Toro 73570 Operator's Manual [nl]

Horse
520xi Tractor
Model nr. 73570 – 9900001 en hoger
NR. 3321–972
Bedieningshandleiding
BELANGRIJK: Lees deze handleiding aandachtig door. De handleiding
bevat informatie ten behoeve van uw veiligheid en die van anderen. Zorg dat u vertrouwd bent met de plaats en functie van de bedieningsorganen voordat u de machine gaat gebruiken.
Nederlands
(NL)
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met
dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie.
Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de model- en serienummers van de machine altijd te vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de Service Dealer of vertegenwoordiger u de juiste informatie over de specifieke machine verschaffen. De model- en serienummers vindt u op een plaatje dat op een speciale plaats op de machine is aangebracht (zie onder).
1
m–2345
1. Model-
Noteer de model- en serienummers van de machine hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
en serienummerplaatje
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt. Door het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk letsel van u en anderen en schade aan de machine voorkomen. Ofschoon Toro veilige en moderne produkten ontwerpt, produceert en op de markt brengt, blijft u verantwoordelijk voor een correct en veilig gebruik daarvan. U bent tevens verantwoordelijk voor de instructie m.b.t. veiligheid van personen die u met de machine laat werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal) letsel van u en anderen te voorkomen. De woorden GEVAAR, W VOORZICHTIG geven de ernst van het gevaar aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
GEVAAR waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties, die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING waarschuwt u voor een gevaarlijke situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG duidt belangrijke instructies inzake uw persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te voorkomen moet u dergelijke instructies zorgvuldig lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk” attendeert u op bijzondere technische informatie en “Opmerking” duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
AARSCHUWING en
Serienr.:
Als de handleiding verwijst naar de linker- of rechterkant van de machine, betekent dit gezien vanaf de normale bedieningspositie, d.w.z. zittend op de bestuurdersstoel.
The Toro Company – 1998
All Rights Reserved
Inhoud
Blz.
Veiligheid 2.
Instructies voor veilige bediening van (rijdende)
Veilige bediening 2 Geluidsdruk 4 Geluidsniveau 5 Trillingsniveau 5 Hellingsdiagram 7 Veiligheids- en instructieplaatjes 9 Overzicht van symbolen 10 Overzicht van symbolen 11 Overzicht van symbolen 12
Controles vóór het gebruik 13
Motorkap openen13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motorkap sluiten14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijpanelen verwijderen 14 Brandstof bijvullen 15 Motoroliepeil controleren 16 Controleren op vuil 17 V Rem controleren 18
Gebruiksaanwijzing 19
Veiligheid staat voorop 19 Bedieningsorganen 19 Keuzeschakelaar 20 Parkeerrem 20 Starten en stoppen
Bediening van de aftakas 21
Het veiligheidssysteem 22. . . . . . . . . . . . . . .
Werken in de achteruit 22 Instrumenten en indicatielampjes 24 Vooruit en achteruit rijden 25 Tractor stoppen 26 Hefinrichting voor werktuigen 27
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
cirkelmaaiers met zittende bestuurder 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
eiligheidsschakelaars controleren18. . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
van de motor 20
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . .
. . . . . . .
. . . . . . .
Blz.
Bestuurdersstoel instellen 27. . . . . . . . . . . . .
Koplampen en achterlichten 28 Schuinstand van het stuurwiel instellen 28 Gebruik van de Cruise Control 28 De Smart Turnt stuurfunctie 29 Tractor met de hand duwen 30
Onderhoud 31
Onderhoudsschema 31 Luchtfilter 32 Motorolie 34 Bougies 35 Smeren 37 Bandenspanning 39 Rem 39 Brandstoftank 40 Brandstoffilter 41 Toesporing van de voorwielen 42 Transmissie-olie 43 Zekeringen 45 Koplampen 45 Achterlichten 46 Accu 47 Schema elektrische installatie 51 Reiniging en stalling 52
Problemen, oorzaak en remedie 54
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . .
. . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
1
Veiligheid
Instructies
voor veilige bediening van (rijdende) cirkelmaaiers met zittende bestuurder
Deze machine voldoet ten minste aan de Europese normen, van kracht op het moment van produktie. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan echter letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende veiligheidsinstructies te houden en altijd op het veiligheidssymbool V
OORZICHTIG, W GEVAARLIJK - “instructie voor persoonlijke veiligheid”. Het niet opvolgen van de instructie kan leiden tot (mogelijk fataal) lichamelijk letsel.
Veilige
bediening
te letten, dat betekent
AARSCHUWING of
4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is
voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
5. Vervoer van passagiers is niet toegestaan.
6. Elke bestuurder moet op professionele en
praktische wijze worden geïnstrueerd. Bij dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
de nodige zorg en concentratie tijdens het
werken met tractorvoertuigen;
als de maaier op een helling begint te
glijden, kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn:
onvoldoende grip van de wielen, te snel rijden, onjuist gebruik van de rem, het type machine is niet geschikt voor
het specifieke werk,
Dit produkt kan amputatie van handen of voeten veroorzaken en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheids- instructies op om ernstig of mogelijk fataal letsel te voorkomen.
Training
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u
de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en functie van de bedieningselementen en hoe u de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn. Voor het werken met de machine kan een wettelijke minimumleeftijd bestaan.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de
machine gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen,
onjuiste aankoppeling en verdeling van de last.
Voorbereiding
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de maaier kunnen worden uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING - Benzine is licht
ontvlambaar.
Bewaar benzine uitsluitend in tanks of
blikken die daar speciaal voor bedoeld zijn.
2
Veiligheid
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis;
tijdens het bijvullen niet roken.
Vul brandstof bij voordat u de motor start.
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is.
Als er benzine gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.
Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en
-blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig
te werk bij achteruit rijden.
Gebruik contragewicht(en) of
wielgewichten, als dit in de bedieningshandleiding wordt geadviseerd.
5. Uitkijken voor verkeer bij oversteken en in de
buurt van de openbare weg.
6. Zet de maaimessen stil voordat u andere
oppervlakken dan grasvelden oversteekt.
7. Bij gebruik van werktuigen nooit de
afvoeropening naar omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen.
8. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen ontbreken.
9. Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor. Hoge snelheden kunnen de kans op persoonlijk letsel vergroten.
10. Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxydedampen kunnen verzamelen.
2. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en
versnelling in vrij schakelen alvorens de motor te starten.
4. Ga zorgvuldig te werk bij het trekken van lasten
of gebruik van zware werktuigen.
Alleen goedgekeurde trekstang
aanhangpunten gebruiken.
Belasting beperken tot wat u veilig kunt
beheersen.
maaikoppeling uitschakelen en werktuigen
laten zakken,
versnelling in neutraal zetten en parkeerrem
in werking stellen,
motor stoppen en sleutels uit contact- en
keuzeschakelaar verwijderen.
11. Aandrijving naar werktuig(en) uitschakelen,
motor stoppen en bougiekabel(s) losmaken of sleutel uit contactschakelaar verwijderen:
voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt.
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren.
als u een vreemd voorwerp hebt geraakt.
Controleer de maaier op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens hem weer te gebruiken.
als de maaier abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
3
Veiligheid
12. Aandrijving naar werktuig(en) uitschakelen bij
transport of als de machine niet in gebruik is.
13. Motor stoppen en aandrijving naar werktuig(en)
uitschakelen:
alvorens brandstof bij te vullen,
voor het afnemen van een grasvanger,
voor het instellen van de maaihoogte, tenzij
die vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
14. Zet het handgas terug voordat u de motor afzet.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
Werken op hellingen
1. Gebruik de maaier niet op de volgende
hellingen:
dwars op een helling van meer dan 5;
heuvelopwaarts op een helling van meer
dan 10;
heuvelafwaarts op een helling van meer dan
15.
2. Onthoud dat er geen “veilige” hellingen bestaan.
Het rijden op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine kantelt:
niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het
op- en afrijden van hellingen,
laat de koppeling langzaam opkomen, laat
de machine altijd in de versnelling rijden, vooral wanneer u een helling afrijdt,
Onderhoud en stalling
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
2. Als zich brandstof in de tank bevindt de maaier
niet stallen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de omgeving van de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage
en achteruitgang.
6. Versleten of beschadigde onderdelen vervangen
ten behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
8. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
9. Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, het maaiwerktuig laten zakken, tenzij u een afdoende mechanische vergrendeling gebruikt.
Geluidsdruk
houd de snelheid laag bij het rijden op
hellingen en in scherpe bochten,
let op bulten en kuilen en andere verborgen
gevaren,
maai nooit dwars over een helling, tenzij de
maaier daar speciaal voor bedoeld is.
4
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van: 90 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarop.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van: 105 Lwa, op basis van metingen van identieke machines, uitgevoerd volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarop.
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm trillingsniveau van 9 m/s2 en over het gehele lichaam van 0,2 m/s2 op basis van metingen van identieke machines volgens EN 1033 en EN 1032.
Veiligheid
5
V
eiligheid
6
Hellingsdiagram
Lees alle veiligheidsinstructies op pagina 2 - 12.
       
    
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING MET
OMGEVOUWEN RAND
LANGS DE JUISTE LIJN OMVOUWEN
7
8
Veiligheid
Veiligheids-
OP KAP V
en instructieplaatjes
De veiligheids- en instructieplaatjes zijn duidelijk zichtbaar voor de bestuurder aangebracht in de buurt van een mogelijk gevaar. Plaatjes die beschadigd of verloren zijn direct vervangen.
AN AANDRIJF
(Onderdeel nr
. 98-1608)
AS
OP ST
OELOPHANGING
(Onderdeel nr
OP ST
OELOPHANGING
(Onderdeel nr
. 99–2986)
. 99–5340)
OP BEVESTIGINGSBAND V
(Onderdeel nr
. 93-1265)
OP W
AN ACCU
OP TUNNEL V
AND V
AN MOT
ONDER ZIJKAP
(Onderdeel nr
AN AANDRIJF
ORCOMP
ARTIMENT (2)
. 98-5015)
AS
9
Veiligheid
Overzicht
Veiligheidsalarm
Veiligheidsalarm
Lees de bedieningshandleiding
Lees de bedieningshandleiding voor de juiste onderhouds­procedures
Uitgeworpen voorwerpen­Gevaar voor alle lichaamsdelen
van symbolen
Amputatiegevaar - Maaier in achterwaartse beweging
Blijf altijd op veilige afstand van de maaier
Blijf altijd op veilige afstand van de maaier
Houd kinderen op veilige afstand van de maaier
Uitgeworpen voorwerpen­Aan zijkant gemonteerde cirkelmaaier. Zorg dat veiligheidsscherm altijd aangebracht is
Roterend mes - Kan tenen of voet afsnijden
Roterend mes - Kan vingers of hand afsnijden
Roterend mes, kan tenen of vingers afsnijden. Blijf uit de buurt van het mes zolang de motor loopt
V
eiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt
Machine kantelt dwars op helling
Machine kantelt bij helling oprijden
Machine kantelt bij helling afrijden
Machine kantelt
Gebruik in achteruit niet toegestaan, tenzij uitgeschakeld via keuze­schakelaar
10
Veiligheid
Overzicht
Maaimes ­Basissymbool
Maaimes ­Instelling maaihoogte
Maaier - Zakken
Maaier - Heffen
Maaitrommel - Kan voet afsnijden of afknellen
Rotor - Kan vingers of hand afsnijden
van symbolen
Meerijden op deze machine uitsluitend toegestaan op passagierszitplaats en als zicht van de bestuurder niet belemmerd wordt
Vingers of hand kunnen bekneld raken - Zijwaartse kracht
T
erugslag of opwaartse
beweging - Opgeslagen energie
Motor afzetten en contactsleutel verwijderen alvorens onderhoud of reparatie te verrichten
Blijf op veilige afstand van sneeuwruimer
Blijf op veilige afstand van sneeuwruimer
T
ractoren moeten uitgerust zijn met achterwielgewicht van 45 kg voor aanbouw van dit werktuig
Machine kantelt veiligheidsbeugel sneeuwruimer
Roterend mes, kan hand afsnijden
Roterend mes, kan voet afsnijden
Rijrichting van de machine ­Gecombineerd
Laag
Hoog
Achteruit
Neutraal
Eerste versnelling
T
weede versnelling
Derde versnelling t/m maximum aantal versnellingen vooruit
11
Veiligheid
Overzicht
Snel
Langzaam Toename/afname
Aan/lopen
Uit/Stop
Motor
starten
Motor
Motor afzetten
van symbolen
Brandstof
Brandstofvoorraad
Leeg
Vol
Laadtoestand van de accu
Koplampen­Dim-/grootlicht
Choke
Motortemperatuur
Motorolie­Druk
Motoroliepeil
Keuzeschakelaar
Remsysteem
Parkeerrem
Koppeling
Aftakas
Vast
Los
Openen
Sluiten
12
Controles vóór het gebruik
Telkens voordat u de tractor gaat gebruiken, dient u het volgende te controleren:
Brandstofvoorraad
Motoroliepeil
Vuil op de 3 luchtinlaatroosters
Vuil in het motordeel
Vuil op de achterste kap van de cardanas
Het veiligheidssysteem
De rem Voor sommige stappen moet u de motorkap openen of
de zijpanelen van de tractor verwijderen.
Motorkap
Open de motorkap als volgt:
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
2. Steek een schroevedraaier in de rechterkant van
de sleuf getoond in fig. 1 en druk de vergrendeling van de motorkap naar links.
openen
1
Figuur 1
1. Sleuf
voor motorkapontgrendeling
MOGELIJK GEVAAR
Delen onder de motorkap zijn heet als de
motor heeft gelopen.
T ER KAN GEBEUREN
WA
Aanraken van hete delen kan
brandwonden veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV VOORKOMEN
TIES
Laat de tractor afkoelen alvorens
onderhoud te verrichten of delen onder de motorkap aan te raken.
m-3584
3. Til de motorkap helemaal op.
13
Controles vóór het gebruik
Motorkap
sluiten
De motorkapvergrendeling bevindt zich bij de linker hoek van de grille.
1. Druk de motorkapvergrendeling naar achteren
terwijl u de motorkap laat zakken (fig. 2).
2. Druk de motorkap omlaag totdat de
vergrendeling sluit.
2
2
C. Verwijder het zijpaneel van de tractor.
2
1
Figuur 3
1. Vergrendeling
zijpaneel
2.
1
m-3318
Open sleuf
V
oorzijde van tractor
Figuur 2
1. Motorkapvergrendeling 2. Motorkapscharnieren
Zijpanelen
verwijderen

1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
2. Til de motorkap op.
3. Zijpaneel verwijderen:
A. De vergrendelingen van het zijpaneel
optillen en 90 draaien, of in elk geval zo ver dat ze evenwijdig zijn met de open sleuf (fig. 3).
B. Trek de bovenkant van het zijpaneel naar u
toe, zodat de vergrendelingen door de open sleuven heen gaan.
14
Controles
vóór het gebruik
Brandstof
Gebruik LOODVRIJE normaalbenzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is, kan gelode normaalbenzine worden gebruikt.
Belangrijk: Nooit methanol, benzine die
MOGELIJK GEV
bijvullen
methanol bevat, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat het brandstofsysteem daardoor beschadigd kan worden. Geen olie door de benzine mengen.
AAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
T ER KAN GEBEUREN
WA
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
VOORKOMEN
TIES
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude motor bijvullen. Veeg gemorste benzine meteen op.
Vul de tank niet helemaal, maar slechts tot
6 -13 mm (1/4”-1/2”) onder de onderkant van de vulopening. De vulopening mag zelf niet volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor het uitzetten van de benzine.
Rook niet wanneer u met benzine bezig
bent en houd benzine weg van open vlammen of vonken.
Benzine in goedgekeurde vaten opslaan en
buiten bereik van kinderen bewaren. Nooit meer voorraad dan voor 30 dagen kopen.
MOGELIJK GEV
AAR
Tijdens het bijvullen van brandstof kan
onder bepaalde omstandigheden een statische lading ontstaan, die de benzine ontsteekt.
T ER KAN GEBEUREN
WA
Brand of explosie van dieselbrandstof kan
brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV VOORKOMEN
TIES
Benzinevaten altijd op de grond en uit de
buurt van de tractor zetten alvor tank bij te vullen.
ens de
Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kan isoleren en de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.
Indien praktisch uitvoerbaar, door benzine
aangedreven machines uit de vrachtwagen of aanhanger verwijderen en de tank bijvullen terwijl de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines
op een truck of aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als een vulpistool moet worden gebruikt,
de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Belangrijk: Gebruik nooit brandstofadditieven
die methanol of ethanol bevatten.
15
Controles vóór het gebruik
Brandstoftank vullen
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
2. Maak de omgeving van de tankdop schoon en
verwijder de tankdop. Gebruik een trechter en vul brandstof bij tot 6-13 mm (1/4-1/2”) onder de onderkant van de vulopening. Deze ruimte is nodig voor het uitzetten van de brandstof. Voor bijvullen van brandstof de machine op een vlakke ondergrond parkeren, zodat er voldoende ruimte voor lucht is. De tank nooit helemaal vullen.
3. De tankdop weer stevig erop draaien. Gemorste
brandstof opvegen.
Motoroliepeil
controleren
1
2
m-3246
Figuur 4
1. Peilstok 2. Olievuldop
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
2. Open de motorkap.
3. Maak de omgeving van de peilstok (fig. 4)
schoon, zodat er geen vuil in de peilstokbuis kan komen, waardoor de motor beschadigd zou kunnen worden.
4. Oliepeilstok eruit trekken en het metalen
uiteinde schoonvegen (fig. 5).
5. De peilstok weer helemaal in de buis drukken
(fig. 4). De peilstok opnieuw eruit trekken en het oliepeil op het metalen deel controleren. Als het oliepeil te laag is olie bijvullen; zie Motorolie, pagina 34.
Belangrijk: Het carter niet overvullen met olie,
omdat dit kan leiden tot motorschade.
1. Metalen
1
m-3219
Figuur 5
deel
16
Controles
vóór het gebruik
Controleren
op vuil
Belangrijk: De motor laten lopen met
geblokkeerde grasleiplaat, vervuilde of verstopte koelribben en/of verwijderde koelplaten leidt tot motorschade door oververhitting.
1. Parkeer de machine op een vlakke ondergrond.
Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken, hefinrichting laten zakken en contactsleutel op “STOP” draaien om de motor te stoppen. Verwijder de sleutel.
2. Controleer de 3 luchtinlaatroosters (fig. 6) op
vuil. Aanwezig vuil wegvegen vóór elk gebruik en/of tijdens het gebruik, indien nodig.
MOGELIJK GEV
AAR
Het roterende luchtinlaatrooster en de
aandrijfas kunnen letsel veroorzaken.
T ER KAN GEBEUREN
WA
Vingers, handen, of losse kleding kunnen
verstrikt raken in het roterende luchtinlaatrooster of de aandrijfas.
AARLIJKE SITUA
GEV
TIES
VOORKOMEN
De tractor niet bedienen zonder dat de
zijpanelen en motorkap op hun plaats aangebracht zijn.
Vingers, handen en kleding uit de buurt
van het roterende luchtinlaatrooster en de aandrijfas houden.
Motor stoppen en contactsleutel
verwijderen alvorens onderhoud te verrichten.
1
m-3412
Figuur 6
De pijlen geven de luchtinlaat- en uitlaatwegen aan.
1. Luchtinlaatrooster
(1 van 3 getoond)
3. Vuil dat zich op het roterende luchtinlaatrooster
verzameld heeft wegvegen (fig. 7).
1. Roterend
1
m–3617
Figuur 7
luchtinlaatrooster
17
Loading...
+ 43 hidden pages