Toro 71242 Operator's Manual [nl]

14-38HXLE, 16-38HXLE, en 17-38HXLE
Wheel Horse Gazontractoren
Form No. 3329-999
Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke versie (NL)
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES–002.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende)
maaimachines met zittende bestuurder 3. . . . . . .
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine 5. .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hellingsdiagram 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 9. . . . . . . . . . . . .
Benzine en olie 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen benzine 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van stabilizer/conditioner 13. . . . . . . . . . . .
Brandstoftank met benzine vullen 13. . . . . . . . . . . .
Oliepeil van de motor controleren 13. . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Parkeerrem gebruiken 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bestuurdersstoel instellen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van de koplampen 15. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De maaihoogte instellen 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De wielen van de maaimachine afstellen 15. . . . . . .
Motor starten 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het Veiligheidssysteem gebruiken 16. . . . . . . . . . . .
Veiligheidssysteem testen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine met de hand duwen 18. . . . . . . . . . . . . .
Vooruit en achteruit rijden 18. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine stoppen 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer of fijnmaken van gras 19. . . . . . . . . . . . . .
Afvoerafsluiter plaatsen 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 19. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 21. . . . . . . . . . . . . .
Motoroliepeil controleren 22. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de accu 23. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de parkeerrem 25. . . . . . . . . . . . . . .
Machine smeren 26. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 26. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 27. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het koelsysteem reinigen 28. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bandenspanning controleren 28. . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Benzine aftappen uit de brandstoftank 28. . . . . . . . .
Brandstoffilter vervangen 29. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Transaxle-vloeistof controleren 29. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de zekeringen 30. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de koplampen 30. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de maaimessen 31. . . . . . . . . . . . . .
Maaidek verwijderen 32. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 33. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Drijfriem van maaimes vervangen 35. . . . . . . . . . . .
De maaimachine horizontaal stellen 35. . . . . . . . . . .
Schuinstand van de maaimachine (lengterichting)
instellen 36. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van maaimachine wassen 37. . . . . . . . . .
Reiniging en stalling 38. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektrisch schema 39. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Problemen, oorzaak en remedie 40. . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt rechtstreeks contact met Toro opnemen op www.Toro.com om informatie over producten en accessoires te verkrijgen, een dealer te vinden of uw product te registreren.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op figuur 1.
1
m-1856
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
2003 door The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420-1196
U kunt contact met ons opnemen op www.Toro.com
Alle rechten voorbehouden
2
Gedrukt in de VS
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient.
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de machine moet gebruiken.
U dient erop toe te zien dat de machine nooit door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn. Voor de bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij
professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
– zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
tractorvoertuigen;
– als de maaimachine op een helling begint te glijden,
kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn:
onvoldoende grip van de wielen;
te snel rijden;
onjuist gebruik van de rem;
Veiligheid
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder
Lees deze handleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt om u attent te maken op mogelijk risico’s op lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk letsel te voorkomen.
De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen.
het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk;
zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op hellingen;
onjuiste bevestiging en verdeling van het
gewicht.
Voor ingebruikname
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig, en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
Waarschuwing—Brandstof is zeer ontvlambaar.
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
3
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Nooit de dop van de brandstoftank
verwijderen of brandstof bijvullen als de motor
draait of heet is.
– Probeer de motor niet te starten als er brandstof is
gemorst. Verwijder de machine dan uit de buurt van
de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van
open vuur of vonken totdat de brandstofdampen
volledig zijn verdwenen.
– Zorg ervoor dat de doppen van brandstoftanks en
-blikken weer goed bevestigd zijn.
Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
Controleer voor het gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling
in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten.
Gebruik de maaimachine niet op de volgende hellingen:
– dwars op een helling van meer dan 5; – heuvelopwaarts op een helling van meer dan 10; – heuvelafwaarts op een helling van meer dan 15.
Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra
voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen. Om te voorkomen dat de machine kantelt:
– niet plotseling stoppen of starten bij het op- en
afrijden van hellingen;
– laat de koppeling langzaam opkomen, laat de
machine altijd in de versnelling rijden, vooral
wanneer u een helling afrijdt;
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen en
in scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren; – maai nooit dwars over een helling, tenzij de
maaimachine speciaal daarvoor is bedoeld.
Ga voorzichtig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Alleen goedgekeurde trekstangbevestigingspunten
gebruiken. – Belasting beperken tot wat u veilig kunt beheersen. – Maak geen scherpe bochten. Ga voorzichtig te werk
als u achteruitrijdt. – Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als dit
in de instructiehandleiding wordt geadviseerd.
Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de buurt
van de openbare weg.
Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar
omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen.
Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken.
Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken; – versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem in
werking stellen; – motor afzetten en sleuteltje uit contact nemen.
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor
afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen
– voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt; – voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit alvorens deze weer te
gebruiken; – als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport
of als de machine niet in gebruik is.
Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen: – voor het bijvullen van brandstof; – voor verwijdering van de grasvanger,
4
– voor de instelling van de maaihoogte, tenzij die
vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt. Als de
machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Onderhoud en stalling
Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een
gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een
afgesloten ruimte stalt.
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.
Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en
mankementen.
Versleten of beschadigde onderdelen vervangen ten
behoeve van een veilig gebruik.
Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 4,0 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 0,2 m/s2 op het hele lichaam, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine
De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten en niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als u de machine gebruikt met werktuigen die niet zijn goedgekeurd.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 88 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
5
6
Hellingsdiagram
7
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
92-5730
1. Choke
2. Snel
3. Continu snelheidsregeling
4. Langzaam
93-6673
1. Inschakelen
2. Aftakas
3. Uitschakelen
4. Parkeerrem
93-6674
1. Handen kunnen bekneld raken – Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
93-6676
1. Parkeerrem – Om de parkeerrem in werking te stellen, moet u de koppeling/het rempedaal intrappen en de parkeerremhendel omhoog zetten; om de parkeerrem vrij te zetten, moet u de koppeling/het rempedaal intrappen en laten opkomen.
2. Rem – Om deze in werking te stellen, moet u het rempedaal intrappen.
3. Tractie-aandrijving – trap de bovenkant van het tractiepedaal naar voren en beneden om vooruit te rijden; trap de onderkant van het tractiepedaal naar achteren en beneden om achteruit te rijden.
4. Waarschuwing – Lees de
5. Waarschuwing – Om de voorkomen dat de machine omslaat, wordt u aangeraden deze niet te gebruiken dwars op hellingen van meer dan 5 graden, heuvelopwaarts op hellingen van meer dan 10 graden of heuvelafwaarts op hellingen van meer dan 15 graden.
6. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
7. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
8. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
9. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/worden afgesneden – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
Gebruikershandleiding
.
9
93-6677
1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de gras­geleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
93-6679
1. Motor
93-7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
99-2986
1. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/afgesneden worden – Draai nooit het sleuteltje om als er kinderen in de buurt zijn; Houd kinderen op veilige afstand
93-7009
1. Waarschuwing – Gebruik de maaimachine niet als de gras­geleider omhoog geklapt of verwijderd is; zorg ervoor dat de grasgeleider is gemonteerd.
2. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
99-5340
1. KeyChoice-sleuteltje – Omdraaien als u wilt maaien in de achteruit-stand.
10
1. Maaien in de achteruit­stand ingeschakeld
2. Motor – Afzetten
99-8141
3. Motor – Lopen
4. Motor – Starten
5. Koplampen
1. Risico van explosie
2. Geen vonken of vuur en niet roken.
3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden
104-4163
4. Draag oogbescherming
5. Lees de
6. Houd omstanders op
handleiding
Gebruikers-
veilige afstand van de accu.
1. Trek de hendel uit om de machine te duwen.
2. Duw de hendel in om de machine te laten rijden.
100-7449
3. Lees de instructies al­vorens service- of onder­houdswerkzaamheden uit te voeren.
4. U mag de machine nooit slepen.
11
1. Bevat lood; niet weggooien.
2. Recyclen.
3. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken.
104-4164
4. Geen vonken of vuur en niet roken.
5. Zwavelzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken.
6. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen.
7. Maximale vulstreep.
8. Minimale vulstreep.
9. Instructies om accu te gebruiken.
12
Benzine en olie
Aanbevolen benzine
Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol bevat
of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen. Geen olie bij de benzine mengen.
Gevaar
Gebruik van stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:
Houdt de benzine vers gedurende een stalling van
maximaal 90 dagen. Als u de maaimachine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen.
Houdt de motor schoon tijdens het gebruik.
Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Benzinetank vullen tot maximaal 6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de benzine ruimte om uit te zettten.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten
bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van het voertuig zetten alvorens de tank bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of aan-
hanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best een
machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank met benzine vullen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de
tankdop.
4. Vul de brandstoftank bij met loodvrije, normale benzine
tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Opmerking: Dit geeft de benzine ruimte om uit te zetten.
5. Draai de tankdop stevig vast.
6. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Oliepeil van de motor controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren, blz. 22.
13
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedienings­organen (Fig. 2) voordat u de motor start en de machine gebruikt.
Parkeerrem in werking stellen
1. Trap het rempedaal in (Fig. 3) en houdt dit ingetrapt.
1
2
9
8
7
6
1. Stuurwiel
2. Lichtschakelaar – aan/uit (bepaalde modellen)
3. Contactschakelaar
4. Koppeling/rempedaal
5. Maaikoppelingshendel (aftakas)
10
Figuur 2
1
2
3
4
5
11
6. Maaihoogtehendel
7. Parkeerremhendel
8. Gashendel
9. Motorkap openen
10. Lampje werken-in­achteruit-stand
11. KeyChoice-schakelaar
m-1858
Figuur 3
1. Rempedaal 2. Parkeerremhendel
2. Beweeg de parkeerremhendel (Fig. 3) omhoog en neem
uw voet langzaam van het rempedaal. Opmerking: Het rempedaal moet in de ingetrapte
(vergrendelde) stand blijven staan.
Parkeerrem vrijzetten
1. Trap het rempedaal in (Fig. 3). Opmerking: De parkeerremhendel moet nu vrijkomen.
2. Laat het rempedaal nu langzaam opkomen.
Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
1. Til de stoel op en draai de instelknop los (Fig. 4).
Parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
1
m-7010
Figuur 4
1. Instelknop
2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de knop weer vast.
14
Loading...
+ 30 hidden pages