15. VERWIJDEREN VAN HET APPARAAT ............................................... 103
5
1. ALGEMENE INFORMATIE
De Suunto X10 wristopcomputer is een betrouwbaar hoogwaardig elektronisch
apparaat voor recreatief gebruik. De Suunto X10 is niet bedoeld voor metingen die
een professionele of industriële precisie vereisen.
OPMERKING: Gebruik de Suunto X10 niet als uw enige navigatiemiddel. Gebruik alle
beschikbare navigatiemiddelen, zoals kaarten, een kompas, zicht, enzovoort, en
vergelijk de informatie die u daarmee verkrijgt met de navigatiegegevens van de
Suunto X10. Zorg dat u een oplossing hebt gevonden voor tegenstrijdige informatie
voordat u de tocht voortzet.
OPMERKING:Lees alvorens de Suunto X10 te gaan gebruiken eerst deze
gebruikershandleiding goed door zodat u de gebruiksmogelijkheden en beperkingen
van het apparaat kent en de in de display getoonde informatie begrijpt.
1.1. CHECKLIST
Controleer of de verpakking het volgende bevat:
• Suunto X10
• Oplader
• PC-aansluitkabel
• Cd-rom met de Suunto Trek Manager-software en de gebruikershandleiding
• Suunto X10 gebruikersgids
• Suunto X10 handleiding
Indien een van deze onderdelen ontbreekt, dient u contact op te nemen met de
leverancier bij wie u het product hebt aangeschaft.
1.2. ONDERHOUD
Voer uitsluitend de in deze handleiding beschreven handelingen uit. Probeer nooit de
Suunto X10 uit elkaar te halen of zelf te repareren. Bescherm de Suunto X10 tegen
stoten, hitte en langdurige blootstelling aan direct zonlicht. Wanneer u de Suunto X10
niet gebruikt, kunt u deze het beste bij kamertemperatuur opbergen op een schone,
droge plaats.
De Suunto X10 kan worden schoongemaakt met een enigszins - met warm water bevochtigde doek. Voor hardnekkige vlekken en krassen kunt u een zachte zeep
gebruiken. Stel de Suunto X10 niet bloot aan sterke chemische substanties, zoals
benzine, reinigingsoplosmiddelen, aceton, alcohol, insectenwerende middelen,
zelfklevend materiaal en verf. Deze stoffen kunnen de afdichtingen, behuizing en
6
coating van het apparaat aantasten. Houd de omgeving rond de sensoren vrij van vuil
en zand. Steek geen voorwerpen in de sensoropeningen.
1.3. WATERDICHTHEID
De Suunto X10 is waterdicht. De waterdichtheid is getest tot 100 meter in
overeenstemming met de ISO 2281-norm (www.iso.ch). Dit betekent dat u met de
Suunto X10 kunt zwemmen of andere watersportactiviteiten kunt uitvoeren, maar dat
het apparaat niet geschikt is voor duiken met of zonder zuurstofflessen.
OPMERKING: Druk tijdens het zwemmen of wanneer het apparaat anderszins in
contact met water staat nooit op de knoppen. Het apparaat kan defect raken als u de
knoppen opzettelijk of per ongeluk indrukt terwijl het is ondergedompeld.
OPMERKING: Als er zich veel water of vuil onder de afdekking van de Suunto X10
ophoopt, kan dit een goede ontvangst van satellietsignalen belemmeren.
1.4. DE BATTERIJ OPLADEN
De Suunto X10 is voorzien van een intern oplaadbare batterij. Deze batterij kan circa
500 keer worden opgeladen. Bij intensief gebruik van GPS, de displayverlichting, het
kompas of de gegevensverwerkingfuncties kan het apparaat met een volledig
opgeladen batterij 6 uur worden gebruikt. Als alleen de functies Time en/of Alti/Baro
worden gebruikt, neemt de gebruiksduur per batterijlading toe tot meer dan twee
maanden.
Als de batterij-indicator in de display de rode zone bereikt, is de batterijspanning laag
en moet de batterij worden opgeladen.
Probeer niet zelf de batterij te vervangen, maar laat dit doen bij een erkende Suuntodealer. Wanneer u de batterij zelf vervangt, vervalt de garantie.
U kunt de batterij opladen met de meegeleverde lichtnetoplader (standaard
netspanning), via de USB-aansluiting op uw PC.
WAARSCHUWING: Dit Suunto-product bevat een lithium-ionbatterij. Demonteer,
verbrijzel of doorboor de batterij niet, veroorzaak geen kortsluiting aan de externe
contacten en gooi de batterij niet in water of vuur om brandgevaar en kans op
brandwonden te voorkomen. De batterij mag uitsluitend worden vervangen door een
Suunto-dealer. Voer lege batterijen af conform de lokale milieuvoorschriften.
7
De batterij opladen met een lichtnetoplader
Ga als volgt te werk om de batterij op te laden met een lichtnetoplader:
1. Sluit de oplader op het stopcontact aan en bevestig de dataclip stevig aan de
Suunto X10.
2. Haal de oplader uit het stopcontact zodra de batterij-indicator aangeeft dat de
batterij volledig is opgeladen. De Suunto X10 is nu klaar voor gebruik.
De batterij opladen via de USB-aansluiting
op uw PC
Ga als volgt te werk om de batterij op te laden
via de USB-aansluiting op uw PC
1. Sluit de USB-kabel aan op een vrije USBpoort op de PC (moet aan staan) en bevestig
de dataclip stevig aan de Suunto X10.
2. Maak de USB-kabel los zodra de batterijindicator aangeeft dat de batterij volledig is
opgeladen. De Suunto X10 is nu klaar voor
gebruik.
8
2. DE SUUNTO X10 GEBRUIKEN
2.1. DISPLAY EN KNOPPEN
2.1.1. Modusindicator
Links in de display wordt de modusindicator weergegeven. Deze geeft aan welke
modus op dit moment actief is. Van boven naar onder worden de volgende modi
weergegeven: TIME, ALTI/BARO, COMPASS, NA VIGATION en ACTIVITY. De actieve
modus wordt gemarkeerd door het bewegende blokje naast de indicatiebalk.
2.1.2. Batterij-indicator
Rechts in de display wordt de batterij-indicator weergegeven. Als de indicator in het
rode gebied staat, moet de batterij worden opgeladen. Bij het opladen van de batterij
gaat de indicator omhoog. Wanneer de hoogste stand is bereikt, is de batterij vol.
De batterij-indicator geeft bij benadering de resterende batterijcapaciteit aan. De
aangegeven waarde wordt verkregen door het huidige stroomverbruik af te zetten
tegen het laadniveau van de batterij. Het actuele stroomverbruik varieert echter
afhankelijk van de gebruikte functie. Daarom kan de indicator bij gebruik van de GPSfunctie een lagere waarde aangeven dan bij weergave van de tijd. Bij het in- of
uitschakelen van de GPS-functie, in sommige fases bij gebruik van GPS en bij het
losmaken van de oplader, kan de weergegeven waarde onstabiel zijn. Dit is normaal
en wordt veroorzaakt doordat het stroomverbruik in deze gevallen sterk kan
fluctueren. De meest betrouwbare schatting van de resterende batterijcapaciteit wordt
verkregen door het GPS uit te schakelen, de modus Time te activeren en vervolgens
enkele minuten te wachten totdat de weergegeven waarde stabiel is.
2.1.3. Alarmsymbolen
In de display van de Suunto X10 kunnen drie verschillende alarmsymbolen worden
weergegeven: voor tijd-, weer- en hoogtealarm. Wanneer u een tijdalarm instelt, wordt
het betreffende symbool rechts op de onderste horizontale stippellijn weergegeven.
Wanneer u een weeralarm instelt, wordt het betreffende symbool links onder de
stippellijn weergegeven. En wanneer u een hoogtealarm instelt, wordt het betreffende
symbool links boven de stippellijn weergegeven.
9
2.1.4. GPS-indicator
Navigatiemethode
Activiteitsstatus
START/DATA
Modusindicator
STOP/BACK
Batterijniveau
UP
DOWN
ENTER
Hoogtealarm
Weeralarm
Tijdalarm
GPS-signaal
Als GPS aan staat, wordt op de bovenste horizontale
stippellijn de GPS-indicator weergegeven. Wanneer GPS aan
staat en er geen satellietsignaal wordt ontvangen, gaat er een
leeg, rechthoekig blokje knipperen. Als GPS een fix heeft,
worden er één tot vijf uitgevulde rechthoekige blokjes
weergegeven. De hoeveelheid blokjes is afhankelijk van de
ontvangstkwaliteit: hoe beter het signaal en de dekking, hoe
meer blokjes.
10
2.2. MENU'S
ENTER Kort indrukken
ENTER Lang indrukken
START/DATA Kort indrukken
UP/DOWN
STOP/BACK Kort indrukken
Toetsen
STOP/BACK Lang indrukken
ALARM
TIME/DATE
UNITS
GENERAL
REFERENCE
USE
BARO MEM
ALARM
DECLINATION
CALIBRATE
NAVIGATE
ROUTE
NAVIDATA
TRACK BACK
ACTIVITY
GPS fix
MEMORY
TIME/DATE
DUAL TIME
SYNC
UTC
LIGHT
BRIGHT
CONTRAST
TONES
TIME
DATE
TEMP
PRESS
ALTITUDE
VERT
DISTANCE
SPEED
POSITION
DATUM
GRID
ALARM LIST
PRESSURE GRAPH
ALTITUDE
BARO AL
CREATE
My Points
ROUTE LIST
NAVIDATA LIST
MEMORY LIST
GPS
MARK Memp
MARK HOME
FIND HOME
POSITION
ROUTE INFO
CREATE WP
SELECT
WP LIST
ERASE
VIEW
EDIT
LINK WP
UPDATE
ERASE
SHORTCUTS
SUMMARY
SHORTCUTS
SHORTCUTS
DAY LIGHT
SHORTCUTS
SHORTCUTS
route
wp
GPS refresh
GPS refresh
VIEW
ERASE
TRACK BACK
TIME
ALTI/BARO
COMPASS
NAVIGATION
ACTIVITY
ALL MODES
2.2.1. Basismenustructuur
11
De beschikbare menu's zijn hiërarchisch per modus verdeeld. Wanneer u met UP/
DOWN een modus selecteert, wordt eerst de naam van de modus weergegeven en
wordt vervolgens het betreffende hoofdvenster geopend. Wanneer u snel van de ene
naar de andere modus overschakelt, worden alleen de namen van de modi
weergegeven. Als u in het hoofdvenster van een modus op ENTER drukt, wordt het
instellingenmenu voor de betreffende modus geopend. Het instellingenmenu bevat
diverse functies met elk een aantal subfuncties of instellingen.
Als u in het hoofdvenster van een modus lang op ENTER drukt, wordt het functiemenu
geopend. Dit menu is voor alle modi gelijk. Raadpleeg voor meer informatie over het
functiemenu paragraaf 3.8 Functiemenu.
2.2.2. Kort indrukken en lang indrukken
Knoppen kunnen verschillende functies hebben afhankelijk van hoe lang u ze indrukt.
In deze handleiding wordt met 'drukken op' bedoeld dat u een knop kort moet
indrukken. Met 'lang drukken op' wordt bedoeld dat u een knop langer dan twee
seconden ingedrukt moet houden.
2.2.3. De juiste menuoptie selecteren
De juiste menuoptie kunt u als volgt selecteren:
1. Blader met de knoppen UP/DOWN rechts op de Suunto X10 door de menu's. In de
display worden steeds drie menuopties tegelijk weergegeven. Het actieve menu
wordt gemarkeerd weergegeven. Op de indicatiebalk links in de display is te zien
welke modus actief is.
2. Selecteer een menuoptie en druk op ENTER om het onderliggende menu te
openen.
3. Druk op STOP/BACK om het bovenliggende menu te openen. Houd er rekening
mee dat eventueel aangebrachte wijzingen niet worden opgeslagen als u alleen op
STOP/BACK drukt. Als u wijzigingen wilt opslaan, dient u eerst op ENTER te
drukken.
4. Druk langer dan twee seconden op ENTER (wijzigingen opslaan) of op STOP/
BACK (laatste wijziging ongedaan maken) om direct naar het hoofdvenster of de
actieve modus terug te keren.
Bij het ontwikkelen van de software voor de Suunto X10 is getracht het gebruik van de
menu's zo eenvoudig mogelijk te maken. Wanneer u een functie uitvoert, wordt vaak
automatisch de menuoptie geselecteerd die u waarschijnlijk als volgende zult
gebruiken.
12
3. MODI
3.1. ALGEMENE INFORMATIE
De Suunto X10 kent vijf verschillende modi: Time (tijd), Alti/Baro (hoogtemeter/
barometer), Compass (kompas), Navigation (navigatie) en Activity (activiteit). De
gewenste modus kunt u selecteren met UP/DOWN. Elke modus heeft verschillende
submodi. Op de indicatiebalk links in de display is te zien welke modus actief is.
3.2. DE MODUS TIME
De modus Time (tijd) heeft betrekking op gewone horlogefuncties, zoals tijd- en
datumweergave, wekfunctie en stopwatch. In het menu Time kunt u de eenheden
selecteren waarin de gegevens in andere modi worden aangeduid. Bovendien kunt u
de algemene instellingen zoals het weergavecontrast aanpassen en de notatie van
GPS-posities afstemmen op de kaarten die u gebruikt.
3.2.1. Hoofdvenster
Wanneer u de modus Time selecteert, wordt het hoofdvenster
geopend. Dit venster heeft drie regels:
Datum:
In de bovenste regel wordt de datum in de gekozen notatie
weergegeven. (Raadpleeg voor meer informatie over het
wijzigen van de datumnotatie paragraaf 3.2.5. Eenheden).
Tijd:
In de middelste regel wordt de tijd in de gekozen notatie
weergegeven. (Raadpleeg voor meer informatie over het
instellen van de tijdnotatie paragraaf 3.2.5. Eenheden.)
Shortcuts:
In de onderste regel wordt de stopwatch, de secondenaanduiding of de dual-time weergegeven. Welke informatie
wordt weergegeven kunt u selecteren met STOP/BACK.
Stopwatch: Toont de stopwatch. (Raadpleeg voor meer
informatie over het gebruik van de stopwatch paragraaf 3.2.2.
Stopwatch.)
Seconden: Toont het aantal seconden.
Dual-time: Toont de tijd in een andere tijdzone. (Raadpleeg
13
voor meer informatie over het instellen van de dual-time paragraaf 3.2.4. Tijd/Datum.)
3.2.2. Stopwatch
De stopwatch gebruikt u als volgt:
1.Selecteer de shortcut voor de stopwatch met STOP/BACK.
2.Druk op START/DATA om de stopwatch te starten. Druk
nogmaals op START/DATA als u een tussentijd wilt
opnemen. De tussentijd wordt gedurende drie seconden in de
display weergegeven. Daarna verschijnt de looptijd weer.
3.Druk op STOP/BACK om de stopwatch te stoppen.
Wanneer u tussentijden hebt opgenomen, kunt u deze nu een
voor een bekijken met behulp van STOP/BACK.
4. Druk lang op STOP/BACK om de tijdwaarneming op nul te zetten. Als de stopwatch
na het stoppen van de tijdwaarneming niet op nul is gezet, kunt u de tijdwaarneming
vanaf de eindtijd hervatten door op START/DATA te drukken.
Met de Suunto X10 kunt u maximaal 29 tussentijden opnemen.
OPMERKING: Na gebruik van de stopwatch moet u deze eerst op nul zetten om
andere shortcuts te kunnen selecteren.
OPMERKING: De maximale looptijd van de stopwatch bedraagt 20 uur.
3.2.3. Alarm
U kunt in totaal drie onafhankelijke alarmtijden instellen. Wanneer de alarmtijd is
ingesteld, verschijnt het symbool voor tijdalarm in het hoofdvenster.
Een alarm instellen en activeren
Een alarm kunt u als volgt instellen:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Alarm.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het menu Alarm
toont de status van de alarmfuncties. Wanneer u dit menu
voor het eerst opent, staan alle alarmen standaard
uitgeschakeld (Off).
OPMERKING: Door in het venster met het overzicht van de
alarmen op START/DATA te drukken, kunt u ter referentie het
tijdstip van zonsopgang en zonsondergang opvragen.
Raadpleeg voor meer informatie hierover paragraaf 3.3.4. Alti/
Baro-gegevens bekijken.
14
2. Selecteer het alarm dat u wilt instellen en druk op ENTER. Het veld On/Off (aan/uit)
wordt geactiveerd.
3. Druk op UP of DOWN om het alarm in te schakelen (On). Druk op ENTER. U kunt
nu het uur instellen. Ter referentie wordt op het onderste regel van het venster de
huidige tijd weergegeven.
4. Stel het juiste uur in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de minuten
instellen.
5. Stel het juiste aantal minuten in met UP/DOWN en druk op ENTER. Het alarm is nu
ingesteld en u keert terug naar het menu Alarm.
Een alarm uitschakelen
Een ingesteld alarm kunt u als volgt uitschakelen:
1. De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Alarm.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren.
2. Selecteer het alarm dat u wilt deactiveren en druk op
ENTER. De alarmgegevens worden getoond en het veld
On/Off wordt geactiveerd.
3. Druk op UP of DOWN om het alarm uit te schakelen (Off)
en druk lang op ENTER. Het symbool voor alarm verdwijnt
uit het hoofdvenster.
Op een alarm reageren
Wanneer het alarm afgaat, kunt u het signaal uitschakelen door op een willekeurige
knop van de Suunto X10 te drukken. Als u het signaal niet zelf uitzet, wordt het na 30
seconden automatisch uitgeschakeld.
3.2.4. Tijd/Datum
De huidige tijd wordt weergegeven op de middelste regel van het hoofdvenster Time.
Met de functie dual-time kunt u ook een tweede tijd laten tonen, bijvoorbeeld de tijd in
een andere tijdzone. De tweede tijd kan via een shortcut worden opgeroepen op de
onderste regel van het hoofdvenster Time. Selecteer de shortcut voor dual-time met
STOP/BACK.
OPMERKING: Indien GPS actief is en de functie Sync is ingeschakeld, controleert het
systeem de tijd en wordt automatisch de juiste tijd ingesteld. De UTC-afwijking kunt u
aanpassen met de functie Time/Date in het instellingenmenu of via de PC. De dualtime moet u altijd handmatig aanpassen.
15
Instellen van de tijd en de dual-time
De tijd en de dual-time kunt u als volgt instellen:
1.Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2.Selecteer Time/Date of Dual time en druk op ENTER. U
kunt nu het uur instellen.
OPMERKING: Als de tijd wordt getoond in 12-uursnotatie,
wordt links in het onderste vensterdeel de aanduiding AM of
PM weergegeven. Voor de dual-time wordt de aanduiding
AM/PM rechts naast de tijd weergegeven. (Raadpleeg voor
meer informatie over de tijdnotatie paragraaf 3.2.5.
Eenheden).
3. Stel het juiste uur in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de minuten
instellen.
4. Stel het juiste aantal minuten in met UP/DOWN en druk op ENTER. Bij het instellen
van de tijd, kunt u nu de seconden instellen. Bij het instellen van de dual-time kunt u
geen seconden instellen. Daarbij wordt het aantal seconden van de ingestelde
huidige tijd overgenomen.
5. Druk op DOWN om het aantal seconden op nul te zetten. Wilt u een bepaald aantal
seconden instellen, druk dan op UP: de secondenaanduiding wordt geactiveerd.
Druk op ENTER zodra deze op het juiste aantal seconden staat. U kunt nu de
datum instellen.
6. Stel de juiste dag in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de maand
instellen.
7. Stel de juiste maand in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu het jaar
instellen.
8. Stel het juiste jaartal in met UP/DOWN en druk op ENTER. U keert terug naar het
menu Time/Date.
OPMERKING: Bij het instellen van de seconden wordt de dual-time automatisch op
hetzelfde aantal seconden ingesteld.
Sync
Als de functie Sync (synchronisatie) is ingeschakeld, wordt het horloge van de Suunto
X10 bij het inschakelen van GPS gelijkgezet met behulp van het satellietsignaal.U
dient daarvoor wel de juiste UTC-afwijking voor uw tijdzone in te stellen.
16
Als de functie Sync is uitgeschakeld, wordt een handmatig ingestelde tijd niet
automatisch bijgewerkt.
De tijdsynchronisatie kunt u als volgt instellen:
1. Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2. Selecteer Sync en druk op ENTER. Het veld On/Off wordt
geactiveerd.
3. Selecteer On (aan) of Off (uit) met UP/DOWN en druk lang
op ENTER. De tijdsynchronisatie is nu ingesteld. U keert
terug naar het hoofdvenster Time.
UTC-afwijking
Afhankelijk van uw tijdzone kunt de UTC-afwijking instellen in hele of halve uren. Voor
andere tijdzones dan Greenwich-tijd (GMT) plus een heel of half uur, moet de functie
Sync zijn uitgeschakeld en moet u de tijd handmatig instellen.
De UTC-afwijking kunt u als volgt instellen:
1. Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2. Selecteer UTC met UP/DOWN en druk op ENTER. Het veld
UTC wordt geactiveerd: hier wordt het aantal uren plus of
min GMT weergegeven.
3. Stel de juiste UTC-afwijking in met UP/DOWN en druk op
ENTER. De UTC-afwijking is nu ingesteld.
4. Druk op STOP/BACK om terug te keren naar het
instellingenmenu.
17
3.2.5. Eenheden
Het menu Units (eenheden) geeft toegang tot de instellingen voor de eenheden en
notaties voor alle functies van de Suunto X10. Hier kunt u instellen hoe de gegevens
voor de diverse modi in de display worden weergegeven.
Instellen van de tijdnotatie
De instelling voor de tijdnotatie bepaalt of de tijd in 12- of 24uursnotatie wordt weergegeven.
De tijdnotatie kunt u als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.De eerste menuoptie is Time. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het veld tijdnotatie wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste tijdnotatie met UP/DOWN en druk
op ENTER. De tijdnotatie is nu ingesteld.
Instellen van de datumnotatie
De instelling voor de datumnotatie bepaalt de notatie waarin
de datum wordt weergegeven. De notaties waaruit u kunt
kiezen zijn
:
•DD.MM: Dag/maand (27.11).
•MM.DD: Maand/dag (11.27).
De datumnotatie kunt u als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Date en druk op ENTER. Het veld datumnotatie
wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste datumnotatie met UP/DOWN en
druk op ENTER. De datumnotatie is nu ingesteld.
18
Instellen van de eenheid voor temperatuur
Met de instelling voor Temp (temperatuur) bepaalt u in welke
eenheid de temperatuur wordt aangeduid. U kunt kiezen uit
Celsius (°C) en Fahrenheit (°F).
U kunt de eenheid voor temperatuur als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Temp en druk op ENTER. Het veld voor de
temperatuureenheid wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor temperatuur is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor barometerdruk
Met de instelling voor Press (druk) bepaalt u in welke eenheid
de barometerdruk wordt aangeduid. U kunt kiezen uit hPa en
inHg.
U kunt de eenheid voor barometerdruk als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Press en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor barometerdruk wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor barometerdruk is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor hoogte
Met de instelling voor Altitude (hoogte) bepaalt u in welke
eenheid de hoogte wordt aangeduid. U kunt kiezen uit meter
(m) en voet (ft).
U kunt de eenheid voor hoogte als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Altitude en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor hoogte wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor hoogte is nu ingesteld.
19
Instellen van de eenheid voor verticale snelheid
Met de instelling voor Vert (verticaal) bepaalt u welke eenheid
de hoogtemeter gebruikt. U kunt kiezen uit meter per minuut
(m/min), meter per uur (m/h), voet per minuut (ft/min) en voet
per uur (ft/h).
U kunt de eenheid voor verticale snelheid als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Vert en druk op ENTER. Het veld voor de
weergave van de verticale snelheid wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor verticale snelheid is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor afstand
Met de instelling Dist (afstand) bepaalt u in welke eenheid de
afstand wordt aangeduid. U kunt kiezen uit kilometer (km) en
mijl (mi).
U kunt de eenheid voor afstand als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Distance en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor afstand wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor afstand is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor snelheid
Met de instelling Speed (snelheid) bepaalt u in welke eenheid
de snelheid wordt aangeduid. U kunt kiezen uit kilometer per
uur (km/h) en mijl per uur (mph).
U kunt de eenheid voor snelheid als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Speed en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor snelheid wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
20
ENTER. De eenheid voor snelheid is nu ingesteld.
Instellen van het reductievlak
Met de instelling Datum (reductievlak) bepaalt u welk
reductievlak u gebruikt. (Raadpleeg voor meer informatie over
de verschillende reductievlakken en de nummers ervan de
bijlage GPS-reductievlakken.)
U kunt het reductievlak als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Datum en druk op ENTER.
3. Selecteer het nummer van het gewenste reductievlak met
UP/DOWN en druk op ENTER. Het reductievlak is nu
ingesteld.
Raster
Met de instelling Grid (raster) bepaalt u welk raster u gebruikt.
(Raadpleeg voor informatie over de verschillende rasters de
bijlage Lokale rasters.)
U kunt het raster als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Grid en druk op ENTER.
3. Selecteer het gewenste raster met UP/DOWN en dru k op
ENTER. Het raster is nu ingesteld.
3.2.6. Instellen van de positienotatie
Met de instelling Position (positie) bepaalt u de notatie voor de positiecoördinaten. U
kunt kiezen uit vijf mogelijkheden:
• deg: Graden (tweede afbeelding van links)
• dm: Graden en minuten (middelste afbeelding)
• grid: Lokaal metrisch raster (tweede afbeelding van r echs, het voorbeeld geeft het
raster van Zwitserland weer)
• utm: Wereldwijd UTM (afbeelding uiterst rechs)
•mgrs: Military Grid Reference System
21
U kunt de positienotatie als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER. Het menu Units
(eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Position en druk op ENTER.
3. Selecteer de gewenste notatie met UP/DOWN en druk op ENTER. De positienotatie
is nu ingesteld.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke positienotaties en geeft
aan of hiervoor een reductievlak of raster wordt gebruikt.
Instellen: Dit betekent dat u het juiste reductievlak/raster moet instellen.
Geen aanpassing vereist: Dit betekent dat de instelling geen effect sorteert, zodat u
deze niet hoeft aan te passen.
22
3.2.7. Algemeen
Het menu General (algemeen) geeft toegang tot de algemene instellingen voor de
Suunto X10.
Instellen van de verlichting.
Met de functie Light kunt u de displayverlichting van de Suunto X10 aanpassen. U
kunt kiezen uit drie mogelijke instellingen:
• Normal (normaal): Het licht gaat aan als u langer dan twee seconden op START/
DATA drukt, als er een alarm afgaat of als u een waypoint bereikt. De
displayverlichting blijft branden zolang er een menuoptie is geselecteerd en blijft na
het drukken op een knop 13 seconden branden.
• Night Use (nachtstand): De verlichting gaat aan bij het drukken op een knop en
blijft gedurende 13 seconden branden.
• Off: De verlichting gaat na het drukken op een knop of bij het afgaan van het alarm
niet branden.
U kunt de instelling als volgt wijzigen:
1. Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt
weergegeven.
2. De eerste menuoptie is Light. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. De huidige instelling voor de verlichting
is geselecteerd.
3. Selecteer de gewenste instelling met UP/DOWN en druk op
ENTER. De instelling voor de verlichting is nu aangepast.
Instellen van de helderheid
Met de menuoptie Bright kunt u de helderheid van de
displayverlichting instellen. De helderheid wordt gemeten op
een schaal van 1 tot 6. Hoe helderder de verlichting, hoe
groter het stroomverbruik.
U kunt de helderheid als volgt wijzigen:
1. Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weerge
-
geven.
2. Selecteer Bright en druk op ENTER. De instelling voor de
helderheid wordt geactiveerd.
23
3. Stel de gewenste waarde in met UP/DOWN en druk op ENTER. De instelling voor
de helderheid is nu aangepast.
Instellen van het contrast
Met de menuoptie Contrast kunt u het contrast van de display instellen. Het contrast
wordt gemeten op een schaal van 1 (minimum) tot 9 (maximum). Bij het maximale
contrast ligt het stroomverbruik hoger dan bij instelling van de minimumwaarde.
U kunt het contrast als volgt wijzigen:
1.Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weergegeven.
2.Selecteer Contrast en druk op ENTER. De instelling voor
het contrast wordt geactiveerd.
3.Stel de gewenste waarde in met UP/DOWN en druk op
ENTER. Het contrast is nu ingesteld.
Instellen van het geluid
Bij het drukken op een knop geeft de Suunto X10 een
geluidssignaal. U kunt deze geluidssignalen aan of uit zetten
(On/Off).
U kunt de instelling voor het geluid als volgt wijzigen:
1.Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weergegeven.
2.Selecteer Tones en druk op ENTER. Het veld On/Off wordt
geactiveerd.
3.Selecteer On of Off met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
geluid is nu ingesteld.
24
3.3. DE MODUS ALTI/BARO
In de modus Alti/Baro (hoogtemeter/barometer) kunt u de
hoogte, barometerdruk en temperatuur meten. De hoogte
wordt berekend op basis van de huidige barometerdruk,
waardoor het resultaat nauwkeuriger is dan bij hoogtemeting
met GPS. Bovendien is deze functie ook beschikbaar als GPS
uit staat.
Omdat de hoogte- en de weergegevens worden gemeten met
dezelfde barometersensor, moet u aangeven of u deze modus
wilt gebruiken als hoogtemeter of weerstation. Met de menuoptie Use kunt u
aangeven welke gegevens in het hoofdvenster worden weergegeven. In het menu Alti/
Baro vindt u verder de weer- en hoogtealarmen, het weergeheugen en de referentieinstelling om de huidige weersgesteldheid aan de huidige hoogte te koppelen.
3.3.1. Gebruik als hoogte- of barometer (Use)
Met de functie Use (gebruik) kunt u instellen of u in de display barometergegevens of
hoogtemetergegevens wilt weergeven.
Als de hoogtemeterfunctie actief is, veronderstelt de Suunto X10 dat wijzigingen in de
barometerdruk een gevolg zijn van hoogteverandering. Met deze functie kunt u de
hoogte meten terwijl u onderweg bent. Omdat de barometerdruk gedurende een dag
echter wezenlijk kan veranderen, dient u de veranderingen in druk te vergelijken met
drukveranderingen die zijn geregistreerd door bij de Suunto X10 bekende
referentiebronnen. Als deze onderling teveel afwijken, is de verandering in druk een
gevolg van een omslag in het weer en dient u een nieuwe referentiewaarde in te
stellen (zie paragraaf 3.3.5. Referentiewaarden voor hoogte en barometerdruk).
Algemeen geldt dat een hoogteverandering van 10 meter overeenkomt met een
wijziging van de barometerdruk van 1,2 hPa op zeeniveau en 0,5 hPa op een hoogte
van 8000 meter.
Als de barometerfunctie actief is, veronderstelt de Suunto X10 dat wijzigingen in de
barometerdruk een gevolg zijn van weersveranderingen. Het gebruik van de
barometer kan handig zijn om de ontwikkelingen in het weer te volgen en
weersvoorspellingen te doen zolang u op dezelfde hoogte blijft. Als GPS actief is,
meet de Suunto X10 de hoogte op basis van de luchtdruk op dezelfde wijze als
wanneer de hoogtemeterfunctie actief is, ongeacht of hij staat ingesteld voor gebruik
als hoogtemeter of barometer.
25
U kunt de instelling voor de functie Use als volgt wijzigen:
1.Selecteer Use in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het veld Alti/Baro wordt geactiveerd.
2.Selecteer alti of baro met UP/DOWN en druk op ENTER.
3.Druk op STOP/BACK om terug te keren naar het
hoofdvenster.
3.3.2. Gebruik als hoogtemeter
Wanneer u Alti selecteert, wordt het hiernaast afgebeelde
hoofdvenster geopend. Dit venster heeft drie regels:
Verticale snelheid:
Op de bovenste regel wordt de verticale snelheid weergegeven, aangeduid in de ingestelde eenheid. Raadpleeg voor
meer informatie over het wijzigen van de eenheid voor de
verticale snelheid paragraaf 3.2.5. Eenheden.
Hoogte:
Op de middelste regel wordt de hoogte ten opzichte van het
zeeniveau weergegeven.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de temperatuur, absolute
barometerdruk (abs) of tijd weergegeven. Welke informatie
wordt weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK.
•Temperatuur: Toont de temperatuur aangeduid in de
ingestelde eenheid. (Raadpleeg voor meer informatie over het
wijzigen van de eenheid voor de temperatuur paragraaf 3.2.5.
Eenheden).
•Absolute barometerdruk (abs): Toont de actuele
barometerstand op de huidige locatie.
•Tijd: Toont de huidige tijd.
26
3.3.3. Gebruik als barometer
Wanneer u Baro selecteert, wordt het volgende hoofdvenster
geopend. Dit venster heeft drie regels:
Barometerdruk op zeeniveau:
Op de bovenste regel wordt de luchtdruk op zeeniveau
weergegeven, aangeduid in de ingestelde eenheid.
Grafische weergave barometerdruk
Op de middelste regel staat een grafische weergave van de
ontwikkeling in de barometerdruk gedurende de laatste zes
uur in intervallen van vijftien minuten.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de temperatuur, absolute barometerdruk (abs) of tijd
weergegeven. Welke informatie wordt weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK.
• Temperatuur: Toont de temperatuur aangeduid in de ingestelde eenheid.
(Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van de eenheid voor de
temperatuur paragraaf 3.2.5. Eenheden).
• Absolute barometerdruk (abs): Toont de actuele barometerstand op de huidige
locatie.
• Tijd: Toont de huidige tijd.
3.3.4. Alti/Baro-gegevens bekijken
In het venster Alti/Baro data (gegevens hoogte-/barometer)
worden de tijden weergegeven van de zonsopkomst (tsr) en
zonsondergang (tss) op de huidige dag, berekend op basis
van de laatst vastgelegde coördinaten. Druk op START/
DATA in het hoofdvenster van de modus Alti/Baro om dit
venster te activeren. Druk nogmaals op START/DATA om het
venster te verlaten.
27
3.3.5. Referentiewaarden voor hoogte
Om er zeker van te zijn dat de hoogtemeter de juiste waarden
weergeeft, dient u eerst een exacte referentiehoogte in te
stellen. Ga hiervoor naar een plaats waarvan u de hoogte op
een andere manier kunt controleren - bijvoorbeeld met behulp
van een topografische kaart - en stel de referentiehoogte in op
de van de kaart afgelezen waarde
OPMERKING: Als u de huidige hoogte niet kent, open dan
het venster Position en controleer de hoogte met behulp van
GPS. Hoe langer GPS aan staat, hoe nauwkeuriger de
hoogtemeting is.
Instellen van de referentiehoogte
De referentiehoogte kunt u als volgt instellen:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is
Reference. Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het
menu Reference wordt geopend.
2.De eerste menuoptie is Altitude. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het venster Altitude wordt geopend. De
eerder ingestelde hoogte is gemarkeerd.
3.Wijzig de hoogte met UP/DOWN en druk op ENTER. De
referentiehoogte is nu ingesteld en u keert terug naar het
menu Reference.
.
28
3.3.6. Barometrisch geheugen (Baro mem)
Met de functie Baro mem (barometrisch geheugen) kunt u
gegevens over het weer (barometerdruk op zeeniveau en
temperatuur) van de afgelopen 7 dagen/168 uur opslaan. Per
dag zijn er twee afzonderlijke informatievensters. Eén waarop
de barometerdruk wordt weergegeven en een andere voor
weergave van de temperatuur.
De opgeslagen gegevens over het weer kunt u als volgt
bekijken:
1. Selecteer Baro mem in het instellingenmenu met UP/
DOWN en druk op ENTER. Het eerste informatievenster
wordt geopend. Hierop wordt de volgende informatie
weergegeven:
•Dag
• Een grafische weergave van de barometerdruk
gedurende de dag
• De hoogst gemeten barometerdruk op de betreffende dag
• De laagst gemeten barometerdruk op de betreffende dag
2. Druk op UP/DOWN om de gegevens van andere dagen te bekijken. Met UP bladert
u vooruit en met DOWN achteruit.
3. Druk op ENTER of STOP/BACK om te stoppen met het bekijken van de opgeslagen
gegevens.
29
3.3.7.Alarm
Met de functie Alarm kunt u twee verschillende alarmen
instellen: een hoogtealarm en een weeralarm. Wanneer u een
alarm hebt ingesteld, verschijnt het betreffende alarmsymbool
in de display.
Weeralarm
De Suunto X10 meet de barometerdruk elk kwartier. Het
barometeralarm wordt weergegeven als de barometerdruk
over een periode van drie uur 4 hPa (0,118 inHg) stijgt of
daalt. Dit is een in de meteorologie gebruikelijke waarde voor
een snelle weersverandering.
Als GPS aan staat, kan de Suunto X10 weersveranderingen
ook waarnemen als de hoogte verandert.
Het weeralarm kunt u als volgt activeren of deactiveren:
1.Selecteer Alarm in het instellingenmenu met UP/DOWN en
druk op ENTER. Het menu Alarm wordt geopend.
2. Selecteer Baro Al met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
veld On/Off wordt geactiveerd.
3.Selecteer On of Off met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
weeralarm is nu ingesteld en u keert terug naar het menu
Alarm.
Als het alarm afgaat, hoort u het alarmsignaal, gaat de
displayverlichting branden en verschijnt het bericht ‘
ALARM’ met de huidige druk op zeeniveau in de display. U kunt
WEATHER
het alarmsignaal uitschakelen door op een willekeurige knop
van de Suunto X10 te drukken.
30
Hoogtealarm
Met de functie Altitude kunt u een alarm instellen dat afgaat
zodra u een bepaalde hoogte bereikt.
Het hoogtealarm kunt u als volgt activeren of deactiveren:
1. Selecteer Alarm in het instellingenmenu met UP/DOWN en
druk op ENTER. Het menu Alarm wordt geopend.
2. De eerste menuoptie is Altitude. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het venster Altitude alarm wordt
geopend en het veld On/Off wordt geactiveerd.
3. Selecteer On of Off met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
veld voor het instellen van de hoogte wordt geactiveerd.
4. Wijzig de hoogte met UP/DOWN en druk op ENT ER. Het
hoogtealarm is nu ingesteld en u keert terug naar het menu
Alarm.
Als het alarm afgaat, hoort u het alarmsignaal, gaat de
displayverlichting branden en verschijnt het bericht ‘
ALARM’ met de huidige hoogte in de display. U kunt het
ALTITUDE
alarmsignaal uitschakelen door op een willekeurige knop van
de Suunto X10 te drukken. Zodra u een hoogte van 50 meter
boven of onder de ingestelde hoogte bereikt, gaat het alarm
nogmaals af.
31
3.4.DE MODUS COMPASS
De modus Compass (kompas) dient ter ondersteuning van de
GPS-functies en helpt u ook bij de navigatie als GPS uit staat.
In het menu Compass kunt u de helling instellen en kunt u het
kompas zodanig kalibreren dat de afgelezen waarden op elke
plaats juist zijn.
3.4.1.Hoofdvenster
Wanneer u de modus Compass kiest, wordt het hoofdvenster
geopend. Het hoofdvenster heeft drie regels plus een
aanduiding voor het noorden:
Windstreken:
Op de bovenste regel staat een afkorting voor de windstreek.
Richting:
Op de middelste regel wordt de kompasrichting in graden
weergegeven.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de tijd, de koersvergrendeling of
de koers (bea) weergegeven. Welke informatie wordt
weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK.
Tijd: Toont de huidige tijd.
Koersvergrendeling: Met deze functie kuntu een bepaalde
koers blijven volgen.
Draai de Suunto X10 horizontaal tot de gewenste koers op
middelste regel van de display wordt weergegeven en druk op
START/DATA. Druk nogmaals op START/DATA om een
nieuwe koers te selecteren. Op de onderste regel wordt de
afwijking van de ingestelde koers - naar links of rechts - in
graden weergegeven.
32
Koers (bea): Als u een route uit het menu Navigation volgt,
toont de derde shortcut de koers naar het volgende waypoint.
Wanneer u geen route hebt geactiveerd en GPS aan staat,
toont de shortcut de koers naar het vertrekpunt (plaats waar
de activiteit van start ging of waar GPS werd ingeschakeld).
Wanneer GPS is uitgeschakeld, toont de shortcut de laatst
verworven koers.
OPMERKING: De magnetische sensor van het kompas
functioneert 45 seconden per keer. Daarna gaat het kompas
in de spaarstand en verschijnt het bericht ‘
(start kompas) in de display. Druk op START/DATA om het kompas weer te activeren.
STARTCOMPASS’
Aanduiding van het noorden: Met een open cirkel op de buitenr and van het venster
wordt het noorden aangegeven.
OPMERKING: Met behulp van de Trek Manager-software kan de X10 Military worden
ingesteld op weergave van mils in plaats van graden.
3.4.2. Kalibreren van het kompas
Om er zeker van te zijn dat het kompas de juiste richting aangeeft, dient u het te
kalibreren.
Kalibreren is noodzakelijk als:
• Het kompas niet goed lijkt te werken doordat bijvoorbeeld een onjuiste
kompasrichting wordt aangegeven of de richting te langzaam verandert.
• Als de Suunto X10 blootgesteld is geweest aan krachtige elektromagnetische
velden, zoals hoogspanningskabels, luidsprekers en magneten, die de werking van
het kompas kunnen beïnvloeden.
• U het kompas voor het eerst gaat gebruiken.
• U gaat beginnen aan een langdurige tocht.
33
U kunt het kompas als volgt kalibreren:
1.Selecteer Calibrate in het instellingenmenu en druk op
ENTER. In de display verschijnen het bericht ‘
HORIZONTAL’ (roteer 360° horizontaal), een aantal pijlen en
ROTATE 360°
een stopwatchaanduiding van 30 seconden.
2. Houd de Suunto X10 horizontaal en draai hem gedurende 30 seconden 360 graden
rond in de richting van de pijlen. Als het kalibreren is gelukt, verschijnt het bericht
‘
COMPLETE’ (gereed). Als het kalibreren niet is gelukt, verschijnt het bericht ‘FAILED’
(niet gelukt). In dat geval dient u een nieuwe poging te doen het kompas te
kalibreren.
3. Druk na het kalibreren op ENTER om terug te keren naar het hoofdvenster.
34
3.4.3. Kompasafwijking
U kunt de kompasafwijking handmatig instellen of door GPS laten berekenen. De tabel
hieronder geeft een overzicht van de beschikbare opties voor de kompasafwijking:
Off [Uit]Het kompas wijst naar het magnetisch noorden.
On
[Aan]
Het kompas wijst naar het geografisch noorden gebaseerd op
de handmatige ingestelde afwijking.Gebruik deze instelling als
u de exacte afwijking voor uw huidige locatie kent. Doorgaans
vindt u deze op een topografische kaart.
AutoHet kompas wijst naar het geografisch noorden gebaseerd op
de afwijking van de GPS-database voor de huidige locatie.
Gebruik deze instelling als u de exacte afwijking voor het gebied
niet kent.
Handmatig instellen van de kompasafwijking
Om de kompasafwijking handmatig in te stellen, doet u het
volgende:
1. De eerste menuoptie van het instellingenmenu is
Declination. Druk op ENTER om deze optie te selecteren.
Het veld On/Off/Auto wordt geactiveerd.
2. Selecteer On met UP/DOWN en druk op ENTER. Het veld
voor het instellen van de richting wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste richting met UP/DOWN en druk op
ENTER. Het veld voor het instellen van de graden wordt
geactiveerd.
4. Wijzig het aantal graden met UP/DOWN en druk op
ENTER. De kompasafwijking is nu ingesteld en u keert
terug naar het menu Compass.
35
Instellen van de kompasafwijking met GPS
Om de kompasafwijking in te stellen met GPS, doet u het
volgende:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is
Declination. Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het
veld On/Off/Auto wordt geactiveerd.
2.Selecteer Auto met UP/DOWN en druk op ENTER. GPS
stelt automatisch de kompasafwijking in.
OPMERKING: De GPS-afwijkingsdatabase is gebaseerd op
een universeel raster van vier lengtegraden bij vier
breedtegraden.
3.5. DE MODUS NAVIGATION
Gebruik de modus Navigation (navigatie) alleen als u een bestemming hebt bepaald
en u zeker wilt zijn dat u deze bestemming bereikt. In deze modus vindt u alle
specifieke GPS-functies met betrekking tot routes en waypoints. Routes en waypoints
kunt u op de Suunto X10 in deze modus maken of op de PC. U kunt ze gebruiken als
oriëntatiepunten op weg naar uw bestemming. In de modus Navigation worden ook de
afstand, richting, geschatte aankomsttijd en andere belangrijke gegevens
weergegeven voor alle waypoints op de geselecteerde route. Bovendien wordt
aangegeven hoe u naar het vertrekpunt kunt terugkeren.
De modus Navigation werkt samen met de modus Activity. Zelfs als u geen route
activeert, bijvoorbeeld wanneer u hardloopt, worden in de modus Navigation altijd de
afstand en richting naar het vertrekpunt weergegeven.
3.5.1. De modus Navigation gebruiken
Deze paragraaf bevat een beknopte handleiding voor het gebruik van de modus
Navigation. Meer informatie vindt u in de hiernavolgende paragrafen.
De modus Navigation gebruikt u als volgt:
1. Maak een route op de Suunto X10 of doe dit met behulp van Suunto Trek Manager
en zet de route vervolgens over naar de Suunto X10 (paragraaf 3.5.3. Een route
maken).
2. Selecteer een route (3.5.4.).
3. Activeer het eerste waypoint (3.5.4.).
36
4. Kies een navigatiemethode (3.5.4).
5. Start de activiteit met (3.6.2).
6. Begin met navigeren.
3.5.2. Hoofdvenster
Wanneer u de modus Navigation selecteert, wordt het
hoofdvenster geopend.
Het venster wordt bijgewerkt aan de hand van de
geselecteerde interval voor GPS-fixes. De fix-interval moet
worden ingesteld in de modus Activity. Wanneer deze staat
ingesteld op 1 sec, wordt het venster constant bijgewerkt.
Wanneer de fix-interval staat ingesteld op 1 min, wordt het
venster elke minuut of bij lang drukken op STOP/BACK
bijgewerkt. Wanneer de fix-interval op Manual (handmatig)
staat ingesteld, kunt u het venster bijwerken door lang op
STOP/BACK te drukken.
Het hoofdvenster heeft drie regels plus een richtingaanduiding:
Richting tot waypoint
Als GPS aan staat en een satelliet-fix heeft, worden helemaal boven in de display een
tweetal vaste richtpunten weergegeven. Daarnaast verschijnt er een ronde
koersindicator die de richting naar het eerstvolgende waypoint aangeeft. Wanneer de
koersindicator binnen de richtpunten valt, beweegt u zich in de ingestelde richting.
De indicator heeft de vorm van een dichte cirkel (een zwarte stip) als u navigeert met
behulp van GPS en de vorm van een open cirkel als u het kompas gebruikt. Bij lage
snelheden (lopen) is de Suunto X10 niet in staat de richting te bepalen met behulp van
GPS en wordt het kompas gebruikt.
Waypoint:
Wanneer de functie Navigate actief is, worden op de bovenste
regel van de display de benaming en het nummer
weergegeven van het waypoint waarnaar u op weg bent. Als
de functie Navigate is uitgeschakeld, wordt hier de positie
weergegeven van het punt waarop GPS werd ingeschakeld
(aangeduid met START).
37
Afstand tot waypoint:
Als GPS aan staat, wordt op de middelste regel van de display de afstand tot het
eerstvolgende waypoint weergegeven.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de tijd, de koers (bea) of de geschatte tijd die nodig is voor
het bereiken van het waypoint (ttw) weergegeven. Welke informatie wordt
weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK. In plaats van ttw kunt met behulp van
de functie NaviData ook andere shortcuts kiezen. (Raadpleeg voor meer informatie
paragraaf 3.5.7. NaviData.)
Tijd: Toont de huidige tijd.
Koers (bea): Toont de koers naar het volgende waypoint in graden.
Tijd tot waypoint (ttw): Toont de tijd die nodig is voor het
bereiken van het eerstvolgende waypoint geschat op basis
van de huidige snelheid.
OPMERKING: Wanneer de functie Navigate is uitgeschakeld
en GPS aan staat, hebben alle weergegeven waarden
betrekking op het vertrekpunt.
OPMERKING: Wanneer GPS uit staat, worden altijd de
geselecteerde route, de totale lengte en de huidige tijd
weergegeven.
3.5.3.Routes maken
De Suunto X10 bevat geen voorgeprogrammeerde routes.
Om de route-functie te kunnen gebruiken, dient u dus eerst
een route te maken. In het geheugen kunnen maximaal vijftig
routes worden opgeslagen. Elke route kan maximaal vijftig
waypoints bevatten, waarvan tien alarmpunten.
OPMERKING: Het maken van een route is makkelijker met
behulp van Suunto Trek Manager op een PC omdat u dan de
coördinaten niet handmatig hoeft in te voeren. U kunt ook
routes importeren vanaf Suuntosports.com. (Raadpleeg voor
meer informatie over het maken van routes op de PC
hoofdstuk 6 Suunto Trek Manager.)
38
Een nieuwe route maken
Een nieuwe route kunt u als volgt maken:
1. Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2. De eerste menuoptie is Create. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het venster Waypoint wordt geopend
en het veld met het waypointnummer is gemarkeerd.
OPMERKING: Als er al vijftig routes in het geheugen zijn
opgeslagen, verschijnt het bericht ‘ROUTEMEMORYFULL’
(routegeheugen vol).
OPMERKING: Welke informatie in het venster Waypoint
wordt weergegeven is afhankelijk van de gekozen
positienotatie. (Raadpleeg voor meer informatie paragraaf
3.2.6. Instellen van de positienotatie.)
3. Stel het waypointnummer in met UP/DOWN en druk op
ENTER. Het nummer bepaalt de plaats van het waypoint op
de route. Het veld voor het invoeren van de naam wordt
geactiveerd
.
4. Kies een naam voor het waypoint met UP/DOWN en druk
op ENTER. Het veld voor het invoeren van de coördinaten
wordt geactiveerd. Als GPS aan staat, worden de
coördinaten van de huidige positie weergegeven. Als GPS
uit staat, worden de coördinaten van de laatst bepaalde
GPS-positie weergegeven.
5. Wijzig de coördinaten met UP/DOWN en druk op ENTER.
6. Stel de hoogte in met UP/DOWN en druk op ENTER. Het bericht ‘W AYPOINTSTORED’
(waypoint opgeslagen) wordt weergegeven en de lijst met waypoints wordt
geopend.
7. Selecteer Create WP en herhaal stap 3-6 als u meer waypoints voor deze route wilt
maken.
39
Een nieuw waypoint voor een route maken door de coördinaten op te geven
Met deze functie kunt u nieuwe waypoints aan eerder
gemaakte routes toevoegen.
Een nieuw waypoint kunt u als volgt maken:
1.Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op ENTER.
De lijst met routes wordt geopend.
2.Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3.Selecteer in het menu Route Create WP met UP/DOWN en
druk op ENTER. Het nieuwe waypoint wordt weergegeven.
4.Wijzig indien nodig het nummer, de naam en de
coördinaten voor het waypoint met UP/DOWN en druk op
ENTER.
OPMERKING: Als er al vijftig waypoints in het geheugen zijn
opgeslagen, verschijnt het bericht ‘
ROUTEFULL’ (route vol).
OPMERKING: Wanneer u routes of waypoints maakt op de
Suunto X10, krijgen deze een benaming toegekend op basis
van de huidige tijd en datum. U kunt ook een naam voor een
waypoint uit de lijst selecteren. De namen van alarmpoints
wijken enigszins af van die van waypoints, zowel als ze boven
in de display staan, als in de lijst met waypoints. Na het
volgnummer volgt bij de naam van een alarmpoint een
dubbelepunt en bij de naam van een waypoint een punt.
40
Een nieuw waypoint voor een route maken via koppelen
Met behulp van de functie Link WP (waypoint koppelen) kunt u een nieuw waypoint
toevoegen op basis van een bestaand waypoint. U kunt bijvoorbeeld een waypoint
maken voor uw huidige locatie en daaraan een nieuw waypoint koppelen door de rich
ting en afstand tot dit nieuwe punt - berekend met behulp van een kaart - in te voeren.
Een nieuw waypoint koppelen met behulp van een bestaand
waypoint doet u als volgt:
1. Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op
ENTER. De lijst met routes wordt geopend.
2. Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3. Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het menu Waypoint wordt geopend.
4. Selecteer Link wp met UP/DOWN en druk op ENTER. D e
velden met waypointgegevens worden geactiveerd.
5. Kies het volgnummer en de naam van het n ieuwe waypoint en voer de richting en
afstand vanaf het eerder geselecteerde waypoint in.
6. Druk op STOP/BACK om terug te keren naar de lijst met waypoints zonder de
wijzigingen op te slaan.
7. Druk lang op ENTER om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het
hoofdmenu.
-
41
3.5.4. Routes gebruiken
Nadat u een route hebt gemaakt, kunt u deze gebruiken voor navigatie. U kunt ook de
afzonderlijke waypoints bekijken.
Een route selecteren
Een route voor navigatie kunt u als volgt selecteren:
1.Selecteer Route in het instellingmenu en druk op ENTER.
Eerst verschijnt het bericht ‘
LOADINGROUTELIST’ (routelijst
wordt geladen) en vervolgens wordt de lijst geopend.
2.Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints en de bijbehorende functies worden
weergegeven.
OPMERKING: Als u lang op ENTER drukt, wordt de
geselecteerde route direct geactiveerd.
3. Selecteer Select en druk op ENTER. De route wor dt geladen en kan in het venster
met navigatiegegevens worden bekeken.
Een navigatiemethode kiezen
Met de functie Navigate stelt u in welke navigatiemethode u wilt gebruiken. Als GPS
uit staat, bepalen de instellingen voor deze functie welke gegevens in het venster
Navigation data worden weergegeven.
De navigatiemethode kunt u als volgt selecteren:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Navigate.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het veld voor
het instellen van het symbool wordt geactiveerd.
2.Kies een symbool met UP/DOWN en druk op ENTER.
42
U kunt kiezen uit:
U vo lgt de route van het vertrekpunt of het actieve waypoint naar het eindpunt.
Wanneer u een waypoint bereikt wordt automatisch het volgende waypoint
geactiveerd.
U volgt de route in tegengestelde richting, terug vanaf het eindpunt of het actieve
waypoint naar het begin.
U volgt de route tot een gekozen waypoint totdat u een ander waypoint activeert
of een andere navigatiemethode kiest.
Er is geen route geactiveerd. U keert terug naar de eerste GPS-positie (Start) in
plaats van naar een geselecteerde bestemming.
Dit symbool wordt weergegeven als u een afzonderlijk waypoint op de MyPointsroute activeert. Deze optie is alleen beschikbaar als u een waypoint op de MyPointsroute kiest.
OPMERKING: Bij normale routenavigatie wordt automatisch
overgeschakeld naar het volgende waypoint wanneer u
binnen een straal van dertig meter van het waypoint komt of
het waypoint passeert op meer dan honderd meter van de
loodlijn naar de route die door het waypoint loopt.
43
Het actieve waypoint wijzigen
Het actieve waypoint kan worden gewijzigd in het venster Navigation data.
U kunt het actieve waypoint als volgt wijzigen:
1. Druk op START/DATA om het venster Navigation data te openen.
2. Selecteer het gewenste waypoint met UP/DOWN.
3. Druk op ENTER om het geselecteerde waypoint te activeren. De Suunto X10 begint
met de routebegeleiding naar dit waypoint.
Waypointgegevens bekijken
De gegevens van een waypoint kunt als volgt oproepen:
1.Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op ENTER.
De lijst met routes wordt geopend.
2.Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3.Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het menu Waypoint wordt geopend.
4.De eerste menuoptie is View. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. De volgende waypointgegevens worden
weergegeven:
•Nummer van het waypoint: Het volgnummer van het
waypoint op de route.
•Richting en afstand tot het waypoint: Worden berekend
vanaf de huidige locatie of - als GPS uit staat - vanaf de vorige
locatie.
•Coördinaten van het waypoint: De coördinaten van het
geselecteerde waypoint.
OPMERKING: Welke informatie in het venster Waypoint
wordt weergegeven is afhankelijk van de gekozen
positienotatie. (Raadpleeg voor meer informatie paragraaf
3.2.6. Instellen van de positienotatie.)
44
Door op START/DATA te drukken kunt u een venster met
aanvullende gegevens openen. In dit venster worden de
volgende gegevens weergegeven:
• Type: = waypoint en = alarmpoint
• RAD (straal voor waypointalarm): Wordt uitsluitend
gebruikt voor alarmpoints. Als de straal 0 is, is het alarm
niet geactiveerd.
Druk op START/DATA om het venster met aanvullende
gegevens te sluiten.
5. Druk op STOP/BACK om het venster met waypointgegevens te sluiten en terug te
keren naar de lijst met waypoints.
MyPoints
Met de functie MyPoints (mijn waypoints) kunt u maximaal vijftig afzonderlijke
waypoints (waarvan tien alarmpoints) die niet bij een bepaalde route horen in het
geheugen opslaan.
De navigatie naar een waypoint uit de lijst met MyPoints start
u als volgt:
1. Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op
ENTER. De lijst met routes wordt geopend.
2. Selecteer MyPoints route met UP/DOWN en druk op
ENTER. Het menu Waypoint wordt geopend.
3. Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk lang op
ENTER. De navigatie naar het waypoint is geactiveerd en
gegevens als de naam van het waypoint en de afstand tot
de bestemming worden in de display weergegeven.
4. Om MyPoint-navigatie te beëindigen, dient u een andere
navigatiemethode te selecteren.
45
Alarmpoints
Alarmpoints kunt u gebruiken om gewaarschuwd te worden voor bijvoorbeeld ravijnen
of andere gevaarlijke plaatsen.
U kunt tien alarmpoints instellen voor elke route en tien in de lijst met MyPoints. De
alarmpoints uit de lijst met MyPoints zijn altijd actief als GPS aan staat. Alarmpoints
voor de afzonderlijke routes zijn alleen actief als de betreffende route is geselecteerd.
Wanneer u binnen de vastgelegde straal van het alarmpoint - bijvoorbeeld 100 meter komt, gaat het alarm af. Als het alarm afgaat, verschijnt op de bovenste regel van de
display de naam van het alarmpoint. Op de middelste regel wordt het bericht
‘
WAYPOINTALARM’ weergegeven en op de onderste regel verschijnt de afstand tot het
alarmpoint. Zolang u in de alarmzone blijft, gaat het alarm ongeveer om de minuut af.
OPMERKING: Tijdens het navigeren voert de door de Suunto X10 bepaalde route niet
via alarmpoints. Als u naar een alarmpoint wilt gaan, selecteer dan als
navigatiemethode en kies het gewenste alarmpoint.
3.5.5. Route- en waypointgegevens bewerken
Vastgelegde routes en waypoints kunt u later bewerken of - als u ze niet meer nodig
hebt - wissen.
Waypointgegevens bewerken
Waypointgegevens kunt u als volgt bewerken:
1.Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op ENTER.
De lijst met routes wordt geopend.
2.Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3.Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het menu waypoint wordt geopend.
4.Selecteer Edit met UP/DOWN en druk op ENTER. De
velden met waypointgegevens worden geactiveerd.
5. Wijzig het volgnummer, de coördinaten en/of de hoogte van het waypoint met UP/
DOWN.
OPMERKING: Door op START/DATA te drukken, kunt u het venster met
aanvullende gegevens openen. In dit venster kunt u het soort waypoint en de straal
waarbinnen het alarm afgaat wijzigen.
6. Druk op ENTER om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar het
hoofdmenu.
46
Waypointlocaties updaten
Als GPS is ingeschakeld, kunt u met de functie Update de coördinaten van een
waypoint vervangen door de coördinaten van uw huidige locatie.
Een waypointlocatie kunt u als volgt updaten:
1. Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op
ENTER. De lijst met routes wordt geopend.
2. Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3. Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het menu waypoint wordt geopend.
4. Selecteer Update me t UP/DOWN en druk op ENTER. De
velden met waypointgegevens worden geactiveerd.
5. Druk op STOP/BACK als u terug wilt keren naar de lijst met waypoints zonder de
wijzigingen op te slaan.
6. In de display wordt de geschatte positieafwijking (EPE) weergegeven. Als EPE = 1
m en de GPS-signaalsterkte 5 balkjes is, wordt de locatie automatisch bijgewerkt. U
kunt ook een lagere nauwkeurigheid accepteren door op ENTER te drukken.
Routes wissen
Vastgelegde routes kunt u als volgt wissen:
1. Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op
ENTER. De lijst met routes wordt geopend.
2. Selecteer een route die u wilt wissen met UP/DOWN en
druk op ENTER.
3. Selecteer Erase en druk op ENTER. U wordt verzocht het
wissen te bevestigen.
4. Druk op ENTER om het wissen te bevestigen. Het bericht
‘
ERASINGROUTE’ (route wordt gewist) verschijnt en
vervolgens keert u terug naar het menu Route.
47
Waypoints wissen
Vastgelegde waypoints kunt u als volgt wissen:
1.Selecteer Route in het instellingenmenu en druk op ENTER.
De lijst met routes wordt geopend.
2.Selecteer een route met UP/DOWN en druk op ENTER. De
lijst met waypoints wordt geopend.
3.Selecteer een waypoint met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het menu Waypoint wordt geopend.
4.Selecteer Erase in het menu Waypoint en druk op ENTER.
Het bericht ’
ERASEWAYPOINT?’ (Waypoint wissen?) verschijnt.
5.Druk op ENTER om het wissen te bevestigen of op STOP/
BACK om het waypoint te bewaren. U keert terug naar de lijst
met waypoints.
3.5.6. Navigatiegegevens bekijken
Alle vensters met navigatiegegevens tonen informatie over de geselecteerde route en
de bijbehorende waypoints. Welke gegevens exact worden weergegeven is
afhankelijk van hetgeen u daarvoor hebt geselecteerd. U kunt deze functie alleen
gebruiken als u een route hebt geselecteerd. Als u het probeert zonder een route te
selecteren, verschijnt er een bericht met het verzoek eerst een route te activeren. Druk
op START/DATA in het hoofdvenster van de modus Navigation om de vensters te
openen.
48
De navigatiemethoden en
Nadat u een route hebt geselecteerd en op START/DATA hebt gedrukt, kunt u een
overzichtvenster en vensters met gegevens voor alle waypoints en alarmpoints op de
route (één per waypoint of alarmpoint) bekijken. Selecteer het venster dat u wilt
openen met UP/DOWN.
49
Overzicht van de routegegevens
In het overzichtsvenster met routegegevens worden de naam, de totale lengte,
de totale stijging en het aantal waypoints
van de route weergegeven.
Vensters met waypointgegevens
In deze vensters worden de naam, de
richting en het hoogteverschil van de
afzonderlijke waypoints weergegeven.
Hoe de informatie wordt weergegeven is
afhankelijk van de geselecteerde navi
-
gatiemethode.
• Bij deze navigatiemethoden wordt
de informatie weergegeven over het traject van het vorige waypoint tot het
weergegeven waypoint.
• Bij deze navigatiemethode wordt de
informatie weergegeven over het traject
van het huidige of laatst bekende way
-
point tot het weergegeven waypoint.
• Alarmpoints
Bij alarmpoints wordt in deze vensters de
informatie weergegeven over het traject
van het huidige of laatst bekende locatie
tot het weergegeven alarmpoint.
50
OPMERKING: Als u met behulp van de navigatiefunctie in de
buurt van het volgende punt komt, wordt in dit venster met
waypointgegevens weergegeven hoe ver het nog is en hoe
lang u er nog over zult doen.
Navigatiemethoden en de functie Track back (terug naar vertrekpunt)
Nadat u een route hebt geselecteerd en op START/DATA hebt gedrukt, kunt u alleen
het overzichtsvenster bekijken. Dit is vergelijkbaar met het bovengenoemde
overzichtsvenster.
3.5.7. NaviData
Met NaviData kunt u een negental optionele navigatiegegevens bekijken en deze als
shortcut voor de modus Navigation instellen.
De verschillende soorten navigatiegegevens kunt u als volgt bekijken:
1. Selecteer NaviData in het instellingenmenu e n druk op ENTER. De lijst NaviData
wordt geopend.
2. Blader door de lijst (negen items) met UP/DOWN.
3. Wanneer u een item als shortcut wilt instellen, dient u dit item met UP/DOWN te
selecteren en op ENTER te drukken. U keert terug naar het instellingenmenu en het
item verschijnt als shortcut op het hoofdvenster. U kunt een item ook selecteren
door lang op ENTER te drukken. U keert dan direct naar het hoofdvenster terug.
51
4.Druk op STOP/BACK om het venster te verlaten zonder een
shortcut te selecteren
.
Afstand tot eindpunt (dtf): Toont de afstand vanaf de
huidige locatie tot het laatste waypoint (via alle waypoints),
aangeduid in de ingestelde eenheid.
Tijd tot waypoint (ttw): Toont de tijd die nodig is voor het
bereiken van het eerstvolgende waypoint geschat op basis
van de huidige snelheid.
Geschatte aankomsttijd (eta): Toont de aankomsttijd op het
laatste waypoint geschat op basis van de huidige snelheid.
Geschatte tijd onderweg (ete): Toont de tijd die nodig is
voor het bereiken van het laatste waypoint geschat op basis
van de huidige snelheid.
Koersafwijking (xte): Kortste afstand vanaf de huidige
locatie tot de rechte lijn tussen de waypoints van de route.
Snelheid (spd): Toont de snelheid aangeduid in de
ingestelde eenheid.
Richting (hea): Toont de kompasrichting in graden.
52
3.5.8. Terug naar vertrekpunt (Track back)
Met de functie Track back kunt u aan de hand van de logboekgegevens de huidige
afgelegde route terug tot het vertrekpunt volgen.
U kunt de functie Track back als volgt activeren:
1. Selecteer Track back in het instellingenmenu met UP/
DOWN en druk op ENTER. Het bericht ‘
BACK?’ (terug naar vertrekpunt starten?) verschijnt.
STARTTRACK
2. Druk op ENTER om de selectie te bevestigen. Het
hoofdvenster van de modus Navigation wordt geopend en
de navigatie naar het punt van vertrek wordt geactiveerd.
Track back werkt op dezelfde wijze als gewone navigatie,
het enige verschil is dat u bij deze functie geen vensters
met aanvullende gegevens kunt oproepen. De bestemming
wordt op de bovenste regel weergegeven .
3. Wanneer u wilt stoppen met Track back, kies danals navigatiemethode,
kiesals instelling voor Activity of schakel GPS uit in het functiemenu.
OPMERKING: Bij het starten van de functie Track back wordt er een nieuw
logboekbestand gemaakt.
OPMERKING: Selecteer dtf (afstand tot eindpunt) als shortcut om de afstand tot het
vertrekpunt te bekijken (zie paragraaf 3.6.6.).
53
3.6. DE MODUS ACTIVITY
Terwijl in de modus Navigation wordt aangegeven waar u naartoe gaat, kunt u in de
modus Activity (Activiteit) uw prestaties bijhouden. U gebruikt deze modus als u uw
activiteiten wilt beoordelen en vastleggen, bijvoorbeeld wanneer u hardloopt in uw
woonplaats of een trektocht maakt in onbewoonde gebieden.
In de modus Activity worden de snelheid, afgelegde afstand, verstreken tijd vanaf het
vertrek en andere praktische gegevens over uw huidige activiteit weergegeven. De
afgelegde weg wordt vastgelegd in combinatie met de snelheid en het hoogteprofiel. U
kunt deze gegevens bekijken op de PC. Bovendien worden geheugenpunten
vastgelegd als u deze hebt gemarkeerd. Met één druk op de knop kunt u op elk
moment onderweg een overzicht van de belangrijkste gegevens opvragen.
3.6.1. Hoofdvenster
Wanneer u de modus Activity selecteert, wordt het
hoofdvenster geopend.
Het venster wordt bijgewerkt aan de hand van de geselecteerde interval voor GPS-fixes. Wanneer deze staat ingesteld
op 1 sec, wordt het venster constant bijgewerkt. Wanneer de
fix-interval staat ingesteld op 1 min, wordt het venster elke
minuut of bij lang drukken op STOP/BACK bijgewerkt.
Wanneer de fix-interval op Manual (handmatig) staat
ingesteld, kunt u het venster bijwerken door lang op STOP/
BACK te drukken.
Het hoofdvenster heeft drie regels:
Snelheid:
Op de bovenste regel wordt de snelheid weergegeven, aangeduid in de ingestelde
eenheid.
Afgelegde weg:
Op de tweede regel wordt de afgelegde afstand weergegeven, aangeduid in de ingestelde eenheid.
54
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de tijd, tijd vanaf start (tfs) of
hoogte weergegeven. Druk op STOP/BACK om te selecteren
welke informatie u wilt weergeven.
Tijd: Toont de huidige tijd.
Tijd sinds vertrek (tfs): Toont de tijd die sinds het vertrek
verstreken is.
Hoogte: Toont de huidige hoogte aangeduid in de ingestelde
eenheid.
OPMERKING: Door op START/DATA te drukken kunt u een
venster met aanvullende gegevens openen. (Raadpleeg voor
meer informatie paragraaf 3.6.7. Activiteitgegevens bekijken.)
3.6.2. Activiteit
Met de functie Activity (activiteit) kunt u gegevens over de
route in het geheugen opslaan.
U gebruikt deze functie als volgt:
1. De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Activity.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het veld voor
het instellen van het juiste symbool wordt geactiveerd.
2. Kies een symbool met UP/DOWN en druk op ENTER. U
kunt kiezen uit:
Hiermee schakelt u GPS en de navigatiefunctie in (met de eerder vastgelegde
instellingen). Het bericht ‘LOGFILESTARTED’ (bijhouden logboek gestart) verschijnt.
Hiermee schakelt u GPS uit en sluit u het logboekbestand. Het bericht ‘ LOGFILE
STOPPED’ (bijhouden logboek gestopt) verschijnt.
Hiermee schakelt u GPS tijdelijk uit en voegt u afstandsgegevens aan het
logboekbestand toe. Wanneer u selecteert, wordt GPS weer ingeschakeld en wordt
het vastleggen hervat vanaf de vorige positie.
OPMERKING: Met de functie Mark Memp kunt u geheugenpunten in het logboek
vastleggen. (Raadpleeg voor meer informatie paragraaf 3.7.2. Geheugenpunten
markeren (Mark Memp.)
55
3.6.3. GPS-fix
De geselecteerde interval voor GPS-fixes bepaalt hoe vaak
de Suunto X10 verbinding maakt met de satelliet en hoe vaak
de gegevens in het geheugen worden opgeslagen. Dit is
mede van invloed op hoe snel de batterij leeg raakt.
De interval voor GPS-fixes selecteert u als volgt:
1.Selecteer GPS fix in het instellingenmenu met UP/DOWN
en druk op ENTER. Het veld voor de fix-interval wordt
geactiveerd.
2.Selecteer een fix-interval met UP/DOWN en druk op
ENTER.
Wanneer de navigatiefunctie is ingeschakeld, zijn afhankelijk van de gekozen fixinterval de volgende instellingen actief:
OPMERKING: De instelling voor de fix-interval kan tijdens een activiteit worden
gewijzigd.
OPMERKING: Wanneer u Manual of 1 min hebt geselecteerd, kunt u GPS opnieuw
activeren door langer dan twee seconden op STOP/BACK te drukken. Dit is mogelijk
vanuit: de hoofdvensters voor de modi Activity en Navigation of als de f uncties Find
Home en Position actief zijn.
56
Bij Mark Memp of Mark Home wordt GPS automatisch geactiveerd en wordt na het
markeren van de locatie de eerder ingestelde fix-interval weer actief.
OPMERKING: Bij de instelling van de fix-interval op Manual of 1 min, functioneert de
balk die de GPS-activiteit en -nauwkeurigheid aangeeft normaal. Als GPS in de
slaapstand staat (om de batterijen te sparen), wordt op de balk
de gegevens van de laatste locatie geldig zijn. Als de gegevens niet bruikbaar zijn,
wordt
OPMERKING: Als u alleen het hoogteprofiel van uw activiteit wilt opslaan zonder een
GPS-positiebepaling te doen, stel dan de interval voor GPS-fixes in op Manual en start
weergegeven.
weergegeven als
de activiteit.
3.6.4. Geheugen
Met de functie Memory (geheugen) kunt nagaan hoeveel
geheugenruimte er nog vrij is en de lijst met logboekbestanden bekijken.
U gebruikt deze functie als volgt:
1. Selecteer Memory in het instellingenmenu met UP/DOWN
en druk op ENTER.
2. Selecteer het gewenste logboekbestand met UP/DOWN en
druk op ENTER. U kunt dit logboekbestand nu bekijken of
wissen.
57
Logboekbestanden bekijken
U kunt een logboekbestand als volgt bekijken:
1. Standaard is de optie View (bekijken) geselecteerd. Druk op ENT ER om deze o ptie
te selecteren. Blader door de logboekvensters met UP/DOWN. De volgende
gegevens worden weergegeven:
•Naam van het bestand (altijd zichtbaar op de bovenste regel)
•Afgelegde weg (dfs)
•Tijd sinds vertrek (dfs)
•Hoogste snelheid (max)
•Gemiddelde snelheid (avg)
•Totale stijging (asc)
•Totale daling (dsc)
•Hoogste punt (high)
•Laagste punt (low)
•Totaal aantal runs (een run is een stijging of daling van 50
meter of meer)
2. Druk op STOP/BACK om de lijst met logboekbestanden te sluiten.
Logboekbestanden wissen
In het geheugen kunnen maximaal 25 logboekbestanden worden opgeslagen. Als het
geheugen vol is, moet u bestaande bestanden wissen om ruimte vrij te maken voor
nieuwe bestanden.
U kunt een logboekbestand als volgt wissen:
1.Selecteer Erase met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
bericht ‘
ERASELOGFILE?’ (logboek wissen?) verschijnt.
2.Druk op ENTER om het wissen te bevestigen. Het bericht
‘
LOGFILEERASED’ (logboek gewist) verschijnt.
3.Druk op STOP/BACK om de lijst met logboekbestanden te
sluiten.
58
3.6.5. Terug naar vertrekpunt (routelog)
Met de functie Track back in de modus Activity kunt u een route terugvolgen die in een
logboek is vastgelegd. De Suunto X10 begeleidt u naar het dichtstbijzijnde waypoint
en daarvandaan naar het vertrekpunt of - indien gewenst - het eindpunt.
U kunt de functie Track back als volgt activeren:
1. Selecteer in het instellingenmenu als instelling voor Activity. Hiermee start u het
opslaan van gegevens in het logboek voor de functie Track back.
2. Wacht tot GPS verbinding heeft gemaakt.
3. Selecteer Memory in het instellingenmenu met UP/DOWN
en druk op ENTER.
4. Selecteer het gewenste logboekbestand met UP/DOWN en
druk op ENTER.
5. Selecteer Track back met UP/DOWN en druk op ENTER.
Het bericht ‘
starten?) verschijnt. Als het bericht ‘
STARTTRACKBACK?’ (terug naar vertrekpunt
STARTLOG’ wordt
weergegeven, controleer dan of de activiteit is ingesteld op
en of de eerste satelliet-fix tot stand is gebracht.
6. Druk op ENTER om de selectie te bevestigen. U keert terug naar het hoofdvenster
Activity en de navigatie wordt geactiveerd. U wordt eerst naar het dichtstbijzijnde
waypoint geleid en daarvandaan naar het vertrekpunt. Track back werkt op dezelfde
wijze als gewone navigatie, het enige verschil is dat u bij deze functie geen vensters
met aanvullende gegevens kunt oproepen. ‘Op de bovenste regel wordt ‘
BACK’ weergegeven.
TRACK
OPMERKING: Routebegeleiding via Track back wordt weergegeven in de modus
Navigation, ook al activeert u de functie in de modus Activ
ity.
-
59
7.Wanneer u wilt stoppen met Track back, kies dan als
navigatiemethode, kies als instelling voor Activity of
schakel GPS uit.
OPMERKING: Selecteer dtf (afstand tot eindpunt) als shortcut
om de afstand tot het vertrekpunt te bekijken.
OPMERKING: Kies als navigatiemethode als u terug wilt
keren naar het vertrekpunt. Kies als u naar het eindpunt
wilt gaan.
3.6.6. Activiteitgegevens bekijken
Het venster met activiteitgegevens geeft een overzicht van de belangrijkste gegevens
over de huidige activiteit of - indien er geen activiteit actief is - de laatste activiteit. Druk
op START/DATA in het hoofdvenster van de modus Activity om dit venster te openen.
Er zijn vier pagina's met informatie. Elke pagina wordt drie seconden weergegeven,
daarna keert u automatisch terug naar het hoofdvenster van de modus Activity. Druk
nogmaals op START/DATA om het venster eerder te verlaten.
De volgende activiteitgegevens worden weergegeven:
•Hoogste snelheid (max)
•Gemiddelde snelheid (avg)
•Totale stijging (asc)
•Totale daling (dsc)
•Hoogste punt (high)
•Laagste punt (low)
•Totaal aantal runs (een run is een stijging of daling van 50
meter of meer)
60
3.7. HET FUNCTIEMENU
Druk in een van de hoofdvensters lang op ENTER om het functiemenu te openen. Het
functiemenu met de onderstaande vijf functies wordt geopend.
3.7.1. GPS
Met de functie GPS kunt u GPS aan of uit zetten.
Om GPS aan of uit te zetten, doet u het volgende:
1. De eerste menuoptie van het functiemenu is GPS. Druk op
ENTER om deze optie te selecteren. Het veld On/Off wordt
geactiveerd.
2. Selecteer On of Off met UP/DOWN en druk lang op
ENTER. De balk die de GPS-activiteit en -nauwkeurigheid
aangeeft verschijnt in het hoofdvenster.
OPMERKING: Als u GPS vanuit het functiemenu activeert,
wordt er geen logboek geopend.
61
3.7.2. Markeer geheugenpunt (Mark Memp)
Met de functie Mark Memp (markeer geheugenpunt) kunt u de kompasrichting,
coördinaten en hoogte van de huidige locatie opslaan.
Een geheugenpunt markeert u als volgt:
1.Selecteer Mark Memp in het functiemenu en druk op
ENTER. De beschikbare namen worden weergegeven.
2.Selecteer een geschikte naam of accepteer de huidige
datum/tijd als naam en druk op ENTER. De kompasrichting,
geschatte positieafwijking (epe), coördinaten en de hoogte
van de locatie worden weergegeven.
3.Als de positieafwijking klein genoeg is, wordt de locatie
automatisch gemarkeerd. Het bericht ‘
MEMPOINTSTORED’
(geheugenpunt opgeslagen) verschijnt en u keert terug naar
het hoofdvenster.
Als u niet wilt wachten tot de positieafwijking klein genoeg is voor automatisch
markeren, kunt u ook op ENTER drukken om de locatie handmatig te markeren. Deze
methode is echter minder nauwkeurig.
OPMERKING: Controleer of de Activity staat ingesteld op alvorens u de functie
Memory point gebruikt. Bij het activeren van de functie Memory point wordt GPS niet
automatisch ingeschakeld.
OPMERKING: Geheugenpunten kunt u alleen met behulp van Suunto Trek Manager
op de PC bekijken.
62
3.7.3. Markeer home (Mark Home)
Met de functie Mark Home (markeer home) kunt u een positie vastleggen waarnaar u
later wilt terugkeren. Deze vastgelegde positie kunt u later terugzoeken met de functie
Find Home.
U kunt een positie als volgt vastleggen:
1. Selecteer Mark Home in het functiemenu en druk op
ENTER. Het venster Mark Home wordt geopend.
2. Wanneer GPS aan staat, wordt de geschatte positieafwijking (EPE) direct weergegeven. Als EPE = 1 m en er 5
balkjes worden weergegeven op de indicator voor de GPSsignaalsterkte, wordt de positie automatisch opgeslagen. U
kunt een minder nauwkeurige positiebepaling accepteren
door op ENTER te drukken.
3. Als GPS uit staat, wordt het automatisch geactiveerd wanneer u de functie Mark
Home selecteert. In dat geval wordt de locatie pas vastgelegd als GPS de
coördinaten van de huidige locatie heeft ontvangen en de geschatte positieafwijking
kan weergeven. Dit kan enige tijd duren.
4. Als de positieafwijking klein genoeg is, wordt de locatie automatisch gemarkeerd .
Als u niet wilt wachten tot de positieafwijking klein genoeg is voor automatisch
markeren, kunt u ook op ENTER drukken om de locatie handmatig te markeren.
Deze methode is echter minder nauwkeurig.
5. Als Home Position is opgeslagen, wordt 'WAYPOINT STORED' (waypoint
opgeslagen) weergegeven op het apparaat. Als dit bericht niet wordt weergegeven,
markeert u de beginpositie opnieuw zodat u zeker weet dat de juiste positie is
opgeslagen in het apparaat.
6. Als u het vastleggen wilt afbreken, dru k dan op STOP/BACK om het venster eerder
te verlaten.
OPMERKING: De Suunto G9 gebruikt GPS voor routebegeleiding terwijl u beweegt.
Als u stilstaat, wordt de richting naar de gemarkeerde positie aangegeven met een
kompaskoers.
OPMERKING: De beginpositie wordt automatisch opgeslagen als de geschatte
positieafwijking 1 meter bedraagt en de indicatiebalk voor de sterkte van het GPSsignaal uit vijf blokjes bestaat. U kunt een minder nauwkeurige positie accepteren door
op ENTER te drukken in het venster met coördinaten. Na het succesvol opslaan van
de beginpositie wordt de aanduiding 'WAYPOINT STORED' (waypoint opgeslagen)
63
weergegeven.
3.7.4. Terug naar home (Find Home)
Met de functie Find Home (Terug naar home) kunt u terugkeren naar de positie die u
hebt gemarkeerd met Mark Home. Het venster wordt bijgewerkt aan de hand van de
geselecteerde interval voor GPS-fixes. Wanneer deze staat ingesteld op 1 sec, wordt
het venster constant bijgewerkt. Wanneer de fix-interval staat ingesteld op 1 min,
wordt het venster elke minuut of bij lang drukken op STOP/BACK bijgewerkt. Wanneer
de fix-interval op Manual (handmatig) staat ingesteld, kunt u het venster bijwerken
door lang op STOP/BACK te drukken.
In het venster Find Home wordt de volgende informatie
weergegeven:
Richting: Boven in het venster verschijnen twee richtpunten
en op de buitenrand van het venster verschijnt een
koersindicator. Wanneer de koersindicator binnen de
richtpunten valt, beweegt u zich in de ingestelde richting.
Home: Op de bovenste regel wordt de naam van de
opgeslagen positie. weergegeven.
Afstand: Op de middelste regel wordt de afstand tot de
opgeslagen positie weergegeven.
Geschatte tijd onderweg (ete): Op de onderste regel wordt
de geschatte reistijd naar de huidige bestemming weerge
geven gebaseerd op de huidige snelheid.
U kunt de functie Find Home als volgt activeren:
-
64
1. Selecteer Find Home in het functiemenu en druk op
ENTER. Als GPS aan staat, worden
de gegevens voor Find
Home direct weergegeven. Als GPS uit staat, wordt het
automatisch geactiveerd wanneer u de functie Find Home
selecteert. In dat geval duurt het enige tijd voordat de
informatie wordt weergegeven. Op de bovenste regel wordt
dan het bericht ‘
WAIT’ (wachten) weergegeven.
2. Keer terug naar de vastgelegde positie met behulp van de
koersindicator.
3. Druk op STOP/BACK om de functie af te breken. U keert
terug naar het functiemenu.
65
OPMERKING: De vastgelegde locatie wordt niet gewist als u de functie Find Home
uitschakelt. De gegevens van de locatie blijven in het geheugen opgeslagen tot u een
nieuwe locatie vastlegt.
Find Home-gegevens bekijken
De Find Home-gegevens - coördinaten van de vastgelegde locatie en tijdstip waarop
die zijn vastgelegd - worden in een apart venster weergegeven. De coördinaten
worden weergegeven in de ingestelde notatie. (Raadpleeg voor meer informatie over
de positienotatie paragraaf 3.2.6. Instellen van de positienotatie.)
Het venster met Find Home-gegevens kunt u als volgt
bekijken:
1.Druk op START/DATA om het venster met Find Homegegevens te openen. In dit venster ziet u op de bovenste regel
het tijdstip waarop de locatie is vastgelegd en op de regels
daaronder de coördinaten en de richting voor deze locatie.
2.Druk op STOP/BACK om het Find Home-venster te
verlaten.
66
3.7.5. Positie
Met de functie Position (positie) kunt u de gegevens van de huidige positie opvragen.
Welke informatie in het venster Position wordt weergegeven is afhankelijk van de
gekozen positienotatie. (Raadpleeg voor meer informatie paragraaf 3.2.6. Instellen
van de positienotatie.)
Het venster wordt bijgewerkt aan de hand van de geselecteerde interval voor GPSfixes. Wanneer deze staat ingesteld op 1 sec, wordt het venster constant bijgewerkt.
Wanneer de fix-interval staat ingesteld op 1 min, wordt het venster elke minuut of bij
lang drukken op STOP/BACK bijgewerkt. Wanneer de fix-interval op Manual
(handmatig) staat ingesteld, kunt u het venster bijwerken door lang op STOP/BACK te
drukken.
De gegevens van een positie bekijken:
1. Selecteer Position in het functiemenu en druk op ENTER.
De volgende gegevens worden weergegeven:
• Satellieten (Sat): Het eerste getal is het aantal
satellieten dat is gebruikt bij het bepalen van de positie
en het tweede getal is het huidige aantal zichtbare
satellieten.
• Positieafwijking (epe): Toont de geschatte afwijking
van de GPS-waarden.
• Coördinaten: Toont de coördinaten van de positie.
• Hoogte: Toont de huidige GPS-hoogte aangeduid in de
ingestelde eenheid..
2. Druk op START/DATA om over te schakelen tussen hoogte en tijd voor de eerste
satellietfix.
3. Druk op STOP/BACK om terug te keren naar het functiemenu.
OPMERKING: Als GPS niet aan staat wanneer u het venster Position opent, worden
de coördinaten van de laatste GPS-positie weergegeven.
OPMERKING: De coördinaten van de positie worden bijgewerkt wanneer de positie
van de Suunto X10 verandert.
67
4. DE SUUNTO X10 IN DE PRAKTIJK
4.1. BEKLIMMING VAN DE MONT BLANC
In dit hoofdstuk volgen we Mike, een Amerikaanse bergbeklimmer die solo in twee
dagen de Mont Blanc wil beklimmen via de Gouter-route. In de voorgaande
hoofdstukken hebt u de nodige theoretische kennis over de werking van de Suunto
X10 opgedaan en in dit hoofdstuk leert u hoe u deze kennis in de praktijk kunt
toepassen.
4.1.1. Aankomst en eerste voorbereidingen
Op een zonnige namiddag arriveert Mike in het Franse Col De Voza. Omdat Frankrijk
in een andere tijdzone ligt dan Californië, vraagt hij iemand op straat hoe laat het is. Hij
stelt zijn Suunto in op de plaatselijke tijd en stelt de tijd in Californië ter referentie in als
dual-time.
Mike had natuurlijk ook het tijdverschil tussen Californië en Frankrijk al thuis kunnen
opzoeken en de instelling van zijn Suunto al eerder kunnen aanpassen. Met een GPSfix zou het horloge dan automatisch gelijk zijn gezet. Maar voor Mike is het aanpassen
van de tijdsinstelling een fluitje van een cent: hij weet al hoe het moet van zijn laatste
trip naar Nepal. Daar moest hij de tijd handmatig instellen omdat de Suunto X10 het
tijdsverschil niet kan aanpassen op basis van een interval van 15 minuten die in Nepal
is vereist.
Mike controleert de tijd en ziet dat hij nog genoeg tijd heeft om de trein naar Gare te
halen. Hij zoekt het juiste perron en wacht op zijn trein. Ondertussen kijkt hij op de
kaart wat de huidige hoogte is en stelt hij in de modus Alti/Baro de referentiehoogte in
op 1.653 meter. Omdat hij voorlopig nog wel even onderweg is, stelt hij zijn Suunto
X10 met de functie Use in voor gebruik als hoogtemeter: zo kan hij onderweg de
veranderingen in hoogte volgen.
In de trein geniet Mike van het pittoreske landschap en maakt hij een praatje met een
paar medereizigers. Bij aankomst in Gare controleert hij de hoogte die zijn Suunto X10
aangeeft: 2.372 meter, exact hetzelfde als op de kaart.
68
4.1.2. Eerste dag van de tocht
Aan het begin van zijn tocht stelt Mike in de modus Activity de GPS-fix in op 1 sec en
selecteert hij
als instelling voor Activity. Hij kiest voor een fix-interval van 1
seconde omdat hij wil dat GPS de informatie zo vaak mogelijk bijwerkt. Dat kost wel
wat stroom, maar Mike weet dat de batterijcapaciteit toereikend is voor de tocht van
circa vier uur die hij voor vandaag gepland heeft. Hij laat GPS gedurende tien minuten
satellietgegevens ophalen terwijl hij zijn veters strikt, zijn rugzak controleert en zijn
gordel omdoet.
Mike heeft de routes voor beide dagen al gemaakt met Suunto Trek Manager en de
gegevens thuis al naar zijn Suunto X10 gedownload. Hoewel hij geen navigatiehulp
nodig heeft omdat het tamelijk helder weer is en de paden goed zijn gemarkeerd,
activeert hij toch een route in de Navigation-modus. Zoveel stroom kost het immers
niet als de navigatiefunctie actief is en zo kan hij onder veilige omstandigheden een
beetje oefenen met het gebruik ervan. Bovendien kan hij nuttige informatie afstanden, hoogteverschillen en reistijden - over deze route verzamelen
69
Terwijl hij op weg naar de Glacier de Tete Rousse geniet van het majestueuze
berglandschap om hem heen, ziet hij dat de bewolking optrekt, wat duidt op een
veranderende barometerdruk.
Na aankomst in de Refuge l'Aig du Gouter schakelt Mike de barometerfunctie in zodat
veranderingen in barometerdruk geen invloed meer hebben op de hoogtemetingen.
Voordat hij onder de wol kruipt, maakt Mike een planning voor de volgende dag. Hij
moet vroeg op, want hij heeft een flinke tocht voor de boeg. Dus zoekt hij met Start/
Data in het menu Alarm op hoe laat de zon opkomt en stelt hij vervolgens de
wekfunctie in op even voor zonsopgang. Hij vergelijkt ook de hoogte die de Suunto
X10 aangeeft met de hoogte volgens de kaart en ziet dat de hoogtemeting correct is.
Dan zet hij zijn Suunto X10 uit om de batterij op te laden.
70
4.1.3. Tweede dag van de tocht
Precies op tijd wordt Mike gewekt door het weksignaal van de Suunto X10. Hij drukt op
een knop om het signaal uit te zetten en controleert de barometerdruk. Hij ziet dat de
druk aan het stijgen is en dat belooft goed weer.
Voordat hij vertrekt, schakelt Mike weer over naar de hoogtemeterfunctie: de
hoogteaanduiding kan hij gebruiken als navigatiehulpmiddel en bovendien kan hij zo
natuurlijk zien hoe ver het nog is tot de top.
Terwijl hij wacht tot z'n ontbijt klaar is, kalibreert hij het kompas om er zeker van te zijn
dat dit de juiste richting aangeeft. Verder stelt hij de afwijking in op Auto zodat hij niet
al te vaak op de kaart hoeft te kijken.
Mike gaat op weg en bepaalt zijn route met behulp van het kompas, de in de Suunto
X10 opgeslagen routes en de hoogtemeter. En natuurlijk met een goede kaart. Net als
bij een gewoon kompas controleert hij zo nu en dan of het kompas goed werkt. Als de
koersindicator niet meer beweegt of de aangegeven windrichtingen nogal
onwaarschijnlijk lijken, kalibreert hij het kompas opnieuw.
Hoewel het weer uitstekend is en er geen wolkje aan de hemel staat, is Mike
voorbereid op een mogelijke 'whiteout', waarbij het zicht tot praktisch nul wordt
gereduceerd en de ontvangst van GPS-signalen slecht kan zijn. Op tochten waarbij
een vergissing niet direct tot dramatische gevolgen zou hebben geleid, heeft hij al
talloze keren geoefend met het bepalen van de koers aan de hand van een kaart en
het invoeren van de juiste gegevens in zijn Suunto X10.
Mike heeft de tocht goed voorbereid, fanatiek getraind op makkelijkere rotswanden, de
juiste uitrusting aangeschaft en geleerd hoe hij die moet gebruiken. En nu is hij
helemaal klaar voor de moeilijke klim naar de top.
71
72
4.2. LANGEAFSTANDSLOPEN
In deze paragraaf wordt beschreven hoe u de Suunto X10 kunt gebruiken voor sporten
als hardlopen, mountainbiken en wielrennen waarbij informatie over snelheid en
afstand vaak belangrijker is dan het bepalen van de route.
Op een vroege zondagmorgen wordt hardloper Henny wakker van het weksignaal van
zijn Suunto X10. Vandaag wil hij dertig kilometer lopen, een belangrijke training in zijn
voorbereiding voor de Mont Blanc trail marathon. Na het ontbijt vult hij zijn drinkbussen
en trekt hij zijn hardloopschoenen aan. Hij is klaar voor vertrek.
Eenmaal buiten selecteert hij de Activity-modus en stelt hij de activiteit in op . Hij
wacht even op de ontvangst van het satellietsignaal en controleert of de interval voor
de GPS-fix staat ingesteld op 1 sec, een instelling waarbij snelheid en afstand bijna
continu worden gemeten en het geheugen voortdurend wordt bijgewerkt. Henny is op
vakantie in Frankrijk aan de voet van de Jura en wil gaan lopen door de nabijgelegen
heuvels. Omdat hij het leuk vindt de hoogteverschillen onderweg bij te houden, stelt hij
zijn Suunto X10 zo in dat op de onderste regel van het Activity-venster de hoogt e
wordt weergegeven. Dan gaat hij op weg.
Tijdens het lopen houdt Henny zijn snelheid en de afgelegde afstand in de gaten. Na
acht kilometer wil hij weten hoe laat het is: hij drukt hij STOP/BACK en op de onderste
regel van de display verschijnt de tijd. Hij drukt nogmaals op de knop om te zien
hoelang hij inmiddels onderweg is. Henny blijft lopen en kijkt om de zoveel tijd hoe laat
het is en hoe lang hij bezig is. Om de drie kilometer neemt hij een slok van het
sportdrankje in zijn drinkbussen en bekijkt hij het overzicht van de gegevens van zijn
tocht tot dusver. Door op START/DATA te drukken, kan hij zijn gemiddelde snelheid,
hoogste snelheid, totale stijging, totale daling en andere nuttige informatie bekijken.
Maar Henny is een avontuurlijk type. Hij heeft al eerder in de buurt gelopen, maar dit
keer gaat hij wat verder en ziet hij een leuk pad dat hij niet kent. Hij besluit het pad te
volgen, maar na een paar kilometer - Henny heeft er inmiddels 18 op zitten - begint hij
te twijfelen of dit pad wel in de juiste richting loopt. Hij schakelt de modus Navigation in
en ziet dat de afstand tot zijn vakantiehuisje exact 7,54 km is, maar dan wel in
tegenovergestelde richting. Henny besluit om terug te gaan en na een minuut of tien
begint hij de omgeving weer te herkennen. Hij komt bij een vlak pad dat hij kent en
waar hij makkelijker dan in de heuvels in staat is een constante snelheid van 12
kilometer per uur te handhaven. Tenminste, voor zover je nog over makkelijk kunt
spreken na twee uur lopen.
73
5. GLOBAL POSITIONING SYSTEM (GPS)
Voor het bepalen van de positie van de gebruiker maakt de Suunto X10 gebruik van
het Global Positioning System (GPS). De basis van dit systeem wordt gevormd door
een aantal satellieten die op een hoogte van 20.000 kilometer met een snelheid van 4
km/s in een baan rond de aarde draaien. Deze satellieten zenden relatief zwakke
radiosignalen uit met een vermogen dat vergelijkbaar is met dat van een gewone
gloeilamp. Doordat GPS-signalen duizenden malen zwakker zijn dan bijvoorbeeld
GSM-signalen, raakt de GPS-ontvangst makkelijker verstoord dan de ontvangst van
een mobiele telefoon. Een GPS-ontvanger is echter uiterst gevoelig en is in staat de
zwakste signalen op te vangen.
GPS wordt beheerd door het Amerikaanse ministerie van defensie en is operationeel
sinds 1995. Elke twaalf uur draaien ten minste 24 operationele satellieten om de aarde
in zes verschillende banen. Per baan zijn dat dus vier satellieten: dit garandeert een
nauwkeurige, wereldwijde dekking. Een wereldwijd netwerk op de grond bewaakt de
werking en status van de satellieten. Het systeem werkt 24 uur per dag, ongeacht de
weersomstandigheden. Het aantal gebruikers is onbeperkt en gebruik ervan is gratis.
5.1. OPTIMALE POSITIEBEPALING
Het gebruik van de GPS-ontvanger van de Suunto X10 is bijzonder eenvoudig. Meer
informatie hierover vindt u in paragraaf 3.7.1. De bepaling van de juiste positie heeft
echter wat meer voeten in de aarde. In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u optimale
resultaten kunt verkrijgen.
ZORG ALTIJD VOOR OPTIMAAL "OOGCONTACT"
Voor een snelle en betrouwbare positiebepaling is direct 'oogcontact' tussen de
satellieten en de ontvanger nodig. Dit betekent dat objecten of materialen tussen de
satellieten en de GPS-ontvanger het signaal niet te veel mogen verzwakken.
Hieronder ziet u een beknopt overzicht van mogelijke condities, van optimaal tot
slecht:
• Open terrein met vrij zicht op de hemel
Een onbelemmerde blik op de hemel is ideaal voor een goede verbinding. Activeer
GPS daarom altijd bij voorkeur in het open veld, op heuvels en in andere open
gebieden.
• Relatief dunne afdekkingen van kunststof, textiel of hout
De ontvanger werkt doorgaans goed in een tent of wanneer hij is afgedekt met dun
74
materiaal.
• Vochthoudende voorwerpen
Houd bij het activeren van GPS zoveel mogelijk afstand tot andere mensen, bomen
of dichte vegetatie. Deze kunnen de ontvangst van het signaal verstoren. Probeer in
een bos altijd een open plek te vinden of zoek een plaats waar de begroeiing wat
minder dicht is.
• Rotsen, gebouwen of metalen voorwerpen
GPS-signalen zijn te zwak om door massieve constructies te dringen. Probeer
daarom GPS niet te activeren in grotten, gebouwen of plaatsen waar de
omstandigheden vergelijkbaar zijn.
TEST GPS ALTIJD TEN MINSTE ÉÉN KEER ALVORENS AAN EEN LANGE
TOCHT TE BEGINNEN
Als u GPS voor het eerst in werking stelt (initiëren), duurt de positiebepaling langer
dan gebruikelijk omdat het systeem nog niet over referentiegegevens voor zijn huidige
locatie beschikt. Dit is ook het geval wanneer GPS langere tijd niet is gebruikt. Een
volgende keer dat u GPS activeert, zal het bepalen van de positie sneller verlopen. De
eerste fix duurt relatief lang door het toegepaste antennetype. Handheld GPSontvangers zijn meestal voorzien van een patch-antenne met een directioneel
stralingspatroon. Dit zorgt voor een goede gevoeligheid en een ononderbroken
ontvangst zolang het apparaat met het venster naar boven wordt gehouden.
De Suunto X10 is daarentegen voorzien van een loop-antenne met een wijd
stralingspatroon. Dit maakt de ontvangst van signalen onder een uiterst grote hoek
mogelijk. De reden voor deze keuze ligt voor de hand: omdat de Suunto X10 om de
pols wordt gedragen, is een grote ontvangsthoek noodzakelijk om ongeacht de positie
van het apparaat een probleemloze ontvangst mogelijk te maken. Door de grote
ontvangsthoek is de gevoeligheid echter niet zo goed als bij een handheld GPSontvanger met een directioneel stralingspatroon.
Om de initiëringstijd zo kort mogelijk te houden, dient u de Suunto X10 in één positie
stil te houden met het venster naar boven. Doe dit bij voorkeur in een open gebied met
vrij zicht op de hemel.
TREK VOLDOENDE TIJD VOOR DE POSITIEBEPALING UIT
Wanneer u GPS inschakelt, begint de ontvanger te zoeken naar radiosignalen van de
satellieten. Zodra er een satelliet is getraceerd, start de ontvangst van de
satellietgegevens. Het binnenhalen van deze gegevens gaat vrij langzaam en meestal
duurt het iets minder dan een minuut om een eerste positieberekening te kunnen
maken. De gegevens bestaan onder andere uit een lijst satellietposities en de GPS-
75
tijd. Op basis hiervan kunt u vervolgens de daadwerkelijke positieberekening laten
uitvoeren. De GPS-tijd is bijzonder nauwkeurig omdat elke satelliet een atoomklok aan
boord heeft.
Na deze eerste positiebepaling (fix) duurt het nog zeker twaalf minuten voordat alle
optionele gegevens van de satellieten zijn ontvangen. Nu er eenmaal een GPS-fix tot
stand is gebracht, kunt u het apparaat vrij bewegen zonder de verbinding met de
satellieten te verliezen. De gedownloade gegevens blijven ongeveer vier uur geldig.
Als u in deze periode de ontvanger uitschakelen, gaat het starten gaat aanzienlijk
sneller. Sommige gedownloade gegevens blijven enkele weken geldig, waardoor ook
het later weer starten van GPS sneller gaat.
STREEF NAAR IDEALE OMSTANDIGHEDEN
Onder optimale omstandigheden waarin alle satellieten kunnen worden gezien, is de
gemiddelde wereldwijde foutmarge bij horizontale positiebepaling 7,8 meter
(betrouwbaarheid 95%). Afhankelijk van de posities van de satellieten en de storing
van het GPS-signaal in de ionosfeer, kan de afwijking in incidentele gevallen variëren
van een paar meter tot meer dan tien meter. De verticale positiebepaling is ongeveer
tweemaal zo onnauwkeurig als de horizontale.
De volgende factoren zijn van invloed op de nauwkeurigheid:
• Relatieve geometrische positie va n de satellieten. Dit is de belangrijkste factor.
Bij optimale positiebepaling kunnen satellieten uit vier verschillende richtingen en
hoeken kunnen worden getraceerd. Met andere woorden, hoe vrijer het 'zicht' van
de ontvanger op de hemel, hoe nauwkeuriger de resultaten.
• Aantal waargenomen satellieten. Om een positie te kunnen berekenen, heeft de
GPS-ontvanger meestal een gelijktijdig signaal nodig van minimaal vier satellieten.
Hoe groter het aantal waargenomen satellieten, hoe groter de nauwkeurigheid.
• Aantal metingen op dezelfde plaats. Naarmate u meer metingen verricht, zullen
bepaalde fouten elkaar opheffen.
CONTROLEER OF DE BATTERIJ VOLLEDIG IS OPGELADEN EN ZET GPS UIT
ALS U HET NIET GEBRUIKT
Het traceren van de satellieten en downloaden van de gegevens kost veel stroom.
Hoewel de Suunto X10 is voorzien van de meest geavanceerde energiezuinige GPStechnologie, verdient het toch aanbeveling de batterij altijd volledig op te laden voordat
u aan een lange tocht begint. Schakel GPS uit als u het niet gebruikt of stel de fixinterval in op handmatig om het stroomverbruik te beperken.
76
6. SUUNTO TREK MANAGER
Suunto Trek Manager (STM) is een programma waarmee de functionaliteit van de
Suunto X10 verder wordt uitgebreid. U kunt hiermee bijvoorbeeld routes of waypoints
in het geheugen van de Suunto X10 opslaan. Nadat u de gegevens hebt gedownload,
kunt u deze gemakkelijk ordenen en bekijken of er nieuwe informatie aan toevoegen.
Suunto Trek Manager staat op de cd-rom die bij de Suunto X10 wordt meegeleverd.
De meest recente versie van het programma kunt altijd downloaden van
www.suunto.com of www.suuntosports.com. Kijk regelmatig of er nieuwe updates
beschikbaar zijn, want het programma wordt voortdurend verder ontwikkeld en
uitgebreid.
6.1. INSTALLATIE
U installeert Suunto Trek Manager als volgt:
1. Plaats de cd-rom met Suunto Trek Manager in de cd-rom-speler.
2. Wacht tot de installatie begint en volg de installatie-instructies.
OPMERKING: Als de installatie niet automatisch begint, klikt dan in Windows op Start
--> Uitvoeren en typ vervolgens D:\setup.exe (als D: de schijfletter van uw cd-romstation is).
6.2. SYSTEEMEISEN
• Processor van 350 MHz of sneller
• 64 MB RAM
• 40 MB vrije ruimte op harde schijf
•Microsoft® Windows 98, Windows NT, Windows 2000 of Windows XP, Windows
Vista
• Minimale resolutie: 1024 x 768
6.3. PC-AANSLUITKABEL
Met de PC-aansluitkabel kunt u gegevens uitwisselen tussen de Suunto X10 en uw
computer. De aansluitkabel wordt bij de Suunto X10 meegeleverd.
77
6.4. ONDERDELEN VAN SUUNTO TREK MANAGER
Het hoofdvenster van Suunto Trek Manager is onderverdeeld in zes deelvensters (zie
afbeelding). Hieronder volgt een beknopte beschrijving van deze vensters.
(Raadpleeg voor meer informatie de help-informatie van Suunto Trek Manager.)
78
6.4.1. X10-venster (1)
Op de werkbalk boven in het X10-venster staan vier pictogrammen:
• Verbinden met X10: Klik op dit pictogram om een verbinding tot stand te brengen
met de Suunto X10.
• Geselecteerde items downloaden naar map: Klik op dit pictogram om gegevens
van de Suunto X10 naar STM te downloaden.
• Geselecteerde items wissen: Selecteer de items die u wilt wissen en klik
vervolgens op dit pictogram om deze uit het geheugen van de Suunto X10 te
wissen.
• Geheugen leeg maken: Klik op dit pictogram om alle gegevens die in het
geheugen van de Suunto X10 zijn opgeslagen in één keer te wissen.
U kunt in dit venster ook routes, afgelegde wegen of andere informatie selecteren om
te bekijken. Een bestand dat u selecteert wordt in het informatievenster (5)
weergegeven.
Gegevens overbrengen
Gegevens kunt u als volgt overbrengen:
1. Zorg dat uw computer over een vrije USB-poort beschikt.
2. Bevestig de dataclip stevig aan de Suunto X10 en sluit de USB-kabel op de PC aan.
De Suunto X10 schakelt automatisch over naar de modus PC Interface.
3. Start Suunto Trek Manager.
4. Klik op het pictogram Connect to X10 onder in het linkervenster. De gegevens uit de
Suunto X10 (afgelegde weg, routes, MyPoints) kunnen nu worden bekeken met
Suunto Trek Manager.
5. Als u gegevens van de Suunto X10 naar Suunto Trek Manager wilt overbrengen,
selecteert u een item en klikt u op het pictogram Download selected item(s) to folder
onder in het linkervenster. Het geselecteerde item wordt geplaatst in de map
Downloaded in het venster Local Data. U kunt het item nu bekijken in het
kaartvenster. U kunt hier ook waypoints en alarmpunten toevoegen.
6. Bestanden die u naar uw PC hebt overgebracht, kunt u met behulp van Suunto Trek
Manager uit het geheugen van de Suunto X10 wissen om ruimte te maken voor
nieuwe logboekbestanden.
79
Raadpleeg het menu Help van Suunto Trek Manager voor meer informatie over het
uploaden van routes.
6.4.2. Lokale-gegevensvenster (2)
Op de werkbalk boven in het lokale-gegevensvenster staan vijf gewone pictogrammen
en een menupictogram:
• Tekenen / kaart in beeld brengen: Klik op dit pictogram om routes op de kaart te
tekenen. Wanneer u de linkermuisknop ingedrukt houdt, kunt u met de muis het
juiste deel van de kaart in beeld brengen.
• Route met één waypoint maken: Klik op dit pictogram om een route met één
waypoint te maken. De route verschijnt in het informatievenster. Daar kunt u de
coördinaten en andere gegevens bewerken.
• Geselecteerde items wissen: Selecteer de items die u wilt wissen en klik
vervolgens op dit pictogram om deze uit het STM-geheugen te wissen.
• Zoeken: Met dit pictogram kunt u snel een bepaald bestand zoeken (bijvoorbeeld
als u over een omvangrijke database beschikt). Klik op het pictogram en voer de
bestandsnaam in het zoekvenster in. Het bestand wordt geopend in het lokalegegevensvenster.
• Verstuur geselecteerde bestanden naar X10: Klik op dit pictogram om gegevens
vanuit STM naar de Suunto X10 te downloaden.
80
Als u op het menupictogram rechts op de werkbalk klikt, opent het onderstaande
menu. Welke menuonderdelen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het bestand of de
map die u hebt geselecteerd.
Tekenen: Zie uitleg bij het lokale-gegevensvenster.
•Kaart toevoegen: Voeg een kaart aan de
geselecteerde map toe.
•Map toevoegen: Voeg een nieuwe submap aan de
geselecteerde map toe.
•Route toevoegen: Maak een nieuwe route in de
geselecteerde map.
•Waypoint toevoegen: Voeg een nieuw waypoint
aan de geselecteerde map of route toe.
•Alarmpoint toevoegen: Voeg een alarmpoint aan
de geselecteerde map of route toe.
•Media toevoegen: Voeg afbeeldingen, filmpjes en
audiobestanden toe aan de geselecteerde map,
afgelegde wegen, waypoints of routes.
•Zoeken: Zie uitleg bij het lokale-gegevensvenster.
•Wissen: Wis het geselecteerde bestand of de
geselecteerde map
•Groep mempoint-namen toevoegen: Voeg een
groep mempoint-namen toe.
•Afdrukken: Druk de geselecteerde kaart of route
af.
• Mempoint-naam toevoegen: Voeg een mempoint-naam aan een bestaande groep
toe.
• Exporteren naar tekstbestand: Exporteer een route naar een nieuwe locatie.
• Importeren vanuit tekstbestand: Importeer een route vanuit een tekstbestand
naar de geselecteerde map.
• Versturen naar X10: Download het geselecteerde bestand of de geselecteerde
map naar het geheugen van de Suunto X10.
81
6.4.3. Kaartvenster (3)
Op de werkbalk boven in het kaartvenster staat een variabel aantal pictogrammen.
Welke pictogrammen dat zijn, is afhankelijk van de gemaakte selectie.
• 2D-/3D-weergave: Klik op dit pictogram om de routes twee- of driedimensionaal
weer te geven.
• Route maken en waypoints van kaart toevoegen: Klik op dit pictogram om een
nieuwe route te maken. Klik vervolgens op het kaartvenster om waypoints in te
voegen of de coördinaten daarvan in te voeren in het informatievenster.
• Waypoint aan getekende route toevoegen: Klik eerst op dit pictogram en
vervolgens op een plaats op de kaart om een waypoint aan de route toe te voegen.
Eventueel kunt u de coördinaten van het waypoint ook handmatig invoeren in het
informatievenster.
• Alarmpoint aan getekende route toevoegen: Klik eerst op dit pictogram en
vervolgens op een plaats op de kaart om een alarmpoint aan de route toe te
voegen.
• Waypoint aan map toevoegen: Klik op dit pictogram om een waypoint te maken
dat niet bij een bepaalde route hoort.
• Alarmpoint aan map toevoegen:Klik op dit pictogram om een alarmpoint te maken
dat niet bij een bepaalde route hoort.
• Huidige kaart afdrukken: Klik op dit pictogram om de kaart af te drukken die in het
kaartvenster wordt weergegeven.
• Zoom-modus: Klik op dit pictogram om in of uit te zoomen voor een meer
gedetailleerde of juist globalere weergave. Gebruik de linkermuisknop om in te
zoomen en de rechtermuisknop om uit te zoomen.
• Kalibreer weergegeven kaart: Klik op dit pictogram om de huidige kaart te
kalibreren door het instellen van minimaal twee bekende punten waarvan de
gegevens bekend zijn van een kaart of de Suunto X10. Hoe meer referentiepunten
u instelt, hoe nauwkeuriger de metingen zijn.
82
6.4.4. Profielvenster (4)
In dit venster kunt u een grafische weergave van hoogteprofielen en exacte
snelheidsgegevens bekijken.
Op de werkbalk boven in het profielvenster staan drie pictogrammen:
Tijd: Klik op dit pictogram om de informatie per tijdsinterval weer te geven.
Afstand: Klik op dit pictogram om de informatie per afstandsinterval weer te geven.
Zoom: Klik op dit pictogram om in of uit te zoomen voor een meer gedetailleerde of
juist globalere weergave.
6.4.5. Informatievenster (5)
In dit venster wordt gedetailleerde informatie weergegeven over de routes, waypoints,
instellingen, etc. die u in de andere vensters hebt geselecteerd.
6.4.6. SuuntoSports-venster (6)
Dit venster biedt toegang tot de website SuuntoSports.com. U kunt hier ook afgelegde
wegen, routes en waypoints vanuit het lokale-gegevensvenster naartoe slepen. Via
SuuntoSports.com kunt u deze aan andere gebruikers ter beschikking stellen.
83
7. SUUNTO TRACK EXPORTER
Suunto Track Exporter is een programma voor het exporteren van logboeken vanuit
de Suunto X10 naar de kaartservice Google Earth. Dit maakt het mogelijk afgelegde
wegen te bekijken op de kaarten en satellietbeelden van Google Earth. Om logboeken
naar Google Earth te kunnen exporteren, moet het programma Google Earth op uw
computer zijn geïnstalleerd.
OPMERKING: Het is niet mogelijk logboeken in Suunto Track Exporter op te slaan.
Zorg voordat u logboeken uit het geheugen van de Suunto X10 wist, dat de
geëxporteerde logboeken voor toekomstig gebruik in Google Earth en/of Suunto Trek
Manager zijn opgeslagen.
Suunto Track Exporter staat op een cd-rom die bij de Suunto X10 wordt meegeleverd.
De meest recente versie van het programma kunt u altijd downloaden via
www.suunto.com.
7.1. INSTALLATIE
U installeert Suunto Track Exporter als volgt:
1. Plaats de cd-rom met Suunto Track Exporter in de cd-rom-speler.
2. Wacht tot de installatie begint en volg de installatie-instructies.
OPMERKING: Als de installatie niet automatisch begint, klikt u op Start en Uitvoeren
in Windows en typt u vervolgens D:\setup.exe (als D: de schijfletter van uw cd-romstation is).
7.2. SYSTEEMVEREISTEN
• Processor van 350 MHz of sneller
• 64 MB RAM
• 40 MB vrije ruimte op harde schijf
• Microsoft® Windows 2000, Windows XP, Windows Vista
• Minimale resolutie: 1024 x 768
Controleer daarnaast of uw computer aan de systeemvereisten voor Google Earth
voldoet.
84
7.3. GEGEVENS EXPORTEREN
1. Zorg dat uw computer over een vrije USB-poort beschikt en dat Google Earth op uw
computer is geïnstalleerd.
2. Bevestig de dataclip stevig aan de Suunto X10 en sluit de USB-kabel aan op een
vrije USB-poort van uw computer. De Suunto X10 schakelt automatisch over naar
de modus PC Interface.
3. Start Suunto Track Exporter. Als het programma waarneemt dat er een apparaat is
aangesloten, worden op dat apparaat opgeslagen logboeken automatisch
gedownload en in het programmavenster weergegeven. Logboeken die nog niet
eerder naar Google Earth zijn geëxporteerd worden vet weergegeven.
4. Selecteer het logboek dat u naar Google Ear th wilt exporteren en klik op de knop
Export to. In het horlogevenster van Suunto Track Exporter wordt een voorvertoning
van het geselecteerde logboek weergegeven.
OPMERKING: Op het display van de Suunto X10 wordt geen voorvertoning
weergegeven.
5. Het programma Google Earth start automatisch en het geëxporteerde logboek
wordt in de satellietbeeldweergave van Google Earth getoond.
6. De logboeken worden geëxporteerd naar de map 'Temporary Places' van Google
Earth. Als u geëxporteerde logboeken wilt opslaan, dient u ze over te zetten naar de
map 'My Places' voordat u Google Earth afsluit. Het is niet mogelijk logboeken in
Suunto Track Exporter op te slaan.
8. KAARTSOFTWARE VAN EXTERNE AANBIEDERS
Het is mogelijk op de Suunto X10 routes te bekijken en plannen met behulp van
kaartsoftware van externe aanbieders. Raadpleeg www.suunto.com voor informatie
over compatibele software.
85
9. SUUNTOSPORTS.COM
SuuntoSports.com is een website voor alle gebruikers van Suunto-sportinstrumenten.
Deze site biedt talloze nieuwe gebruiksmogelijkheden voor uw Suunto X10 en voegt
een nieuwe dimensie aan de manier waarop u uw sport beoefent. Op SuuntoSports
kunt u contact leggen met andere gebruikers en met hen gegevens en ervaringen
uitwisselen. U kunt uw prestaties vergelijken met die van anderen en uw voordeel
doen met hun kennis. Daarnaast kunt u routecoördinaten downloaden en vindt u
andere nuttige informatie over locaties die hier is geplaatst door andere Suunto X10gebruikers en Suunto zelf.
SuuntoSports.com is gratis toegankelijk voor elke sporter. Om gegevens naar de site
te kunnen versturen, hebt u echter een Suunto-sportinstrument nodig om ze vast te
leggen. Daarnaast hebt u de meegeleverde Suunto-software nodig om de gegevens
over te brengen van uw PC en vandaaruit naar de website. Voordat u zich als lid
aanmeldt, kunt u als gast inloggen om te kijken wat SuuntoSports.com te bieden heeft.
9.1. AAN DE SLAG MET SUUNTOSPORTS
U kunt zich als volgt bij SuuntoSports.com aanmelden:
1. Installeer Suunto Trek Manager en open de internetverbinding van uw computer.
2. Klik op SuuntoSports.com in het venster SuuntoSports.com
links onder in het hoofdvenster van Suunto Trek Manager.
3. Klik op om het venster te openen waarin u zich voor
SuuntoSports.com. kunt aanmelden.
4. Klik op Register en volg de instructies om u als lid aan te melden en uw Suunto X10
te registreren. Na een succesvolle registratie wordt automatisch de homepage van
SuuntoSports.com geopend. Hier vindt u onder andere een overzicht van de site en
informatie over wat deze te bieden heeft. Wanneer u dat wilt, kunt u uw persoonlijke
gegevens en uitrustingsprofielen wijzigen en bijwerken in My Suunto.
U kunt SuuntoSports ook direct openen vanuit www.suuntosports.com.
OPMERKING: SuuntoSports.com wordt voortdurend verder ontwikkeld en de inhoud
wordt regelmatig bijgewerkt.
86
9.2. ONDERDELEN
SuuntoSports.com bestaat uit drie onderdelen met elk een eigen privacyniveau. My
Suunto is uw persoonlijke deel waartoe andere leden geen of beperkte toegang
hebben, Communities is speciaal bedoeld voor groepen en op de Sports Forums staat
informatie van leden voor leden. Hieronder volgt een korte beschrijving van de
belangrijkste gebruiksmogelijkheden van SuuntoSports. Wilt u meer weten, bezoek
dan de site en verken deze. Zo nodig vindt u in de help-informatie stapsgewijze
instructies voor het gebruik van de verschillende toepassingen. De help-informatie kan
vanaf elke pagina worden geopend door te klikken op het pictogram rechts op de balk
die het scherm in tweeën verdeelt.
In de teksten op SuuntoSports.com treft u interne links aan waarmee u snel naar
andere delen van de site kunt gaan. Als u bijvoorbeeld een beschrijving van een
reisbestemming leest, kunt u via dergelijke links logboeken en reisverslagen voor die
bestemming raadplegen of de contactgegevens opvragen van degene die de
beschrijving op de site heeft geplaatst.
Er zijn verschillende manieren om informatie op SuuntoSports.com te zoeken. U kunt
gericht zoeken naar groepen, gebruikers, bestemmingen en logboeken of gewoon
enkele trefwoorden invoeren om te vinden wat u zoekt.
9.3. MY SUUNTO
My Suunto is het deel waarin uw persoonlijke informatie staat. U kunt hier een stuk
plaatsen waarin u uzelf aan andere leden voorstelt, uw wristopcomputer registreren,
een overzicht geven van de sporten die u beoefent of uw registratiegegevens be
heren. Als u met behulp van Suunto Trek Manager logboeken uit uw Suunto X10 op
SuuntoSports.com plaatst, worden deze weergegeven op de homepage van My
Suunto. U kunt zelf beslissen of u uw logboeken voor alle leden toegankelijk wilt
maken, voor beperkte groepen wilt openstellen of alleen voor eigen gebruik wilt vast
leggen. Eventueel kunt u uw logboeken vergelijken met eerder geplaatste logboeken.
My Suunto bevat een kalender waarop u speciale datums kunt markeren om het
plannen van uw activiteiten te vergemakkelijken. Daarnaast kunt u hier een logboek
van uw trainingen, ontwikkeling en favoriete plaatsen bijhouden. Voor andere leden
van SuuntoSports kunt u reisverslagen voorzien van foto's en logboeken plaatsen.
9.4. COMMUNITY'S
Community's zijn ontmoetingsplaatsen voor kleinere groepen SuuntoSports-leden. In
87
het Communities-deel kunt u eigen groepen maken en beheren of zoeken naar andere
groepen. U kunt bijvoorbeeld een community maken voor uw vrienden met dezelfde
interesses. Zo kunt u bijvoorbeeld elkaars logboeken en resultaten bekijken of nieuwe
activiteiten bespreken of plannen. De informatie die in een community is gepubliceerd,
is alleen toegankelijk voor de leden van die community. Community's kunnen zowel
openbaar als besloten zijn. Om lid te worden van een besloten community, moet u
daartoe een uitnodiging ontvangen of moet u zelf een aanvraag indienen en worden
toegelaten.
Alle community's hebben een eigen homepage met nieuws over de meest recente
groepsactiviteiten, discussieforums, een agenda en recente logboeken. Communityleden hebben ook de beschikking over eigen bulletin-boards en kunnen eigen lijsten
met favorieten bijhouden en groepsactiviteiten opzetten. Alle geregistreerde
SuuntoSports-gebruikers worden automatisch lid van de community World of
SuuntoSports.
9.5. SPORTFORUMS
Suunto-gebruikers beoefenen de meest uiteenlopende sporten. Op SuuntoSports.com
staan verschillende Sports Forums waarop sporters met elkaar informatie uitwisselen
over hun favoriete sporten. Op deze forums vindt u nieuwsberichten, bulletin-boards,
evenementenkalenders, ranglijsten en discussiegroepen voor specifieke sporten.
Verder kunt u hier links naar sportwebsites vinden en reisverslagen van andere leden
lezen.
U vindt er veel informatie over plaatsen en bestemmingen die voor specifieke sporten
interessant zijn. U kunt deze sportlocaties een beoordeling toekennen en uw eigen
favoriete locaties toevoegen. U kunt de ranglijsten in de SuuntoSports-database ook
doorzoeken op uw eigen criteria en bijvoorbeeld zoeken naar leden die op de hoogste
bergen of het grootste aantal steile wanden hebben beklommen, leden die het
grootste aantal logboeken hebben geplaatst, community's met het grootste aantal
leden, etc.
De met de Suunto X10 vastgelegde informatie wordt geplaatst op het Cross Sports
forum, de ontmoetingsplaats voor alle buitensporters en duursporters. Op het Cross
Sports forum en in de community's kunt u door andere X10-gebruikers gemaakte
routes vinden en deze voor eigen gebruik downloaden. Het is de bedoeling dat op het
Cross Sports forum in de toekomst ook de coördinaten van interessante sportlocaties
over de hele wereld zullen worden gepubliceerd.
88
10. TECHNISCHE GEGEVENS
Algemeen
• Bedrijfstemperatuur -20 tot +60 °C (-5 tot +140 °F)
• Bewaartemperatuur -30 tot +60 °C (-22 tot +140 °F)
• Gewicht 76 g
• Waterdicht tot 10 bar (volgens ISO-norm 2281)
• Mineraal kristalglas
• Oplaadbare batterij
Geheugen
• 50 routes (met maximaal 50 waypoints per route)
• Totaal aantal waypoints 500
• 25 afgelegde wegen (max. 26000 vastgelegde punten)
Barometer
• Weergavebereik 300 tot 1100 hPa / 8,90 tot 32,40 inHg
• Resolutie 1hPa / 0,05 inHg
Hoogtemeter
• Weergavebereik -500 tot 9.000 m (-1500 tot 29500 ft)
• Resolutie 1 m (3 ft)
• Thermometer
• Weergavebereik -20 tot +60 °C (-5 tot +140 °F)
• Resolutie 1 °C (1 °F)
Kompas
• Resolutie 1°
GPS
• Resolutie 1 m (3 ft)
• 12 kanalen
89
11. GPS-REDUCTIEVLAKKEN
De Suunto X10 is geschikt voor het gebruik van verschillende GPS-reductievlakken.
Deze kunnen via de PC met behulp van Suunto Trek Manager worden geactiveerd.
Hieronder vindt u een lijst met de beschikbare GPS-reductievlakken en de
nummercodes die voor de activering worden gebruikt.
Raadpleeg Suunto Trek Manager voor meer informatie over het activeren van GPSreductievlakken.
Meer informatie over het instellen van het juiste GPS-reductievlak vindt u in paragraaf
3.2.5. Eenheden.
Nummer NaamBeschrijving (Reductievlak)
000 ADI-M Mean Solution (Ethiopian and Sudan)
001 ADI-E Burkina Faso
002 ADI-F Cameroon
003 ADI-A Ethiopia
004 ADI-C Mali
005 ADI-D Senegal
006 ADI-B Sudan
007 AFG Somalia
008 ARF-A Botswana
009 ARF-H Burundi
010 ARF-B Lesotho
011 ARF-C Malawi
012 ARF-D Swaziland
013 ARF-E Zaire
014 ARF-F Zambia
015 ARF-G Zimbabwe
016 ARS-M Mean Solution (Kenya and Tanzania)
017 ARS-A Kenya
019 PHA Djibouti
020 BID Guinea-Bissau
021 CAP South Africa
022 CGE Tunisia
90
023 DAL Guinea
024 EUR-F Egypt
025 EUR-T Tunisia
026 LEH Ghana
027 LIB Liberia
028 MAS Eritrea
029 MER Morocco
030 MIN-A Cameroon
031 MIN-B Nigeria
032 MPO Gabon
033 NSD Algeria
034 OEG Old Egypt
035 PTB Mean Solution (Burkina Faso and Niger)
036 PTN Congo
037 SCK Namibia
038 SRL Sierra Leone
039 VOR Algeria
040 AIN-A Bahrain Island
041 AIN-B Saudi Arabia
042 BAT Sumatra
043 EUR-H Iran
044 HKD Hong Kong
045 HTN Taiwan
046 IND-B Bangladesh
047 IND-I India and Nepal
048 INF-A Thailand
049 ING-A Vietnam
050 ING-B Con Son Island (Vietnam)
051 INH-A1 Thailand (1997)
052 IDN Indonesia
053 KAN Sri Lanka
054 KEA West Malaysia and Singapore
91
055 KGS Korean Geodetic System
056 NAH-A Masirah Island (Oman)
057 NAH-B United Arab Emirates
058 NAH-C Saudi Arabia
059 FAH Oman
060 QAT Qatar
061 SOA Singapore
062 TIL Brunei and East Malaysia (Sarawak and Sabah)
063 TOY-M Mean Solution (Japan, Okinawa and South Korea
064 TOY-A Japan
065 TOY-C Okinawa
066 TOY-B South Korea
067 AUA Australia and Tasmania (Australian Geodetic 1966)
068 AUG Australia and Tasmania (Australian Geodetic 1984)
069 EST Estonia
070 EUR-M Mean So lution (Europe 1950)
071 EUR-A Western Europe (1950)
072 EUR-E Cyprus
073 EUR-G England, Channel Islands, Scotland and Shetland Islands
074 EUR-K England, Ireland, Scotland and Shetland Islands
075 EUR-B Greece
076 EUR-I Italy (Sardinia)
077 EUR-J Italy (Sicily)
078 EUR-L Malta
079 EUR-C Finland and Norway
080 EUR-D Portugal and Spain
081 EUS Mean Solution (European 1979)
082 HJO Iceland
083 IRL Ireland
084 OGB-M Mean Solution (England, Isle of Man, Scotland,
Shetland Islands and Wales)
085 OGB-A England
92
086 OGB-B England, Isle of Man and Wales
087 OGB-C Scotland and Shetland Islands
088 OGB-D Wales
089 MOD Sardinia
090 SPK-A Hungary
091 SPK-B Poland
092 SPK-C Czechoslovakia
093 SPK-D Latvia
094 SPK-E Kazakhstan
095 SPK-F Albania
096 SPK-G Romania
097 CCD Czechoslovakia
098 CAC Mean Solution (Florida and Bahamas
099 NAS-C Mean Solution (CONUS)
100 NAS-B Western USA
101 NAS-A Eastern USA
102 NAS-D Alaska (excluding Aleutian islands)
103 NAS-V Aleutian islands (East of 180deg W)
104 NAS-W Aleutian islands (West of 180deg W)
105 NAS-Q Bahamas (excluding San Salvador Island)
106 NAS-R San Salvador Island
107 NAS-E Canada Mean Solution (including Newfoundland)
108 NAS-F Alberta and British Columbia
109 NAS-G Eastern Canada
110 NAS-H Manitoba and Ontario
111 NAS-I NW Territories and Saskatchewan
112 NAS-J Yukon
113 NAS-O Canal Zone
114 NAS-P Caribbean
115 NAS-N Central America
116 NAS-T Cuba
117 NAS-U Greenland (Hayes Peninsula)
93
118 NAS-L Mexico
119 NAR-A Alaska (excluding Aleutian Islands)
120 NAR-E Aleutian Islands
121 NAR-B Canada
122 NAR-C CONUS
123 NAR-H Hawaii
124 NAR-D Mexico and Central America
125 BOO Columbia
126 CAI Argentina
127 CHU Paraguay
128 COA Brazil
129 PRP-M Mean Solution (Bolivia, Chile, Columbia, Ecuador, Guyana, Peru
149 SAN-I Peru
150 SAN-K Trinidad and Tobago
151 SAN-L Venezuela
152 ZAN Suriname
153 AIA Antigua, Leeward Islands
154 ASC Ascension Island
155 SHB St. Helena Island
156 BER Bermuda Islands
157 DID Deception Island, Antarctica
158 FOT Nevis, St. Kitts, Leeward Islands
159 GRA Faial, Graciosa, Pico, Sao Jorge and Terceira Islands (Azores)
160 ISG South Georgia Islands
161 LCF Cayman Brac Island
162 ASM Montserrat, Leeward Islands
163 NAP Trinidad and Tobago
164 FLO Corvo and Flores Islands (Azores)
165 PLN Canary Islands
166 POS Porto Santo and Maderira Islands
167 PUR Puerto Rico and Virgin Islands
168 QUO South Greenland
169 SAO Sao Miguel, Santa Maria Islands (Azores)
170SAP East Falkland Island
171 SGM Salvage Islands
172 TDC Tristan Da Cunha
173 ANO Cocos Islands
174 GAA Republic of Maldives
175 IST Diego Garcia
176 KEG Kerguelen Island
177 MIK Mahe Island
178 REU Mascarene Island
179 AMA American Samoa Islands
180 ATF Iwo Jima
95
181 TRN Tern Island
182 ASQ Marcus Island
183 IBE Efate and Erromango Islands
184 CAO Phoenix Islands
185 CHI Chatham Islands (New Zealand)
186 GIZ Gizo Island (New Georgia Islands)
187 EAS Easter Islands
188 GEO New Zealand
189 GUA Guam
190 DOB Guadalcanal Island
191 JOH Johnston Island
192 KUS Caroline Islands, Fed.States of Micronesia
193 LUZ-A Philippines (excluding Mindanao Island)
194 LUZ-B Mindanao Island
195 MID Midway Islands
196 OHA-M Mean Solution (Old Hawaiian)
197 OHA-A Hawaii
198 OHA-B Kauai
199 OHA-CMaui
200 OHA-D Oahu
201 PIT Pitcairn Islands
202 SAE Espirito Santo Island
203 MVS Viti Levu Island (Fiji Islands)
204 ENW Marshall Islands
205 WAK Wake Atoll
206 BUR Bungka and Belitung Islands
207 CAZ Camp McMurdo Area, Antarctica
208 EUR-SIraq, Israel, Jordan, Lebanon, S. Arabia and Syria
209 GSE Kalimantan (Indonesia)
210 HEN Afghanistan
211 HER Former Yugoslavia
212 IND-P Pakistan
96
213 PUK Russia
214 TAN Madagascar
215 VOI Tunisia/Algeria
216 VOI-2 Tunisia/Algeria
217 YAC Uruguay
218 RT90 Sweden
254 KKJ Kartta Koordinaatisto Järjestelmä, Finland
255 WGS84 Global WGS84 coordinate system (Dit is het standaard-
reductievlak en het meest gebruikte coördinatenstelsel op basis
van graden.)
12. LOKALE RASTERS
De Suunto X10 is geschikt voor het gebruik van diverse lokale rasters. Deze kunnen
via de PC met behulp van Suunto Trek Manager worden geactiveerd. Hieronder vindt
u een lijst met de beschikbare lokale rasters en de nummercodes die voor de
activering worden gebruikt.
U kunt deze rasters activeren met de Suunto X10 zelf of met behulp van Suunto Trek
Manager.
Raadpleeg voor meer informatie over het instellen van het juiste lokale raster
paragraaf 3.2.5. Eenheden.
NaamBeschrijving
Finnish Finnish National grid KKJ 27
SwedishSwedish national map projection RT 90
BritishBritish National grid
SwissSwiss National grid
IrishIrish National grid
NZTMNew Zealand Transverse Mercator Projection
DutchRoyal Dutch grid
BNM M28Austria Area grid M28
BNM M31Austria Area grid M31
BNM M34Austria Area grid M34
97
13. WOORDENLIJST
Afstand tot eindpunt (dtf) Afstand vanaf de huidige locatie tot het laatste
Afstand tot waypoint (dtw)Afstand tot ofwel het eerstvolgende of actieve
Afstand vanaf beginpunt (dfs) Afgelegde afstand vanaf het beginpunt.
Alarm pointPunt op een route of in de lijst met MyPoints
Bearing (bea) Kompasrichting vanaf uw huidige locatie naar een
Breedtegraad Geografische breedte ten noorden of zuiden van
Geschatte aankomsttijd (eta) Aankomsttijd op het laatste waypoint geschat op
Geschatte tijd onderweg (ete) Tijd die nodig is voor het bereiken van de huidige
Global Positioning System (GPS) Satelliet-positiebepalingssysteem
Hoogteverschil (dif): Verschil in hoogte tussen de huidige locatie en
Koersafwijking (xte) Kortste afstand vanaf de huidige locatie tot de
Lengtegraad Geografische lengte ten westen of oosten van de
Navigatie Op weg zijn tussen twee plaatsen op een route
Positie Exacte kaartcoördinaten van een bepaalde
RasterRaster van elkaar onder een rechte hoek
98
waypoint op de route (via alle waypoints).
waypoint ofwel een MyPoint, afhankelijk van de
gekozen navigatiemethode.
waarop u gewaarschuwd wordt voor bijvoorbeeld
een ravijn of een andere gevaar.
bestemming.
de evenaar.
basis van de huidige snelheid.
locatie geschat op basis van de huidige snelheid.
het eerstvolgende waypoint, aangeduid in de
ingestelde eenheid.
rechte lijn tussen de waypoints van de route.
nulmeridiaan.
met kennis van de huidige locatie ten opzichte
van de route.
locatie.
kruisende lijnen op een kaart. Dankzij een raster
is het mogelijk een bepaald punt op de kaart te
lokaliseren of noteren.
ReductievlakEen reductievlak is een wiskundig gedefinieerd
referentievlak dat de vorm van de aarde benadert
en op basis waarvan positie- en oppervlakte
berekeningen op een consistente en nauwkeurige
manier kunnen worden uitgevoerd. Elke kaart
heeft een reductievlak of metrisch raster. Om
goed met een kaart te kunnen werken, dient u de
Suunto X10 in te stellen op het juiste reductievlak/
raster.
Richting (hea) Kompasrichting op de huidige koers.
Tijd tot waypoint (ttw) Tijd die nodig is voor het bereiken van het eer st-
volgende waypoint geschat op basis van de
huidige snelheid.
Tijdstip zonsondergang (tss) Tijdstip van zonsondergang gebaseerd op de
huidige GPS-positie.
Tijdstip zonsopgang (tsr) Tijdstip van zonsopgang gebaseerd op de huidige
GPS-positie.
Universal Transverse Mercator (UTM) Een raster waarbij de wereld is verdeeld in
zestig noord-zuidzones die elk een strook van zes
lengtegraden vormen.
UTC-afwijkingUTC staat voor Universal Time, Coordinated. De
wereld is verdeeld in 25 vaste tijdzones waarin de
tijd één of meer hele uren verschilt van de UTCtijd. Als de UTC-tijd 12:00 uur 's middags is, is in
een zone met een UTC-afwijking van +5 de
plaatselijke tijd 17:00 uur. In sommige landen/
gebieden worden afwijkende tijdzones gebruikt en
kan de UTC-afwijking bijvoorbeeld +5 uur en 45
minuten zijn.
WaypointPunt op een route waarvan de positiecoördinaten
zijn opgeslagen in het geheugen van de Suunto
X10.
99
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.