15. VERWIJDEREN VAN HET APPARAAT ............................................... 103
5
1. ALGEMENE INFORMATIE
De Suunto X10 wristopcomputer is een betrouwbaar hoogwaardig elektronisch
apparaat voor recreatief gebruik. De Suunto X10 is niet bedoeld voor metingen die
een professionele of industriële precisie vereisen.
OPMERKING: Gebruik de Suunto X10 niet als uw enige navigatiemiddel. Gebruik alle
beschikbare navigatiemiddelen, zoals kaarten, een kompas, zicht, enzovoort, en
vergelijk de informatie die u daarmee verkrijgt met de navigatiegegevens van de
Suunto X10. Zorg dat u een oplossing hebt gevonden voor tegenstrijdige informatie
voordat u de tocht voortzet.
OPMERKING:Lees alvorens de Suunto X10 te gaan gebruiken eerst deze
gebruikershandleiding goed door zodat u de gebruiksmogelijkheden en beperkingen
van het apparaat kent en de in de display getoonde informatie begrijpt.
1.1. CHECKLIST
Controleer of de verpakking het volgende bevat:
• Suunto X10
• Oplader
• PC-aansluitkabel
• Cd-rom met de Suunto Trek Manager-software en de gebruikershandleiding
• Suunto X10 gebruikersgids
• Suunto X10 handleiding
Indien een van deze onderdelen ontbreekt, dient u contact op te nemen met de
leverancier bij wie u het product hebt aangeschaft.
1.2. ONDERHOUD
Voer uitsluitend de in deze handleiding beschreven handelingen uit. Probeer nooit de
Suunto X10 uit elkaar te halen of zelf te repareren. Bescherm de Suunto X10 tegen
stoten, hitte en langdurige blootstelling aan direct zonlicht. Wanneer u de Suunto X10
niet gebruikt, kunt u deze het beste bij kamertemperatuur opbergen op een schone,
droge plaats.
De Suunto X10 kan worden schoongemaakt met een enigszins - met warm water bevochtigde doek. Voor hardnekkige vlekken en krassen kunt u een zachte zeep
gebruiken. Stel de Suunto X10 niet bloot aan sterke chemische substanties, zoals
benzine, reinigingsoplosmiddelen, aceton, alcohol, insectenwerende middelen,
zelfklevend materiaal en verf. Deze stoffen kunnen de afdichtingen, behuizing en
6
coating van het apparaat aantasten. Houd de omgeving rond de sensoren vrij van vuil
en zand. Steek geen voorwerpen in de sensoropeningen.
1.3. WATERDICHTHEID
De Suunto X10 is waterdicht. De waterdichtheid is getest tot 100 meter in
overeenstemming met de ISO 2281-norm (www.iso.ch). Dit betekent dat u met de
Suunto X10 kunt zwemmen of andere watersportactiviteiten kunt uitvoeren, maar dat
het apparaat niet geschikt is voor duiken met of zonder zuurstofflessen.
OPMERKING: Druk tijdens het zwemmen of wanneer het apparaat anderszins in
contact met water staat nooit op de knoppen. Het apparaat kan defect raken als u de
knoppen opzettelijk of per ongeluk indrukt terwijl het is ondergedompeld.
OPMERKING: Als er zich veel water of vuil onder de afdekking van de Suunto X10
ophoopt, kan dit een goede ontvangst van satellietsignalen belemmeren.
1.4. DE BATTERIJ OPLADEN
De Suunto X10 is voorzien van een intern oplaadbare batterij. Deze batterij kan circa
500 keer worden opgeladen. Bij intensief gebruik van GPS, de displayverlichting, het
kompas of de gegevensverwerkingfuncties kan het apparaat met een volledig
opgeladen batterij 6 uur worden gebruikt. Als alleen de functies Time en/of Alti/Baro
worden gebruikt, neemt de gebruiksduur per batterijlading toe tot meer dan twee
maanden.
Als de batterij-indicator in de display de rode zone bereikt, is de batterijspanning laag
en moet de batterij worden opgeladen.
Probeer niet zelf de batterij te vervangen, maar laat dit doen bij een erkende Suuntodealer. Wanneer u de batterij zelf vervangt, vervalt de garantie.
U kunt de batterij opladen met de meegeleverde lichtnetoplader (standaard
netspanning), via de USB-aansluiting op uw PC.
WAARSCHUWING: Dit Suunto-product bevat een lithium-ionbatterij. Demonteer,
verbrijzel of doorboor de batterij niet, veroorzaak geen kortsluiting aan de externe
contacten en gooi de batterij niet in water of vuur om brandgevaar en kans op
brandwonden te voorkomen. De batterij mag uitsluitend worden vervangen door een
Suunto-dealer. Voer lege batterijen af conform de lokale milieuvoorschriften.
7
De batterij opladen met een lichtnetoplader
Ga als volgt te werk om de batterij op te laden met een lichtnetoplader:
1. Sluit de oplader op het stopcontact aan en bevestig de dataclip stevig aan de
Suunto X10.
2. Haal de oplader uit het stopcontact zodra de batterij-indicator aangeeft dat de
batterij volledig is opgeladen. De Suunto X10 is nu klaar voor gebruik.
De batterij opladen via de USB-aansluiting
op uw PC
Ga als volgt te werk om de batterij op te laden
via de USB-aansluiting op uw PC
1. Sluit de USB-kabel aan op een vrije USBpoort op de PC (moet aan staan) en bevestig
de dataclip stevig aan de Suunto X10.
2. Maak de USB-kabel los zodra de batterijindicator aangeeft dat de batterij volledig is
opgeladen. De Suunto X10 is nu klaar voor
gebruik.
8
2. DE SUUNTO X10 GEBRUIKEN
2.1. DISPLAY EN KNOPPEN
2.1.1. Modusindicator
Links in de display wordt de modusindicator weergegeven. Deze geeft aan welke
modus op dit moment actief is. Van boven naar onder worden de volgende modi
weergegeven: TIME, ALTI/BARO, COMPASS, NA VIGATION en ACTIVITY. De actieve
modus wordt gemarkeerd door het bewegende blokje naast de indicatiebalk.
2.1.2. Batterij-indicator
Rechts in de display wordt de batterij-indicator weergegeven. Als de indicator in het
rode gebied staat, moet de batterij worden opgeladen. Bij het opladen van de batterij
gaat de indicator omhoog. Wanneer de hoogste stand is bereikt, is de batterij vol.
De batterij-indicator geeft bij benadering de resterende batterijcapaciteit aan. De
aangegeven waarde wordt verkregen door het huidige stroomverbruik af te zetten
tegen het laadniveau van de batterij. Het actuele stroomverbruik varieert echter
afhankelijk van de gebruikte functie. Daarom kan de indicator bij gebruik van de GPSfunctie een lagere waarde aangeven dan bij weergave van de tijd. Bij het in- of
uitschakelen van de GPS-functie, in sommige fases bij gebruik van GPS en bij het
losmaken van de oplader, kan de weergegeven waarde onstabiel zijn. Dit is normaal
en wordt veroorzaakt doordat het stroomverbruik in deze gevallen sterk kan
fluctueren. De meest betrouwbare schatting van de resterende batterijcapaciteit wordt
verkregen door het GPS uit te schakelen, de modus Time te activeren en vervolgens
enkele minuten te wachten totdat de weergegeven waarde stabiel is.
2.1.3. Alarmsymbolen
In de display van de Suunto X10 kunnen drie verschillende alarmsymbolen worden
weergegeven: voor tijd-, weer- en hoogtealarm. Wanneer u een tijdalarm instelt, wordt
het betreffende symbool rechts op de onderste horizontale stippellijn weergegeven.
Wanneer u een weeralarm instelt, wordt het betreffende symbool links onder de
stippellijn weergegeven. En wanneer u een hoogtealarm instelt, wordt het betreffende
symbool links boven de stippellijn weergegeven.
9
2.1.4. GPS-indicator
Navigatiemethode
Activiteitsstatus
START/DATA
Modusindicator
STOP/BACK
Batterijniveau
UP
DOWN
ENTER
Hoogtealarm
Weeralarm
Tijdalarm
GPS-signaal
Als GPS aan staat, wordt op de bovenste horizontale
stippellijn de GPS-indicator weergegeven. Wanneer GPS aan
staat en er geen satellietsignaal wordt ontvangen, gaat er een
leeg, rechthoekig blokje knipperen. Als GPS een fix heeft,
worden er één tot vijf uitgevulde rechthoekige blokjes
weergegeven. De hoeveelheid blokjes is afhankelijk van de
ontvangstkwaliteit: hoe beter het signaal en de dekking, hoe
meer blokjes.
10
2.2. MENU'S
ENTER Kort indrukken
ENTER Lang indrukken
START/DATA Kort indrukken
UP/DOWN
STOP/BACK Kort indrukken
Toetsen
STOP/BACK Lang indrukken
ALARM
TIME/DATE
UNITS
GENERAL
REFERENCE
USE
BARO MEM
ALARM
DECLINATION
CALIBRATE
NAVIGATE
ROUTE
NAVIDATA
TRACK BACK
ACTIVITY
GPS fix
MEMORY
TIME/DATE
DUAL TIME
SYNC
UTC
LIGHT
BRIGHT
CONTRAST
TONES
TIME
DATE
TEMP
PRESS
ALTITUDE
VERT
DISTANCE
SPEED
POSITION
DATUM
GRID
ALARM LIST
PRESSURE GRAPH
ALTITUDE
BARO AL
CREATE
My Points
ROUTE LIST
NAVIDATA LIST
MEMORY LIST
GPS
MARK Memp
MARK HOME
FIND HOME
POSITION
ROUTE INFO
CREATE WP
SELECT
WP LIST
ERASE
VIEW
EDIT
LINK WP
UPDATE
ERASE
SHORTCUTS
SUMMARY
SHORTCUTS
SHORTCUTS
DAY LIGHT
SHORTCUTS
SHORTCUTS
route
wp
GPS refresh
GPS refresh
VIEW
ERASE
TRACK BACK
TIME
ALTI/BARO
COMPASS
NAVIGATION
ACTIVITY
ALL MODES
2.2.1. Basismenustructuur
11
De beschikbare menu's zijn hiërarchisch per modus verdeeld. Wanneer u met UP/
DOWN een modus selecteert, wordt eerst de naam van de modus weergegeven en
wordt vervolgens het betreffende hoofdvenster geopend. Wanneer u snel van de ene
naar de andere modus overschakelt, worden alleen de namen van de modi
weergegeven. Als u in het hoofdvenster van een modus op ENTER drukt, wordt het
instellingenmenu voor de betreffende modus geopend. Het instellingenmenu bevat
diverse functies met elk een aantal subfuncties of instellingen.
Als u in het hoofdvenster van een modus lang op ENTER drukt, wordt het functiemenu
geopend. Dit menu is voor alle modi gelijk. Raadpleeg voor meer informatie over het
functiemenu paragraaf 3.8 Functiemenu.
2.2.2. Kort indrukken en lang indrukken
Knoppen kunnen verschillende functies hebben afhankelijk van hoe lang u ze indrukt.
In deze handleiding wordt met 'drukken op' bedoeld dat u een knop kort moet
indrukken. Met 'lang drukken op' wordt bedoeld dat u een knop langer dan twee
seconden ingedrukt moet houden.
2.2.3. De juiste menuoptie selecteren
De juiste menuoptie kunt u als volgt selecteren:
1. Blader met de knoppen UP/DOWN rechts op de Suunto X10 door de menu's. In de
display worden steeds drie menuopties tegelijk weergegeven. Het actieve menu
wordt gemarkeerd weergegeven. Op de indicatiebalk links in de display is te zien
welke modus actief is.
2. Selecteer een menuoptie en druk op ENTER om het onderliggende menu te
openen.
3. Druk op STOP/BACK om het bovenliggende menu te openen. Houd er rekening
mee dat eventueel aangebrachte wijzingen niet worden opgeslagen als u alleen op
STOP/BACK drukt. Als u wijzigingen wilt opslaan, dient u eerst op ENTER te
drukken.
4. Druk langer dan twee seconden op ENTER (wijzigingen opslaan) of op STOP/
BACK (laatste wijziging ongedaan maken) om direct naar het hoofdvenster of de
actieve modus terug te keren.
Bij het ontwikkelen van de software voor de Suunto X10 is getracht het gebruik van de
menu's zo eenvoudig mogelijk te maken. Wanneer u een functie uitvoert, wordt vaak
automatisch de menuoptie geselecteerd die u waarschijnlijk als volgende zult
gebruiken.
12
3. MODI
3.1. ALGEMENE INFORMATIE
De Suunto X10 kent vijf verschillende modi: Time (tijd), Alti/Baro (hoogtemeter/
barometer), Compass (kompas), Navigation (navigatie) en Activity (activiteit). De
gewenste modus kunt u selecteren met UP/DOWN. Elke modus heeft verschillende
submodi. Op de indicatiebalk links in de display is te zien welke modus actief is.
3.2. DE MODUS TIME
De modus Time (tijd) heeft betrekking op gewone horlogefuncties, zoals tijd- en
datumweergave, wekfunctie en stopwatch. In het menu Time kunt u de eenheden
selecteren waarin de gegevens in andere modi worden aangeduid. Bovendien kunt u
de algemene instellingen zoals het weergavecontrast aanpassen en de notatie van
GPS-posities afstemmen op de kaarten die u gebruikt.
3.2.1. Hoofdvenster
Wanneer u de modus Time selecteert, wordt het hoofdvenster
geopend. Dit venster heeft drie regels:
Datum:
In de bovenste regel wordt de datum in de gekozen notatie
weergegeven. (Raadpleeg voor meer informatie over het
wijzigen van de datumnotatie paragraaf 3.2.5. Eenheden).
Tijd:
In de middelste regel wordt de tijd in de gekozen notatie
weergegeven. (Raadpleeg voor meer informatie over het
instellen van de tijdnotatie paragraaf 3.2.5. Eenheden.)
Shortcuts:
In de onderste regel wordt de stopwatch, de secondenaanduiding of de dual-time weergegeven. Welke informatie
wordt weergegeven kunt u selecteren met STOP/BACK.
Stopwatch: Toont de stopwatch. (Raadpleeg voor meer
informatie over het gebruik van de stopwatch paragraaf 3.2.2.
Stopwatch.)
Seconden: Toont het aantal seconden.
Dual-time: Toont de tijd in een andere tijdzone. (Raadpleeg
13
voor meer informatie over het instellen van de dual-time paragraaf 3.2.4. Tijd/Datum.)
3.2.2. Stopwatch
De stopwatch gebruikt u als volgt:
1.Selecteer de shortcut voor de stopwatch met STOP/BACK.
2.Druk op START/DATA om de stopwatch te starten. Druk
nogmaals op START/DATA als u een tussentijd wilt
opnemen. De tussentijd wordt gedurende drie seconden in de
display weergegeven. Daarna verschijnt de looptijd weer.
3.Druk op STOP/BACK om de stopwatch te stoppen.
Wanneer u tussentijden hebt opgenomen, kunt u deze nu een
voor een bekijken met behulp van STOP/BACK.
4. Druk lang op STOP/BACK om de tijdwaarneming op nul te zetten. Als de stopwatch
na het stoppen van de tijdwaarneming niet op nul is gezet, kunt u de tijdwaarneming
vanaf de eindtijd hervatten door op START/DATA te drukken.
Met de Suunto X10 kunt u maximaal 29 tussentijden opnemen.
OPMERKING: Na gebruik van de stopwatch moet u deze eerst op nul zetten om
andere shortcuts te kunnen selecteren.
OPMERKING: De maximale looptijd van de stopwatch bedraagt 20 uur.
3.2.3. Alarm
U kunt in totaal drie onafhankelijke alarmtijden instellen. Wanneer de alarmtijd is
ingesteld, verschijnt het symbool voor tijdalarm in het hoofdvenster.
Een alarm instellen en activeren
Een alarm kunt u als volgt instellen:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Alarm.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het menu Alarm
toont de status van de alarmfuncties. Wanneer u dit menu
voor het eerst opent, staan alle alarmen standaard
uitgeschakeld (Off).
OPMERKING: Door in het venster met het overzicht van de
alarmen op START/DATA te drukken, kunt u ter referentie het
tijdstip van zonsopgang en zonsondergang opvragen.
Raadpleeg voor meer informatie hierover paragraaf 3.3.4. Alti/
Baro-gegevens bekijken.
14
2. Selecteer het alarm dat u wilt instellen en druk op ENTER. Het veld On/Off (aan/uit)
wordt geactiveerd.
3. Druk op UP of DOWN om het alarm in te schakelen (On). Druk op ENTER. U kunt
nu het uur instellen. Ter referentie wordt op het onderste regel van het venster de
huidige tijd weergegeven.
4. Stel het juiste uur in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de minuten
instellen.
5. Stel het juiste aantal minuten in met UP/DOWN en druk op ENTER. Het alarm is nu
ingesteld en u keert terug naar het menu Alarm.
Een alarm uitschakelen
Een ingesteld alarm kunt u als volgt uitschakelen:
1. De eerste menuoptie van het instellingenmenu is Alarm.
Druk op ENTER om deze optie te selecteren.
2. Selecteer het alarm dat u wilt deactiveren en druk op
ENTER. De alarmgegevens worden getoond en het veld
On/Off wordt geactiveerd.
3. Druk op UP of DOWN om het alarm uit te schakelen (Off)
en druk lang op ENTER. Het symbool voor alarm verdwijnt
uit het hoofdvenster.
Op een alarm reageren
Wanneer het alarm afgaat, kunt u het signaal uitschakelen door op een willekeurige
knop van de Suunto X10 te drukken. Als u het signaal niet zelf uitzet, wordt het na 30
seconden automatisch uitgeschakeld.
3.2.4. Tijd/Datum
De huidige tijd wordt weergegeven op de middelste regel van het hoofdvenster Time.
Met de functie dual-time kunt u ook een tweede tijd laten tonen, bijvoorbeeld de tijd in
een andere tijdzone. De tweede tijd kan via een shortcut worden opgeroepen op de
onderste regel van het hoofdvenster Time. Selecteer de shortcut voor dual-time met
STOP/BACK.
OPMERKING: Indien GPS actief is en de functie Sync is ingeschakeld, controleert het
systeem de tijd en wordt automatisch de juiste tijd ingesteld. De UTC-afwijking kunt u
aanpassen met de functie Time/Date in het instellingenmenu of via de PC. De dualtime moet u altijd handmatig aanpassen.
15
Instellen van de tijd en de dual-time
De tijd en de dual-time kunt u als volgt instellen:
1.Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2.Selecteer Time/Date of Dual time en druk op ENTER. U
kunt nu het uur instellen.
OPMERKING: Als de tijd wordt getoond in 12-uursnotatie,
wordt links in het onderste vensterdeel de aanduiding AM of
PM weergegeven. Voor de dual-time wordt de aanduiding
AM/PM rechts naast de tijd weergegeven. (Raadpleeg voor
meer informatie over de tijdnotatie paragraaf 3.2.5.
Eenheden).
3. Stel het juiste uur in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de minuten
instellen.
4. Stel het juiste aantal minuten in met UP/DOWN en druk op ENTER. Bij het instellen
van de tijd, kunt u nu de seconden instellen. Bij het instellen van de dual-time kunt u
geen seconden instellen. Daarbij wordt het aantal seconden van de ingestelde
huidige tijd overgenomen.
5. Druk op DOWN om het aantal seconden op nul te zetten. Wilt u een bepaald aantal
seconden instellen, druk dan op UP: de secondenaanduiding wordt geactiveerd.
Druk op ENTER zodra deze op het juiste aantal seconden staat. U kunt nu de
datum instellen.
6. Stel de juiste dag in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu de maand
instellen.
7. Stel de juiste maand in met UP/DOWN en druk op ENTER. U kunt nu het jaar
instellen.
8. Stel het juiste jaartal in met UP/DOWN en druk op ENTER. U keert terug naar het
menu Time/Date.
OPMERKING: Bij het instellen van de seconden wordt de dual-time automatisch op
hetzelfde aantal seconden ingesteld.
Sync
Als de functie Sync (synchronisatie) is ingeschakeld, wordt het horloge van de Suunto
X10 bij het inschakelen van GPS gelijkgezet met behulp van het satellietsignaal.U
dient daarvoor wel de juiste UTC-afwijking voor uw tijdzone in te stellen.
16
Als de functie Sync is uitgeschakeld, wordt een handmatig ingestelde tijd niet
automatisch bijgewerkt.
De tijdsynchronisatie kunt u als volgt instellen:
1. Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2. Selecteer Sync en druk op ENTER. Het veld On/Off wordt
geactiveerd.
3. Selecteer On (aan) of Off (uit) met UP/DOWN en druk lang
op ENTER. De tijdsynchronisatie is nu ingesteld. U keert
terug naar het hoofdvenster Time.
UTC-afwijking
Afhankelijk van uw tijdzone kunt de UTC-afwijking instellen in hele of halve uren. Voor
andere tijdzones dan Greenwich-tijd (GMT) plus een heel of half uur, moet de functie
Sync zijn uitgeschakeld en moet u de tijd handmatig instellen.
De UTC-afwijking kunt u als volgt instellen:
1. Selecteer Time/Date in het instellingenmenu en druk op
ENTER.
2. Selecteer UTC met UP/DOWN en druk op ENTER. Het veld
UTC wordt geactiveerd: hier wordt het aantal uren plus of
min GMT weergegeven.
3. Stel de juiste UTC-afwijking in met UP/DOWN en druk op
ENTER. De UTC-afwijking is nu ingesteld.
4. Druk op STOP/BACK om terug te keren naar het
instellingenmenu.
17
3.2.5. Eenheden
Het menu Units (eenheden) geeft toegang tot de instellingen voor de eenheden en
notaties voor alle functies van de Suunto X10. Hier kunt u instellen hoe de gegevens
voor de diverse modi in de display worden weergegeven.
Instellen van de tijdnotatie
De instelling voor de tijdnotatie bepaalt of de tijd in 12- of 24uursnotatie wordt weergegeven.
De tijdnotatie kunt u als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.De eerste menuoptie is Time. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het veld tijdnotatie wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste tijdnotatie met UP/DOWN en druk
op ENTER. De tijdnotatie is nu ingesteld.
Instellen van de datumnotatie
De instelling voor de datumnotatie bepaalt de notatie waarin
de datum wordt weergegeven. De notaties waaruit u kunt
kiezen zijn
:
•DD.MM: Dag/maand (27.11).
•MM.DD: Maand/dag (11.27).
De datumnotatie kunt u als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Date en druk op ENTER. Het veld datumnotatie
wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste datumnotatie met UP/DOWN en
druk op ENTER. De datumnotatie is nu ingesteld.
18
Instellen van de eenheid voor temperatuur
Met de instelling voor Temp (temperatuur) bepaalt u in welke
eenheid de temperatuur wordt aangeduid. U kunt kiezen uit
Celsius (°C) en Fahrenheit (°F).
U kunt de eenheid voor temperatuur als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Temp en druk op ENTER. Het veld voor de
temperatuureenheid wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor temperatuur is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor barometerdruk
Met de instelling voor Press (druk) bepaalt u in welke eenheid
de barometerdruk wordt aangeduid. U kunt kiezen uit hPa en
inHg.
U kunt de eenheid voor barometerdruk als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Press en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor barometerdruk wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor barometerdruk is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor hoogte
Met de instelling voor Altitude (hoogte) bepaalt u in welke
eenheid de hoogte wordt aangeduid. U kunt kiezen uit meter
(m) en voet (ft).
U kunt de eenheid voor hoogte als volgt wijzigen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Altitude en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor hoogte wordt geactiveerd.
3. Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor hoogte is nu ingesteld.
19
Instellen van de eenheid voor verticale snelheid
Met de instelling voor Vert (verticaal) bepaalt u welke eenheid
de hoogtemeter gebruikt. U kunt kiezen uit meter per minuut
(m/min), meter per uur (m/h), voet per minuut (ft/min) en voet
per uur (ft/h).
U kunt de eenheid voor verticale snelheid als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Vert en druk op ENTER. Het veld voor de
weergave van de verticale snelheid wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor verticale snelheid is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor afstand
Met de instelling Dist (afstand) bepaalt u in welke eenheid de
afstand wordt aangeduid. U kunt kiezen uit kilometer (km) en
mijl (mi).
U kunt de eenheid voor afstand als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Distance en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor afstand wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
ENTER. De eenheid voor afstand is nu ingesteld.
Instellen van de eenheid voor snelheid
Met de instelling Speed (snelheid) bepaalt u in welke eenheid
de snelheid wordt aangeduid. U kunt kiezen uit kilometer per
uur (km/h) en mijl per uur (mph).
U kunt de eenheid voor snelheid als volgt wijzigen:
1.Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2.Selecteer Speed en druk op ENTER. Het veld voor de
eenheid voor snelheid wordt geactiveerd.
3.Selecteer de gewenste eenheid met UP/DOWN en druk op
20
ENTER. De eenheid voor snelheid is nu ingesteld.
Instellen van het reductievlak
Met de instelling Datum (reductievlak) bepaalt u welk
reductievlak u gebruikt. (Raadpleeg voor meer informatie over
de verschillende reductievlakken en de nummers ervan de
bijlage GPS-reductievlakken.)
U kunt het reductievlak als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Datum en druk op ENTER.
3. Selecteer het nummer van het gewenste reductievlak met
UP/DOWN en druk op ENTER. Het reductievlak is nu
ingesteld.
Raster
Met de instelling Grid (raster) bepaalt u welk raster u gebruikt.
(Raadpleeg voor informatie over de verschillende rasters de
bijlage Lokale rasters.)
U kunt het raster als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het menu Units (eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Grid en druk op ENTER.
3. Selecteer het gewenste raster met UP/DOWN en dru k op
ENTER. Het raster is nu ingesteld.
3.2.6. Instellen van de positienotatie
Met de instelling Position (positie) bepaalt u de notatie voor de positiecoördinaten. U
kunt kiezen uit vijf mogelijkheden:
• deg: Graden (tweede afbeelding van links)
• dm: Graden en minuten (middelste afbeelding)
• grid: Lokaal metrisch raster (tweede afbeelding van r echs, het voorbeeld geeft het
raster van Zwitserland weer)
• utm: Wereldwijd UTM (afbeelding uiterst rechs)
•mgrs: Military Grid Reference System
21
U kunt de positienotatie als volgt instellen:
1. Selecteer Units in het instellingenmenu en druk op ENTER. Het menu Units
(eenheden) wordt weergegeven.
2. Selecteer Position en druk op ENTER.
3. Selecteer de gewenste notatie met UP/DOWN en druk op ENTER. De positienotatie
is nu ingesteld.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de mogelijke positienotaties en geeft
aan of hiervoor een reductievlak of raster wordt gebruikt.
Instellen: Dit betekent dat u het juiste reductievlak/raster moet instellen.
Geen aanpassing vereist: Dit betekent dat de instelling geen effect sorteert, zodat u
deze niet hoeft aan te passen.
22
3.2.7. Algemeen
Het menu General (algemeen) geeft toegang tot de algemene instellingen voor de
Suunto X10.
Instellen van de verlichting.
Met de functie Light kunt u de displayverlichting van de Suunto X10 aanpassen. U
kunt kiezen uit drie mogelijke instellingen:
• Normal (normaal): Het licht gaat aan als u langer dan twee seconden op START/
DATA drukt, als er een alarm afgaat of als u een waypoint bereikt. De
displayverlichting blijft branden zolang er een menuoptie is geselecteerd en blijft na
het drukken op een knop 13 seconden branden.
• Night Use (nachtstand): De verlichting gaat aan bij het drukken op een knop en
blijft gedurende 13 seconden branden.
• Off: De verlichting gaat na het drukken op een knop of bij het afgaan van het alarm
niet branden.
U kunt de instelling als volgt wijzigen:
1. Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt
weergegeven.
2. De eerste menuoptie is Light. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. De huidige instelling voor de verlichting
is geselecteerd.
3. Selecteer de gewenste instelling met UP/DOWN en druk op
ENTER. De instelling voor de verlichting is nu aangepast.
Instellen van de helderheid
Met de menuoptie Bright kunt u de helderheid van de
displayverlichting instellen. De helderheid wordt gemeten op
een schaal van 1 tot 6. Hoe helderder de verlichting, hoe
groter het stroomverbruik.
U kunt de helderheid als volgt wijzigen:
1. Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weerge
-
geven.
2. Selecteer Bright en druk op ENTER. De instelling voor de
helderheid wordt geactiveerd.
23
3. Stel de gewenste waarde in met UP/DOWN en druk op ENTER. De instelling voor
de helderheid is nu aangepast.
Instellen van het contrast
Met de menuoptie Contrast kunt u het contrast van de display instellen. Het contrast
wordt gemeten op een schaal van 1 (minimum) tot 9 (maximum). Bij het maximale
contrast ligt het stroomverbruik hoger dan bij instelling van de minimumwaarde.
U kunt het contrast als volgt wijzigen:
1.Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weergegeven.
2.Selecteer Contrast en druk op ENTER. De instelling voor
het contrast wordt geactiveerd.
3.Stel de gewenste waarde in met UP/DOWN en druk op
ENTER. Het contrast is nu ingesteld.
Instellen van het geluid
Bij het drukken op een knop geeft de Suunto X10 een
geluidssignaal. U kunt deze geluidssignalen aan of uit zetten
(On/Off).
U kunt de instelling voor het geluid als volgt wijzigen:
1.Selecteer General in het instellingenmenu en druk op
ENTER. Het menu General (algemeen) wordt weergegeven.
2.Selecteer Tones en druk op ENTER. Het veld On/Off wordt
geactiveerd.
3.Selecteer On of Off met UP/DOWN en druk op ENTER. Het
geluid is nu ingesteld.
24
3.3. DE MODUS ALTI/BARO
In de modus Alti/Baro (hoogtemeter/barometer) kunt u de
hoogte, barometerdruk en temperatuur meten. De hoogte
wordt berekend op basis van de huidige barometerdruk,
waardoor het resultaat nauwkeuriger is dan bij hoogtemeting
met GPS. Bovendien is deze functie ook beschikbaar als GPS
uit staat.
Omdat de hoogte- en de weergegevens worden gemeten met
dezelfde barometersensor, moet u aangeven of u deze modus
wilt gebruiken als hoogtemeter of weerstation. Met de menuoptie Use kunt u
aangeven welke gegevens in het hoofdvenster worden weergegeven. In het menu Alti/
Baro vindt u verder de weer- en hoogtealarmen, het weergeheugen en de referentieinstelling om de huidige weersgesteldheid aan de huidige hoogte te koppelen.
3.3.1. Gebruik als hoogte- of barometer (Use)
Met de functie Use (gebruik) kunt u instellen of u in de display barometergegevens of
hoogtemetergegevens wilt weergeven.
Als de hoogtemeterfunctie actief is, veronderstelt de Suunto X10 dat wijzigingen in de
barometerdruk een gevolg zijn van hoogteverandering. Met deze functie kunt u de
hoogte meten terwijl u onderweg bent. Omdat de barometerdruk gedurende een dag
echter wezenlijk kan veranderen, dient u de veranderingen in druk te vergelijken met
drukveranderingen die zijn geregistreerd door bij de Suunto X10 bekende
referentiebronnen. Als deze onderling teveel afwijken, is de verandering in druk een
gevolg van een omslag in het weer en dient u een nieuwe referentiewaarde in te
stellen (zie paragraaf 3.3.5. Referentiewaarden voor hoogte en barometerdruk).
Algemeen geldt dat een hoogteverandering van 10 meter overeenkomt met een
wijziging van de barometerdruk van 1,2 hPa op zeeniveau en 0,5 hPa op een hoogte
van 8000 meter.
Als de barometerfunctie actief is, veronderstelt de Suunto X10 dat wijzigingen in de
barometerdruk een gevolg zijn van weersveranderingen. Het gebruik van de
barometer kan handig zijn om de ontwikkelingen in het weer te volgen en
weersvoorspellingen te doen zolang u op dezelfde hoogte blijft. Als GPS actief is,
meet de Suunto X10 de hoogte op basis van de luchtdruk op dezelfde wijze als
wanneer de hoogtemeterfunctie actief is, ongeacht of hij staat ingesteld voor gebruik
als hoogtemeter of barometer.
25
U kunt de instelling voor de functie Use als volgt wijzigen:
1.Selecteer Use in het instellingenmenu en druk op ENTER.
Het veld Alti/Baro wordt geactiveerd.
2.Selecteer alti of baro met UP/DOWN en druk op ENTER.
3.Druk op STOP/BACK om terug te keren naar het
hoofdvenster.
3.3.2. Gebruik als hoogtemeter
Wanneer u Alti selecteert, wordt het hiernaast afgebeelde
hoofdvenster geopend. Dit venster heeft drie regels:
Verticale snelheid:
Op de bovenste regel wordt de verticale snelheid weergegeven, aangeduid in de ingestelde eenheid. Raadpleeg voor
meer informatie over het wijzigen van de eenheid voor de
verticale snelheid paragraaf 3.2.5. Eenheden.
Hoogte:
Op de middelste regel wordt de hoogte ten opzichte van het
zeeniveau weergegeven.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de temperatuur, absolute
barometerdruk (abs) of tijd weergegeven. Welke informatie
wordt weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK.
•Temperatuur: Toont de temperatuur aangeduid in de
ingestelde eenheid. (Raadpleeg voor meer informatie over het
wijzigen van de eenheid voor de temperatuur paragraaf 3.2.5.
Eenheden).
•Absolute barometerdruk (abs): Toont de actuele
barometerstand op de huidige locatie.
•Tijd: Toont de huidige tijd.
26
3.3.3. Gebruik als barometer
Wanneer u Baro selecteert, wordt het volgende hoofdvenster
geopend. Dit venster heeft drie regels:
Barometerdruk op zeeniveau:
Op de bovenste regel wordt de luchtdruk op zeeniveau
weergegeven, aangeduid in de ingestelde eenheid.
Grafische weergave barometerdruk
Op de middelste regel staat een grafische weergave van de
ontwikkeling in de barometerdruk gedurende de laatste zes
uur in intervallen van vijftien minuten.
Shortcuts:
Op de onderste regel wordt de temperatuur, absolute barometerdruk (abs) of tijd
weergegeven. Welke informatie wordt weergegeven kunt u instellen met STOP/BACK.
• Temperatuur: Toont de temperatuur aangeduid in de ingestelde eenheid.
(Raadpleeg voor meer informatie over het wijzigen van de eenheid voor de
temperatuur paragraaf 3.2.5. Eenheden).
• Absolute barometerdruk (abs): Toont de actuele barometerstand op de huidige
locatie.
• Tijd: Toont de huidige tijd.
3.3.4. Alti/Baro-gegevens bekijken
In het venster Alti/Baro data (gegevens hoogte-/barometer)
worden de tijden weergegeven van de zonsopkomst (tsr) en
zonsondergang (tss) op de huidige dag, berekend op basis
van de laatst vastgelegde coördinaten. Druk op START/
DATA in het hoofdvenster van de modus Alti/Baro om dit
venster te activeren. Druk nogmaals op START/DATA om het
venster te verlaten.
27
3.3.5. Referentiewaarden voor hoogte
Om er zeker van te zijn dat de hoogtemeter de juiste waarden
weergeeft, dient u eerst een exacte referentiehoogte in te
stellen. Ga hiervoor naar een plaats waarvan u de hoogte op
een andere manier kunt controleren - bijvoorbeeld met behulp
van een topografische kaart - en stel de referentiehoogte in op
de van de kaart afgelezen waarde
OPMERKING: Als u de huidige hoogte niet kent, open dan
het venster Position en controleer de hoogte met behulp van
GPS. Hoe langer GPS aan staat, hoe nauwkeuriger de
hoogtemeting is.
Instellen van de referentiehoogte
De referentiehoogte kunt u als volgt instellen:
1.De eerste menuoptie van het instellingenmenu is
Reference. Druk op ENTER om deze optie te selecteren. Het
menu Reference wordt geopend.
2.De eerste menuoptie is Altitude. Druk op ENTER om deze
optie te selecteren. Het venster Altitude wordt geopend. De
eerder ingestelde hoogte is gemarkeerd.
3.Wijzig de hoogte met UP/DOWN en druk op ENTER. De
referentiehoogte is nu ingesteld en u keert terug naar het
menu Reference.
.
28
3.3.6. Barometrisch geheugen (Baro mem)
Met de functie Baro mem (barometrisch geheugen) kunt u
gegevens over het weer (barometerdruk op zeeniveau en
temperatuur) van de afgelopen 7 dagen/168 uur opslaan. Per
dag zijn er twee afzonderlijke informatievensters. Eén waarop
de barometerdruk wordt weergegeven en een andere voor
weergave van de temperatuur.
De opgeslagen gegevens over het weer kunt u als volgt
bekijken:
1. Selecteer Baro mem in het instellingenmenu met UP/
DOWN en druk op ENTER. Het eerste informatievenster
wordt geopend. Hierop wordt de volgende informatie
weergegeven:
•Dag
• Een grafische weergave van de barometerdruk
gedurende de dag
• De hoogst gemeten barometerdruk op de betreffende dag
• De laagst gemeten barometerdruk op de betreffende dag
2. Druk op UP/DOWN om de gegevens van andere dagen te bekijken. Met UP bladert
u vooruit en met DOWN achteruit.
3. Druk op ENTER of STOP/BACK om te stoppen met het bekijken van de opgeslagen
gegevens.
29
Loading...
+ 76 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.