Toyota Auris 2016, Auris Hybrid 2016 Owner's Manual [nl]

1 BASISHANDELINGEN 11
2 AUDIOSYSTEEM 21
®
Bluetooth
3
4
(Toyota Touch 2 with Go)
HANDSFREE-SYSTEEM
®
HANDSFREE-SYSTEEM
73
103
5 SPRAAKCOMMANDOSYSTEEM 135
6 INSTELLEN 139
7 PERIPHERAL MONITORING-SYSTEEM 181
8 NAVIGATIESYSTEEM (Toyota Touch 2 with Go) 203
9 APPLICATIES 253
INDEX 275
Raadpleeg de handleiding voor meer informatie over de volgende items.
BrandstofverbruikEnergiemonitor (Auris Hybrid/Auris Hybrid Touring Sports)Persoonlijke voorkeursinstellingen auto
PZ49X-12K67-NL
1
Inleiding
HANDLEIDING VOOR HET NAVIGATIE- EN MULTIMEDIASYSTEEM
In deze handleiding wordt de werking van het navigatie-/multimediasysteem uitge­legd. Lees deze handleiding zorgvuldig door, zodat u de mogelijkheden op de juiste wijze kunt benutten. Bewaar deze handleiding altijd in uw auto. De afbeeldingen in dit document wijken mogelijk af van de daadwerkelij ke afbeel­dingen op het navigatie-/multimediasysteem, afhankelijk van het bestaan van de functies en/of een contract en de beschikbaarheid van kaartgegevens op het mo­ment van productie van dit document. De inhoud van deze handleiding verschilt in sommige gevallen mogelijk van het na­vigatie-/multimediasysteem, bijvoorbeeld wanneer de systeemsoftware is bijge­werkt.
NAVIGATIESYSTEEM
Het navigatiesysteem is één van de technologisch meest geavanceerde accessoires die ooit voor de auto ontwikkeld zijn. Het systeem ontvangt satellietsignalen van het Global Positioning System (GPS) van het ministerie van Defensie van de Verenigde Staten van Amerika. Met behulp van deze signalen en sensoren in de auto kan het sys­teem de positie van uw auto berekenen en u helpen bij het vinden van uw bestemming. Het navigatiesysteem is ontworpen om een efficiënte route te bepalen van uw ver­trekpunt naar uw bestemming. Daarnaast is het systeem ontworpen om u op een efficiënte manier naar een voor u onbekende bestemming te brengen. Het systeem is ontwikkeld door “Harman International” met behulp van kaarten van HERE. De berekende routes zijn niet altijd de kort ste rou tes of rou tes zond er verkeerso pstop­pingen. Met uw persoonlijke kennis van de situatie ter plaatse of door een stuk van de berekende route “af te snijden” kunt u soms sneller uw bestemming bereiken. Het navigatiesysteem beschikt over categorieën POI's (nuttige adressen), zoals ho­tels en restaurants, met behulp waarvan u snel en gemakkelijk uw bestemming kunt selecteren. Als uw bestemming niet in de database is opgenomen, kunt u de straat­naam of een belangrijk kruispunt in de nabijheid van uw bestemming selecteren, waar het systeem u naartoe kan leiden. Het systeem geeft zowel visuele aanwijzingen met behulp van een op het display getoonde kaart als gesproken aanwijzingen. De gesproken aanwij zingen geven bij het naderen van een verkeersknooppunt de nog af te leggen afstand en de richting die u moet volgen aan. Dankzij deze gesproken aanwijzin gen kunt u uw volle aan­dacht bij het verkeer houden en hebt u genoeg tijd om van richting te veranderen, van rijbaan te wisselen of snelheid te minderen. Houd er rekening mee dat alle actuele navigatiesystemen hun beperkingen hebben en niet onder alle omstandigheden feilloos zullen functioneren. De nauwkeuri ghei d waarmee de actuele locatie van de auto wordt weergegeven , is afhankelijk van de conditie van de satellieten, de ligging van de wegen, de conditie van de auto en an­dere omstandigheden. Zie voor meer informatie over de beperkingen van het sys­teem bladzijde 250.
2
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
OPMERKING
Deze handleiding geeft onderwerpen die uit veiligheidsoverwegingen bijzon­dere aandacht vragen, op de volgende wijze aan.
Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen als de waarschu­wing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen, om het risico op letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan ver-
oorzaken als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen om schade aan uw auto en de u itrust ing ervan te vermij den of het risico hierop te verminderen.
SYMBOLEN DIE IN DE AFBEELDINGEN WORDEN GEBRUIKT
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent dat er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedienen van schakelaars en dergelijke (drukken, draaien, enz.).
3
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
2. BEDIENING TELEFOON
1. BELLEN MET EEN Bluetooth®-TELEFOON
1 Geef het menuscherm “Telefoon” weer
en selecteer Contacten. (oBlz. 60)
U kunt bellen met behulp van de tele­foonboekgegevens van de aange­sloten mobiele telefoon. Het telefoon­boek wijzigt afhankelijk van welke tele­foon is aangesloten.
z Selecteer om de informatie over
de vermelding weer te geven en te bewerken.
INFORMATIE
Wanneer een telefoon voor de eerste keer wordt verbonden, moet het tele­foonboek worden gedownload. Indien het telefoonboek niet kan worden gedownload, wordt er een pop-upven­ster weergegeven.
Indien er voor het contact geen telefoon­nummer is opgeslagen, wordt die ver­melding gedimd weergegeven.
Het telefoonboekoverzicht kan worden bijgewerkt.
Nr. Naam Beschrijving
Beschrijving bediening
Belangrijkste handelingen
Verwante handelingen
Er wordt een beschrijving gegeven van de bediening.
De stappen van een handeling worden uitgelegd.
Er wordt uitleg gegeven over de aanvullende handelingen op de belangrijkste handelingen.
Informatie Er wordt voor de gebruiker nuttige informatie gegeven.
4
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(Toyota Touch 2 with Go)
Houd u aan de volgende instructies om dit systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Het systeem is bedoeld om u te assisteren bij het bereiken van uw bestemming en zal dit, mits goed gebruikt, ook doen. U bent als bestuurder verantwoordelijk voor het veilig functioneren van uw auto en voor de veiligheid van uw passagiers.
Gebruik de functies van dit systeem zoda­nig dat ze geen afleiding vormen en een veilige rit niet beletten. De veiligheid tij­dens het rijden moet altijd als eerste priori­teit gezien worden. Neem tijdens het rijden altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken, moet u eerst de werking en mogelijkheden goed leren kennen. Lees eerst de volledi­ge handleiding door om er zeker van te zijn dat u het systeem begrijpt. Laat anderen geen gebruikmaken van het systeem tot ze de aanwijzingen in deze handleiding gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige mogelijkheden niet beschikbaar als de auto rijdt. De schermtoetsen die niet beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
Luister tijdens het rijden zo veel mogelijk naar de stembegeleiding en werp alleen een blik op het scherm als de wegsituatie dit toelaat. Vertrouw echter nooit volledig op de informatie van de stembegeleiding. Gebruik deze alleen als referentie. Het is mogelijk dat u onjuiste, verlate of geen stembegeleiding hoort als het systeem de actuele positie niet kan vaststellen.
De gegevens in het systeem zijn soms niet volledig. De wegsituatie, inclusief beper­kingen (niet links afslaan, straten afgeslo­ten, enz.) wijzigt regelmatig. Kijk daarom, voordat u een instructie van het systeem gaat opvolgen, of deze handeling veilig en legitiem kan worden uitgevoerd.
Het systeem kan u niet waarschuwen voor zaken als de veiligheid van een gebied, de toestand van het wegdek en de beschik­baarheid van hulpdiensten. Als u niet over­tuigd bent van de veiligheid van een bepaald gebied, rijd dit gebied dan niet in. Het systeem ondersteunt de bestuurder, maar vervangt nooit diens persoonlijke be­oordeling.
Gebruik dit systeem alleen waar dit wette­lijk toegestaan is.
Wees extra voorzichtig wanneer u het navigatiesysteem tijdens het rijden bedient. Onvoldoende aandacht voor de weg, het verkeer of de weersomstandigheden kan leiden tot een ongeval.
Houd u tijdens het rijden aan de ver­keersregels en let op de toestand van de weg. Als een verkeerssituatie recentelijk gewijzigd is, kan het routebegeleidings­systeem u van verkeerde informatie voorzien, zoals het advies om een een­richtingsweg in te rijden.
5
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(Toyota Touch 2)
Houd u aan de volgende instructies om dit systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Gebruik de functies van dit systeem zoda­nig dat ze geen afleiding vormen en een veilige rit niet beletten. De veiligheid tij­dens het rijden moet altijd als eerste priori­teit gezien worden. Neem tijdens het rijden altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken, moet u eerst de werking en mogelijkheden goed leren kennen. Lees eerst de volledi­ge handleiding door om er zeker van te zijn dat u het systeem begrijpt. Laat anderen geen gebruikmaken van het systeem tot ze de aanwijzingen in deze handleiding gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige mogelijkheden niet beschikbaar als de auto rijdt. De schermtoetsen die niet be­schikbaar zijn, worden gedimd weergege­ven.
Wees extra voorzichtig wanneer u het multimediasysteem tijdens het rijden bedient. Onvoldoende aandacht voor de weg, het verkeer of de weersomstandig­heden kan leiden tot een ongeval.
6
7
INHOUDSOPGAVE
BASISHANDELINGEN
1
1. BEDIENING EN KENMERKEN....... 12
OVERZICHT BEDIENING..................... 12
CAPACITIEVE SCHERMTOETSEN..... 14
1. BEDIENING EN KENMERKEN....... 14
TOUCHSCREEN-BEDIENING.............. 15
AUDIOSYSTEEM
2
1. BASISHANDELINGEN.................... 22
BASISHANDELINGEN.. ..................... ... 22
2. RADIOBEDIENING.......................... 26
AM/FM/DAB-RADIO ...... ..................... ... 26
3. BEDIENING MEDIA......................... 33
CD......................................................... 33
USB-GEHEUGEN................................. 39
iPod....................................................... 45
AUX....................................................... 51
Bluetooth
4. AFSTANDSBEDIENING
AUDIOSYSTEEM........................... 60
STUURWIELTOETSEN ........................ 60
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN
HET AUDIOSYSTEEM................... 62
BEDIENINGSINFORMATIE.................. 62
®
-AUDIO ................................ 54
Bluetooth® HANDSFREE-
3
SYSTEEM (Toyota Touch 2)
1. BASISINFORMATIE....................... 74
KORTE UITLEG .................................... 74
BASISHANDELINGEN.......................... 76
VERMELDING REGISTREREN............ 80
2. BEDIENING TELEFOON................ 83
BELLEN MET EEN
Bluetooth
GESPREK AANNEMEN MET EEN
Bluetooth
PRATEN VIA EEN
Bluetooth
®
-TELEFOON ...................... 83
®
-TELEFOON ...................... 87
®
-TELEFOON ...................... 88
3. SMS-FUNCTIE................................ 92
SMS-FUNCTIE...................................... 92
4. WAT MOET U DOEN ALS.............. 96
PROBLEMEN OPLOSSEN ................... 96
8
Bluetooth® HANDSFREE-
4
SYSTEEM (Toyota Touch 2 with Go)
1. BASISINFORMATIE..................... 104
KORTE UITLEG................................... 104
BASISHANDELINGEN ........................ 106
VERMELDING REGISTREREN.......... 110
2. BEDIENING TELEFOON.............. 113
BELLEN MET EEN
Bluetooth
GESPREK AANNEMEN MET EEN
Bluetooth
PRATEN VIA EEN
Bluetooth
®
-TELEFOON..................... 113
®
-TELEFOON..................... 118
®
-TELEFOON..................... 119
3. SMS-FUNCTIE.............................. 123
SMS-FUNCTIE .................................... 123
4. BEDIENING Siri/Google Now...... 127
Siri/Google Now................................... 127
5. WAT MOET U DOEN ALS............ 129
PROBLEMEN OPLOSSEN.................. 129
SPRAAKCOMMANDO-
5
SYSTEEM
1. BEDIENING SPRAAK-
COMMANDOSYSTEEM.............. 13 6
SPRAAKCOMMANDOSYSTEEM ....... 136
INSTELLINGEN
6
1. INSTELLEN................................... 140
KORTE UITLEG.................................. 140
ALGEMENE INSTELLINGEN ............. 142
DISPLAY-INSTELLINGEN.................. 146
AUDIO-INSTELLINGEN...................... 148
Bluetooth CONNECTIVITEITSINSTELLINGEN.. 155
KAARTINSTELLINGEN ...................... 166
NAVIGATIE-INSTELLINGEN.............. 169
INSTELLINGEN VOOR
TOYOTA ONLINE-INSTELLINGEN.... 173
TELEFOONINSTELLINGEN............... 177
VOERTUIGINSTELLINGEN................ 178
AAN DE SLAG .................................... 179
7
®
-INSTELLINGEN................ 150
VERKEERSMELDINGEN................. 171
PERIPHERAL MONITORING­SYSTEEM
1. REAR VIEW MONITOR-
SYSTEEM.................................... 182
REAR VIEW MONITOR-SYSTEEM.... 182
VOORZORGSMAATREGELEN
REAR VIEW MONITOR-SYSTEEM . 186
ZAKEN DIE U DIENT TE WETEN ...... 192
2. TOYOTA PARKING
ASSIST-SENSOR........................ 193
TOYOTA PARKING ASSIST-
SENSOR........................................... 193
TOYOTA PARKING ASSIST-
INSTELLINGEN................................ 200
1
2
3
4
5
6
7
8
9
9
INHOUDSOPGAVE
NAVIGATIESYSTEEM
8
(Toyota Touch 2 with Go)
1. BASISHANDELINGEN.................. 204
KORTE UITLEG.................................. 204
BEDIENING KAARTSCHERM............ 210
INFORMATIE KAARTSCHERM.......... 215
VERKEERSMELDINGEN ................... 220
2. ZOEKEN VAN BESTEMMING...... 223
ZOEKEN.............................................. 223
3. ROUTEBEGELEIDING.................. 231
STARTEN VAN
ROUTEBEGELEIDING..................... 231
ROUTEBEGELEIDING ....................... 234
ROUTE BEWERKEN.......................... 237
4. FAVORIETE BESTEMMINGEN.... 245
VERMELDING REGISTREREN.......... 245
INFORMATIE OVER DE
VERMELDING WIJZIGEN................ 248
5. INFORMATIE
NAVIGATIESYSTEEM................. 250
BEPERKINGEN VAN HET
NAVIGATIESYSTEEM ..................... 250
DATABASE-UPDATES
NAVIGATIESYSTEEM ..................... 252
APPLICATIES
9
1. VÓÓR GEBRUIK VAN
APPLICATIES............................. 254
KORTE UITLEG .................................. 254
VEREISTE INSTELLINGEN
VOOR GEBRUIK VAN DE
ONLINE DIENSTEN.......................... 257
APPLICATIES INSTALLEREN/
BIJWERKEN..................................... 260
2. BEDIENING APPLICATIES.......... 262
DIAVOORSTELLING
AFBEELDINGEN .............................. 262
E-MAIL................................................. 264
KALENDER ......................................... 266
Street View .......................................... 267
INFORMATIE TANKSTATION ............ 268
WEERSINFORMATIE ......................... 269
PARKEERINFORMATIE ..................... 270
MirrorLink™......................................... 271
TOYOTA-PECHHULP......................... 273
INDEX
ALFABETISCHE INDEX.................... 276
10
1
BASISHANDELINGEN
BEDIENING EN KENMERKEN
1
1. OVERZICHT BEDIENING ............. 12
2. CAPACITIEVE
SCHERMTOETSEN ....................14
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING ...... 15
HANDELINGEN TOUCHSCREEN........ 16
BEDIENING INVOERSCHERM............ 17
SCROLLEN........................................... 18
1
2
3
4
5
6
7
8
11
9
1. BEDIENING EN KENMERKEN
1. OVERZICHT BEDIENING
Nr. Functie Bladzijde
12
Bedien de geselecteerde functies met behulp van de schermtoetsen. 15 Plaats een disc in deze opening. De CD-speler wordt onmiddellijk in-
geschakeld. Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het audiosysteem. Het
audiosysteem zal de laatst ingestelde functie activeren. Druk op de toets of om een radiozender te zoeken of om een ge-
wenst muziekstuk of bestand te beluisteren. Alleen Toyota Touch 2 with Go: Druk op deze toets om toegang te krij-
gen tot het navigatiesysteem. Telkens als op de toets wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen het kaartscherm en het menuscherm “Navigatie”.
24
2223
26, 33, 39,
45, 54
203
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
Nr. Functie Bladzijde
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het Bluetooth® handsfree­systeem en de applicaties. Elke keer dat op de toets wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen de menuschermen “Telefoon” en “Toyota online”.
Druk op deze toets om het brandstofverbruikscherm en de energie­monitor weer te geven.
Druk op deze toets om de functie-instellingen aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur.
Druk op + of - om het volume af te stellen. 22
Druk op deze toets om het navigatie-/multimediasysteem in en uit te schakelen.
Druk op deze toets om een disc uit te werpen. 24
73, 103, 253
Handleiding
139
22
De volgende functies van het navigatie-/multimediasysteem worden gekoppeld met het
multi-informatiedisplay in het instrumentenpaneel:
• Navigatie
• Audio
• Telefoon Enz. Deze functies kunnen worden bediend met de bedieningstoetsen voor het multi-informa-
tiedisplay op het stuurwiel. Zie de handleiding voor meer informatie.
1
BASISHANDELINGEN
13
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
1. BEDIENING EN KENMERKEN
2. CAPACITIEVE SCHERMTOETSEN
Het bedieningspaneel is voorzien van capacitieve tastsensoren.
De sensorgevoeligheid van de capaci-
tieve schermtoetsen kan worden inge­steld. (Blz. 142)
OMGAAN MET HET BEDIENINGS-
PANEEL
In de volgende situaties kan het zijn dat het bedieningspaneel niet goed of niet werkt.
Als het bedieningsgedeelte vuil of nat is,
werkt het bedieningspaneel mogelijk niet goed of niet.
Als het bedieningsgedeelte elektromagne-
tische golven ontvangt, werkt het bedie­ningspaneel mogelijk niet goed of niet.
Als u bij het bedienen van het paneel
handschoenen draagt, werkt het paneel mogelijk niet.
Als u het systeem bedient met uw nagels,
werkt het systeem mogelijk niet.
Als u het systeem bedient met een touch-
pen, werkt het systeem mogelijk niet.
Als uw hand(palm) tijdens het bedienen in
aanraking komt met het bedieningsge­deelte, werkt het bedieningspaneel moge­lijk niet goed.
Als uw hand(palm) in aanraking komt met
het bedieningsgedeelte, werkt het bedie­ningspaneel mogelijk niet goed.
Wanneer de bedieningshandelingen snel
worden uitgevoerd, werk het systeem mogelijk niet.
De toetsen reageren mogelijk niet wan-
neer deze direct na het inschakelen van het systeem worden bediend. (Als een toets direct na het inschakelen van het systeem wordt bediend en niet reageert, wacht dan een poosje, zodat de bedie­ning zich kan normaliseren.)
14
1. BEDIENING EN KENMERKEN
OPMERKING
INFORMATIE
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING
Dit systeem wordt hoofdzakelijk be­diend met behulp van de schermtoet­sen.
Als een schermtoets wordt aange­raakt, klinkt er een piepsignaal. (Voor het instellen van een piepsignaal, Blz. 142.)
Raak, om beschadiging van het scherm
te voorkomen, de schermtoetsen licht aan met uw vinger.
Raak het scherm niet met iets anders
dan uw vinger aan.
Verwijder vingerafdrukken op het
scherm met een brillendoekje. Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen om het scherm te reinigen aangezien deze het touchscreen kunnen beschadigen.
Laat, om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt, het systeem niet langer ingeschakeld dan nodig is wanneer de motor niet draait <het hybridesysteem niet is ingeschakeld>.
Als het systeem niet reageert op de aan-
raking van uw vinger, neem uw vinger dan van het scherm en probeer het nog­maals.
Schermtoetsen die gedimd worden
weergegeven, kunnen niet worden bediend.
Het beeld kan donker zijn en de bewe-
gende beelden kunnen iets vervormd zijn als het display nog koud is.
Bij extreem lage temperaturen kan het
scherm wellicht niet worden weergege­ven en kunnen gegevens die door de gebruiker worden ingevoerd, gewist worden. Ook reageren de schermtoet­sen mogelijk langzamer dan gebruikelijk wanneer deze worden geselecteerd.
Wanneer u naar het scherm kijkt door
gepolariseerd materiaal zoals een gepo­lariseerde zonnebril, wordt het scherm mogelijk donker en moeilijk te zien. Kijk in dat geval vanuit een andere hoek naar het scherm, en wijzig de scherm­instellingen (Blz. 146) of zet uw zon­nebril af.
Selecteer om terug te keren
naar het vorige scherm.
1
BASISHANDELINGEN
15
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
HANDELINGEN TOUCHSCREEN
U kunt het systeem bedienen door het touchscreen direct met uw vinger aan te raken.
Bediening Beschrijving Belangrijkste gebruik
Tikken
Raak het scherm kort aan.
Slepen*
Raak het scherm aan met uw vinger en beweeg het scherm naar de gewenste positie.
Swipen*
Beweeg het scherm snel door met uw vinger te swi­pen.
Selecteren van een onderwerp op het scherm
Scrollen door lijstenBewegen van het kaartscherm
Naar het volgende/vorige scherm gaan
*: Bovenstaande handelingen kunnen mogelijk niet op alle schermen worden uitgevoerd.
Op grotere hoogten werkt het swipen mogelijk niet goed.
16
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
BEDIENING INVOERSCHERM
Als u zoekt naar een naam, kunt u de letters, cijfers, enz. invoeren via het scherm.
INVOEREN VAN LETTERS EN CIJFERS
1 Selecteer de toetsen om letters of cij-
fers in te voeren.
Nr. Functie
Hiermee kunt u één letter verwij-
deren.
Houd uw vinger op deze toets om
meerdere letters te verwijderen.
Hiermee kunt u symbolen invoeren.
Wanneer een karakter wordt ingevoerd,
verschijnt er een suggestie met een mogelijke overeenkomst voor het woord dat wordt gezocht.
Schermtoetsen die op dat moment niet
beschikbaar zijn, worden gedimd weer­gegeven.
Wanneer een vermelding te lang is om
in het tekstveld weer te geven, wordt het laatste deel van de ingevoerde tekst weergegeven en wordt het eerste deel weergegeven als “...”.
In de volgende gevallen wordt de invoer-
functie automatisch gewijzigd tussen hoofdletters en kleine letters.
• Wanneer de lay-out van het toetsen­bord wordt gewijzigd naar invoer van hoofdletters, wijzigt de lay-out automa­tisch terug naar invoer van kleine let­ters nadat er één letter is ingevoerd.
• Wanneer /, &, . of ( wordt ingevoerd, wijzigt de lay-out van het toetsenbord automatisch naar invoer van hoofdlet­ters.
• Wanneer alle karakters worden gewist, wijzigt de lay-out van het toetsenbord automatisch naar invoer van hoofdlet­ters.
1
BASISHANDELINGEN
2 Kies OK.
Hiermee kunt u kleine letters en hoofdletters invoeren.
Hiermee kunt u van type toetsen­bord wisselen.
17
1. BEDIENING EN KENMERKEN
INVOEREN VANUIT DE LIJST MET OVEREENKOMSTIGE VERMELDINGEN
Op bepaalde schermen wordt een mogelijke invoertekst of een automati­sche aanvulling weergegeven op basis van de ingevoerde letters. Het gewens­te item kan worden geselecteerd en ingevoerd.
1 Voer letters in.
Als er een mogelijke invoertekst wordt
weergegeven in het invoerveld en dit de door u gezochte tekst is, selecteer dan OK of de mogelijke invoertekst.
Selecteer om de lijst met
mogelijke invoerteksten weer te geven. Het aantal overeenkomstige items wordt weergegeven.
De lijst wordt automatisch weergegeven
wanneer er 5 of minder overeenkomstige vermeldingen zijn.
2 Kies het gewenste onderwerp.
SCROLLEN
Kies, wanneer een lijst wordt weerge­geven, de juiste schermtoets om door de lijst te scrollen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u omhoog/omlaag door de schermen bladeren.
Dit geeft de positie van het weerge­geven scherm weer. Door dit te ver­slepen, kunt u omhoog/omlaag door de schermen bladeren.
U kunt ook de pagina wijzigen door het
gewenste punt op de scrollbar te selecte­ren.
18
1. BEDIENING EN KENMERKEN
SCHAKELTOETSEN KARAKTERS IN LIJSTEN
Sommige lijsten bevatten karakter­schermtoetsen, A-C, D-F, enz., waar­mee u direct naar lijstvermeldingen die met dezelfde letter als de karakter­schermtoets beginnen, kunt springen.
1 Selecteer één van de karakterscherm-
toetsen.
Telkens als dezelfde karakterschermtoets
wordt gekozen, wordt de lijst die met het volgende karakter begint weergegeven.
1
BASISHANDELINGEN
19
20
2
AUDIOSYSTEEM
1
2
BASISHANDELINGEN
1
1. BASISHANDELINGEN ................. 22
IN- EN UITSCHAKELEN VAN
HET AUDIOSYSTEEM........................ 22
SELECTEREN VAN EEN
AUDIOBRON....................................... 23
PLAATSEN OF UITWERPEN
VAN EEN DISC................................... 24
USB/AUX-AANSLUITING...................... 24
RADIOBEDIENING
2
1. AM/FM/DAB-RADIO ..................... 26
OVERZICHT.......................................... 26
VASTLEGGEN VAN EEN
RADIOZENDER IN HET
GEHEUGEN........................................ 29
HANDMATIG AFSTEMMEN.................. 29
RDS (RADIO DATA SYSTEEM)............ 30
TIME SHIFT-BEDIENING (DAB) ........... 31
RADIO-OPTIES..................................... 32
BEDIENING MEDIA
3
1. CD.................................................. 33
OVERZICHT.......................................... 33
AFSPELEN VAN EEN
AUDIO-CD........................................... 36
AFSPELEN VAN EEN
MP3/WMA/AAC-DISC......................... 36
OPTIES AUDIO-CD OF
MP3/WMA/AAC-DISC......................... 37
2. USB-GEHEUGEN.......................... 39
OVERZICHT.......................................... 39
AFSPELEN VAN BESTANDEN
OP EEN USB-GEHEUGEN................ 43
OPTIES USB-GEHEUGEN................... 44
3. iPod ............................................... 45
OVERZICHT.......................................... 45
iPod-AUDIO........................................... 49
AUDIO-OPTIES iPod ............................ 50
4. AUX................................................ 51
OVERZICHT.......................................... 51
5. Bluetooth®-AUDIO........................ 54
OVERZICHT.......................................... 54
AANSLUITEN VAN EEN Bluetooth
AUDIOSPELER.................................. 58
LUISTEREN NAAR Bluetooth®-AUDIO AUDIO-OPTIES Bluetooth
AFSTANDSBEDIENING
4
AUDIOSYSTEEM
®
®
-
.. 58
.................. 59
1. STUURWIELTOETSEN................. 60
TIPS VOOR BEDIENING VAN
5
HET AUDIOSYSTEEM
1. BEDIENINGSINFORMATIE .......... 62
RADIO-ONTVANGST ........................... 62
GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN
CD-SPELER EN DISCS ..................... 64
iPod....................................................... 66
BESTANDSINFORMATIE..................... 67
CD-R'S EN CD-RW'S............................ 69
BEGRIPPEN ......................................... 69
3
4
5
6
7
8
9
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
21
1. BASISHANDELINGEN
OPMERKING
WAARSCHUWING: DIT PRODUCT IS EEN KLASSE I LASERPRODUCT. HET BEDIENEN OF AFSTELLEN VAN DIT APPARAAT EN HET UITVOEREN VAN PROCEDURES OP EEN WIJZE DIE NIET IN DEZE HANDLEIDING ZIJN BESCHREVEN, KAN TOT GEVOLG HEBBEN DAT U AAN GEVAARLIJKE STRALING WORDT BLOOTGESTELD. OPEN NOOIT APPARATUUR EN VOER ZELF GEEN REPARATIES UIT. LAAT REPA­RATIES UITVOEREN DOOR DESKUN­DIG PERSONEEL.
INFORMATIE
1. BASISHANDELINGEN
In dit deel worden een aantal basis­handelingen uitgelegd die betrekking hebben op uw audiosysteem. Mogelijk is niet alle informatie op uw systeem van toepassing.
Het audiosysteem werkt wanneer het systeem is ingeschakeld.
Laat, om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt, het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan nodig is wan­neer de motor niet draait <het hybride­systeem niet is ingeschakeld>.
VERKLARING
IN- EN UITSCHAKELEN VAN HET AUDIOSYSTEEM
AAN/UIT-toets: Druk op deze toets om het audiosysteem in en uit te schakelen. Het systeem zal bij het inschakelen de laatst ingestelde functie activeren. Houd de toets ingedrukt om het audiosysteem opnieuw in te schakelen.
Toets VOL: Druk op + of - om het volume af te stellen.
Toets MEDIA: Druk op deze toets om de schermtoetsen van het audiosysteem weer te geven.
22
Als het volume wordt ingesteld terwijl de
muziek tijdelijk onderbroken of onder­drukt is, zal het onderbreken of onder­drukken worden beëindigd.
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
SELECTEREN VAN EEN AUDIOBRON
1 Druk op de toets MEDIA.
Het audiosysteem zal de laatst ingestelde
functie activeren.
2 Selecteer of druk nogmaals op
de toets MEDIA.
3 Selecteer de gewenste audiobron.
Toyota Touch 2
Toyota Touch 2 with Go
Schermtoetsen die gedimd worden weer­gegeven, kunnen niet worden bediend.
2
AUDIOSYSTEEM
23
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
OPMERKING
PLAATSEN OF UITWERPEN VAN EEN DISC
PLAATSEN VAN EEN DISC
1 Plaats de disc met het label aan de bo-
venzijde.
Als de disc goed in de opening is
geplaatst, zal de CD-speler automatisch beginnen met het afspelen van het eerste muziekstuk of het eerste muziekstuk van de eerste map op de disc.
Als de disc is geplaatst met het label
aan de onderzijde, verschijnt op het scherm de melding “Disc error occurred” (fout disc gevonden).
UITWERPEN VAN EEN DISC
1 Druk op de toets .
De disc wordt uitgeworpen.
USB/AUX-AANSLUITING
Type A
1 Open de klep van het extra opbergvak
en open vervolgens het klepje van de USB/AUX-aansluiting.
Probeer nooit de CD-speler te demonte-
ren of onderdelen te smeren. Plaats alleen discs in de invoeropening.
24
2 Sluit een apparaat aan.
Ty pe B
OPMERKING
1 Open het klepje en sluit een apparaat
aan.
Type A: Afhankelijk van de vorm en het
formaat van het apparaat dat op het s ys­teem is aangesloten, kan het extra opbergvak mogelijk niet goed worden gesloten. Probeer in dat geval niet het extra opbergvak met kracht te sluiten; het apparaat of de aansluiting kan dan beschadigd raken.
1. BASISHANDELINGEN
2
AUDIOSYSTEEM
Wanneer een USB-hub wordt gebruikt,
kunnen er tegelijkertijd twee apparaten worden aangesloten.
Zelfs wanneer een USB-hub wordt
gebruikt om meer dan twee USB-appara­ten aan te sluiten, worden alleen de twee apparaten herkend die als eerste werden aangesloten.
25
2. RADIOBEDIENING
*: Indien aanwezig
1. AM/FM/DAB*-RADIO
OVERZICHT
Selecteer AM, FM of DAB op het selectiescherm voor de audiobron (Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
26
BEDIENINGSSCHERM
AM/FM
DAB
AM/FM
DAB
Toyota Touch 2
2. RADIOBEDIENING
2
AUDIOSYSTEEM
Toyota Touch 2 with Go
27
2. RADIOBEDIENING
INFORMATIE
Nr. Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren. Scherm afstemmen op voorkeuzezenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de
voorkeuzezenders.
Scherm voor zenders: Druk hierop om verder/terug te gaan in de zenderlijst. Scherm Handmatig afstemmen: Druk hierop om verder/terug te zoeken naar een
radiozender.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Hiermee kunt u op voorkeuzezenders afstemmen.
Hiermee kunt u het optiescherm voor de radio weergeven. (FM/DAB)
Hiermee kunt u het scherm voor handmatig afstemmen weergeven.
Hiermee kunt u de zenderlijst weergeven. (FM/DAB)
Hiermee kunt u de voorkeuzezender weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
Hiermee kunt u het bedieningsscherm voor time shift weergeven.
De radio zal automatisch overgaan op stereo-ontvangst als een stereo-uitzending wordt
ontvangen.
28
2. RADIOBEDIENING
VASTLEGGEN VAN EEN RADIOZENDER IN HET GEHEUGEN
1 Selecteer Favorieten. 2 Stem af op de gewenste radiozender. 3 Selecteer één van de voorkeuzetoet-
sen (1-6) en houd deze ingedrukt tot­dat een pieptoon is te horen.
Toyota Touch 2
Toyota Touch 2 with Go
De frequentie (AM/FM) of naam (FM/DAB)
van de radiozender wordt weergegeven in de schermtoets.
Het wijzigen van vastgelegde gegevens
gaat op dezelfde wijze.
HANDMATIG AFSTEMMEN
SCHERM AM/FM
1 Selecteer Manueel. 2 Stem af op de gewenste radiozender.
Nr. Functie
Hiermee kunt u verder/terug zoe-
ken naar een radiozender.
Houd deze geselecteerd om onaf-
gebroken zenders te zoeken.
Hiermee kunt u naar hogere/ lagere frequenties gaan.
Houd deze geselecteerd om onaf-
gebroken frequenties te zoeken.
Het is mogelijk om het merkteken te verslepen door uw vinger over het scherm te schuiven (in het gebied waar het merkteken wordt weerge­geven). U kunt het merkteken ook een andere plaats geven door een positie op de frequentieband te selecteren.
2
AUDIOSYSTEEM
29
2. RADIOBEDIENING
SCHERM DAB
1 Selecteer Manueel. 2 Stem af op het gewenste ensemble of
de gewenste bediening.
Nr. Functie
Hiermee kunt u verder/terug zoe-
ken naar beschikbare ensembles.
Kies deze toets en houd hem
ingedrukt om onafgebroken ver­der/terug te zoeken. Wanneer u uw vinger van de toets haalt, stopt de zoekfunctie bij de volgende zender die kan worden ontvan­gen.
Hiermee kunt u beschikbare dien­sten instellen.
Toyota Touch 2 Houd de toets ingedrukt om iedere seconde de beschikbare diensten in te stellen.
RDS (RADIO DATA SYSTEEM)
Afhankelijk van de beschikbaarheid van RDS-infrastructuur werkt de func­tie mogelijk niet.
AF-FUNCTIE (ALTERNATIEVE FREQUENTIE)
Als een radiozender is gekozen, wordt automatisch de frequentie gekozen met de beste ontvangst.
WIJZIGEN VAN REGIOCODE
UIT: Om een zender met de beste ont-
vangst binnen hetzelfde RDS-netwerk te selecteren, om zo de zender te kunnen volgen over een grotere afstand.
AAN: Om een zender te selecteren binnen eenzelfde gebied.
30
2. RADIOBEDIENING
INFORMATIE
INFORMATIE
TA-FUNCTIE (VERKEERSMELDING)
De tuner zoekt automatisch een radio­zender die regelmatig verkeersinfor­matie uitzendt en naar die zender wordt overgeschakeld zodra er ver­keersinformatie wordt uitgezonden.
1 Wanneer de radio een TP-zender
zoekt, wordt er een pop-upbericht weergegeven op het scherm.
2 Selecteer Verder.
Wanneer de TA-functie aan (Blz. 32)
staat, gaat de radio op zoek naar een TP-zender.
Zodra de verkeersinformatie eindigt,
wordt de oorspronkelijke activiteit her­vat.
GELUIDSSTERKTE
VERKEERSINFORMATIE
Het volume waarmee de verkeersinfor­matie wordt doorgegeven, wordt in het geheugen opgeslagen.
TIME SHIFT-BEDIENING (DAB)
Met de time shift-functie kan de service waar u op dat moment naar luistert, worden uitgesteld naar een willekeurig later tijdstip.
1 Selecteer op het scherm DAB.
(Blz. 27)
2 Selecteer of om 10 se-
conden vooruit/terug te springen. Houd of geselecteerd
om snel vooruit/terug te spoelen.
De momenten waarop afspelen mogelijk
is, zijn afhankelijk van de bitrate van de DAB-zender die moet worden opgeno­men, de grootte van het geheugen van de DAB-eenheid en het moment waarop de ontvangst van het programma begon.
2
AUDIOSYSTEEM
31
2. RADIOBEDIENING
INFORMATIE
*: Indien aanwezig
RADIO-OPTIES
FM-RADIO-OPTIES
1 Geef het bedieningsscherm voor FM-
radio weer. (Blz. 26)
2 Kies . 3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u “Per omroep” of “Al­fabetisch” selecteren voor de volg­orde van de zenderlijst.
De tuner zoekt automatisch een ra­diozender die regelmatig verkeers­informatie uitzendt en naar die zender wordt overgeschakeld zodra er verkeersinformatie wordt uitge­zonden.
Hiermee kunt u het automatisch zoeken van een zender met een goede ontvangst wanneer de ont­vangst van de actuele zender ver­slechtert aan-/uitzetten.
Hiermee kunt u een zender selecte­ren binnen eenzelfde gebied.
Hiermee kunt u FM-radiotekst aan-/uitzetten.
DAB-OPTIES*
1 Geef het scherm DAB weer. (Blz. 26) 2 Kies .
3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u de DAB-zenderlijst
bijwerken.
Hiermee kunt u de L-band in het af-
stembereik aan-/uitzetten. Wanneer
dit is uitgeschakeld, is het fysieke zen-
derbereik voor het afstemmen beperkt
tot Band III, behalve bij de voorkeuze-
zenders. Wanneer “Aan” is geselec-
teerd, is het fysieke zenderbereik voor
het afstemmen Band III en L -ba n d.
Hiermee kunt het automatisch zoeken
naar een zender die regelmatig ver -
keersinformatie uitzendt aan-/uitzet-
ten. Wanneer deze functie is
ingeschakeld en verkeersinformatie
wordt ontvangen, verschijnt er een
pop-upvenster.
Hiermee kunt u het automatisch
zoeken van een zender met een
goede ontvangst wanneer de ont-
vangst van de actuele zender ver-
slechtert aan-/uitzetten.
Hiermee kunt u de DAB-tekstfunctie
aan-/uitzetten.
De actuele instelling van elke optie
wordt rechts ervan weergegeven.
32
3. BEDIENING MEDIA
1. CD
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor CD op de volgende manieren weergeven:
Plaatsen van een disc (Blz. 24)Kies CD op het keuzescherm voor de audiobron (Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
2
AUDIOSYSTEEM
33
3. BEDIENING MEDIA
Audio-CD
MP3/WMA/AAC-disc
BEDIENINGSSCHERM
34
Nr. Functie
INFORMATIE
Disc-opening
3. BEDIENING MEDIA
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
Druk hierop om een muziekstuk te selecteren.Ingedrukt houden om snel vooruit/terug te spoelen.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Druk op deze toets om een disc uit te werpen.
Geeft de voortgang weer.
Hiermee kunt u het optiescherm voor audio-CD en MP3/WMA/AAC-disc weergeven.
Audio-CD: Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.MP3/WMA/AAC-disc: Hiermee kunt u een overzicht van mappen weergeven.
Hiermee kunt u in willekeurige volgorde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen herhalen.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de mediabron weergeven.
Hiermee kunt u afspelen/onderbreken.
2
AUDIOSYSTEEM
Als een disc CD-DA-bestanden en MP3/WMA/AAC-bestanden bevat, kunnen alleen de
Als een CD-TEXT-disc is geplaatst, worden de titel van de disc en van het muziekstuk
Als een disc geen CD-TEXT bevat, wordt alleen het nummer van het muziekstuk op het
CD-DA-bestanden worden afgespeeld.
weergegeven.
scherm weergegeven.
35
3. BEDIENING MEDIA
AFSPELEN VAN EEN AUDIO-CD
HERHALEN
Het muziekstuk waarnaar u op dat moment luistert, kan worden herhaald.
1 Kies .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• muziekstuk herhalen uit
WILLEKEURIGE VOLGORDE
Muziekstukken kunnen automatisch in willekeurige volgorde worden geselec­teerd.
AFSPELEN VAN EEN MP3/WMA/AAC-DISC
HERHALEN
Het muziekstuk of de map waarnaar u op dat moment luistert, kan worden herhaald.
1 Kies .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• muziekstuk herhalen map herhalen uit
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• willekeurige volgorde uit
36
3. BEDIENING MEDIA
WILLEKEURIGE VOLGORDE
Muziekstukken kunnen automatisch in willekeurige volgorde worden geselec­teerd.
1 Kies .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• willekeurige volgorde
uit
OPTIES AUDIO-CD OF MP3/WMA/AAC-DISC
1 Geef het bedieningsscherm voor CD
weer. (Blz. 33)
2 Selecteer . 3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
2
AUDIOSYSTEEM
37
3. BEDIENING MEDIA
Nr. Functie
Audio-CD: Hiermee kunt u een
overzicht van muziekstukken weergeven.
MP3/WMA/AAC-disc: Hiermee
kunt u een overzicht van map­pen weergeven.
Hiermee kunt u het afspelen van de muziekstukken hervatten vanaf het begin van de afspeellijst wan­neer het afspelen van het laatste muziekstuk van de lijst is afgelo­pen.
Hiermee kunt u muziekstukken in willekeurige volgorde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen van het muziekstuk herhalen.
Hiermee kunt u het afspelen van
1
*
de map herhalen. Hiermee kunt u het in willekeurige
1, 2
volgorde afspelen van de map
*
herhalen.
1
*
: Alleen MP3/WMA/AAC-disc
2
*
: Alleen Toyota Touch 2 with Go
38
3. BEDIENING MEDIA
2. USB-GEHEUGEN
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor het USB-geheugen op de volgende manieren weergeven:
Aansluiten van een USB-geheugen (Blz. 24)Kies USB op het keuzescherm voor de audiobron (Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
2
AUDIOSYSTEEM
39
3. BEDIENING MEDIA
BEDIENINGSSCHERM
40
Nr. Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
3. BEDIENING MEDIA
Druk hierop om een muziekstuk te selecteren.Ingedrukt houden om snel vooruit/terug te spoelen.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Geeft de voortgang weer.
Hiermee kunt u het USB-optiescherm weergeven. Hiermee kunt u een nieuwe afspeellijst aanmaken met muziekstukken van hetzelfde
genre als het muziekstuk dat op dat moment wordt afgespeeld. (indien aanwezig) Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de
gewenste optie selecteren. Hiermee kunt u in willekeurige volgorde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen herhalen.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
Geeft de albumhoes weer.Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.
Wanneer er 2 USB-geheugens zijn aangesloten, kunt u hiermee schakelen tussen USB1 en USB2.
2
AUDIOSYSTEEM
Hiermee kunt u afspelen/onderbreken.
41
3. BEDIENING MEDIA
WAARSCHUWING
OPMERKING
INFORMATIE
Bedien de draagbare speler niet tijdens het rijden en sluit het USB-geheugen ook niet aan tijdens het rijden.
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het apparaat dat op het systeem is aange-
sloten, kan het extra opbergvak mogelijk niet goed word en geslot en. Probeer in dat geval niet het extra opbergvak met kracht te sluiten; het apparaat of de aansluiting kan dan beschadigd raken.
Laat een draagbare speler niet in de auto achter. Met name de hoge temperaturen in de
auto kunnen de draagbare speler beschadigen.
Oefen geen overmatige druk uit op de draagbare speler wanneer deze aangesloten is
omdat anders de speler of de aansluiting beschadigd kan raken.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting omdat de draagbare speler of de aan-
sluiting hierdoor beschadigd kan raken.
Alleen Toyot a Touch 2 with Go: Dit systeem ondersteunt MTP-apparaten.
42
3. BEDIENING MEDIA
AFSPELEN VAN BESTANDEN OP EEN USB-GEHEUGEN
HERHALEN
Het muziekstuk waarnaar u op dat moment luistert, wordt herhaald.
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• muziekstuk herhalen uit
WILLEKEURIGE VOLGORDE
Muziekstukken worden automatisch in willekeurige volgorde geselecteerd.
AANMAKEN VAN AFSPEEL­LIJST MET MUZIEKSTUKKEN VAN HETZELFDE GENRE
Het systeem maakt een nieuwe af­speellijst aan met muziekstukken van hetzelfde genre als het muziekstuk dat op dat moment wordt afgespeeld.
1 Kies .
2
AUDIOSYSTEEM
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• willekeurige volgorde uit
43
3. BEDIENING MEDIA
OPTIES USB-GEHEUGEN
1 Geef het bedieningsscherm voor het
USB-geheugen weer. (Blz. 39)
2 Selecteer . 3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de gewenste optie selecteren.
Hiermee kunt u de lengte van de af­speellijst met muziekstukken van hetzelfde genre kiezen, 25, 50 of 100 muziekstukken. (indien aanwe­zig)
Hiermee kunt u het afspelen van de muziekstukken hervatten vanaf het begin van de afspeellijst wanneer het afspelen van het laatste muziek­stuk van de lijst is afgelopen.
Hiermee kunt u in willekeurige volg­orde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen van het muziekstuk herhalen.
44
3. BEDIENING MEDIA
3. iPod
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor iPod op de volgende manieren weergeven:
Aansluiten van een iPod (Blz. 24)Kies iPod op het keuzescherm voor de audiob ron ( Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
2
AUDIOSYSTEEM
45
3. BEDIENING MEDIA
BEDIENINGSSCHERM
46
Nr. Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
3. BEDIENING MEDIA
Druk hierop om een muziekstuk te selecteren. Ingedrukt houden om snel vooruit/terug te spoelen.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Geeft de voortgang weer.
Hiermee kunt u het optiescherm voor iPod-audio weergeven. Hiermee kunt u een nieuwe afspeellijst aanmaken met muziekstukken van hetzelfde
genre als het muziekstuk dat op dat moment wordt afgespeeld. (indien aanwezig) Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de
gewenste optie selecteren. Hiermee kunt u in willekeurige volgorde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen herhalen.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
Geeft de albumhoes weer.Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.
Wanneer er 2 iPods zijn aangesloten, kunt u hiermee schakelen tussen iPod1 en iPod2.
2
AUDIOSYSTEEM
Hiermee kunt u afspelen/onderbreken.
47
3. BEDIENING MEDIA
WAARSCHUWING
OPMERKING
INFORMATIE
Bedien de speler niet tijdens het rijden en sluit de iPod ook niet aan tijdens het rijden.
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het apparaat dat op het systeem is aange-
sloten, kan het extra opbergvak mogelijk niet goed word en geslot en. Probeer in dat geval niet het extra opbergvak met kracht te sluiten; het apparaat of de aansluiting kan dan beschadigd raken.
Laat een draagbare speler niet in de auto achter. Met name de hoge temperaturen in de
auto kunnen de draagbare speler beschadigen.
Oefen geen overmatige druk uit op de draagbare speler wanneer deze aangesloten is
omdat anders de speler of de aansluiting beschadigd kan raken.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting omdat de draagbare speler of de aan-
sluiting hierdoor beschadigd kan raken.
Als de iPod is aangesloten met een originele iPod-kabel, wordt de batterij van de iPod
automatisch geladen.
Afhankelijk van de iPod en de nummers in de iPod, kan de iPod-albumhoes worden
weergegeven. Het kan even duren voordat de iPod-albumhoes wordt weergegeven en de iPod kan niet worden bediend zolang de albumhoes nog niet volledig wordt weerg ege­ven. Er kunnen alleen iPod-albumhoezen worden weergegeven die opgeslagen zijn in JPEG-formaat.
Als een iPod is aangesloten en de audiobron is gewijzigd naar de iPod-modus, zal de
iPod verdergaan met afspelen vanaf het punt waar de speler is geëindigd.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde functies moge-
lijk niet beschikbaar.
48
3. BEDIENING MEDIA
iPod-AUDIO
HERHALEN
Het muziekstuk waarnaar u op dat mo­ment luistert, wordt herhaald.
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• muziekstuk herhalen
WILLEKEURIGE VOLGORDE
Muziekstukken worden automatisch in willekeurige volgorde geselecteerd.
uit
AANMAKEN VAN AFSPEEL­LIJST MET MUZIEKSTUKKEN VAN HETZELFDE GENRE
Het systeem maakt een nieuwe af­speellijst aan met muziekstukken van hetzelfde genre als het muziekstuk dat op dat moment wordt afgespeeld.
1 Kies .
2
AUDIOSYSTEEM
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• willekeurige volgorde
uit
49
3. BEDIENING MEDIA
AUDIO-OPTIES iPod
1 Geef het bedieningsscherm voor de
iPod weer. (Blz. 45)
2 Selecteer . 3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de gewenste optie se­lecteren.
Hiermee kunt u de lengte van de af­speellijst met muziekstukken van hetzelfde genre kiezen, 25, 50 of 100 muziekstukken. (indien aanwe­zig)
Hiermee kunt u het afspelen van de muziekstukken hervatten vanaf het begin van de afspeellijst wanneer het afspelen van het laatste muziek­stuk van de lijst is afgelopen.
Hiermee kunt u in willekeurige volg­orde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen van het muziekstuk herhalen.
50
3. BEDIENING MEDIA
4. AUX
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor AUX op de volgende manieren weergeven:
Een apparaat aansluiten op de AUX-aansluiting (Blz. 24)Kies AUX op het keuzescherm voor de audiobron (Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
2
AUDIOSYSTEEM
51
3. BEDIENING MEDIA
BEDIENINGSSCHERM
Nr. Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
52
3. BEDIENING MEDIA
WAARSCHUWING
OPMERKING
Sluit draagbare audioapparaten niet aan en bedien deze niet tijdens het rijden.
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het apparaat dat op het systeem is aange-
sloten, kan het extra opbergvak mogelijk niet goed worden gesloten. Probeer in dat geval niet het extra opbergvak met kracht te sluiten; het apparaat of de aansluiting kan dan beschadigd raken.
Laat het draagbare audioapparaat niet in de auto achter. De temperatuur in de auto kan
hoog oplopen, waardoor de speler beschadigd kan raken.
Druk niet op het draagbare audioapparaat en oefen geen onnodige druk erop uit terwijl
het apparaat is aangesloten, aangezien dit het apparaat of de aansluiting ervan kan beschadigen.
St eek geen vree mde voorwerpen in de aa nsl uiti ng, aa ngezien di t het d ra agba re au dio ap-
paraat of de aansluiting ervan kan beschadigen.
2
AUDIOSYSTEEM
53
3. BEDIENING MEDIA
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
5. Bluetooth®-AUDIO
Het Bluetooth
®
-audiosysteem maakt het mogelijk om muziek die wordt afgespeeld
op een draagbare speler draadloos weer te geven via de luidsprekers van de auto. Dit audiosysteem ondersteunt Bluetooth
®
, een draadloos communicatiesysteem
waarmee muziek op een draagbare speler kan worden afgespeeld zonder dat een kabelverbinding nodig is. Als een apparaat Bluetooth Bluetooth
®
-audiosysteem niet.
®
niet ondersteunt, werkt het
Afhankelijk van het type draagbare speler dat is aangesloten, zijn sommige func­ties mogelijk niet beschikbaar en/of ziet het scherm er mogelijk anders uit dan in deze handleiding.
OVERZICHT
U kunt het bedieningsscherm voor Bluetooth®-audio op de volgende manieren weergeven:
Verbi nding maken met een Bluetooth®-audiospeler (Blz. 58) Kies Bluetooth* op het keuzescherm voor de audiobron (Blz. 23)
BEDIENINGSPANEEL
54
BEDIENINGSSCHERM
3. BEDIENING MEDIA
2
AUDIOSYSTEEM
55
3. BEDIENING MEDIA
Nr. Functie
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron selecteren.
Druk hierop om een muziekstuk te selecteren.Ingedrukt houden om snel vooruit/terug te spoelen.
Kies deze toets om de geluidsinstellingen in te stellen. (Blz. 148)
Druk op + of - om het volume af te stellen.
Druk op deze toets om het audiosysteem in of uit te schakelen.
Geeft de voortgang weer.
Hiermee kunt u het optiescherm voor Bluetooth®-audio weergeven. Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de
gewenste optie selecteren. Hiermee kunt u in willekeurige volgorde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen herhalen.
56
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de audiobron weergeven.
Hiermee kunt u afspelen/onderbreken.
3. BEDIENING MEDIA
WAARSCHUWING
OPMERKING
INFORMATIE
Bedien de speler niet en verbind hem niet met het Bluet ooth®-audiosysteem terwijl u rijdt.
®
Uw audiomodule is uitgerust met Bluetooth pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplanteerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de Bluetooth
®
-antennes. Radiogolven kunnen de werking van der-
-antennes. Mensen met geïmplanteerde
gelijke apparatuur beïnvloeden.
®
Alvorens Bluetooth
-apparaten te gebruiken, moeten gebruikers van medische appara­tuur anders dan geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hart­defibrillatoren contact opnemen met de fabrikan t of leverancier va n deze producte n om te informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op deze apparatuur. Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van dergelijke medische apparatuur.
Laat een draagbare speler niet in de auto achter. Met name de hoge temperaturen in de
auto kunnen de draagbare speler beschadigen.
Onder de volgende omstandigheden werkt dit systeem mogelijk niet:
®
• Het Bluetooth
• Het Bluetooth
• De batterij van het Bluetooth
Wanneer het Bluetooth
-apparaat is uitgeschakeld.
®
-apparaat heeft geen verbinding.
®
®
-apparaat is onvoldoende geladen.
-audiosysteem in werking is, kan het even duren voordat de ver-
binding met de telefoon tot stand is gekomen.
Raadpleeg de handleiding die bij de draagbare speler is geleverd voor meer informatie
over de bediening van de draagbare speler.
®
Als de verbinding met het Bluetooth
vangst van het Bluetooth
®
-netwerk wanneer het systeem is ingeschakeld, probeert het
-apparaat wegvalt als gevolg van een slechte ont-
systeem automatisch opnieuw verbinding te maken met de draagbare speler.
®
Als de verbinding met het Bluetooth
-apparaat is verbroken doordat dit is uitgeschakeld, zal er niet automatisch opnieuw verbinding worden gemaakt. Sluit de draagbare speler handmatig opnieuw aan.
®
De informatie van het Bluetooth
verbinding maakt met het Bluetooth
-apparaat wordt geregistreerd als de draagbare speler
®
-audiosysteem. Verwijder de Bluetooth®-audio-
informatie uit het systeem wanneer u de auto verkoopt of wegdoet.
2
AUDIOSYSTEEM
57
3. BEDIENING MEDIA
AANSLUITEN VAN EEN Bluetooth
Om het Bluetooth®-audiosysteem te kunnen gebruiken, moet u een
Bluetooth registreren.
Toyota Touch 2 (Blz. 150)Toyota Touch 2 with Go (Bl z. 155)
®
-AUDIOSPELER
®
-apparaat in het systeem
LUISTEREN NAAR Bluetooth
HERHALEN
Het muziekstuk waarnaar u op dat mo­ment luistert, wordt herhaald.
®
-AUDIO
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• muziekstuk herhalen
WILLEKEURIGE VOLGORDE
Muziekstukken worden automatisch in willekeurige volgorde geselecteerd.
uit
58
1 Selecteer .
Telkens wanneer u selecteert, wij-
zigt de modus als volgt:
• willekeurige volgorde uit
3. BEDIENING MEDIA
INFORMATIE
AUDIO-OPTIES Bluetooth
®
1 Geef het bedieningsscherm voor
Bluetooth® weer. (Blz. 54)
2 Selecteer . 3 Selecteer de toets die u wilt instellen.
Nr. Functie
Hiermee kunt u een overzicht van muziekstukken weergeven.
Hiermee kunt u het selectiescherm voor de bladerfunctie weergeven en vervolgens de gewenste optie se­lecteren.
Hiermee kunt u het afspelen van de muziekstukken hervatten vanaf het begin van de afspeellijst wanneer het afspelen van het laatste muziek­stuk van de lijst is afgelopen.
Hiermee kunt u in willekeurige volg­orde afspelen.
Hiermee kunt u het afspelen van het muziekstuk herhalen.
Als een draagbaar apparaat AVRCP 1.4
en bladeren ondersteunt, zijn het titel­overzicht en bladeren in muziek beschikbaar. (Als het apparaat bladeren niet ondersteunt, worden deze menu­items grijs weergegeven.) Minder luxe uitgevoerde apparaten ondersteunen deze functies niet. Bij deze apparaten worden het titelove r­zicht en bladeren in muziek grijs weer­gegeven.
2
AUDIOSYSTEEM
59
4. AFSTANDSBEDIENING AUDIOSYSTEEM
1. STUURWIELTOETSEN
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend met behulp van toetsen op het stuurwiel.
Nr. Toets
Toets
Bedieningstoetsen volume
Toets MODE
60
4. AFSTANDSBEDIENING AUDIOSYSTEEM
*: Indien aanwezig
Toets
Modus Werking Functie
Volgende/vorige voorkeuzezender (scherm voor afstem­men op voorkeuzezenders) Volgende/vorige zenderlijst (scherm voor zenderoverzicht) Omhoog/omlaag zoeken (scherm voor handmatig afstemmen)
Onafgebroken omhoog/omlaag zoeken (scherm voor hand­matig afstemmen)
Volgende/vorige voorkeuzezender (scherm voor afstem­men op voorkeuzezenders) Volgende/vorige zenderlijst (scherm voor zenderoverzicht)
Toyota Touch 2 with Go Omhoog/omlaag zoeken service (scherm voor handmatig afstemmen)
Toyota Touch 2 Omhoog/omlaag zoeken ensemble (scherm voor handma­tig afstemmen)
Toyota Touch 2 Onafgebroken omhoog/omlaag zoeken ensemble (scherm voor handmatig afstemmen)
Snel vooruit-/terugspoelen
AM, FM
DAB*
Audio-CD,
MP3/WMA/AAC-
disc, USB, iPod,
®
Bluetooth
-audio
Indrukken
Ingedrukt houden
Indrukken
Ingedrukt houden
Indrukken Volgend/vorig muziekstuk Ingedrukt
houden
2
AUDIOSYSTEEM
Bedieningstoetsen volume
Modus Werking Functie
Alle Indrukken Volume hoger/lager
Toets MODE
Modus Werking Functie
AM, FM, DAB*,
AUX
Audio-CD,
MP3/WMA/AAC-
disc, USB, iPod,
®
Bluetooth
-audio
Indrukken Wijzigen van audiomodi Ingedrukt
houden
Dempen
Indrukken Wijzigen van audiomodi Ingedrukt
houden
Onderbreken
61
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
OPMERKING
INFORMATIE
1. BEDIENINGSINFORMATIE
RADIO-ONTVANGST
Voorkomen van schade aan het audio-
systeem:
• Let erop dat er geen dranken over het audiosysteem worden gemorst.
• Plaats alleen de voor deze speler geschikte discs in de opening van de CD-speler.
Het gebruik van een mobiele telefoon in
of nabij de auto kan een storing veroor­zaken via de luidsprekers van het audio­systeem waar u naar luistert. Dit duidt echter niet op een storing.
Gewoonlijk worden problemen bij de radio-ontvangst niet veroorzaakt door een probleem met de radio, maar door omstandigheden buiten de auto.
Een nabijgelegen gebouw of het ter­rein kan de FM-ontvangst bijvoorbeeld storen. Hoogspanningskabels en tele­foonkabels kunnen storingen veroor­zaken in de AM-ontvangst. Radiosig­nalen hebben uiteraard maar een be­perkt bereik: hoe verder u bij een station vandaan bent, hoe zwakker het signaal is. Verder veranderen de ont­vangstcondities voortdurend omdat uw auto in beweging is.
De volgende veelvoorkomende proble­men met de ontvangst duiden mogelijk niet op storingen in de radio.
62
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
FM AM
Zenders die faden of fluctueren: Over
het algemeen is het effectieve bereik van FM ongeveer 40 km. Wanneer u eenmaal buiten dit bereik komt, hoort u mogelijk fluctuaties, die toenemen naarmate de af­stand tot de radiozender toeneemt. Ze gaan vaak gepaard met storing.
Reflectievervorming: FM-signalen zijn reflecterend, waardoor twee signalen te­gelijkertijd de antenne kunnen bereiken. Wanneer dit gebeurt, schakelen de signa­len elkaar uit, waardoor een kortstondige flutter of ontvangstverlies ontstaat.
Atmosferische storingen en flutters: Dit komt voor wanneer signalen door gebou­wen, bomen of andere hoge voorwerpen worden belemmerd. Dit type storing kan afnemen als de lage tonen minder sterk worden weergegeven.
Wisselen van zender: Als het FM-signaal waar u naar luistert onderbroken of zwak is en er een andere sterke zender dichtbij is op de frequentieband, stemt de radio mo­gelijk af op die zender totdat het oorspron­kelijke signaal weer kan worden opgepikt.
Faden: Uitzendingen in AM worden door de bovenste atmosfeer gereflecteerd, vooral 's nachts. Deze gereflecteerde sig­nalen kunnen de ontvangst van de recht­streeks van de radiozender ontvangen signalen storen, waardoor de ontvangst af­wisselend krachtig en zwak is.
Interferentie van zenders: Als een gere­flecteerd signaal en een signaal dat direct van een radiozender een dicht bij elkaar gelegen frequentie hebben, kunnen ze el­kaar storen, waardoor het moeilijk wordt om de uitzending te horen.
Atmosferische storingen: AM wordt ge­makkelijk beïnvloed door externe elektro­magnetische velden, zoals hoogspan­ningsleidingen, bliksem of elektromotoren. Hierdoor treedt atmosferische storing op.
2
AUDIOSYSTEEM
63
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
WAARSCHUWING
GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN CD-SPELER EN DISCS
De CD-speler werkt mogelijk niet wanneer
deze is blootgesteld aan extreem hoge temperaturen. Gebruik op warme dagen de airconditioning om het interieur te koe­len alvorens een disc af te spelen.
Door schokken en trillingen kan een CD-
speler weleens een stukje overslaan.
Bij vocht in de CD-speler kan het gebeu-
ren dat er geen geluid hoorbaar is, ook al lijkt de speler te werken. Verwijder dan de disc uit de speler en laat hem drogen.
CD-spelers maken gebruik van onzicht­bare laserstralen, die schadelijk kunnen zijn bij gebruik buiten de CD-speler. Gebruik de speler daarom alleen zoals in de gebruiksaanwijzing staat aange­geven.
Audio-CD's
Gebruik alleen discs waarop een van de
bovenstaande pictogrammen staat afge­beeld. De volgende producten worden mogelijk niet afgespeeld op de CD-speler.
•SACD's
•dts-CD's
• CD's met kopieerbeveiliging
• Video-CD's
Discs met speciale vorm
64
Transparante discs
Kwalitatief inferieure discs
OPMERKING
Goed Fout
Discs met een label
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
2
AUDIOSYSTEEM
Ga voorzichtig met een disc om, vooral als
deze wordt geplaatst in een houder van het magazijn. Houd een disc aan de ran­den vast en buig de disc niet. Voorkom vingerafdrukken op een disc, vooral op de glimmende zijde.
Vuil, krasjes, verbuiging, gaatjes en
andere beschadigingen kunnen ervoor zorgen dat de CD-speler delen van een muziekstuk overslaat of herhaalt. (Gaatjes zijn te constateren door de disc tegen het licht te houden.)
Verwijder de disc uit de CD-speler wan-
neer u hem niet gebruikt. Berg hem op in zijn opbergdoosje, beschermd tegen vocht, warmte en direct zonlicht.
Gebruik geen speciaal gevormde, trans-
parante, inferieure of gelabelde discs zoals in de afbeeldingen aangegeven. Door gebruik van dergelijke discs kan de speler beschadigd raken of kan de disc mogelijk niet uitgeworpen worden.
Dit systeem is niet ontworpen voor het
gebruik van DualDiscs. Het gebruik hier­van kan de speler beschadigen.
Gebruik geen discs met een bescherm-
ring. Door gebruik van dergelijke discs kan de speler beschadigd raken of kan de disc mogelijk niet uitgeworpen worden.
Gebruik geen printbare discs. Door
gebruik van dergelijke discs kan de spe­ler beschadigd raken of kan de disc mogelijk niet uitgeworpen worden.
Schoonmaken van een disc: Veeg deze
met een zachte, pluisvrije, licht vochtige doek schoon. Veeg in een rechte lijn van het midden naar de zijkanten, niet in een rondgaande beweging. Gebruik geen rei­nigingsmiddel voor langspeelplaten of iets dergelijks.
65
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
iPod
“Made for iPod” (gemaakt voor iPod),
“Made for iPhone” (gemaakt voor iPhone) en “Made for iPad” (gemaakt voor iPad) houden in dat een elektronische acces­soire speciaal is ontworpen voor respec­tievelijk de iPod, iPhone of iPad en dat de ontwikkelaar garandeert dat het product aan de prestatienormen van Apple vol­doet.
Apple kan niet verantwoordelijk worden
gehouden voor de werking van dit apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor veiligheid en regelgeving. Let erop dat het gebruik van dit accessoire in combinatie met een iPod, iPhone of iPad de werking van de afstandsbediening negatief kan beïnvloeden.
iPad, iPhone, iPod, iPod classic, iPod
nano en iPod touch zijn handelsmerken van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen. Lightning is een geregis­treerd handelsmerk van Apple Inc.
COMPATIBELE MODELLEN
De volgende iPod®-, iPod nano®-, iPod
®
classic
-, iPod touch®- en iPhone®-appa­raten kunnen in combinatie met dit sys­teem worden gebruikt.
Gemaakt voor
• iPod touch (6e generatie)*
• iPod touch (1e t/m 5e generatie)
• iPod classic
• iPod nano (1e t/m 7e generatie)
• iPhone 6S Plus*
• iPhone 6S*
• iPhone 6 Plus*
• iPhone 6*
• iPhone 5S*
• iPhone 5C*
• iPhone 5
• iPhone 4S
• iPhone 4
• iPhone 3GS
• iPhone 3G
• iPhone
*: Toyota Touch 2 with Go
Afhankelijk van de verschillen tussen mo­dellen, software-versies, enz., zijn sommi­ge modellen mogelijk niet compatibel met dit systeem.
66
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
BESTANDSINFORMATIE
COMPATIBELE USB-APPARATEN
USB-communicatie­formaten
Bestandsformaten FAT 16/32 Categorie Voor massaopslag
USB 2.0 HS (480 Mbps) en FS (12 Mbps)
COMPATIBELE
GECOMPRIMEERDE BESTANDEN
Onderwerp USB DISC
Compatibel be­standsformaat (audio)
Mappen in het apparaat
Bestanden in het apparaat
MP3/WMA/AAC
Maxi-
maal
3.000 Maxi-
maal
9.999
maal 192
maal 255
Maxi-
Maxi-
CORRESPONDERENDE
2
(9.1/9.2)
1
32 - 320
8 - 160
CBR 48 - 192
CBR 48 - 320
16 - 320
BITRATES*
Bestandstype Bitrate (kbps)
MP3-bestanden: MPEG 1 LAYER 3
MP3-bestanden: MPEG 2 LSF LAYER 3
WMA-bestanden: Versie 7, 8
WMA-bestanden: Versie 9*
AAC-bestanden: MPEG4/AAC-LC
*1: Compatibel met variabele bitrate (VBR)
2
: Alleen compatibel met Windows Media
*
Audio-standaard
2
AUDIOSYSTEEM
Bestanden per map
Maxi-
maal 255
CORRESPONDERENDE
SAMPLINGFREQUENTIES
Bestandstype
MP3-bestanden: MPEG 1 LAYER 3
MP3-bestanden: MPEG 2 LSF LAYER 3
WMA-bestanden: Versie 7, 8, 9 (9.1/9.2)
AAC-bestanden: MPEG4/AAC-LC
32/44,1/48
16/22,05/24
32/44,1/48
11,025/12/16/ 22,05/24/32/ 44,1/48
Frequentie
(kHz)
67
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
001.mp3
002.wma Map 1
003.mp3
Map 2
004.mp3
005.wma
Map 3
006.m4a
001.mp3 002.wma . . . 006.m4a
MP3 (MPEG Audio Layer 3), WMA
(Windows Media Audio) en AAC (Advan­ced Audio Coding) zijn standaarden voor audiocompressie.
Dit systeem kan MP3/WMA/AAC-bestan-
den op CD-R, CD-RW en USB-geheu­gens afspelen.
Dit systeem kan discs afspelen die com-
patibel zijn met ISO 9660 level 1 en level 2 en met het Romeo and Joliet-bestands­systeem.
Zorg ervoor dat u aan de bestandsnaam
van een MP3/WMA/AAC-bestand altijd de juiste extensie (.mp3/.wma/.m4a) koppelt.
Dit systeem speelt bestanden met de
extensie .mp3/.wma/.m4a af als respectie­velijk MP3/WMA/AAC-bestanden. Gebruik de juiste extensie om problemen met afspelen te voorkomen.
Dit systeem speelt alleen de eerste sessie
af bij multisessie-CD's.
MP3-bestanden zijn compatibel met de
ID3 Tag versie 1.0, versie 1.1, versie 2.2 en versie 2.3-formaat. Dit systeem geeft in andere formaten geen titel van het album of van het muziekstuk of de naam van de artiest weer.
WMA/AAC-bestanden kunnen een
WMA/AAC-tag bevatten die op dezelfde manier wordt gebruikt als een ID3-tag. WMA/AAC-tags bevatten informatie zoals de titel van een muziekstuk en de naam van de artiest.
De optie voor verliesvrije weergave is
alleen beschikbaar wanneer u MP3/WMA­bestanden afspeelt die zijn opgenomen op 32, 44,1 of 48 kHz.
Dit systeem kan AAC-bestanden afspelen
die door iTunes zijn gecodeerd.
De geluidskwaliteit van MP3/WMA-
bestanden neemt over het algemeen toe bij hogere bitrates. Voor een redelijke geluidskwaliteit adviseren wij u bestan­den te gebruiken die zijn opgenomen met een bitrate van ten minste 128 kbps.
68
m3u-afspeellijsten zijn niet compatibel met
de CD-speler.
De formaten MP3i (MP3 interactive) en
MP3PRO zijn niet compatibel met de audiospeler.
De speler is compatibel met VBR (varia-
bele bitrate).
Wanneer u bestanden die zijn opgenomen
als VBR-bestanden (variabele bitrate) afspeelt, wordt tijdens het vooruit- of terugspoelen de afspeeltijd niet juist weer­gegeven.
U kunt alleen mappen controleren die
MP3/WMA/AAC-bestanden bevatten.
U kunt MP3/WMA/AAC-bestanden afspe-
len in mappen tot maximaal 8 lagen. Wan­neer u echter discs gebruikt die vele lagen mappen bevatten, begint de weergave mogelijk met enige vertraging. Daarom raden wij u aan om niet meer dan twee lagen mappen op een disc te zetten.
De afspeelvolgorde van de CD met de
hierboven getoonde structuur is als volgt:
De volgorde verandert afhankelijk van de
gebruikte PC en MP3/WMA/AAC-codeer­software.
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
CD-R'S EN CD-RW'S BEGRIPPEN
U kunt geen CD-R/CD-RW's afspelen die
niet zijn “gefinaliseerd” (een proces waar­door discs op een conventionele CD-spe­ler kunnen worden afgespeeld).
Mogelijk kunnen CD-R/CD-RW's die op
een CD-recorder of PC zijn opgenomen door CD-eigenschappen, krassen of vuil op de CD, of vuil en condens op de lens van het apparaat niet worden afgespeeld.
Afhankelijk van de instellingen van de
applicaties en de omgeving, kunnen CD's die op een PC zijn opgenomen mogelijk niet worden afgespeeld. Neem op in het juiste formaat. (Neem contact op met de producent van de desbetreffende applica­tie voor meer informatie.)
CD-R/CD-RW's raken mogelijk bescha-
digd door directe blootstelling aan zon­licht, hoge temperaturen of andere omstandigheden voor opbergen. Bescha­digde discs worden mogelijk niet afge­speeld.
Als u een CD-RW in een MP3/WMA-spe-
ler plaatst, duurt het wat langer dan bij conventionele CD's of CD-R's voor de CD wordt afgespeeld.
U kunt geen opnames op CD-R/CD-RW's
afspelen met het DDCD-systeem (Double Density CD).
PACKET WRITING
Dit is een algemene benaming voor het
on-demand opslaan van gegevens op een CD-R, enz., op dezelfde manier waarop gegevens op een diskette of harde schijf worden opgeslagen.
ID3-TAG
Dit is een methode om informatie die
gerelateerd is aan een muziekstuk in een MP3-bestand vast te leggen. Deze infor­matie kan de titel van het muziekstuk, de naam van de artiest, de titel van het album, het muziekgenre, het productie­jaar, commentaar, de albumhoes of andere gegevens bevatten. Met behulp van software met opties voor het bewer­ken van ID3-tags kunt u de inhoud van de tags onbeperkt wijzigen. Hoewel het aan­tal karakters waaruit een tag bestaat beperkt is, kan de informatie die is vastge­legd worden bekeken als het nummer wordt afgespeeld.
WMA-TAG
WMA-bestanden kunnen een WMA-tag
bevatten die op dezelfde manier wordt gebruikt als een ID3-tag. WMA-tags bevatten informatie zoals de titel van een muziekstuk of de naam van de artiest.
2
AUDIOSYSTEEM
69
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
ISO 9660-FORMAAT
Dit is de internationale standaard voor het
opmaken van CD-ROM-mappen en
-bestanden. Voor ISO 9660 zijn twee ver­schillende niveaus.
Niveau 1: De bestandsnaam is in formaat
8.3 (bestandsnaam van 8 karakters, be­standsextensie van 3 karakters. Bestands­namen dienen te worden samengesteld uit hoofdletters en cijfers van 1 byte. Het sym­bool “_” mag ook worden gebruikt.)
Niveau 2: De bestandsnaam kan uit maxi-
maal 31 karakters bestaan (inclusief het scheidingsteken “.” en de bestandsexten­sie). Elke map moet minder dan 8 lagen bevatten.
m3u
Afspeellijsten die met WINAMP-software
zijn gemaakt, hebben een bestandsexten­sie voor afspeellijsten (.m3u).
MP3
MP3 is een standaard voor audiocom-
pressie die door een werkgroep (MPEG) van de ISO (International Standard Orga­nization) is bepaald. MP3 comprimeert audiogegevens tot ongeveer 1/10 van het formaat van conventionele discs.
WMA
WMA (Windows Media Audio) is een for-
maat voor audiocompressie ontwikkeld door Microsoft
bestanden tot een formaat dat kleiner is dan MP3-bestanden. De formaten voor het decoderen van WMA-bestanden zijn versie 7, 8 en 9.
Dit product wordt beschermd door
bepaalde intellectuele eigendomsrechten van Microsoft Corporation en derden. Het gebruik of de distributie van dergelijke technologie in andere producten is verbo­den zonder een licentie van Microsoft of een gemachtigde dochteronderneming van Microsoft en derden.
®
. Dit formaat comprimeert
AAC
AAC is een afkorting van Advanced Audio
Coding en verwijst naar een gestandaardi­seerde audiocompressietechniek die wordt toegepast bij PEG2 en MPEG4.
70
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN HET AUDIOSYSTEEM
2
AUDIOSYSTEEM
71
BASISINFORMATIE
1
1. KORTE UITLEG............................ 74
2. BASISHANDELINGEN.................. 76
VERBINDING MAKEN MET
EEN Bluetooth
GEBRUIK VAN DE TELEFOONTOETS/
MICROFOON
OVER HET TELEFOONBOEK IN
DIT SYSTEEM.................................... 79
WANNEER U DE AUTO WEGDOET.... 79
®
-TELEFOON.............. 77
....................................... 78
3. VERMELDING REGISTREREN.... 80
NIEUWE VERMELDING
REGISTREREN.................................. 80
INFORMATIE OVER DE
VERMELDING WIJZIGEN.................. 81
72
3
Bluetooth® HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
1
2
BEDIENING TELEFOON
2
1. BELLEN MET EEN Bluetooth
VIA INTOETSEN NUMMER .................. 83
VIA LIJST MET CONTACTEN............... 84
VIA TELEFOONBOEK ................. .......... 84
VIA BELLIJSTEN................................... 85
BELLEN VIA EEN SMS......................... 86
®
-TELEFOON ............. 83
2. GESPREK AANNEMEN MET
EEN Bluetooth®-TELEFOON .... 87
3. PRATEN VIA EEN Bluetooth
TONEN VERSTUREN........................... 89
TWEEDE NUMMER BELLEN................ 90
®
-TELEFOON ............. 88
SMS-FUNCTIE
3
1. SMS-FUNCTIE............................... 92
ONTVANGEN VAN EEN SMS.............. 92
ONTVANGEN SMS-BERICHTEN
BEKIJKEN .......................................... 92
VERZONDEN SMS-BERICHTEN
BEKIJKEN .......................................... 93
EEN NIEUW SMS-BERICHT
VERSTUREN...................................... 94
WAT MOET U DOEN ALS...
4
1. PROBLEMEN OPLOSSEN........... 96
3
4
5
6
7
8
9
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
73
1. BASISINFORMATIE
1. KORTE UITLEG
Druk op de toets om het menuscherm “Telefoon” weer te geven. Elke keer dat op de toets wordt ged rukt, wijzigt het scherm tussen de menuschermen
“Toyota Online” en “Telefoon”.
Nr. Functie Bladzijde
Kies deze toets om het scherm “Kies nummer” weer te geven. U kunt bellen door het nummer te kiezen.
Hiermee kunt u het scherm “Contacten” weergeven. Er kan een vermelding uit de lijst van contacten op de schermen “Be­waard” en “Telefoonboek” worden geselecteerd en gebeld.
Selecteer deze toets om het scherm “Bellijsten” weer te geven. Er kan een vermelding uit de lijsten met gemiste en ontvangen oproepen en gebelde nummers worden geselecteerd en gebeld.
Selecteer deze toets om het scherm “Berichten” weer te geven. Er kunnen een lijst van ontvangen en verstuurde sms'jes en een menu om nieuwe sms'jes te maken worden weergegeven.
74
83
84
85
92
TELEFOONSCHERMEN WIJZIGEN
1. BASISINFORMATIE
3
Kies de desbetreffende icoon om over te
schakelen naar het scherm “Kies num­mer”, “Contacten”, “Bellijsten” of “Berich­ten”.
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
75
1. BASISINFORMATIE
WAARSCHUWING
OPMERKING
INFORMATIE
2. BASISHANDELINGEN
Door uw mobiele telefoon aan te slui­ten op het Bluetooth
teem kunt u bellen zonder uw handen van het stuurwiel te nemen.
Dit systeem ondersteunt Bluetooth Bluetooth
®
is een draadloos datasys­teem waarmee u kunt bellen zonder dat uw mobiele telefoon met een kabel is aangesloten of in de houder is ge­plaatst.
De bediening van het systeem wordt in dit hoofdstuk uitgelegd.
Gebruik de mobiele telefoon en sluit de
Bluetooth neer dit veilig en wettelijk toegestaan is.
Uw audiomodule is uitgerust met
Bluetooth geïmplanteerde pacemakers, CRT­pacemakers of geïmplanteerde hartdefi­brillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de Bluetooth Radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Alvorens Bluetooth
gebruiken, moeten gebruikers van medi­sche apparatuur anders dan geïmplan­teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillatoren contact opnemen met de fabrikant of leverancier van deze producten om te informeren of radiosignalen invloed uit­oefenen op deze apparatuur. Radiogol­ven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van dergelijke medische apparatuur.
®
-telefoon alleen aan wan-
®
-antennes. Mensen met
®
handsfree-sys-
®
-antennes.
®
-apparaten te
Als uw mobiele telefoon geen
Bluetooth teem niet.
Onder de volgende omstandigheden
®
.
werkt het systeem mogelijk niet:
• De mobiele telefoon wordt uitgescha­keld.
• De actuele locatie valt buite n het ont­vangstbereik.
• De mobiele telefoon is niet aange­sloten.
• De batterij van de mobiele telefoon is bijna leeg.
Wanneer u gelijktijdig gebruikmaakt van
Bluetooth teem, kunnen de volgende problemen optreden.
• De Bluetooth onderbroken.
• Bij het afspelen van audio via Bluetooth
®
ondersteunt, werkt het sys-
®
-audio en het handsfree-sys-
®
-verbinding kan worden
®
kan ruis hoorbaar zijn.
Laat uw mobiele telefoon niet achter in
de auto. De temperatuur i n de auto kan hoog oplopen waardoor de telefoon beschadigd kan raken.
76
1. BASISINFORMATIE
VERBINDING MAKEN MET EEN Bluetooth
Om het handsfree-systeem te kunnen gebruiken, moet de telefoon worden gekoppeld en het telefoonprofiel (HFP) op het systeem worden aangesloten.
Zodra het profiel is aangesloten, kan er handsfree worden gebeld.
Als u nog geen Bluetooth met telefoonprofiel (HFP) hebt verbon­den, moet u dit eerst doen. Volg daarbij de volgende procedure. Sluit een
Bluetooth profiel (HFP) aan nadat u de auto vol­ledig tot stilstand hebt gebracht.
®
-telefoon met telefoon-
®
-TELEFOON
®
-telefoon
1 Druk op de toets .
2 Selecteer Ja.
Dit scherm kan worden weergegeven door
op de toets ken.
3 Volg de stappen “Bluetooth
RAAT KOPPELEN”. (Blz. 150)
op het stuurwiel te druk-
®
-APPA-
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
77
1. BASISINFORMATIE
INFORMATIE
GEBRUIK VAN DE TELEFOONTOETS/ MICROFOON
Stuurwieltoetsen
Door op de telefoontoetsen te drukken, kunt u een oproep ontvangen of beëin­digen zonder uw handen van het stuur­wiel te nemen.
Bedieningstoetsen volume
Druk op de toets + voor een hogere
geluidssterkte.
Druk op de toets - voor een lagere
geluidssterkte.
Toets gesprek aannemen Toets gesprek beëindigen
Microfoon
De stem van de gesprekspartner is te
horen via de luidsprekers voor. Het geluid van het audiosysteem wordt uit­geschakeld tijdens telefoongesprekken.
Wacht met praten tot de gesprekspart-
ner is uitgepraat. Wanneer door elkaar heen gepraat wordt, kan het zijn dat het stemgeluid van de een niet ontvangen wordt door de ander. (Er is geen sprake van een storing.)
Stel het volume van de stem van uw
gesprekspartner laag in. Anders klinkt er een echo en is de ontvangen stem hoor­baar buiten de auto. Spreek duidelijk in de microfoon tijdens het telefoonge­sprek.
Onder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat degene met wie u belt uw stem niet hoort.
• Er wordt op een onverharde weg gere­den. (Door verkeerslawaai.)
• Er wordt met hoge snelheid gereden.
• Er is een portierruit geopend.
• De ventilatieroosters zijn op de micro­foon gericht.
• De aanjager maakt veel geluid.
• Er is een probleem met het netwerk van de mobiele telefoon.
De microfoon wordt gebruikt om via de telefoon te praten.
78
1. BASISINFORMATIE
INFORMATIE
INFORMATIE
OVER HET TELEFOONBOEK IN DIT SYSTEEM
Van elke geregistreerde telefoon worden
de volgende gegevens opgeslagen. Wan­neer een andere telefoon is aangesloten, kunnen de volgende geregistreerde gege­vens van de eerder aangesloten telefoon niet worden gelezen:
• Telefoonboekgegevens
• Gegevens oproepgeschiedenis U kunt de volgende gegevens in uw sys-
Als u de telefoon wist, worden ook
bovenstaande gegevens gewist.
WANNEER U DE AUTO WEGDOET
Wanneer u het handsfree-systeem ge­bruikt, wordt een groot aantal persoon­lijke gegevens geregistreerd. Initialiseer uw gegevens wanneer u de auto wegdoet. (Blz. 142)
teem initialiseren.
• Telefoonboekgegevens
• Gegevens oproepgeschiedenis
• Volume-instelling
• Bluetooth
• Alle telefooninstellingen
• Sms-sjabloon
Zodra de gegevens zijn geïnitialiseerd,
worden alle persoonlijke gegevens gewist. Let goed op wanneer u de gege­vens initialiseert.
®
-instelling
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
79
1. BASISINFORMATIE
INFORMATIE
3. VERMELDING REGISTREREN
NIEUWE VERMELDING REGISTREREN
Er kunnen tot 200 contacten in dit sys­teem worden geregistreerd.
AANMAKEN VANUIT HET SCHERM “CONTACTEN”
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Contacten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Bewaard. 3
Selecteer
Nieuwe vermelding maken
4 Selecteer één van de 4 telefoontypen
( , , of ) en voer een nummer in.
7 Controleer of de vermelding wordt ge-
registreerd in het overzicht “Bewaard”.
Selecteer om de informatie over
de vermelding weer te geven en te bewerken. (Blz. 81)
REGISTREREN VIA HET SCHERM “KIES NUMMER”
1 Geef het menuscherm “Telefoon” weer
en selecteer Kies nummer. (Blz. 74)
2 Voer de nummers in.
.
3 Kies . 4 Voer de naam van de vermelding in en
selecteer OK.
Het telefoontype is geregistreerd als
.
U kunt voor elk telefoontype een nummer
invoeren.
5 Kies . 6 Voer de naam van de vermelding in en
selecteer OK.
80
1. BASISINFORMATIE
INFORMATIE
INFORMATIE
REGISTREREN VIA HET SCHERM “TELEFOONBOEK”
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Contacten.
Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Telefoonboek. 3 Selecteer voor de gewenste op-
tie.
4 Kies Toevoegen aan opgeslagen
contacten.
5 Voer de naam van de vermelding in en
kies OK.
Het telefoontype dat in het telefoonboek
is geregistreerd, wordt ook geregis­treerd.
REGISTREREN VIA HET SCHERM “BELLIJSTEN”
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Bellijsten. (Blz. 74)
INFORMATIE OVER DE VERMELDING WIJZIGEN
Er kan gedetailleerde informatie over vermeldingen in de lijst worden weer­gegeven of gewijzigd.
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Contacten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Bewaard of het
tabblad Telefoonboek.
3 Selecteer naast de gewenste
vermelding.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
2 Selecteer naast de gewenste
3 Voer de naam van de vermelding in en
Het telefoontype is geregistreerd als
optie.
selecteer OK.
.
81
1. BASISINFORMATIE
INFORMATIE
4 Kies de onderwerpen die u wilt instel-
len.
Vermeldingen in het overzicht “Be-
waard”
Vermeldingen in het telefoonboekover-
zicht
Als een via een mobiele telefoon over-
gebrachte vermelding wordt bewerkt, zal de wijziging van invloed zijn op de ver­melding in het overzicht “Bewaard” op het scherm “Contacten”. (Blz. 80)
Nr. Functie
Selecteer deze toets om de informa­tie over de vermelding weer te geven. Selecteer de vermelding die u wilt bellen.
Selecteer deze toets om de naam van de vermelding te wijzigen.
Kies deze toets om telefoonnum­mers te bewerken. Selecteer één van de 4 telefoonty­pen, voer een nummer in en selec-
teer vervolgens . Kies deze toets om de vermelding te
verwijderen. Selecteer deze toets om alle ver-
meldingen te verwijderen. Selecteer deze toets om de vermel-
ding vast te leggen in het overzicht “Bewaard” op het scherm “Contac­ten”. ( Blz. 81)
82
2. BEDIENING TELEFOON
INFORMATIE
1. BELLEN MET EEN Bluetooth®-TELEFOON
Nadat een Bluetooth®-telefoon is aan­gesloten, kunt u handsfree bellen. Er zijn verschillende manieren om te bel­len, zoals hieronder omschreven.
Een bellijst maken
Via intoetsen nummer 83 Via lijst met contacten 84 Via telefoonboek 84 Via bellijsten 85 Via een sms 86
Blad-
zijde
VIA INTOETSEN NUMMER
1 Geef het menuscherm “Telefoon” weer
en selecteer Kies nummer. (Blz. 74)
2 Voer een telefoonnummer in.
3 Kies . 4 Controleer of het scherm voor verbin-
den wordt weergegeven.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
Afhankelijk van het type Bluetoot h®-tele-
foon dat is aangesloten, kan het zijn dat er nog extra handelingen op de telefoon moeten worden uitgevoerd.
Wanneer Kies nummer wordt geselec-
teerd, wordt het laatst gekozen nummer grijs weergegeven. Selecteer om
het nummer opnieuw te bellen.
Wanneer de icoon voor gemiste oproe-
pen of de icoon voor een nieuwe sms onderin wordt weergegeven, kunt u het overzicht weergeven door de icoon te selecteren.
83
2. BEDIENING TELEFOON
VIA LIJST MET CONTACTEN
U kunt iemand bellen met behulp van een geregistreerd contact dat u selec­teert in een lijst met contacten. (Blz. 80)
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Contacten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Bewaard. 3 Selecteer de gewenste vermelding.
Kies om de informatie over de
vermelding weer te geven en te bewer­ken. (Blz. 81)
Indien er 2 of meer telefoonnummers zijn,
selecteer dan het gewenste nummer in de lijst.
4 Controleer of het scherm voor verbin-
den wordt weergegeven.
VIA TELEFOONBOEK
U kunt bellen met behulp van de tele­foonboekgegevens van de aange­sloten mobiele telefoon. Het telefoon­boek wijzigt afhankelijk van welke telefoon is aangesloten.
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Contacten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Telefoonboek. 3 Selecteer de gewenste vermelding.
Indien er 2 of meer telefoonnummers zijn,
kies dan het gewenste nummer in de lijst.
Contact zoeken: Hiermee kunt u op de naam van het contact zoeken.
Kies om de informatie over de
vermelding weer te geven en te wijzi­gen. (Blz. 81)
84
4 Controleer of het scherm voor verbin-
den wordt weergegeven.
INFORMATIE
Wanneer een telefoon voor de eerste
keer wordt verbonden, moet het tele­foonboek worden gedownload. Indien het telefoonboek niet kan worden gedownload, wordt er een pop-upven­ster weergegeven.
Indien er voor het conta ct geen t ele foo n-
nummer is opgeslagen, wordt die ver­melding gedimd weergegeven.
Het telefoonboekoverzicht kan worden
bijgewerkt. (Blz. 177)
2. BEDIENING TELEFOON
VIA BELLIJSTEN
U kunt maximaal 15 items uit de oproepgeschiedenis (gemist, ontvan­gen, gebeld) selecteren op het scherm “Bellijsten”.
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Bellijsten. (Blz. 74)
2 Kies het gewenste tabblad.
Nr. Functie
Hiermee kunt u alle nummers weer­geven.
Hiermee kunt u gemiste oproepen weergeven.
Hiermee kunt u ontvangen oproe­pen weergeven.
Hiermee kunt u gekozen nummers weergeven.
De iconen van het oproeptype wor­den weergegeven.
: Gemist
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
: Ontvangen : Gebeld
85
2. BEDIENING TELEFOON
Wanneer wordt gekozen, wordt
de vermelding in het overzicht “Bewaard” op het scherm “Contacten” geregistreerd. (Blz. 81)
3 Selecteer de gewenste vermelding. 4 Controleer of het scherm voor verbin-
den wordt weergegeven.
BELLEN VIA EEN SMS
U kunt bellen naar het telefoonnummer van iemand die een sms heeft ge­stuurd. (Blz. 92)
1 Selecteer Afz. bellen.
2 Controleer of het scherm voor verbin-
den wordt weergegeven.
86
2. BEDIENING TELEFOON
INFORMATIE
2. GESPREK AANNEMEN MET EEN Bluetooth
®
-TELEFOON
Oproepen die binnenkomen op een Bluetooth
®
-telefoon, worden op het
scherm weergegeven.
1 Kies Accepte... of druk op de toets
op het stuurwiel.
Een binnenkomende oproep weigeren:
Kies Weiger... of druk op de toets op het stuurwiel.
Het volume van de ontvangen oproep instellen: Druk op + of - van de toets VOL.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
Afhankelijk van de mobiele telefoon die
Er kan een beltoon worden geselec-
Afhankelijk van de beschikbare informa-
u hebt, wordt bij een internationale oproep de naam of het nummer van de gesprekspartner mogelijk niet juist weer­gegeven.
teerd. (Blz. 177)
tie van de aangesloten telefoon wijkt de lay-out van het scherm met binnenko­mende gesprekken af.
87
2. BEDIENING TELEFOON
3. PRATEN VIA EEN Bluetooth®-TELEFOON
Als u via een Bluetooth®-telefoon aan het praten bent, wordt een belscherm weergegeven. De hieronder aange­geven handelingen kunnen op dit scherm worden uitgevoerd.
Eén gesprek
Wisselgesprek
Nr. Functie
Hiermee kunt u de telefoon op­hangen.
U kunt ook de toets op het stuurwiel indrukken om de tele-
foon op te hangen. Kies deze toets om een tweede
nummer te bellen. (Blz. 90) Kies deze toets om een toon te
versturen. (Blz. 89) Kies deze toets om een gesprek
in de wacht te zetten. Kies Ver- der om deze functie te annule­ren.
Selecteer deze toets om de op­roep door te verbinden. Selec­teer Doorverbinden om over te schakelen van handsfree bellen naar bellen met de mobiele tele­foon. Selecteer Handsfree om van bellen met de mobiele tele­foon over te schakelen naar handsfree bellen.
Hiermee kunt u uw stemgeluid onderbreken richting de ge­sprekspartner. Wanneer het ge­luid is onderbroken, licht deze icoon op. Selecteer deze icoon nogmaals om het onderbreken van het geluid te annuleren.
Selecteer deze toets om van ge­sprekspartner te wisselen.
Selecteer deze toets om over te schakelen naar een conference call.
88
INFORMATIE
Als u overschakelt van bellen met uw
mobiele telefoon naar handsfree bellen, verschijnt het handsfree-scherm en kunt u dit gebruiken voor het gesprek.
Afhankelijke van de aangesloten
mobiele telefoon wordt de Bluetooth verbinding mogelijk verbroken wanneer een oproep wordt doorverbonden naar de mobiele telefoon.
Afhankelijk van de mobiele telefoon die
u hebt, wijkt de wijze van doorschakelen mogelijk af.
Raadpleeg de bij uw mobiele telefoon
geleverde handleiding voor meer infor­matie over de werking van de telefoon.
Het ontvangstvolume kan worden inge-
steld met de toets VOL of de volume­toets op het stuurwiel.
2. BEDIENING TELEFOON
TONEN VERSTUREN
1 Kies Toetsenbord. 2 Voer de nummers in.
®
-
Selecteer om terug te keren naar
het vorige scherm.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
89
2. BEDIENING TELEFOON
TWEEDE NUMMER BELLEN
1 Selecteer Kiezen. 2 Selecteer de gewenste belmethode.
Als Kie s nummer is geselecteerd
3 Voer het nummer in en selecteer ver-
volgens .
Als Kies uit contacten is geselecteerd
3 Selecteer de gewenste lijst en selec-
teer vervolgens de gewenste vermel­ding.
Als Kies uit bellijsten is geselecteerd
3 Selecteer de gewenste lijst en selec-
teer vervolgens de gewenste vermel­ding.
4 Controleer of het volgende scherm
wordt weergegeven wanneer een nieuw gesprek tot stand is gebracht.
90
Het eerste gesprek wordt in de wacht
gezet en de informatie van de gespreks­partner wordt gedimd weergegeven.
De informatie van de tweede oproep wordt
onder de informatie van de eerste oproep weergegeven.
VAN GESPREKSPARTNER
INFORMATIE
WISSELEN
1 Selecteer Wissel gesprek.
Telkens wanneer Wissel gesprek wordt
gekozen, wordt er overgeschakeld naar de gesprekspartner die in de wacht staat.
Er kan ook naar de gesprekspartner
worden overgeschakeld door op de toets op het stuurwiel te drukken.
OVERSCHAKELEN NAAR EEN
CONFERENCE CALL
1 Selecteer Koppel gespr.
De bediening van het onderbroken
gesprek kan verschillen afhankelijk van uw provider en uw mobiele telefoon.
2. BEDIENING TELEFOON
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
91
3. SMS-FUNCTIE
INFORMATIE
1. SMS-FUNCTIE
Ontvangen sms-berichten kunnen via de aangesloten Bluetooth
®
-telefoon worden doorgestuurd, zodat u via dit systeem deze kunt bekijken en beant­woorden.
Afhankelijk van het type Bluetooth
®
telefoon dat is aangesloten, worden ontvangen sms'en mogelijk niet over­gebracht naar het postvak met berich­ten.
Als de telefoon de sms-functie niet on­dersteunt, kan deze functie niet wor­den gebruikt.
ONTVANGEN VAN EEN SMS
Wanneer u een nieuwe sms ontvangt, wordt er op het scherm een pop-up­venster weergegeven.
1 Selecteer Tonen om een ontvangen
sms te bekijken.
2 Controleer of het bericht wordt weerge-
geven.
ONTVANGEN SMS­BERICHTEN BEKIJKEN
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Berichten. (Blz. 74)
-
2 Selecteer het tabblad Inbox. 3 Selecteer het gewenste sms-bericht.
De status van een bericht wordt weerge-
geven door middel van de volgende ico­nen.
: Gelezen bericht : Ongelezen bericht
4 Controleer of het bericht wordt weerge-
geven.
Deze functie kan in en uit worden
geschakeld. (Blz. 177)
92
Nr. Functie
Selecteer deze toets om de afzen­der te bellen.
Selecteer deze toets om de sms via een vrije tekst te beantwoorden.
Selecteer deze toets om de sms via een sjabloon te beantwoorden.
3. SMS-FUNCTIE
INFORMATIE
BEANTWOORDEN VAN EEN SMS
1 Selecteer Vrije antw. tekst of
Antwoordsjabl.
Wanneer u Antwoordsjabl. selecteert,
selecteer dan het gewenste sjabloon.
2 Voer het bericht in en selecteer OK.
De sms wordt verzonden.
De functie “Vrije antw. tekst” is tijdens
het rijden niet beschikbaar.
VERZONDEN SMS­BERICHTEN BEKIJKEN
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Berichten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Verzonden. 3 Kies het gewenste sms-bericht.
4 Controleer of het bericht wordt weerge-
geven.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
93
3. SMS-FUNCTIE
INFORMATIE
EEN NIEUW SMS-BERICHT VERSTUREN
1 Geef het scherm “Telefoon” weer en
selecteer Berichten. (Blz. 74)
2 Selecteer het tabblad Maak nieuwe. 3 Selecteer Bericht opstellen of Sja-
bloon gebruiken.
Als Bericht opstellen is geselecteerd
4 Voer het bericht in en selecteer OK.
5 Bewerk de sms en selecteer vervol-
gens OK.
6 Selecteer het nummer/contact waar-
naar de sms moet worden verzonden.
Als Nieuw nummer is geselecteerd
7 Voer het nummer in en selecteer ver-
volgens OK.
De sms wordt verzonden.
Als Selecteer contact of Selecteer uit
bellijsten is geselecteerd
7 Selecteer het gewenste overzicht. 8 Selecteer het gewenste contact.
Indien er 2 of meer telefoonnummers zijn,
kies dan het gewenste nummer in de lijst.
De sms wordt verzonden.
Als Sjabloon gebruiken is geselec-
teerd
4 Selecteer de gewenste sjabloon.
: Selecteer deze toets om de sja-
bloon te verwijderen.
94
De functies “Bericht opstellen” en “Sja-
bloonbericht maken” zijn tijdens het rij­den niet beschikbaar.
INFORMATIE
Er zijn al 10 berichten op het scherm
voor berichtsjablonen geregistreerd.
De cursorpositie kan worden gewijzigd
door de gewenste positie op het invoer­scherm te selecteren.
De sms'jes kunnen uit maximaal 160
karakters bestaan. Wanneer het beschikbare aantal karakters voor een bericht wordt overschreden, wordt auto­matisch een nieuw sms-bericht aange­maakt. Dit wordt aangegeven met een scheidingslijn en een icoon in het invoer­veld, wat verschijnt zodra er nog slechts 10 karakters resteren voor de sms.
3. SMS-FUNCTIE
NIEUWE SJABLONEN REGISTREREN
Er kunnen nieuwe sjablonen worden aangemaakt. Er kunnen maximaal 15 sjablonen worden geregistreerd.
1 Selecteer Sjabloonbericht maken.
2 Voer het bericht in en kies OK.
Het bericht wordt geregistreerd in de sja-
bloonlijst.
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
Het resterende aantal karakters voor de
Een serie kan uit maximaal 3 sms-
De fun ctie vo or he t inv oer en v an tek st is
sms wordt weergegeven.
berichten bestaan.
tijdens het rijden niet beschikbaar.
95
4. WAT MOET U DOEN ALS...
1. PROBLEMEN OPLOSSEN
Als zich een probleem voordoet met het handsfree-systeem of een Bluetooth®­apparaat, controleer dan eerst de onderstaande tabel.
Bij het gebruik van het handsfree-systeem in combinatie met een Bluetooth®-
apparaat
Symptoom
Het handsfree-sys­teem of Bluetooth apparaat werkt niet.
Waarschijnlijke
Mogelijk is het aan­gesloten apparaat geen mobiele tele­foon met Bluetooth ondersteuning.
®
-
De Bluetooth®-versie van de aangesloten mobiele telefoon is mogelijk ouder dan de aangegeven ver­sie.
oorzaak
Oplossing
Neem voor een over­zicht van specifieke apparaten die ge­schikt zijn voor dit systeem contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
®
­steller/reparateur of
een andere naar be­horen gekwalificeer­de en uitgeruste deskundige.
Gebruik een mobiele telefoon met Bluetooth
1.1 of hoger (aanbe­volen: versie 3.0 +EDR of hoger).
®
-versie
Bladzijde
Mobiele telefoon
152
Dit
systeem
96
Bij het koppelen/aansluiten van een mobiele telefoon
4. WAT MOET U DOEN ALS...
Symptoom
Een mobiele telefoon kan niet worden ge­koppeld.
Er kan geen Bluetooth
®
-verbin­ding worden ge­maakt.
Waarschijnlijke
oorzaak
Er is een onjuiste toe­gangscode ingevoerd op de mobiele tele­foon.
De koppelprocedure is niet voltooid op de mobiele telefoon.
Er is verouderde kop­pelinformatie aanwe­zig op hetzij dit systeem hetzij de mo­biele telefoon.
Er is al een ander Bluetooth
®
-apparaat
aangesloten.
De Bluetooth®-func­tie is niet ingescha­keld op de mobiele telefoon.
Het automatisch ver­binding maken met Bluetooth
®
is voor dit systeem uitgescha­keld.
Er is verouderde re­gistratie-informatie aanwezig op hetzij dit systeem hetzij de mo­biele telefoon.
Oplossing
Voer de juiste toe­gangscode in op de mobiele telefoon.
Voltooi de koppelpro­cedure op de mobiele telefoon (bevestig de koppeling op de tele­foon).
Wis de bestaande kop­pelinformatie van zo­wel dit systeem als de mobiele telefoon en koppel de mobiele te­lefoon die u op het sys­teem wilt aansluiten.
Maak handmatig ver­binding met de mo­biele telefoon die u in combinatie met dit systeem wilt gebrui­ken.
Schakel de Bluetooth
®
-functie op de mobiele telefoon in.
Schakel het automa­tisch verbinding ma­ken met Bluetooth
®
voor dit systeem in wanneer het systeem is ingeschakeld.
Wis de bestaande re­gistratie-informatie van zowel dit sys­teem als de mobiele telefoon en registreer de mobiele telefoon die u op het systeem wilt aansluiten.
Bladzijde
Mobiele telefoon
154
154
150
154
Dit
systeem
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
97
4. WAT MOET U DOEN ALS...
Bij het bellen/gebeld worden
Symptoom
U kunt niet bellen/ge­beld worden.
Waarschijnlijke
oorzaak
Uw auto bevindt zich in een gebied waar geen bereik is.
Bij gebruik van het telefoonboek
Symptoom
De telefoonboekge­gevens kunnen niet handmatig/automa­tisch worden overge­bracht.
Waarschijnlijke
oorzaak
De profielversie van de aangesloten mo­biele telefoon is mo­gelijk niet compatibel voor het overbren­gen van telefoon­boekgegevens.
Het overbrengen op de mobiele telefoon is niet voltooid.
Oplossing
Ga naar een gebied waar het ontvangst­signaal op het dis­play verschijnt.
Oplossing
Neem voor een over­zicht van specifieke apparaten die ge­schikt zijn voor dit systeem contact op met een erkende Toyota-dealer of her­steller/reparateur of een andere naar be­horen gekwalificeer­de en uitgeruste deskundige.
Voltooi het overbren­gen op de mobiele telefoon (bevestig het overbrengen op de telefoon).
Bladzijde
Mobiele telefoon
Bladzijde
Mobiele telefoon
Dit
systeem
Dit
systeem
98
Bij gebruik van de Bluetooth®-berichtfunctie
4. WAT MOET U DOEN ALS...
Symptoom
Berichten kunnen niet worden beke­ken.
Er worden geen mel­dingen voor nieuwe berichten weergege­ven.
Waarschijnlijke
oorzaak
Het overbrengen van berichten is niet inge­schakeld op de mobiele telefoon.
Meldingen van de ontvangst van een sms/e-mail is voor dit systeem uitgescha­keld.
Oplossing
Schakel het over­brengen van berich­ten op de mobiele telefoon in (bevestig het overbrengen van berichten op de tele­foon).
Schakel de meldin­gen van de ont­vangst van een sms/ e-mail voor dit sys­teem in.
Bladzijde
Mobiele telefoon
177
Dit
systeem
3
Bluetooth
®
HANDSFREE-SYSTEEM (Toyota Touch 2)
99
4. WAT MOET U DOEN ALS...
In overige situaties
Symptoom
Hoewel alle mogelij­ke maatregelen zijn genomen, wijzigt de status van het symp­toom niet.
Waarschijnlijke
oorzaak
De mobiele telefoon bevindt zich niet dicht genoeg bij dit systeem.
De mobiele telefoon is de meest waar­schijnlijke veroorza­ker van dit symptoom.
Oplossing
Plaats de mobiele te­lefoon dichter in de buurt van dit sys­teem.
Schakel de mobiele telefoon uit, verwijder de accu, plaats deze terug en schakel de mobiele telefoon weer in.
Schakel de Bluetooth
®
-verbin­ding met de mobiele telefoon in.
Annuleer de beveili­gingssoftware van de mobiele telefoon en sluit alle toepassin­gen.
Controleer, voordat u een op de mobiele telefoon geïnstalleer­de toepassing ge­bruikt, zorgvuldig wat de bron ervan is en hoe de werking er­van de werking van dit systeem kan beïn­vloeden.
Bladzijde
Mobiele telefoon
Dit
systeem
: Raadpleeg de handleiding van uw mobiele telefoon voor meer informatie.
100
Loading...