Xerox PHASER 6100 User Manual [hu]

User Guide
Guide D’utilisation
Phaser® 6100
color laser printer
Guida dell'utente
Benutzerhandbuch
Guía del usuario
Guia do Usuário
Gebruikershandleiding
Användarhandbok
Copyright © 2004, Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niet­gepubliceerde rechten voorbehouden krachtens de copyrightwetten van de Verenigde Staten. De inhoud van deze publicatie mag in geen enkele vorm worden verveelvoudigd zonder toestemming van Xerox Corporation.
De geclaimde copyrightbescherming heeft betrekking op alle vormen van materialen en informatie die auteursrechtelijk kunnen worden beschermd zoals toegestaan volgens de wetgeving of rechtspraak of zoals hierna toegestaan, inclusief maar niet beperkt tot met behulp van de softwareprogramma's gegenereerd materiaal dat op het scherm wordt weergegeven, zoals stijlen, sjablonen, pictogrammen, schermweergaven, enz.
XEROX Phaser
®
, The Document Company
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Xerox Corporation in de Verenigde
®
, the digital X
®
, CentreWare
®
, infoSMART
®
en
Staten en/of andere landen.
Adobe
®
, Acrobat
®
Reader
®
, and PostScript
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
®
Apple
, AppleTalk
Macintosh
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. in de
®
, iBook
®
, iMac
®
, Macintosh
®
, Mac
®
OS, PowerBook
®
en Power
Verenigde Staten en/of andere landen.
Centronics
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Centronics Data Computer
Corporation.
Ghostscript
®
IBM
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Artifex Software, Inc.
en PowerPC
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van International Business
Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
HP-GL
®
en PCL
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Microsoft
®
, Windows
®
en Windows NT
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
®
UNIX
is een gedeponeerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen
waarop uitsluitend via X/Open Company Limited een gebruiksrecht wordt verleend.
1
I
NHOUD
Hoofdstuk 1 :
Hoofdstuk 2 :
Inleiding
Bijzondere functies ................................................... 1.2
Printeronderdelen ..................................................... 1.4
De taal van het display wijzigen ................................ 1.6
Gebruik van papier of speciale
Papier en andere speciale media kiezen .................... 2.2
Papier plaatsen ......................................................... 2.4
Afdrukken op speciale media .................................. 2.14
Voorkant ............................................................. 1.4
Rechterkant ......................................................... 1.5
Achterkant .......................................................... 1.5
media
Formaten en capaciteiten ...................................... 2.2
Richtlijnen voor papier en speciale media ................. 2.3
Gebruik van lade 1 ............................................... 2.4
Het papierformaat in de lade wijzigen ..................... 2.7
Gebruik van de optionele lade 2 ............................. 2.8
Gebruik van de multifunctionele lade (MPT) ............. 2.9
Gebruik van de handmatige invoer ....................... 2.12
Afdrukken op enveloppen .................................... 2.14
Afdrukken op etiketten ........................................ 2.16
Afdrukken op transparanten ................................. 2.17
Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 2.20
Afdrukken op kaarten of
een aangepast papierformaat ............................... 2.21
Hoofdstuk 3 :
2
Afdruktaken
Functies van het printerstuurprogramma .................. 3.2
Een document afdrukken .......................................... 3.3
Een afdruktaak annuleren ...................................... 3.4
Printerinstellingen .................................................... 3.5
Het tabblad Lay-out .............................................. 3.6
Het tabblad Papier ................................................ 3.7
Het tabblad Grafisch ............................................. 3.9
Het tabblad Extra ............................................... 3.11
Problemen oplossen ............................................ 3.12
Een instelling voor favorieten gebruiken ................ 3.12
Het gebruik van Help .......................................... 3.13
Hoofdstuk 4 :
Geavanceerd afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier ................. 4.2
De schaal van uw document aanpassen .................... 4.4
Uw document aanpassen
aan een geselecteerd papierformaat ......................... 4.5
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier ........ 4.6
Posters afdrukken ..................................................... 4.7
Boekje afdrukken ...................................................... 4.9
Gebruik van watermerken ....................................... 4.10
Gebruik van overlays .............................................. 4.13
Een bestaand watermerk gebruiken ...................... 4.10
Een watermerk maken ........................................ 4.11
Een watermerk bewerken .................................... 4.12
Een watermerk verwijderen ................................. 4.12
Wat is een overlay? ............................................ 4.13
Een nieuwe paginaoverlay maken ......................... 4.13
Een paginaoverlay gebruiken ............................... 4.15
Een paginaoverlay verwijderen ............................. 4.16
Hoofdstuk 5 :
Gebruik van het bedieningspaneel
Kennismaken met het bedieningspaneel ................... 5.2
Display ............................................................... 5.2
Toetsen ............................................................... 5.3
Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel ..... 5.5
Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel ..... 5.5
Overzicht van de menu's van het bedieningspaneel ... 5.6
Het menu Informatie ............................................ 5.6
Het menu Page Layout .......................................... 5.7
Het menu Color .................................................... 5.8
Het menu Printer Setup ......................................... 5.9
Het menu Maintenance ........................................ 5.11
Het menu Network Setup .................................... 5.12
3
Hoofdstuk 6 :
Onderhoud van uw printer
Een configuratiepagina afdrukken ............................. 6.2
De verbruiksartikelen vervangen .............................. 6.3
Beheer van de tonercassettes ................................... 6.4
De tonercassettes vervangen .................................... 6.8
De cassette voor gebruikte toner vervangen ........... 6.11
De beeldeenheid vervangen .................................... 6.14
De transportriem vervangen ................................... 6.22
De printer reinigen .................................................. 6.29
Vervangingsonderdelen .......................................... 6.38
Opslag van de tonercassette .................................. 6.4
Verwachte gebruiksduur van de tonercassettes ........ 6.4
De resterende toner controleren ............................. 6.4
De toner opnieuw verdelen .................................... 6.5
Een reinigingspagina afdrukken ............................ 6.29
De buitenkant van de printer reinigen ................... 6.29
De laserscannereenheid (LSU)
in de printer reinigen .......................................... 6.30
De binnenkant van de printer reinigen ................... 6.31
Hoofdstuk 7 :
Problemen oplossen
Problemen oplossen Checklist ................................... 7.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ....................... 7.3
Papierstoringen verhelpen ........................................ 7.6
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ........... 7.21
Verklaring van berichten op het display .................. 7.25
Gebruikelijke Windows-problemen ......................... 7.29
Gebruikelijke Macintosh-problemen ........................ 7.30
Gebruikelijke Linux-problemen ............................... 7.31
Papierstoring bij lade 1 of het papierinvoergebied ..... 7.7
Papierstoring bij de multifunctionele lade (MPT) ........ 7.9
Papierstoring bij C (in de printer) ............................ 7.9
Papierstoring bij C (in het gebied voor dubbelzijdig
afdrukken) ........................................................ 7.10
Papierstoring bij B,C ........................................... 7.14
Papierstoring bij de optionele lade 2 ...................... 7.17
Tips om papierstoringen te vermijden ................... 7.20
Problemen in de Kiezer ........................................ 7.30
Afdrukfouten ...................................................... 7.30
4
Bijlage A :
Bijlage B :
Bijlage C :
Uw printer gebruiken in een netwerk
Uw printer gebruiken met
een Macintosh
Software voor Macintosh ........................................... A.2
Systeemvereisten ................................................. A.2
Uw printer gebruiken in Linux
Het printerstuurprogramma installeren .................... B.2
Systeemvereisten ................................................. B.2
Het printerstuurprogramma installeren .................... B.2
De printerverbindingsmethode wijzigen ................... B.6
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken ................ B.7
Het configuratiehulpprogramma ............................... B.8
LLPR-eigenschappen wijzigen ................................. B.10
Bijlage D :
De optionele lade 2 installeren
Informatie over het delen van de printer op een
netwerk .................................................................... C.2
Een lokaal gedeelde printer instellen ........................ C.3
In Windows 98/Me ................................................ C.3
In Windows NT 4.0/2000/XP/Server 2003 ................ C.4
Een netwerkprinter instellen ..................................... C.6
Netwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel ................................................. C.7
De optionele lade 2 installeren .................................. D.2
5
Bijlage E :
Bijlage F :
Specificaties
Printerspecificaties ................................................... E.2
Papierspecificaties .................................................... E.3
Overzicht ............................................................ E.3
Ondersteunde papierformaten ................................ E.4
Richtlijnen voor het gebruik van papier .................... E.5
Papierspecificaties ................................................ E.6
Papieruitvoercapaciteit .......................................... E.6
Papierinvoercapaciteit ........................................... E.6
Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag ........................................................ E.7
Enveloppen ......................................................... E.8
Etiketten ........................................................... E.10
Transparanten ................................................... E.10
Recycling en verwijdering van het
product
Recycling en verwijdering van het product ............... F.2
Bijlage G :
Aanvullende bronnen
Webkoppelingen ....................................................... G.2
6
Milieu- en veiligheidsoverweging
Laserveiligheidsverklaring
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1.
Laserproducten van Klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat de mens nooit wordt blootgesteld aan laserstraling boven het niveau van Klasse I tijdens normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker, of voorgeschreven onderhoudsomstandigheden.
W
AARSCHUWING
Verwijder bij de bediening of het onderhoud van de printer nooit de beschermkap van de laser/scannereenheid. Hoewel onzichtbaar, kan de weerspiegelde straal uw ogen beschadigen. Als u dit product gebruikt, moeten deze basisveiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te verminderen:
7
Ozonveiligheid
Tijdens de normale werking kan dit apparaat ozon produceren. Dit vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed verluchte ruimte.
OZONE
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Xerox-verkoper in uw buurt.
Radiofrequentiestraling
Federal Communications Commission (FCC), Verenigde Staten van Amerika
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van Klasse B conform artikel 15 van de FCC-reglementering. Deze beperkingen zijn ontworpen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Het kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie veroorzaakt voor radio- of televisieontvangst, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
1. Draai of verplaats de ontvangstantenne.
2. Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
3. Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een ander circuit dan het circuit waarop de ontvanger is aangesloten.
4. Roep de hulp in van de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
W
AARSCHUWING
door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke voorschriften kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer gemachtigd is om het apparaat te gebruiken.
: Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd
8
Canadese reglementering inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de Klasse B-beperkingen voor radioruis van digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van de Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: “Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Verklaring van overeenstemming (Europese Unie)
Goedkeuringen en certificeringen
Het CE-merkteken op dit product staat symbool voor de Verklaring van overeenstemming van Xerox Corporation met de volgende 93/ 68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit.
Bij uw vertegenwoordiger van Xerox Corporation kunt u een ondertekend exemplaar van de Verklaring van overeenstemming krijgen, waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
9
MEMO
10
1

INLEIDING

Gefeliciteerd met de aankoop van uw printer!
In dit hoofdstuk vindt u:
• Bijzondere functies
• Printeronderdelen
• De taal van het display wijzigen

Bijzondere functies

Uw nieuwe printer beschikt over bijzondere functies die de afdrukkwaliteit verhogen. U kunt:
Snelle afdrukken maken in kleur en met een uitstekende kwaliteit
• U kunt een volledig kleurengamma afdrukken met behulp van cyaan, magenta, geel en zwart.
• U kunt afdrukken met een resolutie van (verbeterd). Zie pagina 3.9.
• In de zwartwitmodus drukt uw printer papier van A4­formaat af met een snelheid van 20 ppm en papier van Letter-formaat met een snelheid van 21 ppm (pagina's per minuut). In de kleurenmodus wordt papier van A4- of Letter-formaat afgedrukt met een snelheid van 5 ppm.
• Bij dubbelzijdig afdrukken drukt uw printer papier van A4­of Letter-formaat af met een snelheid van 9,6 IPM (afbeeldingen per minuut) voor zwart-wit, en 5 IPM voor kleur.
1200 dpi
Geschikt voor talrijke papiersoorten
• De
multifunctionele lade
briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste papierformaten, briefkaarten en zwaar papier. De
multifunctionele lade
gebruikt voor gewoon papier.
•De
standaardlade voor 250 vellen
optionele lade voor 500 vellen
gebruikt voor papier van A4- of Letter-formaat.
kan worden gebruikt voor
voor 100 vellen kan worden
(Lade 1) en de
(Lade 2) kunnen worden
1.2
8
I
NLEIDING
Maak professionele documenten
• Druk
9
watermerken
met een woord, zoals 'Vertrouwelijk'. Zie pagina 4.10.
Boekjes
pagina's afdrukken om boekjes te maken. Nadat de pagina's zijn afgedrukt, hoeft u ze alleen nog maar te vouwen en nieten. Zie pagina 4.9.
Posters
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen papier. Plak ze aan elkaar om er een poster van te maken. Zie pagina 4.7.
afdrukken. Met deze functie kunt u gemakkelijk
afdrukken. De tekst en de afbeeldingen op elke
af. U kunt uw documenten aanpassen
Bespaar tijd en geld
• U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier te besparen (
• U kunt meerdere pagina's op één vel papier afdrukken om papier te besparen.
• U kunt voorbedrukte formulieren en briefhoofden gebruiken op gewoon papier. Zie “Gebruik van overlays” op pagina 4.13.
• De printer bespaart elektriciteit door het stroomverbruik te verlagen wanneer er niet wordt afgedrukt.
dubbelzijdig afdrukken
). Zie pagina 4.2.
Verhoog de printercapaciteit
• U kunt uw printer uitbreiden met een optionele lade voor 500 vellen papier. Met deze lade hoeft u minder vaak papier toe te voegen.
1
• Met behulp van een een netwerk.
De Phaser 6100DN-printer wordt geleverd met een ingebouwde netwerkinterface, 10/100 Base TX.
netwerkinterface
kunt u afdrukken in
Drukt af onder verschillende besturingssystemen
• U kunt afdrukken onder
Server 2003
• Uw printer is compatibel met
Linux
.
• Uw printer wordt geleverd met zowel een
parallelle
.
interface.
Windows 98/Me/2000/XP/
Macintosh (alleen USB)
USB
- als een
en
I
NLEIDING
1.3

Printeronderdelen

Voorkant

Bovenklep B
Open deze om de beeldeenheid, de
transportriem en de fuser te installeren.
Papiersteun
Ontgrenddelknop
van de bovenklep
Greep
(Gebruik de greep
om de printer op
te tillen.)
Papieruitvoerlade
Bedieningspan eel (zie
pagina 5.2.)
Voorklep
Open deze om de cassette voor gebruikte toner te verwijderen.
Linkerklep A
Open de linkerklep A om de tonercassettes te
installeren en de laserscannereenheid te reinigen.
Trek aan de greep om linkerklep A te openen.
O
PMERKING
van de uitvoerlade heet worden. Wees voorzichtig dat u het oppervlak niet aanraakt. Let hier vooral op voor kinderen.
1.4
I
NLEIDING
Lade 1
(voor 250 vellen)
Optionele lade 2 voor 500 vellen papier
: Als u vaak veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak

Rechterkant

Rechterklep C
(Openen om vastgelopen papier te verwijderen.)
Multifunctionele lade (MPT)
(Openen om speciale media te plaatsen.)
Greep
(Gebruik de greep om de printer op te tillen.)
Optionele lade 2 Papierstoringsklep D
(Openen om vastgelopen papier te verwijderen uit lade 2.)
1

Achterkant

Klep moederbord
Aan/uit-schakelaar
Aansluiting netsnoer
* Alleen beschikbaar op de Phaser 6100DN.
Netwerkpoort
USB-poort
Parallelle poort
*
I
NLEIDING
1.5

De taal van het display wijzigen

Om de taal van het bedieningspaneel te wijzigen, volgt u de onderstaande stappen:
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot 'Printer Setup' verschijnt op de
onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot ‘Language’ verschijnt op de onderste regel.
4
Druk op de toets OK ( ) om het menu-item te bevestigen.
5
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om de gewenste taal weer te geven.
6
Druk op de toets OK ( ) om uw keuze op te slaan.
7
Druk op de toets On Line/Continue om terug te keren naar de modus Gereed.
1.6
I
NLEIDING
2
GEBRUIK VAN PAPIER OF
SPECIALE MEDIA
Dit hoofdstuk beschrijft welke papiersoorten u met uw printer kunt gebruiken en hoe u op de juiste wijze papier in de verschillende papierladen plaatst met het oog op een optimale afdrukkwaliteit.
In dit hoofdstuk vindt u:
• Papier en andere speciale media kiezen
• Papier plaatsen
• Afdrukken op speciale media

Papier en andere speciale media kiezen

U kunt afdrukken op talrijke papiersoorten en -formaten, zoals gewoon papier, enveloppen, etiketten, transparanten, enzovoort. Zie “Afdrukken op speciale media” op pagina 2.14.
Houd bij de keuze van uw papier rekening met het volgende:
Gewenst resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt zijn voor het project.
Formaat: U kunt elk papierformaat gebruiken dat gemakkelijk tussen de papiergeleiders van de papierlade past.
Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende papiergewichten:
2
- bankpost van 60 tot 90 g/m lade 2
- bankpost van 60 tot 160 g/m lade
- bankpost van 75 tot 90 g/m afdrukken
Helderheid: Sommige papiersoorten zijn witter dan andere, wat resulteert in scherpere en helderdere afbeeldingen.
voor lade 1 of optionele
2
, voor de multifunctionele
2
voor dubbelzijdig
W
AARSCHUWING
: Als u een papiersoort gebruikt die niet overeenstemt met de specificaties vermeld in pagina E.6 kan dit problemen veroorzaken die mogelijk een onderhoudsbeurt vereisen. Deze service wordt niet gedekt door de garantie of de onderhoudscontracten.

Formaten en capaciteiten

Invoer/Capaciteit
Formaat
Normaal papier Enveloppen**
Etiketten
**
Transparanten Kaarten**
*Afhankelijk van de papierdikte valt de maximumcapaciteit mogelijk lager uit. ** Als het papier vaak vastloopt, voert u één vel papier of één enveloppe tegelijk in
via de multifunctionele lade.
Lade 1 Lade 2
(optie)
250 500 100 1
10 1 — 10 1 — 30 1
10 1
Multifunction
ele lade
*
Handm
atige
invoer
2.2
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA

Richtlijnen voor papier en speciale media

Volg de onderstaande richtlijnen bij het kiezen of plaatsen van papier, enveloppen of andere speciale media:
• Als u tracht af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of
gescheurd papier, kan dit papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend losse vellen papier. Gebruik geen
meerdelig papier.
• Gebruik voor het afdrukken van transparanten uitsluitend
Phaser 35-Series Premium Transparency Film.
• Gebruik geen papier met onregelmatigheden, of nietjes.
• Plaatst nooit papier in een lade tijdens het afdrukken en plaats
nooit te veel papier in de lade. Dit kan papierstoringen veroorzaken.
• Vermijd papier met reliëf, perforaties of een structuur die te
glad of te ruw is.
• Gekleurd papier moet van dezelfde hoge kwaliteit zijn als wit
kopieerpapier. De pigmenten moeten gedurende minstens 0,1 seconde bestand zijn tegen de smelttemperatuur van de printer (180˚C). Gebruik geen papier met een kleurencoating die na de productie van het papier is toegevoegd.
2
• Voorbedrukte formulieren moeten zijn bedrukt met
onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke dampen vrijgeeft als hij wordt blootgesteld aan de smelttemperatuur van de printer.
• Bewaar papier in de originele verpakking tot u klaar bent om
het te gebruiken. Plaats dozen op pallets of in rekken, niet op de grond.
• Plaats geen zware voorwerpen bovenop het papier, ongeacht
of het verpakt of niet-verpakt is.
• Stel het papier niet bloot aan vocht, direct zonlicht of andere
omstandigheden waardoor het kan verkreukelen of krullen.
O
PMERKING
calqueerpapier. De chemicaliën kunnen uw printer beschadigen.
: Gebruik geen zelfdoorschrijvend papier of
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.3

Papier plaatsen

Als u papier op de juiste wijze plaatst, voorkomt u papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken. Verwijder de papierlade niet tijdens een afdruktaak. Als u dit wel doet, kan dit een papierstoring veroorzaken. Zie “Formaten en capaciteiten” op pagina 2.2 voor de toegestane papierinhoud van elke lade.

Gebruik van lade 1

Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon A4- of Letter-papier bevatten.
U kunt een optionele lade kopen, lade 2, en deze onder lade 1 bevestigen om 500 extra vellen papier te plaatsen.
1
Trek de lade uit de printer.
2.4
2
Duw de metalen plaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Waaier de vellen papier van achteren naar voren uit om de vellen te scheiden, en waaier ze vervolgens uit terwijl u ze aan één zijde vasthoudt. Tik met de rand van de stapel op een vlak oppervlak om een gelijkmatige stapel te verkrijgen.
4
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
2
Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder de hoekklemmen liggen zoals hieronder weergegeven.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.5
5
Overschrijd de maximumhoogte van de stapel niet. Als u te veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen.
6
Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en beweeg hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. De geleider kan het papier buigen.
O
PMERKING
wilt wijzigen.
7
Schuif de lade weer in de printer.
8
Als u een document afdrukt, selecteert u de papiersoort, het papierformaat en de gewenste lade in uw softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
: Zie pagina 2.7 als u het papierformaat in de lade
2.6
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA

Het papierformaat in de lade wijzigen

De lade is vooraf ingesteld op het formaat Letter of A4, afhankelijk van uw land. Om het formaat te wijzigen in A4 of Letter, moet u de papierlengtegeleider juist aanpassen.
1
Til de papierlengtegeleider op en plaats hem in de juiste positie voor het papierformaat dat u in de lade wilt plaatsen.
Papierlengtegeleider
Om de papierlengtegeleider te verwijderen, draait u hem iets naar rechts om de vergrendelingen aan de onderkant van de geleider te ontgrendelen, en tilt u de geleider op.
2
Om de papierlengtegeleider in de gewenste papierpositie te plaatsen, plaatst u de vergrendelingen onderaan op de geleider in de gewenste papiersleuf en drukt u ze er volledig in.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.7
2
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. Voor meer informatie verwijzen we naar stappen 4 en 5 op pagina 2.5~2.6.
3
Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en beweeg hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
2.8

Gebruik van de optionele lade 2

De optionele lade, lade 2, kan maximaal 500 vellen normaal papier bevatten.
Om papier in lade 2 te plaatsen, volgt u de aanwijzingen voor het laden van papier op pagina 2.4.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA

Gebruik van de multifunctionele lade (MPT)

De multifunctionele lade (MPT) bevindt zich aan de rechterkant van uw printer. U kunt deze lade sluiten als u ze niet gebruikt, zodat de printer compacter wordt.
Multifunctionele lade (MPT)
In de multifunctionele lade kunnen verschillende papiersoorten en -formaten worden geplaatst, zoals transparanten, kaarten en enveloppen. U kunt de multifunctionele lade ook gebruiken voor afdruktaken van één pagina op papier met briefhoofd, op gekleurd papier dat u wilt gebruiken als scheidingsvel, of op andere speciale media die u normaal niet in de papierlade plaatst. U kunt ongeveer 100 vellen normaal papier, 10 enveloppen, 30 transparanten, 10 kaarten of 10 etiketten tegelijk plaatsen.
• Plaats slechts één papierformaat tegelijk in de
multifunctionele lade.
• Voeg geen papier toe als de multifunctionele lade nog papier
bevat, om te vermijden dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten speciale media.
• Papier moet met de te bedrukken kant omlaag en de
bovenrand eerst in de multifunctionele lade worden geplaatst, en moet in het midden van de lade worden geplaatst.
2
Om papier in de multifunctionele lade te plaatsen:
1
Breng de multifunctionele lade naar omlaag en vouw de papiersteun uit zoals weergegeven.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.9
2
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen te scheiden voordat u de stapel in de lade plaatst.
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
3
Plaats het papier met de te bedrukken zijde omlaag en tegen de rechterrand van de lade.
2.10
4
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts zodat hij net de rand van het papier raakt, zonder dat het papier wordt gebogen.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
Als u wilt afdrukken op papier dat voordien werd bedrukt via de multifunctionele lade, moet de bedrukte zijde omhoog liggen en de niet-gekrulde rand naar de printer toe. Als u problemen ondervindt met het plaatsen van het papier, draait u het papier om.
O
PMERKING
veel papier in de lade. Het papier trekt krom als u een stapel te diep of te ver in de lade plaatst.
5
Als u een document afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT en selecteert u de juiste papiersoort in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
: Plaats nooit te
2
O
PMERKING
vouwt u de papiersteun weg en sluit u de multifunctionele lade.
: Na het afdrukken
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.11

Gebruik van de handmatige invoer

Als u Handmatig selecteert voor de optie Ladeselectie wanneer u de afdrukinstellingen wijzigt, kunt u handmatig een vel papier in de multifunctionele lade plaatsen. Handmatige invoer is nuttig als u de afdrukkwaliteit van elke afgedrukte pagina wilt controleren.
Het plaatsen van papier in de handmatige invoer verloopt bijna op dezelfde wijze als het plaatsen van papier in de multifunctionele lade, behalve dat u vel per vel in de lade plaatst, afdrukgegevens verstuurt voor het afdrukken van de eerste pagina, en vervolgens op de toets On Line/Continue van het bedieningspaneel drukt om elke volgende pagina af te drukken.
1
Plaats een vel papier met de te bedrukken zijde omlaag en tegen de rechterrand van de multifunctionele lade.
2.12
2
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts zodat hij net de rand van het papier raakt, zonder dat het papier wordt gebogen.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Als u een document afdrukt, selecteert u Handmatig als Ladeselectie in de softwaretoepassing, waarna u het juiste
papierformaat en de juiste papiersoort selecteert. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
4
Druk het document af.
2
Op het display verschijnt een bericht met de vraag om papier te plaatsen.
5
Druk op de toets On Line/Continue.
De printer neemt het papier en drukt af. Nadat één pagina is afgedrukt, verschijnt het bericht opnieuw.
6
Plaats het volgende vel in de multifunctionele lade en druk op de toets On Line/Continue.
Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.13

Afdrukken op speciale media

Afdrukken op enveloppen

• Plaats enveloppen uitsluitend in de multifunctionele lade.
• Gebruik alleen enveloppen die zijn aanbevolen voor
laserprinters. Voordat u enveloppen in de multifunctionele lade plaatst, dient u te controleren of ze niet beschadigd zijn en niet aan elkaar vast zitten.
• Plaats geen enveloppen met postzegels in de lade.
• Gebruik nooit enveloppen met vensters, metalen haakjes of
knipsluitingen of kleefmiddelelen.
Om af te drukken op enveloppen:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open.
2.14
2
Buig de stapel enveloppen of waaier de enveloppen uit aan één rand om ze van elkaar te scheiden voordat u ze in de lade plaatst.
3
Plaats de enveloppen in de multifunctionele lade met de klep omhoog. Het uiteinde van de enveloppe waar de
postzegel komt, wordt eerst in de lade geplaatst.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
4
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts zodat hij net de rand van de stapel raakt, zonder dat de stapel wordt gebogen.
5
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de papiersoort in op Enveloppen en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
2
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.15

Afdrukken op etiketten

• Gebruik alleen etiketten die zijn aanbevolen voor
laserprinters.
• Controleer of de kleefstoffen van de etiketten bestand zijn
tegen een smelttemperatuur van 180˚C gedurende 0,1 seconde.
• Zorg ervoor dat er tussen de labels geen kleefstof blootligt.
Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Blootliggend kleefmiddel kan ook leiden tot beschadiging van printeronderdelen.
• Druk nooit af op een vel waarop etiketten ontbreken.
• Gebruik geen etiketten die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
• Om te vermijden dat etiketten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte etikettenvellen best niet op een stapel liggen als ze zijn afgedrukt.
Om af te drukken op etiketten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open.
2.16
2
Plaats etiketten alleen in de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde omlaag en de korte bovenzijde eerst.
Pas de geleider aan aan de breedte van de etiketten.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de papiersoort in op Etiketten en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.

Afdrukken op transparanten

• Gebruik geen transparanten die aan normaal papier zijn
gehecht.
• Gebruik alleen Phaser 35-Series Premium Transparency Film
met de Phaser 6100-printer.
• Controleer of de transparanten geen gescheurde randen
hebben en of ze niet verkreukeld of gekruld zijn.
• Houd de transparanten vast bij de randen en raak de te
bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Wees voorzichtig dat u geen vingerafdrukken of krassen op
de te bedrukken kant achterlaat.
2
W
AARSCHUWING
aanbevolen voor laserprinters die olievrije fusers gebruiken om schade aan de printer te voorkomen. Gebruik geen transparanten met papieren achterkantbedekking of papierband. Gebruik alleen Phaser 35-Series Premium Transparency Film.
O
PMERKINGEN
• Transparanten worden alleen in zwart-wit afgedrukt.
• Voordat u afdrukt op
transparanten, moet u controleren of de uitvoersteun omlaag is.
: Gebruik alleen transparanten die zijn
:
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.17
Om af te drukken op transparanten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open.
2
De transparanten moeten met de te bedrukken zijde omlaag worden geladen. Pas de geleider aan aan de
breedte van de transparanten.
2.18
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de papiersoort in op Transparanten en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
2
O
PMERKINGEN
• Om te vermijden dat transparanten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte vellen best niet op een stapel liggen als ze zijn afgedrukt.
• Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit de
printer hebt verwijderd.
:
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.19

Afdrukken op voorbedrukt papier

• Voorbedrukt papier is papier dat al een bepaalde opdruk heeft
voordat het door de printer wordt gestuurd (bijvoorbeeld papier met een voorbedrukt logo bovenaan op de pagina).
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen vrijgeeft als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de smelttemperatuur van de printer (180˚C).
• Inkt op papier met briefhoofd moet onbrandbaar en niet-
metallisch zijn, en mag printerrollen niet beschadigen.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten worden
opgeborgen in een vochtbestendige verpakking om wijzigingen tijdens de opslagperiode te vermijden.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of
papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Tijdens het smeltproces kan vochtige inkt afgeven op het voorbedrukte papier, wat de afdrukkwaliteit verlaagt.
Om af te drukken op voorbedrukt papier:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open.
2.20
2
Plaats papier met briefhoofd alleen in de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde omlaag en de korte bovenzijde eerst. Pas de geleider aan aan de breedte van de papierstapel.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de papiersoort in op Briefhoofdpapier en selecteert u het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
2

Afdrukken op kaarten of een aangepast papierformaat

• U kunt met de Phaser 6100-printer afdrukken op
systeemkaarten (90 mm x 140 mm), postkaarten en papier van een aangepast formaat. Het minimumformaat is 90 mm op 140 mm en het maximumformaat is 216 mm op 356 mm.
• Plaats altijd eerst de korte zijde in de multifunctionele lade.
Als u wilt afdrukken in de afdrukstand Liggend, selecteert u deze optie in uw softwaretoepassing. Plaats geen papier met de lange zijde eerst in de printer, aangezien dit ertoe kan leiden dat het papier vastloopt.
• Plaats niet meer dan 10 kaarten tegelijk in de
multifunctionele lade.
• Druk niet af op papier dat kleiner is dan 90 mm breed of 140
mm lang.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 4,3
mm van de randen van het papier.
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.21
Om af te drukken op kaarten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun open.
2
Plaats papier alleen in de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde omlaag en de korte zijde eerst. Schuif
de geleider tot hij de stapel net raakt zonder de stapel te buigen.
2.22
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, en selecteert u de papiersoort en het papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
Als het formaat van uw papier niet vermeld is in het vak
Papierformaat op het tabblad Papier, klikt u op de knop
Aangepast
pagina 3.7.
en stelt u het papierformaat handmatig in. Zie
2
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
2.23
MEMO
2.24
G
EBRUIK VAN PAPIER OF SPECIALE MEDIA
3

AFDRUKTAKEN

In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en de gangbare afdruktaken besproken.
In dit hoofdstuk vindt u:
• Functies van het printerstuurprogramma
• Een document afdrukken
• Printerinstellingen

Functies van het printerstuurprogramma

De Phaser 6100-printerstuurprogramma's ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Papierladeselectie
• Papierformaat, afdrukstand en mediatype
• aantal exemplaren
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door uw printerstuurprogramma's worden ondersteund.
Kenmerk
Win98/Me
Kleurmodus J J J J
Afdrukkwaliteitoptie J J J N
Posters afdrukken J J J N
Dubbelzijdig afdrukken J J J N
Boekjes afdrukken J J J N
Meerdere pagina's per vel (N-up)
Afdrukken aangepast aan papierformaat
Afdrukken op schaal J J J J
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk J J J J
JJJJ
JJJN
JJJN
Win2000/XP/ Server 2003
NT4.0 Macintosh
Overlay J J J N
O
3.2
A
FDRUKTAKEN
PMERKINGEN
• Bepaalde functies worden niet ondersteund op Mac OS 10.x, zoals
Ladeselectie, Papiersoort, Grijstinten en Zwart-wit.
• Watermerken worden niet ondersteund op Mac OS 9.1 of hoger.
:

Een document afdrukken

Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen. De precieze stappen voor het afdrukken van een document kunnen variëren, afhankelijk van de softwaretoepassing die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing voor de precieze afdrukprocedure.
O
PMERKING
Macintosh-computer of Linux-systeem, zie Bijlage A en Bijlage B.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. Afhankelijk van uw toepassing kan dit er iets anders uitzien.
U kunt de basisafdrukinstellingen selecteren in het venster Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren en het afdrukbereik.
: Voor informatie over afdrukken vanaf een
3
Zorg ervoor dat uw printer is geselecteerd.
Windows 98
3
Om de printerfuncties van uw printer te gebruiken, klikt u op Eigenschappen in het afdrukvenster van de toepassing. Voor meer informatie, zie “Printerinstellingen” op pagina 3.5
Als in het venster Afdrukken een knop Instellingen, Printer of Opties wordt weergegeven, klikt u hierop. Klik in het volgende venster op Eigenschappen.
4
Klik op OK om het venster Eigenschappen te sluiten.
5
Klik op OK in het venster Afdrukken om de afdruktaak te starten.
A
FDRUKTAKEN
3.3

Een afdruktaak annuleren

Selecteer een van de volgende opties om een afdruktaak te annuleren:
Bedieningspaneel
Druk op de toets Cancel ( ) om een afdruktaak die wordt uitgevoerd te annuleren. De printer drukt pagina's af die zich op dat moment in de printer bevinden en verwijdert daarna de rest van de afdruktaak.
O
PMERKING
verstuurd en u meer dan één afdruktaak wilt annuleren, drukt u één keer op de toets start om ze te annuleren.
De map Printers
Om een afdruktaak in behandeling te annuleren:
1
Selecteer Instellingen in het menu Start van Windows.
: Als u meerdere taken naar de printer hebt
Cancel
op het moment dat elke afdruktaak
2
Selecteer Printers om het venster Printers te openen, en dubbelklik vervolgens op het printerpictogram Xerox
Phaser 6100.
3
In het menu Document selecteert u Afdrukken annuleren (Windows 98/Me) of Annuleren (Windows NT
4.0/2000/XP/Server 2003).
Windows 2000
3.4
A
FDRUKTAKEN

Printerinstellingen

Via het venster Eigenschappen van de Xerox Phaser 6100-printer kunt u toegang krijgen tot alle informatie die u nodig hebt als u uw printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Het venster Eigenschappen van uw printer bestaat uit 5 tabbladen: Lay-out, Papier, Grafisch, Extra en Probleemoplossing.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u meer op Windows gebaseerde tabbladen weergeven. Raadpleeg uw handleiding van Windows.
Het venster Eigenschappen van de printer kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem. Deze handleiding geeft het venster Eigenschappen van Windows 2000 weer.
Opmerkingen:
• De meeste Windows-toepassingen zullen de instellingen opheffen die u in het printerstuurprogramma hebt opgegeven. Wijzig eerst alle afdrukinstellingen die beschikbaar zijn in de softwaretoepassing, en wijzig vervolgens enige resterende instellingen met behulp van het printerstuurprogramma.
• De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het huidige programma gebruikt. Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven, brengt u ze aan in de map Volg deze procedure:
1. Open het menu Start van Windows.
2. Voor Windows 98/Me/NT 4.0/2000 selecteert u Instellingen en
vervolgens Printers. Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u
faxapparaten
3. Selecteer de
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
• In Windows 98/Me: Selecteer Eigenschappen.
• In Windows 2000/XP/Server 2003: Selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
• In Windows NT 4.0: Selecteer Standaardwaarden document.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
.
Xerox Phaser 6100-
printer.
Printers en
Printers
.
3
A
FDRUKTAKEN
3.5

Het tabblad Lay-out

Het tabblad Lay-out biedt opties zodat u kunt aanpassen hoe het document op de afgedrukte pagina wordt weergegeven. De Lay-outopties omvatten Meerdere pagina's per vel, Boekje en Poster. U kunt op dit tabblad ook de optie Dubbelzijdig afdrukken selecteren. Zie pagina 3.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing.
1
2
Het afdrukvoorbeeld geeft de voorbeeldpagina weer met de door u opgegeven instellingen.
3
Eigenschap Beschrijving
1
Afdrukstand
Met behulp van richting selecteren waarin informatie op
Afdrukstand
een pagina wordt afgedrukt.
Staand
drukt af over de breedte van
de pagina, in briefvorm.
Liggend
drukt af over de lengte van
de pagina, in spreadsheetvorm.
Als u de pagina ondersteboven wilt afdrukken, selecteert u
2
Lay-outopties
draaien
Met behulp van geavanceerde afdrukinstellingen
.
staand
Lay-outopties
selecteren. Voor meer informatie, zie Hoofdstuk 4, "Geavanceerd afdrukken."
Met
3
Afdrukken op beide zijden
Dubbelzijdig afdrukken
automatisch dubbelzijdige documenten afdrukken. Als u de standaardinstelling van het printerstuurprogramma gebruikt, selecteert u
Printerselectie
informatie verwijzen we naar pagina 4.3.
kunt u de
180 graden
Liggend
kunt u
kunt u
. Voor meer
3.6
A
FDRUKTAKEN

Het tabblad Papier

U kunt de volgende opties gebruiken voor basispapierinstellingen. Zie pagina 3.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Papier om de papiereigenschappen weer te geven.
1
2
3
4
5
6
Eigenschap Beschrijving
1
Aantal
exemplaren
Met behulp van selecteren hoeveel exemplaren er moeten worden afgedrukt. U kunt maximaal 999
Aantal exemplaren
exemplaren opgeven.
2
Papierforma at
Met behulp van papierformaat selecteren dat in de lade wordt geplaatst.
Papierformaat
Als het vereiste formaat niet wordt vermeld in het vak
Aangepast papierformaat
Papierformaat
. Als het venster
verschijnt, stelt u het
, klikt u op
papierformaat in en klikt u op instelling verschijnt in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
kunt u
kunt u het
Aangepast
OK
. De
3
Voer de aangepaste naam in die u wilt gebruiken.
Voer het papierformaat in.
A
FDRUKTAKEN
3.7
Eigenschap Beschrijving
3
Ladeselec
tie
Zorg ervoor dat de overeenkomstige papierlade.
Gebruik de
Ladeselectie
Handmatig
invoer als u afdrukt op speciale media. U moet één vel tegelijk in de multifunctionele lade plaatsen. Zie pagina 2.9.
Als de ladeselectie is ingesteld op
Automatsich
, neemt de printer automatisch papier in de volgende volgorde: Multifunctionele lade, lade1, optionele lade2.
4
Type
Zorg ervoor dat
Normaal papier
Type
is ingesteld op
. Als u een andere papiersoort plaatst, dient u de overeenkomstige papiersoort te selecteren. Voor meer informatie over papier verwijzen we naar Hoofdstuk 2, "Gebruik van papier of speciale media."
Als u katoenpapier met een gewicht tussen
2
60 en 90 g/m
gebruikt, zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%, stelt u de papiersoort in op Katoen voor de beste afdrukkwaliteit.
Als u gerecycleerd papier met een gewicht tussen 75 en 90 g/m
2
of gekleurd papier
gebruikt, selecteert u Gekleurd.
5
Voorbladi nvoer
Dankzij deze eigenschap kunt u de eerste pagina afdrukken op een andere papiersoort dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele lade, en normaal papier in lade1. Selecteer vervolgens
6
Schaal
aanpassen
voor de optie de optie
Met
Schaal aanpassen
afdruktaak automatisch of handmatig schalen op een pagina.
U kunt kiezen uit
schaal papierformaat
Ladeselectie Lade 1
Voorbladinvoer MPT
kunt u uw
Geen, Afdrukken op
en
Aanpassen aan
. Zie pagina 4.4 en
pagina 4.5 voor meer informatie.
is ingesteld op
en voor
.
3.8
A
FDRUKTAKEN

Het tabblad Grafisch

Gebruik de volgende grafische opties om de afdrukkwaliteit aan te passen aan uw specifieke afdrukbehoeften. Zie pagina 3.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Grafisch om de grafische eigenschappen weer te geven.
1
2
3
3
Eigenschap Beschrijving
1
Afdrukkwalit
eit
Kleurmodus
2
U kunt voor de afdrukresolutie kiezen uit
1200 dpi (verbeterd) en 600 dpi (standaard). Hoe hoger de instelling, hoe
scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de afdruk van het document iets langer duren.
U kunt de kleuropties instellen. De instelling
Kleur
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
geeft gewoonlijk de best mogelijke
Zwart-wit
.
A
FDRUKTAKEN
3.9
Eigenschap Beschrijving
Kleurmodus
2
(vervolg)
Als u op uiterlijk van de afbeeldingen van het
Kleur aanpassen
document wijzigen.
Basisinstellingen voor kleuren
kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden weergegeven door de instellingen te wijzigen in de optie
Niveaus
Tint afstemmen
.
: U kunt het tintenbereik van afbeeldingen aanpassen door de optie wijzigen.
Kleurinfo
: Dit tabblad bevat informatie over het kleurconversiesysteem van het stuurprogramma.
klikt, kunt u het
Het afdrukvoorbeeld geeft de voorbeeldpagina weer met de door u opgegeven instellingen.
: U
Tintcurve
te
3
Geavanceerd
e opties
U kunt geavanceerde opties instellen door te klikken op de knop
Tekst donkerder maken
Geavanceerde opties
: Als deze optie
.
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document donkerder dan normaal afgedrukt.
Alle tekst zwart afdrukken
: Als deze optie is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document in zwart afgedrukt, ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven. Als deze optie niet is ingeschakeld, wordt gekleurde tekst afgedrukt in grijstinten.
3.10
A
FDRUKTAKEN

Het tabblad Extra

Zie pagina 3.3 voor meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing. Klik op het tabblad Extra om toegang te krijgen tot de volgende functies:
1
2
3
Optie Beschrijving
1
Watermerk
2
Overlay
Uitvoeropties
3
U kunt een achtergrondafbeelding met tekst maken die op elke pagina van uw document wordt afgedrukt. Zie “Gebruik van watermerken” op pagina 4.10.
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. Zie “Gebruik van overlays” op pagina 4.13.
Paginavolgorde:
volgorde de pagina's moeten worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
Vooraan beginnen
pagina's af van de eerste tot de laatste pagina.
Achteraan beginnen
pagina's af van de laatste tot de eerste pagina.
Oneven pagina's afdrukken
drukt alleen de oneven pagina's van het document af.
Even pagina's afdrukken
drukt alleen de even pagina's van het document af.
Opnieuw afdrukken indien papierstoring:
Als deze optie is ingeschakeld, behoudt de printer de afbeelding voor een afgedrukte pagina tot de printer aangeeft dat de pagina de printer heeft verlaten. Als een papierstoring optreedt, drukt de printer de laatste pagina opnieuw af nadat u het probleem hebt opgelost.
U kunt instellen in welke
: Uw printer drukt alle
: Uw printer drukt alle
: Uw printer
: Uw printer
3
A
FDRUKTAKEN
3.11

Problemen oplossen

Het tabblad Probleemoplossing biedt hulp en informatie over het gebruik van uw printer. Als u toegang hebt tot het internet, gebruikt u de webkoppelingen om een verbinding te maken met nuttige weblocaties.

Een instelling voor favorieten gebruiken

Met de optie Favorieten, die op elk tabblad zichtbaar is, kunt u de huidige instellingen voor eigenschappen opslaan voor later gebruik.
Om een favoriet op te slaan:
1
Wijzig de instellingen zoals nodig op elk tabblad.
2
Voer een naam in voor de favoriet in het invoervak
Favorieten.
3.12
A
FDRUKTAKEN
3
Klik op de knop Opslaan.
Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de vervolgkeuzelijst Favorieten.
De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de geselecteerde instelling voor favorieten.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het stuurprogramma door <Printerstandaard> te selecteren in de lijst.

Het gebruik van Help

Uw printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop Help in het venster Eigenschappen van de printer. Het Help-venster biedt u gedetailleerde informatie over de printerfuncties die door het printerstuurprogramma worden verschaft.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek en vervolgens op een instelling klikken.
3
A
FDRUKTAKEN
3.13
MEMO
3.14
A
FDRUKTAKEN
4

GEAVANCEERD AFDRUKKEN

In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en de geavanceerde afdruktaken besproken.
In dit hoofdstuk vindt u:
• Afdrukken op beide zijden van het papier
• De schaal van uw document aanpassen
• Uw document aanpassen aan een geselecteerd papierformaat
• Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
• Posters afdrukken
• Boekje afdrukken
• Gebruik van watermerken
• Gebruik van overlays

Afdrukken op beide zijden van het papier

U kunt automatisch afdrukken op beide zijden van het papier. Beslis voordat u afdrukt in welke afdrukstand u uw documenten wilt afdrukken.
U kunt kiezen uit:
Over lange zijde spiegelen, de conventionele lay-out die gebruikt wordt in boekbinden, of staand.
Over korte zijde spiegelen, dat vaak gebruikt wordt voor kalenders, of liggend.
2
2
3
3
25
Lange zijde
3
5
2
3
5
Korte zijde
5
4.2
W
AARSCHUWING
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen en schade aan de printer veroorzaken.
O
PMERKING
volgende papierformaten gebruiken: A4, Letter, Legal en Folio met een gewicht van 75 tot 90 g/m2.
Er zijn twee manieren om dubbelzijdig afdrukken in of uit te schakelen:
Met behulp van het menu van het bedieningspaneel
Selecteer Duplex in het menu Page Layout. Stel indien nodig de Duplex Margin in in hetzelfde menu. Zie pagina 5.7 voor meer informatie.
Voor meer informatie over het gebruik van het menu van het bedieningspaneel verwijzen we naar pagina 5.5.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
: Voor dubbelzijdig afdrukken kunt u alleen de
Vanuit de softwaretoepassing
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out.
3
In het deel Dubbelzijdig afdrukken selecteert u ofwel Printerselectie, Geen, Over korte zijde spiegelen of Over lange zijde spiegelen.
4
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort.
5
Klik op OK en druk het document af.
O
PMERKING
die van het bedieningspaneel op.
: De instellingen in de softwaretoepassingen heffen
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.3

De schaal van uw document aanpassen

U kunt uw afdruktaak schalen op een pagina.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Op het tabblad Papier selecteert u Afdrukken op schaal in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Voer de schaalfactor in in het invoervak Percentage.
U kunt ook klikken op de knop of .
4.4
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN

Uw document aanpassen aan een geselecteerd papierformaat

Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
A
papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de fijne details in een klein document wilt controleren.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Op het tabblad Papier selecteert u Aanpassen aan papierformaat in de vervolgkeuzelijst Type.
4
3
Selecteer het correcte formaat in de vervolgkeuzelijst
Uitvoerpapier.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.5

Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier

1 2
3 4
U kunt het aantal pagina's selecteren dat op één vel papier moet worden afgedrukt. Als u meer dan één pagina per vel wilt afdrukken, zijn de pagina's kleiner en worden ze op het vel gerangschikt in de volgorde die u opgeeft. U kunt tot 16 pagina's afdrukken op één vel.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Meerdere pagina's per vel in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 9 of 16) in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel.
4.6
4
Selecteer de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde, indien nodig.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
132
4
Rechts, daarna omlaag
123
4
Omlaag, daarna rechts
241
3
Links, daarna omlaag
341
2
Omlaag, daarna links
De vervolgkeuzelijst Paginavolgorde is alleen beschikbaar als het aantal pagina's per vel 4, 9 of 16 is.
Schakel het selectievakje Paginakaders afdrukken in om een kader rond elke pagina op het vel af te drukken. Paginakaders afdrukken is alleen beschikbaar als het aantal pagina's per vel 2, 4, 9 of 16 is.
5
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort.
6
Klik op OK en druk het document af.

Posters afdrukken

Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4, 9 of 16 vellen papier, zodat u de vellen kunt samenkleven tot één document van posterformaat.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Poster in de vervolgkeuzelijst Type.
4
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.7
3
Configureer de posteroptie:
U kunt voor de paginalay-out kiezen uit 2x2, 3x3 of 4x4. Als u 2x2 selecteert, wordt de afbeelding automatisch over 4 werkelijke pagina's gespreid.
Geef een overlap op in millimeter of inch zodat de vellen gemakkelijk aan elkaar kunnen worden geplakt.
4 mm
4 mm
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort.
5
Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster voltooien door de vellen aan elkaar te plakken.
4.8
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN

Boekje afdrukken

Met de functie Boekje afdrukken kunt u uw document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het papier na het afdrukken dubbel kunt vouwen om een boekje te vormen.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Boekje in de vervolgkeuzelijst Type.
4
O
PMERKING
A4, Letter, Legal of Folio is geselecteerd voor de optie
Papierformaat
3
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en de papiersoort.
4
Klik op OK en druk het document af.
5
Na het afdrukken, kunt u de pagina's vouwen en nieten.
: De optie Boekje afdrukken is alleen beschikbaar als
op het tabblad
Papier
.
8
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
9
4.9

Gebruik van watermerken

Een watermerk is extra tekst die over een of meer pagina's kan worden afgedrukt. Met behulp van de watermerkfunctie kunt u bijvoorbeeld woorden als Ontwerp, Vertrouwelijk, Datum of Versie toevoegen.
Er zijn verschillende vooraf gedefinieerde watermerken die met uw printer worden geleverd. Ze kunnen worden gewijzigd of u kunt nieuwe watermerken aan de lijst toevoegen.

Een bestaand watermerk gebruiken

1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en selecteer een watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
4.10
3
Klik op OK en start het afdrukken.
O
PMERKING
pagina er zal uitzien.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
Afdrukvo orbeeld
: Het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte

Een watermerk maken

1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
4
3
Voer tekst in in het vak Tekst in watermerk. U kunt maximaal 40 tekens invoeren. De tekst wordt weergegeven in het voorbeeldvenster.
Als het selectievakje Alleen eerste pagina is ingeschakeld, wordt het watermerk alleen op de pagina
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt het lettertype, de stijl, de kleur, het niveau voor grijstinten en de tekengrootte selecteren in het deel Tekenstijl, en u kunt de hoek voor het watermerk instellen in het deel Afdrukhoek tekst.
5
Klik op Toevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst toe te voegen.
6
Als u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en start u de afdruk.
Om niet langer watermerken af te drukken, selecteert u <Geen watermerk> in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
afgedrukt
.
eerste
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.11

Een watermerk bewerken

1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst Huidige watermerken om de tekst van het watermerk en de opties te wijzigen. Zie pagina 4.11.
4
Klik op Bijwerken om de wijzigingen op te slaan.
5
Klik op OK.

Een watermerk verwijderen

1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra op de knop Watermerken bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt verwijderen in de lijst
Huidige watermerken en klik op Verwijderen.
4
Klik op OK.
4.12
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
Dear ABC
Regards

Gebruik van overlays

Wat is een overlay?

Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van voorbedrukt papier met briefhoofd te gebruiken, kunt u een overlay maken met precies dezelfde informatie als op uw papier met briefhoofd. Als u een brief wilt afdrukken met het briefhoofd van uw bedrijf, hoeft u aan de printer alleen maar aan te geven dat de briefhoofdoverlay op uw document moet worden afgedrukt.

Een nieuwe paginaoverlay maken

Om een paginaoverlay te gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay met uw logo of afbeelding maken.
1
Maak of open een document dat tekst of een afbeelding bevat die moet worden gebruikt in een nieuwe paginaoverlay. Plaats de items precies zoals u wilt dat ze worden weergegeven als ze als een overlay worden afgedrukt. Indien nodig kunt u het bestand opslaan voor later gebruik.
2
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
3
Klik op het tabblad Extra op de knop Overlays bewerken in het deel Overlay.
4
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.13
4
Klik in het venster Overlays op Overlay maken.
5
In het venster Overlay maken typt u een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam. Selecteer indien nodig het doelpad. (De standaardinstelling is C:\Formover.)
4.14
6
Klik op Opslaan. De naam wordt weergegeven in het vak Lijst van overlays.
7
Klik op OK of Ja als u klaar bent.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
hetzelfde zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
: Het documentformaat van de overlay moet

Een paginaoverlay gebruiken

Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden afgedrukt. Om een overlay met een document af te drukken:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie pagina 3.3.
3
Klik op het tabblad Extra.
4
Selecteer een overlay in de vervolgkeuzelijst Overlay.
5
Als het gewenste overlaybestand niet in de lijst Overlay staat, klikt u op de knop Overlays bewerken en Overlay laden, en selecteert u het overlaybestand.
4
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden als u dit venster Overlay laden opent.
Selecteer het bestand en klik op Openen. Het bestand verschijnt in het vak Lijst van overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Lijst van overlays.
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
4.15
6
Indien nodig klikt u op Overlay bevestigen voor afdrukken. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens wanneer u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt met uw document.
7
Klik op OK of Ja om het afdrukken te starten.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
dezelfde zijn als die van het document dat u met de overlay afdrukt.
: De resolutie van het overlaydocument moet

Een paginaoverlay verwijderen

U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster Eigenschappen van de printer op het tabblad Extra.
2
Klik op de knop Overlays bewerken in het deel Overlay.
3
Selecteer de overlay die u wilt verwijderen in het vak Lijst van overlays.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Klik op OK om het venster Afdrukken te sluiten.
4.16
G
EAVANCEERD AFDRUKKEN
5
GEBRUIK VAN HET
BEDIENINGSPANEEL
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het bedieningspaneel van de printer kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u:
• Kennismaken met het bedieningspaneel
• Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel

Kennismaken met het bedieningspaneel

Het bedieningspaneel aan de rechterbovenkant van uw printer heeft een display en zeven toetsen.
Toetsen
Statusmap
Display: geeft de printerstatus en de taken in behandeling weer.

Display

Bericht Beschrijving
• De printer is on line en gereed om af te
Ready
Offline
Processing...
Power Saver
drukken.
• Als u op
On Line/Continue
de printer over naar off line.
• De printer is off line en kan niet afdrukken.
• Als u op
On Line/Continue
de printer over naar on line.
• De printer drukt af.
• Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op OK ()
.
• De printer staat in de energiebesparende modus, waardoor hij minder stroom verbruikt. Als de printer een afdruktaak ontvangt van de computer, of als op een toets wordt gedrukt, schakelt de printer over naar on line.
• Om de energiebesparende modus uit te schakelen of de tijd voor activering van de energiebesparende modus te wijzigen, verwijzen we naar pagina 5.9.
drukt, schakelt
drukt, schakelt
5.2
Zie “Verklaring van berichten op het display” op pagina 7.25 voor een volledige lijst van alle berichten van de printer.
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Toetsen

Toets Beschrijving
Als een fout optreedt, gaat een lichtje branden op de overeenkomstige locatie op de statusmap. Er verschijnt een foutbericht op het display zodat u weet waar de fout is opgetreden. Voor meer informatie
(statusma p)
over de betekenis van de foutberichten verwijzen we naar pagina 7.25.
• Druk op deze toets om te schakelen tussen on line en off line.
• Druk in menumodus op deze toets om terug te keren naar de modus Gereed.
De kleur van de toets On Line/Continue geeft de status van de printer aan.
De printer is on line en kan
Aan
gegevens van de computer ontvangen.
• Als het lichtje traag knippert,
Groen
Knippert
ontvangt de printer gegevens van de computer.
• Als het lichtje snel knippert, ontvangt de printer gegevens en worden de gegevens afgedrukt.
De printer stopt met afdrukken wegens een ernstige fout.
Aan
Oranje
Knippert
Controleer het bericht op het display. Zie pagina 7.25 voor meer informatie over de betekenis van het foutbericht.
Er is een kleine fout opgetreden en de printer wacht tot de fout is hersteld.
• De printer is off line en kan niet afdrukken.
Uit
• De printer staat in de energiebesparende modus. Als de printer gegevens ontvangt, schakelt hij over naar on line.
• Druk op de toets om over te schakelen naar de menumodus.
• Druk in de menumodus op de toets om door de menu's te bladeren.
Druk in de menumodus op de toets om het weergegeven submenu-item weer te geven of om de gewijzigde instelling te bevestigen. Het geselecteerde item is gemarkeerd met een *.
5
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
5.3
Toets Beschrijving
Druk in de menumodus op de toets om door submenu-items of instellingenopties te bladeren. Als u op drukt, gaat u naar de volgende optie. Als u op drukt, keert u terug naar de vorige optie.
• Druk op de toets om de huidige afdruktaak te annuleren.
• Druk in de menumodus op deze toets om terug te keren naar de modus Gereed.
Druk in de menumodus op deze toets om terug te keren naar het hoger gelegen menuniveau.
5.4
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL

Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel

Er zijn een aantal menu's beschikbaar zodat u gemakkelijk de printerinstellingen kunt wijzigen. Het diagram op pagina 5.6 geeft de menu's weer evenals alle items die in elk menu beschikbaar zijn. De items in elk menu en de opties die u kunt selecteren worden meer gedetailleerd beschreven in de tabellen die beginnen op pagina 5.6.

Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel

U kunt uw printer configureren vanaf het bedieningspaneel van de printer. U kunt de menu's van het bedieningspaneel ook gebruiken als de printer in gebruik is.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) tot het gewenste menu wordt weergegeven op de onderste regel
van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot het gewenste menu-item verschijnt op de onderste regel.
5
4
Druk op de toets OK ( ) om het geselecteerde item te bevestigen.
5
Als het menu-item submenu's heeft, herhaalt u de stappen 3 en 4.
6
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel de gewenste instellingenoptie verschijnt, of voer de gewenste waarde in.
7
Druk op de toets OK ( ) om uw invoer of selectie op te slaan.
Er verschijnt een sterretje (*) naast de selectie op het display, dat aangeeft dat dit nu de standaardinstelling is.
8
Om het menu te sluiten, drukt u herhaaldelijk op de toets Back ( ) of op de toets Cancel ( ).
Na 60 seconden inactiviteit (er werd geen toets ingedrukt), keert de printer automatisch terug naar de modus Gereed.
O
PMERKING
printerstuurprogramma zijn ingesteld, heffen de instellingen op het bedieningspaneel op.
: Afdrukinstellingen die via het
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
5.5

Overzicht van de menu's van het bedieningspaneel

De menu's van het bedieningspaneel worden gebruikt om de printer te configureren. Het bedieningspaneel biedt toegang tot de volgende menu's:
Information
(Zie pagina 5.6.) Config Page Menu Map Demo Page Connection Pg*
Maintenance
(Zie pagina 5.8.) Check Toner Check Others Low Warning Cleaning Page Registration Primary Color
Network Setup*
(Zie pagina 5.12.) Configure TCP Enable AppleTK Reset Network Reset Defaults
Page Layout
(Zie pagina 5.7.) Duplex Duplex Margin
All Color Page Cyan Solid Magenta Solid Yellow Solid Black Solid
* Dit menu verschijnt alleen bij de
Phaser 6100DN-printer.
Color
(Zie pagina 5.8.) Calibration Custom Color
Printer Setup
(Zie pagina 5.9.) Language Pwr Save Time Auto Continue Jam Recovery Altitude Adj. Power Save Reset Defaults
5.6

Het menu Informatie

Dit menu bevat informatiepagina's die u kunt afdrukken om informatie te verkrijgen over de printer en zijn configuratie.
Item Verklaring
Config Page
Menu Map
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
De configuratiepagina geeft de huidige configuratie van de printer weer. Zie pagina 6.2.
Het menu Map geeft de lay-out en de huidige instellingen van de menu-items van het bedieningspaneel weer.
Item Verklaring
Demo Page
Op de demopagina kunt u controleren of uw printer naar behoren werkt.
De Verbindingspagina wordt afgedrukt
Connection Pg
met de huidige netwerkinstellingen als u een Phaser 6100DN-printer gebruikt.

Het menu Page Layout

Gebruik het menu Page Layout om alle instellingen in verband met uitvoer te definiëren.
(*: de standaardinstelling)
Item Verklaring
Opties: Off*, Long Edge, Short Edge
Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken, kiest u de zijde als volgt.
Long Edge
Drukt pagina's af in boekvorm.
Short Edge
Drukt pagina's af zodat u ze kunt omslaan als bij een flip-over.
: Spiegelt over de lange zijde.
: Spiegelt over de korte zijde.
2
5
Duplex
25
Lange zijde in de afdrukstand Staand
Korte zijde in de afdrukstand Staand
Selecteer
3
2
3
5
Off
om op één zijde van het
papier af te drukken.
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
3
5
Lange zijde in de afdrukstand Liggend
2
Korte zijde in de afdrukstand Liggend
3
5
5.7
Item Verklaring
In dit menu kunt u de marges instellen voor dubbelzijdig afdrukken. U kunt de waarde verhogen of verlagen in stappen van 0,1mm.
Top Margin
: Stelt de bovenmarge in, van
0,0mm tot 9,9mm.
Left Margin
: Stelt de linkermarge in, van
0,0mm tot 9,9mm.
Short Binding
de achterkant van de pagina in voor korte binding, van 0,0 mm tot 10 mm.
Duplex Margin
Binding position: In de afdrukstand Staand wordt deze weergegeven in de bovenste regel van de pagina. In de afdrukstand Liggend wordt deze weergegeven aan de rechterkant van de pagina.
Long Binding
de achterkant van de pagina in voor lange binding, van 0,0 mm tot 22 mm. Binding position: In de afdrukstand Staand wordt deze weergegeven aan de linkerkant van de pagina. In de afdrukstand Liggend wordt deze weergegeven in de bovenste regel van de pagina.
: Stelt de ondermarge van
: Stelt de rechtermarge van
5.8

Het menu Color

In dit menu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
Item Verklaring
Calibration
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Opties: Off, Auto*, Run Now
Met dit menu-item kunt u de printer kalibreren voor de best mogelijke kleurenprinterkwaliteit.
Off
. De printer wordt gekalibreerd door de
standaardinstelling.
Auto
: De printer wordt automatisch gekalibreerd voor de best mogelijke afdrukkwaliteit voor documenten in kleur.
Run Now
: De printer wordt handmatig
gekalibreerd.
Item Verklaring
Met dit item kunt u een specifiek kleurcontrast afzonderlijk aanpassen.
CMYK:
Hiermee kunt u het contrast van
de toner in elke tonercassette aanpassen.
Custom Color
Default
geoptimaliseerd.
: De kleuren worden automatisch
Manual Adjust
geselecteerde kleurencontrast voor elke cassette handmatig aanpassen.
: Hiermee kunt u het
Opmerking
voor de beste kleurenkwaliteit.
: Gebruik de instelling

Het menu Printer Setup

Gebruik het menu Printer Setup om een waaier van printerfuncties te configureren.
(*: de standaardinstelling)
Item Verklaring
Opties: English*, German, French, Italian, Spanish, Russian
Language
De instelling Language bepaalt de taal van de tekst die op het display van het bedieningspaneel verschijnt en de informatie die wordt afgedrukt.
Opties: 30 Minutes, 45 Minutes, 60 Minutes, 120 Minutes*
Default
5
Pwr Save Time
Stel in hoe lang de printer moet wachten voordat hij overschakelt naar de energiebesparende modus (als Power Save is ingeschakeld).
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
5.9
Item Verklaring
Opties: Off, On*
Dit item bepaalt of de printer al dan niet doorgaat met afdrukken als hij papier detecteert dat niet overeenstemt met uw papierinstelling.
Off
. Als het papier niet overeenstemt met
Auto Continue
de papierinstelling, blijft het bericht op het display en blijft de printer off line tot u het juiste papier invoert.
On
. Als het papier niet overeenstemt met de papierinstelling, wordt een foutbericht weergegeven. De printer schakelt voor 30 seconden over op off line, wist vervolgens het bericht en gaat dan door met afdrukken.
Opties: Off*, On
Dit item bepaalt hoe de printer reageert op een papierstoring.
Jam Recovery
Off
. De printer drukt pagina's niet opnieuw af. Met deze instelling kunt u de afdrukprestaties verhogen.
On
. De printer drukt pagina's automatisch opnieuw af nadat u de papierstoring hebt verholpen.
5.10
Altitude Adj.
Power Save
Reset Defaults
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Opties: Low*, High
U kunt de afdrukkwaliteit optimaliseren afhankelijk van de hoogte waarop u zich bevindt.
Opties:On*, Off
Als de printer gedurende een langere periode geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd als de energiespaarstand ingeschakeld is.
In dit menu kunt u de standaardfabrieksinstellingen van de printer opnieuw instellen.

Het menu Maintenance

Gebruik het menu Maintenance voor onderhoud van de tonercassettes en andere verbruiksartikelen.
Item Verklaring
Check Toner
Check Others
Low Warning
Cleaning Page
Registration
Primary Color
All Color Page
Cyan Solid
Magenta Solid
Yellow Solid
Black Solid
Hiermee kunt u controleren hoeveel toner er overblijft in elke tonercassette.
Imaging Unit
hoeveel afbeeldingen er zijn afgedrukt sinds de afbeeldingenteller het laatst op nul werd gezet. Zie pagina 6.14.
Transfer Belt
hoeveel afbeeldingen er zijn afgedrukt sinds de afbeeldingenteller het laatst op nul werd gezet. Zie pagina 6.22.
Fuser, Transfer Roll:
controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn afgedrukt en de totale telling opnieuw instellen nadat de fuser of de transportrol is vervangen.
MPT Roller, Tray 1 Roller, Tray 2
Roller:
afbeeldingen controleren dat uit elke lade werd aangevoerd.
Dit item bepaalt hoe de printer reageert als de verbruiksartikelen bijna op zijn.
Off
waarschuwingsbericht niet weer.
On.
waarschuwingsbericht weer.
Hiermee kunt u een pagina afdrukken waardoor de fusereenheid in de printer wordt gereinigd.
Hiermee kunt u een kleurenpagina afdrukken voor registratie.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken met 4x4 kleurenstaven.
Hiermee kunt u een primaire en secundaire testpagina afdrukken.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in 100% effen cyaan.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in 100% effen magenta.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in 100% effen geel.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in 100% effen zwart.
Hier kunt u het totale aantal
. De printer geeft het
De printer geeft het
: Hiermee kunt u controleren
: Hiermee kunt u controleren
Hiermee kunt u
5
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
5.11

Het menu Network Setup

In dit menu kunt u de netwerkinterfacekaart configureren die in uw printer is geïnstalleerd, afhankelijk van de configuratie van het netwerk.
(*: de standaardinstelling)
Item Verklaring
Opties:Yes*, No
Stelt in of u het netwerk al dan niet handmatig wilt configureren. Als u Ja selecteert, kunt u de instellingen voor het IP­adres configureren.
Configure TCP
Enable AppleTK
Reset Network
Reset Defaults
Als u Ja selecteert, verschijnt het menu IP­bron met de volgende opties:
• BOOTP
• DHCP
• Static
Zie de tabel IP-bron voor meer informatie over de opties BOOTP, DHCP en Statisch.
Opties:Yes, No*
Dit item schakelt AppleTalk in.
Dit item start de netwerkinterfacekaart opnieuw op. Selecteer opnieuw op te starten.
Opties:Yes, No
Dit item stelt de standaardwaarden opnieuw in en stelt de netwerkconfiguratieparameters opnieuw in op de fabrieksinstellingen.
Reset Now
om
5.12
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
IP-bron
Het menu IP Source biedt drie methoden voor het instellen van een IP-adres:
Item Verklaring
BOOTP
BOOTP
adres automatisch toe.
: De BOOTP-server wijst het IP-
DHCP
Static
Statisch
De menuoptie Static biedt drie methoden om handmatig een IP-adres in te voeren:
Item Verklaring
IP Address
Subnet Mask
DHCP: De DHCP-server wijst het IP-adres automatisch toe.
Static: subnetmasker en gateway invoeren.
Zie de tabel handmatig invoeren van een IP-adres.
Met dit item kunt u het IP-adres handmatig invoeren.
• Druk op de bladertoets om de waarde van de eerste byte in te stellen tussen 1 en 255, en druk vervolgens op de toets
• Stel de waarde voor de tweede tot de vierde byte op dezelfde wijze in.
Met dit item kunt u het subnetmasker handmatig invoeren.
• Druk op de bladertoets om de waarde van de eerste byte in te stellen tussen 1 en 255, en druk vervolgens op de toets
• Stel de waarde voor de tweede tot de vierde byte op dezelfde wijze in.
U kunt handmatig een IP-adres,
Static
voor informatie over het
OK
Enter
.
.
5
Gateway
Met dit item kunt u de gateway handmatig invoeren.
• Druk op de bladertoets om de waarde van de eerste byte in te stellen tussen 1 en 255, en druk vervolgens op de toets
Stel de waarde voor de tweede tot de vierde byte op dezelfde wijze in.
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Enter
5.13
.
MEMO
5.14
G
EBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
6

ONDERHOUD VAN UW PRINTER

Dit hoofdstuk biedt informatie voor het onderhoud van uw printer en suggesties voor afdrukken van hoge kwaliteit en energiebesparing.
In dit hoofdstuk vindt u:
• Een configuratiepagina afdrukken
• De verbruiksartikelen vervangen
• Beheer van de tonercassettes
• De tonercassettes vervangen
• De cassette voor gebruikte toner vervangen
• De beeldeenheid vervangen
• De transportriem vervangen
• De printer reinigen
• Vervangingsonderdelen

Een configuratiepagina afdrukken

U kunt een configuratiepagina afdrukken vanuit het bedieningspaneel van de printer. Gebruik de configuratiepagina om de huidige instellingen weer te geven, problemen te helpen oplossen of de installatie van opties te controleren.
Om de configuratiepagina af te drukken:
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) op het bedieningspaneel tot 'Information' verschijnt op de onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op de toets OK ( ) wanneer ‘Config page’ op de onderste regel verschijnt.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
6.2
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER

De verbruiksartikelen vervangen

Af en toe moet u de volgende items vervangen om topprestaties te garanderen en problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden. Raadpleeg de onderstaande tabel:
Item(s)
Zwarte tonercassette
Kleurentonercas settes
Cassette voor gebruikte toner
Beeldeenheid
Transportriem
Fuser
Bericht van de
printer
Replace Black Toner
Replace [Color] Toner
Waste Box Full/ Not Install
Replace Imaging Unit
Replace Transfer Belt
Replace Fuser
Afgedrukte
pagina's
**
**
**
*
*
3.000 pagina's (standaardcapaci teit)
7.000 pagina's (hoge capaciteit)
2.000 pagina's (standaardcapaci teit)
5.000 pagina's (hoge capaciteit)
3.000 tot 5.000 pagina's
50.000 afbeeldingen
50.000 afbeeldingen
100.000 monochrome pagina's
50.000 pagina's in kleur
Zie
pagin
a
6.8.
6.8.
6.8.
6.8.
6.11.
6
6.14.
6.22.
Transportrol
*Gemiddelde telling van pagina's in A4-/Letter-formaat op basis van
5% dekking van afzonderlijke kleuren op elke pagina. Gebruiksvoorwaarden en afdrukpatronen kunnen leiden tot variërende resultaten.
**Afbeeldingstellingen worden gebaseerd op één kleur op elke pagina.
Als u documenten afdrukt in ware kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), is 1 pagina gelijk aan 4 afbeeldingen, en worden deze drie items verlaagd tot 25% van de aangegeven waarde.
Replace Transfer Roller
50.000 pagina's
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.3

Beheer van de tonercassettes

Opslag van de tonercassette

Voor een optimaal resultaat van de tonercassette, dient u de volgende richtlijnen te onthouden:
• Neem de tonercassettes pas uit hun verpakking op het moment dat u klaar bent om ze te gebruiken.
• Vul de tonercassettes niet opnieuw. De printergarantie
dekt geen schade die is veroorzaakt door het gebruik van een nagevulde cassette.
• Bewaar de tonercassettes in dezelfde omgeving als de printer.
• Om schade aan de tonercassettes te voorkomen, mag u ze niet meer dan enkele minuten blootstellen aan licht.

Verwachte gebruiksduur van de tonercassettes

De gebruiksduur van de tonercassette is afhankelijk van de hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Als u tekst afdrukt met een dekking van 5%, kunt u een tonercassette met hoge capaciteit gebruiken voor gemiddeld 7.000 pagina's voor zwart, en 5.000 pagina's voor elke kleur. Met de tonercassette van standaardcapaciteit die met de printer wordt geleverd, kunt u gemiddeld 3.000 pagina's afdrukken voor zwart, en 2.000 pagina's voor elke kleur.
6.4
U kunt de verwachte gebruiksduur op elk moment verifiëren door het tonerniveau te controleren. Zie onder.

De resterende toner controleren

U kunt het niveau van de resterende toner in elke cassette controleren.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) op het bedieningspaneel tot 'Maintenance' verschijnt op de onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Als ‘Check Toner’ verschijnt op de onderste regel, drukt u op de toets OK ( ).
4
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de onderste regel de kleur van de tonercassette die u wilt controleren verschijnt.
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
5
Druk op de toets OK ( ). Het display geeft het percentage van de resterende toner
weer.

De toner opnieuw verdelen

Als een tonercassette bijna leeg is, kunnen mogelijk lichte of grijze gebieden worden afgedrukt. Het is ook mogelijk dat afbeeldingen in kleur niet de juiste kleuren hebben omdat de tonerkleuren onjuist worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. 'Ready [Color] Low Toner' verschijnt op het display. De printer kan doorgaan met afdrukken met de huidige tonercassette tot op het bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de cassette moet worden vervangen.
U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. Het display van het bedieningspaneel vertelt u voor welke kleurencassette de toner bijna op is.
1
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.5
2
Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens de gebruikte tonercassette.
W
AARSCHUWING
minuten open laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid.
3
Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
: Als u de linkerklep A gedurende enkele
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6.6
O
PMERKING
toner dan af met een droge doek en was uw kleding in koud water. Warm water zorgt ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
: Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de
4
Schuif de tonercassette weer in de printer.
5
Sluit de linkerklep A. Zorg ervoor dat de klep goed vastklikt.
Controleer of u de tonercassette juist hebt geïnstalleerd. Als de tonercassettes niet juist zijn geïnstalleerd, kan de linkerklep niet goed worden gesloten. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten.
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.7

De tonercassettes vervangen

De printer gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een verschillende tonercassette: cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en zwart (K).
Vervang een tonercassette als op het display van het bedieningspaneel het bericht ‘Replace [Color] Toner’ wordt weergegeven. Het display van het bedieningspaneel geeft aan welke kleur moet worden vervangen.
1
Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot de printer is afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
6.8
3
Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens de gebruikte tonercassette.
W
AARSCHUWING
minuten open laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid. Sluit de bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een willekeurige reden moet worden stopgezet.
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
: Als u de linkerklep A gedurende enkele
4
Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
W
AARSCHUWING
schaar of een mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
5
Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te verdelen.
: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een
6
Plaats de tonercassette op een effen oppervlak zoals weergegeven, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen. Werp het papier en de tape weg.
O
PMERKING
toner dan af met een droge doek en was uw kleding in koud water. Warm water zorgt ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
: Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.9
7
Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de kleursleuf en schuif de nieuwe tonercassette vervolgens in de printer. Neem de cassette in beide handen om ze in de sleuf te plaatsen. Houd vervolgens de greep vast om de cassette naar binnen te schuiven.
Hoewel u de tonercassettes correct installeert, schuiven de zwarte en gele tonercassettes niet volledig naar binnen. Als u de linkerklep sluit, schuiven ze op hun plaats.
8
Sluit de linkerklep A. Zorg ervoor dat de klep goed vastklikt en zet de printer vervolgens aan.
Controleer of u de tonercassette juist hebt geïnstalleerd. Als de tonercassettes niet juist zijn geïnstalleerd, kan de linkerklep niet goed worden gesloten. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten.
6.10
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER

De cassette voor gebruikte toner vervangen

Vervang de cassette voor gebruikte toner wanneer op het bedieningspaneel het bericht 'Waste Box Full/Not Install' wordt weergegeven.
1
Ontgrendel de voorklep door even te drukken op de holtes aan de bovenkant en vervolgens los te laten.
2
Duw de slothendel naar boven en verwijder de cassette voor gebruikte toner.
W
AARSCHUWING
effen oppervlak, zodat u geen toner morst.
: Leg de cassette voor gebruikte toner op een
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.11
3
Verwijder de dopjes van de container, die zijn bevestigd zoals hieronder weergegeven, en gebruik ze om de cassette voor gebruikte toner af te sluiten.
4
Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
5
Schuif de onderkant van de nieuwe container op zijn plaats en duw hem naar binnen zodat hij op zijn plaats komt te zitten.
6.12
6
Zorg ervoor dat de slothendel de container vergrendelt.
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
7
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
8
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
9
Sluit de linkerklep A stevig.
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.13

De beeldeenheid vervangen

De gebruiksduur van de beeldeenheid bedraagt ongeveer
50.000 afbeeldingen. Vervang de beeldeenheid wanneer op het
bedieningspaneel van de printer het bericht 'Replace Imaging Unit' wordt weergegeven.
1
Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot de printer is afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de tonercassettes worden uitgeworpen.
6.14
W
AARSCHUWING
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
3
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep B te ontgrendelen en open deze volledig.
4
Trek de slothendels aan elke zijde naar u toe, zoals hieronder weergegeven, om de transportriem te ontgrendelen.
6
O
NDERHOUD VAN UW PRINTER
6.15
Loading...