SUUNTO KB-20 COMPASS
GEBRUIKERSHANDLEIDING
1. Samenstelling kompas
1. Optiek
2. Peilingindex
3. Kompaskaart
nl
2
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
0
I
3
I
3
I
I
I
I
0
I
0
I
3
I
I
I
I
0
I
7
I
I
2
I
I
I
0
I
4
3
I
2
I
I
I
0
I
1
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
0
I
3
I
0
I
I
I
I
6
I
0
I
I
I
I
I
I
9
I
0
I
I
I
I
I
1
I
2
I
0
I
I
I
1
I
5
I
0
2
I
I
I
I
I
I
1
8
0
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
2. Oriëntatie van de kaart
Voor een beter inzicht van uw omgeving, moet u het kompas
eerst gebruiken om uw kaart naar de juiste richting te houden.
Hiermee zorgt u ervoor dat de geograsche omgeving om u
heen in dezelfde algemene oriëntatie ligt als u op de kaart ziet.
1. Houd het kompas recht en kijk naar het rode uiteinde van
de naald om te zien waar het noorden is.
2. Draai de kaart zo dat de bovenzijde naar het noorden is
gericht.
3. Focus aanpassen
1. Sluit één oog en kijk door de opening.
2. Draai aan de knop totdat de cijfers scherp zijn.
NB: het scherpste zicht wordt bereikt door de ovaalvormige
opening uit te lijnen met de zichtlijn.
1
1
4. Uitvoeren van de peiling
1. Kijk met beide ogen geopend door de opening naar het
doelobject. Een optische techniek zorgt er voor dat het
object en de zichtlijn elkaar lijken te overlappen waardoor
een nauwkeurige uitlezing ontstaat.
2. Lees de waarde uit op de zichtlijn.
De hoofdschaalverdeling is de peiling vanaf uzelf naar het
object. De secundaire schaalverdeling is de omgekeerde
peiling van het object naar uzelf.
NB: ALS UW OGEN NIET PARALLEL STAAN, ZOALS BIJ
SCHEELZIEN, KAN HET BETER ZIJN OM MAAR ÉÉN OOG TE
GEBRUIKEN VOOR HET PEILEN. CONTROLEER DIT DOOR EERST
EEN UITLEZING TE MAKEN MET BEIDE OGEN GEOPEND. SLUIT
DAN EEN OOG TERWIJL U NAAR HET OBJECT KIJKT. ALS UW
UITLEZING SIGNIFICANT VERANDERT, GEBRUIK DAN MAAR ÉÉN
OOG OM HET OBJECT TE PEILEN EN EEN UITLEZING TE MAKEN.
A
5. Driehoeksmeting
U kunt twee of meer objecten observeren en een
driehoeksmeting uitvoeren om nauwkeurig te bepalen waar u
bent.
1. Neem een omgekeerde peiling van ten minste twee
objecten die vanaf uw gezichtspunt zichtbaar zijn en op
uw kaart aangegeven zijn.
2. Gebruik een gradenboog en liniaal om lijnen op de kaart
vanaf de posities van de objecten te tekenen volgens de
gemeten peilingen.
3. Schat uw huidige positie in aan de hand van het snijpunt
van de lijnen.
N
EW
S
1
90
B
1 2
90
180
0
2
180
0
2