Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de
Canadese ICES–002.
Bewaar deze Gebruikershandleiding bij uw machine.
Als deze Gebruikershandleiding beschadigd raakt of
onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden
vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de
fabrikant van de motor.
2003 – The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Alle rechten voorbehouden
2
Gedrukt in de VS
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en
onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en
anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel
Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u
verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de
machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het
serienummer van het product te vermelden. De locatie van
het plaatje met het modelnummer en het serienummer van
het product is aangegeven op figuur 1.
1
m–3648
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer .
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Instructies voor veilige
bediening van (rijdende)
maaimachines met zittende
bestuurder
Deze mac hine vol doet mi nstens aan de Europese
normen, van kracht op het moment van productie.
Onjuist gebr ui k of onder houd door de gebruiker of
eigenaar kan ec hter letsel veroorz aken. Om het ri sic o
van letsel te ve rmi nderen, die nt u zich aan de volge nde
veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymboo l te lette n, dat betekent VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR – “i nstr ucti e
voor persoonlijke veiligheid”. Niet-naleving van de
instructie kan leiden tot lichamelijk (mogelijk dodelijk)
letsel.
Veilige bediening
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in
de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel
van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die
ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm
EN 836:1997.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen
uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen.
Instructie
• Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en
weet hoe u de machine moet gebruiken.
• U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet
van de instructies op de hoogte zijn. Voor de bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.
• Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
• Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
• Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
• Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij
professionele en praktische instructie krijgt. Bij een
dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
3
– zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
tractorvoertuigen;
– als de maaimachine op een helling begint te glij-
den, kan dat niet met de schakelhendels worden
gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het
verliezen van de controle zijn:
• onvoldoende grip van de wielen, in het
bijzonder op nat gras;
• te snel rijden;
• onjuist gebruik van de rem;
• het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk;
• zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op
hellingen;
• onjuiste bevestiging en verdeling van het
gewicht.
Voor ingebruikname
• Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open
tenen en loop niet op blote voeten.
• Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig, en verwijder eventuele voorwerpen
die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
• Waarschuwing – Brandstof is zeer ontvlambaar.
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aan-
zet. Nooit de dop van de brandstoftank verwijderen
of brandstof bijvullen als de motor draait of heet is.
– Probeer de mot or ni et te sta rte n al s er bra ndstof is
gemorst. Verwijder de machi ne da n uit de buurt va n
de plek waa r is gemorst , en voorkom el ke vorm va n
open vuur of vonken totdat de bra ndstofdam pen
volledig zij n verdwene n.
– Zorg ervoor dat de doppen van brandstoftanks en
-blikken weer goed bevestigd zijn.
• Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
• Controleer voor het gebruik de messen, bevestigings-
bouten en het maaimechanisme altijd op sporen van
slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een
goede balans te behouden.
• Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
• Let goed op, verminder uw snelheid en wees voor-
zichtig als u een bocht maakt. Kijk achterom en naar
links en naar rechts voordat u van richting verandert.
• Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
• Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling
in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten.
• Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer
dan 15 graden.
• Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra
voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen.
Om te voorkomen dat de machine kantelt:
– niet plotseling stoppen of starten op een helling;
– houd de snelheid laag op hellingen en in scherpe
bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen
gevaren;
• Ga voorzichtig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Alleen goedgekeurde trekstangbevestigingspunten
gebruiken.
– Belasting beperken tot wat u veilig kunt beheersen.
– Maak geen scherpe bochten. Ga voorzichtig te
werk als u achteruitrijdt.
• Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de
buurt van de openbare weg.
• Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
• Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening
naar omstanders toe richten of personen in de buurt
van de in werking zijnde machine laten komen.
• Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of
ontbreken.
• Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor. De motor met te hoog
toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk
letsel vergroten.
• Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken;
– versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem
in werking stellen;
– motor afzetten en sleuteltje uit contact nemen.
4
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor
afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit
het contact verwijderen
– voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt;
– voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit alvorens deze weer te
gebruiken;
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport
of als de machine niet in gebruik is.
• Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen:
– voor het bijvullen van brandstof;
– voor verwijdering van de grasvanger,
– voor de instelling van de maaihoogte, tenzij die
vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
• Neem gas terug terwijl de motor uitloopt. Als de
machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust,
draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
• Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt achter-
laat, moet u het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een
betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
Veilige Bediening Toro
Rijdende Maaimachine
De volgende lijst bevat veiligheidsinstructies die specifiek
zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CE N-norm.
• De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide,
een reukloos, dodelijk gif. Laat de motor niet
binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien.
• Houd handen, voeten, haar en loszittende kledingstuk-
ken uit de buurt van de afvoeropening, de onderkant
van de maaimachine en bewegende onderdelen als de
motor draait.
• Raak geen onderdelen van apparaten of werktuigen
aan die tijdens het gebruik heet kunnen worden. Laat
deze eerst afkoelen alvorens ze af te stellen dan wel
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden uit te voeren.
• Accuzuur is giftig en kan brandwonden veroorzaken.
Voorkom contact met de huid, ogen en kleding. Bescherm uw gezicht, ogen en kleding als u werkzaamheden verricht aan de accu.
• Accugassen kunnen ontploffen. Houd sigaretten,
vonken en open vuur uit de buurt van de accu.
Onderhoud en stalling
• Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
• Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een
gebouw waar dampen open vlammen of vonken
kunnen bereiken.
• Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een
afgesloten ruimte stalt.
• Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en
bladeren om brandgevaar te verminderen.
• Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen met het
oog op een veilig gebruik.
• Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
• Let erop da t bij ma chi nes me t mee r ma ai me ssen ande re
messen kunnen gaa n dra ai en doordat u ee n mes draa it.
• Gebruik altijd originele Toro-onderdelen zodat de
originele standaarden worden gehandhaafd.
• Gebruik uitsluite nd door Toro goedgekeurde werktui gen.
De garantie ka n kome n te ve rvall en als werktuige n
worden gebruikt die ni et zijn goe dgeke urd.
Maaien op hellingen
• Maai nooit op een helling van meer dan 15 graden.
• Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels,
steil aflopende oevers of water. Wielen die over randen
heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine
omkiept, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel
verdrinking kan veroorzaken.
• Maai nooit op een helling als het gras nat is. Bij glad-
heid kunnen de wielen hun grip verliezen, waardoor
bestaat de kans dat zij gaan slippen en u de macht over
de machine verliest.
• Verander niet plotseling de rijrichting of de snelheid
van de machine.
• Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer in de
buurt van steile hellingen, greppels, steil aflopende
oevers of water.
5
• Verminder uw snelheid en wees uiterst voorzichtig op
hellingen.
• Verwijder obstakels zoals stenen, boomtakken, enz. uit
het maaigebied, of markeer deze. In hoog gras zijn
obstakels niet altijd zichtbaar.
• Let op greppels, kuilen, stenen, gaten en verhogingen
in het maaigebied die de werkhoek veranderen, omdat
de machine kan omkiepen op oneffen terrein.
• Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling,
want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkiept.
• Houd er rekening me e dat de wielen hun grip kunnen
verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt
verplaatst naa r de voorwi elen , kunnen de aandrijfwi elen
gaan slippen en kunt u niet meer re mm en of sturen.
• Nooit starten of stoppen op een helling. Als de wielen
grip verliezen, moet u de maaimessen uitschakelen en
de heuvel langzaam afrijden.
• U kunt de stabiliteit verbeteren door wielgewichten of
contragewichten te gebruiken overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant.
• Wees uiterst voorzichtig met grasvangers of andere
werktuigen. Deze kunnen de machine minder stabiel
maken, waardoor de kans ontstaat dat u macht over de
machine verliest.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 87 dB(A) uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dB(A),
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
3.9 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen
bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
0.1 m/s
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
2
op het gehele lichaam gebaseerd op metingen bij
6
Hellingsdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
7
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
99-3943
1. Motor
1. Rechterbrandstoftank
open
2. Afsluitklep van
brandstoftank
99-8937
3. Linkerbrandstoftank open
1. Snelheid van de machine
2. Snel
3. Langzaam
99-8936
4. Neutraalstand
5. Achteruit
1. Lees de
2. Maaihoogte
Gebruikers-
handleiding.
99-8939
3. Verwijder het sleuteltje uit
het contact en lees de
instructies alvorens
service- of onderhoudswerkzaamheden uit te
voeren.
9
105-6183
1. Lees de
2. Draai de omloopklep naar buiten om de machine te duwen.
3. Draai de omloopklep naar binnen om de machine te laten rijden.
4. Draai de omloopklep met een sleutel.
Gebruikershandleiding
.
99-8941
1. Maaihoogte
99-8943
1. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking en blokkeer de
wielen als u de machine op een helling parkeert.
99-8944
1. Gevaar voor ontploffing –
Draag oogbescherming.
2. Risico van bijtende
vloeistof/chemische
brandwonden – Afspoelen
met water en eerste hulp
verlenen.
3. Brandgevaar – Geen
vonken of vuur en niet
roken.
4. Gevaar voor vergiftiging –
Houd kinderen uit de buurt
van de accu.
1. Maaihoogte
99-8942
106-6592
1. Kans op slippen, omkiepen en verlies van controle over de
machine, steile hellingen – Gebruik de machine niet in de buurt van
steile hellingen, hellingen van meer dan 15 graden, of water; blijf op
een veilige afstand van steile hellingen; maak geen scherpe bocht
als u met hoge snelheid rijdt, maar verminder uw vaart en ga
langzaam de bocht in; lees de
de omkiepbeveiliging op de machine.
Gebruikershandleiding
10
en monteer
93-7818
1. Waarschuwing – Lees de
om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van
115–149 Nm.
Gebruikershandleiding
voor instructies
93-8069
1. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige
afstand van een heet oppervlak.
98-1977
1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van
bewegende onderdelen.
98-4387
1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming.
93-7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf
uit de buurt van bewegende onderdelen.
100-3952
1. Peil hydraulische vloeistof.
2. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige
afstand van een heet oppervlak.
11
93-7316
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf
uit de buurt van bewegende onderdelen.
93-7828
1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine
niet als de grasgeleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg
ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
103–2644
93-7824
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf
uit de buurt van bewegende onderdelen.
104-4163
1. Risico van explosie.
2. Geen vonken of vuur en
niet roken.
3. Risico van bijtende
vloeistof/chemische
brandwonden.
4. Draag oogbescherming.
5. Lees de
6. Houd omstanders op
Gebruikers-
handleiding
veilige afstand van de
accu.
.
1. Lees de instructies
alvorens service- of
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
2. Hydraulische vloeistof
99-8940
3. Motor
4. Bandenspanning
5. Uurlijks interval
6. Smeer
12
1. Uitschakelen
2. Parkeerrem
3. Inschakelen
4. Waarschuwing – lees de
Gebruikershandleiding;
gebruik geen drugs of
alcohol; zorg ervoor dat u
instructie in het gebruik krijgt;
draag gehoorbescherming;
en zet de schakelhendels in
de neutraalstand, stel de
parkeerrem in werking en
verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine
verlaat.
5. Aftakas
6. Motor – Afzetten
7. Motor – Lopen
8. Motor – Starten
9. Choke
10. Lees de
Gebruikershandleiding
11. Snel
106-6590
12. Continu snelheidsregeling
13. Langzaam
14. De machine kan voorwerpen
uitwerpen – Houd
omstanders op een veilige
afstand van de machine en
zorg ervoor dat de
grasgeleider is gemonteerd.
15. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Neem
geen passagiers mee en
houd omstanders op een
veilige afstand.
16. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de
buurt van bewegende
onderdelen.
1. Bevat lood; niet weggooien.
2. Recyclen.
3. Draag oogbescherming;
explosieve gassen kunnen
blindheid en ander letsel
veroorzaken.
104-4164
4. Geen vonken of vuur en niet
roken.
5. Zwavelzuur kan blindheid of
ernstige brandwonden
veroorzaken.
6. Ogen direct met water
spoelen en snel arts
raadplegen.
7. Maximale vulstreep.
13
8. Minimale vulstreep.
9. Instructies om accu te
gebruiken.
Benzine en olie
Gevaar
Aanbevolen benzine
Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor
automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale
benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet
verkrijgbaar is.
Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat of gasohol die meer dan 10 % ethanol
bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het
brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine mengen.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
• Vul de brandstoftank nooit als de machine op
een aanhangwagen in een afgesloten ruimte
staat.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm
vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte
in de tank is nodig voor het uitzetten van de
brandstof.
• Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
• Benzine in een goedgekeurd vat of blik en
buiten bereik van kinderen bewaren. Koop
nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt
opmaken.
• Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van het voertuig zetten alvorens de tank bij te
vullen.
• Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een
voertuig met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger hal en en bijtanke n als
het voertui g met de wie le n op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, verdient het de
voorkeur dergelijke voertuigen op een truck of
aanhanger bij te vullen uit een draagbaar vat,
niet met behulp van een vulpistool van een
pomp.
• Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat te
houden, totdat u klaar bent met bijvullen.
• Gebruik de machine uitsluitend als het
complete uitlaatsysteem is gemonteerd en naar
behoren werkt.
14
Waarschuwing
Brandstoftank met benzine
vullen
Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan dampen kan leiden
tot ernstig letsel en ziekte.
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
• Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp
en de opening van een tank of een blik met
conditioner.
• Houd benzine uit de buurt van ogen en huid.
Gebruik van
stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de
volgende voordelen:
• Houdt de benzine vers gedurende stalling van
90 dagen of minder. Als u de maaimachine langer wilt
stallen, moet u de benzine aftappen uit de
brandstoftank.
• Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
• Voorkomt harsachtige afzettingen in het brand-
stofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden.
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen.
2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen reinigen en
doppen afnemen. Beide brandstof tanks vullen met
loodvrije normale benzine tot 6–13 mm onder de
onderkant van de vulbuis. Dit geeft de benzine ruimte
om uit te zetten. De brandstoftanks nooit helemaal
vullen.
3. Tankdoppen terugplaatsen en goed vastzetten.
Gemorste benzine opnemen.
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt,
moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren;
zie Motoroliepeil controleren, blz. 36.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de
benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze
met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd
stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige
afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te
houden.
15
Montage
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
OmschrijvingHoeveelheidGebruik
Achterwielen2Aandrijfwielen monteren.
Bevestigingsstang
Bout, 5/16 x 1 inch
Borgmoer, 5/16 inch
1
1
1
Bevestigingsstang van stoel monteren.
Schakelhendel – rechts
Schakelhendel – links
Bout, 3/8 x 1 inch
Veerring, 3/8 inch
Grasgeleider
Bout, 5/16 x 7–1/2 inch
Borgmoer, 5/16 inch
Afstandsstuk
Veer
Spatplaat – rechts
Spatplaat – links
Schroef
Mes van zijafvoer3Messen van zijafvoer gebruiken.
Sleuteltje
Gebruikershandleiding
Gebruikershandleiding van motor
Onderdelencatalogus
Registratiekaart1Invullen en opsturen naar Toro.
1
1
4
4
1
1
1
1
1
1
1
9
2
1
1
1
Schakelhendels monteren.
Grasgeleider monteren.
Spatplaat gebruiken.
Lezen voor gebruik.
De aandrijfwielen monteren
1. Haal de maaimachine uit de doos.
2. Verwijder de wielbouten of -moeren uit de
achterwielnaven.
3. Breng de openingen op één lijn. Monteer de
aandrijfwielen met het ventiel naar de buitenkant van
de tractie-eenheid.
4. Draai de aandrijfwielen vast met de meegeleverde
wielbouten of -moeren. Vastdraaien met een torsie van
128 Nm.
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben (Fig. 2).
Bandenspanning 90 kPa (13 psi)
1
m–1872
Figuur 2
1. Ventiel
16
Bevestigingsstang van stoel
monteren
3. Plaats de hendels zodanig dat de bouten zich in het
midden van de gleuven op de bevestigingsplaat van de
hendel bevinden, en draai deze met de hand vast.
1. Til de bestuurdersstoel omhoog. Verwijder de
borgmoer (5/16 inch) van de bout waarmee de
bevestigingsstang van de bestuurdersstoel vastzit aan
het stoel-frame (Fig. 3).
2. Verwijder de bevestigingsstang van de stoel en steek
het L vormige uiteinde van de stang in de opening
direct boven de linkse hydraulische pomp (Fig. 3).
3. Monteer de bevestigingsstang van de bestuurdersstoel
op de buitenkant van het bevestigingslipje van het
stoel-frame en zet deze vast met een bout (5/16 x
1 inch) en een borgmoer (5/16 inch) (Fig. 3).
4. Moer vastdraaien totdat deze vastzit, en vervolgens
losser zetten zodat de stang vrij kan draaien.
4
2
4. Breng de voorste/achterste positie van de hendels in
een lijn. Beide hendels moeten in de neutraalstand
staan. Bevestigingselementen losmaken en afstellen
door de hendel(s) te verschuiven / naar voren of naar
achteren te kantelen totdat de hendels in een lijn zijn
gebracht (Fig. 4).
2
1
4
5
1
6
3
m–5596
Figuur 4
1. Bevestigingsplaat
2. Bout, 3/8 x 1 inch
3. Veerring, 3/8 inch
4. Bovenste gat
5. Middelste gat
6. Onderste gat
3
m–5712
Figuur 3
1. L-vormig uiteinde van
bevestigingsstang
2. Borgmoer, 5/16 inch
3. Bout, 5/16 x 1 inch
4. Bevestigingslipje van stoel
Schakelhendels monteren
De schakelhende ls kunnen in twee stande n worden gemonteerd, hoog en laag . Monte er de he ndels in de bovenste
en middel ste gat en voor de hoge sta nd. Monte er de hende ls
in de midde lste en onderst e ga ten voor de lage stand.
1. Verwijder de 4 bouten (3/8 x 1 inch) en 4 veerringen
(3/8 inch) waarmee de schakelhendels t.b.v de
verzending zijn bevestigd aan de schachten van de
bedieningsarm (Fig. 4).
2. Monteer de hendels (met de bevestigingsplaat gericht
naar de achterkant) op de buitenkant van de schacht
van de bedieningsarm en zet deze vast met de 4 bouten
(3/8 x 1 inch) en 4 veerringen (3/8 inch) (Fig. 4).
5. Als de uiteinden van de hendels elkaar raken, terwijl
ze in de aandrijfstand (Fig 5) staan (hendels zo ver
mogelijk naar binnen gedraaid), stelt u deze af door de
hendels naar buiten te bewegen in de vergrendelde
neutraalstand en voorzichtig naar buiten te buigen. Zet
de hendels weer in de aandrijfstand en controleer of ze
elkaar nog raken. Indien nodig nogmaals afstellen.
VOORKANT
VAN
MAAIDEK
HENDELS IN
ÉÉN LIJN
Figuur 5
Grasgeleider monteren
De grasgeleider wordt uitsluitend gebruikt als de machine
in de zijafvoer-modus staat.
17
Waarschuwing
Belangrijk De spatplaten mogen niet worden gebruikt
als de machine in de recycling-modus staat.
Als een afvoeropening niet is afgesloten, kan de
maaimachine voorwerpen in de richting van de
bestuurder of omstanders werpen. Dit kan ernstig
lichamelijk letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u
ook in contact komen met het mes.
Gebruik de maaimachine nooit zonder grasgeleider, fijnmaakplaat of een complete grasvanger.
1. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
2. Plaats de grasgeleider op het maaidek. Plaats het
L-eind van de veer achter de rand van het maaidek.
Opmerking: Zorg ervoor dat het L-eind van de veer is
geplaatst achter de rand van het maaidek voordat u de
bout monteert zoals wordt aangegeven in Figuur 6.
3. Monteer de bout en de moer. Plaats het J-haakeind van
de veer om de grasgeleider (Fig. 6).
Belangrijk De grasgeleider moet omlaag in positie
kunnen klappen. Til de grasgeleider omhoog om te
controleren of deze volledig omlaag klapt.
8
6
1
4
2
3
5
Messen van zijafvoer gebruiken
De messen van de zijafvoer worden uitsluitend gebruikt
als de machine in de zijafvoer-modus staat.
Zie Onderhoud van de maaimessen, blz. 33.
Belangrijk De messe n va n de zi ja fvoer mogen ni et
worden gebruikt als de mach ine in de recy cling-m odus staat.
De accu in gebruik nemen
Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1.265 moet u
kopen bij een plaatselijke accuhandelaar.
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
• U mag accuzuur nooit innemen en moet elk
contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Draag een veiligheidsbril en
rubberhandschoenen om uw ogen en handen te
beschermen.
• Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon
water aanwezig is om indien nodig uw huid af
te spoelen.
• Neem alle instructies in acht en houd u aan alle
veiligheidsberichten op de accuzuurcontainer.
m–5037
Figuur 6
1. Bout
2. Afstandsstuk
3. Borgmoer
4. Veer
5. Veer, gemonteerd
6. Grasgeleider
7. L-eind van veer, achter de
rand van het maaidek
plaatsen alvorens de bout
te monteren
8. J-vormige haakeind van
veer
Spatplaten gebruiken
De spatplaten worden uitsluitend gebruikt als de machine
in de zijafvoer-modus staat.
Zie Spatplaten monteren en verwijderen, blz. 23.
7
1. Verwijder de accu uit de machine. Zie Accu
verwijderen, blz. 48.
2. Maak de bovenkant van de accu schoon met een
tissue.
Opmerking: Vul de accu nooit met accuzuur als de accu
nog in de machine zit. Er zou dan accuzuur op andere
onderdelen kunnen komen, wat tot corrosie kan leiden.
3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Fig. 7).
4. Giet langzaam accuzuur in elke cel van de accu totdat
het zuurpeil de bovenste streep (Fig. 7) op de
accubehuizing bereikt.
Belangrijk De accu niet te vol vullen; uitgelopen
accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en
beschadiging van het chassis veroorzaken.
5. Wacht na he t bij vulle n van de acc uc ell en vi jf tot tien
minuten. Vul zonodig accuzuur bij totda t het zuurpeil de
bovenste streep (Fig. 7 ) op de ac cube huizi ng be reik t.
6. Plaats de vuldoppen weer op de accu.
18
Loading...
+ 42 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.