Stihl MS 231, MS 251 Instruction Manual [de, fr, nl]

MS 231, 251
2 - 45
2 - 45
2 - 45 45 - 92
45 - 92
45 - 92 92 - 135
92 - 135
92 - 135
Handleiding Notice d’emploi Gebrauchsanleitung
Nederlands
Inhoudsopgave
5 Zaaggarnituur............................................15
6 Zaagblad en zaagketting monteren (zijde‐
lings geplaatste kettingspanner)............... 16
7 Zaagblad en zaagketting monteren (ketting‐
snelspanner)............................................. 17
8 Zaagketting spannen (zijdelings geplaatste
kettingspanner)......................................... 19
9 Zaagketting spannen (kettingsnelspanner)
.................................................................. 19
10 Zaagkettingspanning controleren..............20
11 Brandstof...................................................20
12 Tanken...................................................... 21
13 Kettingsmeerolie....................................... 23
14 Kettingolie bijvullen................................... 23
15 Kettingsmering controleren....................... 24
16 Kettingrem.................................................24
17 Gebruik in de winter.................................. 25
18 Motor starten/afzetten............................... 25
19 Gebruiksvoorschriften............................... 29
20 Zaagblad in goede staat houden.............. 30
21 Kap............................................................30
22 Luchtfiltersysteem..................................... 30
23 Luchtfilter reinigen.....................................31
24 Carburateur afstellen................................ 32
25 Bougie.......................................................33
26 Apparaat opslaan......................................34
27 Kettingtandwiel controleren en vervangen34
28 Zaagketting onderhouden en slijpen.........35
29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften... 39 30 Slijtage minimaliseren en schade voorko‐
men........................................................... 41
31 Belangrijke componenten......................... 42
32 Technische gegevens............................... 43
33 Onderdelenlevering...................................44
34 Reparatierichtlijnen................................... 44
35 Milieuverantwoord afvoeren......................45
36 EU-conformiteitsverklaring........................45
Geachte cliënt(e), Het doet ons veel genoegen dat u hebt gekozen
voor een kwaliteitsproduct van de firma STIHL. Dit product werd met moderne productiemetho‐
den en onder uitgebreide kwaliteitscontroles gefabriceerd. Er is ons alles aan gelegen dat u tevreden bent met dit apparaat en er probleem‐ loos mee kunt werken.
Wendt u zich met vragen over uw apparaat tot uw dealer of de importeur.
Met vriendelijke groet,
Dr. Nikolas Stihl
1 Met betrekking tot deze
handleiding
Deze handleiding heeft betrekking op een STIHL motorzaag, in deze handleiding ook motorapparaat genoemd.

1.1 Symbolen

Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting kunnen de volgende symbolen op het apparaat zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstofmengsel van benzine en motorolie
Tank voor kettingsmeerolie; ketting‐ smeerolie
Kettingrem blokkeren en lossen
Nalooprem
Kettingdraairichting
Ematic; hoeveelheidregeling ketting‐ smeerolie
Zaagketting spannen
Geleiding aanzuiglucht: winterstand
Geleiding aanzuiglucht: zomerstand
Handgreepverwarming
Decompressieklep bedienen
Originele handleiding
0000006607_013_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
© ANDREAS STIHL AG & Co. KG 2022
0458-737-7621-C. VA0.L21.
2 0458-737-7621-C

2 Veiligheidsinstructies

Hand-benzinepomp bedienen

1.2 Codering van tekstblokken

WAARSCHUWING
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel voor personen alsmede voor zwaarwegende materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het appa‐ raat of afzonderlijke componenten.

1.3 Technische doorontwikkeling

STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling van alle machines en apparaten; wijzigingen in de leveringsomvang qua vorm, techniek en uit‐ rusting behouden wij ons daarom ook voor.
Aan gegevens en afbeeldingen in deze handlei‐ ding kunnen dan ook geen aanspraken worden ontleend.
2 Veiligheidsinstructies
Er zijn speciale veiligheidsmaatrege‐ len nodig bij werkzaamheden met de motorzaag omdat met een zeer hoge kettingsnelheid wordt gewerkt en de zaagtanden zeer scherp zijn.
De gehele handleiding voor de eerste ingebruikneming aandachtig doorle‐ zen en voor later gebruik goed opber‐ gen. Het niet in acht nemen van de handleiding kan levensgevaarlijk zijn.

2.1 In het algemeen in acht nemen

De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsin‐ spectie en andere in acht nemen.
Het gebruik van geluid producerende motorza‐ gen kan door nationale alsook plaatselijke, lokale voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Wie voor het eerst met de motorzaag werkt: door de verkoper of door een andere deskundige laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan wer‐ ken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met de motorzaag werken – behalve jongeren boven de 16 jaar die onder toezicht leren met het apparaat te werken.
0458-737-7621-C 3
Kinderen, dieren en toeschouwers op afstand houden.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen die andere personen of hun eigendommen over‐ komen, resp. voor de gevaren waaraan deze worden blootgesteld.
De motorzaag alleen meegeven of uitlenen aan personen die met het gebruik ervan vertrouwd zijn – altijd de handleiding meegeven.
Wie met de motorzaag werkt moet goed uitge‐ rust en gezond zijn en een goede lichamelijke conditie hebben. Wie zich om gezondheidsrede‐ nen niet mag inspannen, moet zijn arts raadple‐ gen of het werken met een motorzaag mogelijk is.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reac‐ tievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met de motorzaag worden gewerkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden (regen, sneeuw, ijzel, wind) de werkzaamheden uitstel‐ len – verhoogde kans op ongelukken!
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ont‐ stekingssysteem van deze motorzaag genereert een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïn‐ vloeding van enkele typen pacemakers kan niet geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behan‐ delend arts en de fabrikant van de pacemaker te raadplegen.
2.2 Gebruik conform de voorschrif‐ ten
De motorzaag alleen gebruiken voor het zagen van hout en houten voorwerpen.
Voor andere doeleinden mag de motorzaag niet worden gebruikt – kans op ongelukken!
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐ bouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet aansprakelijk.

2.3 Kleding en uitrusting

De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelmatig zijn en mag tijdens het werk niet hinderen. Nauwsluitende kleding met protectie tegen snijwonden – geen stofjas.
Geen kleding dragen waarmee men aan takken, struiken of de bewegende delen van de ketting‐
Nederlands
001BA115 KN
Nederlands 2 Veiligheidsinstructies
zaag kan blijven haken. Ook geen sjaal, das en sieraden dragen. Lang haar in een paardenstaart dragen en vastzetten (hoofddoek, muts, helm enz.).
Geschikt schoeisel dragen – met pro‐ tectie tegen snijwonden, stroeve zool en stalen neus.
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐ ren een nauw aansluitende veilig‐ heidsbril volgens de norm EN 166 of een gelaatsbeschermer dragen. Erop letten dat de veiligheidsbril en de gelaatsbeschermer goed zitten.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen – zoals bijv. oorkappen.
Veiligheidshelm dragen bij gevaar voor vallende voorwerpen.
Robuuste werkhandschoenen van slijtvast materiaal dragen (bijv. leer).
STIHL biedt een uitgebreid programma aan per‐ soonlijke beschermuitrusting.

2.4 Vervoer

Voor het vervoeren – ook over korte afstanden – de motorzaag altijd afzetten, de kettingrem blok‐ keren en de kettingbeschermer aanbrengen. Hierdoor wordt het onbedoeld aanlopen van de zaagketting voorkomen.

2.5 Reinigen

Kunststof onderdelen reinigen met een doek. Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐ stof beschadigen.
Stof en vuil op de motorzaag verwijderen – geen vetoplossende middelen gebruiken.
Koelluchtsleuven indien nodig reinigen. Voor het reinigen van de motorzaag geen hoge‐
drukreiniger gebruiken. Door de harde waters‐ traal kunnen onderdelen van de motorzaag wor‐ den beschadigd.

2.6 Toebehoren

Alleen dergelijke gereedschappen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwielen, toebehoren of technisch gelijkwaardige onderdelen monteren die door STIHL voor deze motorzaag zijn vrijge‐ geven. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer. Alleen hoogwaardig gereedschap of toebehoren monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen of is er kans op schade aan de motorzaag.
STIHL adviseert originele STIHL gereedschap‐ pen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwie‐ len en toebehoren te monteren. Deze zijn qua eigenschappen optimaal op het product en de eisen van de gebruiker afgestemd.

2.7 Tanken

Benzine is bijzonder licht ontvlambaar – uit de buurt blijven van open vuur – geen benzine morsen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten. Niet tanken zolang de motor nog heet is – de
benzine kan overstromen – brandgevaar! De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de
heersende overdruk zich langzaam kan afbou‐ wen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tan‐ ken. Als er benzine wordt gemorst, de motorzaag direct schoonmaken. De kleding niet in aanra‐
De motorzaag alleen aan de draagbeugel dra‐ gen – de hete uitlaatdemper van het lichaam vandaan, het zaagblad naar achteren gericht. Hete machineonderdelen, vooral de uitlaatdem‐ per, niet aanraken – kans op brandwonden!
In auto's: de motorzaag tegen omvallen, bescha‐ diging en tegen het weglekken van benzine en kettingolie beveiligen.
4 0458-737-7621-C
king laten komen met benzine, anders direct andere kleding aantrekken.
De motorzagen kunnen af fabriek zijn uitgerust met de volgende tankdoppen:
Tankdop met inklapbare beugel (bajonetsluiting)
Tankdop met beugel (bajonetsluiting) correct aanbrengen, tot aan de aan‐ slag draaien en de beugel inklappen.
001BA087 LÄ
2 Veiligheidsinstructies Nederlands
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tank‐ dop door de motortrillingen losloopt en er ben‐ zine wegstroomt.
Op lekkages letten! Als er benzine weglekt de motor niet starten – levensgevaar door verbranding!

2.8 Voor de werkzaamheden

Controleren of de motorzaag in technisch goede staat verkeert – het betreffende hoofdstuk in de handleiding in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage controleren,
vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de tankdop, slangaansluitingen, hand-benzine‐ pomp (alleen bij motorzagen met hand-benzi‐ nepomp). Bij lekkages of beschadiging de motor niet starten – brandgevaar! De motor‐ zaag voor de ingebruikneming door een geau‐ toriseerde dealer laten repareren. Goed werkende kettingrem, voorste handbe‐
schermer Correct gemonteerd zaagblad
Correct gespannen zaagketting
De gashendel en de gashendelblokkering
moeten goed gangbaar zijn – de gashendel moet na het loslaten automatisch terugveren in de uitgangsstand Combischakelaar gemakkelijk in de
stand STOP, 0, resp. te plaatsen Bougiesteker op vastzitten controleren – bij
een loszittende steker kunnen vonken ont‐ staan, hierdoor kan het vrijkomende benzine­luchtmengsel ontbranden – brandgevaar! Geen wijzigingen aan de bedieningselemen‐
ten en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen De handgrepen moeten schoon en droog zijn,
vrij van olie en vuil – belangrijk voor een vei‐ lige bediening van de motorzaag Voldoende brandstof en kettingsmeerolie in de
tank
De motorzaag mag alleen in technisch goede staat worden gebruikt – kans op ongelukken!

2.9 Motorzaag starten

Alleen op een vlakke ondergrond. Op een veilige en stabiele houding letten. De motorzaag hierbij goed vasthouden – het zaaggarnituur mag geen voorwerpen en ook de grond niet raken – kans op letsel door de draaiende zaagketting.
De motorzaag wordt slechts door één persoon bediend. Andere personen buiten het werkge‐ bied houden – ook tijdens het starten.
De motorzaag niet starten als de zaagketting zich in een zaagsnede bevindt.
De motor op minstens 3 m van de plek waar werd getankt en niet in een afgesloten ruimte starten.
Voor het starten de kettingrem blokkeren – door de ronddraaiende zaagketting is er kans op let‐ sel!
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten zoals in de handleiding staat beschreven.

2.10 Tijdens de werkzaamheden

Altijd voor een stabiele en veilige houding zor‐ gen. Voorzichtig te werk gaan als de schors van de boom nat is – kans op uitglijden!
De motorzaag altijd met beide handen vasthou‐ den: de rechterhand op de achterste handgreep – geldt ook voor linkshandigen. Voor een goede geleiding de draagbeugel en de handgreep met de duimen omsluiten.
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood, direct de motor afzetten – de combischakelaar/ stopschakelaar richting STOP, 0, resp. druk‐ ken.
De motorzaag nooit onbeheerd laten draaien. Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellin‐
gen, in oneffen terrein of op pas geschild hout of schors – kans op uitglijden!
Let op bij boomstronken, wortels en greppels – kans op struikelen!
Niet alleen werken – altijd binnen gehoorafstand van anderen blijven die een EHBO-opleiding hebben gevolgd en in geval van nood hulp kun‐ nen bieden. Als er zich in het werkgebied mede‐ werkers bevinden, moeten deze ook veiligheids‐ kleding dragen (helm!) en zij mogen niet direct onder de af te zagen takken staan.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
0458-737-7621-C 5
Nederlands
2 Veiligheidsinstructies
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐ wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofont‐ wikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog even door nadat de gashendel wordt losgelaten – naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐ zinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpo‐ zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐ ren:
Motor afzetten, wachten tot de zaagketting stil‐
staat Staat en vastzitten van de componenten con‐
troleren Scherpte controleren
Bij draaiende motor de zaagketting niet aanra‐ ken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen, boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdem‐ per houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaam‐ heden direct onderbreken als het oliepeil in de olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift (bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid con‐ troleren – zie ook "Voor aanvang van de werk‐ zaamheden".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en de goede werking van de veiligheidsinrichtingen letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen geval verder gebruiken. In geval van twijfel con‐ tact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat de zaagketting na het loslaten van de gashendel niet meer meedraait. Regelmatig instelling statio‐ nair toerental controleren, resp. indien mogelijk corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toe‐ rental toch meedraait, de motorzaag bij een geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uit‐ laatgassen zodra de motor draait. Deze gassen kunnen geurloos en onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐ waterstoffen en benzol bevatten. Nooit in afgesloten of slecht geventi‐ leerde ruimtes met de motorzaag werken – ook niet bij machines met katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐ sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐ tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen (bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies, duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐ zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐ men kunnen onder andere worden veroorzaakt door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans op ongelukken!

2.11 Na de werkzaamheden

De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de kettingbeschermer aanbrengen.

2.12 Opslaan

Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo opbergen dat niemand in gevaar kan worden gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbe‐ voegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewa‐ ren.

2.13 Trillingen

Langdurig gebruik van het motorapparaat kan leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐ ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet worden vastgesteld, omdat deze van meerdere factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
6 0458-737-7621-C

3 Reactiekrachten Nederlands

Bescherming van de handen (warme hand‐
schoenen) Rustpauzes
De gebruiksduur wordt verkort door:
Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte
doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers, kriebelen) Lage buitentemperaturen
De mate van kracht uitgeoefend door de han‐
den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐ bloeding nadelig)
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het appa‐ raat en bij het herhaald optreden van de betref‐ fende symptomen (bijv. vingers kriebelen) wordt een medisch onderzoek geadviseerd.

2.14 Onderhoud en reparaties

Voor alle reparatie-, reinigings- en onderhouds‐ werkzaamheden, alsmede bij werkzaamheden aan het zaaggarnituur altijd de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de zaagket‐ ting – kans op letsel!
Uitzondering: carburateurafstelling en instelling stationair toerental.
De motorzaag regelmatig onderhouden. Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoeren die in de handleiding staan beschre‐ ven. Alle andere werkzaamheden laten uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐ zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De STIHL dealers nemen regelmatig deel aan scholingen en ontvangen Technische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongeval‐ len of is er kans op schade aan de motorzaag. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – de veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht – kans op ongevallen!
De motor van de motorzaag mag als de bougies‐ teker is losgetrokken of als de bougie is losge‐ draaid, alleen worden rondgedraaid als de com‐ bischakelaar in stand STOP, 0, resp. staat – brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open vuur onderhouden en opslaan – brandgevaar door de brandstof!
De tankdop regelmatig op lekkage controleren. Alleen in goede staat verkerende, door STIHL
vrijgegeven bougies – zie "Technische gege‐ vens" – monteren.
Bougiekabel controleren (goede isolatie, vaste aansluiting).
Controleer of de uitlaatdemper in goede staat verkeert.
Niet met een defecte of zonder uitlaatdemper werken – brandgevaar, gehoorschade!
De hete uitlaatdemper niet aanraken – gevaar voor brandwonden!
De staat van de antivibratie-elementen beïn‐ vloedt het trillingsgedrag – de antivibratie-ele‐ menten regelmatig controleren.
Kettingvanger controleren – indien beschadigd, vervangen.
Motor afzetten
Voor het controleren van de kettingspanning
Voor het spannen van de zaagketting
Voor het vervangen van de zaagketting
Voor het opheffen van storingen
Slijphandleiding in acht nemen – voor een veilig en correct gebruik de zaagketting en het zaag‐ blad altijd in een goede staat houden, de zaag‐ ketting correct geslepen, gespannen en vol‐ doende gesmeerd.
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel tijdig verwisselen.
Regelmatig controleren of de koppelingstrommel in een goede staat verkeert.
De benzine en kettingsmeerolie alleen opslaan in de hiervoor vrijgegeven jerrycans met duidelijk leesbare opschriften. Opslaan (bewaren) in een droge, koele en veilige plaats, beschermd tegen licht en zonnestraling.
Bij een defecte kettingrem de motor direct afzet‐ ten – kans op letsel! Contact opnemen met een geautoriseerde dealer – de motorzaag niet gebruiken tot de storing is verholpen – zie "Ket‐ tingrem".
3 Reactiekrachten
De meest voorkomende reactiekrachten zijn: terugslag, terugstoten en het zich in het hout trekken.
0458-737-7621-C 7
001BA036 KN
001BA257 KN
001BA037 KN
A
001BA038 KN
B
Nederlands 3 Reactiekrachten
Niet met de zaagbladneus zagen

3.1 Gevaar door terugslag

Terugslag kan tot dodelijk letsel lei‐ den.
Bij terugslag (kick back) wordt de zaag plotseling en oncontroleerbaar in de richting van de gebrui‐ ker geslingerd.

3.2 Terugslag ontstaat bijv. als

Voorzichtig zijn bij het zagen van kleine, taaie
takken, laag kreupelhout en jonge scheuten – de zaagketting kan hierin vastlopen Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
Niet te ver voorover gebogen zagen
Niet boven schouderhoogte zagen
Het zaagblad uiterst voorzichtig in een reeds
aanwezige zaagsnede aanbrengen Het "steken", alleen toepassen indien u met de
techniek hiervan vertrouwd bent Op de stand van de stam letten en op krach‐
ten die de zaagsnede dicht kunnen drukken, waardoor de zaagketting wordt vastgeklemd Alleen met een goed geslepen en correct
gespannen zaagketting werken – afstand diep‐ tebegrenzer niet te groot Een terugslagreducerende zaagketting en een
zaagblad met een kleine zaagbladneusradius gebruiken

3.5 Intrekken (A)

De zaagketting met het bovenste kwart van de
zaagbladneus per ongeluk in aanraking komt met hout of een ander vast voorwerp – bijv. als tijdens het snoeien per ongeluk een andere tak wordt geraakt De zaagketting bij de zaagbladneus tijdens het
zagen even wordt vastgeklemd
Als tijdens bovenhands zagen de zaagketting klemt of een voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag met een ruk tegen de stam worden getrokken – om dit te voorkomen de kam altijd stevig tegen de stam plaatsen.

3.6 Terugslag (B)

3.3 QuickStop-kettingrem:

Door deze rem wordt in bepaalde situaties de kans op letsel verminderd – de terugslag zelf kan niet worden voorkomen. Bij het inschakelen van de kettingrem komt de zaagketting binnen een fractie van een seconde tot stilstand – zie hoofdstuk "Kettingrem" in deze gebruiksaan‐ wijzing.

3.4 Terugslaggevaar verminderen

door weloverwogen, correct werken
De motorzaag met beide handen stevig vast‐
houden Alleen met vol gas zagen
Op de zaagbladneus letten
8 0458-737-7621-C
Als tijdens onderhands zagen de zaagketting klemt of een vast voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag in de richting van de motorzaagge‐
001BA082 KN

4 Werktechniek Nederlands

bruiker terug worden gestoten – om dit te voorko‐ men:
De bovenzijde van het zaagblad niet vastklem‐
men Het zaagblad in de zaagsnede niet verdraaien

3.7 De grootste voorzichtigheid is geboden

Bij overhangende stammen
Bij stammen die, doordat ze op ongunstige
wijze zijn omgevallen, onder spanning staan tussen andere bomen Bij werkzaamheden aan stammen die ten
gevolge van een storm over elkaar zijn geval‐ len
In deze gevallen niet met de motorzaag werken – maar een kantelhaak, een lier of een tractor gebruiken.
Vrij liggende of losgezaagde stammen wegtrek‐ ken. De opruimwerkzaamheden indien mogelijk op een open plek voortzetten.
Dood hout (dor, vermolmd of dood hout) vormt een wezenlijk, moeilijk in te schatten, gevaar. Het herkennen van het gevaar is zeer moeilijk of zo goed als onmogelijk. Hulpmiddelen als een lier of tractor gebruiken.
Bij het vellen van bomen in de buurt van wegen, spoorrails, elektriciteitskabels enz. moet bijzon‐ der voorzichtig te werk worden gegaan. Zo nodig, de politie, het energiebedrijf of de spoor‐ wegen informeren.
4 Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede alle daar‐ mee verbonden werkzaamheden (steeksnede, snoeien etc.) mogen alleen worden uitgevoerd door diegenen die daarvoor speciaal zijn opge‐ leid en geschoold. Wie geen ervaring met een motorzaag of de werktechnieken heeft, mag der‐ gelijke werkzaamheden niet uitvoeren – ver‐ hoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist de natio‐ nale voorschriften met betrekking tot de veltech‐ niek worden opgevolgd.

4.1 Zagen

Niet in de startgasstand werken. Het motortoe‐ rental is in deze stand van de gashendel niet regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐ doende licht en goed zicht. Anderen niet in gevaar brengen – voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het eerst werkt, adviseren wij het zagen van rondhout op een zaagbok te oefenen – zie "Dun hout zagen".
Het kortst mogelijke zaagblad gebruiken: Zaag‐ ketting, zaagblad en kettingtandwiel moeten bij elkaar en bij de kettingzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde zwenkbe‐ reik van de zaagketting houden.
De motorzaag alleen met een draaiende zaag‐ ketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen gebruiken – niet voor het loswippen of wegschuiven van tak‐ ken of worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de onderzijde doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van struikgewas en jonge bomen. Dunne loten kunnen door de zaag‐ ketting worden gegrepen en in de richting van de gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van versplinterd hout – kans op letsel door afgescheurde stukken hout!
Geen andere voorwerpen met de motorzaag in aanraking laten komen: stenen, spijkers enz. kunnen worden weggeslingerd en de zaagketting beschadigen. De motorzaag kan omhoogslaan – kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact maakt met een steen of een ander hard voorwerp, kan dit leiden tot vonkvorming, waardoor onder bepaalde omstandigheden licht ontvlambare stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook droge planten en struikgewas zijn licht ontvlambaar, met name tijdens hete, droge weersomstandig‐ heden. Als er kans op brand aanwezig is, de motorzaag niet in de buurt van licht ontvlambare stoffen, droge planten of struikgewas gebruiken. Absoluut bij de verantwoordelijke bosbeheerin‐ stantie informeren of er brandgevaar bestaat.
0458-737-7621-C 9
001BA033 KN
1
001BA151 KN
2
1
001BA152 KN
2
001BA189 KN
Nederlands 4 Werktechniek
zaagsnede klemmen of terugslaan – sel!
Op hellingen altijd boven of naast de stam of lig‐ gende boom staan. Op naar beneden rollende stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de grond kun‐ nen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken
Nooit op een ladder of staande in de boom
werken Nooit op onstabiele plaatsen
Nooit boven schouderhoogte werken
Nooit met één hand werken
De motorzaag met vol gas in de zaagsnede aan‐ brengen en de kam stevig tegen de stam druk‐ ken – pas dan met zagen beginnen.
Nooit zonder kam werken, de zaagketting kan de gebruiker naar voren trekken. De kam altijd goed tegen de stam plaatsen.
Aan het einde van een zaagsnede wordt de motorzaag niet meer via het zaaggarnituur in de zaagsnede ondersteund. De gebruiker moet het gewicht van de motorzaag opnemen – kans op verlies van de controle!
Dun hout zagen:
Een stabiele, stevige zaagbok gebruiken
Het hout niet met de voet tegenhouden
Andere personen mogen het hout niet vast‐
houden of op andere wijze meehelpen
Snoeien:
Een terugslagarme zaagketting gebruiken
De motorzaag zo veel mogelijk ondersteunen
Niet staand op de stam snoeien
Niet met de zaagbladneus zagen
Op takken letten die onder spanning staan
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
Liggende of staande stammen die onder span‐ ning staan:
De juiste volgorde van de zaagsneden beslist aanhouden (eerst aan de drukzijde (1), vervol‐ gens aan de trekzijde (2)), als deze volgorde niet wordt aangehouden kan het zaagblad in de
10 0458-737-7621-C
► Een ontlastingssnede aan de drukzijde (1)
zagen
► De kapzaagsnede aan de trekzijde (2) aan‐
brengen
Bij kapzaagsnede van onderen naar boven (onderhands zagen) – kans op terugstoten!
LET OP
Liggende stammen mogen op de plaats waar deze worden doorgezaagd niet de grond raken – anders wordt de zaagketting beschadigd.
Langssnede:
Zaagtechniek zonder gebruik te maken van de kam – kans dat de zaag in het hout wordt getrok‐ ken – het zaagblad onder een zo vlak mogelijke hoek aanzetten – verhoogde kans op terugslag!
kans op let‐
001BA088 LÄ
2
/
1
2
1 1
/
1
2
001BA040 KN
B
B
001BA146 KN
001BA271 KN
C
C
4 Werktechniek Nederlands
Vluchtweg begaanbaar maken, hindernissen
4.2 Voorbereidende werkzaamhe‐ den voor het vellen
In de omgeving waar wordt geveld, mogen zich alleen personen bevinden die met het vellen bezig zijn.
Controleer of er niemand door de vallende boom in gevaar kan worden gebracht – een schreeuw kan door het motorlawaai worden overstemd.
Afstand tot de volgende werkplek minimaal 2 1/2 boomlengte.
Velrichting en vluchtwegen vastleggen De open plek kiezen waar de boom kan vallen. Hierbij letten op:
De natuurlijke hoek waaronder de boom staat
Buitengewoon sterke takvorming, asymmetri‐
sche groei, beschadigd hout Windrichting en -snelheid – bij sterke wind niet
vellen Hellingrichting
Naast staande bomen
Sneeuwbelasting
De conditie van de boom – bijzonder voorzich‐
tig te werk gaan bij een beschadigde stam of dood hout (dor, vermolmd of dood hout)
opruimen Gereedschap en apparaten op veilige afstand
neerleggen – maar niet op de vluchtwegen Tijdens het vellen altijd aan de zijkant van de
stam staan en alleen zijwaarts de vluchtweg inlopen Vluchtwegen op steile hellingen evenwijdig
aan de helling aanbrengen Tijdens het teruglopen op vallende takken en
op de kroon letten
Werkgebied bij de stam voorbereiden
Storende takken, struikgewas en obstakels uit
het werkgebied rondom de stam verwijderen – veilige plek voor alle medewerkers De voet van de stam grondig schoonmaken
(bijv. met de bijl) – zand, stenen en andere dan houten voorwerpen zorgen ervoor dat de zaagketting bot wordt
Grote worteluitlopers inzagen: eerst de groot‐
ste worteluitloper – eerst in verticale richting, vervolgens in horizontale richting – alleen bij gezond hout

4.3 Valkerf

Valkerf voorbereiden
A Velrichting B vluchtweg (analoog ontsnappingsweg)
Vluchtweg voor elk van de deelnemers vast‐
leggen – ca. 45° schuin tegen de velrichting in
0458-737-7621-C 11
De valkerf (C) bepaalt de velrichting. Belangrijk:
De valkerf haaks ten opzichte van de velrich‐
ting aanbrengen Zo dicht mogelijk bij de grond zagen
001BA153 KN
001BA153 KN
001BA150 KN
001BA259 KN
G
E
C
C
Ø
1/10
Nederlands 4 Werktechniek
Ca. 1/5 tot max. 1/3 van de stamdiameter
inzagen

4.4 Spintsnede

Velrichting vastleggen – met vellijst op de kap en het ventilatorhuis
Spintsneden voorkomen bij langvezelige hout‐ soorten dat het spinthout openscheurt als de boom omvalt – aan beide zijden van de stam ter
hoogte van de valkerfzool circa 1/10 van de Deze kettingzaag is voorzien van een vellijst op de kap en het ventilatorhuis. Deze vellijst gebrui‐ ken.
Valkerf aanbrengen Bij het aanbrengen van de valkerf de kettingzaag
zo uitlijnen dat de valkerf in een rechte hoek ten opzichte van de velrichting ligt.
stamdiameter – bij dikkere stammen maximaal
tot de breedte van het zaagblad – inzagen.
Bij ziek hout geen spintsnede aanbrengen.
4.5 Basisbeginselen voor de vel‐ snede
Maten
Bij de procedure voor het aanbrengen van de valkerf met een horizontale zaagsnede (zool) en een schuine zaagsnede (dak) zijn verschillende volgorden toegestaan – let op de nationale voor‐ schriften met betrekking tot de veltechniek. ► Zoolzaagsnede (horizontale zaagsnede) aan‐
brengen
► De schuine zaagsnede (dak) in een hoek van
ca. 45°‑ 60° ten opzichte van de horizontale zaagsnede aanbrengen
De velrichting controleren
De valkerf (C) bepaalt de velrichting. De breuklijst (D) geleidt de boom als een schar‐
nier naar de grond.
Breedte van de breuklijst: ca. 1/10 van de
stamdiameter De breuklijst mag in geen geval tijdens het
aanbrengen van de velsnede worden inge‐ zaagd – omdat dan geen controle meer moge‐ lijk is op de valrichting – kans op ongelukken! Bij rottende stammen een bredere breuklijst
laten staan
► De kettingzaag met het zaagblad in de valkerf‐
zool plaatsen. De vellijst moet in de richting van de vastgelegde velrichting zijn gericht – voor zover nodig de velrichting door het op de overeenkomstige wijze inzagen van de valkerf corrigeren
12 0458-737-7621-C
Met behulp van de velsnede (E) wordt de boom geveld.
Exact horizontaal
1/10 (min. 3 cm) van de stamdiameter boven
de zool van de valkerf (C)
De borglijst (F) of de veiligheidsband (G) steunt de boom en voorkomt voortijdig omvallen.
001BA269 KN
3.
1.
2.
001BA270 KN
001BA260 KN
4 Werktechniek Nederlands
Breedte van de band: ca. 1/10 tot 1/5 van de
stamdiameter De band in geen geval tijdens het aanbrengen
van de velsnede inzagen Bij rottende stammen een bredere band laten
staan
Insteken
Als ontlastingssnede tijdens het inkorten
Bij zaagwerkzaamheden
blad. De velwig in de velsnede aanbrengen en met behulp van een hiertoe geschikt gereed‐ schap hierin drukken.
Alleen aluminium of kunststof wiggen gebruiken – geen stalen wig gebruiken. Stalen wiggen kun‐ nen de zaagketting ernstig beschadigen en lei‐ den tot een gevaarlijke terugslag.
De juiste velwiggen, afhankelijk van de stamdia‐ meter en de breedte van de zaagsnede (analoog velsnede (E)) selecteren.
Voor het kiezen van de velwig (juiste lengte, breedte en hoogte) contact opnemen met de STIHL dealer.

4.6 Geschikte velsnede kiezen

Het kiezen van de juiste velsnede is afhankelijk van dezelfde kenmerken, waarop moet worden gelet bij het bepalen van de velrichting en de
► Een terugslagarme zaagketting gebruiken en
bijzonder voorzichtig te werk gaan
1. Het zaagblad met de onderzijde van de neus tegen de stam plaatsen – niet met de boven‐ zijde – kans op terugslag! Met vol gas inza‐ gen, tot de zaagsnede tweemaal zo diep is als de breedte van het zaagblad
2. Langzaam in de insteekstand zwenken – kans op terugslag en terugstoten!
3. Het zaagblad voorzichtig in de stam steken – kans op terugstoten!
vluchtweg. Er zijn meerdere verschillende voorwaarden
waarop deze kenmerken worden onderscheiden. In deze gebruiksaanwijzing worden alleen de twee meest voorkomende vormen beschreven:
links: normale boom –verticaal staande
boom met een gelijkmatige kroon
rechts: overhangende boom – kroon van de
boom is gericht in de velrichting
4.7 Velsnede met veiligheidsband
Indien mogelijk, steeklijst gebruiken. De steeklijst en de boven-, resp. onderzijde van het zaagblad lopen parallel aan elkaar.
Bij het insteken helpt de steeklijst erbij de breuk‐ lijst parallel, d.w.z. op alle plaatsen even dik, te
A) Dunne stammen Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag. houden. Hiervoor de steeklijst parallel aan de valkerfzool houden.
Velwig De velwig zo vroeg mogelijk aanbrengen, d.w.z.
zodra deze geen obstakel vormt voor het zaag‐
0458-737-7621-C 13
(normale boom)
001BA261 KN
1.
2.
001BA273 KN
3.
001BA263 KN
4.
5.
1.
2.
3.
001BA274 KN
6.
Nederlands 4 Werktechniek
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐ wing "Attentie!" roepen. ► Velsnede (E) met steeksnede aanbrengen –
het zaagblad hierbij geheel in de stam steken
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐ lijk verzetten
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (1)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (2)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
► Velwig aanbrengen (3) Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen. ► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐ zaag.
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► De kam ter hoogte van de velsnede tegen de
stam drukken en als draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (3)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Velsnede door 'steken' aanbrengen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (4)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (5)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
► Velwig aanbrengen (6)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen doorzagen
14 0458-737-7621-C
001BA265 KN
1.
2.
001BA266 KN
001BA267 KN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
001BA268 KN

5 Zaaggarnituur Nederlands

4.8 Velsnede met borglijst (over‐
hangende boom)
A) Dunne stammen Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐ zaag.
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
► De kam achter de borglijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
De borglijst en de breuklijst hierbij niet inza‐
gen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (3)
De borglijst hierbij niet inzagen
► Het zaagblad tot dit aan de andere kant uit de
stam komt, hierin steken
► Velsnede (E) tot aan de breuklijst aanbren‐
gen (1)
Exact horizontaal
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst zagen (2)
Exact horizontaal
De borglijst hierbij niet inzagen
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐ lijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de borg‐
lijst in het hout (4) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (5)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (6)
De borglijst hierbij niet inzagen
Direct voor het vallen van de boom een tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen. ► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
5 Zaaggarnituur
0458-737-7621-C 15
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel vormen
het zaaggarnituur.
001BA248 KN
1
2
3
a
001BA244 KN
533BA001 KN
1
2
001BA185 KN
001BA186 KN

Nederlands 6 Zaagblad en zaagketting monteren (zijdelings geplaatste kettingspanner)

Het meegeleverde zaaggarnituur is optimaal afgestemd op de motorzaag.
De steek (t) van de zaagketting (1), van het
kettingtandwiel en van het neustandwiel van het Rollomatic-zaagblad moeten met elkaar corresponderen De dikte van de aandrijfschakels (2) van de
zaagketting (1) moet corresponderen met de groefbreedte van het zaagblad (3)
Bij het combineren van componenten die niet bij elkaar passen, kan het zaaggarnituur reeds na een korte gebruiksduur onherstelbaar worden beschadigd.

5.1 Kettingbeschermer

6 Zaagblad en zaagketting
monteren (zijdelings geplaatste kettingspanner)
6.1 Kettingtandwieldeksel uitbou‐ wen
► De moer losdraaien en het kettingtandwieldek‐
sel wegnemen
► Bout (1) linksom draaien, tot de spanschuif (2)
links tegen de uitsparing van het carter ligt

6.2 Kettingrem lossen

Tot de leveringsomvang behoort een bij het zaaggarnituur passende kettingbeschermer.
Als er zaagbladen met verschillende lengtes op één motorzaag worden gebruikt, moet altijd een passende kettingbeschermer worden gebruikt, die het complete zaagblad afdekt.
Op de kettingbeschermer is aan de zijkant de lengte van het hierbij passende zaagblad inge‐ stempeld.
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt – de kettingrem is gelost
16 0458-737-7621-C
143BA003 KN
3
1
1
2
4
001BA187 KN
1
2
3
2310BA013 KN
1
2310BA014 KN
2310BA015 KN
2

7 Zaagblad en zaagketting monteren (kettingsnelspanner) Nederlands

6.3 Zaagketting op het zaagblad plaatsen

7 Zaagblad en zaagketting
monteren (kettingsnelspan‐ ner)
7.1 Kettingtandwieldeksel uitbou‐ wen
WAARSCHUWING
Veiligheidshandschoenen aantrekken – kans op letsel door de scherpe zaagtanden.
► Zaagketting aanbrengen – te beginnen bij de
zaagbladneus
► De beugel (1) uitklappen (tot deze vastklikt) ► De vleugelmoer (2) linksom draaien, tot deze
los in het kettingtandwieldeksel (3) ligt
► Kettingtandwieldeksel (3) wegnemen

7.2 Spanring monteren

► Het zaagblad over de bouten (1) plaatsen – de
snijvlakken van de zaagketting moeten naar rechts zijn gericht
► De fixeerboring (2) over de pen van de span‐
schuif plaatsen – gelijktijdig de zaagketting over het kettingtandwiel (3) leggen
► De bout (4) rechtsom draaien, totdat de zaag‐
ketting aan de onderzijde nog maar iets door‐ hangt – en de nokken van de aandrijfschakels in de groef van het zaagblad liggen
► Het kettingtandwieldeksel weer aanbrengen –
en de moer handvast draaien
► Verder: zie "Zaagketting spannen"
► De spanring (1) wegnemen en omdraaien
► Bout (2) losdraaien
0458-737-7621-C 17
1
3
2310BA016 KN
2
2310BA017 KN
001BA186 KN
1
181BA012 KN
2
3
181BA013 KN
Nederlands 7 Zaagblad en zaagketting monteren (kettingsnelspanner)

7.4 Zaagketting op het zaagblad plaatsen

► Spanring (1) en het zaagblad (3) ten opzichte
van elkaar uitlijnen
► Bout (2) aanbrengen en vastdraaien

7.3 Kettingrem lossen

WAARSCHUWING
Veiligheidshandschoenen aantrekken – kans op letsel door de scherpe zaagtanden
► Zaagketting monteren – te beginnen bij de
zaagbladneus – op de montage van de span‐ ring en de snijkanten letten
► Spanring (1) tot aan de aanslag rechtsom
draaien
► Het zaagblad zo draaien dat de spanring naar
de gebruiker is gericht
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt – de kettingrem is gelost
► De zaagketting over het kettingtandwiel (2)
leggen
► Het zaagblad over de kraagbout (3) schuiven,
de kop van de achterste kraagbout moet in het sleufgat vallen
18 0458-737-7621-C
135BA011 KN
4
5
2310BA018 KN
1
142BA063 KN
1
2
001BA112 KN

8 Zaagketting spannen (zijdelings geplaatste kettingspanner) Nederlands

8 Zaagketting spannen (zij‐
delings geplaatste ketting‐ spanner)
Voor het naspannen tijdens het werk: ► Motor afzetten ► Moer losdraaien ► Zaagblad bij de neus optillen ► Met behulp van een schroevendraaier de
bout (1) rechtsom draaien, tot de zaagketting tegen de onderzijde van het zaagblad ligt
► De aandrijfschakel in de zaagbladgroef plaat‐
sen (zie pijl) en de spanring tot aan de aan‐ slag naar links draaien
► Het kettingtandwieldeksel aanbrengen, hierbij
de geleidenokken in de openingen van het carter schuiven
► Het zaagblad weer optillen en de moer vast‐
draaien
► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren" Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait. ► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
9 Zaagketting spannen (ket‐
tingsnelspanner)
Bij het aanbrengen van het kettingtandwieldeksel moeten de tanden van het spanwiel en de span‐ ring in elkaar vallen, zo nodig ► Het spanwiel (4) iets verdraaien tot het ketting‐
tandwieldeksel geheel tegen het motorcarter
kan worden geschoven ► De beugel (5) uitklappen (tot deze vastklikt) ► De vleugelmoer aanbrengen en handvast
draaien ► Verder: zie "Zaagketting spannen"
0458-737-7621-C 19
Voor het naspannen tijdens het werk: ► Motor afzetten ► De beugel van de vleugelmoer uitklappen en
de vleugelmoer losdraaien
► Spanwiel (1) tot aan de aanslag rechtsom
draaien ► De vleugelmoer (2) handvast draaien ► De beugel van de vleugelmoer inklappen ► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren"
142BA064 KN

Nederlands 10 Zaagkettingspanning controleren

Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait. ► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
10 Zaagkettingspanning con‐
troleren
► Motor afzetten ► Veiligheidshandschoenen aantrekken ► De zaagketting moet tegen de onderzijde van
de zaagbladgroef liggen – en moet bij een geloste kettingrem met de hand over het zaag‐ blad kunnen worden getrokken
► Indien nodig, zaagketting naspannen Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait. ► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!

11 Brandstof

De motor draait op een brandstofmengsel van benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met brandstof en het inade‐ men van brandstofdampen voorkomen.

11.1 STIHL MotoMix

STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix. Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhou‐ ding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke levensduur van de motor gemengd met STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.

11.2 Brandstof mengen

LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een afwijkende mengverhouding, kunnen leiden tot ernstige schade aan de motor. Benzine of motor‐ olie van een mindere kwaliteit kan de motor, keerringen, leidingen en brandstoftank beschadi‐ gen.
11.2.1 Benzine Alleen benzine van een gerenommeerd merk
met een octaangetal van minimaal 90 RON gebruiken – loodvrij of loodhoudend.
Benzine met een alcoholpercentage van meer dan 10% kan bij motoren met handmatig instel‐ bare carburateurs storingen veroorzaken, daarom mag deze benzine voor deze motoren niet worden gebruikt.
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met een alcoholpercentage tot 27% (E27) het volle motorvermogen.
11.2.2 Motorolie Als brandstof zelf wordt gemengd, mag alleen
een STIHL tweetaktmotorolie of een andere hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB, JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐ olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐ rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐ gen.
11.2.3 Mengverhouding Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50;
1:50 = 1 deel olie + 50 delen benzine
11.2.4 Voorbeelden Hoeveelheid ben‐
zine Liter Liter (ml) 1 0,02 (20) 5 0,10 (100) 10 0,20 (200) 15 0,30 (300) 20 0,40 (400) 25 0,50 (500)
► In een voor brandstof vrijgegeven jerrycan
eerst motorolie bijvullen en vervolgens ben‐
zine en goed mengen
STIHL tweetakt‐ olie 1:50
20 0458-737-7621-C
001BA229 KN
001BA236 KN
001BA232 KN
001BA234 KN
001BA237 KN

12 Tanken Nederlands

11.3 Brandstofmengsel opslaan

12.2 Openen

Benzine alleen bewaren in voor brandstof vrijge‐ geven jerrycans op een veilige, droge en koele plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoe‐ veelheid die nodig is voor enkele weken men‐ gen. Het brandstofmengsel niet langer dan 30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht, zon, lage of hoge temperaturen kan het brand‐ stofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot 5 jaar probleem‐ loos worden bewaard.
► Beugel opklappen
► De jerrycan met brandstofmengsel voor het
tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop voorzichtig losdraaien.
► De benzinetank en de jerrycan regelmatig
grondig reinigen
De restbrandstof en de voor de reiniging gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieu‐ bewust opslaan en afvoeren!
► Tankdop verdraaien (ca. 1/4 slag)
12 Tanken

12.1 Apparaat voorbereiden

De markeringen op de tankdop en de benzine‐ tank moeten met elkaar corresponderen
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank valt
► Het apparaat zo neerleggen dat de tankdop
naar boven is gericht
► Tankdop wegnemen
0458-737-7621-C 21
001BA234 KN
001BA233 KN
001BA231 KN
001BA235 KN
001BA241 KN
1
001BA238 KN
Nederlands 12 Tanken

12.3 Tanken

Bij het tanken geen benzine morsen en de tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor brandstof (speciaal toebehoren). ► Tanken

12.4 Sluiten

► Beugel inklappen
Beugel staat verticaal: ► Tankdop aanbrengen – de markeringen op de
tankdop en de benzinetank moeten met elkaar corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
Tankdop is vergrendeld
12.5 Als de tankdop niet in de benzi‐
netank kan worden vergrendeld
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐ ste deel verdraaid. ► De tankdop uit de benzinetank nemen en
vanaf de bovenzijde controleren
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
Links: onderste deel van de tankdop ver‐
draaid – de binnenliggende marke‐ ring (1) ligt in lijn met de buitenste markering
Rechts: onderste deel van de tankdop in de
juiste stand – binnenliggende mar‐ kering ligt onder de beugel. Deze ligt niet in lijn met de buitenste mar‐
In deze stand staan de markeringen op de tank‐
kering
dop en de benzinetank met elkaar in lijn
22 0458-737-7621-C
001BA239 KN
001BA158 KN

13 Kettingsmeerolie Nederlands

WAARSCHUWING
Geen afgewerkte olie gebruiken! Afgewerkte olie kan bij langdurig en veelvuldig huidcontact huid‐ kanker veroorzaken en is schadelijk voor het milieu!
LET OP
Afgewerkte olie beschikt niet over de noodzake‐
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐ dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten"
lijke smeereigenschappen en is ongeschikt voor de kettingsmering.

14 Kettingolie bijvullen

14.1 Apparaat voorbereiden

13 Kettingsmeerolie
Voor een automatische, duurzame smering van zaagketting en zaagblad – alleen milieuvriende‐ lijke kwaliteits-kettingsmeerolie gebruiken – bij voorkeur het biologisch snel afbreekbare STIHL BioPlus.
LET OP
Biologische kettingsmeerolie moet over goede eigenschappen tegen veroudering beschikken (bijv. STIHL BioPlus). Olie met minder goede eigenschappen tegen veroudering neigt tot snel verharsen. De gevolgen zijn vaste, moeilijk ver‐ wijderbare afzettingen, vooral ter hoogte van de kettingaandrijving en op de zaagketting – tot aan het blokkeren van de oliepomp.
De levensduur van zaagkettingen en zaagbladen wordt wezenlijk beïnvloed door de kwaliteit van de smeerolie – daarom alleen speciale ketting‐ smeerolie gebruiken.
0458-737-7621-C 23
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken grondig reinigen, zodat er geen vuil in
de olietank valt ► Het apparaat zo plaatsen, dat de tankdop naar
boven is gericht ► Tankdop opendraaien

14.2 Kettingolie bijvullen

► Kettingolie bijvullen – elke keer na het tanken
van benzine Bij het tanken geen kettingolie morsen en de
tank niet tot aan de rand vullen. STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor ket‐
tingolie (speciaal toebehoren). ► Tankdop dichtdraaien
Er moet zich nog een restje kettingolie in de olie‐ tank bevinden wanneer de benzinetank leeg is.
Als de inhoud van de olietank niet terugloopt, kan er een storing in het smeersysteem zijn: ket‐ tingsmering controleren, oliekanalen reinigen, eventueel contact opnemen met een geautori‐ seerde dealer. STIHL adviseert onderhouds- en
143BA024 KN
143BA011 KN
143BA012 KN

Nederlands 15 Kettingsmering controleren

reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren.
15 Kettingsmering controleren
De zaagketting moet altijd iets olie wegslingeren.
LET OP
Nooit zonder kettingsmering werken! Bij een droog lopende ketting zal het zaaggarnituur bin‐ nen de kortste tijd onherstelbaar worden bescha‐ digd. Voor het begin van de werkzaamheden altijd de kettingsmering en het oliepeil in de tank controleren.
Elke nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van 2 tot 3 minuten nodig.
Na het inlopen de kettingspanning controleren en indien nodig corrigeren – zie "Zaagketting‐ spanning controleren".

16 Kettingrem

16.1 Zaagketting blokkeren

In geval van nood
Tijdens het starten
Bij stationair toerental
De handbeschermer met de linkerhand in de richting van de zaagbladneus drukken – of auto‐
matisch door de terugslag van de zaag: de zaag‐ ketting wordt geblokkeerd – en staat stil.

16.2 Kettingrem lossen.

► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
LET OP
Alvorens gas te geven (behalve bij de controle op de werking) en voor het zagen, moet de ket‐ tingrem worden gelost.
Een verhoogd motortoerental bij een geblok‐ keerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het ket‐ tingmechanisme (koppeling, kettingrem).
De kettingrem wordt automatisch ingeschakeld bij een voldoende sterke terugslag – door de massatraagheid van de handbeschermer: De handbeschermer slaat naar voren in de richting van de zaagbladneus – ook als de linkerhand zich niet op de draagbeugel achter de handbe‐ schermer bevindt, zoals bijv. bij de velsnede.
De kettingrem functioneert alleen als er geen enkele wijziging aan de handbeschermer wordt doorgevoerd.
16.3 Werking van de kettingrem
controleren
Elke keer voor begin van de werkzaamheden: bij stationair toerental de zaagketting blokkeren (handbeschermer in de richting van de zaagblad‐ neus drukken) en kortstondig (max. 3 seconden) vol gas geven – de zaagketting mag niet mee‐ draaien. De handbeschermer moet vrij zijn van vuil en moet goed gangbaar zijn.

16.4 Kettingrem onderhouden

De kettingrem staat bloot aan slijtage door wrij‐ ving (natuurlijke slijtage). Om goed te kunnen blijven functioneren, de rem regelmatig door geschoold personeel laten onderhouden. STIHL
24 0458-737-7621-C
2310BA000 KN
2310BA001 KN
STOP
0
001BA140 KN

17 Gebruik in de winter Nederlands

adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamhe‐ den alleen door de STIHL dealer te laten uitvoe‐ ren. De volgende intervallen moeten worden aangehouden:
Continu gebruik: elk kwartaal periodiek gebruik: halfjaarlijks incidenteel gebruik: Jaarlijks
17 Gebruik in de winter

17.1 Carburateur voorverwarmen

► Kap wegnemen – zie "Kap"
17.1.1 Bij temperaturen onder +10 °C

17.2 Bij temperaturen onder -10 °C

► Bij een sterk afgekoelde motorzaag (rijpvor‐
ming) – na het starten de motor met een ver‐
hoogd stationair toerental (kettingrem gelost!)
op bedrijfstemperatuur laten komen Bij onregelmatig stationair toerental of slecht
opnemen ► Stelschroef stationair toerental (L) 1/4 slag
linksom draaien Na elke correctie van de stand van de stel‐
schroef stationair toerental (L) moet meestal ook de stand van de aanslagschroef stationair toe‐ rental (LA) worden gewijzigd, zie "Carburateur afstellen".

17.3 Luchtfiltersysteem

► Luchtfilter zo nodig ombouwen – zie "Luchtfil‐
tersysteem"

18 Motor starten/afzetten

18.1 Standen van de combischake‐
laar
► De schuif met behulp van een schroeven‐
draaier vanuit de stand s (zomerstand) los‐ wippen
► De schuif met de opening gericht naar de
motorzaag in stand r (winterstand) plaatsen – de schuif moet hoorbaar vastklikken
► Kap monteren – zie "Kap" Rondom de carburateur stroomt nu warme lucht
die van de cilinder komt – geen ijsvorming in de carburateur.
17.1.2 Bij temperaturen boven +20 °C ►
Schuif beslist weer in stand s (zomerstand) draaien – omdat anders de kans op motorsto‐ ringen door oververhitting bestaat
0458-737-7621-C 25
Stop 0 – motor uit – ontsteking is uitgeschakeld Werkstand F – de motor draait of kan aanslaan Startgas n – in deze stand wordt de warme
motor gestart – de combischakelaar springt bij het bedienen van de gashendel in de werkstand
2310BA008 KN
Nederlands 18 Motor starten/afzetten
Chokeklep gesloten l – in deze stand wordt de koude motor gestart
18.4.1 Op de grond

18.2 Combischakelaar instellen

Voor het verstellen van de combischakelaar van‐ uit de werkstand F in chokeklep gesloten l Gashendelblokkering en gashendel gelijktijdig indrukken en vasthouden – combischakelaar instellen.
Voor het instellen in de startgasstand n De combischakelaar eerst in de stand chokeklep gesloten l plaatsen, vervolgens de combischa‐ kelaar in de stand startgas n drukken.
De wisseling in de stand startgas n is alleen vanuit de stand chokeklep gesloten l mogelijk.
Door het indrukken van de gashendelblokkering en het gelijktijdig aantippen van de gashendel springt de combischakelaar vanuit de stand start‐ gas n in de werkstand F.
Voor het uitschakelen van de motor de combi‐ schakelaar in de stopstand 0 plaatsen.
18.2.1
– –
18.2.2
– –
Stand chokeklep gesloten l
bij koude motor als de motor na het starten bij het gas geven afslaat als alle benzine werd verbruikt (motor sloeg af)
Stand startgas n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een minuut heeft gedraaid) na de eerste ontsteking na het ventileren van de verbrandingskamer, als de motor was verzopen
► De motorzaag zo op de grond plaatsen dat
deze stabiel staat – een veilige houding aan‐
nemen – de zaagketting mag geen voorwer‐
pen en ook de grond niet raken ► De motorzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel stevig op de grond drukken – de duim
onder de draagbeugel ► De rechtervoet in de achterste handgreep
plaatsen

18.3 Benzinepomp

De balg van de benzinepomp een paar maal indrukken – ook als de balg nog met benzine is gevuld:
bij de eerste keer starten
als alle benzine werd verbruikt (motor sloeg
af)

18.4 Motorzaag vasthouden

Er zijn twee mogelijkheden om de motorzaag bij het starten vast te houden.
26 0458-737-7621-C
2310BA009 KN
231BA010 KN
18 Motor starten/afzetten Nederlands
18.4.2 Tussen de knieën of bovenbenen
► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam tot aan de aanslag uittrekken – en ver‐
volgens snel en krachtig verder trekken – hier‐
bij de draagbeugel naar beneden drukken –
het startkoord niet tot aan het uiteinde uittrek‐
ken – kans op breuk! De starthandgreep niet
terug laten schieten – loodrecht laten vieren,
zodat het startkoord correct wordt opgerold Bij een nieuwe motor of nadat de motor een
lange tijd niet is gebruikt, kan bij machines zon‐ der extra hand-benzinepomp het meerdere malen uittrekken van het startkoord nodig zijn – tot er voldoende benzine in de carburateur aan‐ wezig is.
18.5.2 Uitvoeringen met ErgoStart
WAARSCHUWING
Dit apparaat kan zeer gemakkelijk en zonder kracht worden gestart, zelfs ook door kinderen – kans op ongelukken!
Beslist voorkomen dat kinderen of andere, hier‐ toe niet bevoegde personen kunnen proberen
► De achterste handgreep tussen de knieën of
de bovenbenen klemmen
► Met de linkerhand de draagbeugel vasthouden
– de duim onder de draagbeugel

18.5 Starten

18.5.1 Standaarduitvoeringen
het apparaat te starten:
Tijdens de werkpauzes altijd toezicht houden
op het apparaat
Veilig opslaan na de werkzaamheden
De ErgoStart slaat de energie voor het starten van de motorzaag op. Daarom kunnen er tussen het uittrekken van het startkoord en het starten van de motor enkele seconden verlopen.
Bij de uitvoeringen met ErgoStart zijn er twee mogelijkheden om te starten: ► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam en gelijkmatig uittrekken – of – met de
rechterhand de starthandgreep in meerdere,
korte trekbewegingen uittrekken, het koord
hierbij steeds slechts een klein stukje uittrek‐
ken ► Tijdens het starten de draagbeugel naar bene‐
den drukken – het koord niet tot aan het koor‐
duiteinde uit de boring trekken – kans op
breuk! ► De starthandgreep niet terug laten schieten –
loodrecht laten vieren, zodat het startkoord
correct wordt opgerold
0458-737-7621-C 27
2310BA021 KN
3
1
2
4
2310BA002 KN
0
4
2310BA003 KN
STOP
0
3
4
2310BA004 KN
STOP
0
Nederlands 18 Motor starten/afzetten

18.6 Motorzaag starten

WAARSCHUWING
Binnen het zwenkbereik van de motorzaag mag zich geen andere persoon ophouden.
► Veiligheidsvoorschriften in acht nemen
18.6.1 Uitvoeringen met benzinepomp
Stand chokeklep gesloten l
Bij koude motor (ook als de motor na het star‐
ten bij het gas geven is afgeslagen)
Stand startgas n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een
minuut heeft gedraaid) ► Motorzaag vasthouden en starten

18.7 Na de eerste ontsteking

► De balg van de benzinepomp ten minste vijf‐
maal indrukken – ook als de balg nog met benzine is gevuld
18.6.2 Bij alle uitvoeringen
► Handbeschermer (1) naar voren drukken – de
zaagketting is geblokkeerd
► Gashendelblokkering (2) en de gashendel (3)
gelijktijdig indrukken en vasthouden – combi‐ schakelaar (4) instellen
Combischakelaar (4) in de stand startgas n
plaatsen ► Motorzaag vasthouden en starten

18.8 Zodra de motor draait

► Gashendelblokkering indrukken en gashen‐
del (3) even aantippen, de combischake‐
laar (4) springt in de werkstand F en de motor
gaat stationair draaien
28 0458-737-7621-C
001BA186 KN

19 Gebruiksvoorschriften Nederlands

LET OP
De motor moet direct in de stationaire stand wor‐ den geschakeld – anders kunnen, bij een geblok‐ keerde kettingrem, het carter en de kettingrem worden beschadigd.
► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
De kettingrem is gelost – de motorzaag is klaar voor gebruik.
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de koppeling en kettingrem.

18.9 Bij zeer lage temperaturen

► Motor even met iets gas warm laten draaien ► Eventueel overschakelen op winterstand, zie
"Winterstand"

18.10 Motor afzetten

► Combischakelaar in de stopstand
0 plaatsen

18.11 Als de motor niet aanslaat

Na de eerste ontsteking werd de combischake‐ laar niet tijdig vanuit de stand chokeklep geslo‐ ten l in de startgasstand n geplaatst, de motor is mogelijk "verzopen". ► Combischakelaar in de stopstand ► Bougie uitbouwen – zie "Bougie" ► Bougie droogwrijven ► Het startkoord meerdere malen uittrekken –
om de verbrandingskamer te ventileren ► Bougie weer monteren – zie "Bougie" ►
Combischakelaar in startgasstand n plaat‐
sen – ook bij koude motor ► De motor opnieuw starten
0 plaatsen
19 Gebruiksvoorschriften
19.1 Gedurende de eerste bedrijfsu‐ ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐ ling niet onbelast met hoge toerentallen laten draaien, om te voorkomen dat er tijdens de inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende de inloopfase moeten de bewegende delen op elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐ hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐ gen.

19.2 Tijdens de werkzaamheden

LET OP
De carburateur niet armer afstellen om een ver‐ meend hoger vermogen te bereiken – de motor zou anders defect kunnen raken – zie "Carbura‐ teur afstellen".
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐ chanisme (koppeling, kettingrem).
19.2.1 Kettingspanning regelmatig controle‐
ren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait.
19.2.2 In koude staat
De zaagketting moet tegen de onderzijde van het zaagblad liggen, maar moet met de hand nog over het zaagblad kunnen worden getrok‐ ken. Indien nodig, de zaagketting spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
19.2.3 Bij bedrijfstemperatuur
De zaagketting zet uit en hangt door. De aan‐ drijfschakels aan de onderzijde van het zaagblad mogen niet uit de groef komen – de zaagketting kan anders van het zaagblad lopen. Zaagketting spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
0458-737-7621-C 29
3
1
2
143BA026 KN
1
1
1
2710BA003 KN
2

Nederlands 20 Zaagblad in goede staat houden

LET OP
Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet­ontspannen zaagketting kan de krukas en de lagers beschadigen.
19.2.4 Na langdurig gebruik met vol gas De motor nog even stationair laten draaien tot de
meeste warmte door de koelluchtstroom is afge‐ voerd, dit om te voorkomen dat de componenten op de motor (ontstekingssysteem, carburateur) door warmteophoping te zwaar worden belast.

19.3 Na het werk

► Zaagketting ontspannen als deze tijdens de
werkzaamheden bij bedrijfstemperatuur werd gespannen
LET OP
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en zaag‐
bladgroef (3) regelmatig reinigen
► Groefdiepte meten – met behulp van het meet‐
kaliber op het vijlkaliber (speciaal toebehoren) – op de plaats waar de slijtage het grootst is
Kettingtype Kettingsteek Minimale
groef‐
diepte Picco 1/4“ P 4,0 mm Rapid 1/4“ 4,0 mm Picco 3/8“ P 5,0 mm Rapid 3/8“; 0.325“ 6,0 mm Rapid 0.404“ 7,0 mm
Als de groef niet ten minste zo diep is: ► Zaagblad vervangen
De aandrijfschakels raken anders de bodem van de groef – hierdoor liggen de tandvoet en de ver‐ bindingsschakels niet meer op de randen van de zaagbladgroef.

21 Kap

De zaagketting na beëindiging van de werk‐ zaamheden beslist weer ontspannen! Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-ont‐ spannen zaagketting kan de krukas en de lagers beschadigen.
19.3.1 Als het werk even wordt onderbroken De motor laten afkoelen. Het apparaat met
gevulde benzinetank op een droge plaats, niet in de buurt van ontstekingsbronnen, opbergen tot het moment dat het apparaat weer wordt gebruikt.
19.3.2 Bij langdurige buitengebruikstelling Zie hoofdstuk "Apparaat opslaan".

21.1 Kap uitbouwen

► De combischakelaar in de stopstand 0 plaat‐
sen
► Voorste handbeschermer naar voren drukken
– de zaagketting is geblokkeerd
20 Zaagblad in goede staat
houden
► Bouten (1) losdraaien ► Kap (2) wegnemen

21.2 Kap monteren

► De kap weer aanbrengen en de bouten vast
aandraaien

22 Luchtfiltersysteem

Het luchtfiltersysteem kan door de montage van verschillende filters worden aangepast aan de verschillende bedrijfsomstandigheden. De
► Zaagblad omkeren – steeds nadat de ketting
is geslepen en nadat de ketting is verwisseld – om eenzijdige slijtage te voorkomen, vooral bij de zaagbladneus en aan de onderzijde
ombouwwerkzaamheden zijn gemakkelijk uit te voeren.
Afhankelijk van de exportuitvoering zijn er ver‐ schillende luchtfilters leverbaar.
30 0458-737-7621-C
Loading...
+ 106 hidden pages