Lees deze handle iding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruike n en onderhoude n.
De informati e in de ze handle idi ng ka n u en ande ren hel pen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
U kunt rechtstreeks contact met Toro opnemen op
www.Toro.com om informatie over producten en
accessoires te verkrijgen, een dealer te vinden of uw
product te registreren.
Als u servic e , originele Toro-onderdelen of aanvull e nde
informatie nodi g hebt, kunt u cont act opne men me t een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U
dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het produc t te verm elde n. De loc ati e va n he t
modelnummer en het se rie numm er va n het product is
aangegeven op Figuur 1 .
2
1
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
2. Achterklep
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in
de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
m-4787
2004 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
, USA
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel
U kunt contact met ons opnemen op www.Tor o.com
Alle rechten voorbehouden
2
Gedrukt in de VS
van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Algemene veiligheidsregels
i.v.m. de maaimachine
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die
ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om
een redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar
indien de volgende instructies niet worden nageleefd,
kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Waarschuwing
De uitlaatgassen van de motor bevatten
koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
Laat de motor niet binnenshuis of in een
afgesloten ruimte draaien.
Navolgende instructies zijn afgeleid van
ANSI/OPEI-norm B71.1—1998 en ISO-norm
5395:1990(E). Informatie of terminologie die specifiek
voor Toro- maaimachines geldt, staat tussen haakjes.
Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en
voorwerpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven
veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of
de dood tot gevolg hebben.
Instructie
• Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en
weet hoe u ze moet gebruiken, voordat u de
maaimachine start.
• Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen
aan de leeftijd van de degene die met de machine
werkt.
• Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze
instructies, nooit de maaimachine gebruiken.
• Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine
gebruikt, vooral kinderen en huisdieren. Stop de
maaimachine als iemand het maaigebied binnenkomt.
• Er kunnen fatale ongelukken gebeuren als de
bestuurder van de maaimachine niet alert is op de
aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak
aangetrokken door een maaimachine en
maai-activiteiten. Ga er nooit van uit dat kinderen op
de plaats blijven waar u ze het laatst heeft gezien.
Het is van essentieel belang dat u of elke andere
gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding
leest en begrijpt alvorens de machine in gebruik te
nemen. Hierdoor worden maximale veiligheid, de beste
maairesultaten en inzicht in het product verkregen.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt
om u attent te maken op mogelijk risico’s op
lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten
bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk
letsel te voorkomen.
Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan
letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te
verminderen, moet u zich aan de veiligheidsinstructies
houden.
• Houd kinderen weg van de plaats waar wordt gemaaid
en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke
volwassene.
• Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het
maaigebied binnenkomen.
• Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het
zicht kunnen belemmeren.
• Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
• Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de
juiste bediening en installatie van accessoires. Gebruik
uitsluitend accessoires die de fabrikant heeft
goedgekeurd.
3
Voor ingebruikname
• Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine
wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken,
draden, botten en andere vreemde voorwerpen.
• Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen.
• Draag geen schoenen met open tenen en loop niet
blootsvoets.
• Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die
de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.
• Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen:
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de
brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de
motor loopt of heet is.
– Probeer de machine niet te starten als er benzine is
gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is
gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of
vonken totdat de benzinedampen volledig zijn
verdwenen.
– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op
brandstoftanks en -containers.
– Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
• Vervang defecte geluiddempers.
• Controleer voor gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op
sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten
of beschadigde messen en bouten altijd als complete
set om een goede balans te behouden.
• Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere
messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
• Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
• Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
• Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
• Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
• Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van
richting verandert.
• Maai niet op al te steile hellingen.
• Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine
omkeert of naar u toetrekt.
• Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine
kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de
maaimachine, en ook tijdens die beweging.
• Zorg ervoor dat het mes (of de messen) stilstaat(en) als u
de maaim achine schuin moet houden om oppe rvlakke n
over te st eke n die nie t met gra s zij n begroe id, en al s u de
machine naar het terrein brengt waar u moet maaien of
daar weer weghaalt.
• Gebruik de maaimachine nooit met defecte bescherm-
of afdekplaten of zonder dat de beveiligingen, (zoals
veiligheidsschermen en/of graszak), op hun plaats
zitten.
• Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
• Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u
de motor start.
• Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de
instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van
het mes of de messen.
• Houd de maaimachine niet schuin als u de machine
start of de motor aanzet, behalve als u de machine
schuin moet houden om te starten. Houd de machine in
dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de
zijde op die het verst van u verwijderd is.
• Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als
u de motor start.
• Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende
delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
• U mag een maaimachine nooit optillen of dragen
terwijl de motor loopt.
• Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:
– voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
– voordat u de maaimachine controleert, reinigt of
daaraan werkzaamheden verricht;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadiging en voer reparaties
uit voordat u de machine opnieuw start en weer in
gebruik neemt; en
• Loop stapvoets; nooit rennen.
• Houd de handgreep stevig omklemd.
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(onmiddellijk nakijken).
4
• Zet de motor af:
– als u de maaimachine achterlaat; en
– voordat u de brandstoftank bijvult.
• Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de
motor is uitgerust met een brandstofafsluitklep sluit
dan de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met
maaien.
• Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken
van een grindpad, voetpad, of weg.
• Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil
staat voordat u de graszak verwijdert.
• Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van
alcohol of drugs verkeert.
• Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet
u de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de
oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op
problemen.
Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband
met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt,
maai die dan liever niet.
• Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog
gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.
• Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of
dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw
evenwicht te verliezen.
• Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat er
kans op wegglijden is.
• Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.
Controleer regelmatig of ze goed werken.
• Houd de ma chi ne vri j van gra s, bla der en of ande re aan-
gekoekte romm el. Ne em gemo rste olie of brandstof op.
• Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine
stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de
machine repareren voordat u de motor start.
• Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen,
terwijl de motor loopt.
• Componenten van de graszak zijn onderhevig aan
slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor
bewegende delen bloot zouden kunnen komen te
liggen, of voorwerpen kunnen worden weggeslingerd.
Controleer veelvuldig de onderdelen en vervang deze
indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft
aanbevolen.
• De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden
veroorzaken. Omwikkel het maaimes (de maaimessen)
of draag handschoenen, en wees extra voorzichtig bij
onderhoud aan de maaimessen.
• Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.
• Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank,
doe dit dan in de open lucht.
• Om de beste prestaties en een veilig gebruik te
verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en
accessoires gebruiken.
• Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in
goede staat zijn en vervang ze indien nodig.
Onderhoud en stalling
• Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de
bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed
zijn vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine
kan worden gewerkt.
• Parkeer de machine nooit in een gebouw waar de
dampen in contact kunnen komen met open vuur of
vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.
• Last de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
• Om brandgevaar te verminderen moet de motor, de
geluiddemper, het accucompartiment, en de
brandstofopslagplaats vrij zijn van gras, bladeren en
overtollig smeervet.
• Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
• Vervang versleten of beschadigde onderdelen.
• Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat;
benzinedampen zijn explosief.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 84 dBA uit op
het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij
identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd
in Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 96 dBA,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
7,4 m/s2 op de handen en armen, gebaseerd op metingen
bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
5
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
93-4105
1. Waarschuwing – Lees de
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een
veilige afstand van de machine.
3. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
4. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd,
maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
5. Waarschuwing – Zet de motor af alvorens de machine te
verlaten.
Gebruikershandleiding
.
100-4355
1. Maaihoogte-instellingen
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
De maaimachine uitpakken
1. Neem de maaimachine voorzichtig uit de doos.
Waarschuwing
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte
of beschadigde kabels kunnen storingen
veroorzaken, waardoor een onveilige situatie
ontstaat.
• Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
• Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
• De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
De handgreep bevestigen
1. Draai de instelknoppe n voor de handgreephoogt e los en
draai het onderste dee l va n de ha ndgreep naar de
achterkant van de maaimachine toe, totdat deze in één
van de hoogt esta nden van de handgre ep va lt, zoa ls
getoond in Figuur 2. Om de hoogt e va n de handgre ep in
te stellen, zi e Hoogte va n handgre ep instell en, blz. 7.
1
5
2
1. Handgreepknoppen (2)
2. Bovenste deel handgreep
3. Bouten met ovale kop (2)
3
4
Figuur 2
4. Onderste deel handgreep
5. Instelknoppen voor hoogte
van de handgreep (2)
m-4794
2. Leg het bovendeel van de handgreep op de grond
achter de maaimachine, met het label van de
handgreep naar boven gericht.
2. Verwijder de handgreepknoppen en de bouten met
ovale kop uit het bovenste deel van de handgreep.
6
3. Bevestig het bovenste deel op het onderste deel van de
handgreep met de bouten met ovale kop en de
handgreepknoppen, zoals getoond in Figuur 2. Draai
de knoppen goed vast.
Opmerking: Zorg ervoor dat de kabels lopen zoals wordt
getoond in Figuur 3.
1
m-4842
Figuur 3
1. Kabels
Het startkoord plaatsen
Graszak monteren
1. Bevestig de twee zijtunnels van de graszak aan het
zakframe, zoals wordt getoond in Figuur 5.
2
1
Figuur 5
1. Zakframe2. Zijtunnel (2)
m-4.798a
Trek het startkoord door de koordgeleider op de
handgreep (Fig. 4).
2
1
210
Figuur 4
1. Koordgeleider2. Startkoord
Hoogte van handgreep
instellen
U kunt de handgreep op 3 hoogten instellen: hoog, middel
en laag (Fig. 2). Kies de hoogte die voor u het meest
comfortabel is.
Opmerking: Begin aan één uiteinde van de tunnel en
druk de tunnel over het frame.
2. Zorg ervoor dat de zijkanten van de zakbodem binnen
het zakframe zitten, zoals wordt getoond in Figuur 6.
Figuur 6
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte los.
2. Zet de handgreep in de gewenste hoogtestand.
3. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte weer
vast.
7
Voor ingebruikname
Carter met olie bijvullen
Het carter kan 0,59 liter olie bevatten. Gebruik uitsluitend
hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30 of 10W30, met
“onderhoudsclassificatie” SF, SG, SH of SJ van het
American Petroleum Institute (API).
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de
markeringen Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok
staat (Fig. 7).
De brandstoftank vullen met
benzine
Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije
benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te
zorgen dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer
benzine aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen
zult gebruiken. Als u loodvrije benzine gebruikt, zullen
zich minder verbrandingsproducten in de motor afzetten
en heeft de motor een langere levensduur. U mag ook
gelode benzine gebruiken als er geen loodvrije benzine
verkrijgbaar is.
1
2
1626
Figuur 7
1. Olievuldop2. Peilstok
Olie bijvullen gaat als volgt:
1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.
2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 7).
3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien
en eruit te trekken.
4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.
5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem
er weer uit.
Opmerking: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is
het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis
gaat.
6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 7).
7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de
peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de
vulopening totdat het peil de Full (vol)-markering op
de peilstok bereikt.
Belangrijk Meng nooit olie door de benzine.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine
of wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen.
Belangrijk Gebruik gee n benz ine di e nog is ove rge-
bleven va n een vori g ma ai sei zoe n of die zel fs nog oude r is.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de
motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf
de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de
benzine ruimte om uit te zetten.
• Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of
plaatsen waar benzinedampen door een vonk
tot ontbranding kunnen komen.
• Benzine in een goedgekeurd benzinevat en
buiten bereik van kinderen bewaren.
• Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Belangrijk Giet niet te veel olie in het carter; als de
motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor.
Tap de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de
Full (vol)-markering staat.
8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop
rechtsom totdat deze goed vast zit.
8
Gevaar
Onderhoudsschema
raadplegen
Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde
omstandigheden een statische lading ontstaan die
de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of
explosie van benzine kan letsel van u of anderen
en materiële schade veroorzaken.
• Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de brandstoftank
bij te vullen.
• Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer
van statische lading kan bemoeilijken.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij
voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet
met behulp van een vulpistool van een pomp.
• Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Raadpleeg het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 14.
Het kan nodig zijn een of meer extra procedures uit te
voeren voordat u de maaimachine in gebruik neemt, of
spoedig daarna.
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Telkens voordat u gaat maaien, moet u erop letten dat de
zelfaandrijving (uitsluitend model met zelfaandrijving) en
de bedieningsstang van het maaimes naar behoren werken.
Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en
zelfaandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u
contact opnemen met een erkende Service Dealer.
Bedieningsorganen
De starterhandgreep en de bedieningsstang van het
maaimes zitten aan het bovenste deel van de handgreep,
zoals te zien in Figuur 9.
2
Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner
tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner
houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt
dat er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de
motor worden gevormd.
Belangrijk Gebruik nooit andere brandstofadditieven
dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen
stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol,
of isopropanol.
1. Maak de omgeving van de dop de brandstoftank
schoon (Fig. 8).
1
1626
Figuur 8
1. Dop van brandstoftank
2. Verwijder de dop van de tank.
3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot op 6 tot13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in de
vulbuis bijvullen.
3
1. Bedieningsstang maaimes
2. Bovenste deel van
handgreep
1
Figuur 9
3. Handgreep startkoord
4. Doe de dop weer op de tank en neem eventueel
gemorste benzine op.
9
Motor starten
1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 10).
1
1002
Figuur 10
1. Bougiekabel
2. Druk de hulpstartknop 3 keer in, steeds met
2 seconden wachttijd ertussenin (Fig. 11).
m-38551
Figuur 11
1. Hulpstartknop
4. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u
weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken (Fig. 12).
Laat het koord langzaam naar de handgreep
terugkeren.
Opmerking: Laat de motor ten minste één minuut
warmdraaien; langer bij lagere temperaturen.
Opmerking: Wil de motor na 3 pogingen niet starten,
herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.
Motor afzetten
Laat de bedieningsstang van het maaimes los. Zowel de
motor als het mes moet nu stoppen. Doen ze dat niet,
neem dan contact op met een erkende Service Dealer.
Zelfaandrijving gebruiken
Alleen modellen met zelfaandrijving
Om de zelfaandrijving te activeren, loopt u eenvoudig
vooruit met uw handen op het bovenste deel van de
handgreep. Door de beweging zal het bovenste deel van
de handgreep naar de maaimachine toe schuiven,
waardoor de zelfaandrijving wordt ingeschakeld. Hoe
harder u loopt, hoe verder de handgreep schuift, en hoe
sneller de maaimachine rijdt (Fig. 13).
Opmerking: Als de temperatuur 13C of lager is, druk
dan de hulpstartknop 5 maal in, ook weer met steeds
2 seconden daartussen.
Opmerking: Gebruik de hulpstartknop niet om een
warme motor die maar kort heeft stilgestaan weer te
starten. Bij koud weer kan echter gebruik van de
hulpstartknop ook in die situatie nodig zijn.
3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het
bovendeel van de handgreep (Fig. 12).
2
3
1
m-4207
Figuur 12
1. Bedieningsstang maaimes
2. Bovenste deel van
handgreep
3. Handgreep startkoord
m-4206
Figuur 13
Opmerking: De maaimac hi ne rijdt met de hoogste sne lheid als u de handgreep zo ver mogelijk naar voren drukt.
Voor een lagere snelheid gaat u gewoon langzamer lopen;
als u stopt, stopt ook de aandrijving (Fig. 13).
Opmerking: Soms kan het gebe uren da t de maa im ac hin e
niet meer gemakkelijk achteruit wil rollen nadat u de zelfaandrijving heeft gebruikt . Om dat te verhel pen, duwt u de
maaimac hine ee n paa r ce ntim et er voorui t zonde r de zelf aan drijving te activeren, en trekt u deze daarna weer achteruit.
10
Maaihoogte instellen
Het SmartWheell heeft 2 schalen: Dun/Normaal en Dik
om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie te
bepalen (Fig. 14). Gebruik normaal gesproken de schaal
Dun/Normaal tijdens de warme zomermaanden. De schaal
Dik is voor dik, mals gras dat voornamelijk in de lente
groeit.
3. Vergelijk de punten van de grassprieten met de letters
op het SmartWheel. De letter op het SmartWheel die
overeenkomt met de punten van de grassprieten geeft
de juiste maaihoogte aan.
4. Druk de rode knop omlaag en houd de maaihoogte-
hendel vast om de maaihoogte omhoog of omlaag in te
stellen (Fig. 15).
1
2
1
2
Figuur 14
1. Maaischaal voor
dun/normaal gras
2. Maaischaal voor dik gras
Toro adviseert het volgende:
• Maai met instelling D, E of F, of houd het gras op een
lengte van ongeveer 5,1 tot 7,6 cm.
• Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat
dun is, of als laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien. Maai lang gras eerst met
een hogere maaihoogtestand en loop langzamer; maai
daarna nogmaals met een normale maaihoogte. Als u
te hoog gras maait, kan de maaimachine verstopt raken
en de motor afslaan.
Opmerking: Met het SmartWheel berekent u de juiste
instelling om zeker te zijn dat niet meer dan 1/3 van de
grassprieten wordt afgesneden.
m-4781
Figuur 15
1. Maaihoogtehendel2. Rode knop
5. Om de maaimachine in de gewenste maaihoogtestand
te zetten, drukt u de maaihoogtehendel omhoog of
omlaag. Gebruik hierbij de wijzer en maaihoogteinstelling op de verbindingsstang (Fig. 16).
2
1
3
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Rijd de maaimachine op het gras, stop zodra het
SmartWheel symbool op één van de achterwielen
rechtop staat (Fig. 14).
1. Verbindingsstang
2. Maaihoogte-instelling
11
m-4782
Figuur 16
3. Wijzer
De graszak gebruiken
U zult soms de graszak willen gebruiken om dik gras of
bladeren in op te vangen.
De graszak verwijderen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
De graszak monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat hij
niet sluit.
4. Verwijder de fijnmaakafsluiter.
5. Hang de pennen van het graszakframe aan de haken,
zoals wordt getoond in Figuur 17.
1
2
m-4789
Figuur 17
1. Haak (2)2. Pen van graszakframe (2)
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze
kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel
veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door
aangekoekt maaisel, moet u de motor afzetten,
wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen en het maaisel verwijderen (met een
stok, niet met de hand), zodat u de klep volledig
kunt sluiten.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat
deze niet sluit terwijl u de graszak verwijdert.
4. Til de pennen van het graszak-frame omhoog uit de
haken en uit de opening zoals wordt getoond in
Figuur 17.
Fijnmaakafsluiter monteren
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Open de achterklep (Fig. 1).
6. Laat de achterklep los.
Maaien met de graszak
Waarschuwing
Door een versleten graszak kunnen steentjes en
andere voorwerpen worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of de omstanders.
Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de
bestuurder of omstanders.
Controleer de graszak regelmatig. Plaats een
nieuwe Toro-graszak als de oude is beschadigd.
Maai het gras totdat de zak vol is.
Belangrijk Laat de zak niet te vol worden.
3. Houd de klep (onder veerspanning) omhoog, zodat hij
niet sluit.
4. Schuif de fijnmaakafsluiter in de opening, zoals
getoond in Figuur 18.
1
m-4780
Figuur 18
1. Fijnmaakafsluiter
5. Laat de achterklep los.
12
Achteruitvoer
Soms zult u het gras willen maaien zonder de graszak of de
fijnmaaka fslui ter, als het gras te lang is om te ve rzam el en .
Om de achteruitvoer te gebruiken, verwijdert u de
fijnmaakafsluiter of de graszak (zie De graszak
verwijderen, blz. 12) en sluit u de achterklep.
Waarschuwing
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
wegslippen, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen.
Maai uitsluitend in droge omstandigheden.
Gevaar
Als het achterklep niet geheel is gesloten, kan de
maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze
kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel
veroorzaken.
Als u de achterklep niet kunt sluiten door
aangekoekt maaisel, moet u de motor afzetten,
wachten tot alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen en het maaisel verwijderen (met een
stok, niet met de hand), zodat u de klep volledig
kunt sluiten.
Tips voor bediening en gebruik
• Neem de veilighe idsi nst ruct i es goed door en le e s de z e
handleiding zorgvuldig, voordat u me t de maaim achi ne
gaat werken.
• Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden,
takken en andere rommel die het mes kan raken en
wegslingeren.
• Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg
uit het werkgebied.
• Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en
andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over
een willekeurig voorwerp.
• Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of begint
te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging
controleren.
• Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een
scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en
inkepingen in het mes weg.
• Vervang indien nodig het maaimes door een origineel
Toro-mes.
• Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen
verstopping van de maaimachine of afslaan van de
motor veroorzaken.
• Reinig de onderka nt van de maai kast na elke ma aibeurt .
Zie Onderkant van de ma aika st reini gen, blz. 15.
• Houd de motor steeds in goede conditie.
Waarschuwing
Als de motor van de maaimachine tijdens het
maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan
de machine een stuk van het mes of een
motoronderdeel uitwerpen in de richting van de
gebruiker of de omstanders. Dit kan ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Nooit het ingestelde maximumtoerental van de
motor veranderen.
• Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan
normaal, moet u contact opnemen met een
Erkende Service Dealer.
• Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken zal meer
maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter verstopt
raakt en de presta tie s van de motor minde r worden.
Gras maaien
• Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per
jaargetijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het
beste maaien bij maaihoogten D, E of F (52, 63, of
75 mm) U moet telkens niet meer dan ongeveer
éénderde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met
een stand lager dan D (52 mm), tenzij de grasmat dun
is, of als laat in het najaar is wanneer het gras
langzamer begint te groeien.
• Als u gras maa it dat me er dan 15 cm hoog staa t, kunt u
beter eerst ma aie n met de acht eruitvoe r in de hoogste
maaistand, waarbij u langzaam loopt. Vervolgens gaat u
maaien bi j ee n la gere st and om het ga zon een zo fra ai
mogelijk uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in
hoopjes achterblijft op het gazon, kan de maaimachine
geblokkeerd rake n, waa rdoor de mot or afslaa t.
• Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
13
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden
bent, probee r dan een of mee r van de vol gende st appe n:
• Slijp het mes.
• Loop langzamer tijdens het maaien.
• Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.
• Maai het gras vaker.
• Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Bladeren fijnmaken
• Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon
zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of
meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.
• Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg
maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.
• Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het
voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de
zuurgraad van de eikenbladeren.
Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
• Motoroliepeil controleren.
• De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie
Voor elk gebruik
seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact
opnemen met een erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.
• Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen.
• Afvoertunnel en fijnmaakafsluiter reinigen.
5 Uren
25 Uren
50 Uren
100 Uren• Koelsysteem reinigen.
Stalling
1
Ververs d e motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren.
Belangrijk Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.
• Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los
zitten.
• Luchtfilter vervangen. Vaker vervangen bij werken in stoffige omstandigheden.
• Bougie controleren en indien nodig vervangen.
• Kabel van zelfaandrijving afstellen en smeervet in nippels van achteras spuiten.
• Motorolie verversen.
• Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft als de
snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt.
• Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van
slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.
• Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen.
• Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert
of de machine stalt.
1
Voorzichtig
Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start
waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.
14
Oliepeil van de motor
controleren
Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst
of het oliepeil tussen de merktekens Add (bijvullen) en
Full (vol) op de peilstok staat (Fig. 7). Als de olie lager
staat dan Add (bijvullen), moet u olie bijvullen. Zie Carter
met olie bijvullen, blz. 8.
2
Onderkant van de maaikast
reinigen
Houd de onderkant van de maaikast goed schoon. Let
vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit
(Fig. 19).
1
m-6334
Figuur 19
1. Uitstoterplaat
Wassen
1. Zet de motor af en plaats de maaimachine op een
horizontaal oppervlak in de buurt van een tuinslang.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de tuinslang.
3. Til de achterklep omhoog en bevestig de
snelkoppeling aan de wasaansluiting van de
maaimachine op de fijnmaakafsluiter (Fig. 20).
1
Figuur 20
1. Wasaansluiting2. Slang
4. Draai de waterkraan helemaal open.
5. Start de motor.
6. Laat de maaimachine twee minuten lang draaien.
7. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
8. Draai de kraan weer dicht.
9. Verwijder de snelkoppeling van de wasaansluiting.
10.Start de maaimachine en laat hem een minuut lang
lopen om de maaimachine en componenten te laten
opdrogen.
Als er aan de onderkant van de maaikast een buitensporig
grote hoeveelheid aangekoekt gras zit, herhaalt u stappen
2 tot en met 8 hierboven en gaat u als volgt te werk:
1. Laat de maaimachine 30 minuten inweken.
2. Draai de kraan weer helemaal open.
3. Laat de maaimachine nog eens 2 minuten lopen.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
m-4784
Waarschuwing
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
de bestuurder of andere personen blootstellen aan
uitgeworpen voorwerpen of het mes. Dit kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
• Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
direct vervangen alvorens de maaimachine
opnieuw te gebruiken.
• Eventuele gaten in de maaimachine dichtmaken
met bouten en moeren.
• Nooit handen of voeten onder de maaimachine
of door openingen in de maaimachine steken.
15
Schrapen
Als u niet al het vuil aan onderkant van de maaikast kunt
wegwassen, kantelt u de maaimachine en schraapt u deze
schoon.
1
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
2. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Zie stappen 3
en 4 Benzine aftappen uit de brandstoftank op blz. 20.
3. Verwijder de graszak.
4. Kantel de maaimachine op zijn linkerkant (Fig. 19).
5. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten of
plastic schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. De brandstoftank vullen.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Afvoertunnel en
fijnmaakafsluiter reinigen
Voor de beste resultate n moe te n de afvoert unnel en
fijnmaakafslui ter na elk gebrui k worden schoonge ma akt . Als
het gras dik en lang is, kan zic h maai sel op en rond de
fijnmaakafsluiter verzamelen, waardoor het moeilijk te
verwijderen is.
3
2
Figuur 21
1. Luchtfilter
2. Schroef
5. Verwijder het papieren luchtfilterelement en gooi dit
weg (Fig. 21).
Belangrijk Probeer het papieren luchtfilterelement
nooit te reinigen.
6. Monteer een nieuw papieren luchtfilterelement
(Fig. 21).
7. Plaats het luchtfilterdeksel en bevestig het met de
schroef.
3. Deksel
1003
Onderhoud van de bougie
Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Gebruik een
Champion RJ19LM bougie of gelijkwaardig type.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
Luchtfilter vervangen
Vervang het luchtfilter elk seizoen of om de 25
bedrijfsuren. U moet het filter vaker vervangen als de
machine wordt gebruikt in stoffige omstandigheden.
Belangrijk Zet de motor niet aan zonder luchtfilter,
hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. De schroef waarmee het luchtfilterdeksel aan de motor
bevestigd is losdraaien.(Fig. 21).
4. Luchtfilterdeksel omlaag klappen en grondig
schoonmaken (Fig. 21).
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk Als de bougie gebarsten of vuil is, moet
deze worden vervangen. Maak niet de elektroden schoon,
omdat door het gruis dat in de cilinder kan komen, de
motor beschadigd kan raken.
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (Fig. 22).
986
1
Figuur 22
1. 0,76 mm
6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.
7. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.
8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
16
Kabel van de zelfaandrijving
Zelfaandrijving smeren
afstellen
Alleen modellen met zelfaandrijving
Als de topsnelheid van de maaimachine begint af te
nemen. moet u de kabel van de zelfaandrijving afstellen.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Trek de bovenste handgreep zo ver mogelijk naar
achteren.
3. Draai de moer van de kabelsteun los (Fig. 23).
1
2
4
m-4205
1. Kabelmantel
2. Kabelbeugel
3. Moer
3
Figuur 23
4. Bovenste deel van
handgreep
Alleen modellen met zelfaandrijving
Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen
moeten de achterwielen worden gesmeerd.
1. Veeg de smeernippels af met een schone doek
(Fig. 25).
1
m-4786
Figuur 25
1. Smeernippel (2)
2. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er
voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op
lithiumbasis voor algemene doeleinden in.
Belangrijk Inpompen van vet met te hoge druk kan
schade aan de afdichtingen veroorzaken.
4. Verwijder de drijfriemkap.
5. Duw de lip van de riemgeleider omlaag totdat hij
tegen de maaimachine aankomt en houd hem in die
stand (Fig. 24).
1
m-4785
Figuur 24
1. Lip van riemgeleider
6. Trek de kabelmantel naar beneden (in de richting van
de maaimachine) totdat de kabel strak staat (Fig. 23).
7. Houd de kabel in die positie, zet de beugel van de
aandrijving los en draai de moer op de kabelbeugel
vast (Fig. 23).
Motorolie verversen
Ververs de ol ie na de eerste vij f bedri jfsuren en daar na om
de 50 bedri jfsure n of el k seiz oen. Laa t de mot or voor het
verversen even draa ien zodat de olie wordt opgewarm d.
Warme olie is vloeiba arde r en voe rt vervui li ngen bet er mee .
Opmerking: Bij gebruik in zware omstandi gheden of hoge
temperat uren de oli e om de 25 bedrijf suren ververse n.
Olie aftappen boven maaikast
(voorkeursmethode)
1. Verwijder de graszak.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie stappen 1
tot en met 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank
op blz. 20.
4. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een
opvangbak links naast de maaimachine.
8. De drijfriemkap terugplaatsen.
17
5. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant, zodat de
olie in de opvangbak loopt (Fig. 26).
1
m-1782
Figuur 26
1. Olievulbuis
6. Zet de maaimachine weer rechtop.
7. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de
VOL-markering op de peilstok bereikt. Zie Carter met
olie bijvullen, blz. 8.
8. Plaats de peilstok.
3. Kantel de maaimachine op de linkerzijkant en zorg
ervoor dat deze niet kan omvallen.
4. Plaats een opvangbak onder de maaimachine.
5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaimachine weer
rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen
(Fig. 27).
Opmerking: Zorg ervoor dat u geen olie op de drijfriem
morst.
Belangrijk Het kan nodig zijn het maaimes te draaien
om bij de aftapplug te komen. Verdraai het maaimes zo
min mogelijk om later problemen met het starten te
voorkomen.
1
1
9. Neem eventueel gemorste olie op.
10.Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
11. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
Olie aftappen onder de maaikast
(optionele methode)
Opmerking: Hiervoor hebt u een 3/8” dopsleutel
verlengstuk nodig.
Waarschuwing
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
2. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie stappen 1
tot en met 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank
op blz. 20.
2
Figuur 27
1. Aftapplug carterolie2. 3/8” do psleutel ver lengstuk
6. Kantel de maaimachine op zijn linkerzijkant en
monteer de aftapplug.
7. Verwijder de opvangbak van onder de maaimachine en
zet de maaimachine rechtop.
8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de
VOL-markering op de peilstok bereikt. Zie Carter met
olie bijvullen, blz. 8.
9. Plaats de peilstok.
10.Neem eventueel gemorste olie op.
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
12.Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende
voorschriften.
18
Onderhoud van het maaimes
Een recht, scherp mes levert maximale maaiprestaties.
Controleer en slijp het mes regelmatig.
1
A
Waarschuwing
Het maaimes is scherp; contact met het maaimes
kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.
Draag handschoenen of wikkel een lap om de
scherpe kanten van het mes.
1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
2. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Zie stappen 3
en 4 Benzine aftappen uit de brandstoftank op blz. 20.
3. Kantel de maaimachine op zijn linkerkant (Fig. 28).
Belangrijk Verdraai het maaimes zo min mogelijk om
later problemen met het starten te voorkomen.
1
2
2
3
B
m-6336
4
Figuur 29
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
Opmerking: De beste resultaten krijgt u door voor het
maaiseizoen begint een nieuw Toro-mes te monteren. In
de loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of
deuken weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.
3. Slijtage
4. Groefvorming
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en
een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in
de richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
m-6334
1. Mesbout e n klemring
2. Mesversteviger
3
Figuur 28
3. Mes
Het mes controleren
Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en
slijtage, in het bijzonder op de plaats waar het platte en
het gekromde deel samenkomen (Fig. 29A). Omdat het
metaal dat het platte en gekromde deel van het mes
verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend
materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat
maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 29B), moet u
het mes vervangen; zie Het maaimes verwijderen, blz. 19.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Het maaimes verwijderen
Waarschuwing
Als de maaimachine wordt gebruikt zonder dat de
mesversteviger is gemonteerd, kan het maaimes
buigen, krom trekken of breken. Hierdoor kan
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel worden
toegebracht aan de bestuurder of de omstanders.
De maaimachine niet gebruiken zonder dat de
mesversteviger gemonteerd is.
1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een
dikke handschoen.
2. Verwijder de mesbout, klemring, het mes en de
mesversteviger (Fig. 28).
Opmerking: De mesbout linksom losdraaien.
19
Het maaimes slijpen
Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de
oorspronkelijke snijhoek (Fig. 30A) en binnenste
snijkantradius (Fig. 30B) gehandhaafd blijven. Het mes
blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van
beide snijkanten.
AB
1. Slijp alleen onder deze
1
153
Figuur 30
hoek
2
m-6336
2. Behoud hier de
oorspronkelijke radius
Balanceren van het mes
1. Controleer de balans van het mes door het met het gat
in het midden over een spijker of schroevendraaier te
hangen, die horizontaal in een bankschroef geklemd is
(Fig. 31).
Ruimte onder de drijfriemkap
reinigen
Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van
rommel of vuil.
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem
wegborstelen.
3. De drijfriemkap terugplaatsen.
Het koelsysteem reinigen
Om de 100 bedrijfsuren of aan het begin van het seizoen
moeten vuil en haksel dat aan de cilinder, de koelvinnen
van de cilinderkop, en rond de carburateur en de
verbinding is blijven zitten, worden verwijderd. Haal vuil
weg van de luchtinlaatsleuven op het terugslaghuis.
Hierdoor blijkt goede koeling gewaarborgd, zodat de
motor optimaal presteert.
Benzine aftappen uit de
1007
Figuur 31
Opmerking: U kunt de balans ook cont role re n met behulp
van een mesbal ans, die in elke ijz erware nwinkel ve rkrijgbaa r
is.
2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait,
vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de
snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in
balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.
Het maaimes monteren
1. Monteer een scherp, gebalanceerd Toro mes, de
mesversteviger, de klemring en de mesbout.
Opmerking: Het wiekdeel van het mes moet omhoog
wijzen (naar de bovenkant van de maaikast).
2. Draai de mesbout vast met een torsie van 33 tot
44 Nm.
brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot deze is afgekoeld.
2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 10).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 7).
4. Gebruik een handpomp, om de brandstof in een
schoon, goedgekeurd benzine-opslagvat over te
hevelen.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.
7. Start de motor weer, om zeker te zijn dat er geen
benzine meer in de carburator achtergebleven is.
3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
20
Inklappen van de handgreep
Stalling
Waarschuwing
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld rake n, uit rekke n of andere be scha dig ing
van de kabels veroorzaken. Ge knikte, uitge rekte of
beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken,
waardoor een onveilige situatie ontstaat.
• Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
• Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
• De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1. Draai de instelknoppen voor de handgreephoogte,
waarmee de handgreep aan de maaimachine bevestigd
is, los.
2. Draai de knoppen los waarmee het bovendeel aan het
onderste deel van de handgreep bevestigd is.
3. Zwenk voorzichtig het onderste deel van de handgreep
naar voren, totdat het op de motor rust (Fig. 32).
Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling
buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen
onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie
Onderhoud, blz. 14.
Stal de maaimachine op een koele, schone en droge
plaats. Bedek de maaimachine om deze te beschermen en
schoon te houden.
Het brandstofsysteem
gebruiksklaar maken
Waarschuwing
Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en
de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in
contact komen met een open vuur.
• Bewaar benzine niet voor langere tijd.
• Stal de maai mac hine nie t met benz ine in de
brandstoftank of de car bur a te ur in ee n
afgesloten ruimte waar open vuur is. (Bi jvoorbeeld ee n oven of de waakvlam van ee n boil e r ).
• Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.
m-4790
Figuur 32
4. Zwenk voorzichtig het bovendeel van de handgreep
naar achteren, totdat het vlak ligt (Fig. 32).
Tap benzine af uit de brandstoftank nadat u de machine
voor de laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling
in gaat.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan
benzine.
2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.
3. Laat de mot or lopen totda t dez e afsla at. Als de moto r
niet mee r wil starte n, is de be nzine voldoe nde verbruikt .
21
De motor gebruiksklaar maken
1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het
carter. Zie Motorolie verversen op blz. 17.
Uit de stalling halen
Waarschuwing
2. Verwijder de bougie (Fig. 10).
3. Giet met olieblik ongeveer 1 eetlepel olie in het carter
via het bougiegat.
4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met
behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.
5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de
bougie.
Algemene informatie
1. Reinig de onderkant van de maaikast. Zie Onderkant
van de maaikast reinigen, blz. 15.
2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de
blazer.
3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste
motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van
de maaikast.
4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie
Onderhoud van het maaimes, blz. 19.
5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Luchtfilter vervangen, blz. 16.
6. Smeer de wielen; zie Zelfaandrijving smeren, blz. 17.
7. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
8. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken
bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service
Dealer.
Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan
bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging
van de kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte
of beschadigde kabels kunnen storingen
veroorzaken, waardoor een onveilige situatie
ontstaat.
• Zorg ervoor dat de kabels niet bekneld raken,
uitrekken of schade oplopen.
• Let goed op de kabels als u de handgreep in- of
uitklapt.
• De maaimachine niet gebruiken als één of meer
kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.
Neem contact op met een erkende Service
Dealer.
1. Klap voorzichtig het bovenste deel van de handgreep
weer uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de
knoppen vast.
2. Controleer alle bevestigingen en draai ze aan.
3. Haal de bougie eruit (Fig. 10) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord, om overtollige
olie uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Plaats de bougie en draai hem vast met een torsie van
20 Nm.
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 14.
7. Vul de brandstoftank (Fig. 7) met verse benzine.
8. Motorliepeil controleren. Zie Oliepeil van de motor
controleren, blz. 15.
9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
22
Storingen, oorzaak en remedie
g
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende
onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 14 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u
contact opnemen met een Erkende Service Dealer.
ProbleemMogelijke oorzakenRemedie
Motor start niet
Motor start moeilijk of verliest
vermogen
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het
brandstofsysteem.
2. Hulpstartknop is niet ingedrukt.2. Hulpstartknop 3 indrukken.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
2. De ventilatie-opening in de
brandstoftankdop is verstopt.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
1. Brandstoftank aftappen en
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
3. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
4. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
2. Reinig de ventilatie-opening
van de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Reinig het luchtfilter.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
De motor loopt onregelmatig
1. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
2. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
5. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.
1. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
2. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
3. Reinig het luchtfilter.
23
ProbleemRemedieMogelijke oorzaken
gjg
De maaimachine of de motor trilt
abnormaal
Ongelijkmatig maaipatroon
Afvoertunnel verstopt
1. Het mes is verbogen of uit
balans.
2. De mesbout zit los.2. Draai de mesbout vast.
3. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
4. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
1. Het mes is bot.1. Slijp en balanceer het mes.
2. U maait steeds in hetzelfde
patroon.
3. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
1. De maaihoogte is te laag.1. Instellen op een hogere
2. U maait te snel.2. Verminder uw snelheid.
3. Het gras is nat.3. Laat het gras eerst drogen
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
1. Balanceer het mes. Vervang
het mes als het is verbogen.
3. Reinig de onderkant van de
maaikast.
4. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
2. Maai in een ander patroon.
3. Reinig de onderkant van de
maaikast.
maaistand.
voordat u gaat maaien.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
De zelfaandrijving van de
maaimachine werkt niet
1. De kabel van de zelfaandrijving
is ontsteld of beschadigd.
2. Er zit rommel onder de
drijfriemkap.
1. Stel de kabel van de zelfaandrijving af. Vervang de kabel
indien nodig.
2. Verwijder de rommel onder de
drijfriemkap.
24
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.