slaan in een lokale map. Noteer de locatie van dit bestand
voor gebruik later.
Het beveiligingscertificaat installeren
Zo kunt u het beveiligingscertificaat installeren:
1.Keer terug naar de standaardwebsite van ISS of de website van IIS waar SMARTsend wordt
geïnstalleerd en ga daarna naar de pagina Eigenschappen in de IIS-beheerconsole. Selecteer het
tabblad Mapbeveiliging.
2.Klik op Servercertificaat.
3.De wizard Webservercertificaat wordt geopend. Klik op Volgende.
4.De wizard ontwaart de aanvraag in behandeling en biedt opties aan om deze te verwerken of te
verwijderen. Selecteer De aanvraag die in behandeling is verwerken en het certificaat installeren. Klik op Volgende.
5.Geef de locatie en de naam van het .cer-bestand op. Klik op Volgende.
6.Geef de SSL-poort op voor deze website. Klik op Volgende.
7.De wizard presenteert een samenvatting van het certificaat op basis van het .cer-bestand. Klik op
Volgende.
8.Een venster voor voltooiing wordt weergegeven. Klik op Voltooien.
9.Klik op OK om de pagina Eigenschappen website te verlaten.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
37
Voorbereiding op installatie
10. Sluit het venster voor de IIS-beheerconsole.
Het beveiligingscertificaat is geïnstalleerd. U kunt nu toegangscodes beveiligd invoeren voor
SMARTsend.
Opmerking: Zie Beveiligde configuratie van websites op pagina 212 als u de SMARTsend-
computer voor veiligere gegevensoverdracht moet configureren.
Een beveiligingscertificaat vervangen
Het momenteel geïnstalleerde beveiligingscertificaat moet worden verwijderd voordat een
beveiligingscertificaat op de SMARTsend-computer kan worden vervangen. Gebruik de volgende
instructies om een momenteel geïnstalleerd beveiligingscertificaat te verwijderen.
Zo kunt u een beveiligingscertificaat vervangen:
1.Start Microsoft Management Console op de SMARTsend-computer.
2.Selecteer Bestand > Module toevoegen/verwijderen.
3.Selecteer het tabblad Zelfstandig in het dialoogvenster Module toevoegen/verwijderen.
4.Klik op To ev oeg en .
5.Selecteer Certificaten in het dialoogvenster Zelfstandige module toevoegen.
6.Klik op To ev oeg en .
7.Selecteer de account Computer in de module Certificaten.
8.Klik op Volgende>.
9.Selecteer Lokale computer in het dialoogvenster Computer selecteren.
10. Klik op Voltooien.
11. Sluit het dialoogvenster Zelfstandige module toevoegen. U moet nu certificaten kunnen bekijken
en verwijderen.
Aanvullende vereisten voor bestemmingen
Sla dit gedeelte over wanneer de hieronder vermelde bestemmingen niet nodig zijn.
Voor sommige SMARTsend-bestemmingen moet een client of andere software op de SMARTsendcomputer zijn geïnstalleerd, anders werkt de bestemming niet goed. Deze software-eisen zijn van
toepassing op de volgende scanbestemmingen:
•Domino.Doc-bestemmingen vereisen dat de "#Document Manager Desktop Enabler" (versie 3.1 of
nieuwer) op de SMARTsend-computer wordt geïnstalleerd. Open de homepage op uw
Domino.doc-server en kies vervolgens de koppeling Aan de slag. U kunt de koppeling #Document
Manager Desktop Enabler downloaden kiezen.
•Als DocuShare- of SharePoint Portal Server 2003/2007-bestemmingen via een HTTP-proxyserver
worden opgeroepen, moet het SMARTsend-computerregister worden aangepast. Zie Toegang tot
DocuShare en SharePoint Portal Server via HTTP-proxyservers op pagina 185.
38
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
•Als SMARTsend op een Windows 2000 Server/Advanced Server wordt geïnstalleerd en Microsoft
SharePoint Portal Server 2001-bestemmingen ondersteunt, moet de SharePoint Portal Server
2001-client van de Microsoft-website op de SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie
Compatibiliteit met SharePoint Portal Server 2001 en Windows Server 2003 op pagina 183.
•Voor bestemmingen in Novell NetWare-mappen is de Novell Client voor NetWare versie 4.83 met
SP1 of nieuwer vereist, die te vinden is op de Novell NetWare-client-cd of kan worden gedownload
van de Novell-website: www.novell.com.
•Optionele bestemmingen, zoals Documentum, TRIM, Hummingbird en Interwoven, vereisen de
corresponderende clientsoftware voor elk product dat op de SMARTsend-computer moet worden
geïnstalleerd. Als u een van deze optionele SMARTsend-onderdelen (Standard- of Professionaleditie) heeft aangeschaft en geïnstalleerd, raadpleegt u hoofdstuk 3 voor verdere informatie over
de installatie van de client voor ieder product.
•LiveLink-bestemmingen (Standard- of Professional-editie) vereisen de aankoop van de LiveLink
SDK en de installatie van vier LiveLink SDK-bestanden. Als u de LiveLink SDK heeft aangeschaft,
lees dan Configuratievereisten voor LiveLink op pagina 66 voor aanvullende informatie.
•Voor externe printerbestemmingen moet voor elke externe printer een printerdriver op de
SMARTsend-computer worden geïnstalleerd. Zie Een printerdriver voor een bestemming van een
externe printer installeren op pagina 39 voor aanvullende informatie.
Een printerdriver voor een bestemming van een externe printer installeren
Zo installeert u een printerdriver voor een bestemming van een externe printer:
1.Meld uzelf als een gebruiker met beheerdersrechten op de SMARTsend-computer aan.
De netwerkgebruikersaccount moet zich bevinden op het lokale netwerk waarop de netwerkprinter
is aangesloten.
2.Selecteer in Windows Vista het pictogram Printers in het Configuratiescherm en selecteer Een printer toevoegen in de menubalk. Volg de instructies in de dialoogvensters van de wizard Printer
toevoegen.
3.Voor andere besturingssystemen opent u de Windows-wizard Printer toevoegen. Klik op Volgende.
4.Selecteer Lokale printer die met deze computer is verbonden en daarna Volgende.
5.Het dialoogvenster Selecteer een printerpoort verschijnt. Selecteer de optie Een nieuwe poort maken en kies daarna Standaard TCP/IP-poort als het poorttype. Klik op Volgende.
6.De wizard voor het toevoegen van een standaard TCP/IP-printerpoort verschijnt. Klik op Volgende.
7.Voer de printernaam of het IP-adres in. De poortnaam wordt automatisch ingevuld (wijzig deze
naam niet). Klik op Volgende.
8.Selecteer desgewenst aanvullende poortinformatie of voer deze in, en klik op Volgende.
9.Klik op Voltooien om de wizard voor het toevoegen van een standaard TCP/IP-printerpoort te
sluiten.
10. Selecteer in de wizard Printer toevoegen een printerfabrikant en bijbehorend printermodel in de
lijst of klik op Diskette... om de driver te vinden die u wilt installeren. Klik op Volgende.
11. Voer de printernaam in of bevestig deze en selecteer een standaardprinter. Klik op Volgende.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
39
Voorbereiding op installatie
12. Selecteer in het dialoogvenster Printer delen Gedeelde naam en voer de naam voor de printer in.
Klik op Volgende.
13. Voer desgewenst een locatie en opmerking in. Klik op Volgende.
14. Druk desgewenst een testpagina af. Klik op Volgende.
15. Klik op Voltooien om de driverinstallatie te voltooien.
40
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Client- en browserconfiguratie
Test en bevestig de volgende client- en browserconfiguratie-instellingen voordat SMARTsend wordt
geïnstalleerd en gebruikt:
Microsoft Internet Explorer versie 5.5 of nieuwer. (Internet Explorer wordt aangeraden voor de
beste prestatie.)
Netscape versie 7.2 of nieuwer.
Mozilla versie 1.7 of nieuwer.
Mozilla FireFox versie 1.0.6 of nieuwer.
Indien SMARTsend op een intranet wordt gebruikt, moet de browser zodanig zijn geconfigureerd
dat de SMARTsend-computer in de uitzonderingenlijst van de proxyserver wordt opgenomen. Zie
Proxyserverinstellingen wijzigen.
Popup-blokkeringen dienen te zijn uitgeschakeld of opnieuw geconfigureerd te worden, zodat
SMARTsend hierbij wordt overgeslagen of uitgesloten. Door de software voor popup-blokkering
kunnen sommige SMARTsend-schermen niet worden weergegeven.
Bij gebruik van een meertalige versie van SMARTsend, moet de taal van de browser hetzelfde zijn
als de taal die in SMARTsend wordt gebruikt. Zie Taalinstellingen op pagina 43.
Voor het weergeven en afdrukken van PaperWare-voorbladen (Professional-editie) en de
SMARTsend-documentatie is Acrobat Reader versie 4.0 of nieuwer vereist.
Aanvullende informatie vindt u in de volgende gedeelten. De SMARTsend-beheerder moet deze
instellingen testen en goedkeuren voordat wijzigingen in de configuratie worden doorgevoerd op alle
clientwerkstations.
Proxyserverinstellingen wijzigen
Indien een proxyserver wordt gebruikt om verbinding te maken met het Internet, dan vereist
SMARTsend dat de browserinstellingen worden aangepast om te voorkomen dat de proxyserver de
verificatie door SMARTsend verstoort. Over het algemeen kan dat worden voorkomen door de browser
zodanig in te stellen dat de proxyserver wordt overgeslagen bij het zoeken naar een willekeurig lokaal
IP-adres, door het IP-adres van de SMARTsend-computer en de volledige hostnaam op een
uitzonderingenlijst te zetten, of door een combinatie van deze twee maatregelen.
Opmerking: Procedures en opties verschillen per browsertype en versie. In bepaalde versies
van Internet Explorer moet u bijvoorbeeld het specifieke IP-adres EN de volledige hostnaam
van de SMARTsend-computer op een proxyserveruitzonderingenlijst invoeren. Raadpleeg de
documentatie bij uw browser voor specifieke eisen en procedures.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
41
Voorbereiding op installatie
Zo kunt u proxy-serverinstellingen wijzigen in Internet Explorer:
1.Selecteer Extra > Internet-opties.
2.Selecteer het tabblad Verbindingen en klik op LAN-instellingen.
3.Als Een proxyserver gebruiken is geselecteerd, selecteer dan Proxyserver niet gebruiken voor lokale adressen. Als er geen proxyserver wordt gebruikt, hoeft u niet verder te gaan met deze
procedure.
4.Klik op Geavanceerd.
5.Voer het IP-adres en/of de volledige hostnaam van de SMARTsend-computer op de
uitzonderingenlijst in.
6.Wanneer u klaar bent, klikt u in alle schermen op OK.
- OF -
1.Selecteer Extra > Internet-opties.
2.Selecteer het tabblad Beveiliging en klik op Lokaal Intranet.
3.Klik op Websites.
4.Klik op Geavanceerd en voeg het IP-adres en/of de volledige hostnaam van de SMARTsend-
computer toe aan de zone.
5.Wanneer u klaar bent, klikt u op OK in alle schermen.
Zo verandert u de proxyserver-instellingen in Netscape en Mozilla:
1.Open Netscape/Mozilla.
2.Ga naar het menu Edit (Bewerken) en selecteer Preferences (Voorkeuren).
4.Selecteer Manual Proxy Configuration (Handmatige proxyconfiguratie) en voer de hostnaam of
het IP-adres van de proxyserver in voor elk protocol dat wordt ondersteund. Voer het
poortnummer in voor elk protocol in het bijbehorende veld Ports (Poorten).
5.Voeg de hostnaam en/of het IP-adres van de SMARTsend-computer toe aan het veld Geen proxy voor. Scheid invoerwaarden van elkaar met komma's.
6.Klik op OK om alle instellingen op te slaan.
Zo verandert u de proxyserver-instellingen met gebruik van Geavanceerde
instellingen in SMARTsend:
1.Zoek via de Homepage van Beheer Algemene instellingen in het deelvenster Siteconfiguratie en
selecteer dan siteconfiguratietaak Geavanceerde instellingen. De pagina Geavanceerde
instellingen verschijnt.
2.Schakel onder HTTP-proxyserverinstellingen het selectievakje Proxyserver inschakelen/Proxy gebruiken in als er een proxyserver wordt gebruikt om verbinding met het internet te maken.
3.Voer in het tekstveld Proxyserver de hostnaam van de proxyserver of het IP-adres in voor elk
protocol dat wordt ondersteund.
4.Als u verbinding wilt maken met het internet zonder een proxyserver te gebruiken, voert u het IPadres van de SMARTsend-computer in het veld Proxy onderdrukken in. Invoerwaarden moeten
met komma's van elkaar worden gescheiden.
5.Klik op To ep a ss en om alle instellingen op te slaan.
42
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Instellingen gebruikersverificatie
Als de SMARTsend-site gebruikers verifieert met de legitimatiegegevens voor hun netwerkaccount,
wordt het site-aanmeldingsproces niet geactiveerd. Gebruik de volgende procedure om aanmelding op
de SMARTsend-site verplicht te stellen. (Voorbeeldprocedure is op Windows XP Professional en Internet
Explorer 6.0 gebaseerd.)
Zo stelt u gebruikersverificatie verplicht met Internet Explorer:
1.Selecteer Internet-opties in het Configuratiescherm van Windows of in het menu Extra van uw
browser.
2.Selecteer het tabblad Beveiliging.
3.Selecteer Lokaal intranet.
4.Klik op Aangepast niveau.
5.Ga naar de aanmeldingsopties voor Verificatie van de gebruiker en selecteer Om gebruikersnaam en wachtwoord vragen.
6.Wanneer u klaar bent, klikt u op OK in alle schermen.
Opmerking: Deze vereiste voor het aanmelden zoals geconfigureerd in Internet-opties
geldt voor Internet Explorer, Netscape en Mozilla. Instructies kunnen verschillen per
browser en besturingssysteem.
Taalinstellingen
Opmerking: Deze informatie betreft alleen de meertalige versie van SMARTsend. Als
SMARTsend niet de taal ondersteunt die u heeft geselecteerd, wordt Engels standaard
de taal van de applicatie.
Zo stelt u taalondersteuning voor de browser in:
1.Controleer of de taal waarin SMARTsend moet worden weergegeven voorkomt in de volgende
tabel.
2.Selecteer in Internet Explorer Extra > Internet-opties. Het dialoogvenster Internet-opties
verschijnt.
3.Selecteer het tabblad Algemeen en klik op Ta le n . Het dialoogvenster Taalvoorkeur verschijnt.
4.Talen en hun codes verschijnen in een venster, de code tussen blokhaken. Als u uw taal niet in de
lijst aantreft, klikt u op Toevo eg en . Het scherm Taal toevoegen verschijnt. Selecteer de gewenste
taal en klik op OK.
5.Als u de gewenste taal aantreft in de lijst, selecteert u de taal en zet deze bovenaan de lijst
. Klik op
OK.
6.Wanneer u klaar bent, klikt u in alle resterende schermen op OK.
44
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Configuratie van het scanapparaat
SMARTsend biedt allerlei mogelijkheden om multifunctionele apparaten van Xerox te vinden en
configureren voor gebruik als SMARTsend-scanapparaten. Voor de meeste configuraties kan
SMARTsend met minimale moeite van de beheerder apparaten vinden en configureren. Er zijn echter
verscheidene configuratietaken die moeten worden voltooid voordat
taken zijn onder andere de configuratie van de netwerkscanopties en opslagprotocollen
(FTP/SMB/HTTP/HTTPS) voor het apparaat, en de configuratie van de account en legitimatiegegevens
die het apparaat nodig heeft voor toegang tot de SMARTsend-computer. Als verificatie vereist is voor
privé-werkstromen van SMARTsend/Scannen naar Mijn e-mail, moet bovendien verificatie ondersteund
op het apparaat worden ingeschakeld en geconfigureerd.
Opmerking: Raadpleeg de documentatie die met uw Xerox-apparaat wordt geleverd voor
meer informatie over het configureren van het apparaat voor netwerkscannen.
Vereisten voor multifunctionele Xerox-apparaten
SMARTsend wordt gebruikt. Deze
De volgende multifunctionele Xerox-apparaten kunnen worden gebruikt met SMARTsend:
Opmerking: Er is een bijgewerkte lijst van ondersteunde apparaten en apparaatvereisten
beschikbaar via de koppeling Support & Drivers op de Xerox-website www.xerox.com.
Document Centre 265/255/240 (systeemsoftwareversies 18.6 of groter), 440/432/425/420 ST,
430/426 ST, 490/480/470/460 ST of 555/545/535 ST
WorkCentre Pro 65/75/90, 35/45/55, 32/40, 123/128/133, 165/175, C2128/C2636/C3545,
Xerox 4590/4595 Copier/Printer
Xerox 90/4110 Copier/Printer—onderhevig aan de volgende beperkingen:
•Het zoeken naar apparaten wordt ondersteund. Het IP-adres of de hostnaam moet
handmatig worden ingevoerd.
•Privé-sjablonen worden niet ondersteund, omdat dit apparaat geen netwerkverificatie
ondersteund.
•Het automatisch vernieuwen van sjablonen wordt niet ondersteund. Gebruikers moeten de
toets Vernieuwen op de gebruikersinterface van het apparaat selecteren om de sjabloonlijst
bij te werken.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
45
Voorbereiding op installatie
Voor alle multifunctionele Xerox-apparaten die met SMARTsend gebruikt gaan worden, gelden de
volgende configuratievereisten:
TCP/IP moet ingeschakeld en correct geconfigureerd zijn.
De optie Netwerkscannen dient ingeschakeld en goed geconfigureerd te zijn.
SMARTsend maakt automatisch verschillende Windows-accounts die voor apparaatconfiguratie
nodig zijn. Het biedt ook opties om de apparaataccounts handmatig te maken en te beheren. Zie
Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken op pagina 32 en Apparaataccounts beheren
op pagina 85 voor aanvullende informatie.
Als verificatie voor privé-werkstromen/Scannen naar Mijn e-mail vereist is, moet verificatie
ingeschakeld en geconfigureerd zijn voor verificatie van gebruikers in hetzelfde domein of
vertrouwde domein, zoals de SMARTsend-computer. Raadpleeg de documentatie die bij uw Xeroxapparaat is geleverd voor verdere instructies over het inschakelen en configureren van verificatie.
Tijdens de apparaatconfiguratie overschrijft SMARTsend de scaninstellingen voor de
standaardopslagplaats en sjablonengroep van een multifunctioneel Xerox-apparaat. Als uw
huidige applicaties de standaardopslagplaats gebruiken, configureert u de applicaties en het
apparaat opnieuw met een alternatieve opslagplaats voor deze applicaties voordat u het
apparaat configureert voor het gebruik van SMARTsend. Zie Migratie scanapparaat en applicatie
op pagina 21 voor aanvullende informatie.
Een enkel multifunctioneel Xerox-apparaat kan niet zowel CentreWare Netwerkscanservices als
SMARTsend gebruiken. Als sjablonen van CentreWare Netwerkscanservices in SMARTsend gebruikt
moeten worden, dienen de gewenste sjablonen te worden geïmporteerd met de functie Sjabloon
importeren in SMARTsend. Zie Sjabloon importeren op pagina 195.
Tip: Indien u multifunctionele apparaten van Xerox die bedoeld zijn voor SMARTsend al heeft
geconfigureerd voor gebruik in andere scanapplicaties, moet u een configuratie-overzicht
afdrukken en opslaan voor die apparaten voordat u deze configureert voor gebruik met
SMARTsend. Op het configuratie-overzicht kunt u de huidige netwerkscaninstellingen aflezen, en
dat kan van pas komen als u later de oude instellingen van het apparaat wilt herstellen.
Gegevensoverdrachtprotocollen
SMARTsend kan verschillende scaninstellingen op multifunctionele Xerox-apparaten configureren,
maar het kan het gegevensoverdrachtprotocol en de opties op het apparaat of de SMARTsendcomputer niet inschakelen of wijzigen. Controleer de volgende configuratie-instellingen voordat u
apparaten aan SMARTsend toevoegt:
•Als FTP voor de opslag van scanopdrachten wordt gebruikt, moet de IIS FTP-server zijn
geïnstalleerd en actief zijn. Zie IIS/FTP installeren en configureren op pagina 29 voor meer
informatie. Dit is de standaardinstelling van SMARTsend.
•Als SMB wordt gebruikt voor de opslag van scanopdrachten, moet SMB worden ondersteund op
het apparaat. Bovendien moet bestands- en printerdeling voor Microsoft-netwerken op de
netwerkadapter van de SMARTsend-computer zijn ingeschakeld. Zie Bestands- en printerdeling
inschakelen op pagina 28 voor instructies.
•Als HTTP voor de opslag van scanopdrachten wordt gebruikt, moet HTTP op het apparaat worden
ondersteund en ingeschakeld.
46
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
•Als HTTPS voor de opslag van scanopdrachten wordt gebruikt, moet SSL/HTTPS op het apparaat
worden ondersteund en ingeschakeld. Er moet daarnaast een beveiligingscertificaat op de
SMARTsend-computer zijn geïnstalleerd.
Opmerking: Als u probeert een multifunctioneel Xerox-apparaat aan SMARTsend toe te
voegen via een protocol dat het apparaat niet ondersteunt, wordt er een alternatief
protocol gebruikt om het apparaat te configureren. Een statusbericht duidt aan welk
protocol SMARTsend voor gegevensoverdracht gebruikt. Zie Standaardinstellingen
apparaatconfiguratie bewerken op pagina 88 voor aanvullende informatie.
TCP/IP-poortconfiguratie
Wanneer u een apparaat configureert, gebruikt SMARTsend de poorten FTP, SMB, HTTP en HTTPS die
op de SMARTsend-computer zijn gedefinieerd. Hier volgen de standaardinstellingen voor elk
ondersteunde opslagprotocol:
ProtocolTCP/IP-poort
FTP21
SMB139
HTTP80
HTTPS443
Tabel 2-3: Standaard TCP/IP-poorten
Houd rekening met de volgende factoren bij het configureren van poorten op uw SMARTsendcomputer en Xerox-apparaten:
•Controleer of de poorten voor elk vereist ondersteund protocol niet worden geblokkeerd via filters
bij een switch, router of firewall.
•Poort (139) moet
voor SMB-opslag worden gebruikt.
•Als er niet-standaard poorten op de SMARTsend-computer worden gebruikt, configureert
SMARTsend de corresponderende poorten op de Xerox-apparaten die met SMARTsend zullen
worden gebruikt.
Opmerking: Sommige Xerox-apparaten ondersteunen misschien geen niet-standaard
poorten. Is dit het geval voor uw apparaat, dan configureert de SMARTsend-computer
opnieuw om een standaardpoort te gebruiken en configureert u het apparaat vervolgens
opnieuw.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
47
Voorbereiding op installatie
Configuratie van standaardsjabloon
U kunt met de Professional-editie van SMARTsend de standaardscansjabloon op een multifunctioneel
Xerox-apparaat gebruiken om opdrachten te verwerken die met een PaperWare-voorblad zijn gescand.
Dit is een eenvoudig alternatief om de PaperWare-sjabloon te gebruiken die door SMARTsend is
gemaakt, maar er gelden de volgende configuratie-vereisten en -beperkingen:
•De standaardscansjabloon inschakelen. Zoek via de Homepage van Beheer Algemene
instellingen in het deelvenster Siteconfiguratie en selecteer dan siteconfiguratietaak
Geavanceerde instellingen. Zoek op de pagina Geavanceerde instellingen die wordt
weergegeven de kop Opties en schakel het selectievakje
Standaardscansjabloon/Standaardscansjabloon gebruiken voor PaperWare in.
•Het apparaat moet aan SMARTsend worden toegevoegd en goed worden geconfigureerd voor
gebruik met SMARTsend.
•De opdrachtlog voor het apparaat moet worden ingeschakeld. Deze instelling kan voor de meeste
apparaten via CentreWare Internetservices worden opgeroepen (Eigenschappen > Services >
Netwerkscannen > Standaardsjabloon).
•Het standaard opslagbeleid (voor netwerkscansjablonen) moet op #Nieuw automatisch
genereren of #Naam nieuw bestand wijzigen worden ingesteld. Deze instelling kan voor de meeste
apparaten via CentreWare Internetservices worden opgeroepen (#Scan > Sjabloon selecteren >
Bestandsbestemmingen > Bewerken > Opslagbeleid#).
•De configuratie-instellingen van de standaardsjabloon kunnen met behulp van CentreWare
Internetservices die via een webbrowser kunnen worden opgeroepen, worden gecontroleerd of
gewijzigd. Voer gewoonweg het IP-adres van het multifunctionele Xerox-apparaat als de URL in,
en kies vervolgens Eigenschappen > Services > Netwerkscannen > Standaardsjabloon.
•De standaardgrootte van het codeteken die op de PaperWare-voorbladen wordt afgedrukt, vereist
een minimale scanresolutie van 300 dpi. De instelling van de standaardresolutie voor de
standaardscansjabloon moet op ten minste 300 X 300 worden ingesteld. Deze instelling kan voor
de meeste apparaten via CentreWare Internetservices worden opgeroepen (Eigenschappen >
Services > Netwerkscannen > Standaardsjabloon).
Tip: Stel SMARTsend-gebruikers ervan op de hoogte dat de standaardsjabloon met PaperWare-
voorbladen kan worden gebruikt. Met deze optie wordt het scannen eenvoudiger, aangezien het
niet meer nodig is door de lijst met sjablonen op het apparaat te schuiven.
Vereisten voor apparaten waarop internetfax en e-mail zijn ingeschakeld
De volgende apparaten waarop Internetfax en E-mail zijn ingeschakeld, kunnen met de Professionaleditie van SMARTsend worden gebruikt via PaperWare-voorbladen:
Opmerking: Er is een bijgewerkte lijst van ondersteunde apparaten en apparaatvereisten
beschikbaar via de koppeling Support & Drivers op de Xerox-website www.xerox.com.
48
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Apparaten waarop e-mail is ingeschakeld, zoals:
•Xerox WorkCentre M20i
•Xerox WorkCentre Pro 416si
•Xerox WorkCentre 4150s/4150x/4150xf
•Xerox WorkCentre M118i
•Xerox WorkCentre M24
Opmerking: Vanwege de architectuur van de e-mailtoepassing op deze apparaten,
kunnen er enkele beperkingen voor de scanbestandsindelingen aan het scannen via
deze apparaten zijn gekoppeld. Raadpleeg Beperkingen voor apparaten waarop e-mail
is ingeschakeld op pagina 50 voor aanvullende informatie.
Dezelfde specifieke POP3-emailaccount die voor de internetfax-inbox op de binnenkomende
mailserver (POP3) is gemaakt, kan voor het ontvangen van e-mail via deze apparaten worden
gebruikt. Zie Internetfaxinstellingen voor PaperWare configureren op pagina 95 voor aanvullende
informatie.
Alle internetfaxapparaten met ondersteuning voor RFC 2301-bestandsindelingsprofielen S, F, of C,
inclusief:
•Xerox WorkCentre Pro 685/785
•Xerox WorkCentre Pro 416Si
De volgende configuratievereisten zijn op alle internetfaxapparaten van toepassing:
TCP/IP moet ingeschakeld en correct zijn geconfigureerd.
Een DNS-hostnaam, statisch IP-adres of DHCP moet zijn geconfigureerd (vereisten variëren per
fabrikant).
Simple Mode Internet Fax moet beschikbaar zijn (Extended Mode wordt niet ondersteund door
SMARTsend).
Er moet een specifieke e-mailaccount voor het postvak IN zijn opgezet, die door de SMARTsend-
computer van de internetfax wordt gebruikt.
Raadpleeg voor specifieke netwerkconfiguratievereisten de documentatie die bij het
Internetfaxapparaat is geleverd.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
49
Voorbereiding op installatie
Beperkingen voor apparaten waarop e-mail is ingeschakeld
Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing tijdens het gebruik van PaperWare met de emailtoepassingen die bij de volgende apparaten worden geboden:
WorkCentre M20i
•De bestandsindeling moet op TIFF worden ingesteld, omdat de PDF-indeling die door de M20i
wordt uitgezonden niet met SMARTsend compatibel is.
•Alle scans moeten in monochrome mode worden verzonden. In de kleurenmode genereert de
M20i alleen single-page jpg.-bestanden. Deze zijn niet toereikend voor PaperWare-ondersteuning.
•Aangezien de M20i e-mails opsplitst, verwerkt SMARTsend alleen de eerste e-mail (aangezien het
PaperWare-voorblad zich alleen in de eerste bijlage bevindt). Het is raadzaam de
maximumgrootte voor de e-mailbijlage op 4 MB in te stellen om dit te voorkomen.
•Afgedrukte bevestigingsbladen en de PaperWare-toepassing "Dit formulier opnieuw ophalen"
werken niet met de M20i aangezien e-mail als het indieningspad wordt gebruikt.
WorkCentre M118i
•Afgedrukte bevestigingsbladen en de PaperWare-toepassing "Dit formulier opnieuw ophalen"
werken niet met de M118i aangezien e-mail als het indieningspad wordt gebruikt.
•De gebruikte bestandsindeling kan PDF of TIFF van meerder pagina's zijn.
WorkCentre M24
•De bestandsindeling moet op PDF worden ingesteld. De M24 ondersteunt geen Multi-page TIFF
voor e-mail.
•Scans kunnen in kleuren en zwart-wit worden verzonden.
•Afgedrukte bevestigingsbladen en de PaperWare-toepassing "Dit formulier opnieuw ophalen"
werken niet met de M118i aangezien e-mail of internetfax als het indieningspad wordt gebruikt.
50
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Voorbereiding op installatie
Installatiegegevens voorbereiden
SMARTsend heeft bepaalde gegevens nodig voor een geslaagde installatie en configuratie. U kunt het
grootste deel van de gegevens op de pagina's voor Beheer van SMARTsend toevoegen en wijzigen.
Informatie voor SMARTsend-beheerders
(Wordt gebruikt om gebruikers van SMARTsend een contactpersoon te bieden voor sitebeheer en
ondersteuning. Deze informatie verschijnt op bevestigingspagina's en andere meldingen.)
Telefoon:
Naam:
E-mailadres:
De volledige DNS-naam of het IP-adres van de mailserver (SMTP-server)
(Wordt gebruikt voor scannen naar e-mail, scanopdrachtbevestigingen, berichtgeving van
gebeurtenissen i.v.m. beheer en ook configuratieberichten.)
DNS-naam of IP-adres:
E-mailaccountadres voor "Antwoorden aan" van de applicatie
(Deze informatie voor "Antwoorden aan" verschijnt in het veld Antwoorden aan of in
e-mailbevestigingsberichten en foutmeldingen. Zie SMTP-serverconfiguratie op pagina 96 en
Algemene instellingen op pagina 109 voor meer informatie.)
Adres voor "Antwoorden aan":
De volledige DNS-naam of het IP-adres van de LDAP-server
(Gebruikt voor de zoekfuncties van het geïntegreerde adresboek met e-mailadressen.)
DNS-naam of IP-adres:
Toegangscode voor toegang tot de Microsoft SQL Server 2005-database.
(Deze toegangscode moet worden ingevoerd voor configuratie van de database die door
SMARTsend wordt gemaakt. Deze wordt uitsluitend door SMARTsend gebruikt. Beheerders en
gebruikers hoeven deze toegangscode uitsluitend tijdens de eerste installatie in te voeren.)
To e ga n g sc od e :
Pad van de applicatie, indien dit verschilt van de standaard (pad kan na de installatie niet meer
worden gewijzigd)
Pad:
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
51
Voorbereiding op installatie
Namen en toegangscodes van SMARTsend-apparaataccounts—Optioneel
(SMARTsend maakt apparaataccounts voor elk protocol automatisch aan. Als u er echter voor
kiest om deze accounts handmatig aan te maken en te beheren, moet u deze gegevens in de
hieronder verstrekte ruimte vastleggen. Apparaataccounts worden niet door het
installatieprogramma vereist, maar ze worden wel vereist wanneer er tijdens site-configuratie
multifunctionele Xerox-apparaten worden toegevoegd. Zie Beheerders-, gebruikers- en
U bent klaar om de SMARTsend-software te installeren als u alle vereiste voorbereidende taken die in
dit hoofdstuk zijn beschreven heeft uitgevoerd. Loop nog even ter controle alle voorbereidingseisen in
dit hoofdstuk na en ga dan naar Hoofdstuk 3 voor de instructies voor de software-installatie.
Opmerking: Als u van een proefversie of een eerdere versie van SMARTsend bijwerkt, volgt u
gewoon de upgradeprocedures in Hoofdstuk 3, SMARTsend installeren om uw software bij
te werken. Het installatieprogramma van SMARTsend werkt een huidige proefversie
automatisch bij tot de huidige versie onder licentie. Alle werkstromen die met de proefversie
of een eerdere versie zijn gegenereerd, blijven toegankelijk nadat de upgrade is uitgevoerd.
Als u een proefversie van SMARTsend heeft die is verlopen, kunt u naar de handelsversie
bijwerken en alle werkstromen behouden. De handelsversie kan via uw Xeroxverkoopvertegenwoordiger worden besteld en als upgrade voor uw proefversie worden
geïnstalleerd. Zie Mogelijkheid tot bijwerken op pagina 58 voor aanvullende informatie.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
53
Voorbereiding op installatie
54
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
In dit hoofdstuk wordt het installatieprogramma van SMARTsend beschreven en de installatie, start en
verwijdering van de applicatie. Er worden ook aanvullende informatie en procedures voor het bijwerken
van de proefversie of eerdere versies van SMARTsend verstrekt.
Opmerking: Lees en volg voor nieuwe installaties de voorbereidende instructies in Hoofdstuk
2, Voorbereiding op installatie voordat u SMARTsend installeert en configureert.
Dit hoofdstuk omvat:
•Overzicht installatieprogramma op pagina 56
•SMARTsend bijwerken op pagina 57
•SMARTsend installeren op pagina 59
•Optionele onderdelen installeren en configureren op pagina 62
•SMARTsend naar een vervangingscomputer migreren op pagina 68
•SMARTsend-installatie repareren op pagina 69
•Installatie van SMARTsend ongedaan maken op pagina 70
3
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
55
SMARTsend installeren
Overzicht installatieprogramma
Het installatieprogramma van SMARTsend voert de volgende taken uit:
•Zoekt naar een eerdere versie van SMARTsend die bijgewerkt mag worden. Als een eerdere versie
kan worden bijgewerkt, slaat het installatieprogramma de huidige configuratiegegevens van de
klant (werkstromen, apparaatconfiguraties, sjablonen, PaperWare-formulieren (Professionaleditie), enz.) op, installeert het installatieprogramma de software-updates voor de nieuwe versie
en configureert de versie met de klantgegevens van de eerdere versie opnieuw.
Als er geen eerdere versie van SMARTsend beschikbaar is om bij te werken, voert het
installatieprogramma de standaard installatietaken uit die hieronder worden weergegeven.
•Zoekt naar Internet Information Services (IIS) en annuleert de installatie indien IIS niet aanwezig
is.
•Zoekt naar .NET Framework en MDAC (Microsoft Data Access Components) en installeert deze
indien nodig.
Opmerking: IIS moet worden geïnstalleerd voordat
XP Professional-computer, Windows Vista-computer, of een Windows 2000
Server/Advanced Server wordt geïnstalleerd. Het SMARTsend-installatieprogramma
installeert het .NET Framework als het niet op de computer aanwezig is, maar het kan
niet de volgorde detecteren waarin deze applicaties zijn geïnstalleerd. Als .NET
Framework en IIS momenteel op de computer zijn geïnstalleerd en u niet zeker weet of
IIS als eerste is geïnstalleerd, moet u deze onderdelen in de juiste volgorde verwijderen
(IIS, .NET Framework, SMARTsend) en dan opnieuw in de juiste volgorde installeren (IIS
en dan SMARTsend, waarmee tevens .NET Framework 2.0 wordt geïnstalleerd).
•Installeert de Microsoft SQL Server 2005 Express. Er is een toegangscode nodig
Opmerking: Deze toegangscode is voor intern gebruik in het databasebeheer van
SMARTsend. De applicatie vraagt niet om deze toegangscode.
•Installeert de SMARTsend-software.
•Voert de volgende informatie in de database van SMARTsend in:
•Naam beheerder
•E-mailadres beheerder
•Telefoonnummer beheerder
•IP-adres van SMTP-server of volledige DNS-naam
.NET Framework op een Windows
.
•IP-adres van LDAP-server of volledige DNS-naam
•Account ‘Antwoord aan’ van SMARTsend
Zie Installatiegegevens voorbereiden op pagina 51 voor aanvullende informatie over deze items.
56
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
SMARTsend bijwerken
VOORZICHTIG: Er dient een backup te worden gemaakt van de huidige SMARTsend-database voordat
u de applicatie bijwerkt. Zie Een backup plannen op pagina 100 voor verdere informatie.
Zo kunt u een bestaande versie van SMARTsend bijwerken:
Als u oudere versie van SMARTsend gebruikt en versie 3.0 wilt installeren, gaat u als volgt te werk:
1.Meld u als beheerder bij de SMARTsend-computer aan.
2.Maak een backup van de huidige SMARTsend-database.
3.Verwijder de huidige versie van SMARTsend van uw systeem.
4.Installeer SMARTsend 3 volgens de nieuwe installatie-instructies op de volgende pagina's.
5.Herstel de vorige SMARTsend-database tijdens de nieuwe installatieprocedure met gebruik van
het herstelprogramma.
SMARTsend biedt de mogelijkheid om eerdere versies van de applicatie naar de nieuwste versie bij te
werken terwijl belangrijke configuratiegegevens behouden blijven. Het installatieprogramma migreert
de volgende gegevens automatisch naar de nieuwe versie:
•Aantal aangeschafte apparaatlicenties
•Backup-gegevens
•Apparaatconfiguraties
•Werkstromen
•Publicatie van PaperWare-voorbladen (Professional-editie)
•Publicaties van apparaatscansjabloon
•Aangepaste documentkenmerkprofielen
•Bestemmingen
•Voorkeuren van gebruiker en beheerder
•Legitimatiegegevens
•Service-instellingen
•Gegevens van opdrachtenoverzicht
Opmerking: Sjabloonkenmerkinstellingen die anders dan een eerdere versie van SMARTsend
zijn ingesteld, worden niet automatisch tijdens het uitvoeren van een upgrade bijgewerkt.
Sjabloonkenmerken kunnen via het herstelprogramma worden bijgewerkt waarmee een
eerdere backup kan worden hersteld of door de optie Repareren op de pagina Xeroxapparaten beheren te gebruiken.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
57
SMARTsend installeren
Mogelijkheid tot bijwerken
Sommige SMARTsend-versies of upgradecombinaties ondersteunen misschien geen automatische
upgrades. De volgende richtlijnen zijn op upgrades van toepassing:
•Proefversies kunnen alleen worden bijgewerkt wanneer het releasenummer van de proefversie
overeenkomt met het releasenummer van de huidige versie.
•Professionele edities (proefversie of volledige licentie) kunnen niet naar de standaardversie van
SMARTsend worden bijgewerkt. Een professionele editie kan alleen naar een andere professionele
editie worden bijgewerkt.
•Standaardedities kunnen naar de professionele editie worden bijgewerkt.
Opmerking: De toepassingen Backup en Herstellen van SMARTsend bieden een alternatieve
methode voor het migreren van SMARTsend-configuratiegegevens (waaronder proefversies
van SMARTsend) naar nieuwere versies van SMARTsend. Deze methode vereist dat u een
backup van de SMARTsend-installatie maakt en dat u de SMARTsend-installatie verwijdert
voordat u een nieuwere versie installeert. Nadat u deze taken heeft voltooid, kunt u de
toepassing Herstellen gebruiken om de backup-gegevens naar de nieuw geïnstalleerde
versie van SMARTsend te migreren. Zie SMARTsend naar een vervangingscomputer
migreren op pagina 68 voor meer informatie.
Opmerking: Controleer of IIS en ASP.NET actief zijn nadat SMARTsend is geïnstalleerd
en de computer opnieuw is gestart. Zie Configuratievereisten voor SMARTsend op
pagina 23 voor meer informatie.
58
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
SMARTsend installeren
Opmerking: De installatie van SMARTsend via Microsoft Windows Terminal Services (TS) of
een Verbinding met extern bureaublad wordt niet
vanaf de computerconsole worden uitgevoerd. De computer moet op uw netwerk
aangesloten en er goed op geconfigureerd zijn wanneer u de applicatiesoftware installeert.
Om te zorgen dat uw systeem correct is geconfigureerd, moet u het SMARTsend ISO-beeld
lokaal kopiëren of het installatieprogramma van SMARTsend uitvoeren vanaf de cd.
Opmerking: Als u probeert SMARTsend te installeren vanaf een netwerkshare (bijvoorbeeld
als u Microsoft Virtual Server gebruikt en een share maakt op de hostcomputer), ontvangt u
een pop-upfoutbericht met de kop ’SetDirAccess.exe - Common Runtime Language
Debugging Services’. Als u op OK klikt, wordt de installatie met succes uitgevoerd. De
SMARTsend-directorystructuur heeft echter mogelijk niet alle vereiste
directorytoestemmingen. Als u de installatie al heeft uitgevoerd en deze en andere
foutberichten heeft ontvangen tijdens het uitvoeren van SMARTsend, kopieert u het ISObeeld lokaal of voert u de installatie nogmaals uit. Selecteer vervolgens de optie Herstellen.
ondersteund. De installatie kan alleen
Zo installeert u SMARTsend:
1.Meld u als beheerder bij de SMARTsend-computer aan.
2.Plaats de SMARTsend-cd-rom in het cd-rom-station van de SMARTsend-computer.
3.Als het goed is, start de cd automatisch. Indien dat niet het geval is, klikt u op Start > Uitvoeren
en bladert u naar het cd-rom-station. Dubbelklik op het pictogram Launch.exe. Dit bevindt zich in
de betreffende taalmap.
4.Selecteer de taal waarin het installatieprogramma moet worden uitgevoerd in het scherm Taal dat
wordt weergegeven en klik op OK. Het venster Welkom bij het SMARTsend Installatieprogramma
verschijnt.
5.Klik op de koppeling SMARTsend Installatie.
6.De installatiewizard controleert het systeem op de aanwezigheid van de vereiste
softwareonderdelen. De installatie stopt als IIS ontbreekt. Indien .NET Framework 2.0 en andere
benodigde onderdelen ontbreken, of als er een oudere versie op het systeem is geïnstalleerd dan
nodig is, wordt deze software door het installatieprogramma geïnstalleerd. Na een geslaagde
controle wordt het scherm van de installatiewizard weergegeven. Klik op OK. Alle benodigde
onderdelen die momenteel niet aanwezig zijn, worden nu geïnstalleerd. Klik op Volgende om
verder te gaan.
Opmerking: De pup-upvensters die kunnen verschijnen tijdens het installeren van deze
applicaties en die van SQL Server 2005, worden gegenereerd door de Microsoftcomponenten. Volg eventuele aanwijzingen die in deze vensters worden vermeld.
7.Lees en accepteer de licentieovereenkomst om de installatie van SMARTsend voort te zetten. Klik
op Volgende.
8.Selecteer de taal of talen (maximaal 11) waarin u SMARTsend wilt weergeven wanneer het
programma vanuit de browser wordt uitgevoerd. Klik op Volgende.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
59
SMARTsend installeren
9.Het venster Klaar om de toepassing te installeren verschijnt. Klik op Installeren als alle instellingen
naar wens zijn. De installatie wordt gestart. Er kunnen enkele perioden zijn waarin ogenschijnlijk
niets gebeurt, terwijl er in werkelijkheid op de achtergrond allerlei componenten worden
geïnstalleerd.
10. Selecteer Voltooien als de installatie voltooid is en het scherm Gereed van de installatiewizard
wordt weergegeven. Het venster Welkom bij de SMARTsend configureren wordt weergegeven.
11. In het scherm Welkom bij SMARTsend configureren kunt u de toets Info gebruiken om informatie
over de versie weer te geven. Gebruik de toets Overzicht voor informatie over de status en
voortgang van de installatie. Klik op Volgende.
12. Zoek het serienummer van SMARTsend op de productverpakking en voer dit in beide velden in het
dialoogvenster van het installatieprogramma in. Klik op Volgende.
13. In het scherm SQL Server instellen moet u aangeven of het benodigde software-onderdeel SQL
Server 2005 momenteel is geïnstalleerd, of dat u wilt dat SMARTsend dit installeert.
Als SQL Server 2005 nog niet is geïnstalleerd, selecteert u Installeer nu SQL Server 2005 Express
en klikt u op Volgende. De waarden voor de server en de instantie worden automatisch
geselecteerd. Voer de toegangscode van de SQL-database voor SMARTsend-databasebeheer in,
bevestig de toegangscode en klik op Volgende. Het statusvenster van de databaseconfiguratie
verschijnt. Als er geen fouten worden weergegeven, klikt u op Volgende. Het systeem installeert
SQL Express.
Als SQL Server 2005 wel vooraf was geïnstalleerd, selecteert u Microsoft SQL Server 2005 is al geïnstalleerd en klikt u op Volgende. De SQL-serverinstellingen voor de databaseserver worden
weergegeven. Geef de hostnaam, het IP-adres of (lokaal) voor de server op. Voer de naam van de
SQL-installatie in het veld Instantie in of laat het veld leeg (standaardinstelling). Klik op Volgende.
SMARTsend zoekt de database waarmee verbinding moet worden gemaakt. Klik op Volgende.
Opmerking: Deze toegangscode is voor intern gebruik in het databasebeheer van
SMARTsend. U moet deze toegangscode hier invoeren en u kunt deze niet in de
applicatie wijzigen. De applicatie vraagt niet om deze toegangscode.
14. Het venster voor de contactinformatie van de beheerder wordt weergegeven. Geef de
contactinformatie van de beheerder van SMARTsend op.
Opmerking: Zie Contactinformatie beheerder bijwerken op pagina 109 voor meer
informatie over de beheerder en de configuratie-instellingen van het adres ‘Antwoord
aan’.
Voer de volledige DNS-naam van de SMTP-server in, evenals het e-mailadres ‘Antwoord aan’ dat
SMARTsend zal gebruiken om overzichten en statusberichten naar beheerders en gebruikers te
verzenden.
Indien er een LDAP-server wordt gebruikt om e-mailadressen op te zoeken, geef dan hier de
volledige DNS-naam of het IP-adres van die server op.
Selecteer de oorspronkelijke beveiligingsinstelling voor SMARTsend. Voor de beveiligde invoer van
toegangscodes is een beveiligingscertificaat nodig. Nadat u het selectievalke HTTPvereist voor
toegangscodes heeft ingeschakeld, klikt u op Volgende.
60
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
15. Er verschijnt nu een venster waarin wordt vermeld dat de configuratie is voltooid.
Als u SMARTsend als een nieuw programma installeert, selecteert u Voltooien. Selecteer [Xerox:
SMARTsend] in het menu Start en om de toepassing te starten.
Opmerking: Controleer dat de benodigde IIS en ASP.NET worden uitgevoerd nadat
SMARTsend is geïnstalleerd. Zie Configuratievereisten voor SMARTsend op pagina 23
voor meer informatie.
Als u een upgrade installeert, schakelt u het selectievakje Nadat u op Voltooien hebt geklikt in
om de gegevens uit de vorige versie van SMARTsend te herstellen. Klik op Voltooien. Het venster
Welkom bij het SMARTsend Herstelprogramma wordt weergegeven. Klik op Volgende. Het venster
Herstelpunt wordt weergegeven en toont de backup-map(pen) van eerdere versies van
SMARTsend. Selecteer de toets Herstelpunt en klik op Volgende. Er verschijnt een scherm waarin
wordt aangegeven dat het systeem de backup-directory heeft gevonden. Klik op Volgende. Het
systeem controleert dat IIS wordt uitgevoerd en of er opdrachten worden verwerkt. Volg de
instructies op het scherm en klik op Volgende. Laat alle selectievakjes ingeschakeld en klik op
Start om de oude gegevens in de nieuwe SMARTsend-database te importeren. Er verschijnt een
bericht dat de gegevens zijn hersteld. Klik op Voltooien en selecteer Xerox: SMARTsend in het
menu Start om de toepassing te starten.
16. Er zijn verscheidene site-configuratietaken nodig om SMARTsend voor te bereiden voor gebruik op
uw locatie. Volg de installatie-instructies in Hoofdstuk 4, Site-configuratie om de installatie te
voltooien. Als u optionele onderdelen heeft, kunt u deze installeren nadat u SMARTsend heeft
geïnstalleerd. Zie Optionele onderdelen installeren en configureren op pagina 62 voor meer
informatie.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
61
SMARTsend installeren
Optionele onderdelen installeren en
configureren
Optionele onderdelen, zoals Documentum, Hummingbird, Interwoven WorkSite, TRIM en LiveLink,
kunnen bij Xerox worden aangeschaft en met elke licentie van SMARTsend Standard- of Professionaleditie worden geïnstalleerd. Controleer de instructies die met elk optioneel onderdeel worden verstrekt
om hun vereisten te bevestigen.
Opmerking: Er moet op juiste wijze een versie onder licentie van SMARTsend worden
geïnstalleerd voordat
Configuratievereisten voor optionele onderdelen
Sommige optionele SMARTsend-onderdelen hebben aanvullende configuratievereisten waaraan moet
worden voldaan voordat ze kunnen worden gebruikt. De huidige vereisten voor de optionele
onderdelen Documentum, Hummingbird, Interwoven WorkSite, LiveLink en TRIM worden hieronder
verstrekt.
u optionele onderdelen kunt installeren.
Opmerking: Sommige optionele onderdelen vereisen dat er aanvullende clientsoftware
wordt geïnstalleerd en geconfigureerd voordat het optionele onderdeel wordt geïnstalleerd.
Bekijk en voldoe aan deze vereisten voordat u een optioneel onderdeel installeert.
Configuratievereisten voor Documentum
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om Documentum op het gebruik met
SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.Documentum Content Server versie 5.2.5 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed
werken.
2.De client van de Documentum Desktop versie 5.3 moet op de SMARTsend-computer worden
geïnstalleerd voordat
3.U kunt extra configuratiestappen uitvoeren om de Documentum-client voor gebruik voor te
bereiden.
Opmerking: Raadpleeg de installatiemedia en -documentatie die met uw Documentum-
product zijn geleverd voor instructies voor de clientinstallatie en configuratie.
4.Test de Documentum-configuratie van de SMARTsend-computer door de client te gebruiken om
een Documentum-docbase/-archiefkast op te roepen.
5.Volg de Installatie-instructies voor optionele onderdelen (Standard- of Professional-editie) op
pagina 67 om het optionele Documentum-onderdeel te installeren.
6.Nadat de Documentum-client en het optionele onderdeel beide op de SMARTsend-computer zijn
geïnstalleerd, moet u enkele configuratiewijzigingen op de SMARTsend-computer maken.
de Documentum-optie aan SMARTsend kan worden toegevoegd.
62
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
Voor Windows XP Professional, Windows Vista en Windows 2003 Server:
a.Bewerk bestand c:\windows\dmcl.ini
b.Voeg vermelding local_path aan [DMAPI_CONFIGURATION] toe:
c.DMAPI_CONFIGURATION]
local_path = C:\Documentum\dmcl
d.De gebruikersgroep moet voor zowel Windows XP Professional- en Windows 2003-installaties
volledige beheertoegang tot de map c:\Documentum (en onderliggende mappen) worden
toegewezen. Doe hiervoor het volgende:
•Blader op de SMARTsend-computer naar de map c:\Documentum.
•Klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen.
•Selecteer in het dialoogvenster Documentum-eigenschappen het tabblad Beveiliging.
•Zorg ervoor dat de gebruikersgroep is toegevoegd en dat de volledige beheertoegang is
toegewezen.
Voor Windows 2000 Server/Advanced Server:
a.Bewerk bestand c:\winnt\dmcl.ini
b.Voeg vermelding local_path aan [DMAPI_CONFIGURATION] toe:
c.DMAPI_CONFIGURATION]
local_path = C:\Documentum\dmcl
d.Dubbelklik om ervoor te zorgen dat "Iedereen" volledige beheertoegang tot de directory
c:\documentum heeft (Dit is de standaardinstelling wanneer de Documentum-client is
geïnstalleerd). Doe hiervoor het volgende:
•Blader op de SMARTsend-computer naar de map c:\Documentum.
•Klik met de rechtermuisknop en selecteer Eigenschappen.
•Selecteer in het dialoogvenster Documentum-eigenschappen het tabblad Beveiliging.
•Zorg ervoor dat de groep Iedereen volledige beheertoegang heeft.
Configuratievereisten voor Hummingbird
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om Hummingbird DM op het gebruik
met SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.Hummingbird DM Server versie 5.1.0.5 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed
werken.
2.De client van de Hummingbird DM versie 5.1.0.5 moet op de SMARTsend-computer worden
geïnstalleerd voordat
de Hummingbird DM-client installeert op de SMARTsend-computer, moet u het optionele
onderdeel DM Internet Mode selecteren. Nadat de client is geïnstalleerd, start u de computer als u
daarom wordt gevraagd opnieuw op.
de Hummingbird-optie aan SMARTsend kan worden toegevoegd. Wanneer u
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
63
SMARTsend installeren
3.Wanneer de client eenmaal op de SMARTsend-computer is geïnstalleerd, moet de
verbindingsmode van DM WebTop op Intranet zijn ingesteld en moet de gewenste DM-server via
de verbindingswizard voor DM zijn gespecificeerd.
Opmerking: Vanwege de beperking die wordt opgelegd door de Hummingbird-client,
kan SMARTsend slechts één Hummingbird-server tegelijk gebruiken.
Opmerking: Raadpleeg de installatiemedia en -documentatie die met uw Hummingbird-
product zijn geleverd voor instructies voor de clientinstallatie en configuratie.
4.Test de Hummingbird-configuratie van de SMARTsend-computer door de client te gebruiken om
een Hummingbird-bibliotheek/-map op te roepen.
Opmerking: Om de installatie van de optionele Hummingbird-bestemming op een
Windows 2000 Server/Advanced Server mogelijk te maken, moet u de ASPNET-account
toestemming ‘Fungeren als deel van het besturingssysteem’ verlenen via de lokale
beveiligingsbeleideditor. Klik hiertoe op Start > Programma's > Systeemwerkset > Lokaal
beveiligingsbeleid. Vouw het lokale beleid uit en dubbelklik op Toewijzing van
gebruiksrecht. Voeg de ASPNET-account toe aan de lijst van accounts die het recht
hebben om te ‘Fungeren als deel van het besturingssysteem.’
5.Volg de Installatie-instructies voor optionele onderdelen (Standard- of Professional-editie) op
pagina 67 om Hummingbird te installeren. Nadat u Hummingbird heeft geïnstalleerd, gaat u
verder naar de volgende stap (hieronder) om het optionele Hummingbird-onderdeel te
configureren.
6.Voer de volgende stappen uit om Hummingbird te configureren:
a.Start SMARTsend en meld u als een beheerder aan om de Homepage van Beheer op te
roepen.
b.Klik op de koppeling Service-instellingen configureren in het onderste deel van het
deelvenster Site-configuratie.
c.Klik op de koppeling Hummingbird.
64
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
d.Voer de gebruikersnaam, toegangscode en domeinnaam voor een Windows-
gebruikersaccount in die op de Hummingbird-server is geconfigureerd. De SMARTsendcomputer vereist een geldige gebruikersaccount om de Hummingbird-server te kunnen
oproepen.
Opmerking: Wanneer de Hummingbird-server en de SMARTsend-computer zich in
verschillende domeinen bevinden (zonder een vertrouwensrelatie), en u Hummingbird
configureert, moet u de gebruikersnaam en toegangscode (wachtwoord) voor een
Windows-gebruikersaccount invoeren die zowel op de Hummingbird-server als op de
SMARTsend-computer bestaat. Als de Hummingbird-server en de SMARTsend-computer zich
in hetzelfde domein of een vertrouwd domein bevinden, kunnen de gebruikersnaam en
toegangscode voor de domeinaccount worden ingevoerd.
Opmerking: De Windows-account die wordt gebruikt bij het configureren van Hummingbird
moet het recht ‘Lokaal aanmelden’ worden verleend via de lokale beveiligingsbeleideditor
op de Hummingbird-server. Als u dit bijvoorbeeld op een Windows 2000 Server/Advanced
Server wilt doen, klikt u op Start > Programma's > Systeemwerkset > Lokaal
beveiligingsbeleid. Vouw het lokale beleid uit en dubbelklik op Toewijzing van gebruiksrecht.
Voeg de Windows-account die wordt gebruikt toe aan de lijst met accounts die het recht
‘Lokaal aanmelden’ hebben.
e.Klik op To ep as se n om wijzigingen op te slaan. Zie Service-instellingen configureren op
pagina 102 voor aanvullende informatie.
Configuratievereisten voor Interwoven WorkSite
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om Interwoven WorkSite op het
gebruik met SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.Interwoven WorkSite-server versie 8.0 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed
werken.
2.De client van de Interwoven WorkSite versie 8.0 moet op de SMARTsend-computer worden
geïnstalleerd voordat
Nadat de client is geïnstalleerd, start u de computer als u daarom wordt gevraagd opnieuw op.
Opmerking: Raadpleeg de installatiemedia en -documentatie die met uw Interwoven
WorkSite-product zijn geleverd voor instructies voor de clientinstallatie en configuratie.
3.Test de Interwoven-configuratie van de SMARTsend-computer door de client te gebruiken om een
Interwoven WorkSite-server/-database op te roepen.
4.Volg de Installatie-instructies voor optionele onderdelen (Standard- of Professional-editie) op
pagina 67 om het optionele Interwoven WorkSite-onderdeel te installeren.
de Interwoven WorkSite-optie aan SMARTsend kan worden toegevoegd.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
65
SMARTsend installeren
Configuratievereisten voor LiveLink
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om LiveLink op het gebruik met
SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.LiveLink versie 9.5.0 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed werken.
2.Installeer de Open Text LiveLink SDK versie 9.5.0.1, en alle vereisten, op de SMARTsend-computer
voordat u het optionele LiveLink-onderdeel installeert. Wanneer u wordt gevraagd of u de LAPIbin-directory aan uw systeempad wilt toevoegen, klikt u op Ja.
3.Installeer de juiste Microsoft Visual J# .NET-distributie voor uw versie van .NET Framework.
4.Volg de Installatie-instructies voor optionele onderdelen (Standard- of Professional-editie) op
pagina 67 om LiveLink te installeren.
Configuratievereisten voor TRIM
Er moet aan de volgende configuratievereisten worden voldaan om TRIM Context Server op het
gebruik met SMARTsend Standard- of Professional-editie voor te bereiden:
1.TRIM Context Server versie 6.0 moet goed zijn geïnstalleerd, geconfigureerd en goed werken.
2.De TRIM-gebruikersaccount moet de rechten voor toegang, starten en activeren hebben.
3.De TRIM-gebruikersaccount die door SMARTsend wordt gebruikt, moet in het domein zijn dat is
geconfigureerd bij de installatie van TRIM Context Server.
4.TRIM Context Server is gestart en loopt op het netwerk. De gebruiker kan nieuwe gegevenssets
maken met gebruik van de Trim Enterprise Manager.
5.De TRIM Connectivity werkset is op de TRIM-server geïnstalleerd en er is verbinding gemaakt
tussen de TRIM-server en de client.
6.De gebruiker moet de rechten van Beheerder hebben op het hostapparaat.
7.TRIM-metagegevensvelden zijn aan de database toegevoegd.
8.De TRIM-adapter moet op de SMARTsend-computer zijn geïnstalleerd voordat de TRIM-optie aan
SMARTsend kan worden toegevoegd. Installeer het optionele TRIM-onderdeel volgens de
Instructies voor installatie van optionele onderdelen op de volgende pagina. Nadat de client is
geïnstalleerd, start u de computer als u daarom wordt gevraagd opnieuw op. Voer de volgende
stappen uit om de TRIM-service te configureren:
a) Start SMARTsend en meld u als beheerder aan om de Homepage van Beheer op te roepen.
b) Selecteer de koppeling ‘Nieuwe legitimering toevoegen’ op de Homepage van de SMARTsend.
In het venster Accountinstellingen dat wordt weergegeven, voert u TRIM in als accounttype, geeft
u de naam van de account, de servernaam en de naam van de virtuele directory op (de virtuele
directory wordt in Microsoft IIS 6 geconfigureerd en is de plaats waar de binaire gegevens van de
TRIM Connectivity Toolkit zijn opgeslagen. Standaard is de virtuele directory TrimCT2 genoemd),
en voert u de gebruikersnaam en toegangscode in (de gebruiker moet deel uitmaken van de
domeingroep waarop TRIM Context Services loopt. Dit zijn dezelfde gebruikersnaam en
toegangscode die geconfigureerd zijn in de bovengenoemde vereisten voor TRIM-configuratie).
Klik op OK.
c) Als de legitimering eenmaal is voltooid, maakt u een SMARTsend-werkstroom. Raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor informatie over het maken van werkstromen.
66
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
Installatie-instructies voor optionele onderdelen (Standard- of Professionaleditie)
Opmerking: Sommige optionele onderdelen vereisen dat er aanvullende clientsoftware
wordt geïnstalleerd en geconfigureerd voordat het optionele onderdeel wordt geïnstalleerd.
Bekijk Configuratievereisten voor optionele onderdelen op pagina 62 voordat u de volgende
installatieprocedure uitvoert.
Zo installeert u optionele SMARTsend-bestemmingen:
1.Meld u als beheerder bij de SMARTsend-computer aan.
2.Plaats op de SMARTsend-computer de cd voor de SMARTsend Optionele bestemmingen in het cd-
rom-station.
3.Blader met behulp van Windows-verkenner door het cd-rom-station. Open de map voor de
bestemming die u wilt installeren.
4.Dubbelklik op het pictogram Setup.exe.
5.Selecteer de taal waarin het installatieprogramma moet worden uitgevoerd en klik op OK.
6.Klik op Volgende > op de welkomstpagina van het installatieprogramma.
7.Lees en accepteer de licentieovereenkomst. Klik op Volgende.
8.Klik voor installatie op Installeren.
9.Klik op Voltooien op het bevestigingsscherm. Klik op Ja als u wordt gevraagd om de computer
opnieuw op te starten.
10. Zie Configuratievereisten voor optionele onderdelen op pagina 62 voor extra
configuratievereisten en -instructies die voor elk onderdeel gelden.
Open voor aanvullende productondersteuningsinformatie de readme-bestanden op de cd
SMARTsend Optionele bestemmingen. De readme-bestanden staan in de readme-mappen voor
elke optionele bestemming. De readme-bestanden worden in alle ondersteunde talen geleverd en
kunnen worden geïdentificeerd door de talenafkorting van twee letters die in de bestandsnaam is
opgenomen. Het pad en de bestandsnaam voor het Nederlandse readme-bestand voor
Documentum is als volgt:
\Documentum\Readme\Readme_nl.txt
11. Test elk optioneel onderdeel in SMARTsend door voor elke nieuw toegevoegde bestemmingen een
werkstroom te maken.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
67
SMARTsend installeren
SMARTsend naar een vervangingscomputer
migreren
SMARTsend-configuraties kunnen naar een vervangingscomputer worden gemigreerd zonder
werkstromen, gebruikersvoorkeuren, apparaatconfiguraties en algemene instellingen opnieuw te
maken. Dit is van toepassing wanneer er met dezelfde versie van SMARTsend wordt gemigreerd of
wanneer er naar een nieuwere versie van SMARTsend wordt bijgewerkt.
Opmerking: Er zijn SID's (Security Identifiers) vereist om SMARTsend-gebruikers te
identificeren. Wanneer u het domein van een computer wijzigt, veranderen de SID's. De
vervangingscomputer moet zich in een domein van Windows NT/Active directory bevinden,
waarin de domeinen van de huidige SMARTsend-gebruikers worden vertrouwd.
Zo kunt u een SMARTsend-configuratie naar een vervangingscomputer migreren:
1.Start SMARTsend op de huidige/oorspronkelijke computer via beheerderslegitimatiegegevens.
2.Open de Homepage van Beheer.
3.Zoek het deelvenster Backup-status en klik op de toets Nu backup maken. SMARTsend maakt een
backup-bestand in de volgende standaardlocatie:
<drive>:\Inetpub\wwwroot\SMARTsend\Data\Backup\. Zie Backup-status op pagina 131 voor
meer informatie.
4.Kopieer de backup-map van het oorspronkelijke computer naar de gewenste locatie op uw
vervangingscomputer.
5.Installeer SMARTsend op de vervangingscomputer. Volg de instructies in de handleiding voor
installatie en beheer van SMARTsend.
6.Start het herstelprogramma op de vervangingscomputer als de installatie is voltooid. Zie
Herstelprogramma op pagina 203 voor meer informatie.
7.Kies de optie Directory-pad voor backup en blader vervolgens naar de locatie van de backup-map
die u van de oorspronkelijke computer heeft gekopieerd.
8.Start SMARTsend op de vervangingscomputer als de installatie is voltooid.
9.Controleer of alle werkstromen, gebruikersvoorkeuren, apparaatconfiguraties en algemene
instellingen zijn hersteld.
Opmerking: SMARTsend-gebruikerslegitimatiegegevens worden niet hersteld. Gebruikers
moeten legitimatiegegevens opnieuw invoeren voor elke ondersteund service/bestemmingstype voordat deze werkstromen op de vervangingscomputer kunnen worden
uitgevoerd. Verwijs gebruikers naar de koppeling Mijn legitimatiegegevens beheren op de
Homepage van de gebruiker om hun legitimatiegegevens bij te werken.
68
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
SMARTsend installeren
SMARTsend-installatie repareren
Sla dit gedeelte over wanneer u op dit moment een installatie uitvoert.
Het installatieprogramma van SMARTsend beschikt over de optie een eerder geïnstalleerde versie van
SMARTsend te repareren. Met deze toepassing worden ontbrekende bestanden opnieuw geïnstalleerd,
evenals de originele installatiebestanden (om corrupte bestanden te vervangen), registratiecodes en
snelkoppelingen die door SMARTsend worden gebruikt. Bovendien kunnen sommige registratieinstellingen van SMARTsend-voorkeuren op de standaardwaarden worden teruggezet. Met deze
reparatie-optie kunt u geen
Zo repareert u een SMARTsend-installatie:
1.Meld u als beheerder bij de SMARTsend-computer aan.
2.Open het Configuratiescherm van Windows en selecteer Software.
3.Selecteer SMARTsend en vervolgens Wijzigen/Verwijderen.
4.Selecteer Repareren op de pagina Toepassingsonderhoud en klik daarna op Volgende.
5.Klik op Volgende op de pagina Gereed om de applicatie te repareren.
6.Volg de instructies van het installatieprogramma om de reparatie te voltooien.
7.Het scherm Onderhoud voltooid wordt weergegeven. Klik op Voltooien.
SMARTsend-apparaatconfiguratie of apparaatscansjablonen repareren.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
69
SMARTsend installeren
Installatie van SMARTsend ongedaan maken
Sla dit gedeelte over wanneer u op dit moment een installatie uitvoert.
Met het programma voor het ongedaan maken van de installatie van SMARTsend worden alle
applicatie- en databasebestanden, met inbegrip van werkstromen, publicaties, apparaatinformatie en
gebruikersgegevens (zoals e-mailadressen en legitimatiegegevens) verwijderd. De Microsofttoepassingen die tijdens de installatie werden geïnstalleerd, zoals .NET Framework, MDAC en SQL
2005, worden niet verwijderd. Indien er optionele SMARTsend-onderdelen op de SMARTsend-computer
werden geïnstalleerd (zoals Documentum, Hummingbird, etc.), worden deze automatisch verwijderd
wanneer SMARTsend wordt verwijderd.
VOORZICHTIG: Het wordt aanbevolen om een backup te maken van de SMARTsend-database
voordat u de applicatie verwijdert. Zie Een backup plannen op pagina 100 voor verdere informatie.
Opmerking: Als u SMARTsend opnieuw wilt installeren, dient u eerst IIS en dan .NET Framework te
verwijderen voordat u SMARTsend verwijdert. Volg bij hetinstalleren dan dezelfde volgorde: eerst IIS,
dan .NET Framework en tenslotte SMARTsend.
Zo verwijdert u SMARTsend:
1.Als SMARTsend op een Windows 2000 Server/Advanced Server is geïnstalleerd:
Klik op Start > Instellingen > Configuratiescherm > Software (in Vista Programma's en
onderdelen).
- OF Als SMARTsend op een computer met Windows Server 2003, Windows XP Professional of Windows
Vista als besturingssysteem is geïnstalleerd:
Klik op Start > Configuratiescherm > Software.
2.Selecteer SMARTsend.
3.Klik op Wijzigen/Verwijderen. In Vista selecteert u Verwijderen/Wijzigen. Het venster
Toepassingsonderhoud wordt weergegeven.
4.Klik eerst op Verwijderen en daarna op Volgende. Het venster voor bevestiging van de handeling
wordt weergegeven.
5.Selecteer Ja om SMARTsend te verwijderen. Naast de applicatie SMARTsend worden ook alle
optionele SMARTsend-onderdelen van het systeem verwijderd.
6.Klik op Voltooien om de wizard af te sluiten.
70
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste stappen beschreven waarmee de beheerder van SMARTsend
het programma voor gebruik configureert. Deze stappen zijn gebaseerd op het deelvenster Siteconfiguratie op de Homepage van Beheer. Raadpleeg de Handleiding voor de gebruiker van
SMARTsend voor informatie over de Homepage van de gebruiker en toepassingen aangaande het
maken en het publiceren van werkstromen.
Dit hoofdstuk omvat:
•SMARTsend openen op pagina 72
•Homepage Beheer op pagina 73
•Site-configuratie op pagina 74
•Beveiligingsinstellingen controleren op pagina 75
•Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken op pagina 78
•Xerox-apparaten beheren op pagina 78
•Apparaten toevoegen en zoeken op pagina 79
•Een apparaat configureren voor gebruik met SMARTsend op pagina 83
•Zoekinstellingen configureren - subnetwerken op pagina 87
4
•Zoekinstellingen configureren - SNMP-legitimatiegegevens op pagina 87
•Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken op pagina 88
•Configureer dit apparaat handmatig op pagina 92
•Internetfaxinstellingen voor PaperWare configureren op pagina 95
•E-mail en adresboek instellen op pagina 96
•Werkstroom Mijn e-mail publiceren op pagina 99
•Een backup plannen op pagina 100
•Service-instellingen configureren op pagina 102
•Applicatie-account beheren op pagina 108
•Algemene instellingen op pagina 109
•Volgende stappen op pagina 118
•Bijlage A - ondersteuning voor exporteren van opdrachtlog op pagina 119
•Bijlage B - verbinding voor externe applicatie op pagina 121
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
71
Site-configuratie
SMARTsend openen
U kunt SMARTsend openen vanaf elke clientbrowser die toegang heeft tot de SMARTsend-computer, of
vanaf de SMARTsend-computer zelf. Wanneer u zich als beheerder op de SMARTsend-computer
aanmeldt, verschijnt de Homepage van Beheer. Wanneer u zich als gebruiker op de SMARTsendcomputer aanmeldt, verschijnt de Homepage van de gebruiker.
Opmerking: Schakel de software die pop-ups blokkeert uit voordat u SMARTsend gaat
gebruiken.
Zo kunt u de homepage van Beheer openen:
1.Meld u als beheerder op de SMARTsend-computer aan en klik op Start > Programma's (Alle programma's) > Xerox > SMARTsend > SMARTsend.
- OF Start uw webbrowser vanaf een willekeurige computer en ga naar de Homepage van SMARTsend
op http://<computernaam of IP-adres>/SMARTsend. Voer de legitimatiegegevens van uw
SMARTsend-beheerdersaccount in.
Opmerking: Zie Hoofdstuk 7, Problemen oplossen voor meer informatie als u
SMARTsend niet vanaf een clientwerkstation kunt openen.
2.Standaard wordt de welkomstpagina van SMARTsend weergegeven. U kunt voorkomen dat de
welkomstpagina wordt weergegeven door de optie Dit scherm niet weergeven wanneer ik SMARTsend weer open te selecteren.
3.Selecteer op de welkomstpagina Hier klikken om SMARTsend te starten.
4.De Homepage van Beheer verschijnt. Houd er rekening mee dat sommige opties en knoppen van
SMARTsend onderaan de pagina's op bepaalde schermen niet zichtbaar zijn. Gebruik de
schuifbalk aan de rechterkant van het venster om desgewenst naar de het onderste gedeelte van
de pagina's te gaan
Als u de instellingen op een pagina wilt wijzigen, dient u op de toets Toepassen onderaan de
pagina te klikken om de wijzigingen op bepaalde pagina's op te slaan.
Opmerking: Een SMARTsend-beheerder kan ervoor kiezen om SMARTsend via de
Homepage van de gebruiker of de Homepage van Beheer te starten. Beheerders die het
grootste deel van hun tijd bijvoorbeeld aan het maken en bewerken van werkstromen
besteden, geven er misschien de voorkeur aan om het programma via de Homepage
van de gebruiker te starten. In het deelvenster Mijn homepage, rechtsonder in de
Homepage van Beheer, kunt u kiezen welke pagina standaard als eerste wordt
weergegeven.
.
72
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Homepage Beheer
Beheerders kunnen op de Homepage van Beheer de SMARTsend-site configureren en beheren. Deze
pagina bevat opties voor site-configuratie en statusinformatie aan de linkerkant en koppelingen naar
sitebeheer en informatie aan de rechterkant.
Navigatiepad
Statusberichtgebied Koppeling Gebruikers-
/Beheersite
Naam computer/gebruiker
Schuifomlaag om meeropties te kunnenbekijken...
Opties voor site-configuratie
Afbeelding 4-1: Homepage van Beheer (bovenste deel)
Opties voor sitebeheer
•Navigatiepad—In dit gebied ziet u de huidige pagina en de pagina's die zijn gebruikt om bij de
huidige pagina te komen. Zo wordt Home >> Xerox-apparaten beheren >> Apparaten toevoegen
weergegeven als u de pagina Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken bekijkt. Onthoud dat de tekst
koppelingen naar iedere pagina bevat. Klik gewoon op de koppelingen voor toegang tot de
SMARTsend-pagina's in het pad.
•Statusberichtgebied—De berichten die door SMARTsend worden weergegeven, wijzigen op basis
van de huidige operationele status van de applicatie.
•Koppeling Gebruikers-/Beheersite—Deze koppeling is alleen voor beheerders van SMARTsend
beschikbaar. Hiermee kan de beheerder wisselen tussen de Homepage van Beheer en de
Homepage van de gebruiker.
•Naam computer/gebruiker—U ziet hier de naam van de SMARTsend-computer en de account
voor de gebruiker/beheerder die momenteel is aangemeld.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
73
Site-configuratie
Site-configuratie
In het deelvenster Site-configuratie van de Homepage van Beheer staan de belangrijkste taken voor
een juiste site-configuratie. Sommige taken moeten worden uitgevoerd, andere zijn optioneel of
worden aanbevolen wanneer de beheerder alle aspecten van site-configuratie grondig wil behandelen.
De beheerder van SMARTsend moet alle essentiële configuratie-instellingen opgeven en testen om er
zeker van te zijn dat de site volledig operationeel is voor de eindgebruikers. Op de volgende pagina's
vindt u nadere informatie over iedere optie voor Site-configuratie.
Opmerking: De site-configuratie van SMARTsend kan mislukken als de vereiste handelingen
voor de computer-, client- en apparaatconfiguratie niet zijn uitgevoerd wanneer
SMARTsend gaat gebruiken. Raadpleeg Hoofdstuk 2, Voorbereiding op installatie indien u
dat nog niet heeft gedaan, en voer deze essentiële configuratiehandelingen uit.
Statuspictogrammen
In het gedeelte Site-configuratie van de Homepage van Beheer worden statusberichten en pictogrammen weergegeven, zodat u op de hoogte bent van configuratieproblemen en u een
bevestiging kunt zien dat SMARTsend goed is geconfigureerd voor gebruik. De huidige status van de
belangrijkste site-configuratie-opties wordt aangegeven met de volgende pictogrammen:
u
Geeft aan dat een essentiële instelling moet worden opgegeven voordat
SMARTsend kan worden gebruikt. Controleer het berichtengebied in het
deelvenster Site-configuratie voor testinformatie.
Geeft aan dat een bepaalde site-configuratie-optie wellicht niet is
ingesteld of niet functioneel is. SMARTsend kan worden gebruikt
wanneer deze pictogrammen zichtbaar zijn, maar bepaalde optionele of
aanbevolen toepassingen werken wellicht niet.
Geeft aan dat alle SMARTsend-beheerdersopties zijn ingesteld en de site
in gebruik kan worden genomen.
Tabel 4-1: Statuspictogrammen
Wanneer er geen essentiële waarschuwingspictogrammen in het deelvenster Site-configuratie worden
weergegeven, kunt u met extra site-configuratietaken (optioneel) doorgaan of naar de Homepage van
de gebruiker gaan en met het testen of gebruiken van SMARTsend beginnen. Zie Volgende stappen op
pagina 118 voor meer informatie.
Opmerking: SMARTsend is pas operationeel wanneer ten minste één multifunctioneel
apparaat van Xerox is geconfigureerd, of de PaperWare-functionaliteit (Professional-editie)
is geconfigureerd. Zie Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken op pagina 78, of
Internetfaxinstellingen voor PaperWare configureren op pagina 95 voor meer informatie.
74
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Beveiligingsinstellingen controleren
Met de koppeling Beveiligingsinstellingen controleren kunt u beveiligingsopties configureren voor
toegang tot SMARTsend via een toegangscode, apparaatverificatie en PaperWare-formulieren
(Professional-editie). Raadpleeg Hoofdstuk 9, Beveiliging van SMARTsend voor aanvullende informatie.
Algemene sitebeveiliging
Het algemene sitebeveiligingsbeleid heeft betrekking op een beveiligde invoer van de gegevens voor
account en toegangscode. De hier geselecteerde beveiligingsprocedures houden verband met de
verzending van deze gegevens tussen clients en SMARTsend-computer. Bij de verzending van accounten toegangscodegegevens naar werkstroombestemmingen spelen ook nog andere factoren een rol,
bijvoorbeeld de overdrachtprotocollen die de betreffende bestemming ondersteunt. Zie Hoofdstuk 9,
Beveiliging van SMARTsend voor aanvullende informatie.
•Voer toegangscodes in via een beveiligde verbinding (standaardinstelling)—Gebruik deze
procedure als u SSL voor de beveiligde invoer van toegangscodes gebruikt. Xerox raadt u aan deze
instelling te activeren, zodat de accountnaam en toegangscode gecodeerd tussen clients en de
SMARTsend-computer worden uitgewisseld. Voor deze optie is een beveiligingscertificaat
benodigd, dat op voorhand dient te worden verkregen. Zie Hoofdstuk 2, Voorbereiding op
installatie voor meer informatie over het verkrijgen van een beveiligingscertificaat.
•Voer toegangscode in via een niet-beveiligde verbinding—Gebruik deze procedure als u de
invoer van toegangscodes via een niet-beveiligde verbinding laat plaatsvinden. Met deze optie
worden toegangscodes in ongecodeerde tekst tussen clients en de SMARTsend-computer
uitgewisseld.
Opmerking: Indien de invoer van toegangscodes is beveiligd, codeert SMARTsend de
accountnaam en toegangscode tijdens de overdracht van de client naar de
SMARTsend-computer. Wanneer deze gegevens echter via SNMP naar het apparaat
worden verzonden, dan worden ze als ongecodeerde tekst verzonden.
Scansjabloonbeveiliging voor apparaat
Het beleid Scansjabloonbeveiliging voor apparaat wordt gebruikt om de verificatie in te stellen voor
scansjablonen die zijn verstrekt aan multifunctionele apparaten van Xerox. Bij deze
verificatieprocedures wordt ervan uitgegaan dat SMARTsend apparaten beheert die verificatie
ondersteunen en dat op deze apparaten verificatie ingeschakeld en goed geconfigureerd is, zodat
gebruikers van hetzelfde of vertrouwde domein als de SMARTsend-computer kunnen worden
geverifieerd. Deze procedures zijn niet op PaperWare-voorbladen van toepassing (Zie PaperWare-
formulieren op pagina 76).
SMARTsend ondersteunt de volgende procedures voor scansjabloonbeveiliging:
•Verificatie op het apparaat nodig voor alle sjablonen—Gebruik deze procedure om van alle
gebruikers van SMARTsend te verlangen dat zij hun legitimatiegegevens op het multifunctionele
Xerox-apparaat invoeren wanneer openbare of privé
-sjablonen worden gebruikt.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
75
Site-configuratie
•Alleen verificatie op het apparaat nodig voor privé-sjablonen (standaardinstelling)—Gebruik
deze procedure om van eigenaren van werkstromen/sjablonen te verlangen dat zij hun
legitimatiegegevens alleen op het multifunctionele Xerox-apparaat invoeren wanneer er privé
sjablonen worden gebruikt. Met deze instelling kunnen openbare sjablonen zonder verificatie
worden gebruikt.
Opmerking: Apparaten die verificatie bieden worden in SMARTsend aangeduid met een
pictogram van een hangslot op het apparaat op de pagina Xerox-apparaten beheren.
Dit pictogram betekent echter niet per se dat de verificatie momenteel is
geconfigureerd en werkt op het apparaat. Raadpleeg de documentatie bij uw
multifunctioneel apparaat van Xerox voor instructies over de inschakeling en
configuratie van de verificatie.
Alle gebruikers kunnen een privé-sjabloon selecteren op het apparaat en proberen een scanopdracht
uit te voeren. Het lijkt er aanvankelijk op dat de opdracht wordt verwerkt, maar de verwerking ervan
mislukt uiteindelijk als de legitimatiegegevens die op het apparaat zijn ingevoerd niet overeenkomen
met die van de privé-werkstroom op de SMARTsend-computer. Opdrachten die mislukken tengevolge
van onvoldoende verificatie worden gemeld op het Opdrachtbevestigingsoverzicht (indien
ingeschakeld), maar op de gebruikersinterface van het apparaat zelf wordt niet aangegeven dat een
opdracht is mislukt.
Zie Interacties beveiligingsbeleid op pagina 217 in Hoofdstuk 9, Beveiliging van SMARTsend voor meer
informatie.
PaperWare-formulieren
Professional-editie
Het beleid Beveiliging PaperWare-formulieren wordt gebruikt om de verificatie in te stellen voor het
gebruik van PaperWare-voorbladen. Als de beheerder verificatie heeft geselecteerd, wordt ervan
uitgegaan dat SMARTsend apparaten beheert die zo zijn geconfigureerd dat gebruikers van hetzelfde
of vertrouwde domein als de SMARTsend-computer worden geverifieerd.
•Alleen verificatie met PaperWare-formulieren toestaan (standaardinstelling)—Gebruik deze
procedure als de aanmeldingsnaam en de toegangscode op het PaperWare-formulier voldoende
zijn voor verificatie, of als het apparaat waarop het formulier wordt gebruikt geen verificatie
ondersteunt. Bij deze instelling kan iedereen die een PaperWare-voorblad bezit dit gebruiken op
internetfaxapparaten of apparaten die geen verificatie ondersteunen, zelfs wanneer de
oorspronkelijke werkstroom waarin het voorblad werd uitgegeven privé was of van het soort
Scannen naar Mijn e-mail.
76
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
•PaperWare-formulier en aanmelding bij het apparaat nodig voor verificatie—Gebruik deze
procedure als gebruikers aanmeldingsinformatie op zowel het PaperWare-voorblad als op het
apparaat moeten invoeren. Wanneer scanners verificatie ondersteunen, beperkt deze instelling
het gebruik van een PaperWare-voorblad dat is afgeleid van een openbare werkstroom tot
bevoegde gebruikers van het apparaat en de eigenaar van de werkstroom. Wanneer iemand
anders dan de eigenaar van de privé-werkstroom een document scant wanneer deze procedure is
ingesteld, lijkt het er aanvankelijk op dat de opdracht op het apparaat wordt verwerkt, maar deze
verwerking mislukt uiteindelijk als de legitimatiegegevens die op het apparaat zijn ingevoerd niet
overeenkomen met die van de privé-werkstroom op de SMARTsend-computer. Het mislukken van
de opdracht wordt gemeld op het Opdrachtbevestigingsoverzicht (indien ingeschakeld), maar op
de gebruikersinterface van het apparaat zelf wordt er niet aangegeven dat een opdracht is
mislukt.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
77
Site-configuratie
Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken
SMARTsend biedt verschillende toepassingen waarmee u multifunctionele Xerox-apparaten voor
gebruik met SMARTsend kunt identificeren en configureren. De beschikbare apparaten kunnen via het
proces voor automatisch zoeken en herkennen van apparaten worden geïdentificeerd, of u kunt de IPadressen of hostnamen handmatig invoeren. Klik op de koppeling Xerox-apparaten
toevoegen/bijwerken op de Homepage van Beheer om deze toepassingen te gebruiken.
VOORZICHTIG: Tijdens de configuratie van het apparaat overschrijft SMARTsend de scaninstellingen
van de standaard opslagplaats en de sjablonengroep van een multifunctioneel apparaat van Xerox. Als
uw huidige applicaties de standaardopslagplaats gebruiken, configureer dan de applicaties en het
apparaat opnieuw met een alternatieve opslagplaats voor deze applicaties voordat u het apparaat
configureert voor het gebruik van SMARTsend.
Xerox-apparaten beheren
De pagina Xerox-apparaten beheren is het beginpunt voor het zoeken, toevoegen en configureren van
Xerox-apparaten, zodat deze met SMARTsend kunnen worden gebruikt. Deze pagina kan via de
Homepage van Beheer worden opgeroepen door op de koppeling Xerox-apparaten
toevoegen/bijwerken in het deelvenster Site-configuratie te klikken of door op de koppeling Xeroxapparaten bekijken in deelvenster Xerox-apparaten beheren te klikken.
Klik op de hostnaam of het IP-adres voor het apparaat in het deelvenster voor multifunctionele
apparaten van Xerox als u de scanconfiguratie, de versie van de software, de locatie, status en andere
specifieke informatie over het apparaat wilt bekijken. De apparaatinformatie wordt weergegeven in de
webgebruikersinterface van het apparaat.
78
Afbeelding 4-2: De pagina Xerox-apparaten beheren
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Apparaten toevoegen en zoeken
Wanneer SMARTsend voor het eerst wordt geïnstalleerd, moet u het voor gebruik configureren door
een of meerdere apparaten toe te voegen. U kunt dit doen met de toepassing voor het automatisch
zoeken en herkennen van apparaten van SMARTsend, of door zelf IP-adressen of hostnamen in te
voeren van de apparaten die u met SMARTsend wilt gebruiken. Houd er rekening mee dat SMARTsend
SNMP rondzending gebruikt om de multifunctionele Xerox-apparaten te zoeken die het
netwerkscannen kunnen ondersteunen en dat het zoekproces op grote netwerken met vele apparaten
behoorlijk veel tijd in beslag kan nemen. U kunt dan ook in bepaalde situaties sneller klaar zijn door zelf
de IP-adressen of hostnamen in te voeren.
VOORZICHTIG: De SMARTsend-zoekfunctie zoekt multifunctionele Xerox-apparaten die
netwerkscannen ondersteunen, maar controleert niet of elk apparaat goed voor het netwerkscannen is
geconfigureerd. Controleer om problemen te voorkomen of elk apparaat dat u met SMARTsend wilt
gaan gebruiken goed is geconfigureerd voordat
Apparaatcommunicatie en configuratiekwesties op pagina 179 voor aanvullende informatie.
Met de volgende opties kunt u apparaten zoeken en configureren, zodat deze met
SMARTsend kunnen worden gebruikt.
u een apparaat aan SMARTsend toevoegt. Zie
•Voer hostnamen of IP-adressen in (deelvenster Apparaten toevoegen)—Deze toepassing biedt
een directe methode om specifieke apparaten aan de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten
toe te voegen. Voer gewoonweg de hostnamen of IP-adressen van het apparaat in en klik
vervolgens op de toets Toevoegen aan lijst. Wanneer u meerdere apparaten wilt toevoegen,
gebruikt u een puntkomma om elke vermelding te scheiden. Deze optie verdient de voorkeur op
grotere netwerken waar het geautomatiseerde zoekproces veel tijd kan vergen.
Opmerking: Apparaten die handmatig aan de lijst met multifunctionele Xerox-
apparaten zijn toegevoegd, worden nooit tijdens een geautomatiseerde opschoning
verwijderd. De gebruiker moet het apparaat uitdrukkelijk verwijderen om het uit de lijst
te weg te halen. Zie Apparaten verwijderen op pagina 85 voor meer informatie.
•Nu zoeken (deelvenster Apparaten toevoegen)—Deze toepassing biedt een geautomatiseerde
methode voor het vinden van multifunctionele Xerox-apparaten die het netwerkscannen kunnen
ondersteunen. SMARTsend zoekt standaard alleen in het lokale subnet. Alle apparaten die tijdens
deze zoekopdracht worden gevonden, worden in de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten
weergegeven.
Opmerking: Het geautomatiseerd zoeken wordt alleen via de toets Nu zoeken gestart.
Wanneer er op de toets Nu zoeken wordt geklikt, worden apparaten die op de SNMProndzending reageren die op het lokale subnetwerk is verzonden en alle aanvullende
gebruikersubnetwerken waarvan de SNMP-legitimatiegegevens op de pagina
Zoekinstellingen configureren - SNMP-legitimatiegegevens zijn ingevoerd aan de lijst
met multifunctionele Xerox-apparaten toegevoegd of er in bijgewerkt. Elk apparaat dat
eerder automatisch werd gedetecteerd en niet binnen de laatste 24 uur is gevonden,
wordt uit de lijst verwijderd.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
79
Site-configuratie
Opmerking: Als SNMP-rondzending niet tussen routers is ingeschakeld, kunt u de
toepassing Nu zoeken van SMARTsend niet gebruiken. Zie Apparaatcommunicatie en
configuratiekwesties op pagina 179 voor meer informatie.
•Zoekinstellingen configureren > subnetwerken(deelvenster Apparaattaken)—Met deze
toepassing kunt u extra subnetwerken toevoegen aan het zoeken via SMARTsend-rondzending.
Zie Zoekinstellingen configureren - subnetwerken op pagina 87 voor meer informatie.
Opmerking: De subnetwaarden die in SMARTsend worden weergegeven, zijn in wezen
rondzendadressen. Gebruik de optie Nu zoeken niet als de beveiligingsinstellingen van
uw netwerk het zoeken met SNMP-rondzending niet toestaan. Als de scanapparaten
zich daarnaast in een ander subnetwerk bevinden, moet DNS goed geconfigureerd zijn
en goed werken. Zie DNS-configuratie van de SMARTsend-computer verifiëren op
pagina 27 voor meer informatie.
•Zoekinstellingen configureren > SNMP-legitimatiegegevens (deelvenster Apparaattaken)—Met
deze toepassing kunt u extra SNMP-legitimatiegegevens toevoegen aan het zoeken met
SMARTsend-rondzending. Zie Zoekinstellingen configureren - SNMP-legitimatiegegevens op
pagina 87 voor meer informatie.
•Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken (deelvenster Apparaattaken)—Met deze
toepassing kunt u de standaardinstellingen configureren die SMARTsend voor
apparaatconfiguratie gebruikt. Zie Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken op
pagina 88 voor meer informatie.
De lijst met multifunctionele Xerox-apparaten gebruiken
De pagina Xerox-apparaten beheren bevat opties voor het sorteren en bekijken van de lijst met
multifunctionele Xerox-apparaten.
Sorteren
Klik op de kolomkoppen om de lijst aan de hand van de gegevens in de geselecteerde kolom te
sorteren.
Weergeven
Met de weergavetoepassing stelt u het aantal apparaten in dat per keer in de lijst wordt weergegeven.
80
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Pagina's
Wanneer er twee of meerdere lijsten met multifunctionele Xerox-apparaten beschikbaar zijn, kunt u
met de paginatoepassing de afzonderlijke pagina's selecteren die moeten worden weergegeven.
U kunt de navigatiepijltjes gebruiken om terug en vooruit te bladeren door elke pagina in de lijst. U
kunt ook direct naar de eerste of laatste pagina in de lijst springen door de pijlen of te gebruiken.
Kolommen tonen/verbergen
De toepassing Kolommen tonen/verbergen biedt opties voor het aanpassen van de velden voor de
apparaatconfiguratie die op de pagina Xerox-apparaten beheren worden weergegeven. Deze opties
zijn handig wanneer apparaten met verschillende SNMP-instellingen zijn geconfigureerd of om
gewoonweg meer informatie te bieden om u te helpen met het beheren van apparaten via één pagina.
Met de koppeling Kolommen tonen/verbergen kunt u de volgende weergave-opties configureren:
•IP-adres
•SNMP-versie
•SNMP v2c Groepsnaam OPHALEN
•SNMP v2c Groepsnaam INSTELLEN
•SNMP v3 Gebruikersnaam
•Systeembeschrijving
•Beschrijving
•Locatie
•Foutbericht
•Protocol
Opmerking: Als SNMP v3 niet op de SMARTsend-computer is ingeschakeld, is de optie SNMP
v3 Gebruikersnaam niet in deze lijst beschikbaar.
Wanneer u het dialoogvenster Kolommen tonen/verbergen opent, kunt u de velden selecteren die op
de pagina Xerox-apparaten beheren worden weergegeven. Hef gewoonweg de selectie van alle velden
op die u niet wilt weergeven. Klik op de toets OK wanneer u klaar bent met het configureren van de
velden.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
81
Site-configuratie
Apparaatconfiguratie en statuspictogrammen
Er worden verschillende pictogrammen op de pagina Xerox-apparaten beheren gebruikt om de status
aan te duiden en koppelingen naar pagina's met aanvullende apparaatconfiguratie te bieden. De
pictogrammen worden in de volgende tabel beschreven:
Beschikbare apparaten—dit pictogram verschijnt naast Xerox-apparaten die
door SMARTsend via SNMP-rondzending zijn gevonden, evenals alle apparaten
die aan de lijst zijn toegevoegd door de hostnaam of het IP-adres van het
apparaat te typen. Deze apparaten zijn klaar om voor gebruik met SMARTsend
geconfigureerd te worden.
Geconfigureerde apparaten—deze pictogrammen verschijnen naast de Xeroxapparaten die momenteel zijn geconfigureerd om met SMARTsend te werken.
Wanneer het pictogram een vergrendelingssymbool bevat, geeft het aan dat het
apparaat verificatie ondersteunt. Wanneer het pictogram een
gereedschapsymbool bevat, geeft het aan dat het apparaat handmatig is
geconfigureerd. Informatie van de configuratie en status kan in de lijst met
multifunctionele Xerox-apparaten worden weergegeven en elk apparaat kan
indien nodig opnieuw worden geconfigureerd. U kunt bepalen of een apparaat
momenteel goed is geconfigureerd door het vakje voor een apparaat te
selecteren en vervolgens op de toets Configuratie testen onderaan de lijst te
klikken.
Onbeschikbare apparaten—dit pictogram verschijnt naast apparaten die eerder
voor gebruik met SMARTsend zijn geconfigureerd, maar die vanwege een
configuratieprobleem niet meer beschikbaar zijn voor gebruik. Deze apparaten
werken niet met SMARTsend tenzij de configuratie ervan is gerepareerd of tenzij
het apparaat handmatig is geconfigureerd om met SMARTsend te werken. Zie
Apparaatcommunicatie en configuratiekwesties op pagina 179 voor meer
informatie.
Apparaateigenschappen—klik op dit pictogram om de pagina Xeroxapparaateigenschappen bewerken te openen waarop u de instellingen van de
apparaatconfiguratie kunt bekijken en bewerken. Zie Xerox-
apparaateigenschappen bewerken op pagina 92 voor aanvullende informatie.
Configureren—klik op dit pictogram wanneer u een Xerox-apparaat heeft
geselecteerd dat u voor gebruik met SMARTsend wilt configureren. Als de
configuratie mislukt, wordt de status bijgewerkt en wordt de informatie voor het
oplossen van problemen in de kolom Foutbericht weergegeven.
Configuratie testen—klik op dit pictogram om te bepalen of een Xerox-apparaat
goed is geconfigureerd voor gebruik met SMARTsend. De test controleert de
configuratie-instellingen van het apparaat die door SMARTsend worden gebruikt,
en de testresultaten voor elk apparaat worden in een apart venster weergegeven.
Zie Testapparaatconfiguratie op pagina 180 voor aanvullende informatie.
82
Tabel 4-2: Apparaatconfiguratie en statuspictogrammen
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Repareren—klik op het pictogram voor Repareren om de configuratieproblemen
bij een apparaat dat niet meer goed met SMARTsend werkt, op te lossen.
SMARTsend probeert om de vereiste instellingen opnieuw te configureren, en
werkt de status dienovereenkomstig bij. Zie Eenapparaatconfiguratierepareren
op pagina 130 voor aanvullende informatie.
Verwijderen—klik op het pictogram voor Verwijderen wanneer u een Xeroxapparaat uit de lijst op de pagina Xerox-apparaten beheren wilt verwijderen.
N.B.: Wanneer u een geconfigureerd apparaat verwijdert, worden de
gepubliceerde scansjablonen verwijderd die aan het apparaat zijn gekoppeld.
Werkstromen die aan de publicaties zijn gekoppeld, worden niet verwijderd.
Foutbericht/Informatie voor het oplossen van problemen—wanneer
SMARTsend een configuratieprobleem voor een apparaat detecteert, wordt er
aanvullende informatie in de kolom Foutbericht weergegeven. Als er meer
gedetailleerde diagnostische informatie en informatie voor het oplossen van
problemen beschikbaar is, kunt u op het pictogram klikken om het probleem te
onderzoeken en corrigerende handelingen uitvoeren.
Tabel 4-2: Apparaatconfiguratie en statuspictogrammen
Een apparaat configureren voor gebruik met SMARTsend
Nadat er apparaten zijn gevonden en deze aan de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten op de
pagina Xerox-apparaten beheren zijn toegevoegd, kunnen ze voor gebruik met SMARTsend worden
geselecteerd en geconfigureerd . Klik gewoonweg op de selectievakjes om individuele apparaten te
selecteren of de selectie ongedaan te maken en klik vervolgens op de toets Configureren om de
geselecteerde apparaten te configureren.
Opmerking: Sommige opties en knoppen van SMARTsend onderaan de pagina zijn op
bepaalde schermen mogelijk niet zichtbaar. Gebruik de schuifbalk aan de rechterkant van
het venster om naar de onderkant van de pagina te schuiven.
Zo kunt u een apparaat configureren voor gebruik met SMARTsend:
1.Klik op de Homepage van Beheer op de koppeling Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken in het
deelvenster Site-configuratie aan de linkerzijde van de pagina.
2.Vul indien nodig de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten in door op de toets Nu zoeken te
klikken of door handmatig individuele hostnamen of IP-adressen in te voeren en vervolgens op de
toets Toevoegen aan lijst te klikken. Zie Apparaten toevoegen en zoeken op pagina 79 voor meer
informatie.
3.Geef de apparaten aan die u voor gebruik met SMARTsend wilt configureren door het vakje links
van elke hostnaam of elk IP-adres van het apparaat te selecteren. Klik indien nodig op het
pictogram voor Apparaateigenschappen om de instellingen voor SNMP en gegevensoverdracht
van het apparaat te configureren. Zie Een apparaat configureren voor gebruik met SMARTsend op
pagina 83 voor meer informatie.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
83
Site-configuratie
4.Klik op de toets Configureren die zich onder de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten
bevindt.
Opmerking: Als er een fout wordt ontdekt wanneer SMARTsend een apparaat
configureert, probeert SMARTsend de scantoepassingen van het apparaat weer op de
eerder gebruikte waarden in te stellen. Het herstel van de vorige waarden is niet
mogelijk wanneer het apparaat voor NetWare-scannen was geconfigureerd.
5.Het dialoogvenster Apparaataccounts bevestigen wordt weergegeven als dit het eerste apparaat
is dat wordt geconfigureerd. Het wordt ook weergegeven als de eerdere apparaataccounts van de
computer zijn verwijderd. Klik op OK om de gespecificeerde accounts te maken, of klik op
Annuleren als u er de voorkeur aangeeft uw eigen apparaataccounts te maken en te beheren. Zie
Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken op pagina 32 en Apparaataccounts beheren
op pagina 85 voor meer informatie.
Opmerking: U kunt worden gevraagd uw legitimatiegegevens voor de SMARTsend-
computer in te voeren wanneer u een apparaat toevoegt. U moet dezelfde
legitimatiegegevens gebruiken als toen u uzelf bij SMARTsend aanmeldde. Als u andere
legitimatiegegevens gebruikt, kan het zijn dat u de browsercache moet legen voordat u
verder kunt gaan.
6.SMARTsend werkt de instellingen voor het netwerkscannen op het apparaat bij, zodat de nieuwe
computer, account en het standaardpad worden toegepast. Wanneer de apparaatconfiguratie is
voltooid, toont SMARTsend het statusvenster met de Xerox-apparaatconfiguratie waarin wordt
gemeld of de bewerking is gelukt of mislukt. In het statusvenster wordt ook het
overdrachtsprotocol en de SNMP-versie vermeld die voor opslag worden gebruikt, en het bevat
aanvullende informatie als een aantal apparaten niet door SMARTsend konden worden
geconfigureerd. Klik op OK om naar de pagina Xerox-apparaten beheren terug te keren.
7.De apparaten die zijn geconfigureerd, geven het pictogram Geconfigureerde apparaten weer.
in de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten.
8.Als de configuratie van een apparaat mislukt vanwege een tijdelijke communicatiefout, kunt u
proberen het apparaat opnieuw te configureren. Zie Apparaatcommunicatie en
configuratiekwesties op pagina 179 voor meer informatie.
9.Als een apparaat niet met de bovenstaande procedures kan worden geconfigureerd, is er wellicht
een handmatige configuratie vereist. Zie Configureer dit apparaat handmatig op pagina 92 voor
meer informatie.
84
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Apparaten verwijderen
Met deze optie kunt u elk apparaat verwijderen dat op de pagina Xerox-apparaten beheren is
geselecteerd. Wanneer een apparaat wordt verwijderd, worden alle gepubliceerde
apparaatscansjablonen die beschikbaar zijn op het apparaat ook verwijderd. Werkstromen worden
door deze handeling niet beïnvloed.
Zo kunt u een apparaat uit de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten
verwijderen:
1.Klik op de Homepage van Beheer op de koppeling Xerox-apparaten bekijken.
2.Geef de apparaten aan die u wilt verwijderen door het vakje links van elke hostnaam of elk IPadres van het apparaat te selecteren.
3.Klik op het pictogram Verwijderen dat zich in de kolom rechts bevindt en waarmee een
individueel apparaat kan worden verwijderd. U kunt als u meerdere apparaten wilt verwijderen ook
de toets Ver wijderen gebruiken die zich onder de lijst bevindt.
4.Het dialoogvenster Verwijdering apparaten bevestigen verschijnt nu. Klik op OK.
5.De pagina Status van apparaten verwijderen verschijnt Klik op OK om naar de pagina Xerox-
apparaten beheren terug te keren. De verwijderde apparaten worden uit de lijst met
multifunctionele Xerox-apparaten weggehaald.
Opmerking: Onthoud dat de publicaties die aan een apparaat zijn gekoppeld ook worden
verwijderd, als deze publicaties niet ook op een ander apparaat voorkomen.
Apparaataccounts beheren
De pagina Apparaataccounts beheren geeft de lokale gebruikersaccounts weer die SMARTsend
automatisch maakt voor elk gegevensoverdrachtprotocol dat op de pagina Standaardinstellingen
apparaatconfiguratie bewerken wordt geselecteerd. Met deze accounts kunnen Xerox-apparaten met
de SMARTsend-computer communiceren. De volgende accounts worden standaard gemaakt:
•FF_SMARTSEND_FTP
•FF_SMARTSEND_SMB
•FF_SMARTSEND_HTTP
•FF_SMARTSEND_HTTPS
SMARTsend maakt om veiligheidsredenen aparte accounts voor elk protocol. FTP gebruikt bijvoorbeeld
ongecodeerde tekst om toegangscodes en andere gegevens over te dragen, waardoor het minder veilig
is dan de SMB- en HTTPS-protocollen.
Opmerking: Eerdere versies van SMARTsend maakten niet automatisch apparaataccounts
aan. Apparaataccounts van lokale gebruikers worden met SMARTsend 2.0 en later voor elk
ondersteunde protocol automatisch op de SMARTsend-computer gemaakt.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
85
Site-configuratie
Apparaataccounts bevestigen
Het dialoogvenster Apparaataccounts bevestigen wordt weergegeven voordat er daadwerkelijk
accounts op de SMARTsend-computer worden gemaakt. Het dialoogvenster biedt de mogelijkheid om
het maken van accounts te annuleren als u er de voorkeur aangeeft de apparaataccounts handmatig
te maken. Zie Uw eigen apparaataccounts beheren hieronder voor aanvullende informatie.
Dit dialoogvenster verschijnt ook tijdens het proces voor het configureren of repareren van een
apparaat als de apparaataccounts handmatig van de SMARTsend-computer zijn verwijderd. Als dit zich
voordoet, maakt SMARTsend de accounts opnieuw aan.
Uw eigen apparaataccounts beheren
Met de optie Uw eigen apparaataccounts beheren kunt u apparaataccounts handmatig met behulp
van de MMC (Microsoft Management Console) maken of wijzigen. Het kan zijn dat u om
veiligheidsredenen of vanwege zijn compatibiliteit met andere netwerkbeheerprocedures de voorkeur
aan deze optie geeft.
U kunt ervoor kiezen nieuwe accounts met MMC te maken of de SMARTsend-apparaataccounts
opnieuw gebruiken als deze al zijn gemaakt. Als u een apparaataccount met MMC maakt of wijzigt,
moet
u de instellingen van de SMARTsend-apparaataccount wijzigen op de pagina
Legitimatiegegevens van apparaataccount beheren, zodat deze overeenkomen met de
accountlegitimatiegegevens op de SMARTsend-computer. U moet vervolgens op OK of Toe pa s se n
klikken om de wijzigingen op te slaan en de apparaten met de nieuwe legitimatiegegevens voor de
apparaataccount op te slaan.
Opmerking: Apparaten die handmatig zijn geconfigureerd, blijven de apparaataccount
gebruiken die tijdens de handmatige configuratie werd gebruikt. Zie Configureer dit
apparaat handmatig op pagina 92 voor aanvullende informatie.
Houd rekening met de volgende aanbevelingen als u ervoor kiest de
apparaataccounts handmatig te beheren:
•Lokale gebruikersaccounts worden voor dit doel aanbevolen en elke account moet voor extra
beveiliging uit de Gebruikersgroep worden verwijderd.
•In vele gevallen kunnen er domeinaccounts worden gebruikt, maar deze worden misschien niet op
enkele oudere Xerox-apparaten ondersteund.
•Er moeten geen beheerdersaccounts voor apparaataccounts worden gebruikt.
•Als u geen rekening met de beveiliging hoeft te houden, kunt één account voor alle protocollen
gebruiken.
•Er zijn voor alle accounts een gebruikersnaam en toegangscode vereist.
86
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
•Als een apparaat met behulp van de Microsoft Management Console wordt gewijzigd, moeten de
corresponderende wijzigingen op de pagina Legitimatiegegevens van apparaataccount beheren
in SMARTsend worden gemaakt.
•Als er een apparaataccount in SMARTsend is gewijzigd, moet de corresponderende wijziging met
behulp van Microsoft Management Console op de SMARTsend-computer worden gemaakt.
Zie Beheerders-, gebruikers- en apparaataccounts maken op pagina 32 voor meer informatie.
Zoekinstellingen configureren - subnetwerken
Op de pagina Zoekinstellingen configureren - subnetwerken kunt u aanvullende subnetwerken
toevoegen aan het zoeken met SMARTsend-rondzending.
Een subnetwerk toevoegen
1.Klik op de pagina Xerox-apparaten beheren de koppeling Zoekinstellingen configureren... >
subnetwerken aan.
2.Voer een geldig IP-adres voor het doelsubnetwerk en het corresponderende subnetmasker in.
3.Klik op To ev oeg en . SMARTsend berekent het corresponderende rondzendadres voor het
subnetwerk en voegt het aan de lijst met rondzendadressen voor het subnetwerk toe.
De rondzendadressen voor het subnetwerk in de lijst worden telkens gezocht als de toepassing Nu
zoeken wordt gebruikt.
Een subnetwerk verwijderen
1.Klik op het item in de lijst met rondzendadressen voor het subnet.
Op de pagina Zoekinstellingen configureren - SNMP-legitimatiegegevens kunt u aanvullende SNMPlegitimatiegegevens invoeren die SMARTsend zal gebruiken voor het zoeken van apparaten wanneer u
op de toets Nu zoeken klikt. Er moeten aanvullende SNMP-legitimatiegegevens worden toegevoegd als
uw Xerox-apparaten met niet-standaard SNMP-legitimatiegegevens zijn geconfigureerd. De SNMPlegitimatiegegevens in SMARTsend moeten overeenkomen met de SNMP-legitimatiegegevens op het
apparaat dat u met SMARTsend wilt zoeken. Wanneer apparaten met deze legitimatiegegevens
worden gevonden, configureert SMARTsend het apparaat automatisch met de toepasselijke SNMPinstellingen.
Klik op de pagina Xerox-apparaten beheren de koppeling Zoekinstellingen configureren... SNMP-
legitimatiegegevens aan om de volgende SNMP-instellingen te configureren:
SNMP v2c—hiermee kunt u de aanvullende groepsnamen voor OPHALEN invoeren. Voer elke naam in
het groepsnaamveld voor OPHALEN in en klik vervolgens op de toets Toe vo eg e n. Wilt u een
groepsnaam verwijderen, dan selecteert u gewoon het vakje naast de naam en klikt u vervolgens op de
toets Verwijderen die zich onder de lijst bevindt.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
87
Site-configuratie
SNMP v3—hiermee kunt u aanvullende SNMP v3-accountlegitimatiegegevens invoeren. Voer elke
gebruikersnaam in het toepasselijke veld in, samen met de corresponderende verificatie- en
privacytoegangscodes, en klik vervolgens op de toets Toe vo e ge n . Wilt u een account verwijderen, dan
selecteert u het vakje naast de accountnaam en klikt vervolgens op de toets Verwijderen die zich onder
de lijst bevindt.
Opmerking: De SNMP v3-opties worden niet weergegeven als SNMP v3 niet in SMARTsend is
ingeschakeld. Klik op de Homepage van Beheer Standaardinstellingen apparaatconfiguratie... onder de sectie Xerox-apparaten beheren aan. Zie
Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken op pagina 88 voor aanvullende
Met Standaardinstellingen apparaatconfiguratie kunt u de instellingen aanpassen en prioriteren die
SMARTsend tijdens het configureren van apparaten zal gebruiken. Wilt u deze pagina oproepen, dan
opent u de pagina Xerox-apparaten beheren en klikt u in het linkerdeelvenster op de koppeling
Opmerking: Het wijzigen van deze instellingen heeft geen invloed op apparaten die al zijn
geconfigureerd.
Deze instellingen kunnen indien nodig voor elk individueel apparaat worden gewijzigd door de
apparaateigenschappen te bewerken. De apparaateigenschappen kunnen via de pagina Xerox-
apparaten beheren worden opgeroepen door op het pictogram voor Apparaateigenschappen te
klikken.
Gegevensoverdrachtprotocollen
Met de opties voor Gegevensoverdrachtprotocol kunt u de protocollen definiëren waarmee gegevens
tussen de SMARTsend-computer en de multifunctionele Xerox-apparaten worden verzonden. De
ondersteunde protocollen moeten in SMARTsend worden ingeschakeld, zodat deze tijdens het
configureren van apparaten kunnen worden gebruikt.
Opmerking: Als u SMARTsend toestaat om de apparaataccounts te beheren die voor opslag
worden gebruikt, wordt er voor elk geselecteerde protocol een account op de SMARTsendcomputer gemaakt.
Tip: Controleer of de poorten voor elk vereist ondersteund protocol niet worden geblokkeerd via
filters bij een switch, router of firewall. Zie TCP/IP-poortconfiguratie op pagina 47 voor
aanvullende informatie.
88
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Ingeschakeld
Het selectievakje Ingeschakeld geeft de protocollen weer die SMARTsend ondersteunt. Vink de vakjes
af om protocollen in te schakelen die door uw multifunctionele Xerox-apparaten en uw
applicatiecomputer worden ondersteund.
•FTP—Selecteer deze optie voor snellere gegevensoverdracht en compatibiliteit met alle
apparaten. Het FTP-opslagprotocol is de standaardinstelling. De service IIS FTP moet zijn
ingeschakeld en actief zijn op de SMARTsend-computer als u FTP-opslag gebruikt. Zie IIS/FTP
installeren en configureren op pagina 29.
•SMB—Selecteer deze optie voor een veiligere gegevensoverdracht. Als SMB is geselecteerd
wanneer het niet op het apparaat wordt ondersteund (of geconfigureerd), wordt er een
alternatief protocol gebruikt, zoals door de instelling Prioriteit (zie hieronder) is gedefinieerd.
•HTTP—Selecteer deze optie voor een snellere gegevensoverdracht. Dit protocol wordt op oudere
apparaten misschien niet ondersteund.
•HTTPS—Selecteer deze optie voor een veiligere gegevensoverdracht. Dit protocol wordt op
oudere apparaten misschien niet ondersteund.
Opmerking: Als een apparaat SMB, HTTP of HTTPS niet ondersteunt, moet u FTP-
ondersteuning aan IIS op de SMARTsend-computer toevoegen. Als FTPondersteuning is toegevoegd aan IIS nadat
Software, selecteer SMARTsend, klik op Wijzigen en klik daarna op Repareren om
de applicatie bij te werken. Zie IIS/FTP installeren en configureren op pagina 29 in
Hoofdstuk 2, Voorbereiding op installatie.
SMARTsend is geïnstalleerd, start dan
Prioriteit
Met de instelling Prioriteit kunt u uw configuratievoorkeuren voor het gegevensoverdrachtprotocol
definiëren. SMARTsend probeert aanvankelijk om elk apparaat waarvan het protocol zich bovenaan de
lijst bevindt, te configureren. Als het eerste protocol niet beschikbaar is, probeert het om het tweede
protocol in de lijst te gebruiken, enzovoort.
Wilt u de prioriteit voor Gegevensoverdrachtprotocol definiëren, dan klikt u op een protocol in de lijst
Protocol en klikt u vervolgens op de toetsen Omhoog verplaatsen en Omlaag verplaatsen om elk
protocol in de gewenste volgorde te plaatsen. Items bovenaan de lijst krijgen de hoogste (eerste)
prioriteit.
Toegangscode apparaatbeheerder
De toegangscode voor de apparaatbeheerder is een optionele beveiligingsinstelling die de
apparaatconfiguratie beïnvloedt. Elk Xerox-apparaat is met een toegangscode voor de beheerder
geconfigureerd, waarmee de toegang tot de geavanceerde configuratie-instellingen van het apparaat
kan worden geregeld. SMARTsend vereist deze toegangscode standaard niet wanneer het apparaten
configureert. Als dit extra beveiligingsniveau vereist is, kan de standaardinstelling worden gewijzigd om
telkens wanneer apparaten worden geconfigureerd validatie van de toegangscode voor de
apparaatbeheerder te vereisen.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
89
Site-configuratie
Toegangscode valideren bij apparaatconfiguratie—wanneer deze optie is geselecteerd, valideert
SMARTsend de toegangscode voor de apparaatbeheerder telkens wanneer het probeert om een Xeroxapparaat te configureren.
Standaard toegangscode voor de beheerder/Toegangscode beheerder bevestigen—wanneer de
optie voor het valideren van toegangscodes actief is, moet u de toegangscode voor de
apparaatbeheerder in de corresponderende velden invoeren en bevestigen. Dit is de toegangscode die
voor validatie wordt gebruikt wanneer er een apparaat wordt geconfigureerd.
SNMP-instellingen
Met de standaard SNMP-instellingen kunt u configureren hoe SMARTsend met multifunctionele Xeroxapparaten communiceert tijdens het zoeken naar en configureren van apparaten. Houd tijdens het
aanpassen van de SNMP-instellingen rekening met de volgende factoren:
•SNMP v2c wordt standaard voor het zoeken naar en configureren van apparaten gebruikt als
SNMP v3 niet is ingeschakeld.
•Wilt u SNMP v3 voor zoeken en configureren gebruiken, dan moet deze optie op de pagina
Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken zijn ingeschakeld en moet de
apparaatbeheerder elk apparaat configureren om SNMP v3 te ondersteunen.
•Apparaten die handmatig aan de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten zijn toegevoegd
(door een hostnaam of een IP-adres in te voeren), worden standaard via de SNMP v2cgroepsnamen of SNMP v3-accountlegitimatiegegevens (indien ondersteund) geconfigureerd.
•Apparaten die automatisch aan de lijst met multifunctionele Xerox-apparaten worden
toegevoegd (via de toepassing Nu zoeken), worden met behulp van de SNMP-legitimatiegegevens
geconfigureerd die tijdens het zoeken van het apparaat zijn verkregen.
Standaardinstellingen SNMP v2c
SNMP-groepsnamen (OPHALEN/INSTELLEN) worden gebruikt voor het uitwisselen van informatie met
apparaten via SNMP v2c. De naam SNMP INSTELLEN wordt over het algemeen gebruikt om waarden
op een apparaat te schrijven/wijzigen. De naam SNMP OPHALEN wordt over het algemeen gebruikt
voor het ophalen van waarden van een apparaat.
SMARTsend gebruikt de waarden voor SNMP-groepsnamen voor verificatie tijdens het zoeken en
configureren van apparaten.. Apparaten die door SMARTsend zijn gedetecteerd, gebruiken de naam
voor OPHALEN waarmee ze zijn gevonden en de standaardnaam voor INSTELLEN voor configuratie.
Apparaten die handmatig zijn toegevoegd door hun IP-adressen of hostnamen in te voeren, gebruiken
zowel de namen voor OPHALEN en INSTELLEN. Als de apparaten die met SMARTsend moeten worden
gebruikt andere namen voor OPHALEN en INSTELLEN hebben dan de standaardwaarden voor
'openbaar' en 'privé', dan moet u de toepasselijke standaardnamen in SMARTsend invoeren of de
SNMP-groepsnamen voor elk apparaat per geval via de pagina Apparaateigenschappen wijzigen.
SNMP v3 inschakelen
Schakelt u SNMP v3 op de pagina Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken in, dan wordt
SNMP v3 het protocol dat SMARTsend standaard voor het zoeken naar en configureren van apparaten
zal gebruiken. Als SNMP v3 niet op een apparaat wordt ondersteund, zal SMARTsend weer SNMP v2c
gaan gebruiken.
90
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Standaardinstellingen SNMP v3
SNMP v3 vereist een account die de legitimatiegegevens verschaft die nodig zijn om communicatie
tussen het multifunctionele Xerox-apparaat en de SMARTsend-applicatie tot stand te brengen. De
opties voor de standaardaccountconfiguratie voor SMARTsend kunnen op de pagina
Standaardinstellingen apparaatconfiguratie bewerken worden geconfigureerd.
Accountsoort
Met deze optie kunt u het standaardtype SNMP v3-account selecteren dat SMARTsend zal gebruiken.
Deze instellingen moet met de SNMP v3-accountinstellingen overeenkomen die op de Xerox-apparaten
voor gebruik met SMARTsend zijn geconfigureerd. De opties voor de accountconfiguratie wijzigen op
basis van het type account dat u kiest. De volgende opties zijn beschikbaar:
•Xerox-clientaccount (standaard)—biedt de minimale apparaattoegang die vereist is om de
apparaatconfiguratie en de diensten voor netwerkscannen te ondersteunen. Het wordt
aanbevolen deze instelling met de standaardgebruikersnaam en -toegangscode voor de account
de gebruiken.
•Aangepaste account—biedt een betere beheerdersbeveiliging. De instellingen van de
aangepaste account moeten met de instellingen op het Xerox-apparaat overeenkomen. Deze
kunnen via de webpagina's Internetservices voor het apparaat worden geconfigureerd om de
SNMP v3-beheerdersaccount te kunnen bewerken. Er kunnen via beheerhulpprogramma's voor
apparaten van derden ook andere aangepaste accounts op Xerox-apparaten worden
geconfigureerd.
De volgende legitimatiegegevens moeten worden geconfigureerd wanneer de aangepaste
account van SNMP v3 is ingeschakeld:
•Gebruikersnaam—voer de gebruikersnaam in die met de gebruikersnaam op uw Xeroxapparaten overeenkomt.
•Verificatie- en privacytoegangscodes—voer de toegangscodes in die met de
toegangscodes op uw Xerox-apparaten overeenkomen.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
91
Site-configuratie
Xerox-apparaateigenschappen bewerken
Klik op het pictogram voor Apparaateigenschappen om de pagina Standaardinstellingen
apparaateigenschappen bewerken te openen. Dit pictogram biedt toegang tot de
apparaateigenschappen die SMARTsend voor communicatie, configuratie en gegevensoverdracht
gebruikt. Deze instellingen omvatten:
Geselecteerd apparaat—biedt algemene informatie om u te helpen het apparaat te identificeren.
Handmatige configuratie—biedt u de mogelijkheid om apparaten handmatig voor gebruik met
SMARTsend te configureren. Zie Configureer dit apparaat handmatig hieronder voor meer informatie.
Apparaateigenschappen—biedt toegang tot de instellingen voor SNMP en gegevensoverdracht.
De instellingen die in deze deelvensters worden weergegeven, kunnen indien nodig worden gewijzigd.
Zie SNMP-instellingen op pagina 90 voor meer informatie.
Klik op de toets Configureren onderaan de pagina om het geselecteerde apparaat met behulp van de
eigenschappen die op deze pagina zijn gedefinieerd, te configureren. Klik op Annuleren als u deze
instellingen niet wilt wijzigen.
Configureer dit apparaat handmatig
SMARTsend biedt de mogelijkheid om apparaten handmatig te configureren via de webpagina
Internetservices die op de multifunctionele Xerox-apparaten beschikbaar is. Deze optie kan worden
gebruikt als de automatische SMARTsend-configuratie mislukt of als deze niet beschikbaar is vanwege
apparaat- of SNMP-beperkingen. Zie Apparaatcommunicatie en configuratiekwesties op pagina 179
voor aanvullende informatie.
Zo kunt u een Xerox-apparaat handmatig configureren:
1.Klik op de Homepage van Beheer op Xerox-apparaten toevoegen/bijwerken.
2.Voeg het apparaat indien nodig via de toepassing Nu zoeken aan de lijst met multifunctionele
Xerox-apparaten toe, of door het IP-adres of de hostnaam te typen en op de toets Toevoegen aan lijst te klikken.
3.Zoek het Xerox-apparaat op de pagina Xerox-apparaten beheren en klik vervolgens op het
corresponderende pictogram voor Apparaateigenschappen .
4.Klik het selectievakje Configureer dit apparaat handmatig aan in het deelvenster Handmatige
configuratie van de pagina Xerox-apparaateigenschappen bewerken.
5.Pas de Gegevensoverdrachtinstellingen, Mogelijkheden van het apparaat en de instellingen
van de Apparaataccount van SMARTsend indien nodig aan. Zie Apparaateigenschappen configureren hieronder voor aanvullende informatie.
6.Klik op de toets Configureren onderaan de pagina Xerox-apparaateigenschappen bewerken.
7.Klik OK op de statuspagina Handmatige apparaatconfiguratie aan.
8.De instructiepagina Handmatige apparaatconfiguratie geeft vervolgens de scaninstellingen weer
die op het apparaat moet worden geconfigureerd. Klik op de toets Webpagina apparaat bekijken
om de webpagina Internetservices voor het apparaat te bekijken.
92
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
9.Selecteer op de apparaat-homepage Internetservices Eigenschappen > Services >
Netwerkscannen om de standaardopslagplaats te configureren en Eigenschappen > Services >
Netwerkscannen > Geavanceerd om de instellingen van de sjablonengroep op het apparaat te
configureren. Deze instellingen moet met de SMARTsend-instellingen overeenkomen die op de
instructiepagina Handmatige apparaatconfiguratie worden weergegeven.
Opmerking: Voor nieuwere multifunctionele Xerox-apparaten vereist SMARTsend dat de
bron voor aanmeldingslegitimatiegegevens (genaamd Login Credentials Access to the
Destination (toegang tot de bestemming met aanmeldingslegitimatiegegevens) op de
pagina met instellingen van de bestandsopslagplaats van de webserver van het apparaat)
wordt ingesteld op Systeem. Wanneer u een nieuwer multifunctioneel Xerox-apparaat
handmatig configureert, gaat u naar de ingebouwde webserver van het apparaat en
controleert u of de waarde is ingesteld op Systeem. Als u geen nieuw multifunctioneel Xeroxapparaat handmatig configureert, zorgt SMARTsend zelf voor deze instelling.
10. Sluit de webpagina Internetservices en klik vervolgens OK aan op de instructiepagina Handmatige
apparaatconfiguratie om het handmatige configuratieproces te voltooien.
Apparaateigenschappen configureren
Wanneer de optie Configureer dit apparaat handmatig is geselecteerd, wijzigen de opties op deze
pagina om aan de vereisten van het proces voor handmatige apparaatconfiguratie te voldoen. Dit
proces vereist aanpassing van de volgende apparaateigenschappen:
Gegevensoverdrachtinstellingen—hiermee kunt u het protocol kiezen dat wordt gebruikt om
gegevens tussen het apparaat en de SMARTsend-computer over te dragen. De protocolinstellingen op
het apparaat en de SMARTsend-computer moeten consistent en compatibel zijn. Zie
Gegevensoverdrachtprotocollen op pagina 88 voor meer informatie.
Mogelijkheden van het apparaat (beperkt/volledig)—hiermee kunt u de scanmogelijkheden van het
Xerox-apparaat kiezen dat u wilt configureren. Kies de optie die met de scanmogelijkheden
overeenkomen die door uw Xerox-apparaat worden geboden. Deze mogelijkheden worden in de
volgende tabel weergegeven:
Kenmerken scannenBeperktVolledig
Limiet voor lengte sjabloonnaam
Ondersteuning voor verificatieNiet ondersteund
Ondersteuning voor PDF-opslagNiet ondersteund
Tabel 4-3: Instellingen van apparaatmogelijkheden voor handmatige configuraties
11 tekens20 tekens
Ondersteund
Ondersteund
Opmerking: Raadpleeg de documentatie die bij uw Xerox-systeem wordt geleverd om te
bepalen of deze scankenmerken worden ondersteund. Als de instellingen van de
apparaatmogelijkheden in SMARTsend niet overeenkomen met de mogelijkheden van het
apparaat, kan SMARTsend het publiceren van werkstromen niet goed met de juiste
kenmerken beperken of toestaan.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
93
Site-configuratie
SMARTsend-apparaataccount toewijzen—hiermee kunt u de netwerkaccount definiëren die het
apparaat zal gebruiken om met de SMARTsend-computer te communiceren. Wanneer u een of
meerdere apparaten handmatig configureert, moet u een aparte apparaataccount op de SMARTsendcomputer maken en hier de gebruikersnaam invoeren. Zie Beheerders-, gebruikers- en
apparaataccounts maken op pagina 32 voor aanvullende informatie. Als u de toegangscode van de
account voor de toegewezen SMARTsend-account wijzigt, moet u naar deze pagina terugkeren en op
de toets Configuratie-instructies bekijken klikken om de accountlegitimatiegegevens voor het apparaat
bij te werken.
94
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Internetfaxinstellingen voor PaperWare
configureren
Professional-editie
Met de Professional-editie van SMARTsend kunt u PaperWare-voorbladen gebruiken bij apparaten die
het internetfaxprotocol ondersteunen. De PaperWare-internetfaxmogelijkheden ondersteunen meer
scanapparaten en veel unieke toepassingen waarmee de bruikbaarheid en veelzijdigheid van
SMARTsend wordt vergroot.
Wilt u de Internetfaxinstellingen van PaperWare op de toepasselijke pagina oproepen, dan klikt u op
de koppeling PaperWare Internetfaxinstellingen configureren op de Homepage van Beheer.
Opmerking: SMARTsend vereist dat er een specifieke
In van de internetfax op de binnenkomende mailserver (POP3) wordt gemaakt.
Serverinformatie
Voer de volledige DNS-namen of IP-adressen in van de server voor binnenkomende mail (POP3) en van
de server voor uitgaande mail (SMTP) die door SMARTsend voor internetfaxondersteuning worden
gebruikt. Deze servers kunnen hetzelfde zijn als de SMTP-server die SMARTsend voor het scannen naar
e-mail gebruikt.
Hetzelfde als de mailserver voor e-mail (SMTP)—Als dezelfde SMTP-server voor uitgaande
internetfaxmail en SMARTsend-emailtoepassingen wordt gebruikt, selecteert u deze optie om te
voorkomen dat u de informatie van de uitgaande mailserver opnieuw hoeft in te voeren.
Pol-interval—Hier kunt u invoeren hoe vaak de POP3-server op binnenkomende mail moet worden
gecontroleerd. De POP3-server wordt standaard elke 10 minuten gecontroleerd.
POP3-aanmeldingsinformatie
Voer de specifieke gebruikersnaam of toegangscode voor de POP3-emailaccount in die door
SMARTsend wordt gebruikt voor aanmelding op de POP3-server en om hier mail van op te halen.
POP3-emailaccount voor het Postvak
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
95
Site-configuratie
E-mail en adresboek instellen
Met de koppeling E-mail en adresboek instellen op de Homepage van Beheer kunt u de SMTP- en LDAPserverconfiguratie-instellingen voor SMARTsend opgeven. Deze instellingen zijn nodig voor de
inschakeling van toepassingen in SMARTsend zoals scannen naar e-mail en bevestigings/kennisgevingsberichten van e-mail, en voor de geïntegreerde adresboektoepassingen; daarmee
kunnen gebruikers volstaan met het invoeren van een deel van een naam in de velden van SMARTsend
waarin e-mailadressen als scanbestemmingen worden opgegeven.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van informatie voor de SMTP- en LDAP-server, klikt u op
Toepassen om de instellingen op te slaan of op Herstellen om de wijzigingen te annuleren.
SMTP-serverconfiguratie
SMARTsend gebruikt de SMTP (Simple Mail Transfer Protocol)-server alleen voor uitgaande e-mail.
Toepassingen van SMARTsend waarvoor een geconfigureerde SMTP-server vereist wordt zijn onder
andere scannen naar e-mail, scanopdrachtbevestiging, kennisgeving van gebeurtenissen i.v.m. beheer
en ook configuratietestberichten. Deze op SMTP berustende toepassingen zijn dan wel optioneel, maar
worden aanbevolen; ze werken echter alleen als een SMTP-server goed is geconfigureerd in
SMARTsend.
Als u deze instellingen wilt configureren, voert u de volledig gekwalificeerde DNS-naam of het IP-adres
van de SMTP-server, de poort en de verificatiemethode (gebruikersnaam en toegangscode) in die
vereist zijn voor uw SMTP-server en klikt u op Te st . Als SMARTsend contact kan maken met SMTP-server
en een testbericht naar de SMARTsend-beheerder stuurt, verschijnt de status Geslaagd. Als de test
mislukt, moet u controleren of de serverinformatie en het e-mailadres voor Antwoorden aan goed zijn
ingevoerd. Houd er ook rekening mee dat de firewall- of antivirusinstellingen het verkeer op poort 25
kunnen blokkeren. Poort 25 is mogelijk voor SMTP-communicatie vereist. Wijzig indien nodig de
firewall- of antivirusinstellingen om SMTP-communicatie op poort 25 toe te staan en test de
configuratie vervolgens opnieuw. Als de test mislukt nadat al deze instellingen zijn gecontroleerd, dient
u te verifiëren of de SMTP-server toegankelijk is en goed met andere applicaties werkt om te bepalen of
het probleem bij de SMTP-server ligt.
Opmerking: De knop Testen voor de SMTP-server maakt gebruik van het e-mailadres van de
systeembeheerder van SMARTsend dat is gedefinieerd op de pagina Algemene instellingen
(Homepage van Beheer >> Algemene instellingen >> Contactinformatie
systeembeheerder). De test mislukt zonder een geldig e-mailadres in dit veld. Zie
Contactinformatie beheerder bijwerken op pagina 109 voor meer informatie.
96
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Configuratie e-mailhandtekening
Met deze toepassing kunt u de e-mailhandtekening bewerken die SMARTsend in alle berichten voor
scannen naar e-mail plaatst. Klik om de oorspronkelijke handtekening te herstellen op
Standaardinstellingen van het systeem herstellen.
Opmerking: Mailservers kunnen beperkingen voor de grootte opleggen en het aantal
individuele bestanden beperken die als bijlagen kunnen worden verzonden. Opdrachten van
het type Scannen naar e-mail in SMARTsend die deze beperkingen overschrijden, zullen
derhalve mislukken. De sitebeheerder moet gebruikers op de hoogte stellen van de
beperkingen die op de opdrachten van het type Scannen naar e-mail in SMARTsend van
toepassing zijn.
LDAP-serverconfiguratie
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een optionele configuratie-instelling die alleen van
toepassing is op de zoekfunctie in het geïntegreerde adresboek van SMARTsend. Wanneer deze
toepassing is geconfigureerd, gebruikt SMARTsend LDAP om informatie over e-mailadressen te
verkrijgen en bevestigen als een gebruiker een deel van een naam invoert in de velden van SMARTsend
waarin e-mailadressen als scanbestemmingen worden opgegeven.
Als u SMARTsend wilt configureren voor het gebruik van LDAP om e-mailadressen op te zoeken, moet u
de volledige DNS-naam of het IP-adres van de LDAP-server invoeren. Als u het gebruik van SSLcodering wilt opgeven bij het maken van een verbinding met een LDAP-server voor zoeken in een
adresboek, schakelt u het selectievakje SSL in het gedeelte LDAP-serverconfiguratie op de pagina in.
Wanneer het selectievakje SSL is ingeschakeld en er een gebruikersnaam en toegangscode zijn
ingevoerd voor de LDAP-server, gebruikt SMARTsend SSL-codering om verbinding te maken met de
LDAP-server.
LDAP-verificatie
Als verificatie nodig is voor de LDAP-server (als deze geen anonieme toegang tot het adresboek
ondersteunt), moet u ook legitimatiegegevens invoeren voor de LDAP-server. De legitimatiegegevens
zijn de accountnaam en de toegangscode die de LDAP-server nodig heeft voor verificatie.
Nadat u de LDAP-serverinformatie heeft ingevoerd, klikt u op Tes te n om de configuratie te verifiëren.
Als SMARTsend met de LDAP-server kan communiceren, verschijnt de status Geslaagd. Als de test
mislukt, moet u bevestigen dat de LDAP-servernaam en legitimatiegegevens die u heeft ingevoerd in
SMARTsend overeenkomen met de werkelijke servernaam en legitimatiegegevens die zijn
geconfigureerd op de LDAP-server. Test daarna de configuratie opnieuw. Als de test opnieuw mislukt,
moet u uw LDAP-server controleren om te zien of deze goed is geconfigureerd en werkt met andere
applicaties die van LDAP gebruik maken.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
97
Site-configuratie
Eigenschappentoewijzing LDAP
SMARTsend biedt de standaard Eigenschappentoewijzing LDAP voor de kenmerken E-mailadres (mail),
Naam (cn) en Plaats (l). Deze standaardinstellingen moeten overeenkomen met de
standaardinstellingen voor de meeste LDAP-servers. Als uw LDAP-server van andere toewijzingen
gebruik maakt, moet u deze SMARTsend-toewijzingen veranderen en afstemmen op de toewijzingen
die op uw LDAP-server zijn gedefinieerd. Neem voor meer hulp contact op met uw LDAPserverbeheerder.
98
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Site-configuratie
Werkstroom Mijn e-mail publiceren
De werkstroom Mijn e-mail wordt gebruikt om een gescand document automatisch te verzenden naar
de e-mailaccount van de verzender. De verzender is een gebruiker van SMARTsend die bij een
multifunctioneel Xerox-apparaat met ondersteuning voor verificatie is aangemeld, of een gebruiker
van SMARTsend wiens naam op het PaperWare-voorblad (Professional-editie) staat. De werkstroom
Mijn e-mail wordt automatisch gemaakt wanneer SMARTsend wordt geïnstalleerd.
De werkstroom Mijn e-mail heeft allerlei unieke voordelen:
•Gebruikers kunnen een scan naar hun eigen e-mailadres sturen zonder eerst een werkstroom te
hoeven maken.
•Eén werkstroom kan worden gepubliceerd als een enkel sjabloon waarmee meer gebruikers
scanmogelijkheden worden geboden, in plaats van dat iedere gebruiker zijn eigen unieke
sjablonen voor Scannen naar e-mail publiceert.
Opmerking: Deze toepassing is alleen beschikbaar voor publicatie op multifunctionele
apparaten van Xerox die zijn geconfigureerd voor verificatie. Als een apparaat dat is
geconfigureerd voor verificatie niet aan SMARTsend is toegevoegd, wordt deze optie in
kleine, grijze hoofdletters weergegeven en is de optie niet beschikbaar.
Selecteer op de Homepage van Beheer Werkstroom Mijn e-mail publiceren om naar de pagina
Werkstroom publiceren op multifunctioneel Xerox-apparaat te gaan. U kunt dan de publicatieinstellingen, documentkenmerken en het scanprofiel configureren en daarna de apparaten selecteren
waarvoor de werkstroom wordt gepubliceerd. Lees hoofdstuk 3 en 4 in de Handleiding voor de
gebruiker van SMARTsend voor meer informatie over het maken en publiceren van werkstromen.
Nadat de werkstroom Mijn e-mail is gepubliceerd, verandert de koppeling Werkstroom Mijn e-mail
publiceren op de Homepage van Beheer in een koppeling Publicatie Mijn e-mail bekijken. Met deze
koppeling wordt de pagina Publicatiegegevens voor Mijn e-mail geopend, zodat een beheerder de
werkstroom Mijn e-mail op andere apparaten kan publiceren. Nadat de werkstroom Mijn e-mail is
gepubliceerd, informeert u de gebruikers van SMARTsend dat ze zich bij de SMARTsend-site dienen aan
te melden en hun e-mailadres dienen in te voeren. Het e-mailadres van de gebruiker zal worden
gebruikt als de bestemming voor de werkstroom Mijn e-mail. Als het e-mailadres van een gebruiker niet
in SMARTsend is ingevoerd, zal die gebruiker niet met behulp van deze werkstroom kunnen scannen.
Opmerking: Als u de publicatie-instellingen voor de werkstroom Mijn e-mail wilt wijzigen,
moet u de publicatie verwijderen en de werkstroom Mijn e-mail opnieuw publiceren,
maar nu met de nieuwe instellingen.
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
99
Site-configuratie
Een backup plannen
Met de toepassing backup van SMARTsend worden allerhande gegevens, zoals registerinstellingen,
werkstromen, de apparaatdatabase, de accountdatabase, publicaties, beschikbare diensten,
bestandskenmerken, legitimatiegegevens voor serviceaccounts en beheerinstellingen, gekopieerd naar
een backupset, die wordt gecatalogiseerd op basis van datum en tijd. Programmabestanden en
sjablonen worden niet in de backup opgenomen, hoewel sjablonen wel worden gereconstrueerd op
basis van andere gegevens wanneer het Herstelprogramma wordt uitgevoerd, zie hiervoor hoofdstuk 7,
Hulpprogramma's van SMARTsend.
Opmerking: Dit proces is geen alternatief voor het maken van backups van de
SMARTsend-computer naar een extern opslagapparaat, zoals een tapestation. De
backupfunctie is bedoeld om een momentopname te maken van de SMARTsendinstallatie wanneer de database niet in gebruik is. De resulterende backupset moet naar
een extern opslagapparaat worden gekopieerd als onderdeel van de reguliere
backupprocedure voor de computer.
Onmiddellijke backup
Het wordt aanbevolen om een backup van de SMARTsend-database te maken voordat u belangrijke
veranderingen in het systeem gaat doorvoeren of voordat u de applicatie gaat verwijderen. Klik op
Backup starten om een onmiddellijke backup van de SMARTsend-database en -registerinstellingen te
maken. Er zal een backup worden gemaakt wanneer SMARTsend niet in gebruik is.
Backup plannen
Plan backups op regelmatige en gezette tijden. Hoe vaak u een backup moet maken van de
SMARTsend-database is afhankelijk van verschillende factoren, zoals:
•De frequentie van, en het aantal, wijzigingen in SMARTsend, bijvoorbeeld de toevoeging van
nieuwe apparaten, werkstromen en publicaties
•De beschikbare opslagcapaciteit (de hoeveelheid vrije ruimte op de harde schijf) op de
SMARTsend-computer.
Bij de optie Backup-interval kunt u kiezen uit:
•Geen geplande backup (afgeraden).
•Eenmaal. Maakt een eenmalige backup op de opgegeven datum en tijd.
•Dagelijks. Maakt elk etmaal een backup, te beginnen op de aangegeven datum en tijd.
•Wekelijks. Maakt wekelijks een backup, te beginnen op de aangegeven datum en tijd.
100
SMARTsend
Handleiding voor installatie en beheer
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.