Toro 20764BC Operator's Manual [nl]

FORMULIER NR. 3317-214 Rev. B DU
MODEL NR. 20764BC - 5900001 & HOGER MODEL NR. 20766BC - 5900001 & HOGER
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VOORBEREIDING
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat
u de maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en de functie van de bedieningselementen en hoe u de machine moet gebruiken.
2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn.
3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
VOOR INGEBRUIKNAME
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek
en stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de maaier kunnen worden uitgeworpen.
3. WAARSCHUWING  Benzine is licht ontvlambaar.
D Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of
blikken die daar speciaal voor bedoeld zijn.
D Vul de brandstoftank nooit binnenshuis;
tijdens het bijvullen niet roken.
D Vul zo nodig brandstof bij voordat u de
motor aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer de motor loopt of voordat de motor na gebruik een aantal minuten is afgekoeld.
D Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.
D Zorg voor een goede bevestiging van
afsluitdoppen van brandstoftanks en  blikken.
4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en
het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
6. Let op dat bij machines met meer maaimessen andere messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
EThe Toro Company1994, Rev. 1995
Alle rechten voorbehouden
BEDIENINGS
HANDLEIDING
53 CM RECYCLER
Maaier
GEBRUIK
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte
lopen, omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen ontwikkelen.
2. Maai alleen bij daglicht of een goede verlichting.
3. Gebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo; ga niet
rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling, nooit naar boven en beneden.
7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van richting verandert op een helling.
8. Maai niet op al te steile hellingen.
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier
achteruit beweegt of naar u toe trekt.
10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet kantelen om een grindpad, weg of trottoir over te steken en voor het vervoer naar en van het te maaien terrein.
11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of andere beveiligingsmiddelen, zoals zijafvoerkokers op grasopvangzakken, gebreken vertonen of ontbreken.
12. Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor .
13. Ontkoppel het zelfaandrijvingsmechanisme of de aandrijfkoppeling voordat u de motor start.
14. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw voeten uit de buurt van de maaimessen.
15. Bij het starten of aanzetten van de motor de maaier niet kantelen, tenzij dat noodzakelijk is. Kantel de maaier in dat geval niet meer dan absoluut nodig is en til alleen het gedeelte op dat zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.
16. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u de motor start.
17. Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende onderdelen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.
18. De maaier mag nooit met draaiende motor worden opgetild of gedragen.
TPS
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
19. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:
D voordat u verstoppingen verwijdert of de
afvoertunnel ontstopt.
D voordat u de maaier gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren.
D als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer
de machine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens hem weer te gebruiken.
D als de maaier abnormaal trilt (direct
controleren).
20. Zet de motor af
D als u de maaier onbeheerd achterlaat. D voordat u de brandstoftank bijvult.
21. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
22. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde bevestigde zitting gebruikt.
ONDERHOUD EN OPSLAG
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven
regelmatig strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.
3. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
4. Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluiddemper, accucompartiment en de omgeving van de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil.
5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage en beschadigingen.
6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten behoeve van een veilig gebruik.
7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt, dient dit buiten plaats te vinden.
GELUIDSNIVEAU
Deze machine produceert een maximum geluidsniveau, gebaseerd op metingen van identieke machines, van:
TRILLINGSNIVEAU
Deze machine produceert een maximum trillingsniveau van 15.38 m/s@, gebaseerd op metingen van identieke machines.
DU2
OVERZICHT VAN VEILIGHEIDSSYMBOLEN
Veiligheidsalarm–– symbool in de driehoek geeft gevaar aan
Veiligheidsalarm
Lees de bedienings­handleiding
Raadpleeg technische handleiding voor juiste onderhoudsprocedures
Blijf op veilige afstand van de machine
Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt
Roterend mes, kan tenen of vingers afsnijden. Houd han­den en voeten uit de buurt van het draaiende mes zolang de motor loopt.
Om beschadiging van mes bij fijnmaken te voorko­men versneller gebruiken, als maaier is uitgerust met een fijnmaakhulpstuk
Overbrenging
Blijf altijd op veilige afstand van de maaier
Uitgeworpen voorwerpen–– gevaar voor alle lichaamsdelen
Uitgeworpen voorwerpen–– Maaier met zijafvoer. Zorg dat het veiligheidsscherm altijd aangebracht is.
Zet motor stil alvorens bedieningspositie te verlaten
Olie
Aan/Lopen
In werking stellen
Buiten werking stellen
Laadtoestand van de accu
DU3
OVERZICHT VAN VEILIGHEIDSSYMBOLEN
Bedrijfsurenteller
Snel
Langzaam
Afname/toename
Smeerpunt
Motor starten
Brandstof
Neutraal
Eerste versnelling
Tweede versnelling
Derde versnelling
Maaimes–– basissymbool
Motor afzetten
Choke
Hulpstarter
Hulpstartknop driemaal indrukken
Maaimes–– afstelling maaihoogte
Koord uittrekken
Wiel
Tractieaandrijving
DU4
OVERZICHT VAN VEILIGHEIDSSYMBOLEN
Accu’s op verantwoorde wijze afvoeren
Steek sleutel in contactslot
Draai sleutel om in contactslot
Bedieningsstang omlaag brengen
Bedieningsstang omhoog brengen
Hendel bewegen
Hendel naar voren bewegen
Hendel naar achteren bewegen
Bedieningsstang omhoog/ omlaag brengen
Bedieningsstang omhoog/ omlaag brengen
Bedieningsstang omhoog brengen
DU5
INHOUDSOPGAVE
Blz. Blz.
Montageaanwijzingen 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Voor ingebruikname 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor gebruik van de Recyclerr maaier 9. . . . . . .
Aanwijzingen voor gebruik 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 13. . . . . . . . . . . . . .
Vervangen van de bougie 14. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aftappen van benzine 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vervangen van de carterolie 14. . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de gasklep 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instellen van de wielaandrijving 15. . . . . . . . . . . . .
MONTAGEAANWIJZINGEN
Bijstellen van de remkabel 16. . . . . . . . . . . . . . . . .
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes 16.
Smeren 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Accu opladen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het vervangen van de zekering 18. . . . . . . . . . . . .
Schoonmaken 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaimachine gereedmaken voor opslag 19. . . .
Identificatie produkt 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Serviceondersteuning van Toro 20. . . . . . . . . . . . . . . .
Extra onderdelen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Garantie voor het opstarten van de Toro 21. . . . . . . .
Onderhoudsschema voor de garantie voor
het opstarten 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
PLAATSEN VAN DE HANDGREEP
1. Breng de stangen op één lijn en draai de
knoppen op de binnenste stang vast (fig. 1). Buig de handgreepbevestigingen enigszins naar elkaar toe (fig. 1).
5
1
5
5
2
4
3
969
vormen, drukt u de bedieningsstang tegen de handgreep zodat de bladrem wordt ontspannen.
2
1
1600
Figuur 2
1. Koordgeleider 2. Startkoord
Figuur 1
1. Knop op de handgreep
2. Regelkabel
3. Handgreepnopje
2. Draai de handgreep naar achteren totdat het
nopje erop in het middelste gat van de handgreepbevestiging valt (fig. 1). Als de handgreep zich niet op de goede hoogte bevindt, kunt u deze aanpassen door het nopje in een ander gat te laten vallen. Maak de besturingskabel vast met de kabelbandjes.
4. Handgreepbevestiging
5. Kabelbandje
INSTALLATIE VAN HET STARTKOORD
1. Trek het startkoord door de koordgeleider op de
handgreep (fig. 2). Om gemakkelijker lussen te
DU6
PLAATSEN VAN DE AFVOERTUNNEL AFSLUITER
1. Overtuig u ervan dat de motor afstaat.
2. Doe het afvoerdeurtje open door de hendel naar
voren te trekken en hem vervolgens naar achteren te bewegen (fig. 3). Houd de hendel van het deurtje vast om te voorkomen dat het deurtje tijdens het plaatsen van de afsluiter vanzelf terugspringt vanwege de veer.
3. Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening in de afvoertunnel, moet u de afsluiter enigszins naar rechts draaien tijdens het plaatsen (fig. 3). Zorg ervoor dat de pijl op de sticker die op de afsluiter zit, naar boven wijst.
MONTAGEAANWIJZINGEN
INSTALLEREN ACCU (Elektrisch start model)
1. Zie Accu opladen", pagina 17. Schuif de accu,
met plaatje naar boven, tussen de gleuven aan de
achterkant van het bedieningspaneel en verbindt de
draden (fig. 5). Steek de sleutel in het contact
wanneer u gereed bent om de motor te starten.
1
2
262
Figuur 3
1. Hendel van het afvoerdeurtje
2. Afsluiter naar rechts draaien
4. Duw de afsluiter helemaal naar binnen totdat de
veerclip aan de onderkant ervan op zijn plaats klikt. De afsluiter zit nu stevig in de afvoertunnel (fig. 4). Wanneer u de hendel van het afvoerdeurtje loslaat, wordt ook de bovenzijde van de afsluiter vergrendeld.
1
1
Figuur 5
1. Accu 2. Accuhouders
2
137
Figuur 4
1. Veerclip
404
DU7
VOOR INGEBRUIKNAME
CARTER MET OLIE VULLEN
Het carter vullen met SAE 30 op 10W30 olie totdat het oliepeil op de peilstok de markering FULL (vol) bereikt (fig. 6). De maximumcapaciteit van het carter is 0,75 liter olie. U kunt elke detergente olie van goede kwaliteit gebruiken die van het American Petroleum Institute (API) de service classification"  SF, SG of SH heeft gekregen.
Controleer steeds voor gebruik of het oliepeil tussen de markeringen FULL (vol) en ADD (bijvullen) op de peilstok (fig. 6) staat. Vul olie bij als het peil te laag is.
1. Plaats de maaier op een horizontale ondergrond en maak de omgeving van de peilstok schoon.
2. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag naar links te draaien.
3. Veeg de peilstok af en plaats hem in de vulopening. Draai de dop 1/4 slag rechtsom. Verwijder de peilstok dan en controleer het oliepeil (fig. 6). Als het peil te laag is, vult u juist zoveel olie bij dat het peil tot aan de FULLmarkering op de peilstok komt. VUL NIET MEER OLIE BIJ DAN TOT
DE FULLMARKERING OMDAT DE MOTOR HIERDOOR KAN BESCHADIGEN BIJ HET AANZETTEN. GIET DE OLIE LANGZAAM BIJ.
4. Plaats de peilstok in de vulopening en draai de
dop 1/4 slag naar links om hem te vergrendelen.
2
1
284
Figuur 6
1. Vulopening 2. Peilstok
N.B.: Controleer het oliepeil elke keer wanneer u de
maaier gaat gebruiken en telkens na 5 bedrijfsuren. Bij eerste gebruik vervangt u de olie na 2 bedrijfsuren; daarna vervangt u de olie telkens na 25 bedrijfsuren. Wanneer er veel stof of vuil aanwezig is, moet de olie vaker worden vervangen.
WAARSCHUWING
GEVAAR: Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief. Rook niet wanneer u met benzine bezig bent en houd de brandstof weg van open vlammen of vonken. Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt gebruiken. Bewaar het in een goedgekeurde tank. Houd benzine buiten bereik van kinderen.
Vul brandstof alleen in de open lucht bij en altijd slechts tot 613 mm vanaf de bovenrand van de tank. De vulopening mag zelf niet volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor het uitzetten van de brandstof. Gebruik een trechter of tuit om morsen te voorkomen. Veeg gemorste benzine meteen op.
VULLEN VAN DE BRANDSTOFTANK MET BENZINE
N.B.: Toro raadt u ten sterkste aan om in haar met
benzine aangedreven machines verse, schone
LOODVRIJE
gebruiken. Loodvrije benzine brandt schoner, verlengt de levensduur van uw machine en zorgt voor goed starten doordat er minder afzetting in de verbrandingskamer plaatsvindt. Als er geen loodvrije benzine verkrijgbaar is, kunt u ook gelode benzine gebruiken.
BELANGRIJK: MENG NOOIT OLIE DOOR DE BENZINE. GEBRUIK NOOIT METHANOL, BENZINE DIE METHANOL 10% ETHANOL BEVAT, OF WITTE BENZINE OMDAT HET BRANDSTOFSYSTEEM VAN DE MOTOR HIERDOOR BESCHADIGD KAN RAKEN.
Toro raadt u aan in haar met benzine aangedreven machines regelmatig een brandstofstabilisator te gebruiken tijdens gebruik en opslag. Een stabilisator houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt ervoor dat er tijdens de opslag geen rubberachtige harsresten in de motor worden afgezet.
Gebruik tijdens de opslag geen andere brandstoftoevoegingen dan produkten die
benzine met normaal octaangehalte te
BEVAT, GASOHOL DIE MEER DAN
bij koude motor. Vul de tank niet helemaal, maar
speciaal voor brandstofstabilisering tijdens de opslag zijn vervaardigd. Toro adviseert u geen stabilisatoren op alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of isopropyl, te gebruiken. Stabilisatoren mogen niet worden gebruikt om het vermogen of de prestatie van de motor te verbeteren.
1. Maak de omgeving van de brandstoftankdop
schoon en verwijder de dop van de tank (fig. 7). Wanneer u loodvrije benzine gebruikt, dient u de tank te vullen tot op 6  13 mm vanaf de bovenrand van de tank, en niet tot in de vulopening. Vul de tank niet helemaal.
2. Open de ontluchtingsschroef bovenaan de dop van de brandstoftank (fig. 7) door de schroef naar links te draaien.
N.B.: De ontluchtingsschroef dient alleen gesloten te worden als de maaimachine gekanteld wordt voor onderhoudswerkzaamheden aan het mes en de kast of om de olie af te tappen.
3. Plaats de dop weer op de brandstoftank en veeg eventueel gemorste benzine weg.
4. Open de brandstofafsluitklep op de motor (fig. 8).
DU8
VOOR INGEBRUIKNAME
2
1. Brandstoftankdop
Figuur 7
1
1061
2. Ontluchtingsschroef
Figuur 8
1. Brandstofafsluitklep
1
TIPS VOOR HET FIJNMAKEN VAN GRAS EN BLADEREN
ALGEMENE TIPS
Door de volgende aanwijzingen op te volgen, krijgt u de beste maairesultaten en het mooiste gazon.
D Houd het mes scherp maaiseizoen. Vijl regelmatig de bramen op het mes weg.
D Maai alleen droog gras of blad. Nat gras en blad hebben de neiging tot aankoeken en kunnen verstoppingen of afslaan van de motor veroorzaken. Op nat gras kunt u bovendien uitglijden en vallen.
gedurende het hele
WAARSCHUWING
D Op nat gras kunt u uitglijden en in
aanraking komen met het maaimes.
D Hierdoor kunt u ernstig verwond raken D Maai daarom alleen onder droge
omstandigheden.
D Laat de motor op zijn snelst lopen. Met het maximale vermogen krijgt u de beste maairesultaten.
D Maak steeds na gebruik de onderzijde van de maaikast schoon.
D Houd de motor in een goede conditie. Maaien en fijnmaken vereist meer vermogen.
D Reinig het luchtfilter vaker. Bij maaien en fijnmaken komen er meer grasdeeltjes en stof in de lucht, waardoor het luchtfilter verstopt raakt en de motor minder goed presteert.
TIPS VOOR HET FIJNMAKEN VAN AFGEMAAID GRAS
D Gras groeit niet het gehele jaar even snel. Wanneer het 's zomers heet is, is het over het algemeen aan te raden het gras te maaien op maaihoogte C, D, of E. Slechts ongeveer 1/3 van de lengte van het gras moet worden afgemaaid. Afgeraden wordt om onder de Choogte te maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de herfst is, en het gras langzamer groeit.
D Als er hoog gras moet worden gemaaid, moet u het mes wellicht wat hoger instellen en langzamer lopen; vervolgens maait u het gras dan nog eens op
een normalere hoogte. Als het gras te lang is en er plukken gras op het gazon achterblijven, kan de maaier verstopt raken waardoor de motor afslaat.
D Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een of meer van de volgende remedies proberen:
D Slijp het mes.
D Loop langzamer tijdens het maaien. D Stel de maaier in op een hogere maaihoogte. D Maai het gras vaker. D Laat de maaibanen overlappen in plaats van
steeds een volledig nieuwe baan te maaien.
D Maai de randzones een tweede maal. D Stel de maaihoogte van de voorwielen één
inkeping hoger in dan die van de achterwielen (stel de voorwielen bijvoorbeeld in op C" en de achterwielen op D").
TIPS VOOR HET FIJNMAKEN VAN BLADEREN
D Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds nog 50% van het gazon door de laag fijngemaakte bladeren te zien zijn. Soms is het nodig hiervoor één of meer keren over de bladeren heen te gaan.
D Als u slechts een lichte bladlaag wilt maken, zet u alle wielen op dezelfde maaihoogte.
D Als er meer dan 13 cm bladeren op het gazon ligt, stelt u de voorwielen één of twee inkepingen hoger in dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker onder het maaivlak worden ingevoerd.
D Wanneer de bladeren niet fijn genoeg worden gesneden om in het gras te worden verborgen, moet u misschien wat langzamer lopen met de machine.
D Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te raden in het voorjaar kalk op het gras aan te brengen. Hierdoor wordt het zuur uit de eikebladeren geneutraliseerd.
1071
DU9
AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK
TIPS VOOR GEBRUIK
1. CONTROLEER HET OLIEPEIL Zorg ervoor dat
het oliepeil zich bevindt tussen de ADD en FULLmarkering op de peilstok (fig. 6).
2. VOORAFGAAND AAN HET MAAIENZorg ervoor dat de zelfaandrijving en de functies van de bedieningsstang goed werken. Wanneer de stang wordt losgelaten, moet de zelfaandrijving stoppen.
STARTEN, STOPPEN EN ZELFAANDRIJVING
1. BEDIENINGHet contact (model met
elektrische startmotor), de gasregelknop, grondsnelheidsknop, bedieningsstang en repeteerstarter bevinden zich op de bovenste handgreep (fig. 9).
2
5
1
3
gemiddeld en "3" is snel lopen. Stel de grondsnelheidsknop op de gewenste stand in. De
grondsnelheid verandert evenredig met de afstand tussen de bedieningsstang en de handgreep. Breng de bedieningsstang omlaag om
een bocht te maken, te manoeuvreren of als de maaier te snel loopt. Laat u de bedieningsstang te ver zakken, dan stopt de zelfaandrijving van de maaier. Trek de bedieningsstang dichter tegen de handgreep voor een hogere grondsnelheid. Als u de bedieningsstang helemaal tegen de handgreep aantrekt, werkt de zelfaandrijving op de hoogste grondsnelheid. U hoeft de bedieningsstang echter niet helemaal strak tegen de handgreep aan te trekken. Wanneer u de maaier gebruikt voor het bijwerken van de kanten of hem even laat staan, zet u de knop in de stand
.
8. BEDIENING VAN DE WIELAANDRIJVING (fig. 10)Zet de bedieningsstang in de stand RUN/SHIFT. Zet de grondsnelheidsknop in de gewenste stand en trek de bedieningsstang tegen de handgreep om te rijden.
BELANGRIJK: Verander niet van snelheid terwijl de bedieningsstang tegen de handgreep wordt getrokken in de stand DRIVE; de transmissie kan hieronder lijden. Zet de bedieningsstang in de
stand RUN/SHIFT (fig. 10) als u van grondsnelheid wilt veranderen of breng de bedieningsstang omlaag totdat de zelfaandrijving stopt.
4
972
Figuur 9
1. Gasregelknop
2. Grondsnelheidsknop
3. Bedieningsstang voor zelfaandrijving
* 4. Contactslot met sleutel
5. Repeteerstarter
* Elektrische startmodellen
2. Druk de bougiekabel op de bougie.
3. Open de brandstofafsluitklep (fig. 8) als deze
nog niet open is.
4. Zet de grondsnelheidsknop in de stand
zet de gasregelknop op CHOKE
.
en
5. ELEKTRISCH STARTENDraai de sleutel op
START en laat los, wanneer de motor begint te draaien. Als de motor gestart is, zet u de gasknop uit
de chokestand
en regelt u de motor naar wens. Indien de accuspanning te laag is om de motor te starten, de repeteerstarter gebruiken (fig. 9).
6. HANDMATIG STARTENTrek de repeteerstarter uit totdat u weerstand voelt; trek daarna stevig om de motor te starten. Als de motor gestart is, zet u de
gasknop uit de chokestand
en regelt u de motor
naar wens.
7. GRONDSNELHEID (fig. 9)De maaier heeft drie grondsnelheden: stand 1" is langzaam, 2" is
3
2
1
488
Figuur 10
3. Stand DRIVE1. Bedieningsstang
2. Stand RUN/SHIFT
N.B.: De aandrijfwielen zijn uitgerust met vrijlopende
koppelingen, waardoor het gemakkelijker is de maaimachine naar achteren te trekken wanneer de wielaandrijving ontkoppeld is. Om de koppelingen vrij te maken, moet de maaier tenminste 2,5 cm naar voren worden geduwd nadat de wielaandrijving is gestopt. Neem contact op met uw leverancier als u meer vragen hebt.
9. STOPPENOm de motor af te zetten, laat u de bedieningsstang los. Verwijder de sleutel uit het contact of trek de bougiekabel van de bougie als de maaier zonder toezicht blijft of niet wordt gebruikt.
DU10
AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK
GEBRUIK VAN DE AFVOERTUNNELAFSLUITER
1. Overtuig u ervan dat de motor afstaat. Open het
afvoerdeurtje door de hendel naar voren te trekken en vervolgens naar achteren te bewegen (fig. 11). Houd de hendel vast om te voorkomen dat de veerbelasting het deurtje weer sluit terwijl u de afsluiter plaatst.
2. Aangezien de afsluiter iets breder is dan de opening van de afvoertunnel, moet u hem tijdens het plaatsen enigszins naar rechts draaien (fig. 11). Zorg ervoor dat de pijl op de sticker die op de afsluiter zit, naar boven wijst.
1
2
4. Om de afsluiter te verwijderen, beweegt u de
hendel van het afvoerdeurtje naar achteren terwijl u tegelijkertijd de veerclip aan de onderzijde van de afsluiter omhoog beweegt. Als de afsluiter eenmaal ontgrendeld is, kunt u hem uit de afvoertunnel trekken.
GEBRUIK VAN DE GRASZAK
Soms wilt u misschien de graszak gebruiken om hierin extra lang of dik gras, of bladeren te verzamelen.
1. Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen stilstaan. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
2. Zorg ervoor dat de hendel van het afvoerdeurtje geheel naar voren staat en de pen zich in de vergrendeling bevindt (fig. 13).
3. PLAATSEN VAN DE ZAKSchuif het gat in het frame van de zak op het pinnetje op de kast (fig. 13) en steun de achterzijde van het frame van de zak op de laagste handgreep.
2
1
262
Figuur 11
1. Hendel van het afvoerdeurtje
2. Afsluiter naar rechts draaien
3. Druk de afsluiter helemaal naar binnen totdat de
veerclip aan de onderkant van de afsluiter op zijn plaats klikt. Nu is de afsluiter stevig in de afvoertunnel vergrendeld (fig. 12). Laat vervolgens de hendel van het afvoerdeurtje los, waardoor ook de bovenkant van de afsluiter vergrendeld raakt.
1
275
Figuur 12
1. Veerclip
3
261
Figuur 13
1. Zakframe op pin
2. Pin valt in vergrendeling
3. Hendel in voorste stand. Afvoerdeurtje is dicht.
4. Trek de hendel van het afvoerdeurtje naar voren
totdat de pin uit de vergrendeling komt en beweeg de hendel naar achteren totdat de pin in de inkeping voor de zak valt (fig. 14). Het afvoerdeurtje in de maaikast is nu open.
5. LEGEN VAN DE ZAKZet de motor af en wacht tot alle delen stilstaan. Breng de hendel van het afvoerdeurtje omhoog en beweeg hem naar voren zodat de pin in de vergrendeling valt (fig. 13). Pak de handgrepen aan de voor en achterzijde van de zak vast en til de zak van de maaier. Kantel de zak langzaam naar voren zodat het gemaaide gras eruit valt.
DU11
AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK
1
Figuur 14
1. Pin valt in inkeping zak
PAS OP!
D Afgemaaid gras en ander afval kunnen met
kracht uit de afvoertunnel worden gewor pen.
D Deze voorwerpen kunnen de bestuurder en
omstanders ernstig verwonden of zelfs do den.
D Doe het deurtje op de afvoertunnel nooit
open wanneer de motor draait, tenzij er een graszak, een extra leverbaar zijafvoerhulp stuk of een afsluiter op de tunnel is ge plaatst.
PAS OP!
D Door een beschadigde graszak kunnen
steentjes en andere soortgelijke voorwer pen naar de bestuurder of omstanders wor den geworpen.
D Deze voorwerpen kunnen de bestuurder en
omstanders ernstig verwonden of zelfs do den.
D Controleer de graszak regelmatig. Indien hij
beschadigd is, dient hij door een nieuwe originele TOROzak te worden vervangen, waar deze of een soortgelijke waarschu wing opstaat.
6. Om de zak weer te plaatsen, herhaalt u de
stappen 3 en 4.
260
PAS OP!
D Indien het afvoerdeurtje niet goed geslo
ten is, kunnen voorwerpen worden uitge worpen.
D Dergelijke voorwerpen zouden u kunnen
verwonden of doden.
D Als het afvoerdeurtje niet sluit doordat
het gebied eromheen vervuild is met af gemaaid gras, dient u de motor af te zet ten en de hendel van het deurtje voorzich tig naar achteren te bewegen zodat deze niet beschadigd raakt. Als het deurtje nu nog niet dicht kan, zet u de motor af en verwijdert u de obstakels met een stok, niet met de hand.
INSTELLEN VAN DE MAAIHOOGTE
Het exclusieve SmartWheelt van Toro verschaft een eenvoudige werkwijze om de maaihoogte in te stellen.
Het SmartWheel heeft twee maaischalen  SPARSE/NORMAL [dun/normaal] en LUSH [dik]  om de beste instelling van de maaihoogte onder alle omstandigheden te verzekeren (fig. 15). Gebruik de schaal SPARSE/NORMAL voor het meeste maaiwerk tijdens de warme zomermaanden. De schaal LUSH is voor het dikke, malse en sappige gras dat normaal in de lente groeit.
Over het algemeen gelden de volgende aanbevelingen:
D Gras wordt gewoonlijk gemaaid met de
instelling C, D of E, of er wordt een graslengte van 5 à 7,5 cm aangehouden.
D Afgeraden wordt om onder de Choogte te
maaien, tenzij er weinig gras is of het laat in de herfst is, en het gras langzamer groeit. Als er hoog gras moet worden gemaaid, moet u het mes wellicht wat hoger instellen en langzamer lopen; vervolgens maait u het gras dan nog eens op een normalere hoogte. Als het gras te lang is en er plukken gras op het gazon achterblijven, kan de maaier verstopt raken waardoor de motor afslaat.
D Het SmartWheel berekent de juiste instelling
om zeker te stellen dat niet meer dan 1/3 van de lengte van het gras wordt afgemaaid.
PAS OP!
D Bij het verstellen van de maaistandhendels
kunnen uw handen in aanraking komen met het draaiende mes.
D Bij aanraking van het mes kunt u ernstig
verwond raken.
D Verstel de maaistand niet als de motor
loopt en het mes draait.
D Steek uw vingers niet onder de maaikast
bij het optillen van de maaier om de maai standhendels te verstellen.
DU12
AANWIJZINGEN VOOR GEBRUIK
1. Alvorens de motor te starten en met maaien te
beginnen, dient u de maaier tot op het gras te duwen. Stop wanneer de letters op het SmartWheelt label op het linker achterwiel verticaal staan (fig. 15).
2. Met behulp van de kleurcodes van SmartWheel (fig. 15) vergelijkt u de tipjes van de grashalmen met de kleuren/letters op het wiel. De overeenkomst tussen de kleur/letter en de grastipjes bepaalt de juiste maaihoogte.
1
2
3. Trek de instelhendel voor de maaihoogte in de
richting van het wiel en zet hem in de overeenkomstige stand van de kleur/letter op de maaikast (fig. 16). De hoogte is gemakkelijker in te stellen, wanneer u de kast optilt zodat het wiel van de grond komt. Let erop dat u uw vingers hierbij niet onder de kast steekt. Zorg ervoor dat de pen op de instelhendel in de gleuf op de kast valt. Stel alle wielen in op dezelfde kleur/letterstand.
N.B.: De voorwielen kunnen worden ingesteld op 3,8 cm. Beweeg de instelhendel voorbij "A" en laat de pin in het gat op de kast vallen.
A
B C D
E
1
971
Figuur 15
1. Maaischaal voor dun/ normaal gras
2. Maaischaal voor dik gras
ONDERHOUD
VOORZICHTIG
D De motor kan onbedoeld aanslaan.
D Onbedoeld starten van de motor kan ern
stige verwondingen toebrengen aan de bestuurder of de omstanders.
D Trek de bougiekabel van de bougie voor
dat u onderhouds of verstelwerkzaamhe den uitvoert.
ONDERHOUD VAN HET LUCHTFILTER
Normaliter dient het luchtfilter telkens na 25 bedrijfsuren te worden schoongemaakt. Wanneer de maaimachine in stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt, moet het vaker worden schoongemaakt.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
788
Figuur 16
1. Afstellingshefboom maaihoogte
2. Draai aan de knop waarmee het deksel van het
luchtfilter op de motor is bevestigd totdat het deksel kan worden verwijderd. Filter grondig schoonmaken. (fig. 17).
3. Verwijder het schuimfilter indien het vuil is uit de houder (fig. 17). Grondig schoonmaken.
A. Schuimfilter WASSEN in warm water met
vloeibare zeep. Knijpen om het vuil los te maken, maar niet wringen, omdat het schuim dan kan scheuren. Goed uitspoelen in schoon water.
B. Filter DROGEN door het in een schone doek
te wikkelen. Knijp in doek en filter om het filter te drogen.
C. Filter DOORDRENKEN met SAE 30
motorolie. Knijp in het filter om een teveel aan olie te verwijderen en de olie goed te verdelen. Een vochtig filter is het beste.
4. Schuimfilter en luchtfilterdeksel terugzetten.
BELANGRIJK: De motor mag nooit draaien zonder luchtfilterelement. Hierdoor kan namelijk overmatige slijtage en beschadiging van de motor ontstaan.
DU13
ONDERHOUD
AFTAPPEN VAN BENZINE
1. Zet de motor af en wacht tot hij afgekoeld is.
Trek de bougiekabel van de bougie af. Verwijder de
1
2
sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen. N.B.: Benzine mag alleen worden afgetapt van een
koude motor.
2. Zet de brandstofafsluitklep (fig. 8) in de OFFstand.
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (fig. 7) en gebruik een pomphevel om de brandstof in een schoon benzineblik te laten lopen.
N.B.: Het aftappen van brandstof mag alleen op deze manier gebeuren.
4. Open de brandstofafsluitklep alvorens de maaier te gebruiken.
3
Figuur 17
1. Schuimfilter 2. Deksel 3. Knop
288
VERVANGEN VAN DE BOUGIE
Gebruik een Champion RC12YC of gelijkwaardige bougie. De elektrodenafstand moet 0,76 mm groot zijn. Verwijder de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter controle.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de bougie.
2. Maak de omgeving van de bougie schoon en verwijder hem uit de cilinderkop.
BELANGRIJK: Vervang gescheurde, verstopte of vervuilde bougies. De elektroden mogen niet worden geschuurd, afgeschraapt of anderszins schoongemaakt omdat er motorschade kan ontstaan wanneer er gruis in de cilinder komt.
3. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm
(fig. 18). Plaats de bougie met de juist afgestelde afstand en de pakkingsluiting. Draai de bougie goed vast tot 19 Nm.
VERVANGEN VAN DE CARTEROLIE
Vervang de olie na de eerste 2 bedrijfsuren en vervolgens telkens na 25 uur.
1. Zet de brandstofafsluitklep (fig. 8) in de OFFstand.
2. Draai de ontluchtingsschroef op de dop van de brandstoftank (fig. 7) naar rechts om deze te sluiten.
3. Laat de motor draaien totdat hij afslaat. Probeer de motor nog eenmaal te starten om u te verzekeren dat alle benzine uit de carburator is.
4. Trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
5. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
6. Verwijder de peilstok uit de vulopening en zet links van de maaier een opvangbak.
7. Zet de maaimachine op zijn linkerzijkant en laat de olie in de bak lopen (fig. 19).
1
DU14
Figuur 18
0,76 mm
287
Figuur 19
1. Olievulopening
8. Na het aftappen de maaier weer rechtop zetten
en de motor met verse olie vullen. Zie hiervoor de paragraaf: Carter met olie vullen, blz. 8.
9. Open de ontluchtingsschroef op de dop van de brandstoftank, open de brandstofafsluitklep en maak de bougiekabel weer vast.
ONDERHOUD
INSTELLEN VAN DE GASKLEP
Als de motor niet start of stopt, is het misschien nodig de gasklepregeling opnieuw af te stellen. Dit moet eveneens telkens gebeuren, wanneer er een nieuwe gasklepregelingskabel wordt geïnstalleerd.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
2. Zet de gasregelknop naar voren in de
FASTstand
3. Maak de schroef van de kabelklem los totdat u de gasklepkabel kunt wegschuiven (fig. 20).
4. Beweeg de gaskabel naar links of naar rechts tot de gaatjes in de gashendel en de gasklepbeugel op één lijn liggen (fig. 20).
5. Trek de gaskabel voorzichtig strak en draai de kabelklemschroef aan om het geheel op deze manier vast te zetten
.
1
489
Figuur 21
1. Bedieningsknop
2
1
1. Kabelklemschroef
2. Gasklepbeugel
3. Gasklepkabel
3
Figuur 20
4. Gashendel
5. Gaatjes op één lijn
4
5
286
INSTELLEN VAN DE WIELAANDRIJVING
Als de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel doet wanneer de bedieningsstang zich op meer dan 4 cm van de handgreep bevindt, moet de knop voor de wielaandrijving aan de achterzijde van de tandwielkast worden ingesteld.
1. Zet de motor af en trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
2. Indien de graszak op de maaier gemonteerd is, dient u de deur in de maaikast te sluiten en de graszak te verwijderen.
3. INSTELLING(fig. 21)Draai, als de machine niet uit zichzelf beweegt, de knop !/2 slag naar rechts. Als de maaier naar voren kruipt, draait u de knop !/2 slag naar links om de band losser te maken.
VOORZICHTIG
D Indien de kabel te veel bijgeregeld
wordt, bestaat de kans dat de maaier zich voortbeweegt zonder dat de aan drijving ingeschakeld wordt.
D Contact met een bewegende maaier kan
de bestuurder en omstanders ernstig verwonden.
D Regel de kabel van de wielaandrijving
niet te veel bij.
4. CONTROLEREN VAN DE INSTELLING De
instelling is goed wanneer de wielen vrij beginnen te draaien als de bedieningsstang zich op ongeveer 4 cm van de handgreep bevindt (fig. 22).
5. Herhaal de stappen 2 en 3 net zolang tot de instelling goed is.
4 cm
Figuur 22
DU15
ONDERHOUD
BIJSTELLEN VAN DE REMKABEL (fig. 23 en 24)
Wanneer een nieuwe bladremkabel wordt geïnstalleerd, is bijstelling noodzakelijk.
1. Zet de motor af. Trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
2. CONTROLE VAN DE BIJSTELLINGDruk de bedieningsstang tegen de handgreep tot de speling in de kabel is opgeheven. De ruimte tussen remhefboom en handgreep moet tussen 2,4 mm4,8 mm zijn. Zie stap 3 voor de bijstelling.
3. CONTROLE VAN DE KABELMANTELDraai de moer op de kabelklem los. Steek een voorwerp met een afmeting van 2,4 mm4,8 mm tussen remhefboom en handgreep. Trek de kabelmantel omlaag tot alle speling in de kabel is opgeheven. Draai de moer weer vast.
2
1
CONTROLEREN/VERWIJDEREN/SLIJPEN VAN HET MES
Maai altijd met een scherp mes. Wanneer het mes scherp is, wordt het gras netjes afgesneden en wordt het gras niet uitgetrokken of beschadigd, zoals met een bot mes gebeurt.
1. Zet de brandstofafsluitklep (fig. 8) in de OFFstand.
2. Draai de ontluchtingsschroef op de dop van de brandstoftank (fig. 7) naar rechts om deze te sluiten.
3. Laat de motor draaien totdat hij afslaat. Probeer de motor nog eenmaal te starten om u te verzekeren dat alle benzine uit de carburator is.
4. Trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
5. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
6. Plaats de maaier op zijn linkerzijkant (fig. 25). Zorg ervoor dat het mes niet draait, omdat hierdoor startproblemen kunnen ontstaan.
1
2
2,4-4,8 mm
(1/8"3/16")
3
4
Figuur 23
Alleen gemotoriseerde modellen
1. Remhefboom
2. Handgreep
2
2,4-4,8 mm
3
4
Figuur 24
Alleen handmaaiers
1. Remhefboom
2. Handgreep
3. Moer
4. Kabelmantel
1
(1/8"3/16")
3. Moer
4. Kabelmantel
777
251
3
973
Figuur 25
1. Mes 3. Mesbout
2. Versneller
7. CONTROLEREN VAN HET MESBekijk het mes
zorgvuldig op scherpte en slijtage, met name op het raakvlak van vlakke en gebogen delen (fig. 26A). Het metaal dat deze delen verbindt kan door zand en schurend materiaal afslijten. De maaier moet daarom voor gebruik worden gecontroleerd. Als u gleuven of slijtage constateert (fig. 26B en C), dient het mes te worden vervangen. Zie hiervoor stap 8.
N.B.: U bereikt het beste resultaat, wanneer u voor het begin van het maaiseizoen een nieuw mes plaatst. In de loop van het jaar kunt u dan kleine onregelmatigheden wegvijlen om de snijrand scherp te houden.
8. VERWIJDEREN VAN HET MESPak het uiteinde van het mes vast met behulp van een oude lap of dikke gewatteerde handschoen. Verwijder de mesbout, de versneller en het mes (fig. 25).
DU16
ONDERHOUD
PAS OP!
D Een versleten of beschadigd mes kan
breken en in een dergelijk geval kan een stuk van het mes worden uitgewor pen naar bestuurder of omstanders.
D Een uitgeworpen stukje mes kan
bestuurder of omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.
D Controleer het mes daarom regelmatig
op slijtage of beschadigingen.
D Vervang versleten of beschadigde mes
sen.
1
A
2
B
10. Breng het scherpe, gebalanceerde TOROmes,
de versneller en de mesbout weer op hun plaats. Het wiekdeel van het mes moet naar de bovenkant van de maaikast wijzen. Draai de bout op het mes aan tot 68 Nm.
11. Zet de maaier weer rechtop.
12. Open de ontluchtingsschroef op de dop van de
brandstoftank, open de brandstofafsluitklep en maak de bougiekabel weer vast.
SMEREN
De voor en achterwielen moeten telkens na 25 bedrijfsuren en aan het eind van het seizoen worden gesmeerd.
1. Breng 2 à 3 druppels lichte olie aan op de binnenkant bij de voorwielen en aan de buitenkant van alle wielbouten. Laat de wielen draaien om de olie in de naafbussen te brengen. Veeg het teveel aan olie weg.
2. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in de C"stand. Veeg de smeernippels af met een schoon doekje (fig. 28). Zet een vetspuit op de smeernippels en pomp voorzichtig 2 à 3 maal. Gebruik hiervoor #2 universeelvet op lithiumbasis. Bij overmatige druk kunnen de dichtingen beschadigen.
3
C
4
270
Figuur 26
1. Wiek
2. Platte deel van het mes
3. Slijtage
4. Gevormde gleuf
9. SLIJPEN VAN HET MESMet behulp van een
vijl kunt u de bovenkant van het mes slijpen, waarbij u de oorspronkelijke snijhoek in stand houdt (fig. 27). Als u aan beide snijranden evenveel materiaal verwijdert, blijft het mes in evenwicht.
SLIJP ALLEEN ONDER DEZE HOEK
153
Figuur 27
BELANGRIJK: Controleer de balans van het mes door het op een mesbalans te leggen. In de ijzerwinkel kunt u een goedkope balans kopen. Wanneer een mes in evenwicht is, blijft het horizontaal liggen. Is het mes niet in balans, dan helt het over naar de zwaardere kant. In dit geval moet nog wat metaal van de snijrand aan deze kant worden afgevijld.
1
276
Figuur 28
1. Smeernippel
ACCU OPLADEN (Elektrisch start model)
Ofschoon een nieuwe accu niet volledig is opgeladen, levert een gedeeltelijke oplading van 4 uur voldoende energie om de motor verschillende keren te starten. Een nieuwe accu moet echter 72 uur achter elkaar worden opgeladen om zeker te zijn van een volle accu. Laad de accu eveneens gedurende 72 uur op, wanneer de maaier een tijd heeft gestaan en in het voorjaar. Bij een normale bediening zorgt de dynamo ervoor dat de accu geladen blijft. Indien de accu leeg is, laad deze dan op gedurende 48 uur.
1. Zet de motor af en koppel de ontstekingsdraad los van de accupool (fig. 29).
DU17
ONDERHOUD
1
Figuur 29
1. Accu 2. Houder
2. De accu kan, indien gewenst, uit de houders
verwijderd worden. De accu hoeft echter niet verwijderd te worden, indien de maaier dichtbij een stopcontact geplaatst kan worden.
3. Verbind de TORO elektrische lader met de accu en steek de stekker in een 220V stopcontact. Nadat de accu de benodigde tijd is opgeladen, de acculader uitschakelen en de accu loskoppelen.
4. Verbind de ontstekingsdraad aan de poolklem van de accu.
BELANGRIJK: Het is raadzaam slechts een TORO elektrische acculader te gebruiken, omdat andere laders de accu kunnen beschadigen. Gebruik de lader altijd binnenshuis en laad de accu zo mogelijk op bij kamertemperatuur (22_ C). Laad de accu niet langer dan 72 uur, omdat dit tot beschadiging kan leiden.
HET VERVANGEN VAN DE ZEKERING
(Elektrisch start model)
De laadkring van het elektrische systeem wordt be veiligd door een zekering. Als de accu niet opgela den blijft, kan de zekering doorslaan. Gebruik een AGC-5 zekering van 5 ampère.
1. Druk de twee delen van de zekeringhouder sa men. Draai de dop van de zekeringhouder om de zekeringhouder te openen (fig. 30).
2
137
3. Installeer een nieuwe zekering.
4. Plaats de lipjes van de dop van de
zekeringhouder op die van de onderkant van de zekeringhouder en druk de twee delen op elkaar. Draai de dop om de zekeringhouder te sluiten.
SCHOONMAKEN
Afsluiter en afvoertunnel
Voor een zo goed mogelijk resultaat moet de afvoertunnelafsluiter telkens na gebruik worden schoongemaakt. Wanneer het gras dik en dicht is, kunnen er plukken gemaaid gras op en rond de afsluiter achterblijven; hierdoor kan het moeilijk zijn de afsluiter te verwijderen. Na ieder gebruik moet de afsluiter van de afvoertunnel worden verwijderd en worden ontdaan van alle afval.
Zorg ervoor dat het deurtje van de afvoertunnel altijd in gesloten toestand vergrendeld is wanneer de hendel losgelaten is. Als dit door verontreinigingen niet mogelijk is, dient u de binnenkant van de afvoertunnel en het deurtje grondig schoon te maken.
Onderkant van het maaierhuis
Met name de stootplaten aan de onderkant van het maaierhuis behoren vrij van vuil en afval te blijven (fig. 32).
Wasmethode
1. Plaats de maaier op een betonnen of geasfalteerd oppervlak, nabij een aangesloten tuinslang.
2. Start de motor.
3. Schakel het maaimes in.
4. Houd de slang ter hoogte van de handgreep en
laat water op de grond lopen, vlak voor het rechter achterwiel (fig. 31). Het draaiende maaimes leidt en roteert het water onder het maaierhuis en spoelt de grasresten weg. Laat het water enkele minuten lopen, dan wel tot er geen grasresten meer worden uitgeworpen.
1
2
3
4
Figuur 30
1. Dop zekeringhouder
2. Onderkant zekeringhouder
3. Zekering
4. Lipje (2)
2. Verwijder de zekering en gooi hem weg.
DU18
1752
1
1093
Figuur 31
1. Rechter achterwiel
5. Zet de motor af.
6. Draai de waterkraan dicht.
7. Start de motor opnieuw en laat hem enkele
minuten lopen om het vocht op het maaierhuis en de onderdelen te laten opdrogen.
ONDERHOUD
Schrapen
Als door het wassen niet alle vuil van de onderkant van de maaier verwijderd is, zet u de maaier op zijn linkerzijkant en schraapt u de onderkant schoon.
1. Zet de brandstofafsluitklep (fig. 8) in de OFFstand.
2. Draai de ontluchtingsschroef op de dop van de brandstoftank (fig. 7) naar rechts om deze te sluiten.
3. Laat de motor draaien totdat hij afslaat. Probeer de motor nog eenmaal te starten om u ervan te verzekeren dat alle benzine uit de carburator is.
4. Trek de bougiekabel van de bougie. Verwijder de sleutel uit het contact bij elektrische startmodellen.
5. Als er een graszak op de maaier zit, sluit u het deurtje op de maaikast en verwijdert u de zak.
6. Zet de maaier op zijn linkerzijkant (fig. 32). Zorg ervoor dat het mes niet draait omdat hierdoor startproblemen kunnen ontstaan.
1
973
Figuur 32
1. Stootplaten
7. Verwijder vuil en gemaaid gras dat aan de kast
kleeft met een hardhouten schraper. Raak de gietnaden en scherpe kanten niet aan.
8. Zet de maaier weer rechtop.
9. Vul de brandstoftank.
10. Open de ontluchtingsschroef op de dop van de
brandstoftank, open de brandstofafsluitklep en maak de bougiekabel weer vast.
Banddeksel (alleen modellen met zelfaandrijving)
Houd het gedeelte onder het banddeksel vrij van verontreinigingen.
1. Zet de motor af en verwijder de bouten waarmee het banddeksel aan de maaikast is bevestigd (fig. 33). Til het deksel op en verwijder alle verontreinigingen rondom de band. Plaats daarna het deksel weer op de band.
2
1
281
Figuur 33
1. Banddeksel 2. Schroeven
MAAIMACHINE GEREEDMAKEN VOOR OPSLAG
1. Wanneer de maaier voor langere tijd niet
gebruikt wordt, dient u de benzine uit de brandstoftank af te tappen of een brandstofadditief aan de benzine toe te voegen. Zie voor het aftappen van de benzine de desbetreffende paragraaf op blz.
14. Nadat de brandstof is afgetapt, zet u de motor aan en laat u hem draaien totdat alle brandstof is verbruikt en de motor afslaat. Herhaal de startprocedure nog tweemaal om u te verzekeren dat alle benzine uit de motor is verwijderd. Als de benzine niet wordt afgetapt en er geen stabilisator wordt toegevoegd, ontstaan er rubberachtige harsresten die de werking van de motor belemmeren en zelfs tot startproblemen kunnen leiden.
De brandstof kan alleen in de benzinetank blijven als er vóór opslag een brandstofstabilisator aan de benzine wordt toegevoegd. Toro raadt u af stabilisatoren op alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of isopropyl te gebruiken. Gebruik de brandstofstabilisator in de aanbevolen hoeveelheden zoals op de verpakking wordt vermeld.
Onder normale omstandigheden behouden deze toevoegingen aan de brandstof 68 maanden hun werking.
2. Aftappen van de olie: zie hiervoor de paragraaf: Vervangen van de carterolie, blz. 14. Nadat de olie is afgetapt, vult u het carter niet met olie voordat u de hierna volgende stappen 3 tot en met 10 hebt uitgevoerd.
3. Verwijder de bougie en giet 2 eetlepels SAE 30olie in het gaatje in de cilinder. Trek langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in de cilinder verspreidt. Breng de bougie weer op zijn plaats en draai hem vast tot 19 Nm. PLAATS DE
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
4. Maak de maaikast schoon: zie hiervoor
Schoonmaken, blz. 18.
DU19
ONDERHOUD
5. Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes, blz. 16.
6. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
7. Maak de cilinder, cilinderkop en het blazerhuis schoon van vuil en fijngemaakt materiaal. Verwijder ook afgemaaid gras en vuil van de uitwendige delen van de motor, dekplaat en bovenzijde van de maaikast.
8. Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor Onderhoud van het luchtfilter, blz. 13.
9. Smeer de wielen: zie hiervoor Smeren, blz. 17.
10. Werk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende TOROServicedealer kunt u hiervoor Toro ReKoteverf kopen.
11. Vul het carter met olie; zie hiervoor de desbetreffende paragraaf op blz. 8.
12. Accu opladen gedurende 72 uur (elektrische startmodellen); raadpleeg hiervoor "Accu opladen" op blz. 17.
13. Zet de maaier op een schone, droge plaats. Dek hem af zodat hij schoon blijft en beschermd wordt.
IDENTIFICATIE PRODUKT
Een sticker met het model en serienummer is aangebracht op de rechterkant van de maaikast vóór de afvoertun nel. Wanneer u ons schrijft of reserveonderdelen bestelt, dient u deze specifieke nummers altijd te vermelden.
SERVICEONDERSTEUNING VAN TORO
Als u ondersteuning nodig hebt  met betrekking tot veiligheid, installatie, bedrijf, onderhoud of defecten  kunt u contact opnemen met de plaatselijke erkende TOROServicedealer of distributeur. Deze kunt u in de Gouden Gids vinden. De dealer en distributeur hebben naast bevoegde onderhoudstechnici ook door de fabrikant goedgekeurde accessoires en reserveonderdelen. Zorg ervoor dat uw Toro volledig TORO blijft, door alleen echte TOROonderdelen en accessoires te kopen.
EXTRA ONDERDELEN
Voor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende accessoires kopen bij uw plaatselijke erkende TOROServicedealer.
1. Zijafvoerset, modelnr. 59110 in enkele seconden te plaatsen. Wordt aan de achterzijde geplaatst in plaats van de graszak. Verspreidt het gemaaide gras en werkt tegelijkertijd aan beide zijden de kanten bij (fig. 34).
1
2. Vonkenvanger, onderdeelnr. 779040Als u
vanwege plaatselijke of landelijke regelingen verplicht bent een vonkenvanger te installeren, kunt u deze bij een erkende ToroServicedealer kopen. Als de maaier in Californië wordt gebruikt op land dat met bossen, struikgewas of gras is begroeid zonder naar behoren werkende vonkenvanger, overtreedt de gebruiker hiermee de wet van deze staat. Paragraaf 4442 Public Resources Code.
3. Verticuteermechanisme, modelnr. 59131 In enkele minuten geïnstalleerd. Zit aan de voorkant voor gemakkelijk manoeuvreren (fig. 35). De verende harktanden verticuteren oude grasresten zodat ze gemakkelijk in de vangzak gezogen worden en zo worden verwijderd.
DU20
Figuur 34
1. Zijafvoerkoker
760
1
Figuur 35
1. Verticuteermechanisme
141
GARANTIE VOOR HET OPSTARTEN VAN DE TORO
Beperkte garantie van vijf jaar
op de TORO GTS 150 OHV motor
Wat valt er onder de garantie?
Voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van aankoop garandeert Toro dat de uw TORO GTS 150 motor bij de eerste of tweede maal trekken zal starten, op voorwaarde dat u voor het vereiste routineonderhoud zorgt. De kosten voor onderdelen en arbeid zijn inbegrepen maar de verzendkosten zijn voor uw rekening. Deze garantie is voor TORO GTS 150 motoren die na 1 september 1991 zijn gekocht.
Hoe blijft de garantie geldig?
U moet uw TORO GTS 150 motor onderhouden door het onderhoudsplan in de Bedieningshandleiding te vol gen en dit op eigen kosten. U moet het onderhoudswerk in de speciale onderhoudstabel invullen en de ont vangstbewijzen bijhouden. Uw TORO GTS 150 motor moet ook een jaarlijkse onderhoudsbeurt krijgen door een erkende TORO service dealer.
Hoe kunt u van de gegarandeerde diensten gebruik maken?
Als het startvermogen van uw TORO GTS 150 motor vermindert tot op het punt waar hij niet start na een of tweemaal trekken door een gezonde volwassene, moet u deze stappen volgen:
1. Neem contact op met een erkende TORO service dealer of een TORO distributeur.
2. Deze zal u vragen de machine naar hem terug te sturen of een andere erkende TOROdienst aanbevelen
die meer geschikt is.
3. Breng de machine, uw onderhoudspapieren en ontvangstbewijzen naar de Service dealer.
Als u om de een of andere reden niet tevreden bent met de diagnose van de dealer inzake het startvermogen van uw motor, of met de verstrekte hulp, neem a.u.b. contact op met uw TORO distributeur.
Wat valt er niet onder de garantie?
De volgende punten vallen niet onder de garantie:
1. Reparaties van machines die voor commerciële doeleinden worden gebruikt.
2. Normaal onderhoud, inclusief vervanging van bougies, luchtfilter, brandstoffilter, het bijstellen van de
carburator.
3. Olieverversing en smering.
4. Reparaties of bijstellen ten gevolge van:
a. het niet volgen van vereiste onderhoudsmaatregelen, b. het stoten van het draaimes tegen een voorwerp, c. bevuiling van het brandstofsysteem, d. verkeerde brandstof of brandstofmengsel (ingeval van twijfel, raadpleeg de bedieningshandleiding) e. het niet volgen van de vereiste maatregelen voor het opbergen zoals in de bedieningshandleiding
beschreven staat, f. verkeerd gebruik, verwaarlozing of ongevallen, g. reparaties of pogingen tot reparatie door iemand die geen erkend TORO service dealer is.
5. Speciale omstandigheden waarbij men bij het starten meer dan tweemaal moet trekken, inclusief:
a. gebruik na langdurige periode van niet gebruikt zijn, of na de seizoensgebonden opslag, b. bij het opstarten bij lagere temperatuur zoals in de vroege lente of de late herfst moet men
eventueel meer dan tweemaal trekken (alleen van toepassing op roterende produkten), c. verkeerde handelwijze bij het starten. Indien u moeilijkheden hebt bij het starten, raadpleeg de
bedieningshandleiding om u ervan te verzekeren dat u op de juiste wijze start. Hierdoor kunt u
een onnodig bezoek aan de service dealer voorkomen.
Alle terugbetaalbare reparaties die onder deze garantie vallen moeten uitgevoerd worden door een erkende TORO Service dealer en enkel met erkende TORO onderdelen.
Het enig verhaal waarop de koper zich kan beroepen is de reparatie door een erkende TORO service dealer te laten uitvoeren zoals hierboven beschreven.
DU21
ONDERHOUDSSCHEMA VOOR DE GARANTIE VOOR HET
OPSTARTEN
Om de garantie voor het opstarten te doen gelden, moet u de hieronder beschreven onderhoudsbeurten uitvoeren na elke 25 uur van gebruik, vaker als de maaier aan veel stof of vuil wordt blootgesteld. Volg de werkwijzen beschre ven in deze Bedieningshandleiding en noteer de gegevens in deze tabel.
Datum Uren
gebruikt
Onderhoud
van luchtfilter
Wisselen van olie
Niet van toepassing
op tweetaktmotoren
Smeren
van wielen
Nakijken
van bougie
Opbergen
van maaier
DU22
Loading...