Toro 20776 Operator's Manual [nl]

53cm Recycler
Walk Power Maaier
Model nr. 20776–7900001 en hoger
FORM NR. 3319–182NL Rev A
Bedieningshandleiding
Figuren
1
3
210
1. Plaatje met model- en serienummers
2
1. Handgreepknop
2. Regelkabel
3. Nop op handgreep
4. Bevestigingsbeugel
5. Kabelbandje
1778
1. Koordgeleider 2. Startkoord
4
492
1. Handgreep kokerdeur 2. Afsluiter rechtsom draaien
1914
All Rights Reserved
Printed in USA
EThe Toro Company – 1996, Rev. 1998
5
7
1. Veerklem
6
1915
1. Gasregelknop
2. Regelknop grondsnelheid
3. Bedieningsstang aandrijving
4. Repeteerstarter
M-3045
8
1. Hulpstartknop
1
1344
9
1. Peilstok
2. ADD-markering
3. FULL-markering
4. Brandstoftankdop
5. Bougiekabel
1626
488
1. Bedieningsstang
2. Stand AAN/SCHAKELEN
3. Stand RIJDEN
ii
10
12
1. Zakframe op pen
2. Penvergrendeling
11
1. Pen in inkeping van zak
3. Handgreep helemaal naar voren. Kokerdeur gesloten
1912
1. Maaischaal voor dun/normaal gras
971
2. Maaischaal voor dik gras
13

1913
1. Maaihoogtehendel
788
iii
14
16
1. Luchtfilter
2. Schroef
15
1. 0,76 mm
3. Deksel
1003
1. Olievulbuis
1782
17
1709
1. Deksel 2. Schroef (2)
iv
18
4
3
20
2
4 cm
(1!/2
1
1710
1. Kabelklemschroef
2. Gasklepkabel
19
1
1. Regelknop
3. Gasklephefboom
4. Gasklepaanslag
489
21
2
1. Remhendel
2. Handgreep
1
3,2-6,4 mm
(1/8"-1/4")
3
4
777
3. Moer
4. Kabelmantel
v
22
1
2
1
25
3
1. Mes
2. Versneller
23
A
B
C
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Mesbout
2
3
4
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf
973
1. Smeernippel
276
26
1
1
1. Wasaansluiting 2. Tuinslang
1
270
1 2
M-3044
24
1. Slijp alleen onder deze hoek
1
153
vi
27
29
1. Stootplaten
28
1. Drijfriemkap 2. Bouten
979
1. Zij-afvoer
760
30
1. Verticuteer-mechanisme
281
141
vii
Inhoud
Inleiding 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veilige bediening 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructie 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 2. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 3. . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud en opslag 3. . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsdruk 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overzicht van veiligheidssymbolen 4. . . . . .
Montage-instructies 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Plaatsen van de handgreep 7. . . . . . . . . . . . .
Installatie van het startkoord 7. . . . . . . . . . .
Plaatsen van de afvoertunnelafsluiter 7. . . .
Voor ingebruikname 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Carter met olie vullen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Vullen van de brandstoftank met benzine 8.
Tips voor het fijnmaken van gras en bladeren 9. .
Algemene tips 9. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gras maaien 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Fijnmaken van bladeren 10. . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik en bediening 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 10. . . . . . . . .
Starten, stoppen en aandrijving 10. . . . . . . . .
Gebruik van de afvoertunnelafsluiter 11. . . . .
Gebruik van de graszak 12. . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de maaihoogte 13. . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 14. . . . . . . . . .
Vervangen van de bougie 14. . . . . . . . . . . . . .
Aftappen van benzine uit de brandstoftank 14
Vervangen van de carterolie 15. . . . . . . . . . . .
Afstellen van het handgas 15. . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken van het koelsysteem 15. . . . . .
Afstellen van de wielaandrijving 15. . . . . . . .
Afstellen van de remkabel 16. . . . . . . . . . . . .
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes 16
Smeren 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Schoonmaken 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Stalling 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accessoires 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro produkt. Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met
dit nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen met uw erkende Toro Service Dealer voor eventuele hulp, service, originele Toro onderdelen of andere informatie.
Houd het model- en serienummer van de maaier altijd bij de hand wanneer u contact opneemt met uw erkende Toro Service Dealer of met de fabriek. Aan de hand van deze nummers kan de Service Dealer of contactpersoon u exacte informatie over uw specifieke produkt verschaffen. U vindt het model- en serienummer op een plaatje dat op het produkt bevestigd is (fig. 1).
Noteer de model- en serienummers van de machine hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt. Door het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk letsel van u en anderen en schade aan de machine voorkomen. Ofschoon Toro veilige en moderne produkten ontwerpt, produceert en op de markt brengt, blijft u verantwoordelijk voor een correct en veilig gebruik daarvan. U bent tevens verantwoordelijk voor de instructie m.b.t. veiligheid van personen die u met de machine laat werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal) letsel van u en anderen te voorkomen. De
1
woorden GEVAARLIJK, WAARSCHUWING en VOORZICHTIG geven de ernst van het gevaar aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
GEVAARLIJK waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties, die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
WAARSCHUWING waarschuwt u voor een gevaarlijke situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.
VOORZICHTIG duidt belangrijke instructies inzake uw persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te voorkomen moet u dergelijke instructies zorgvuldig lezen en opvolgen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk” attendeert u op bijzondere technische informatie en “Opmerking” duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Wanneer over de linker- of rechterkant van de machine wordt gesproken, wordt bedoeld gezien vanuit staande positie achter de handgreep, in de normale bedieningspositie.
4. Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is
voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de maaier kunnen worden uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING – Benzine is licht
ontvlambaar.
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens
het bijvullen niet roken.
Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer de motor loopt of voordat de motor na gebruik een aantal minuten is afgekoeld.
Veilige bediening
Instructie
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u
de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en functie van de bedieningselementen en hoe u de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de
machine gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.
Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en -blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen
andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
2
Gebruik en bediening
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxydedampen kunnen verzamelen.
16. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening
staat als u de motor start.
17. Houd handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de
afvoeropening.
2. Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
3. Gebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo; ga niet
rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling,
nooit naar boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van
richting verandert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen.
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier
achteruit beweegt of naar u toe trekt.
10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet
kantelen om een grindpad, weg of trottoir over te steken en voor het vervoer naar en van het te maaien terrein.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen, zoals zijafvoerkokers of grasopvangzakken, gebreken vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en
voorkom overbelasting van de motor.
13. Ontkoppel de maaimes- en aandrijfkoppeling
voordat u de motor start.
14. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor
zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw voeten uit de buurt van de maaimessen.
15. Bij het starten of aanzetten van de motor de
maaier niet kantelen, tenzij dat noodzakelijk is. Kantel de maaier in dat geval niet meer dan absoluut nodig is en til alleen het gedeelte op dat zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.
18. De maaier mag nooit met draaiende motor
worden opgetild of gedragen.
19. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:
voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt;
voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren;
als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaier op beschadigingen en voer alle benodigde
reparaties uit alvorens hem weer te gebruiken;
als de maaier abnormaal trilt (direct controleren).
20. Zet de motor af:
als u de maaier onbeheerd achterlaat;
voor het bijvullen van brandstof.
21. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet.
Als de machine met een brandstofafsluitklep is
uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk
voltooid is.
22. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde
bevestigde zitting gebruikt.
Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds
veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de
maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte
waar benzinedampen in contact met open vuur of
vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
3
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de omgeving van de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op
slijtage en beschadigingen.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van: 97 LwA, op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarvan.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
Geluidsdruk
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van: 84,2 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens ANSI B71.5-1984 procedures.
Overzicht van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm – symbool in de driehoek geeft het gevaar aan
Veiligheidsalarm
Lees de bedieningshandleiding
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm trillingsniveau van: 6,61 m/s uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349 procedures.
Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt
Roterend mes, kan tenen of vingers afsnijden. Houd handen en voeten uit de buurt van het draaiende mes zolang de motor loopt
Om beschadiging van mes bij fijnmaken te voorkomen versneller gebruiken als maaier is uitgerust met een fijnmaakhulpstuk
@
, op basis van metingen
Raadpleeg technische handleiding voor juiste onderhoudsprocedures
Blijf op veilige afstand van de machine
4
Overbrenging
Olie
Blijf op veilige afstand van de machine
Uitgeworpen voorwerpen–gevaar voor alle lichaamsdelen
Uitgeworpen voorwerpen – maaier met zijafvoer. Zorg dat veiligheidsscherm altijd aangebracht is
Zet motor af alvorens bedieningspositie te verlaten
Bedrijfsurenteller Brandstof
Aan/lopen
Vast
Los
Laadtoestand van de accu
Snel Neutraal
Langzaam Eerste versnelling
T oename/afname Tweede versnelling
Smeerpunt Derde versnelling
5
Motor starten Maaimes – basissymbool
Motor afzetten
Choke Koord uittrekken
Hulpstarter Wiel
Hulpstartknop driemaal indrukken
Accu’s op verantwoorde wijze afvoeren
Maaimes – afstelling maaihoogte
Tractieaandrijving
Bedieningsstang omlaag brengen
Steek sleutel in contactslot
Draai sleutel om in contactslot
Hendel bewegen
6
Bedieningsstang omhoog brengen
Bedieningsstang omhoog/omlaag brengen
Bedieningsstang omhoog/omlaag brengen
Hendel naar voren bewegen
Bedieningsstang omhoog brengen
Hendel naar achteren bewegen
Bedieningsstang omhoog brengen
Bedieningsstang omlaag brengen
Montage-instructies
Plaatsen van de handgreep
1. Handgreepstangen recht zetten en knoppen
aandraaien (fig. 2). Bevestigingsbeugels iets naar elkaar toe buigen (fig. 2).
2. Draai de handgreep naar achteren totdat het
nopje erop in het middelste gat van de handgreepbevestiging valt (fig. 2). Als de handgreep zich niet op de goede hoogte bevindt, kunt u deze aanpassen door het nopje in een ander gat te laten vallen. Maak de bedieningskabels vast met de kabelbandjes.
Plaatsen van de afvoertunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor af staat.
2. Open het deurtje van de afvoer door het naar
achteren te bewegen (fig. 4). Houd de handgreep
van het deurtje vast, om te voorkomen dat het
deurtje door de veerspanning dichtklapt terwijl u
de afsluiter plaatst.
3. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 4). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
Installatie van het startkoord
1. Trek het startkoord door de koordgeleider op de
handgreep (fig. 3). Om gemakkelijker lussen te vormen, drukt u de bedieningsstang tegen de handgreep zodat de bladrem wordt ontspannen.
4. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 5). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
7
Voor ingebruikname
Carter met olie vullen
Het carter vullen met SAE 30 of 10W30 olie totdat het oliepeil op de peilstok de markering FULL (vol) bereikt, zoals getoond in (fig. 6). De maximumcapaciteit van het carter is 0,6 liter olie. U kunt elke detergente olie van goede kwaliteit gebruiken die van het American Petroleum Institute (API) de “service classification” - SF, SG, SH of SJ heeft gekregen.
Vullen van de brandstoftank met benzine
MOGELIJK GEVAAR
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
uitermate brandbaar en explosief.
WAT ER KAN GEBEUREN
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen veroorzaken.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op de peilstok (fig. 6) staat. Vul olie bij als het peil te laag is.
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond
en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag
linksom te draaien.
3. Veeg de peilstok af en plaats hem in de
vulopening. Draai de dop 1/4 slag rechtsom. Verwijder de peilstok dan en controleer het oliepeil aan de kant van de peilstok waar de FULL- en ADD-markering staan (fig. 6). Als het peil te laag is, vult u juist zoveel olie bij dat het peil tot aan de FULL-markering op de peilstok komt. VUL NIET MEER OLIE BIJ DAN
TOT DE FULL-MARKERING OMDAT DE MOTOR HIERDOOR KAN BESCHADIGEN BIJ HET AANZETTEN. GIET DE OLIE LANGZAAM BIJ.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag rechtsom om hem te vergrendelen.
NB.: Controleer het oliepeil telkens wanneer
u de maaier gaat gebruiken of na elke 5 bedrijfsuren. Bij het eerste gebruik vervangt u de olie na 5 bedrijfsuren; daarna vervangt u de olie telkens na 50 bedrijfsuren. Wanneer er veel stof of vuil aanwezig is, moet de olie vaker worden vervangen.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij koude motor bijvullen. Veeg gemorste benzine meteen op.
Vul de tank nooit helemaal, maar slechts
tot 6-13 mm vanaf de onderkant van de vulopening. De vulopening mag zelf niet volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor het uitzetten van de brandstof.
Rook niet wanneer u met benzine bezig
bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken.
Bewaar benzine in een goedgekeurde tank
of blik. Buiten het bereik van kinderen houden.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt gebruiken.
Toro raadt u ten sterkste aan om in haar met benzine aangedreven machines verse, schone LOODVRIJE benzine met een normaal octaangehalte van 85 of hoger te gebruiken. Loodvrije benzine brandt schoner, verlengt de levensduur van uw machine en zorgt voor goed starten doordat er minder afzetting in de verbrandingskamer plaatsvindt. Als er geen loodvrije benzine verkrijgbaar is, kunt u ook gelode benzine gebruiken.
Belangrijk: meng nooit olie door de benzine.
Gebruik nooit benzine die nog van het vorige maaiseizoen is overgebleven.
8
Toro raadt u aan in haar met benzine aangedreven machines regelmatig een brandstofstabilisator te gebruiken tijdens gebruik en opslag. Een stabilisator houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt ervoor dat er tijdens de opslag geen rubberachtige harsresten in de motor worden afgezet.
Belangrijk: sommige benzinesoorten, die soms
verrijkt of nieuwe formule worden genoemd, zijn benzinesoorten waardoor alcohol of ether is gemengd. Te grote hoeveelheden van dergelijke mengsels kunnen beschadiging van het brandstofsysteem of motorstoringen veroorzaken. Gebruik nooit methanol bevat, gasohol die meer dan 10% ethanol bevat of witte benzine, omdat het brandstofsysteem van de motor hierdoor beschadigd kan raken. Als de motor niet goed loopt, een benzinesoort met een lager percentage alcohol of ether gebruiken.
, benzine die methanol
2. Plaats de dop weer op de brandstoftank en veeg
gemorste benzine op.
Tips voor het fijnmaken van gras en bladeren
Algemene tips
Volg de onderstaande instructies op voor het maaien van gras en het fijnmaken van bladeren voor de beste maairesultaten en het mooiste gazon:
Houd het mes scherp
maaiseizoen. Vijl regelmatig de bramen op het
mes weg.
Maai alleen droog gras en droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor
de maaier verstopt kan raken of de motor afslaat.
Tevens is de grond dan glad, waardoor u zou
kunnen uitglijden en vallen.
gedurende het hele
Gebruik tijdens de opslag geen andere brandstoftoevoegingen dan produkten die speciaal voor brandstofstabilisatie tijdens de opslag zijn vervaardigd, zoals Toro stabilizer/conditioner of een gelijkwaardig produkt. Toro stabilizer/conditioner is een brandstofstabilisator op basis van petroleumdestillaat. Toro adviseert u geen stabilisatoren op alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of isopropyl, te gebruiken. Stabilisatoren mogen niet worden gebruikt om het vermogen of de prestaties van de motor te verbeteren.
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank (fig. 6). Wanneer u loodvrije benzine gebruikt, dient u de tank te vullen tot op 6-13 mm vanaf de bovenrand van de tank, en niet tot in de vulopening. Vul de tank niet helemaal.
MOGELIJK GEVAAR
Op nat gras kunt u uitglijden en in
aanraking komen met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Hierdoor kunt u ernstig verwond raken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Maai alleen onder droge omstandigheden.
Zet het gas op de snelste stand. Met het hoogste
vermogen verkrijgt u het beste maairesultaat.
Maak steeds na gebruik de onderzijde van de
maaikast schoon.
Zorg dat de motor in een goede staat van
onderhoud verkeert. Voor maaien en fijnmaken
is meer vermogen nodig.
Het luchtfilter vaker reinigen. Bij maaien en
fijnmaken wordt meer maaisel en stof
opgeworpen, waardoor het luchtfilter verstopt
raakt en de motorprestaties achteruit gaan.
9
Gras maaien
Gras groeit niet het gehele jaar even snel.
Wanneer het ’s zomers heet is, is het over het algemeen aan te raden het gras te maaien op maaihoogte C, D, of E. Slechts ongeveer 1/3 van de lengte van het gras moet worden afgemaaid. Afgeraden wordt om onder de C-hoogte te maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de herfst is, en het gras langzamer groeit.
Als er lang gras gemaaid moet worden, stel de
maaier dan tijdens de eerste maaironde in op een hogere maaistand en een lagere snelheid. Maai het gras daarna nog eens op de normale maaihoogte-instelling. Maait u te lang gras, dan kan de maaier verstopt raken en de motor afslaan.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor
wordt het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als u slechts een lichte bladlaag wilt maken, zet
u alle wielen op dezelfde maaihoogte.
Als er meer dan 12,7 cm bladeren op het gazon
ligt, zet u de voorwielen één of twee standen hoger dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker onder het maaivlak worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren
niet fijn genoeg worden gemaakt om in het gras verborgen te worden.
Als u veel eikeblad fijnmaakt, wordt aanbevolen
in het voorjaar kalk op het gras te brengen. Kalk neutraliseert het zuur van de eikebladeren.
Gebruik en bediening
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de hoogte van de voorwielen één stand
lager in dan die van de achterwielen. Bijvoorbeeld: stel voorwielen in op “C” en achterwielen op “D”.
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds
nog 50% van het gazon door de laag fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het nodig hiervoor één of meer keren over de bladeren heen te gaan.
Tips voor bediening en gebruik
1. CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL -
Het oliepeil moet tussen de ADD- en FULL-markeringen op de peilstok staan (fig. 6).
2. VOOR HET MAAIEN – Controleer of de
zelfaandrijving en de bedieningsstang goed functioneren. Wanneer u de bedieningsstang loslaat, moeten de motor en de zelfaandrijving stoppen.
Starten, stoppen en aandrijving
1. BEDIENINGSORGANEN - De gasregelknop,
grondsnelheidsknop, bedieningsstang en repeteerstarter bevinden zich op de bovenkant van de handgreep (fig. 7).
NB.: De motor moet één of meer minuten
warmlopen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
2. Druk de kabel op de bougie.
3. Zet de grondsnelheidsknop in de stand
.
10
4. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL.
Druk de hulpstartknop drie (3) maal in (fig. 8).
Wacht ca. twee (2) seconden na elke keer indrukken.
NB.: Gebruik de hulpstartknop niet om een
warme motor na korte stilstand opnieuw te starten. Bij koud weer kan herhaald gebruik van de hulpstartknop nodig zijn.
5. Trek de bedieningsstang (fig. 9) naar de
handgreep toe. Trek de repeteerstarter uit totdat u weerstand voelt. Trek daarna flink aan de repeteerstarter om de motor te starten. Als de motor is aangeslagen, het motortoerental naar wens regelen.
Belangrijk: Schakel nooit in de stand RIJDEN;
dit kan leiden tot beschadiging van de transmissie beschadigd en problemen met het schakelen. Voor
een andere grondsnelheid de bedieningsstang in de stand AAN/SCHAKELEN (fig. 9) zetten, of de bedieningsstang zo ver laten zakken dat de zelfaandrijving stopt.
NB.: De aandrijfwielen zijn uitgerust met
vrijlopende koppelingen, waardoor het gemakkelijker is de maaimachine naar achteren te trekken wanneer de wielaandrijving ontkoppeld is. Om de koppelingen vrij te maken, moet de maaier tenminste 2,5 cm naar voren worden geduwd nadat de wielaandrijving is gestopt. Neem bij eventuele vragen contact op met uw dealer.
6. GRONDSNELHEID (fig. 7) - De maaier heeft
drie grondsnelheden: stand “1” is langzaam, “2” is middelmatig en “3” is snel. Zet de grondsnelheid in de gewenste stand. De
grondsnelheid kan worden veranderd door de afstand tussen de bedieningsstang en de handgreep groter of kleiner te maken. Laat de
bedieningsstang zakken voor een lagere snelheid bij het maken van bochten, bij manoeuvreren of als de maaier te snel gaat. Als u de bedieningsstang te ver laat zakken, stopt de zelfaandrijving. Trek de bedieningsstang naar de handgreep toe voor een hogere grondsnelheid. Wanneer u de bedieningsstang tegen de handgreep aan trekt, heeft de maaier de maximale grondsnelheid. U hoeft de bedieningsstang niet tegen de handgreep aan te
trekken. Zet de grondsnelheid in de stand het maaien van randen en wanneer u de maaier onbeheerd achterlaat.
7. BEDIENING VAN DE WIELAANDRIJVING
(fig. 9) - Zet de bedieningsstang in de stand AAN/SCHAKELEN. Stel de gewenste grondsnelheid in en trek de bedieningsstang in de stand RIJDEN om de zelfaandrijving te activeren.
bij
8. STOPPEN - Om de motor te stoppen de
bedieningsstang loslaten. Trek de kabel van de
bougie af als u de motor onbeheerd achterlaat of
u die niet meer gebruikt.
Gebruik van de afvoertunnelafsluiter
1. Zorg dat de motor af staat. Open de afvoerdeur
door de hendel naar voren te trekken en duw het
deurtje daarna naar achteren (fig. 4). Houd de
handgreep van het deurtje vast om te voorkomen
dat het deurtje door de veerspanning dicht slaat
terwijl u de afsluiter aanbrengt.
2. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening
van de afvoertunnel, draait u de afsluiter iets
rechtsom terwijl u die plaatst (fig. 4). De pijl op
het plaatje op de afsluiter moet omhoog wijzen.
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt,
waardoor de afsluiter stevig op zijn plaats in de
tunnel wordt vastgehouden (fig. 5). Laat de
handgreep van het deurtje los, om de bovenkant
van de afsluiter vast te zetten.
11
4. Om de afsluiter te verwijderen, de handgreep van
het deurtje naar achteren bewegen en tegelijkertijd de veerklem aan de onderkant van de afsluiter optillen. Zodra de afsluiter vrij komt, deze uit de afvoertunnel trekken.
Gebruik van de graszak
Soms wilt u misschien de graszak gebruiken om hierin extra lang of dik gras of bladeren te verzamelen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen
stilstaan.
2. Zorg dat de handgreep van het afvoerdeurtje
helemaal naar voren staat en de pen vergrendeld is (fig. 10).
MOGELIJK GEVAAR
Maaisel en andere voorwerpen kunnen uit
de geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Voorwerpen die met kracht worden
uitgeworpen kunnen persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Maak het deurtje van de afvoertunnel nooit
open terwijl de motor loopt, tenzij een graszak, optionele zijafvoer of afvoertunnelafsluiter aangebracht is.
3. PLAATSEN VAN DE GRASZAK – Schuif het
gat in het zakframe over de pen op het huis (fig. 10). Plaats de achterkant van het zakframe op de onderste handgreep.
4. Trek de handgreep van de afvoerdeur naar voren
en beweeg de handgreep naar achteren totdat de pen in het gat van de zak valt (fig. 11). Het afvoerdeurtje in de maaikast is nu geopend.
5. LEGEN VAN DE GRASZAK - Zet de motor af
en wacht tot alle bewegende delen stil staan. Til de handgreep van de afvoerdeur op en beweeg die naar voren, totdat de pen in de vergrendeling valt (fig. 10). Pak de handgreep aan de voorkant van de zak vast en til de graszak van de maaier af. Kiep de zak langzaam voorover om hem leeg te maken.
MOGELIJK GEVAAR
Door een versleten graszak kunnen
steentjes en andere voorwerpen naar de bestuurder of omstanders worden uitgeworpen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Controleer de graszak regelmatig. Als die
versleten is, vervangen door een nieuwe originele TORO graszak waarop deze of een vergelijkbare waarschuwing is aangebracht.
12
6. Om de graszak te plaatsen, stap 3 t/m 4 herhalen.
MOGELIJK GEVAAR
Door een niet volledig gesloten afvoerdeur
kunnen voorwerpen uitgeworpen worden.
WAT ER KAN GEBEUREN
Uitgeworpen voorwerpen kunnen
persoonlijk (fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Als het deurtje niet kan worden gesloten
omdat de afvoer door maaisel verstopt is, de motor af zetten en de handgreep van de afvoerdeur rustig heen en weer bewegen totdat het deurtje volledig kan worden gesloten. Het deurtje niet dicht forceren, omdat hierdoor het deurtje of de handgreep beschadigd kunnen raken. Als het deurtje nog niet kan worden gesloten, verstopping met een stok verwijderen, niet met de hand.
Instellen van de maaihoogte
Maaien met een lagere instelling dan C wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late
herfst, wanneer het gras minder snel groeit. Als
er lang gras gemaaid moet worden, stel de
maaier dan tijdens de eerste maaironde in op een
hogere maaistand en een lagere snelheid. Maai
het gras daarna nog eens op de normale
maaihoogte-instelling. Maait u te lang gras, dan
kan de maaier verstopt raken en de motor
afslaan.
Met behulp van het SmartWheel bepaalt u de
juiste maaihoogte, zodat niet meer dan circa 1/3
van de lengte van het gras wordt afgemaaid.
MOGELIJK GEVAAR
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen
de handen met het draaiende mes in aanraking komen.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met het draaiende mes kan ernstig
letsel veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Verstel de maaihoogte niet als de motor
loopt en het mes draait.
Zorg dat uw vingers niet onder de maaikast
komen wanneer u de maaihoogte instelt.
Het unieke SmartWheelt van Toro biedt een eenvoudige methode om de juiste maaihoogte te bepalen.
Het SmartWheel heeft twee schalen: DUN/NORMAAL en DIK, om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie te bepalen (fig. 12). Gebruik normaal gesproken de schaal DUN/NORMAAL tijdens de warme zomermaanden. De schaal DIK is voor het dikke, malse gras dat voornamelijk in de lente groeit.
Over het algemeen wordt aanbevolen:
Het gras moet meestal op de maaihoogte C, D
of E worden gemaaid, zodat het gras circa 5,1 tot 7,6 cm lang blijft.
1. Voordat u de motor start en begint met maaien,
de maaier op het gras duwen. Stop wanneer de
letters op het SmartWheelt op het linker
achterwiel rechtop staan (fig. 12).
2. Vergelijk met behulp van het SmartWheel
(fig. 12) de punten van de grassprieten met de
letters op het wiel. De letter die met de hoogte
van de grassprieten overeenkomt, bepaalt de
juiste maaihoogte.
3. Druk de maaihoogtehendel naar het wiel toe en
naar de juiste letter op de maaikast (fig. 13). Het
instellen gaat gemakkelijker wanneer u de
maaikast optilt, zodat het wiel vrij komt van de
grond. Steek daarbij geen vingers onder de
13
maaikast. Laat de pen van de maaihoogtehendel in de juiste sleuf van de maaikast vallen. Stel alle wielen op dezelfde maaihoogte in.
NB.: De voorwielen kunnen op 1,3 cm
worden ingesteld. Beweeg de maaihoogtehendel voorbij “A” en laat de pen in de sleuf in de maaikast vallen.
Onderhoud
MOGELIJK GEVAAR
Wanneer de bougiekabel op de bougie is
aangesloten, kan de motor onbedoeld worden gestart.
WAT ER KAN GEBEUREN
Wanneer de motor onbedoeld wordt
gestart, kan dat ernstig letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Trek de bougiekabel van de bougie voordat
u onderhouds- of afstelwerkzaamheden uitvoert.
3. Het papieren luchtfilterelement (fig. 14)
verwijderen en wegwerpen.
4. Plaats een nieuw papieren luchtfilterelement.
5. Sluit het luchtfilterdeksel en bevestig het met de
schroef.
Belangrijk: De motor mag nooit draaien zonder
luchtfilterelement. Hierdoor kan namelijk overmatige slijtage en beschadiging van de motor ontstaan.
Vervangen van de bougie
Verwijder de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter controle. Vervang de bougie na elke 100 bedrijfsuren of elk maaiseizoen. Gebruik een Champion RJ19LM of gelijkwaardige bougie.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
2. Maak de omgeving van de bougie schoon en
verwijder hem uit de cilinderkop.
Belangrijk: Vervang een gescheurde, verstopte of
vervuilde bougie. De elektroden mogen niet worden geschuurd, afgeschraapt of anderszins schoongemaakt omdat er motorschade kan ontstaan wanneer er gruis in de cilinder komt.
Onderhoud van het luchtfilter
Normaal gesproken moet het luchtfilter na elke 25 bedrijfsuren worden vervangen. Vervanging is vaker nodig als de maaier onder stoffige of zanderige omstandigheden wordt gebruikt. Een nieuw luchtfilter is bij de erkende Toro dealer verkrijgbaar.
1. Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 6).
2. Draai de schroef waarmee het luchtfilterdeksel
aan de motor is bevestigd los (fig. 14). Klap het luchtfilterdeksel omlaag en maak het deksel grondig schoon.
14
3. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm
(fig. 15). Plaats de bougie met de juist afgestelde afstand en de pakkingsluiting. Draai de bougie goed vast tot 20 Nm.
Aftappen van benzine uit de brandstoftank
1. Zet de motor af en wacht tot hij afgekoeld is. De
kabel van de bougie trekken. NB.: Benzine mag alleen worden afgetapt
bij koude motor
2. Verwijder de dop van de brandstoftank (fig. 6) en
gebruik een pomphevel om de brandstof in een schoon benzineblik te laten lopen.
NB.: Het aftappen van brandstof mag alleen
op deze manier gebeuren.
2. Verwijder (2) schroeven van de motorkap en til
de kap eraf (fig. 17).
3. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
4. Laat de motor lopen totdat hij afslaat. Probeer de
motor nog eenmaal te starten om te controleren of alle benzine uit de carburateur is verbruikt.
Vervangen van de carterolie
Vervang de olie na de eerste 5 bedrijfsuren en vervolgens telkens na 50 uur of elk maaiseizoen. Olie bij warme motor aftappen.
NB.: Bij gebruik onder zware
omstandigheden of hoge temperaturen de olie na elke 25 uur vervangen.
1. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
2. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine.
3. Trek de bougiekabel van de bougie.
4. Neem de peilstok uit de olievulbuis en plaats een
opvangbak naast de linkerkant van de maaier.
3. Kabelklemschroef losdraaien totdat de
handgaskabel loskomt (fig. 18).
4. Zet de gasregelknop naar voren in de stand
SNEL
5. Beweeg de gaskabel totdat de gasregelhefboom
de aanslag raakt (fig. 18).
6. Draai de kabelklemschroef vast om de afgestelde
kabel vast te zetten.
7. Monteer de motorkap met de (2) schroeven.
Schroeven aandraaien met 0,9-1,1 Nm).
.
Schoonmaken van het koelsysteem
Na elke 100 bedrijfsuren vuil en kaf van de buitenkant van de cilinder, koelribben en rond de carburateur en aansluitingen verwijderen. Tevens vuil uit inlaatopeningen op huis van repeteerstarter verwijderen. Hierdoor worden een goede koeling en de beste prestaties van de motor gegarandeerd.
5. Zet de maaimachine op zijn linkerkant en laat de
olie in de bak lopen (fig. 16).
6. Na het aftappen de maaier weer rechtop zetten en
de motor met verse olie vullen. Zie hiervoor de paragraaf: Carter met olie vullen, blz. 8.
7. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Afstellen van het handgas
Als de motor niet start of stopt, is het misschien nodig de gasklepregeling opnieuw af te stellen. Dit moet eveneens gebeuren wanneer een nieuwe gaskabel is geïnstalleerd.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
Afstellen van de wielaandrijving
Als de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel doet wanneer de bedieningsstang zich op meer dan 4 cm van de handgreep bevindt, moet de knop voor de wielaandrijving aan de achterzijde van de tandwielkast worden ingesteld.
1. Motor afzetten en kabel van de bougie trekken.
2. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
3. AFSTELLING (fig. 19) - Draai de afstelknop !
slag rechtsom als de zelfaandrijving niet werkt.
Beweegt de maaier vooruit zonder dat de
aandrijving geactiveerd is, de afstelknop !
linksom draaien om de drijfriem te ontspannen.
/2 slag
/2
15
MOGELIJK GEVAAR
Wanneer de kabel te veel gespannen wordt,
beweegt de maaier vooruit zonder dat de zelfaandrijving ingeschakeld is.
kabelmantel omlaag tot alle speling in de kabel is opgeheven. Draai de moer op de kabelklem weer vast.
Controleren/verwijderen/
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met de bewegende maaier kan
ernstig letsel van bestuurder of omstanders veroorzaken.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
De kabel van de wielaandrijving niet te
strak spannen.
4. CONTROLEREN VAN DE AFSTELLING – De
kabel is goed afgesteld wanneer de wielen vrij beginnen te draaien als de bedieningsstang zich op ca. 4 cm van de handgreep bevindt (fig. 20).
5. Herhaal indien nodig stap 2 en 3, totdat de juiste
afstelling is bereikt.
Afstellen van de remkabel (fig. 21)
Wanneer een nieuwe bladremkabel wordt geïnstalleerd, is afstelling noodzakelijk.
1. Zet de motor af. Trek de bougiekabel van de
bougie.
2. CONTROLEREN VAN DE AFSTELLING –
Beweeg de bedieningsstang naar de handgreep toe, totdat de speling uit de kabel is genomen. De ruimte tussen de remhendel en de handgreep moet 3,2 mm–6,4 mm bedragen. Zie stap 3 voor de afstelling.
3. AFSTELLEN VAN DE KABELMANTEL –
Draai de moer op de kabelklem los. Steek een voorwerp met een afmeting van 3,2 mm–6,4 mm tussen remhefboom en handgreep. Trek de
slijpen van het mes
Maai altijd met een scherp mes. Met een scherp mes bereikt u een goed maairesultaat zonder het gras af te scheuren, wat bij een bot mes kan gebeuren.
1. Tap alle benzine af uit de brandstoftank, zie
Aftappen van benzine.
2. Trek de bougiekabel van de bougie.
3. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het
deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
4. Zet de maaier op zijn linkerkant (fig. 22). Zorg
ervoor dat het mes niet draait, omdat daardoor startproblemen kunnen ontstaan.
5. CONTROLEREN VAN HET MES – Controleer
het mes zorgvuldig op scherpte en slijtage, met name op het raakvlak van vlakke en gebogen delen (fig. 23A). Het metaal dat deze delen verbindt kan door zand en schurend materiaal afslijten. Het mes moet daarom voor gebruik worden gecontroleerd. Als u gleuven of slijtage constateert (fig. 23B en C), dient het mes door een nieuw TORO-mes te worden vervangen. Zie hiervoor stap 6.
NB.: U bereikt het beste resultaat, wanneer u
voor het begin van het maaiseizoen een nieuw TORO-mes plaatst. In de loop van het jaar kunt u dan kleine onregelmatigheden wegvijlen om de snijrand scherp te houden.
6. VERWIJDEREN VAN HET MES – Pak het
uiteinde van het mes vast met behulp van een oude lap of dikke gewatteerde handschoen. Verwijder de mesbout, de veerring, de versneller en het mes (fig. 22).
16
MOGELIJK GEVAAR
Een versleten of beschadigd mes kan
breken en in een dergelijk geval kan een stuk van het mes worden uitgeworpen naar bestuurder of omstanders.
WAT ER KAN GEBEUREN
Een uitgeworpen stukje mes kan
bestuurder of omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Controleer het mes regelmatig op slijtage of
beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Smeren
De voor- en achterwielen moeten telkens na 25 bedrijfsuren en aan het eind van het seizoen worden gesmeerd.
1. Breng 2 à 3 druppels lichte olie aan op de
binnen- en buitenkant van alle wielbouten. Laat
de wielen draaien om de olie in de naafbussen te
brengen. Veeg het teveel aan olie weg.
2. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in
de stand “C”. Veeg de smeernippels af met een
schone doek (fig. 25). Zet een vetspuit op de
smeernippels en pomp voorzichtig 2 à 3 maal.
Gebruik hiervoor nr. 2 universeelvet op
lithiumbasis. Door een te grote druk kunnen de
afdichtingen beschadigd raken.
Schoonmaken
7. SLIJPEN VAN HET MES – Met behulp van een
vijl de bovenkant van het mes slijpen, waarbij u de oorspronkelijke snijhoek in stand houdt (fig. 24). Als u aan beide snijranden evenveel materiaal verwijdert, blijft het mes in evenwicht.
Belangrijk: Controleer de balans van het mes
door het op een mesbalans te leggen. In de ijzerwinkel kunt u een goedkope balans kopen. Wanneer een mes in evenwicht is, blijft het horizontaal liggen. Is het mes niet in balans, dan helt het over naar de zwaardere kant. In dit geval moet nog wat metaal van de snijkant aan die kant worden afgevijld.
8. Monteer het scherpe, gebalanceerde TORO-mes,
de versneller, de veerring en de mesbout weer op hun plaats. Het wiekdeel van het mes moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen. Draai de bout op het mes aan tot 68 Nm.
Afsluiter en afvoertunnel
Voor het beste resultaat moet de afvoertunnelafsluiter telkens na gebruik worden schoongemaakt. Wanneer het gras dik en dicht is, kunnen er plukken gemaaid gras op en rond de afsluiter achterblijven; hierdoor kan het moeilijk zijn de afsluiter te verwijderen. Na ieder gebruik moet de afsluiter van de afvoertunnel worden verwijderd en worden ontdaan van alle vuil.
Controleer altijd of de afvoertunneldeur goed sluit wanneer u de handgreep loslaat. Als de deur door vuil niet goed sluit, de binnenkant van de tunnel en deur grondig schoonmaken.
Onderkant van de maaikast
Houd de onderkant van de maaikast schoon. Houd vooral de stootplaten schoon (fig. 27).
Wassen
1. Plaats de maaier op een vlakke ondergrond in de
buurt van een tuinslang.
9. Zet de maaier weer rechtop.
10. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar)
aan het uiteinde van de tuinslag. Bevestig de
snelkoppeling aan de wasaansluiting en draai de
waterkraan helemaal open (fig. 26).
17
3. Start de motor.
4. Laat de maaier twee minuten lopen.
1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat. Probeer de
motor nog eenmaal te starten om te controleren of alle benzine uit de carburateur is verbruikt.
5. Zet de motor af.
6. Draai de kraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
7. Start de maaier opnieuw en laat hem enkele
minuten lopen om hem te laten drogen.
8. Als aan de onderkant van het maaidek veel gras
is aangekoekt, sluit u de tuinslang opnieuw aan op de wasaansluiting, u draait de kraan helemaal open en laat de maaier twee minuten lopen. Stop de maaier en draai de kraan dicht. Laat de maaier 30 minuten weken. Daarna de kraan weer helemaal open draaien en de maaier nog eens twee minuten laten lopen.
MOGELIJK GEVAAR
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting kan leiden tot uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes.
WAT ER KAN GEBEUREN
Contact met uitgeworpen voorwerpen of
het maaimes kan ernstig of zelfs fataal letsel veroorzaken.
2. Trek de bougiekabel van de bougie.
3. Wanneer een graszak aangebracht is, het deurtje
in de maaikast sluiten en graszak verwijderen.
4. Zet de maaier op zijn linkerkant (fig. 27). Zorg
ervoor dat het mes niet draait, omdat daardoor startproblemen kunnen ontstaan.
5. Verwijder vuil en maaisel met een houten
schraper. Vermijd naden en scherpe hoeken.
6. Zet de maaier weer rechtop.
7. Vul de brandstoftank met benzine.
8. Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriem
Houd het deel onder de drijfriem schoon.
1. Zet de motor af en verwijder de bouten waarmee
het deksel aan de maaikast is bevestigd (fig. 28). Til het deksel op en verwijder alle verontreinigingen rondom de drijfriem. Plaats daarna het deksel weer over de drijfriem.
GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN
Een gebroken of ontbrekende
wasaansluiting direct vervangen alvorens de maaier opnieuw te gebruiken.
Eventuele gaten in de maaier dichtmaken
met bouten en moeren.
Nooit handen of voeten onder de maaier of
door openingen in de maaier steken.
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v. wassen is verwijderd, tilt u de maaier op en schraapt u het resterende vuil weg.
18
Stalling
1. Vóór langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een brandstofadditief gebruiken. Voor het aftappen van de benzine, zie Aftappen van benzine, pagina 14. Nadat benzine afgetapt is, motor starten en stationair laten draaien tot alle benzine verbruikt is en motor stopt. Startprocedure nog tweemaal herhalen om te verzekeren dat alle benzine uit de motor verwijderd is. Als benzine niet afgetapt wordt, vormt zich een gomachtige vernisaanslag, waardoor motor slecht gaat lopen en mogelijk problemen met starten krijgt.
NB.: Als voor de motor een mengsel van
benzine met alcohol of ether wordt gebruikt, alle brandstof uit de tank verwijderen en motor laten lopen totdat hij afslaat vóór opslag.
7. Verwijder maaisel en vuil van de uitwendige
delen van de motor, cilinder, koelribben,
dekplaat en bovenzijde van de maaikast.
8. Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor
Onderhoud van het luchtfilter, pagina 14.
Benzine mag alleen maar in de tank blijven zitten als een additief, zoals TORO Stabilizer/Conditioner, vóór het stallen aan de benzine wordt toegevoegd. TORO ontraadt het gebruik van middelen op alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of isopropyl. Additief in de op de verpakking aangegeven hoeveelheid gebruiken.
Onder normale omstandigheden behouden brandstofadditieven gedurende 6–8 maanden hun werking.
2. Aftappen van de olie, zie Vervangen van de
carterolie, pagina 15. Nadat de olie is afgetapt, vult u het carter niet met olie voordat u de hierna volgende stappen (3 tot en met 10) hebt uitgevoerd.
3. Verwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels)
SAE 30-olie in het gat in de cilinder. Trek langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in de cilinder verspreidt. Breng de bougie weer aan en draai hem vast met 20 Nm. PLAATS DE
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
9. Smeer de wielen: zie hiervoor Smeren,
pagina 17.
10. Werk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende TORO Service
dealer kunt u hiervoor Toro Re-Kote verf kopen.
11. Vul het carter met olie; zie hiervoor de
desbetreffende paragraaf op pagina 8.
12. Zet de maaier op een schone, droge plaats. Dek
hem af zodat hij schoon blijft en beschermd
wordt.
Accessoires
Voor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende accessoires bij uw erkende TORO Service dealer aanschaffen.
1. Zijafvoerset, model nr. 59113 - In enkele
seconden te installeren. Aan achterzijde
bevestigd in plaat van de graszak. Verspreidt
maaisel aan beide zijkanten (fig. 29).
4. Maak de maaikast schoon: zie hiervoor
Schoonmaken van maaikast, afvoertunnel, drijfriemdeksel en afsluiter, blz. 17.
5. Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes, pagina 16.
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed
aan.
2. Vonkenvanger, model nr. 94-1681 – Als
vanwege wettelijke voorschriften een
vonkenvanger nodig is, is die verkrijgbaar via de
erkende Toro dealer.
3. Verticuteerset, model nr. 59131 – In enkele
minuten te installeren. Aan de voorzijde
bevestigd, voor gemakkelijk manoeuvreren
(fig. 30). De verende pennen maken mos e.d. los,
zodat dit in de graszak wordt opgevangen en
afgevoerd kan worden.
19
Loading...