Stihl MS 311, MS 391 Instruction Manual [de, fr, nl]

STIHL MS 311, 391
{
Handleiding Notice d’emploi Gebrauchsanleitung
n Handleiding
1 - 48
F Notice d’emploi
D Gebrauchsanleitung
101 - 148
Inhoudsopgave
Nederlands
Met betrekking tot deze handleiding 2 Veiligheidsinstructies 3 Reactiekrachten 8 Werktechniek 10 Zaaggarnituur 18 Zaagblad en zaagketting monteren 19 Zaagketting spannen 20 Zaagkettingspanning controleren 21
Originele handleidingGedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Brandstof 21 Tanken 22 Kettingsmeerolie 24 Kettingolie bijvullen 24 Kettingsmering controleren 25 Kettingrem 25 Gebruik in de winter 26 Motor starten/afzetten 28 Gebruiksvoorschriften 31 Oliehoeveelheid instellen 32 Zaagblad in goede staat houden 32 Luchtfilter reinigen 33 Carburateur afstellen 34 Bougie 35
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
Apparaat opslaan 36 Kettingtandwiel controleren en
vervangen 37 Zaagketting onderhouden en
slijpen 38 Onderhouds- en
reinigingsvoorschriften 42 Slijtage minimaliseren en schade
voorkomen 44 Belangrijke componenten 45
Technische gegevens 46 Onderdelenlevering 47 Reparatierichtlijnen 47 Milieuverantwoord afvoeren 48 EU-conformiteitsverklaring 48
Geachte cliënt(e), Het doet ons veel genoegen dat u hebt
gekozen voor een kwaliteitsproduct van de firma STIHL.
Dit product werd met moderne productiemethoden en onder uitgebreide kwaliteitscontroles gefabriceerd. Er is ons alles aan gelegen dat u tevreden bent met dit apparaat en er probleemloos mee kunt werken.
Wendt u zich met vragen over uw apparaat tot uw dealer of de importeur.
Met vriendelijke groet,
Dr. Nikolas Stihl
{
© ANDREAS STIHL AG & Co. KG, 2017
0458-542-7621-B. VA2.A17.
0000006484_007_NL
MS 311, MS 391
Op deze handleiding rust auteursrecht. Alle rechten blijven voorbehouden, vooral het recht op verspreiding, vertaling en ver­werking met elektronische systemen.
1
Nederlands
Met betrekking tot deze handleiding
Deze handleiding heeft betrekking op een STIHL motorzaag, in deze handleiding ook motorapparaat genoemd.
Symbolen
Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting kunnen de volgende symbolen op het apparaat zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstof­mengsel van benzine en motorolie
Tank voor kettingsmeer­olie; kettingsmeerolie
Kettingrem blokkeren en lossen
Zaagketting spannen
Geleiding aanzuiglucht: winterstand
Geleiding aanzuiglucht: zomerstand
Handgreepverwarming
Decompressieklep bedienen
Hand-benzinepomp bedienen
Codering van tekstblokken
Technische doorontwikkeling
STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling van alle machines en apparaten; wijzigingen in de leveringsomvang qua vorm, techniek en uitrusting behouden wij ons daarom ook voor.
Aan gegevens en afbeeldingen in deze handleiding kunnen dan ook geen aanspraken worden ontleend.
Nalooprem
Kettingdraairichting
Ematic; hoeveelheidrege­ling kettingsmeerolie
2
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel voor personen alsmede voor zwaarwegende materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het apparaat of afzonderlijke componenten.
MS 311, MS 391
Nederlands
Veiligheidsinstructies
Er zijn speciale veilig­heidsmaatregelen nodig bij werkzaamheden met de motorzaag omdat met een zeer hoge kettings­nelheid wordt gewerkt en de zaagtanden zeer scherp zijn.
De gehele handleiding voor de eerste ingebruik­neming aandachtig doorlezen en voor later gebruik goed opbergen. Het niet in acht nemen van de handleiding kan levensgevaarlijk zijn.
In het algemeen in acht nemen
De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsinspectie en andere in acht nemen.
Het gebruik van geluid producerende motorzagen kan door nationale alsook plaatselijke, lokale voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Wie voor het eerst met de motorzaag werkt: door de verkoper of door een andere deskundige laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan werken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met de motorzaag werken – behalve jongeren boven de 16 jaar die onder toezicht leren met het apparaat te werken.
Kinderen, dieren en toeschouwers op afstand houden.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen die andere personen of hun eigendommen overkomen, resp. voor de gevaren waaraan deze worden blootgesteld.
De motorzaag alleen meegeven of uitlenen aan personen die met het gebruik ervan vertrouwd zijn – altijd de handleiding meegeven.
Wie met de motorzaag werkt moet goed uitgerust en gezond zijn en een goede lichamelijke conditie hebben. Wie zich om gezondheidsredenen niet mag inspannen, moet zijn arts raadplegen of het werken met een motorzaag mogelijk is.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reactievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met de motorzaag worden gewerkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden (regen, sneeuw, ijzel, wind) de werkzaamheden uitstellen – verhoogde kans op ongelukken!
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ontstekingssysteem van deze motorzaag genereert een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïnvloeding van enkele typen pacemakers kan niet geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behandelend arts en de fabrikant van de pacemaker te raadplegen.
Gebruik conform de voorschriften
De motorzaag alleen gebruiken voor het zagen van hout en houten voorwerpen.
Voor andere doeleinden mag de motorzaag niet worden gebruikt – kans op ongelukken!
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade die door het gebruik van niet-vrijgegeven aanbouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet aansprakelijk.
Kleding en uitrusting
De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelma­tig zijn en mag tijdens het werk niet hinderen. Nauwsluitende kleding met protectie tegen snij­wonden – geen stofjas.
Geen kleding dragen waarmee men aan takken, struiken of de bewegende delen van de motorzaag kan blijven haken. Ook geen sjaal, das en sieraden dragen. Lang haar in een paardenstaart dragen en vastzetten (hoofddoek, muts, helm enz.).
Geschikt schoeisel dra­gen – met protectie tegen snijwonden, stroeve zool en stalen neus.
MS 311, MS 391
3
Nederlands
001BA115 KN
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduceren een nauw aansluitende veiligheids­bril volgens de norm EN 166 dragen. Erop let­ten dat de veiligheidsbril goed zit.
Een vizier dragen en erop letten dat deze goed zit. Een vizier alleen biedt onvoldoende bescherming voor de ogen.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen – zoals bijv. oorkappen.
Veiligheidshelm dragen bij gevaar voor vallende voorwerpen.
Robuuste werkhand­schoenen van slijtvast materiaal dragen (bijv. leer).
STIHL biedt een uitgebreid programma aan persoonlijke beschermuitrusting.
Vervoer
Voor het vervoeren – ook over korte afstanden – de motorzaag altijd afzetten, de kettingrem blokkeren en de kettingbeschermer aanbrengen. Hierdoor wordt het onbedoeld aanlopen van de zaagketting voorkomen.
De motorzaag alleen aan de draagbeugel dragen – de hete uitlaatdemper van het lichaam vandaan, het zaagblad naar achteren gericht. Hete machineonderdelen, vooral de uitlaatdemper, niet aanraken – kans op brandwonden!
In auto's: de motorzaag tegen omvallen, beschadiging en tegen het weglekken van benzine en kettingolie beveiligen.
Reinigen
Kunststof onderdelen reinigen met een doek. Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunststof beschadigen.
Stof en vuil op de motorzaag verwijderen – geen vetoplossende middelen gebruiken.
Koelluchtsleuven indien nodig reinigen. Voor het reinigen van de motorzaag
geen hogedrukreiniger gebruiken. Door de harde waterstraal kunnen onderdelen van de motorzaag worden beschadigd.
Toebehoren
Alleen dergelijke gereedschappen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwielen, toebehoren of
technisch gelijkwaardige onderdelen monteren die door STIHL voor deze motorzaag zijn vrijgegeven. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer. Alleen hoogwaardig gereedschap of toebehoren monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen of is er kans op schade aan de motorzaag.
STIHL adviseert originele STIHL gereedschappen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwielen en toebehoren te monteren. Deze zijn qua eigenschappen optimaal op het product en de eisen van de gebruiker afgestemd.
Tanken
Benzine is bijzonder licht ontvlambaar – uit de buurt blijven van open vuur – geen benzine mor-
sen – niet roken. Voor het tanken de motor afzetten. Niet tanken zolang de motor nog heet is
– de benzine kan overstromen – brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de heersende overdruk zich langzaam kan afbouwen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tanken. Als er benzine wordt gemorst, de motorzaag direct schoonmaken. De kleding niet in aanraking laten komen met benzine, anders direct andere kleding aantrekken.
4
MS 311, MS 391
Nederlands
001BA087 LÄ
De motorzagen kunnen af fabriek zijn uitgerust met de volgende tankdoppen:
Tankdop met inklapbare beugel (bajonetsluiting)
Tankdop met beugel (bajonetsluiting) correct aanbrengen, tot aan de aanslag draaien en de beugel inklappen.
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tankdop door de motortrillingen losloopt en er benzine wegstroomt.
Op lekkages letten! Als er benzine weglekt de motor niet starten – levensge­vaar door verbranding!
Voor de werkzaamheden
Controleren of de motorzaag in technisch goede staat verkeert – het betreffende hoofdstuk in de handleiding in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage
controleren, vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de tankdop, slangaansluitingen, hand­benzinepomp (alleen bij motorzagen met hand­benzinepomp). Bij lekkages of beschadiging de motor niet starten – brandgevaar! De motorzaag voor de ingebruikneming door een geautoriseerde dealer laten repareren.
Goed werkende kettingrem, voorste
handbeschermer
Correct gemonteerd zaagblad
Correct gespannen zaagketting De gashendel en de
gashendelblokkering moeten goed gangbaar zijn – de gashendel moet na het loslaten automatisch terugveren in de uitgangsstand
Combischakelaar gemakkelijk in de
stand STOP, 0, resp. te plaatsen
Bougiesteker op vastzitten
controleren – bij een loszittende steker kunnen vonken ontstaan, hierdoor kan het vrijkomende benzine-luchtmengsel ontbranden – brandgevaar!
Geen wijzigingen aan de
bedieningselementen en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen
De handgrepen moeten schoon en
droog zijn, vrij van olie en vuil – belangrijk voor een veilige bediening van de motorzaag
Voldoende brandstof en
kettingsmeerolie in de tank
De motorzaag mag alleen in technisch goede staat worden gebruikt – kans op ongelukken!
Motorzaag starten
Alleen op een vlakke ondergrond. Op een veilige en stabiele houding letten. De motorzaag hierbij goed vasthouden – het zaaggarnituur mag geen voorwerpen en ook de grond niet raken – kans op letsel door de draaiende zaagketting.
De motorzaag wordt slechts door één persoon bediend. Andere personen buiten het werkgebied houden – ook tijdens het starten.
De motorzaag niet starten als de zaagketting zich in een zaagsnede bevindt.
De motor op minstens 3 m van de plek waar werd getankt en niet in een afgesloten ruimte starten.
Voor het starten de kettingrem blokkeren – door de ronddraaiende zaagketting is er kans op letsel!
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten zoals in de handleiding staat beschreven.
Tijdens de werkzaamheden
Altijd voor een stabiele en veilige houding zorgen. Voorzichtig te werk gaan als de schors van de boom nat is – kans op uitglijden!
De motorzaag altijd met beide handen vasthouden: de rechterhand op de achterste handgreep – geldt ook voor linkshandigen. Voor een goede geleiding de draagbeugel en de handgreep met de duimen omsluiten.
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood, direct de motor afzetten – de combischakelaar/stopschakelaar richting STOP, 0, resp. drukken.
De motorzaag nooit onbeheerd laten draaien.
MS 311, MS 391
5
Nederlands
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellingen, in oneffen terrein of op pas geschild hout of schors – kans op uitglijden!
Let op bij boomstronken, wortels en greppels – kans op struikelen!
Niet alleen werken – altijd binnen gehoorafstand van anderen blijven die een EHBO-opleiding hebben gevolgd en in geval van nood hulp kunnen bieden. Als er zich in het werkgebied medewerkers bevinden, moeten deze ook veiligheidskleding dragen (helm!) en zij mogen niet direct onder de af te zagen takken staan.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt – omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeuwen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofontwikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog even door nadat de gashendel wordt losgelaten – naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit het brandstofsysteem kunnen ontvlambare benzinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpozen en bij merkbare wijzigingen direct controleren:
Motor afzetten, wachten tot de
zaagketting stilstaat
Staat en vastzitten van de
componenten controleren – Scherpte controleren Bij draaiende motor de zaagketting niet
aanraken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen, boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdemper houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaamheden direct onderbreken als het oliepeil in de olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift (bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid controleren – zie ook "Voor aanvang van de werkzaamheden".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en de goede werking van de veiligheidsinrichtingen letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen geval verder gebruiken. In geval van twijfel contact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat de zaagketting na het loslaten van de gashendel niet meer meedraait. Regelmatig instelling stationair toerental controleren, resp. indien mogelijk corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toerental toch meedraait, de motorzaag bij een geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uitlaatgassen zodra de motor draait. Deze gassen kunnen geurloos en onzichtbaar zijn en onverbrande kool­waterstoffen en benzol bevatten. Nooit in afge­sloten of slecht geventileerde ruimtes met de motorzaag wer­ken – ook niet bij machines met katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaatsen met weinig ruimte, steeds voor voldoende luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergiftiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen (bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies, duizeligheid, afnemende concentratie, de werkzaamheden direct onderbreken – deze symptomen kunnen onder
6
MS 311, MS 391
Nederlands
andere worden veroorzaakt door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans op ongelukken!
Na de werkzaamheden
De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de kettingbeschermer aanbrengen.
Opslaan
Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo opbergen dat niemand in gevaar kan worden gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbevoegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewaren.
Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloedingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet worden vastgesteld, omdat deze van meerdere factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door: – Bescherming van de handen
(warme handschoenen)
Rustpauzes
De gebruiksduur wordt verkort door: – Bijzondere persoonlijke aanleg voor
slechte doorbloeding (kenmerk:
vaak koude vingers, kriebelen)
Lage buitentemperaturen De mate van kracht uitgeoefend
door de handen (stevig beetpakken
beïnvloedt de doorbloeding nadelig) Bij regelmatig, langdurig gebruik van het
apparaat en bij het herhaald optreden van de betreffende symptomen (bijv. vingers kriebelen) wordt een medisch onderzoek geadviseerd.
Onderhoud en reparaties
Voor alle reparatie-, reinigings- en onderhoudswerkzaamheden, alsmede bij werkzaamheden aan het zaaggarnituur altijd de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de zaagketting – kans op letsel!
Uitzondering: carburateurafstelling en instelling stationair toerental.
De motorzaag regelmatig onderhouden. Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoeren die in de handleiding staan beschreven. Alle andere werkzaamheden laten uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De STIHL dealers nemen regelmatig deel aan scholingen en ontvangen Technische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen of is er
kans op schade aan de motorzaag. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – de veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht – kans op ongevallen!
De motor van de motorzaag mag als de bougiesteker is losgetrokken of als de bougie is losgedraaid, alleen worden rondgedraaid als de combischakelaar in stand STOP, 0, resp. staat – brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open vuur onderhouden en opslaan – brandgevaar door de brandstof!
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL vrijgegeven bougies – zie "Technische gegevens" – monteren.
Bougiekabel controleren (goede isolatie, vaste aansluiting).
Controleer of de uitlaatdemper in goede staat verkeert.
Niet met een defecte of zonder uitlaatdemper werken – brandgevaar, gehoorschade!
De hete uitlaatdemper niet aanraken – gevaar voor brandwonden!
De staat van de antivibratie-elementen beïnvloedt het trillingsgedrag – de antivibratie-elementen regelmatig controleren.
Kettingvanger controleren – indien beschadigd, vervangen.
MS 311, MS 391
7
Nederlands
001BA036 KN
001BA257 KN
Motor afzetten – Voor het controleren van de
kettingspanning
Voor het spannen van de
zaagketting
Voor het vervangen van de
zaagketting – Voor het opheffen van storingen Slijphandleiding in acht nemen – voor
een veilig en correct gebruik de zaagketting en het zaagblad altijd in een goede staat houden, de zaagketting correct geslepen, gespannen en voldoende gesmeerd.
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel tijdig verwisselen.
Regelmatig controleren of de koppelingstrommel in een goede staat verkeert.
De benzine en kettingsmeerolie alleen opslaan in de hiervoor vrijgegeven jerrycans met duidelijk leesbare opschriften. Opslaan (bewaren) in een droge, koele en veilige plaats, beschermd tegen licht en zonnestraling.
Bij een defecte kettingrem de motor direct afzetten – kans op letsel! Contact opnemen met een geautoriseerde dealer – de motorzaag niet gebruiken tot de storing is verholpen – zie "Kettingrem".
Reactiekrachten
De meest voorkomende reactiekrachten zijn: terugslag, terugstoten en het zich in het hout trekken.
Gevaar door terugslag
Terugslag kan tot dodelijk letsel leiden.
Bij terugslag (kick back) wordt de zaag plotseling en oncontroleerbaar in de richting van de gebruiker geslingerd.
Terugslag ontstaat bijv. als
De zaagketting met het bovenste
kwart van de zaagbladneus per ongeluk in aanraking komt met hout of een ander vast voorwerp – bijv. als tijdens het snoeien per ongeluk een andere tak wordt geraakt
De zaagketting bij de zaagbladneus
tijdens het zagen even wordt vastgeklemd
QuickStop-kettingrem:
Door deze rem wordt in bepaalde situaties de kans op letsel verminderd – de terugslag zelf kan niet worden voorkomen. Bij het inschakelen van de kettingrem komt de zaagketting binnen een fractie van een seconde tot stilstand – zie hoofdstuk "Kettingrem" in deze handleiding.
Kans op terugslag verkleinen
Met overleg en volgens de regels
werken
De motorzaag met beide handen
stevig vasthouden
Alleen met vol gas zagen Op de zaagbladneus letten
8
MS 311, MS 391
Nederlands
001BA037 KN
A
001BA038 KN
B
Niet met de zaagbladneus zagen Voorzichtig zijn bij het zagen van
kleine, taaie takken, laag
kreupelhout en jonge scheuten – de
zaagketting kan hierin vastlopen – Nooit meerdere takken in één keer
doorzagen
Niet te ver voorover gebogen zagen Niet boven schouderhoogte zagen Het zaagblad uiterst voorzichtig in
een reeds aanwezige zaagsnede
aanbrengen – Het "steken", alleen toepassen
indien u met de techniek hiervan
vertrouwd bent – Op de stand van de stam letten en
op krachten die de zaagsnede dicht
kunnen drukken, waardoor de
zaagketting wordt vastgeklemd – Alleen met een goed geslepen en
correct gespannen zaagketting
werken – afstand dieptebegrenzer
niet te groot – Een terugslagreducerende
zaagketting en een zaagblad met
een kleine zaagbladneusradius
gebruiken
Naar voren trekken (A)
Als tijdens bovenhands zagen de zaagketting klemt of een voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag met een ruk tegen de stam worden getrokken – om dit te voorkomen de kam altijd stevig tegen de stam plaatsen.
Terugstoten (B)
Als tijdens onderhands zagen de zaagketting klemt of een vast voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag in de richting van de motorzaaggebruiker terug worden gestoten – om dit te voorkomen:
De bovenzijde van het zaagblad
niet vastklemmen
Het zaagblad in de zaagsnede niet
verdraaien
De grootste voorzichtigheid is geboden
Bij overhangende stammen Bij stammen die, doordat ze op
ongunstige wijze zijn omgevallen, onder spanning staan tussen andere bomen
Bij werkzaamheden aan stammen
die ten gevolge van een storm over elkaar zijn gevallen
In deze gevallen niet met de motorzaag werken – maar een kantelhaak, een lier of een tractor gebruiken.
Vrij liggende of losgezaagde stammen wegtrekken. De opruimwerkzaamheden indien mogelijk op een open plek voortzetten.
Dood hout (dor, vermolmd of dood hout) vormt een wezenlijk, moeilijk in te schatten, gevaar. Het herkennen van het gevaar is zeer moeilijk of zo goed als onmogelijk. Hulpmiddelen als een lier of tractor gebruiken.
Bij het vellen van bomen in de buurt van wegen, spoorrails, elektriciteitskabels enz. moet bijzonder voorzichtig te werk worden gegaan. Zo nodig, de politie, het energiebedrijf of de spoorwegen informeren.
MS 311, MS 391
9
Nederlands
001BA082 KN
001BA033 KN
Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede alle daarmee verbonden werkzaamheden (steeksnede, snoeien etc.) mogen alleen worden uitgevoerd door diegenen die daarvoor speciaal zijn opgeleid en geschoold. Wie geen ervaring met een motorzaag of de werktechnieken heeft, mag dergelijke werkzaamheden niet uitvoeren – verhoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist de nationale voorschriften met betrekking tot de veltechniek worden opgevolgd.
Zagen
Niet in de startgasstand werken. Het motortoerental is in deze stand van de gashendel niet regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen bij voldoende licht en goed zicht. Anderen niet in gevaar brengen – voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het eerst werkt, adviseren wij het zagen van rondhout op een zaagbok te oefenen – zie "Dun hout zagen".
Indien mogelijk een kort zaagblad gebruiken: zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel moeten bij elkaar en bij de motorzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde zwenkbereik van de zaagketting houden.
De motorzaag alleen met een draaiende zaagketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen gebruiken – niet voor het loswippen of wegschuiven van takken of worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de onderzijde doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van struikgewas en jonge bomen. Dunne loten kunnen door de zaagketting worden gegrepen en in de richting van de gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van versplinterd hout – kans op letsel door afgescheurde stukken hout!
Geen andere voorwerpen met de motorzaag in aanraking laten komen: stenen, spijkers enz. kunnen worden weggeslingerd en de zaagketting beschadigen. De motorzaag kan omhoogslaan – kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact maakt met een steen of een ander hard voorwerp, kan dit leiden tot vonkvorming, waardoor onder bepaalde omstandigheden licht ontvlambare stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook
droge planten en struikgewas zijn licht ontvlambaar, vooral bij zeer warme en droge weersomstandigheden. Als er kans op brand aanwezig is, de motorzaag niet in de buurt van licht ontvlambare stoffen, droge planten of struikgewas gebruiken. Uitdrukkelijk aan de voor het bosbeheer verantwoordelijke persoon vragen of er brandgevaar bestaat.
Op hellingen altijd boven of naast de stam of liggende boom staan. Op naar beneden rollende stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de grond kunnen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken Nooit op een ladder of staande in de
boom werken
Nooit op onstabiele plaatsen
10
MS 311, MS 391
Nederlands
1
001BA151 KN
2
1
001BA152 KN
2
001BA189 KN
Nooit boven schouderhoogte
werken – Nooit met één hand werken De motorzaag met vol gas in de
zaagsnede aanbrengen en de kam stevig tegen de stam drukken – pas dan met zagen beginnen.
Nooit zonder kam werken, de zaagketting kan de gebruiker naar voren trekken. De kam altijd goed tegen de stam plaatsen.
Aan het einde van een zaagsnede wordt de motorzaag niet meer via het zaaggarnituur in de zaagsnede ondersteund. De gebruiker moet het gewicht van de motorzaag opnemen – kans op verlies van de controle!
Dun hout zagen: – Een stabiele, stevige zaagbok
gebruiken – Het hout niet met de voet
tegenhouden – Andere personen mogen het hout
niet vasthouden of op andere wijze
meehelpen Snoeien: – Een terugslagarme zaagketting
gebruiken – De motorzaag zo veel mogelijk
ondersteunen
Niet staand op de stam snoeien Niet met de zaagbladneus zagen Op takken letten die onder spanning
staan – Nooit meerdere takken in één keer
doorzagen
Liggende of staande stammen die onder spanning staan:
De juiste volgorde van de zaagsneden beslist aanhouden (eerst aan de drukzijde (1), vervolgens aan de trekzijde (2)), als deze volgorde niet wordt aangehouden kan het zaagblad in de zaagsnede klemmen of terugslaan – kans op letsel!
N Een ontlastingssnede aan de
drukzijde (1) zagen
N De kapzaagsnede aan de
trekzijde (2) aanbrengen
Bij kapzaagsnede van onderen naar boven (onderhands zagen) – kans op terugstoten!
LET OP
Liggende stammen mogen op de plaats waar deze worden doorgezaagd niet de grond raken – anders wordt de zaagketting beschadigd.
Langssnede:
Zaagtechniek zonder gebruik te maken van de kam – kans dat de zaag in het hout wordt getrokken – het zaagblad onder een zo vlak mogelijke hoek aanzetten – verhoogde kans op terugslag!
Voorbereidende werkzaamheden voor het vellen
In de omgeving waar wordt geveld mogen zich alleen personen bevinden die met het vellen bezig zijn.
Controleer of er niemand door de vallende boom in gevaar kan worden gebracht – een schreeuw kan door het motorlawaai worden overstemd.
MS 311, MS 391
11
Nederlands
001BA088 LÄ
2
/
1
2
1 1
/
1
2
B
001BA040 KN
A
45°
45°
B
001BA146 KN
Afstand tot de volgende werkplek minimaal 2 1/2 boomlengte.
Velrichting en vluchtwegen vastleggen De open plek kiezen waar de boom kan
vallen. Hierbij letten op: – De natuurlijke hoek waaronder de
boom staat – Buitengewoon sterke takvorming,
asymmetrische groei, beschadigd
hout – Windrichting en -snelheid – bij
sterke wind niet vellen
Hellingrichting Naast staande bomen Sneeuwbelasting De conditie van de boom – bijzonder
voorzichtig te werk gaan bij een
beschadigde stam of dood hout
(dor, vermolmd of dood hout)
A Velrichting B vluchtweg (analoog
ontsnappingsweg)
Vluchtweg voor elk van de
deelnemers vastleggen – ca. 45° schuin tegen de velrichting in
Vluchtweg begaanbaar maken,
hindernissen opruimen
Gereedschap en apparaten op
veilige afstand neerleggen – maar niet op de vluchtwegen
Tijdens het vellen altijd aan de
zijkant van de stam staan en alleen zijwaarts de vluchtweg inlopen
Vluchtwegen op steile hellingen
evenwijdig aan de helling aanbrengen
Tijdens het teruglopen op vallende
takken en op de kroon letten
Werkgebied bij de stam voorbereiden – Storende takken, struikgewas en
obstakels uit het werkgebied rondom de stam verwijderen – veilige plek voor alle medewerkers
De voet van de stam grondig
schoonmaken (bijv. met de bijl) – zand, stenen en andere dan houten voorwerpen zorgen ervoor dat de zaagketting bot wordt
Grote worteluitlopers inzagen: eerst
de grootste worteluitloper – eerst in verticale richting, vervolgens in horizontale richting – alleen bij gezond hout
12
MS 311, MS 391
Nederlands
001BA271 KN
C
C
001BA153 KN
001BA153 KN
001BA150 KN
Valkerf
Valkerf voorbereiden
De valkerf (C) bepaalt de velrichting. Belangrijk: – De valkerf haaks ten opzichte van
de velrichting aanbrengen
Zo dicht mogelijk bij de grond zagen Ca. 1/5 tot max. 1/3 van de
stamdiameter inzagen
Velrichting vastleggen – met vellijst op de kap en het ventilatorhuis
Deze motorzaag is voorzien van een vellijst op de kap en het ventilatorhuis. Deze vellijst gebruiken.
Valkerf aanbrengen Bij het aanbrengen van de valkerf de
motorzaag zo uitlijnen dat de valkerf in een rechte hoek ten opzichte van de velrichting ligt.
Bij de procedure voor het aanbrengen van de valkerf met een horizontale zaagsnede (zool) en een schuine zaagsnede (dak) zijn verschillende volgorden toegestaan – let op de nationale voorschriften met betrekking tot de veltechniek.
N Zoolzaagsnede (horizontale
zaagsnede) aanbrengen
N De schuine zaagsnede (dak) in een
hoek van ca. 45°- 60° ten opzichte van de horizontale zaagsnede aanbrengen
De velrichting controleren
N De motorzaag met het zaagblad in
de valkerfzool plaatsen. De vellijst moet in de richting van de vastgelegde velrichting zijn gericht – voor zover nodig de velrichting door het op de overeenkomstige wijze inzagen van de valkerf corrigeren
Spintsnede
MS 311, MS 391
Spintsneden voorkomen bij langvezelige houtsoorten dat het spinthout openscheurt als de boom
13
Nederlands
G
001BA259 KN
C
E
D
1/10
C
3.
001BA269 KN
1.
2.
omvalt – aan beide zijden van de stam ter hoogte van de valkerfzool circa 1/10 van de stamdiameter – bij dikkere stammen maximaal tot de breedte van het zaagblad – inzagen.
Bij ziek hout geen spintsnede aanbrengen.
Basisbeginselen voor de velsnede
Maten
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
De breuklijst (D) geleidt de boom als een scharnier naar de grond.
Breedte van de breuklijst: ca. 1/10
van de stamdiameter
De breuklijst mag in geen geval
tijdens het aanbrengen van de velsnede worden ingezaagd – omdat dan geen controle meer mogelijk is op de valrichting – kans op ongelukken!
Bij rottende stammen een bredere
breuklijst laten staan
Met behulp van de velsnede (E) wordt de boom geveld.
Exact horizontaal 1/10 (min. 3 cm) van de breedte
van de breuklijst (D) boven de zool van de valkerf (C)
De borglijst (F) of de veiligheidsband (G) steunt de boom en voorkomt voortijdig omvallen.
Breedte van de band: ca. 1/10 tot
1/5 van de stamdiameter
De band in geen geval tijdens het
aanbrengen van de velsnede inzagen
Bij rottende stammen een bredere
band laten staan Insteken – Als ontlastingssnede tijdens het
inkorten – Bij zaagwerkzaamheden
N Een terugslagarme zaagketting
gebruiken en bijzonder voorzichtig te werk gaan
1. Het zaagblad met de onderzijde van de neus tegen de stam plaatsen – niet met de bovenzijde – kans op terugslag! Met vol gas inzagen, tot de zaagsnede tweemaal zo diep is als de breedte van het zaagblad
2. Langzaam in de insteekstand zwenken – kans op terugslag en terugstoten!
3. Het zaagblad voorzichtig in de stam steken – kans op terugstoten!
14
MS 311, MS 391
Indien mogelijk, steeklijst gebruiken. De
001BA270 KN
001BA260 KN
001BA261 KN
1.
2.
steeklijst en de boven-, resp. onderzijde van het zaagblad lopen parallel aan elkaar.
Bij het insteken helpt de steeklijst erbij de breuklijst parallel, d.w.z. op alle plaatsen even dik, te houden. Hiervoor de steeklijst parallel aan de valkerfzool houden.
Velwig De velwig zo vroeg mogelijk
aanbrengen, d.w.z. zodra deze geen obstakel vormt voor het zaagblad. De velwig in de velsnede aanbrengen en met behulp van een hiertoe geschikt gereedschap hierin drukken.
Alleen aluminium of kunststof wiggen gebruiken – geen stalen wig gebruiken. Stalen wiggen kunnen de zaagketting ernstig beschadigen en leiden tot een gevaarlijke terugslag.
De juiste velwig, afhankelijk van de stamdiameter en de breedte van de zaagsnede (analoog velsnede (E)) selecteren.
Voor het kiezen van de velwig (juiste lengte, breedte en hoogte) contact opnemen met de STIHL dealer.
Geschikte velsnede kiezen
Het kiezen van de juiste velsnede is afhankelijk van dezelfde kenmerken, waarop bij het bepalen van de velrichting en de vluchtweg moet worden gelet.
Er zijn meerdere verschillende voorwaarden waarop deze kenmerken worden onderscheiden. In deze handleiding worden alleen de twee meest voorkomende vormen beschreven:
Links: normale boom –verticaal
staande boom met een gelijk­matige kroon
Rechts: overhangende boom – kroon
van de boom is gericht in de velrichting
Velsnede met veiligheidsband (normale boom)
A) Dunne stammen Deze velsnede uitvoeren als de
stamdiameter kleiner is dan de zaagbladlengte van de motorzaag.
Nederlands
Voor het begin van de velsnede de waarschuwing "Attentie!" roepen.
N Velsnede (E) met steeksnede
aanbrengen – het zaagblad hierbij geheel in de stam steken
N Kam achter de breuklijst plaatsen
en als draaipunt gebruiken – de motorzaag zo min mogelijk verzetten
N Velsnede tot aan de breuklijst
maken (1)
De breuklijst hierbij niet inzagen N De velsnede tot aan de
veiligheidsband aanbrengen (2)
De veiligheidsband hierbij niet
inzagen
MS 311, MS 391
15
Nederlands
3.
001BA273 KN
4.
001BA263 KN
1.
2.
3.
5.
6.
001BA274 KN
Erop letten dat de tweede zaagsnede in hetzelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
N Velsnede door 'steken' aanbrengen N Velsnede tot aan de breuklijst
maken (4)
De breuklijst hierbij niet inzagen N De velsnede tot aan de
veiligheidsband aanbrengen (5)
De veiligheidsband hierbij niet
inzagen
N Velwig aanbrengen (3) Direct voor het vallen van de boom een
tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
N Veiligheidsband van buitenaf,
horizontaal in het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen
doorzagen B) Dikke stammen Deze velsnede uitvoeren als de
stamdiameter groter is dan de zaagbladlengte van de motorzaag.
16
Voor het begin van de velsnede de waarschuwing "Attentie!" roepen.
N De kam ter hoogte van de velsnede
tegen de stam drukken en als draaipunt gebruiken – de motorzaag zo min mogelijk verzetten
N De neus van het zaagblad gaat voor
de breuklijst in het hout (1) – de motorzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
N Velsnede tot aan de breuklijst
maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen N De velsnede tot aan de
veiligheidsband aanbrengen (3)
De veiligheidsband hierbij niet
inzagen
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
N Velwig aanbrengen (6) Direct voor het vallen van de boom een
tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
N Veiligheidsband van buitenaf,
horizontaal in het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen doorzagen
MS 311, MS 391
Nederlands
1.
2.
001BA265 KN
001BA266 KN
001BA267 KN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Velsnede met borglijst (overhangende boom)
A) Dunne stammen Deze velsnede uitvoeren als de
stamdiameter kleiner is dan de zaagbladlengte van de motorzaag.
N Het zaagblad tot dit aan de andere
kant uit de stam komt, hierin steken N Velsnede (E) tot aan de breuklijst
aanbrengen (1)
Exact horizontaal De breuklijst hierbij niet inzagen
N De velsnede tot aan de borglijst
zagen (2)
Exact horizontaal De borglijst hierbij niet inzagen
MS 311, MS 391
Direct voor het vallen van de boom een tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
N De borglijst van buitenaf, schuin van
boven met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter groter is dan de zaagbladlengte van de motorzaag.
N De kam achter de borglijst plaatsen
en als draaipunt gebruiken – de motorzaag zo min mogelijk verzetten
N De neus van het zaagblad gaat voor
de breuklijst in het hout (1) – de motorzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
De borglijst en de breuklijst hierbij
niet inzagen
N Velsnede tot aan de breuklijst
maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen N De velsnede tot aan de borglijst
aanbrengen (3)
De borglijst hierbij niet inzagen
17
Nederlands
001BA268 KN
001BA248 KN
1
2
3
a
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in hetzelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
N De kam achter de breuklijst
plaatsen en als draaipunt gebruiken
– de motorzaag zo min mogelijk
verzetten N De neus van het zaagblad gaat voor
de borglijst in het hout (4) – de
motorzaag beslist horizontaal
houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken N Velsnede tot aan de breuklijst
maken (5) – De breuklijst hierbij niet inzagen N De velsnede tot aan de borglijst
aanbrengen (6) – De borglijst hierbij niet inzagen
Direct voor het vallen van de boom een tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
N De borglijst van buitenaf, schuin van
boven met uitgestrekte armen doorzagen
Zaaggarnituur
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel vormen het zaaggarnituur.
Het meegeleverde zaaggarnituur is optimaal afgestemd op de motorzaag.
De steek (t) van de zaagketting (1),
van het kettingtandwiel en van het neustandwiel van het Rollomatic­zaagblad moeten met elkaar corresponderen
De dikte van de aandrijfschakels (2)
van de zaagketting (1) moet corresponderen met de groefbreedte van het zaagblad (3)
Bij het combineren van componenten die niet bij elkaar passen, kan het zaaggarnituur reeds na een korte gebruiksduur onherstelbaar worden beschadigd.
18
MS 311, MS 391
Nederlands
001BA244 KN
001BA245 KN
1
1
143BA034 KN
1
2
001BA185 KN
Kettingbeschermer
Tot de leveringsomvang behoort een bij het zaaggarnituur passende kettingbeschermer.
Als er zaagbladen met verschillende lengtes op één motorzaag worden gebruikt, moet altijd een passende kettingbeschermer worden gebruikt, die het complete zaagblad afdekt.
Op de kettingbeschermer is aan de zijkant de lengte van het hierbij passende zaagblad ingestempeld.
Bij zaagbladen groter dan 90 cm is een verlengstuk voor de kettingbeschermer nodig. Bij zaagbladen groter dan 120 cm zijn twee verlengstukken voor de kettingbeschermer nodig.
Al naargelang de uitrusting, maakt de kettingbeschermerverlenger deel uit van de leveringsomvang of is leverbaar als speciaal toebehoren.
Kettingbeschermerverlenger aanbrengen
N Kettingbeschermerverlenger en de
kettingbeschermer in elkaar schuiven – de borgnokken (1) moeten vastklikken in de ketttingbeschermer
Zaagblad en zaagketting monteren
Kettingtandwieldeksel uitbouwen
N De moeren losdraaien en het
kettingtandwieldeksel wegnemen
N Bout (1) linksom draaien, tot de
spanschuif (2) links tegen de uitsparing van het carter ligt
MS 311, MS 391
19
Nederlands
001BA186 KN
143BA003 KN
3
1
1
2
4
001BA187 KN
1
133BA024 KN
Kettingrem lossen
N De handbeschermer in de richting
van de draagbeugel trekken tot
deze hoorbaar klikt – de kettingrem
is gelost
Zaagketting op het zaagblad plaatsen
WAARSCHUWING
Handschoenen aantrekken – kans op letsel door de scherpe zaagtanden
N Zaagketting aanbrengen – te
beginnen bij de zaagbladneus
N Het zaagblad over de bouten (1)
plaatsen – de snijvlakken van de zaagketting moeten naar rechts zijn gericht
N De fixeerboring (2) over de pen van
de spanschuif plaatsen – gelijktijdig de zaagketting over het kettingtandwiel (3) leggen
N De bout (4) rechtsom draaien,
totdat de zaagketting aan de onderzijde nog maar iets doorhangt – en de nokken van de aandrijfschakels in de groef van het zaagblad liggen
N Het kettingtandwieldeksel weer
aanbrengen – en de moeren handvast draaien
N Verder met "Zaagketting spannen"
Zaagketting spannen
Voor het naspannen tijdens het werk:
N Motor afzetten N Moeren losdraaien N Zaagblad bij de neus optillen N Met behulp van een
schroevendraaier de bout (1) rechtsom draaien, tot de zaagketting tegen de onderzijde van het zaagblad ligt
N Het zaagblad weer optillen en de
moeren vastdraaien
N Verder: zie "Zaagkettingspanning
controleren"
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer meedraait.
N Kettingspanning vaker controleren –
zie "Gebruiksvoorschriften"!
20
MS 311, MS 391
Nederlands
143BA007 KN
Zaagkettingspanning controleren
N Motor afzetten N Veiligheidshandschoenen
aantrekken N De zaagketting moet tegen de
onderzijde van de zaagbladgroef
liggen – en moet bij een geloste
kettingrem met de hand over het
zaagblad kunnen worden getrokken N Indien nodig, zaagketting
naspannen Een nieuwe zaagketting moet vaker
worden nagespannen dan een die reeds langer meedraait.
N Kettingspanning vaker controleren –
zie "Gebruiksvoorschriften"!
Brandstof
De motor draait op een brandstofmengsel van benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met benzine en het inademen van benzinedampen voorkomen.
STIHL MotoMix
STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix. Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhouding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke levensduur van de motor gemengd met STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.
Brandstof mengen
LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een afwijkende mengverhouding kunnen leiden tot ernstige schade aan de motor. Benzine of motorolie van een mindere kwaliteit kunnen de motor, keerringen, leidingen en benzinetank beschadigen.
Benzine Alleen benzine van een gerenommeerd
merk met een octaangetal van minimaal 90 RON tanken – loodvrij of loodhoudend.
Machines met uitlaatgaskatalysator moeten worden getankt met loodvrije benzine.
LET OP
Bij het meerdere malen tanken met loodhoudende benzine kan de werking van de katalysator duidelijk teruglopen.
Benzine met een alcoholpercentage van meer dan 10% kan bij motoren met handmatig instelbare carburateurs storingen veroorzaken, daarom mag deze benzine voor deze motoren niet worden gebruikt.
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met een alcoholpercentage tot 25% (E25) het volle motorvermogen.
Motorolie Alleen kwaliteits-tweetaktmotorolie
gebruiken – bij voorkeur STIHL tweetaktmotorolie HP, HP Super of HP Ultra, deze zijn optimaal afgestemd op STIHL motoren. HP Ultra garandeert het allerhoogste vermogen en de langste motorlevensduur.
De motoroliën zijn niet in alle exportlanden leverbaar.
Bij motorapparaten met uitlaatgaskatalysator mag voor het gebruik van het brandstofmengsel alleen STIHL tweetaktmotorolie 1:50 worden gebruikt.
MS 311, MS 391
21
Nederlands
001BA229 KN
001BA236 KN
Mengverhouding Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50;
1:50 = 1 deel olie + 50 delen benzine
Voorbeelden
Hoeveelheid
STIHL tweetaktolie 1:50
benzine Liter Liter (ml) 10,02(20) 5 0,10 (100) 10 0,20 (200) 15 0,30 (300) 20 0,40 (400) 25 0,50 (500)
N In een voor benzine vrijgegeven
jerrycan eerst motorolie bijvullen en
vervolgens benzine en goed
mengen
Brandstofmengsel opslaan
Benzine alleen bewaren in voor benzine vrijgegeven jerrycans op een veilige, droge en koele plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoeveelheid die nodig is voor enkele weken mengen. Het brandstofmengsel niet langer dan 30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht, zon, lage of hoge temperaturen kan het brandstofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot zo'n 2 jaar probleemloos worden bewaard.
N De jerrycan met brandstofmengsel
voor het tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop voorzichtig losdraaien.
N De benzinetank en de jerrycan
regelmatig grondig reinigen
De restbrandstof en de voor de reiniging gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieubewust opslaan en afvoeren!
Tanken
Apparaat voorbereiden
N De tankdop en de omgeving ervan
voor het tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank valt
N Het apparaat zo neerleggen dat de
tankdop naar boven is gericht
Losmaken
N Beugel opklappen
22
MS 311, MS 391
Sluiten
001BA232 KN
001BA234 KN
001BA237 KN
001BA234 KN
001BA233 KN
001BA231 KN
001BA235 KN
001BA241 KN
Nederlands
N Tankdop verdraaien (ca. 1/4 slag)
De markeringen op de tankdop en de benzinetank moeten met elkaar in lijn liggen
N Tankdop wegnemen
Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor brandstof (speciaal toebehoren).
N Tanken
Beugel staat verticaal: N Tankdop aanbrengen – de
markeringen op de tankdop en de benzinetank moeten met elkaar in lijn liggen
N De tankdop tot aan de aanslag naar
beneden drukken
N Tankdop ingedrukt houden en
rechtsom draaien tot deze vastklikt
In deze stand staan de markeringen op de tankdop en de benzinetank met elkaar in lijn
N Beugel inklappen
Tankdop is vergrendeld
Als de tankdop niet in de benzinetank kan worden vergrendeld
is het onderste deel ten opzichte van het bovenste deel verdraaid.
MS 311, MS 391
23
Nederlands
1
001BA238 KN
001BA239 KN
001BA158 KN
N De tankdop uit de benzinetank
nemen en vanaf de bovenzijde
controleren
Links: onderste deel van de
tankdop verdraaid – de bin­nenliggende markering (1) ligt in lijn met de buitenste markering
Rechts: onderste deel van de
tankdop in de juiste stand – binnenliggende markering ligt onder de beugel. Deze ligt niet in lijn met de buiten­ste markering
N De tankdop aanbrengen en zover
linksom draaien tot deze in de zitting
van de vulpijp aangrijpt N De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel
van de tankdop wordt hierdoor in de
juiste stand gedraaid N De tankdop rechtsom draaien en
sluiten – zie hoofdstuk "Sluiten"
Kettingsmeerolie Kettingolie bijvullen
Voor een automatische, duurzame smering van zaagketting en zaagblad – alleen milieuvriendelijke kwaliteits­kettingsmeerolie gebruiken – bij voorkeur het biologisch snel afbreekbare STIHL BioPlus.
LET OP
Biologische kettingsmeerolie moet over goede eigenschappen tegen veroudering beschikken (bijv. STIHL BioPlus). Olie met minder goede eigenschappen tegen veroudering neigt tot snel verharsen. De gevolgen zijn vaste, moeilijk verwijderbare afzettingen, vooral ter hoogte van de kettingaandrijving en op de zaagketting – tot aan het blokkeren van de oliepomp.
De levensduur van zaagkettingen en zaagbladen wordt wezenlijk beïnvloed door de kwaliteit van de smeerolie – daarom alleen speciale kettingsmeerolie gebruiken.
WAARSCHUWING
Geen afgewerkte olie gebruiken! Afgewerkte olie kan bij langdurig en veelvuldig huidcontact huidkanker veroorzaken en is schadelijk voor het milieu!
LET OP
Afgewerkte olie beschikt niet over de noodzakelijke smeereigenschappen en is ongeschikt voor de kettingsmering.
Apparaat voorbereiden
N De tankdop en de omgeving ervan
voor het tanken grondig reinigen, zodat er geen vuil in de olietank valt
N Het apparaat zo plaatsen, dat de
tankdop naar boven is gericht
N Tankdop opendraaien
Kettingolie bijvullen
N Kettingolie bijvullen – elke keer na
het tanken van benzine
Bij het tanken geen kettingolie morsen en de tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor kettingolie (speciaal toebehoren).
N Tankdop dichtdraaien Er moet zich nog een restje kettingolie in
de olietank bevinden wanneer de benzinetank leeg is.
24
MS 311, MS 391
Nederlands
143BA024 KN
143BA011 KN
Als de inhoud van de olietank niet terugloopt, kan er een storing in het smeersysteem zijn: kettingsmering controleren, oliekanalen reinigen, eventueel contact opnemen met een geautoriseerde dealer. STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren.
Kettingsmering controleren
De zaagketting moet altijd wat olie wegslingeren.
LET OP
Nooit zonder kettingsmering werken! Bij een droog lopende ketting zal het zaaggarnituur binnen de kortste tijd onherstelbaar worden beschadigd. Voor het begin van de werkzaamheden altijd de kettingsmering en het oliepeil in de tank controleren.
Elke nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van 2 tot 3 minuten nodig.
Na het inlopen de kettingspanning controleren en indien nodig corrigeren – zie "Zaagkettingspanning controleren".
Kettingrem
Zaagketting blokkeren
In geval van nood Tijdens het starten Bij stationair toerental
De handbeschermer met de linkerhand in de richting van de zaagbladneus drukken – of automatisch door de terugslag van de zaag: de zaagketting wordt geblokkeerd – en staat stil.
MS 311, MS 391
25
Nederlands
143BA012 KN
1
4903BA002 KN
1
1
2
Kettingrem lossen
N De handbeschermer in de richting
van de draagbeugel trekken
LET OP
Alvorens gas te geven (behalve bij de controle op de werking) en voor het zagen, moet de kettingrem worden gelost.
Een verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het kettingmechanisme (koppeling, kettingrem).
De kettingrem wordt automatisch ingeschakeld bij een voldoende sterke terugslag – door de massatraagheid van de handbeschermer: De handbeschermer slaat naar voren in de richting van de zaagbladneus – ook als
de linkerhand zich niet op de draagbeugel achter de handbeschermer bevindt, zoals bijv. bij de velsnede.
De kettingrem functioneert alleen, als er geen enkele wijziging aan de handbeschermer wordt doorgevoerd.
Werking van de kettingrem controleren
Telkens voor aanvang van de werkzaamheden: bij stationair toerental de zaagketting blokkeren (handbeschermer in de richting van de zaagbladneus drukken) en even (max. 3 seconden) volgas geven – de zaagketting mag niet meedraaien. De handbeschermer moet vrij zijn van vuil en moet gangbaar zijn.
Kettingrem onderhouden
De kettingrem is onderhevig aan slijtage door wrijving (natuurlijke slijtage). Om goed te kunnen blijven functioneren, de kettingrem regelmatig door geschoold personeel laten onderhouden. STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De volgende intervallen moeten worden aangehouden:
continu gebruik: elk kwartaal periodiek gebruik: halfjaarlijks incidenteel gebruik: jaarlijks
Gebruik in de winter
Kap wegnemen
N De combischakelaar in de
stopstand 0 plaatsen
N Voorste handbeschermer naar
voren drukken – de zaagketting is geblokkeerd
N Bouten (1) losdraaien N Kap (2) wegnemen
26
MS 311, MS 391
Nederlands
1
0001BA002 KN
0001BA003 KN
2
4903BA004 KN
2
1
Carburateur voorverwarmen
Bij temperaturen lager dan +10 °C
N Schuif (1) uit de stand s
(zomerstand) trekken
N De schuif in de stand r
(winterstand) plaatsen – r naar
boven gericht N De kap weer aanbrengen en de
bouten vast aandraaien Rondom de carburateur stroomt nu
warme lucht afkomstig van rondom de cilinder – geen ijsvorming in de carburateur.
Bij temperaturen boven +20 °C N Schuif beslist weer in de stand s
(zomerstand) draaien – omdat
anders de kans op motorstoringen
door oververhitting bestaat
Bij temperaturen lager dan -10 °C
Bij extreem winterse omstandigheden (temperaturen beneden -10 °C, poeder­of stuifsneeuw) adviseren wij het gebruik van de aanbouwset 'afdekplaat' (speciaal toebehoren).
Bij onregelmatig stationair toerental of slecht opnemen
N Stelschroef stationair toerental (L)
1/4 slag linksom draaien
Na elke correctie van de stand van de stelschroef stationair toerental (L) moet meestal ook de stand van de aanslagschroef stationair toerental (LA) worden gewijzigd, zie "Carburateur afstellen".
N Bij een sterk afgekoelde motorzaag
(rijpvorming) na het starten de motor met een verhoogd stationair toerental (kettingrem gelost!) op bedrijfstemperatuur laten komen
Afdekplaat
De afdekplaat (speciaal toebehoren) voorkomt het binnendringen van poeder- of stuifsneeuw.
Bij gebruik van de afdekplaat moet de schuif in de winterstand staan.
Bij motorstoringen eerst controleren of het gebruik van de afdekplaat nodig is.
Afdekplaat monteren
N Afdekplaat (1) met de lippen (pijlen)
aanbrengen en met behulp van de bouten (2) bevestigen
MS 311, MS 391
27
Nederlands
STOP
0
001BA140 KN
0001BA017 KN
Motor starten/afzetten
Standen van de combischakelaar
Stop 0 – motor uit – ontsteking is uitgeschakeld
Werkstand F – motor draait of kan aanslaan
Startgas?n – in deze stand wordt de warme motor gestart – de combischakelaar springt bij het bedienen van de gashendel in de werkstand
Chokeklep gesloten l – in deze stand wordt de koude motor gestart
Combischakelaar instellen
Voor het verstellen van de combischakelaar vanuit de werkstand F naar chokeklep gesloten l de gashendelblokkering en de gashendel gelijktijdig indrukken en vasthouden – de combischakelaar instellen.
Voor het instellen van de startgasstand n de combischakelaar eerst in de stand chokeklep gesloten l plaatsen, daarna de combischakelaar in de startgasstand n drukken.
Het overschakelen naar de startgasstand n is alleen vanuit de stand chokeklep gesloten l mogelijk.
Door het indrukken van de gashendelblokkering en het gelijktijdig aantippen van de gashendel springt de combischakelaar vanuit de startgasstand n in de werkstand F.
Voor het uitschakelen van de motor de combischakelaar in de stopstand 0 plaatsen.
Stand chokeklep gesloten l
bij koude motor Als de motor na het starten bij het
gas geven afslaat
Als alle benzine werd verbruikt
(motor sloeg af)
Startgasstand n Bij warme motor (zodra de motor ca.
een minuut heeft gedraaid)
Na de eerste ontsteking Na het ventileren van de
verbrandingskamer, als de motor was verzopen
Motorzaag vasthouden
Er zijn twee mogelijkheden om de motorzaag bij het starten vast te houden.
Op de grond
N De motorzaag zo op de grond
plaatsen dat deze stabiel staat – een veilige houding aannemen – de zaagketting mag geen voorwerpen en ook de grond niet raken
N De motorzaag met de linkerhand op
de draagbeugel stevig op de grond drukken – de duim onder de draagbeugel
N De rechtervoet in de achterste
handgreep plaatsen
28
MS 311, MS 391
Loading...
+ 122 hidden pages