HANDLEIDING VOOR HET NAVIGATIE- EN MULTIMEDIASYSTEEM
In deze handleiding wordt de werking van het navigatie-/multimediasysteem uitgelegd. Lees deze handleiding zorgvuldig door, zodat u de mogelijkheden op de juiste
wijze kunt benutten. Bewaar deze handleiding altijd in uw auto.
De afbeeldingen in dit document wijken mogelijk af van de daadwerkelij ke afbeeldingen op het navigatie-/multimediasysteem, afhankelijk van het bestaan van de
functies en/of een contract en de beschikbaarheid van kaartgegevens op het moment van productie van dit document.
De inhoud van deze handleiding verschilt in sommige gevallen mogelijk van het navigatie-/multimediasysteem, bijvoorbeeld wanneer de systeemsoftware is bijgewerkt.
NAVIGATIESYSTEEM
Het navigatiesysteem is één van de technologisch meest geavanceerde accessoires
die ooit voor de auto ontwikkeld zijn. Het systeem ontvangt satellietsignalen van het
Global Positioning System (GPS) van het ministerie van Defensie van de Verenigde
Staten van Amerika. Met behulp van deze signalen en sensoren in de auto kan het systeem de positie van uw auto berekenen en u helpen bij het vinden van uw bestemming.
Het navigatiesysteem is ontworpen om een efficiënte route te bepalen van uw vertrekpunt naar uw bestemming. Daarnaast is het systeem ontworpen om u op een
efficiënte manier naar een voor u onbekende bestemming te brengen. Het systeem
is ontwikkeld door “Harman International” met behulp van kaarten van HERE. De
berekende routes zijn niet altijd de kort ste rou tes of rou tes zond er verkeerso pstoppingen. Met uw persoonlijke kennis van de situatie ter plaatse of door een stuk van
de berekende route “af te snijden” kunt u soms sneller uw bestemming bereiken.
Het navigatiesysteem beschikt over categorieën POI's (nuttige adressen), zoals hotels en restaurants, met behulp waarvan u snel en gemakkelijk uw bestemming kunt
selecteren. Als uw bestemming niet in de database is opgenomen, kunt u de straatnaam of een belangrijk kruispunt in de nabijheid van uw bestemming selecteren,
waar het systeem u naartoe kan leiden.
Het systeem geeft zowel visuele aanwijzingen met behulp van een op het display
getoonde kaart als gesproken aanwijzingen. De gesproken aanwij zingen geven bij
het naderen van een verkeersknooppunt de nog af te leggen afstand en de richting
die u moet volgen aan. Dankzij deze gesproken aanwijzin gen kunt u uw volle aandacht bij het verkeer houden en hebt u genoeg tijd om van richting te veranderen,
van rijbaan te wisselen of snelheid te minderen.
Houd er rekening mee dat alle actuele navigatiesystemen hun beperkingen hebben
en niet onder alle omstandigheden feilloos zullen functioneren. De nauwkeuri ghei d
waarmee de actuele locatie van de auto wordt weergegeven , is afhankelijk van de
conditie van de satellieten, de ligging van de wegen, de conditie van de auto en andere omstandigheden. Zie voor meer informatie over de beperkingen van het systeem bladzijde 250.
2
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
OPMERKING
Deze handleiding geeft onderwerpen die uit veiligheidsoverwegingen bijzondere aandacht vragen, op de volgende wijze aan.
● Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen,
om het risico op letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
● Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan ver-
oorzaken als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet
doen of niet moet doen om schade aan uw auto en de u itrust ing ervan te vermij den of het
risico hierop te verminderen.
SYMBOLEN DIE IN DE AFBEELDINGEN WORDEN GEBRUIKT
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent dat
er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedienen
van schakelaars en dergelijke (drukken,
draaien, enz.).
3
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
2. BEDIENING TELEFOON
1. BELLEN MET EEN Bluetooth®-TELEFOON
1 Geef het menuscherm “Telefoon” weer
en selecteer Contacten. (oBlz. 60)
U kunt bellen met behulp van de telefoonboekgegevens van de aangesloten mobiele telefoon. Het telefoonboek wijzigt afhankelijk van welke telefoon is aangesloten.
z Selecteer om de informatie over
de vermelding weer te geven en te
bewerken.
INFORMATIE
Wanneer een telefoon voor de eerste
keer wordt verbonden, moet het telefoonboek worden gedownload. Indien
het telefoonboek niet kan worden
gedownload, wordt er een pop-upvenster weergegeven.
Indien er voor het contact geen telefoonnummer is opgeslagen, wordt die vermelding gedimd weergegeven.
Het telefoonboekoverzicht kan worden
bijgewerkt.
Nr.NaamBeschrijving
Beschrijving
bediening
Belangrijkste
handelingen
Verwante
handelingen
Er wordt een beschrijving gegeven van de bediening.
De stappen van een handeling worden uitgelegd.
Er wordt uitleg gegeven over de aanvullende handelingen op
de belangrijkste handelingen.
InformatieEr wordt voor de gebruiker nuttige informatie gegeven.
4
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(Toyota Touch 2 with Go)
Houd u aan de volgende instructies om dit
systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Het systeem is bedoeld om u te assisteren
bij het bereiken van uw bestemming en zal
dit, mits goed gebruikt, ook doen. U bent
als bestuurder verantwoordelijk voor het
veilig functioneren van uw auto en voor de
veiligheid van uw passagiers.
Gebruik de functies van dit systeem zodanig dat ze geen afleiding vormen en een
veilige rit niet beletten. De veiligheid tijdens het rijden moet altijd als eerste prioriteit gezien worden. Neem tijdens het rijden
altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken,
moet u eerst de werking en mogelijkheden
goed leren kennen. Lees eerst de volledige handleiding door om er zeker van te zijn
dat u het systeem begrijpt. Laat anderen
geen gebruikmaken van het systeem tot
ze de aanwijzingen in deze handleiding
gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige
mogelijkheden niet beschikbaar als de auto
rijdt. De schermtoetsen die niet beschikbaar
zijn, worden gedimd weergegeven.
Luister tijdens het rijden zo veel mogelijk
naar de stembegeleiding en werp alleen
een blik op het scherm als de wegsituatie
dit toelaat. Vertrouw echter nooit volledig
op de informatie van de stembegeleiding.
Gebruik deze alleen als referentie. Het is
mogelijk dat u onjuiste, verlate of geen
stembegeleiding hoort als het systeem de
actuele positie niet kan vaststellen.
De gegevens in het systeem zijn soms niet
volledig. De wegsituatie, inclusief beperkingen (niet links afslaan, straten afgesloten, enz.) wijzigt regelmatig. Kijk daarom,
voordat u een instructie van het systeem
gaat opvolgen, of deze handeling veilig en
legitiem kan worden uitgevoerd.
Het systeem kan u niet waarschuwen voor
zaken als de veiligheid van een gebied, de
toestand van het wegdek en de beschikbaarheid van hulpdiensten. Als u niet overtuigd bent van de veiligheid van een
bepaald gebied, rijd dit gebied dan niet in.
Het systeem ondersteunt de bestuurder,
maar vervangt nooit diens persoonlijke beoordeling.
Gebruik dit systeem alleen waar dit wettelijk toegestaan is.
● Wees extra voorzichtig wanneer u het
navigatiesysteem tijdens het rijden
bedient.
Onvoldoende aandacht voor de weg, het
verkeer of de weersomstandigheden
kan leiden tot een ongeval.
● Houd u tijdens het rijden aan de verkeersregels en let op de toestand van de
weg. Als een verkeerssituatie recentelijk
gewijzigd is, kan het routebegeleidingssysteem u van verkeerde informatie
voorzien, zoals het advies om een eenrichtingsweg in te rijden.
5
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(Toyota Touch 2)
Houd u aan de volgende instructies om dit
systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Gebruik de functies van dit systeem zodanig dat ze geen afleiding vormen en een
veilige rit niet beletten. De veiligheid tijdens het rijden moet altijd als eerste prioriteit gezien worden. Neem tijdens het rijden
altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken,
moet u eerst de werking en mogelijkheden
goed leren kennen. Lees eerst de volledige handleiding door om er zeker van te zijn
dat u het systeem begrijpt. Laat anderen
geen gebruikmaken van het systeem tot
ze de aanwijzingen in deze handleiding
gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige
mogelijkheden niet beschikbaar als de
auto rijdt. De schermtoetsen die niet beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
● Wees extra voorzichtig wanneer u het
multimediasysteem tijdens het rijden
bedient. Onvoldoende aandacht voor de
weg, het verkeer of de weersomstandigheden kan leiden tot een ongeval.
Bedien de geselecteerde functies met behulp van de schermtoetsen.15
Plaats een disc in deze opening. De CD-speler wordt onmiddellijk in-
geschakeld.
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het audiosysteem. Het
audiosysteem zal de laatst ingestelde functie activeren.
Druk op de toets of om een radiozender te zoeken of om een ge-
wenst muziekstuk of bestand te beluisteren.
Alleen Toyota Touch 2 with Go: Druk op deze toets om toegang te krij-
gen tot het navigatiesysteem.
Telkens als op de toets wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen het
kaartscherm en het menuscherm “Navigatie”.
24
2223
26, 33, 39,
45, 54
203
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
Nr.FunctieBladzijde
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het Bluetooth® handsfreesysteem en de applicaties.
Elke keer dat op de toets wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen de
menuschermen “Telefoon” en “Toyota online”.
Druk op deze toets om het brandstofverbruikscherm en de energiemonitor weer te geven.
Druk op deze toets om de functie-instellingen aan te passen aan uw
persoonlijke voorkeur.
Druk op + of - om het volume af te stellen.22
Druk op deze toets om het navigatie-/multimediasysteem in en uit te
schakelen.
Druk op deze toets om een disc uit te werpen.24
73, 103, 253
Handleiding
139
22
● De volgende functies van het navigatie-/multimediasysteem worden gekoppeld met het
multi-informatiedisplay in het instrumentenpaneel:
• Navigatie
• Audio
• Telefoon
Enz.
Deze functies kunnen worden bediend met de bedieningstoetsen voor het multi-informa-
tiedisplay op het stuurwiel. Zie de handleiding voor meer informatie.
1
BASISHANDELINGEN
13
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
1. BEDIENING EN KENMERKEN
2. CAPACITIEVE SCHERMTOETSEN
Het bedieningspaneel is voorzien van
capacitieve tastsensoren.
De sensorgevoeligheid van de capaci-
tieve schermtoetsen kan worden ingesteld. (Blz. 142)
■OMGAAN MET HET BEDIENINGS-
PANEEL
In de volgende situaties kan het zijn
dat het bedieningspaneel niet goed of
niet werkt.
Als het bedieningsgedeelte vuil of nat is,
werkt het bedieningspaneel mogelijk niet
goed of niet.
Als het bedieningsgedeelte elektromagne-
tische golven ontvangt, werkt het bedieningspaneel mogelijk niet goed of niet.
Als u bij het bedienen van het paneel
handschoenen draagt, werkt het paneel
mogelijk niet.
Als u het systeem bedient met uw nagels,
werkt het systeem mogelijk niet.
Als u het systeem bedient met een touch-
pen, werkt het systeem mogelijk niet.
Als uw hand(palm) tijdens het bedienen in
aanraking komt met het bedieningsgedeelte, werkt het bedieningspaneel mogelijk niet goed.
Als uw hand(palm) in aanraking komt met
het bedieningsgedeelte, werkt het bedieningspaneel mogelijk niet goed.
Wanneer de bedieningshandelingen snel
worden uitgevoerd, werk het systeem
mogelijk niet.
● De toetsen reageren mogelijk niet wan-
neer deze direct na het inschakelen van
het systeem worden bediend. (Als een
toets direct na het inschakelen van het
systeem wordt bediend en niet reageert,
wacht dan een poosje, zodat de bediening zich kan normaliseren.)
14
1. BEDIENING EN KENMERKEN
OPMERKING
INFORMATIE
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING
Dit systeem wordt hoofdzakelijk bediend met behulp van de schermtoetsen.
Als een schermtoets wordt aangeraakt, klinkt er een piepsignaal. (Voor
het instellen van een piepsignaal,
Blz. 142.)
● Raak, om beschadiging van het scherm
te voorkomen, de schermtoetsen licht
aan met uw vinger.
● Raak het scherm niet met iets anders
dan uw vinger aan.
● Verwijder vingerafdrukken op het
scherm met een brillendoekje. Gebruik
geen chemische reinigingsmiddelen om
het scherm te reinigen aangezien deze
het touchscreen kunnen beschadigen.
● Laat, om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt, het systeem niet langer
ingeschakeld dan nodig is wanneer de
motor niet draait <het hybridesysteem
niet is ingeschakeld>.
● Als het systeem niet reageert op de aan-
raking van uw vinger, neem uw vinger
dan van het scherm en probeer het nogmaals.
● Schermtoetsen die gedimd worden
weergegeven, kunnen niet worden
bediend.
● Het beeld kan donker zijn en de bewe-
gende beelden kunnen iets vervormd
zijn als het display nog koud is.
● Bij extreem lage temperaturen kan het
scherm wellicht niet worden weergegeven en kunnen gegevens die door de
gebruiker worden ingevoerd, gewist
worden. Ook reageren de schermtoetsen mogelijk langzamer dan gebruikelijk
wanneer deze worden geselecteerd.
● Wanneer u naar het scherm kijkt door
gepolariseerd materiaal zoals een gepolariseerde zonnebril, wordt het scherm
mogelijk donker en moeilijk te zien. Kijk
in dat geval vanuit een andere hoek
naar het scherm, en wijzig de scherminstellingen (Blz. 146) of zet uw zonnebril af.
● Selecteer om terug te keren
naar het vorige scherm.
1
BASISHANDELINGEN
15
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
HANDELINGEN TOUCHSCREEN
U kunt het systeem bedienen door het touchscreen direct met uw vinger aan te
raken.
BedieningBeschrijving Belangrijkste gebruik
Tikken
Raak het scherm kort aan.
Slepen*
Raak het scherm aan met
uw vinger en beweeg het
scherm naar de gewenste
positie.
Swipen*
Beweeg het scherm snel
door met uw vinger te swipen.
Selecteren van een onderwerp op
het scherm
Scrollen door lijsten
Bewegen van het kaartscherm
Naar het volgende/vorige scherm
gaan
*: Bovenstaande handelingen kunnen mogelijk niet op alle schermen worden uitgevoerd.
● Op grotere hoogten werkt het swipen mogelijk niet goed.
16
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
BEDIENING INVOERSCHERM
Als u zoekt naar een naam, kunt u de
letters, cijfers, enz. invoeren via het
scherm.
INVOEREN VAN LETTERS EN
CIJFERS
1 Selecteer de toetsen om letters of cij-
fers in te voeren.
Nr.Functie
Hiermee kunt u één letter verwij-
deren.
Houd uw vinger op deze toets om
meerdere letters te verwijderen.
Hiermee kunt u symbolen invoeren.
● Wanneer een karakter wordt ingevoerd,
verschijnt er een suggestie met een
mogelijke overeenkomst voor het woord
dat wordt gezocht.
● Schermtoetsen die op dat moment niet
beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
● Wanneer een vermelding te lang is om
in het tekstveld weer te geven, wordt het
laatste deel van de ingevoerde tekst
weergegeven en wordt het eerste deel
weergegeven als “...”.
● In de volgende gevallen wordt de invoer-
functie automatisch gewijzigd tussen
hoofdletters en kleine letters.
• Wanneer de lay-out van het toetsenbord wordt gewijzigd naar invoer van
hoofdletters, wijzigt de lay-out automatisch terug naar invoer van kleine letters nadat er één letter is ingevoerd.
• Wanneer /, &, . of ( wordt ingevoerd,
wijzigt de lay-out van het toetsenbord
automatisch naar invoer van hoofdletters.
• Wanneer alle karakters worden gewist,
wijzigt de lay-out van het toetsenbord
automatisch naar invoer van hoofdletters.
1
BASISHANDELINGEN
2 Kies OK.
Hiermee kunt u kleine letters en
hoofdletters invoeren.
Hiermee kunt u van type toetsenbord wisselen.
17
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INVOEREN VANUIT DE LIJST
MET OVEREENKOMSTIGE
VERMELDINGEN
Op bepaalde schermen wordt een
mogelijke invoertekst of een automatische aanvulling weergegeven op basis
van de ingevoerde letters. Het gewenste item kan worden geselecteerd en
ingevoerd.
1 Voer letters in.
Als er een mogelijke invoertekst wordt
weergegeven in het invoerveld en dit de
door u gezochte tekst is, selecteer dan
OK of de mogelijke invoertekst.
Selecteer om de lijst met
mogelijke invoerteksten weer te geven.
Het aantal overeenkomstige items wordt
weergegeven.
De lijst wordt automatisch weergegeven
wanneer er 5 of minder overeenkomstige
vermeldingen zijn.
2 Kies het gewenste onderwerp.
SCROLLEN
Kies, wanneer een lijst wordt weergegeven, de juiste schermtoets om door
de lijst te scrollen.
Nr.Functie
Hiermee kunt u omhoog/omlaag
door de schermen bladeren.
Dit geeft de positie van het weergegeven scherm weer. Door dit te verslepen, kunt u omhoog/omlaag door
de schermen bladeren.
U kunt ook de pagina wijzigen door het
gewenste punt op de scrollbar te selecteren.
18
1. BEDIENING EN KENMERKEN
SCHAKELTOETSEN
KARAKTERS IN LIJSTEN
Sommige lijsten bevatten karakterschermtoetsen, A-C, D-F, enz., waarmee u direct naar lijstvermeldingen die
met dezelfde letter als de karakterschermtoets beginnen, kunt springen.
1 Selecteer één van de karakterscherm-
toetsen.
Telkens als dezelfde karakterschermtoets
wordt gekozen, wordt de lijst die met het
volgende karakter begint weergegeven.
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
21
1. BASISHANDELINGEN
OPMERKING
WAARSCHUWING:
DIT PRODUCT IS EEN KLASSE I
LASERPRODUCT. HET BEDIENEN OF
AFSTELLEN VAN DIT APPARAAT EN
HET UITVOEREN VAN PROCEDURES
OP EEN WIJZE DIE NIET IN DEZE
HANDLEIDING ZIJN BESCHREVEN,
KAN TOT GEVOLG HEBBEN DAT U
AAN GEVAARLIJKE STRALING
WORDT BLOOTGESTELD. OPEN
NOOIT APPARATUUR EN VOER ZELF
GEEN REPARATIES UIT. LAAT REPARATIES UITVOEREN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
INFORMATIE
1. BASISHANDELINGEN
In dit deel worden een aantal basishandelingen uitgelegd die betrekking
hebben op uw audiosysteem. Mogelijk
is niet alle informatie op uw systeem
van toepassing.
Het audiosysteem werkt wanneer het
systeem is ingeschakeld.
● Laat, om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt, het audiosysteem niet
langer ingeschakeld dan nodig is wanneer de motor niet draait <het hybridesysteem niet is ingeschakeld>.
■VERKLARING
IN- EN UITSCHAKELEN VAN
HET AUDIOSYSTEEM
AAN/UIT-toets: Druk op deze toets om het
audiosysteem in en uit te schakelen. Het
systeem zal bij het inschakelen de laatst
ingestelde functie activeren. Houd de toets
ingedrukt om het audiosysteem opnieuw in
te schakelen.
Toets VOL: Druk op + of - om het volume
af te stellen.
Toets MEDIA: Druk op deze toets om de
schermtoetsen van het audiosysteem
weer te geven.
22
● Als het volume wordt ingesteld terwijl de
muziek tijdelijk onderbroken of onderdrukt is, zal het onderbreken of onderdrukken worden beëindigd.
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
SELECTEREN VAN EEN
AUDIOBRON
1 Druk op de toets MEDIA.
Het audiosysteem zal de laatst ingestelde
functie activeren.
2 Selecteer of druk nogmaals op
de toets MEDIA.
3 Selecteer de gewenste audiobron.
Toyota Touch 2
Toyota Touch 2 with Go
●
Schermtoetsen die gedimd worden weergegeven, kunnen niet worden bediend.
2
AUDIOSYSTEEM
23
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
OPMERKING
PLAATSEN OF UITWERPEN
VAN EEN DISC
PLAATSEN VAN EEN DISC
1 Plaats de disc met het label aan de bo-
venzijde.
Als de disc goed in de opening is
geplaatst, zal de CD-speler automatisch
beginnen met het afspelen van het eerste
muziekstuk of het eerste muziekstuk van
de eerste map op de disc.
● Als de disc is geplaatst met het label
aan de onderzijde, verschijnt op het
scherm de melding “Disc error occurred”
(fout disc gevonden).
UITWERPEN VAN EEN DISC
1 Druk op de toets .
De disc wordt uitgeworpen.
USB/AUX-AANSLUITING
Type A
1 Open de klep van het extra opbergvak
en open vervolgens het klepje van de
USB/AUX-aansluiting.
● Probeer nooit de CD-speler te demonte-
ren of onderdelen te smeren. Plaats
alleen discs in de invoeropening.
24
2 Sluit een apparaat aan.
Ty pe B
OPMERKING
1 Open het klepje en sluit een apparaat
aan.
● Type A: Afhankelijk van de vorm en het
formaat van het apparaat dat op het s ysteem is aangesloten, kan het extra
opbergvak mogelijk niet goed worden
gesloten. Probeer in dat geval niet het
extra opbergvak met kracht te sluiten;
het apparaat of de aansluiting kan dan
beschadigd raken.
1. BASISHANDELINGEN
2
AUDIOSYSTEEM
Wanneer een USB-hub wordt gebruikt,
kunnen er tegelijkertijd twee apparaten
worden aangesloten.
Zelfs wanneer een USB-hub wordt
gebruikt om meer dan twee USB-apparaten aan te sluiten, worden alleen de twee
apparaten herkend die als eerste werden
aangesloten.
25
2. RADIOBEDIENING
*: Indien aanwezig
1. AM/FM/DAB*-RADIO
OVERZICHT
Selecteer AM, FM of DAB op het selectiescherm voor de audiobron (Blz. 23)
■BEDIENINGSPANEEL
26
■BEDIENINGSSCHERM
AM/FM
DAB
AM/FM
DAB
Toyota Touch 2
2. RADIOBEDIENING
2
AUDIOSYSTEEM
Toyota Touch 2 with Go
27
2. RADIOBEDIENING
INFORMATIE
Nr.Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
Scherm afstemmen op voorkeuzezenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de
voorkeuzezenders.
Scherm voor zenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de zenderlijst.
Scherm Handmatig afstemmen: Druk hierop om verder/terug te zoeken naar een
radiozender.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Hiermee kunt u op voorkeuzezenders afstemmen.
Hiermee kunt u het optiescherm voor de radio weergeven. (FM/DAB)
Hiermee kunt u het scherm voor handmatig afstemmen weergeven.
Hiermee kunt u de zenderlijst weergeven. (FM/DAB)
Hiermee kunt u de voorkeuzezender weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
Hiermee kunt u het bedieningsscherm voor time shift weergeven.
● De radio zal automatisch overgaan op stereo-ontvangst als een stereo-uitzending wordt
ontvangen.
28
2. RADIOBEDIENING
VASTLEGGEN VAN EEN
RADIOZENDER IN HET
GEHEUGEN
1 Selecteer Favorieten.
2 Stem af op de gewenste radiozender.
3 Selecteer één van de voorkeuzetoet-
sen (1-6) en houd deze ingedrukt totdat een pieptoon is te horen.
Toyota Touch 2
Toyota Touch 2 with Go
De frequentie (AM/FM) of naam (FM/DAB)
van de radiozender wordt weergegeven in
de schermtoets.
Het wijzigen van vastgelegde gegevens
gaat op dezelfde wijze.
HANDMATIG AFSTEMMEN
■SCHERM AM/FM
1 Selecteer Manueel.
2 Stem af op de gewenste radiozender.
Nr.Functie
Hiermee kunt u verder/terug zoe-
ken naar een radiozender.
Houd deze geselecteerd om onaf-
gebroken zenders te zoeken.
Hiermee kunt u naar hogere/ lagere
frequenties gaan.
Houd deze geselecteerd om onaf-
gebroken frequenties te zoeken.
Het is mogelijk om het merkteken te
verslepen door uw vinger over het
scherm te schuiven (in het gebied
waar het merkteken wordt weergegeven). U kunt het merkteken ook
een andere plaats geven door een
positie op de frequentieband te
selecteren.
2
AUDIOSYSTEEM
29
2. RADIOBEDIENING
■SCHERM DAB
1 Selecteer Manueel.
2 Stem af op het gewenste ensemble of
de gewenste bediening.
Nr.Functie
Hiermee kunt u verder/terug zoe-
ken naar beschikbare ensembles.
Kies deze toets en houd hem
ingedrukt om onafgebroken verder/terug te zoeken. Wanneer u
uw vinger van de toets haalt, stopt
de zoekfunctie bij de volgende
zender die kan worden ontvangen.
Hiermee kunt u beschikbare diensten instellen.
Toyota Touch 2
Houd de toets ingedrukt om iedere
seconde de beschikbare diensten in
te stellen.
RDS (RADIO DATA SYSTEEM)
Afhankelijk van de beschikbaarheid
van RDS-infrastructuur werkt de functie mogelijk niet.
AF-FUNCTIE (ALTERNATIEVE
FREQUENTIE)
Als een radiozender is gekozen, wordt
automatisch de frequentie gekozen
met de beste ontvangst.
WIJZIGEN VAN REGIOCODE
UIT: Om een zender met de beste ont-
vangst binnen hetzelfde RDS-netwerk te
selecteren, om zo de zender te kunnen
volgen over een grotere afstand.
AAN: Om een zender te selecteren binnen
eenzelfde gebied.
30
Loading...
+ 258 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.