SUUNTO MIRROR COMPASSES
GEBRUIKERSHANDLEIDING
1. Samenstelling kompas
1. Naald met rood uiteinde richting het magnetische
noorden
2. Pijl met reisrichting die wijst naar het einddoel op
de kaart en tijdens het verplaatsen
3. Basisplaat met rechte randen en schaalverdeling
voor het werken met een kaart
4. Rand met oriëntatieverdeling (gradenring) voor
gebruik als gradenboog
5. Draaibaar kompashuis voor het instellen van de
richting naar het einddoel
6. Peilingindex voor het lezen van de numerieke
waarden van de gradenring
7. Oriëntatielijnen die gebruikt worden om het
kompashuis uit te lijnen met de meridiaanlijnen op
de kaart
8. Oriëntatiepijl voor het uitlijnen met de naald zodat
de richting naar het einddoel gevonden kan worden
9. Hellingmeter (alleen bepaalde modellen) voor het
meten van de verticale hoek
10. Middenlijn voor het uitlijnen van het einddoel en
het kompas
11. Inkeping, spiegel en opening (alleen bij bepaalde
modellen) voor nauwkeurige observatie van een
object
NL
11
10
6
4
4
3
0
2
3
0
0
3
5
0
8
2
0
6
2
0
7
4
2
0
2
2
11
11
2
0
0
4
0
8
6
0
1
8
0
1
0
0
1
2
0
9
0
0
2
1
4
0
1
6
0
1
8
0
2
2. Oriëntatie van de kaart
Voor een beter inzicht van uw omgeving, moet u
het kompas eerst gebruiken om uw kaart naar de
juiste richting te houden. Hiermee zorgt u ervoor dat
de geografische omgeving om u heen in dezelfde
algemene oriëntatie ligt als u op de kaart ziet.
1. Houd het kompas recht en kijk naar het rode
uiteinde van de naald om te zien waar het noorden
is.
2. Draai de kaart zo dat de bovenzijde naar het
noorden is gericht.
3
1
3. Navigeren met kaart en kompas
Bij het navigeren met een kaart en kompas, bepaalt
u eerst de koers waarin u wilt reizen op de kaart en
daarna brengt u deze koers over in de werkelijkheid.
1. Plaats het kompas op de kaart tussen uw beginpunt
(A) en uw eindoel (B).
2. Draai het kompashuis tot de oriëntatielijnen parallel
lopen aan de meridiaanlijnen op de kaart, waarbij
de N naar het noorden gericht is.
N
EW
S
0
4
6
0
0
2
8
0
B
0
4
3
0
2
3
0
0
3
0
8
1
0
0
1
2
0
1
4
0
1
6
0
1
2
8
0
2
0
0
6
0
2
2
0
2
4
0
2
A
N
EW
S
2
0
0
4
3
4
0
0
2
3
0
0
B
3
0
8
2
0
6
2
0
4
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
2
1
4
0
0
2
2
1
6
0
0
0
1
2
8
0
A
3. Houd het kompas recht op heuphoogte en draai
uzelf tot de naald en de oriëntatiepijl op een lijn
zijn.
OPMERKING: Compenseren voor declinatie. Zie
hoofdstuk 5.
3
2
0
0
0
3
3
4
0
0
8
2
0
2
6
2
0
4
2
0
2
2
2
0
0
4
3
4
0
0
2
3
6
0
0
0
3
0
8
2
0
6
2
8
0
1
0
0
1
2
0
0
4
2
1
4
0
0
2
2
1
6
0
0
0
1
2
8
0
0
4
0
6
0
0
8
0
0
2
0
8
1
1
0
0
0
6
1
1
2
0
0
1
4
2
4. Kies een zichtbaar richtpunt uit, om u tijdens het
reizen te helpen uw richting aan te houden.
5. Volg uw voortgang door de oriëntatiepunten te
vergelijken met die op de kaart.
4. Afstand meten op kaart
B
3
3
2
2
0
0
0
0
0
0
3
3
3
3
4
4
0
0
0
0
8
8
2
2
0
0
2
2
6
6
0
2
2
0
0
4
4
2
2
0
0
2
2
2
2
0
4
4
0
0
6
6
0
0
0
0
8
8
0
0
0
0
2
2
0
0
8
8
1
1
1
1
0
0
0
0
0
0
6
6
1
1
1
1
2
2
0
0
0
0
1
1
4
4
Uw Suunto kompas heeft meerdere schaalverdelingen
op de basisplaat, om u te helpen bij het meten van een
afstand op de kaart. Verzeker u ervan dat dezelfde
schaal wordt gebruikt als aangegeven op de kaart. Als
de schaalverdeling op uw kaart niet op het kompas
wordt weergegeven, gebruik dan een algemene
schaalverdeling (cm of inches) om de afstand te
berekenen.
5. Correctie voor declinatie
De meridiaanlijnen op een kaart geven de richting van
het ware noorden aan, terwijl uw kompasnaald in de
richting van het magnetische noorden wijst. De hoek
tussen deze twee richtingen wordt de magnetische
declinatie genoemd.
N
S
1:20000
EW
2
0
0
4
3
4
0
0
2
3
0
0
3
0
8
2
0
6
2
0
4
B
6
0
8
0
1
0
0
1
2
0
2
1
4
0
0
2
2
1
6
0
0
0
1
2
8
0
A
Voordat u gaat navigeren, dient u een betrouwbare
bron te raadplegen - zoals een recente kaart of de
NOAA website - zodat u uw plaatselijke declinatie kunt
bepalen. Als de magnetische declinatie meer dan een
paar graden bedraagt, dient u dit tijdens het navigeren
te compenseren.
Indien uw Suunto kompas een vaste
declinatieschaalverdeling heeft, voer dan voor iederen
keer dat u naar een nieuw einddoel navigeert de
volgende stappen uit.
3