Geachte cliënt(e),
Het doet ons veel genoegen dat u hebt gekozen
voor een kwaliteitsproduct van de firma STIHL.
Dit product werd met moderne productiemetho‐
den en onder uitgebreide kwaliteitscontroles
gefabriceerd. Er is ons alles aan gelegen dat u
tevreden bent met dit apparaat en er probleem‐
loos mee kunt werken.
Wendt u zich met vragen over uw apparaat tot
uw dealer of de importeur.
Met vriendelijke groet,
Dr. Nikolas Stihl
1Met betrekking tot deze
handleiding
Deze handleiding heeft betrekking op een
STIHL motorzaag, in deze handleiding ook
motorapparaat genoemd.
1.1Symbolen
Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht
worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting
kunnen de volgende symbolen op het apparaat
zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstofmengsel van
benzine en motorolie
Tank voor kettingsmeerolie; ketting‐
smeerolie
Kettingrem blokkeren en lossen
Nalooprem
Kettingdraairichting
Ematic; hoeveelheidregeling ketting‐
smeerolie
Zaagketting spannen
Geleiding aanzuiglucht: winterstand
Geleiding aanzuiglucht: zomerstand
Handgreepverwarming
Decompressieklep bedienen
Originele handleiding
0000006607_013_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel
voor personen alsmede voor zwaarwegende
materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het appa‐
raat of afzonderlijke componenten.
1.3Technische doorontwikkeling
STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling
van alle machines en apparaten; wijzigingen in
de leveringsomvang qua vorm, techniek en uit‐
rusting behouden wij ons daarom ook voor.
Aan gegevens en afbeeldingen in deze handlei‐
ding kunnen dan ook geen aanspraken worden
ontleend.
2Veiligheidsinstructies
Er zijn speciale veiligheidsmaatrege‐
len nodig bij werkzaamheden met de
motorzaag omdat met een zeer hoge
kettingsnelheid wordt gewerkt en de
zaagtanden zeer scherp zijn.
De gehele handleiding voor de eerste
ingebruikneming aandachtig doorle‐
zen en voor later gebruik goed opber‐
gen. Het niet in acht nemen van de
handleiding kan levensgevaarlijk zijn.
2.1In het algemeen in acht nemen
De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van
beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsin‐
spectie en andere in acht nemen.
Het gebruik van geluid producerende motorza‐
gen kan door nationale alsook plaatselijke, lokale
voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Wie voor het eerst met de motorzaag werkt: door
de verkoper of door een andere deskundige
laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan wer‐
ken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met de motorzaag
werken – behalve jongeren boven de 16 jaar die
onder toezicht leren met het apparaat te werken.
0458-737-7621-C3
Kinderen, dieren en toeschouwers op afstand
houden.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen
die andere personen of hun eigendommen over‐
komen, resp. voor de gevaren waaraan deze
worden blootgesteld.
De motorzaag alleen meegeven of uitlenen aan
personen die met het gebruik ervan vertrouwd
zijn – altijd de handleiding meegeven.
Wie met de motorzaag werkt moet goed uitge‐
rust en gezond zijn en een goede lichamelijke
conditie hebben. Wie zich om gezondheidsrede‐
nen niet mag inspannen, moet zijn arts raadple‐
gen of het werken met een motorzaag mogelijk
is.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reac‐
tievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met
de motorzaag worden gewerkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden (regen,
sneeuw, ijzel, wind) de werkzaamheden uitstel‐
len – verhoogde kans op ongelukken!
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ont‐
stekingssysteem van deze motorzaag genereert
een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïn‐
vloeding van enkele typen pacemakers kan niet
geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van
gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behan‐
delend arts en de fabrikant van de pacemaker te
raadplegen.
2.2Gebruik conform de voorschrif‐
ten
De motorzaag alleen gebruiken voor het zagen
van hout en houten voorwerpen.
Voor andere doeleinden mag de motorzaag niet
worden gebruikt – kans op ongelukken!
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen
– uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade
die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐
bouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet
aansprakelijk.
2.3Kleding en uitrusting
De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelmatig zijn en
mag tijdens het werk niet hinderen.
Nauwsluitende kleding met protectie
tegen snijwonden – geen stofjas.
Geen kleding dragen waarmee men aan takken,
struiken of de bewegende delen van de ketting‐
Nederlands
001BA115 KN
Nederlands2 Veiligheidsinstructies
zaag kan blijven haken. Ook geen sjaal, das en
sieraden dragen. Lang haar in een paardenstaart
dragen en vastzetten (hoofddoek, muts, helm
enz.).
Geschikt schoeisel dragen – met pro‐
tectie tegen snijwonden, stroeve zool
en stalen neus.
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐
ren een nauw aansluitende veilig‐
heidsbril volgens de norm EN 166 of
een gelaatsbeschermer dragen. Erop
letten dat de veiligheidsbril en de
gelaatsbeschermer goed zitten.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen –
zoals bijv. oorkappen.
Veiligheidshelm dragen bij gevaar voor vallende
voorwerpen.
Robuuste werkhandschoenen van
slijtvast materiaal dragen (bijv. leer).
STIHL biedt een uitgebreid programma aan per‐
soonlijke beschermuitrusting.
2.4Vervoer
Voor het vervoeren – ook over korte afstanden –
de motorzaag altijd afzetten, de kettingrem blok‐
keren en de kettingbeschermer aanbrengen.
Hierdoor wordt het onbedoeld aanlopen van de
zaagketting voorkomen.
2.5Reinigen
Kunststof onderdelen reinigen met een doek.
Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐
stof beschadigen.
Stof en vuil op de motorzaag verwijderen – geen
vetoplossende middelen gebruiken.
Koelluchtsleuven indien nodig reinigen.
Voor het reinigen van de motorzaag geen hoge‐
drukreiniger gebruiken. Door de harde waters‐
traal kunnen onderdelen van de motorzaag wor‐
den beschadigd.
2.6Toebehoren
Alleen dergelijke gereedschappen, zaagbladen,
zaagkettingen, kettingtandwielen, toebehoren of
technisch gelijkwaardige onderdelen monteren
die door STIHL voor deze motorzaag zijn vrijge‐
geven. Bij vragen hierover contact opnemen met
een geautoriseerde dealer. Alleen hoogwaardig
gereedschap of toebehoren monteren. Als dit
wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen
of is er kans op schade aan de motorzaag.
STIHL adviseert originele STIHL gereedschap‐
pen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwie‐
len en toebehoren te monteren. Deze zijn qua
eigenschappen optimaal op het product en de
eisen van de gebruiker afgestemd.
2.7Tanken
Benzine is bijzonder licht ontvlambaar
– uit de buurt blijven van open vuur –
geen benzine morsen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is – de
benzine kan overstromen – brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de
heersende overdruk zich langzaam kan afbou‐
wen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tan‐
ken. Als er benzine wordt gemorst, de motorzaag
direct schoonmaken. De kleding niet in aanra‐
De motorzaag alleen aan de draagbeugel dra‐
gen – de hete uitlaatdemper van het lichaam
vandaan, het zaagblad naar achteren gericht.
Hete machineonderdelen, vooral de uitlaatdem‐
per, niet aanraken – kans op brandwonden!
In auto's: de motorzaag tegen omvallen, bescha‐
diging en tegen het weglekken van benzine en
kettingolie beveiligen.
40458-737-7621-C
king laten komen met benzine, anders direct
andere kleding aantrekken.
De motorzagen kunnen af fabriek zijn uitgerust
met de volgende tankdoppen:
Tankdop met inklapbare beugel (bajonetsluiting)
Tankdop met beugel (bajonetsluiting)
correct aanbrengen, tot aan de aan‐
slag draaien en de beugel inklappen.
001BA087 LÄ
2 VeiligheidsinstructiesNederlands
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tank‐
dop door de motortrillingen losloopt en er ben‐
zine wegstroomt.
Op lekkages letten! Als er benzine
weglekt de motor niet starten –
levensgevaar door verbranding!
2.8Voor de werkzaamheden
Controleren of de motorzaag in technisch goede
staat verkeert – het betreffende hoofdstuk in de
handleiding in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage controleren,
–
vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de
tankdop, slangaansluitingen, hand-benzine‐
pomp (alleen bij motorzagen met hand-benzi‐
nepomp). Bij lekkages of beschadiging de
motor niet starten – brandgevaar! De motor‐
zaag voor de ingebruikneming door een geau‐
toriseerde dealer laten repareren.
Goed werkende kettingrem, voorste handbe‐
–
schermer
Correct gemonteerd zaagblad
–
Correct gespannen zaagketting
–
De gashendel en de gashendelblokkering
–
moeten goed gangbaar zijn – de gashendel
moet na het loslaten automatisch terugveren
in de uitgangsstand
Combischakelaar gemakkelijk in de
–
stand STOP, 0, resp. † te plaatsen
Bougiesteker op vastzitten controleren – bij
–
een loszittende steker kunnen vonken ont‐
staan, hierdoor kan het vrijkomende benzineluchtmengsel ontbranden – brandgevaar!
Geen wijzigingen aan de bedieningselemen‐
–
ten en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen
De handgrepen moeten schoon en droog zijn,
–
vrij van olie en vuil – belangrijk voor een vei‐
lige bediening van de motorzaag
Voldoende brandstof en kettingsmeerolie in de
–
tank
De motorzaag mag alleen in technisch goede
staat worden gebruikt – kans op ongelukken!
2.9Motorzaag starten
Alleen op een vlakke ondergrond. Op een veilige
en stabiele houding letten. De motorzaag hierbij
goed vasthouden – het zaaggarnituur mag geen
voorwerpen en ook de grond niet raken – kans
op letsel door de draaiende zaagketting.
De motorzaag wordt slechts door één persoon
bediend. Andere personen buiten het werkge‐
bied houden – ook tijdens het starten.
De motorzaag niet starten als de zaagketting
zich in een zaagsnede bevindt.
De motor op minstens 3 m van de plek waar
werd getankt en niet in een afgesloten ruimte
starten.
Voor het starten de kettingrem blokkeren – door
de ronddraaiende zaagketting is er kans op let‐
sel!
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten
zoals in de handleiding staat beschreven.
2.10Tijdens de werkzaamheden
Altijd voor een stabiele en veilige houding zor‐
gen. Voorzichtig te werk gaan als de schors van
de boom nat is – kans op uitglijden!
De motorzaag altijd met beide handen vasthou‐
den: de rechterhand op de achterste handgreep
– geldt ook voor linkshandigen. Voor een goede
geleiding de draagbeugel en de handgreep met
de duimen omsluiten.
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood,
direct de motor afzetten – de combischakelaar/
stopschakelaar richting STOP, 0, resp. † druk‐
ken.
De motorzaag nooit onbeheerd laten draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellin‐
gen, in oneffen terrein of op pas geschild hout of
schors – kans op uitglijden!
Let op bij boomstronken, wortels en greppels –
kans op struikelen!
Niet alleen werken – altijd binnen gehoorafstand
van anderen blijven die een EHBO-opleiding
hebben gevolgd en in geval van nood hulp kun‐
nen bieden. Als er zich in het werkgebied mede‐
werkers bevinden, moeten deze ook veiligheids‐
kleding dragen (helm!) en zij mogen niet direct
onder de af te zagen takken staan.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
0458-737-7621-C5
Nederlands
2 Veiligheidsinstructies
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende
stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofont‐
wikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog
even door nadat de gashendel wordt losgelaten
– naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐
zinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpo‐
zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐
ren:
Motor afzetten, wachten tot de zaagketting stil‐
–
staat
Staat en vastzitten van de componenten con‐
–
troleren
Scherpte controleren
–
Bij draaiende motor de zaagketting niet aanra‐
ken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt
geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas
het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor
afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor
afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de
motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen,
boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt
van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdem‐
per houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met
katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor
op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaam‐
heden direct onderbreken als het oliepeil in de
olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie
ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering
controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift
(bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of
vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in
gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid con‐
troleren – zie ook "Voor aanvang van de werk‐
zaamheden".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en
de goede werking van de veiligheidsinrichtingen
letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen
geval verder gebruiken. In geval van twijfel con‐
tact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat
de zaagketting na het loslaten van de gashendel
niet meer meedraait. Regelmatig instelling statio‐
nair toerental controleren, resp. indien mogelijk
corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toe‐
rental toch meedraait, de motorzaag bij een
geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uit‐
laatgassen zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met de motorzaag
werken – ook niet bij machines met
katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
2.11Na de werkzaamheden
De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de
kettingbeschermer aanbrengen.
2.12Opslaan
Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo
opbergen dat niemand in gevaar kan worden
gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbe‐
voegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewa‐
ren.
2.13Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
60458-737-7621-C
3 ReactiekrachtenNederlands
Bescherming van de handen (warme hand‐
–
schoenen)
Rustpauzes
–
De gebruiksduur wordt verkort door:
Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte
–
doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers,
kriebelen)
Lage buitentemperaturen
–
De mate van kracht uitgeoefend door de han‐
–
den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐
bloeding nadelig)
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het appa‐
raat en bij het herhaald optreden van de betref‐
fende symptomen (bijv. vingers kriebelen) wordt
een medisch onderzoek geadviseerd.
2.14Onderhoud en reparaties
Voor alle reparatie-, reinigings- en onderhouds‐
werkzaamheden, alsmede bij werkzaamheden
aan het zaaggarnituur altijd de motor afzetten.
Door het onbedoeld aanlopen van de zaagket‐
ting – kans op letsel!
Uitzondering: carburateurafstelling en instelling
stationair toerental.
De motorzaag regelmatig onderhouden. Alleen
die onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
uitvoeren die in de handleiding staan beschre‐
ven. Alle andere werkzaamheden laten uitvoeren
door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers nemen regelmatig
deel aan scholingen en ontvangen Technische
informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als
dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongeval‐
len of is er kans op schade aan de motorzaag.
Bij vragen hierover contact opnemen met een
geautoriseerde dealer.
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen
– de veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht – kans op ongevallen!
De motor van de motorzaag mag als de bougies‐
teker is losgetrokken of als de bougie is losge‐
draaid, alleen worden rondgedraaid als de com‐
bischakelaar in stand STOP, 0, resp. † staat –
brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de
cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open
vuur onderhouden en opslaan – brandgevaar
door de brandstof!
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL
Slijphandleiding in acht nemen – voor een veilig
en correct gebruik de zaagketting en het zaag‐
blad altijd in een goede staat houden, de zaag‐
ketting correct geslepen, gespannen en vol‐
doende gesmeerd.
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel tijdig
verwisselen.
Regelmatig controleren of de koppelingstrommel
in een goede staat verkeert.
De benzine en kettingsmeerolie alleen opslaan
in de hiervoor vrijgegeven jerrycans met duidelijk
leesbare opschriften. Opslaan (bewaren) in een
droge, koele en veilige plaats, beschermd tegen
licht en zonnestraling.
Bij een defecte kettingrem de motor direct afzet‐
ten – kans op letsel! Contact opnemen met een
geautoriseerde dealer – de motorzaag niet
gebruiken tot de storing is verholpen – zie "Ket‐
tingrem".
3Reactiekrachten
De meest voorkomende reactiekrachten zijn:
terugslag, terugstoten en het zich in het hout
trekken.
0458-737-7621-C7
001BA036 KN
001BA257 KN
001BA037 KN
A
001BA038 KN
B
Nederlands3 Reactiekrachten
Niet met de zaagbladneus zagen
3.1Gevaar door terugslag
Terugslag kan tot dodelijk letsel lei‐
den.
Bij terugslag (kick back) wordt de zaag plotseling
en oncontroleerbaar in de richting van de gebrui‐
ker geslingerd.
3.2Terugslag ontstaat bijv. als
–
Voorzichtig zijn bij het zagen van kleine, taaie
–
takken, laag kreupelhout en jonge scheuten –
de zaagketting kan hierin vastlopen
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
–
Niet te ver voorover gebogen zagen
–
Niet boven schouderhoogte zagen
–
Het zaagblad uiterst voorzichtig in een reeds
–
aanwezige zaagsnede aanbrengen
Het "steken", alleen toepassen indien u met de
–
techniek hiervan vertrouwd bent
Op de stand van de stam letten en op krach‐
–
ten die de zaagsnede dicht kunnen drukken,
waardoor de zaagketting wordt vastgeklemd
Alleen met een goed geslepen en correct
–
gespannen zaagketting werken – afstand diep‐
tebegrenzer niet te groot
Een terugslagreducerende zaagketting en een
–
zaagblad met een kleine zaagbladneusradius
gebruiken
3.5Intrekken (A)
De zaagketting met het bovenste kwart van de
–
zaagbladneus per ongeluk in aanraking komt
met hout of een ander vast voorwerp – bijv. als
tijdens het snoeien per ongeluk een andere
tak wordt geraakt
De zaagketting bij de zaagbladneus tijdens het
–
zagen even wordt vastgeklemd
Als tijdens bovenhands zagen de zaagketting
klemt of een voorwerp in het hout raakt, kan de
motorzaag met een ruk tegen de stam worden
getrokken – om dit te voorkomen de kam altijd
stevig tegen de stam plaatsen.
3.6Terugslag (B)
3.3QuickStop-kettingrem:
Door deze rem wordt in bepaalde situaties de
kans op letsel verminderd – de terugslag zelf kan
niet worden voorkomen. Bij het inschakelen van
de kettingrem komt de zaagketting binnen een
fractie van een seconde tot stilstand –
zie hoofdstuk "Kettingrem" in deze gebruiksaan‐
wijzing.
3.4Terugslaggevaar verminderen
door weloverwogen, correct werken
–
De motorzaag met beide handen stevig vast‐
–
houden
Alleen met vol gas zagen
–
Op de zaagbladneus letten
–
80458-737-7621-C
Als tijdens onderhands zagen de zaagketting
klemt of een vast voorwerp in het hout raakt, kan
de motorzaag in de richting van de motorzaagge‐
001BA082 KN
4 WerktechniekNederlands
bruiker terug worden gestoten – om dit te voorko‐
men:
De bovenzijde van het zaagblad niet vastklem‐
–
men
Het zaagblad in de zaagsnede niet verdraaien
–
3.7De grootste voorzichtigheid is
geboden
Bij overhangende stammen
–
Bij stammen die, doordat ze op ongunstige
–
wijze zijn omgevallen, onder spanning staan
tussen andere bomen
Bij werkzaamheden aan stammen die ten
–
gevolge van een storm over elkaar zijn geval‐
len
In deze gevallen niet met de motorzaag werken –
maar een kantelhaak, een lier of een tractor
gebruiken.
Vrij liggende of losgezaagde stammen wegtrek‐
ken. De opruimwerkzaamheden indien mogelijk
op een open plek voortzetten.
Dood hout (dor, vermolmd of dood hout) vormt
een wezenlijk, moeilijk in te schatten, gevaar.
Het herkennen van het gevaar is zeer moeilijk of
zo goed als onmogelijk. Hulpmiddelen als een
lier of tractor gebruiken.
Bij het vellen van bomen in de buurt van wegen,
spoorrails, elektriciteitskabels enz. moet bijzon‐
der voorzichtig te werk worden gegaan. Zo
nodig, de politie, het energiebedrijf of de spoor‐
wegen informeren.
4Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede alle daar‐
mee verbonden werkzaamheden (steeksnede,
snoeien etc.) mogen alleen worden uitgevoerd
door diegenen die daarvoor speciaal zijn opge‐
leid en geschoold. Wie geen ervaring met een
motorzaag of de werktechnieken heeft, mag der‐
gelijke werkzaamheden niet uitvoeren – ver‐
hoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist de natio‐
nale voorschriften met betrekking tot de veltech‐
niek worden opgevolgd.
4.1Zagen
Niet in de startgasstand werken. Het motortoe‐
rental is in deze stand van de gashendel niet
regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Anderen niet in
gevaar brengen – voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het eerst werkt,
adviseren wij het zagen van rondhout op een
zaagbok te oefenen – zie "Dun hout zagen".
Het kortst mogelijke zaagblad gebruiken: Zaag‐
ketting, zaagblad en kettingtandwiel moeten bij
elkaar en bij de kettingzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde zwenkbe‐
reik van de zaagketting houden.
De motorzaag alleen met een draaiende zaag‐
ketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen gebruiken –
niet voor het loswippen of wegschuiven van tak‐
ken of worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de onderzijde
doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van struikgewas en
jonge bomen. Dunne loten kunnen door de zaag‐
ketting worden gegrepen en in de richting van de
gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van versplinterd
hout – kans op letsel door afgescheurde stukken
hout!
Geen andere voorwerpen met de motorzaag in
aanraking laten komen: stenen, spijkers enz.
kunnen worden weggeslingerd en de zaagketting
beschadigen. De motorzaag kan omhoogslaan –
kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact maakt
met een steen of een ander hard voorwerp, kan
dit leiden tot vonkvorming, waardoor onder
bepaalde omstandigheden licht ontvlambare
stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook droge
planten en struikgewas zijn licht ontvlambaar,
met name tijdens hete, droge weersomstandig‐
heden. Als er kans op brand aanwezig is, de
motorzaag niet in de buurt van licht ontvlambare
stoffen, droge planten of struikgewas gebruiken.
Absoluut bij de verantwoordelijke bosbeheerin‐
stantie informeren of er brandgevaar bestaat.
0458-737-7621-C9
001BA033 KN
1
001BA151 KN
2
1
001BA152 KN
2
001BA189 KN
Nederlands4 Werktechniek
zaagsnede klemmen of terugslaan –
sel!
Op hellingen altijd boven of naast de stam of lig‐
gende boom staan. Op naar beneden rollende
stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de grond kun‐
nen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken
–
Nooit op een ladder of staande in de boom
–
werken
Nooit op onstabiele plaatsen
–
Nooit boven schouderhoogte werken
–
Nooit met één hand werken
–
De motorzaag met vol gas in de zaagsnede aan‐
brengen en de kam stevig tegen de stam druk‐
ken – pas dan met zagen beginnen.
Nooit zonder kam werken, de zaagketting kan de
gebruiker naar voren trekken. De kam altijd goed
tegen de stam plaatsen.
Aan het einde van een zaagsnede wordt de
motorzaag niet meer via het zaaggarnituur in de
zaagsnede ondersteund. De gebruiker moet het
gewicht van de motorzaag opnemen – kans op
verlies van de controle!
Dun hout zagen:
Een stabiele, stevige zaagbok gebruiken
–
Het hout niet met de voet tegenhouden
–
Andere personen mogen het hout niet vast‐
–
houden of op andere wijze meehelpen
Snoeien:
Een terugslagarme zaagketting gebruiken
–
De motorzaag zo veel mogelijk ondersteunen
–
Niet staand op de stam snoeien
–
Niet met de zaagbladneus zagen
–
Op takken letten die onder spanning staan
–
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
–
Liggende of staande stammen die onder span‐
ning staan:
De juiste volgorde van de zaagsneden beslist
aanhouden (eerst aan de drukzijde (1), vervol‐
gens aan de trekzijde (2)), als deze volgorde niet
wordt aangehouden kan het zaagblad in de
100458-737-7621-C
► Een ontlastingssnede aan de drukzijde (1)
zagen
► De kapzaagsnede aan de trekzijde (2) aan‐
brengen
Bij kapzaagsnede van onderen naar boven
(onderhands zagen) – kans op terugstoten!
LET OP
Liggende stammen mogen op de plaats waar
deze worden doorgezaagd niet de grond raken –
anders wordt de zaagketting beschadigd.
Langssnede:
Zaagtechniek zonder gebruik te maken van de
kam – kans dat de zaag in het hout wordt getrok‐
ken – het zaagblad onder een zo vlak mogelijke
hoek aanzetten – verhoogde kans op terugslag!
kans op let‐
001BA088 LÄ
2
/
1
2
11
/
1
2
001BA040 KN
B
B
001BA146 KN
001BA271 KN
C
C
4 WerktechniekNederlands
Vluchtweg begaanbaar maken, hindernissen
4.2Voorbereidende werkzaamhe‐
den voor het vellen
In de omgeving waar wordt geveld, mogen zich
alleen personen bevinden die met het vellen
bezig zijn.
Controleer of er niemand door de vallende boom
in gevaar kan worden gebracht – een schreeuw
kan door het motorlawaai worden overstemd.
Afstand tot de volgende werkplek minimaal
2 1/2 boomlengte.
Velrichting en vluchtwegen vastleggen
De open plek kiezen waar de boom kan vallen.
Hierbij letten op:
De natuurlijke hoek waaronder de boom staat
–
Buitengewoon sterke takvorming, asymmetri‐
–
sche groei, beschadigd hout
Windrichting en -snelheid – bij sterke wind niet
–
vellen
Hellingrichting
–
Naast staande bomen
–
Sneeuwbelasting
–
De conditie van de boom – bijzonder voorzich‐
–
tig te werk gaan bij een beschadigde stam of
dood hout (dor, vermolmd of dood hout)
–
opruimen
Gereedschap en apparaten op veilige afstand
–
neerleggen – maar niet op de vluchtwegen
Tijdens het vellen altijd aan de zijkant van de
–
stam staan en alleen zijwaarts de vluchtweg
inlopen
Vluchtwegen op steile hellingen evenwijdig
–
aan de helling aanbrengen
Tijdens het teruglopen op vallende takken en
–
op de kroon letten
Werkgebied bij de stam voorbereiden
Storende takken, struikgewas en obstakels uit
–
het werkgebied rondom de stam verwijderen –
veilige plek voor alle medewerkers
De voet van de stam grondig schoonmaken
–
(bijv. met de bijl) – zand, stenen en andere
dan houten voorwerpen zorgen ervoor dat de
zaagketting bot wordt
Grote worteluitlopers inzagen: eerst de groot‐
–
ste worteluitloper – eerst in verticale richting,
vervolgens in horizontale richting – alleen bij
gezond hout
4.3Valkerf
Valkerf voorbereiden
A Velrichting
B vluchtweg (analoog ontsnappingsweg)
Vluchtweg voor elk van de deelnemers vast‐
–
leggen – ca. 45° schuin tegen de velrichting in
0458-737-7621-C11
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
Belangrijk:
De valkerf haaks ten opzichte van de velrich‐
–
ting aanbrengen
Zo dicht mogelijk bij de grond zagen
–
001BA153 KN
001BA153 KN
001BA150 KN
001BA259 KN
G
E
C
C
Ø
1/10
Nederlands4 Werktechniek
Ca. 1/5 tot max. 1/3 van de stamdiameter
–
inzagen
4.4Spintsnede
Velrichting vastleggen – met vellijst op de kap en
het ventilatorhuis
Spintsneden voorkomen bij langvezelige hout‐
soorten dat het spinthout openscheurt als de
boom omvalt – aan beide zijden van de stam ter
hoogte van de valkerfzool circa 1/10 van de
Deze kettingzaag is voorzien van een vellijst op
de kap en het ventilatorhuis. Deze vellijst gebrui‐
ken.
Valkerf aanbrengen
Bij het aanbrengen van de valkerf de kettingzaag
zo uitlijnen dat de valkerf in een rechte hoek ten
opzichte van de velrichting ligt.
stamdiameter – bij dikkere stammen maximaal
tot de breedte van het zaagblad – inzagen.
Bij ziek hout geen spintsnede aanbrengen.
4.5Basisbeginselen voor de vel‐
snede
Maten
Bij de procedure voor het aanbrengen van de
valkerf met een horizontale zaagsnede (zool) en
een schuine zaagsnede (dak) zijn verschillende
volgorden toegestaan – let op de nationale voor‐
schriften met betrekking tot de veltechniek.
► Zoolzaagsnede (horizontale zaagsnede) aan‐
brengen
► De schuine zaagsnede (dak) in een hoek van
ca. 45°‑ 60° ten opzichte van de horizontale
zaagsnede aanbrengen
De velrichting controleren
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
De breuklijst (D) geleidt de boom als een schar‐
nier naar de grond.
Breedte van de breuklijst: ca. 1/10 van de
–
stamdiameter
De breuklijst mag in geen geval tijdens het
–
aanbrengen van de velsnede worden inge‐
zaagd – omdat dan geen controle meer moge‐
lijk is op de valrichting – kans op ongelukken!
Bij rottende stammen een bredere breuklijst
–
laten staan
► De kettingzaag met het zaagblad in de valkerf‐
zool plaatsen. De vellijst moet in de richting
van de vastgelegde velrichting zijn gericht –
voor zover nodig de velrichting door het op de
overeenkomstige wijze inzagen van de valkerf
corrigeren
120458-737-7621-C
Met behulp van de velsnede (E) wordt de boom
geveld.
Exact horizontaal
–
1/10 (min. 3 cm) van de stamdiameter boven
–
de zool van de valkerf (C)
De borglijst (F) of de veiligheidsband (G) steunt
de boom en voorkomt voortijdig omvallen.
001BA269 KN
3.
1.
2.
001BA270 KN
001BA260 KN
4 WerktechniekNederlands
Breedte van de band: ca. 1/10 tot 1/5 van de
–
stamdiameter
De band in geen geval tijdens het aanbrengen
–
van de velsnede inzagen
Bij rottende stammen een bredere band laten
–
staan
Insteken
Als ontlastingssnede tijdens het inkorten
–
Bij zaagwerkzaamheden
–
blad. De velwig in de velsnede aanbrengen en
met behulp van een hiertoe geschikt gereed‐
schap hierin drukken.
Alleen aluminium of kunststof wiggen gebruiken
– geen stalen wig gebruiken. Stalen wiggen kun‐
nen de zaagketting ernstig beschadigen en lei‐
den tot een gevaarlijke terugslag.
De juiste velwiggen, afhankelijk van de stamdia‐
meter en de breedte van de zaagsnede (analoog
velsnede (E)) selecteren.
Voor het kiezen van de velwig (juiste lengte,
breedte en hoogte) contact opnemen met de
STIHL dealer.
4.6Geschikte velsnede kiezen
Het kiezen van de juiste velsnede is afhankelijk
van dezelfde kenmerken, waarop moet worden
gelet bij het bepalen van de velrichting en de
► Een terugslagarme zaagketting gebruiken en
bijzonder voorzichtig te werk gaan
1. Het zaagblad met de onderzijde van de neus
tegen de stam plaatsen – niet met de boven‐
zijde – kans op terugslag! Met vol gas inza‐
gen, tot de zaagsnede tweemaal zo diep is
als de breedte van het zaagblad
2. Langzaam in de insteekstand zwenken –
kans op terugslag en terugstoten!
3. Het zaagblad voorzichtig in de stam steken –
kans op terugstoten!
vluchtweg.
Er zijn meerdere verschillende voorwaarden
waarop deze kenmerken worden onderscheiden.
In deze gebruiksaanwijzing worden alleen de
twee meest voorkomende vormen beschreven:
links:normale boom –verticaal staande
boom met een gelijkmatige kroon
rechts:overhangende boom – kroon van de
boom is gericht in de velrichting
4.7Velsnede met veiligheidsband
Indien mogelijk, steeklijst gebruiken. De steeklijst
en de boven-, resp. onderzijde van het zaagblad
lopen parallel aan elkaar.
Bij het insteken helpt de steeklijst erbij de breuk‐
lijst parallel, d.w.z. op alle plaatsen even dik, te
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
houden. Hiervoor de steeklijst parallel aan de
valkerfzool houden.
Velwig
De velwig zo vroeg mogelijk aanbrengen, d.w.z.
zodra deze geen obstakel vormt voor het zaag‐
0458-737-7621-C13
(normale boom)
001BA261 KN
1.
2.
001BA273 KN
3.
001BA263 KN
4.
5.
1.
2.
3.
001BA274 KN
6.
Nederlands4 Werktechniek
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► Velsnede (E) met steeksnede aanbrengen –
het zaagblad hierbij geheel in de stam steken
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐
lijk verzetten
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (1)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (2)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
► Velwig aanbrengen (3)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte
armen doorzagen
B) Dikke stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► De kam ter hoogte van de velsnede tegen de
stam drukken en als draaipunt gebruiken – de
kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (3)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Velsnede door 'steken' aanbrengen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (4)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (5)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
► Velwig aanbrengen (6)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte
armen doorzagen
140458-737-7621-C
001BA265 KN
1.
2.
001BA266 KN
001BA267 KN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
001BA268 KN
5 ZaaggarnituurNederlands
4.8Velsnede met borglijst (over‐
hangende boom)
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
► De kam achter de borglijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min
mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
De borglijst en de breuklijst hierbij niet inza‐
–
gen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (3)
De borglijst hierbij niet inzagen
–
► Het zaagblad tot dit aan de andere kant uit de
stam komt, hierin steken
► Velsnede (E) tot aan de breuklijst aanbren‐
gen (1)
Exact horizontaal
–
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst zagen (2)
Exact horizontaal
–
De borglijst hierbij niet inzagen
–
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐
lijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de borg‐
lijst in het hout (4) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (5)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (6)
De borglijst hierbij niet inzagen
–
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
5Zaaggarnituur
0458-737-7621-C15
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel vormen
het zaaggarnituur.
001BA248 KN
1
2
3
a
001BA244 KN
533BA001 KN
1
2
001BA185 KN
001BA186 KN
Nederlands6 Zaagblad en zaagketting monteren (zijdelings geplaatste kettingspanner)
Het meegeleverde zaaggarnituur is optimaal
afgestemd op de motorzaag.
De steek (t) van de zaagketting (1), van het
–
kettingtandwiel en van het neustandwiel van
het Rollomatic-zaagblad moeten met elkaar
corresponderen
De dikte van de aandrijfschakels (2) van de
–
zaagketting (1) moet corresponderen met de
groefbreedte van het zaagblad (3)
Bij het combineren van componenten die niet bij
elkaar passen, kan het zaaggarnituur reeds na
een korte gebruiksduur onherstelbaar worden
beschadigd.
5.1Kettingbeschermer
6Zaagblad en zaagketting
monteren (zijdelings
geplaatste kettingspanner)
6.1Kettingtandwieldeksel uitbou‐
wen
► De moer losdraaien en het kettingtandwieldek‐
sel wegnemen
► Bout (1) linksom draaien, tot de spanschuif (2)
links tegen de uitsparing van het carter ligt
6.2Kettingrem lossen
Tot de leveringsomvang behoort een bij het
zaaggarnituur passende kettingbeschermer.
Als er zaagbladen met verschillende lengtes op
één motorzaag worden gebruikt, moet altijd een
passende kettingbeschermer worden gebruikt,
die het complete zaagblad afdekt.
Op de kettingbeschermer is aan de zijkant de
lengte van het hierbij passende zaagblad inge‐
stempeld.
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt –
de kettingrem is gelost
160458-737-7621-C
143BA003 KN
3
1
1
2
4
001BA187 KN
1
2
3
2310BA013 KN
1
2310BA014 KN
2310BA015 KN
2
7 Zaagblad en zaagketting monteren (kettingsnelspanner)Nederlands
6.3Zaagketting op het zaagblad
plaatsen
7Zaagblad en zaagketting
monteren (kettingsnelspan‐
ner)
7.1Kettingtandwieldeksel uitbou‐
wen
WAARSCHUWING
Veiligheidshandschoenen aantrekken – kans op
letsel door de scherpe zaagtanden.
► Zaagketting aanbrengen – te beginnen bij de
zaagbladneus
► De beugel (1) uitklappen (tot deze vastklikt)
► De vleugelmoer (2) linksom draaien, tot deze
los in het kettingtandwieldeksel (3) ligt
► Kettingtandwieldeksel (3) wegnemen
7.2Spanring monteren
► Het zaagblad over de bouten (1) plaatsen – de
snijvlakken van de zaagketting moeten naar
rechts zijn gericht
► De fixeerboring (2) over de pen van de span‐
schuif plaatsen – gelijktijdig de zaagketting
over het kettingtandwiel (3) leggen
► De bout (4) rechtsom draaien, totdat de zaag‐
ketting aan de onderzijde nog maar iets door‐
hangt – en de nokken van de aandrijfschakels
in de groef van het zaagblad liggen
► Het kettingtandwieldeksel weer aanbrengen –
en de moer handvast draaien
► Verder: zie "Zaagketting spannen"
► De spanring (1) wegnemen en omdraaien
► Bout (2) losdraaien
0458-737-7621-C17
1
3
2310BA016 KN
2
2310BA017 KN
001BA186 KN
1
181BA012 KN
2
3
181BA013 KN
Nederlands7 Zaagblad en zaagketting monteren (kettingsnelspanner)
7.4Zaagketting op het zaagblad
plaatsen
► Spanring (1) en het zaagblad (3) ten opzichte
van elkaar uitlijnen
► Bout (2) aanbrengen en vastdraaien
7.3Kettingrem lossen
WAARSCHUWING
Veiligheidshandschoenen aantrekken – kans op
letsel door de scherpe zaagtanden
► Zaagketting monteren – te beginnen bij de
zaagbladneus – op de montage van de span‐
ring en de snijkanten letten
► Spanring (1) tot aan de aanslag rechtsom
draaien
► Het zaagblad zo draaien dat de spanring naar
de gebruiker is gericht
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt –
de kettingrem is gelost
► De zaagketting over het kettingtandwiel (2)
leggen
► Het zaagblad over de kraagbout (3) schuiven,
de kop van de achterste kraagbout moet in het
sleufgat vallen
Voor het naspannen tijdens het werk:
► Motor afzetten
► Moer losdraaien
► Zaagblad bij de neus optillen
► Met behulp van een schroevendraaier de
bout (1) rechtsom draaien, tot de zaagketting
tegen de onderzijde van het zaagblad ligt
► De aandrijfschakel in de zaagbladgroef plaat‐
sen (zie pijl) en de spanring tot aan de aan‐
slag naar links draaien
► Het kettingtandwieldeksel aanbrengen, hierbij
de geleidenokken in de openingen van het
carter schuiven
► Het zaagblad weer optillen en de moer vast‐
draaien
► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren"
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
9Zaagketting spannen (ket‐
tingsnelspanner)
Bij het aanbrengen van het kettingtandwieldeksel
moeten de tanden van het spanwiel en de span‐
ring in elkaar vallen, zo nodig
► Het spanwiel (4) iets verdraaien tot het ketting‐
tandwieldeksel geheel tegen het motorcarter
kan worden geschoven
► De beugel (5) uitklappen (tot deze vastklikt)
► De vleugelmoer aanbrengen en handvast
draaien
► Verder: zie "Zaagketting spannen"
0458-737-7621-C19
Voor het naspannen tijdens het werk:
► Motor afzetten
► De beugel van de vleugelmoer uitklappen en
de vleugelmoer losdraaien
► Spanwiel (1) tot aan de aanslag rechtsom
draaien
► De vleugelmoer (2) handvast draaien
► De beugel van de vleugelmoer inklappen
► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren"
142BA064 KN
Nederlands10 Zaagkettingspanning controleren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
10Zaagkettingspanning con‐
troleren
► Motor afzetten
► Veiligheidshandschoenen aantrekken
► De zaagketting moet tegen de onderzijde van
de zaagbladgroef liggen – en moet bij een
geloste kettingrem met de hand over het zaag‐
blad kunnen worden getrokken
► Indien nodig, zaagketting naspannen
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
11Brandstof
De motor draait op een brandstofmengsel van
benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met brandstof en het inade‐
men van brandstofdampen voorkomen.
11.1STIHL MotoMix
STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix.
Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen
benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog
octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhou‐
ding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke
levensduur van de motor gemengd met
STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.
11.2Brandstof mengen
LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een
afwijkende mengverhouding, kunnen leiden tot
ernstige schade aan de motor. Benzine of motor‐
olie van een mindere kwaliteit kan de motor,
keerringen, leidingen en brandstoftank beschadi‐
gen.
11.2.1Benzine
Alleen benzine van een gerenommeerd merk
met een octaangetal van minimaal 90 RON
gebruiken – loodvrij of loodhoudend.
Benzine met een alcoholpercentage van meer
dan 10% kan bij motoren met handmatig instel‐
bare carburateurs storingen veroorzaken,
daarom mag deze benzine voor deze motoren
niet worden gebruikt.
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met
een alcoholpercentage tot 27% (E27) het volle
motorvermogen.
11.2.2Motorolie
Als brandstof zelf wordt gemengd, mag alleen
een STIHL tweetaktmotorolie of een andere
hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB,
JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of
ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP
Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐
olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐
rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐
gen.
11.2.3Mengverhouding
Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50;
Benzine alleen bewaren in voor brandstof vrijge‐
geven jerrycans op een veilige, droge en koele
plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoe‐
veelheid die nodig is voor enkele weken men‐
gen. Het brandstofmengsel niet langer dan
30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht,
zon, lage of hoge temperaturen kan het brand‐
stofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot 5 jaar probleem‐
loos worden bewaard.
► Beugel opklappen
► De jerrycan met brandstofmengsel voor het
tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop
voorzichtig losdraaien.
► De benzinetank en de jerrycan regelmatig
grondig reinigen
De restbrandstof en de voor de reiniging
gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieu‐
bewust opslaan en afvoeren!
► Tankdop verdraaien (ca. 1/4 slag)
12Tanken
12.1Apparaat voorbereiden
De markeringen op de tankdop en de benzine‐
tank moeten met elkaar corresponderen
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank
valt
► Het apparaat zo neerleggen dat de tankdop
naar boven is gericht
► Tankdop wegnemen
0458-737-7621-C21
001BA234 KN
001BA233 KN
001BA231 KN
001BA235 KN
001BA241 KN
1
001BA238 KN
Nederlands12 Tanken
12.3Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank
niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor
brandstof (speciaal toebehoren).
► Tanken
12.4Sluiten
► Beugel inklappen
Beugel staat verticaal:
► Tankdop aanbrengen – de markeringen op de
tankdop en de benzinetank moeten met elkaar
corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
Tankdop is vergrendeld
12.5Als de tankdop niet in de benzi‐
netank kan worden vergrendeld
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐
ste deel verdraaid.
► De tankdop uit de benzinetank nemen en
vanaf de bovenzijde controleren
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
Links:onderste deel van de tankdop ver‐
draaid – de binnenliggende marke‐
ring (1) ligt in lijn met de buitenste
markering
Rechts:onderste deel van de tankdop in de
juiste stand – binnenliggende mar‐
kering ligt onder de beugel. Deze
ligt niet in lijn met de buitenste mar‐
In deze stand staan de markeringen op de tank‐
kering
dop en de benzinetank met elkaar in lijn
220458-737-7621-C
001BA239 KN
001BA158 KN
13 KettingsmeerolieNederlands
WAARSCHUWING
Geen afgewerkte olie gebruiken! Afgewerkte olie
kan bij langdurig en veelvuldig huidcontact huid‐
kanker veroorzaken en is schadelijk voor het
milieu!
LET OP
Afgewerkte olie beschikt niet over de noodzake‐
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp
aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐
dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten"
lijke smeereigenschappen en is ongeschikt voor
de kettingsmering.
14Kettingolie bijvullen
14.1Apparaat voorbereiden
13Kettingsmeerolie
Voor een automatische, duurzame smering van
zaagketting en zaagblad – alleen milieuvriende‐
lijke kwaliteits-kettingsmeerolie gebruiken – bij
voorkeur het biologisch snel afbreekbare
STIHL BioPlus.
LET OP
Biologische kettingsmeerolie moet over goede
eigenschappen tegen veroudering beschikken
(bijv. STIHL BioPlus). Olie met minder goede
eigenschappen tegen veroudering neigt tot snel
verharsen. De gevolgen zijn vaste, moeilijk ver‐
wijderbare afzettingen, vooral ter hoogte van de
kettingaandrijving en op de zaagketting – tot aan
het blokkeren van de oliepomp.
De levensduur van zaagkettingen en zaagbladen
wordt wezenlijk beïnvloed door de kwaliteit van
de smeerolie – daarom alleen speciale ketting‐
smeerolie gebruiken.
0458-737-7621-C23
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken grondig reinigen, zodat er geen vuil in
de olietank valt
► Het apparaat zo plaatsen, dat de tankdop naar
boven is gericht
► Tankdop opendraaien
14.2Kettingolie bijvullen
► Kettingolie bijvullen – elke keer na het tanken
van benzine
Bij het tanken geen kettingolie morsen en de
tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor ket‐
Er moet zich nog een restje kettingolie in de olie‐
tank bevinden wanneer de benzinetank leeg is.
Als de inhoud van de olietank niet terugloopt,
kan er een storing in het smeersysteem zijn: ket‐
tingsmering controleren, oliekanalen reinigen,
eventueel contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer. STIHL adviseert onderhouds- en
143BA024 KN
143BA011 KN
143BA012 KN
Nederlands15 Kettingsmering controleren
reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL
dealer te laten uitvoeren.
15Kettingsmering controleren
De zaagketting moet altijd iets olie wegslingeren.
LET OP
Nooit zonder kettingsmering werken! Bij een
droog lopende ketting zal het zaaggarnituur bin‐
nen de kortste tijd onherstelbaar worden bescha‐
digd. Voor het begin van de werkzaamheden
altijd de kettingsmering en het oliepeil in de tank
controleren.
Elke nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van
2 tot 3 minuten nodig.
Na het inlopen de kettingspanning controleren
en indien nodig corrigeren – zie "Zaagketting‐
spanning controleren".
16Kettingrem
16.1Zaagketting blokkeren
In geval van nood
–
Tijdens het starten
–
Bij stationair toerental
–
De handbeschermer met de linkerhand in de
richting van de zaagbladneus drukken – of auto‐
matisch door de terugslag van de zaag: de zaag‐
ketting wordt geblokkeerd – en staat stil.
16.2Kettingrem lossen.
► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
LET OP
Alvorens gas te geven (behalve bij de controle
op de werking) en voor het zagen, moet de ket‐
tingrem worden gelost.
Een verhoogd motortoerental bij een geblok‐
keerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al
na korte tijd tot schade aan de motor en het ket‐
tingmechanisme (koppeling, kettingrem).
De kettingrem wordt automatisch ingeschakeld
bij een voldoende sterke terugslag – door de
massatraagheid van de handbeschermer: De
handbeschermer slaat naar voren in de richting
van de zaagbladneus – ook als de linkerhand
zich niet op de draagbeugel achter de handbe‐
schermer bevindt, zoals bijv. bij de velsnede.
De kettingrem functioneert alleen als er geen
enkele wijziging aan de handbeschermer wordt
doorgevoerd.
16.3Werking van de kettingrem
controleren
Elke keer voor begin van de werkzaamheden: bij
stationair toerental de zaagketting blokkeren
(handbeschermer in de richting van de zaagblad‐
neus drukken) en kortstondig (max. 3 seconden)
vol gas geven – de zaagketting mag niet mee‐
draaien. De handbeschermer moet vrij zijn van
vuil en moet goed gangbaar zijn.
16.4Kettingrem onderhouden
De kettingrem staat bloot aan slijtage door wrij‐
ving (natuurlijke slijtage). Om goed te kunnen
blijven functioneren, de rem regelmatig door
geschoold personeel laten onderhouden. STIHL
240458-737-7621-C
2310BA000 KN
2310BA001 KN
STOP
0
001BA140 KN
17 Gebruik in de winterNederlands
adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamhe‐
den alleen door de STIHL dealer te laten uitvoe‐
ren. De volgende intervallen moeten worden
aangehouden:
linksom draaien
Na elke correctie van de stand van de stel‐
schroef stationair toerental (L) moet meestal ook
de stand van de aanslagschroef stationair toe‐
rental (LA) worden gewijzigd, zie "Carburateur
afstellen".
17.3Luchtfiltersysteem
► Luchtfilter zo nodig ombouwen – zie "Luchtfil‐
tersysteem"
18Motor starten/afzetten
18.1Standen van de combischake‐
laar
► De schuif met behulp van een schroeven‐
draaier vanuit de stand s (zomerstand) los‐
wippen
► De schuif met de opening gericht naar de
motorzaag in stand r (winterstand) plaatsen
– de schuif moet hoorbaar vastklikken
► Kap monteren – zie "Kap"
Rondom de carburateur stroomt nu warme lucht
die van de cilinder komt – geen ijsvorming in de
carburateur.
17.1.2Bij temperaturen boven +20 °C
►
Schuif beslist weer in stand s (zomerstand)
draaien – omdat anders de kans op motorsto‐
ringen door oververhitting bestaat
0458-737-7621-C25
Stop 0 – motor uit – ontsteking is uitgeschakeld
Werkstand F – de motor draait of kan aanslaan
Startgas n – in deze stand wordt de warme
motor gestart – de combischakelaar springt bij
het bedienen van de gashendel in de werkstand
2310BA008 KN
Nederlands18 Motor starten/afzetten
Chokeklep gesloten l – in deze stand wordt de
koude motor gestart
18.4.1Op de grond
18.2Combischakelaar instellen
Voor het verstellen van de combischakelaar van‐
uit de werkstand F in chokeklep gesloten l
Gashendelblokkering en gashendel gelijktijdig
indrukken en vasthouden – combischakelaar
instellen.
Voor het instellen in de startgasstand n De
combischakelaar eerst in de stand chokeklep
gesloten l plaatsen, vervolgens de combischa‐
kelaar in de stand startgas n drukken.
De wisseling in de stand startgas n is alleen
vanuit de stand chokeklep gesloten l mogelijk.
Door het indrukken van de gashendelblokkering
en het gelijktijdig aantippen van de gashendel
springt de combischakelaar vanuit de stand start‐
gas n in de werkstand F.
Voor het uitschakelen van de motor de combi‐
schakelaar in de stopstand 0 plaatsen.
18.2.1
–
–
–
18.2.2
–
–
–
Stand chokeklep gesloten l
bij koude motor
als de motor na het starten bij het gas geven
afslaat
als alle benzine werd verbruikt (motor sloeg
af)
Stand startgas n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een
minuut heeft gedraaid)
na de eerste ontsteking
na het ventileren van de verbrandingskamer,
als de motor was verzopen
► De motorzaag zo op de grond plaatsen dat
deze stabiel staat – een veilige houding aan‐
nemen – de zaagketting mag geen voorwer‐
pen en ook de grond niet raken
► De motorzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel stevig op de grond drukken – de duim
onder de draagbeugel
► De rechtervoet in de achterste handgreep
plaatsen
18.3Benzinepomp
De balg van de benzinepomp een paar maal
indrukken – ook als de balg nog met benzine is
gevuld:
bij de eerste keer starten
–
als alle benzine werd verbruikt (motor sloeg
–
af)
18.4Motorzaag vasthouden
Er zijn twee mogelijkheden om de motorzaag bij
het starten vast te houden.
260458-737-7621-C
2310BA009 KN
231BA010 KN
18 Motor starten/afzettenNederlands
18.4.2Tussen de knieën of bovenbenen
► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam tot aan de aanslag uittrekken – en ver‐
volgens snel en krachtig verder trekken – hier‐
bij de draagbeugel naar beneden drukken –
het startkoord niet tot aan het uiteinde uittrek‐
ken – kans op breuk! De starthandgreep niet
terug laten schieten – loodrecht laten vieren,
zodat het startkoord correct wordt opgerold
Bij een nieuwe motor of nadat de motor een
lange tijd niet is gebruikt, kan bij machines zon‐
der extra hand-benzinepomp het meerdere
malen uittrekken van het startkoord nodig zijn –
tot er voldoende benzine in de carburateur aan‐
wezig is.
18.5.2Uitvoeringen met ErgoStart
WAARSCHUWING
Dit apparaat kan zeer gemakkelijk en zonder
kracht worden gestart, zelfs ook door kinderen –
kans op ongelukken!
Beslist voorkomen dat kinderen of andere, hier‐
toe niet bevoegde personen kunnen proberen
► De achterste handgreep tussen de knieën of
de bovenbenen klemmen
► Met de linkerhand de draagbeugel vasthouden
– de duim onder de draagbeugel
18.5Starten
18.5.1Standaarduitvoeringen
het apparaat te starten:
Tijdens de werkpauzes altijd toezicht houden
–
op het apparaat
Veilig opslaan na de werkzaamheden
–
De ErgoStart slaat de energie voor het starten
van de motorzaag op. Daarom kunnen er tussen
het uittrekken van het startkoord en het starten
van de motor enkele seconden verlopen.
Bij de uitvoeringen met ErgoStart zijn er twee
mogelijkheden om te starten:
► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam en gelijkmatig uittrekken – of – met de
rechterhand de starthandgreep in meerdere,
korte trekbewegingen uittrekken, het koord
hierbij steeds slechts een klein stukje uittrek‐
ken
► Tijdens het starten de draagbeugel naar bene‐
den drukken – het koord niet tot aan het koor‐
duiteinde uit de boring trekken – kans op
breuk!
► De starthandgreep niet terug laten schieten –
loodrecht laten vieren, zodat het startkoord
correct wordt opgerold
0458-737-7621-C27
2310BA021 KN
3
1
2
4
2310BA002 KN
0
4
2310BA003 KN
STOP
0
3
4
2310BA004 KN
STOP
0
Nederlands18 Motor starten/afzetten
18.6Motorzaag starten
WAARSCHUWING
Binnen het zwenkbereik van de motorzaag mag
zich geen andere persoon ophouden.
► Veiligheidsvoorschriften in acht nemen
18.6.1Uitvoeringen met benzinepomp
Stand chokeklep gesloten l
Bij koude motor (ook als de motor na het star‐
–
ten bij het gas geven is afgeslagen)
Stand startgas n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een
–
minuut heeft gedraaid)
► Motorzaag vasthouden en starten
18.7Na de eerste ontsteking
► De balg van de benzinepomp ten minste vijf‐
maal indrukken – ook als de balg nog met
benzine is gevuld
18.6.2Bij alle uitvoeringen
► Handbeschermer (1) naar voren drukken – de
zaagketting is geblokkeerd
► Gashendelblokkering (2) en de gashendel (3)
gelijktijdig indrukken en vasthouden – combi‐
schakelaar (4) instellen
►
Combischakelaar (4) in de stand startgas n
plaatsen
► Motorzaag vasthouden en starten
18.8Zodra de motor draait
► Gashendelblokkering indrukken en gashen‐
del (3) even aantippen, de combischake‐
laar (4) springt in de werkstand F en de motor
gaat stationair draaien
280458-737-7621-C
001BA186 KN
19 GebruiksvoorschriftenNederlands
LET OP
De motor moet direct in de stationaire stand wor‐
den geschakeld – anders kunnen, bij een geblok‐
keerde kettingrem, het carter en de kettingrem
worden beschadigd.
► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
De kettingrem is gelost – de motorzaag is klaar
voor gebruik.
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de koppeling en kettingrem.
18.9Bij zeer lage temperaturen
► Motor even met iets gas warm laten draaien
► Eventueel overschakelen op winterstand, zie
"Winterstand"
18.10 Motor afzetten
► Combischakelaar in de stopstand
0 plaatsen
18.11 Als de motor niet aanslaat
Na de eerste ontsteking werd de combischake‐
laar niet tijdig vanuit de stand chokeklep geslo‐
ten l in de startgasstand n geplaatst, de
motor is mogelijk "verzopen".
► Combischakelaar in de stopstand
► Bougie uitbouwen – zie "Bougie"
► Bougie droogwrijven
► Het startkoord meerdere malen uittrekken –
om de verbrandingskamer te ventileren
► Bougie weer monteren – zie "Bougie"
►
Combischakelaar in startgasstand n plaat‐
sen – ook bij koude motor
► De motor opnieuw starten
0 plaatsen
19Gebruiksvoorschriften
19.1Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐
ling niet onbelast met hoge toerentallen laten
draaien, om te voorkomen dat er tijdens de
inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende
de inloopfase moeten de bewegende delen op
elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐
hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn
maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐
gen.
19.2Tijdens de werkzaamheden
LET OP
De carburateur niet armer afstellen om een ver‐
meend hoger vermogen te bereiken – de motor
zou anders defect kunnen raken – zie "Carbura‐
teur afstellen".
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐
chanisme (koppeling, kettingrem).
19.2.1Kettingspanning regelmatig controle‐
ren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
19.2.2In koude staat
De zaagketting moet tegen de onderzijde van
het zaagblad liggen, maar moet met de hand
nog over het zaagblad kunnen worden getrok‐
ken. Indien nodig, de zaagketting spannen – zie
hoofdstuk "Zaagketting spannen".
19.2.3Bij bedrijfstemperatuur
De zaagketting zet uit en hangt door. De aan‐
drijfschakels aan de onderzijde van het zaagblad
mogen niet uit de groef komen – de zaagketting
kan anders van het zaagblad lopen. Zaagketting
spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
0458-737-7621-C29
3
1
2
143BA026 KN
1
1
1
2710BA003 KN
2
Nederlands20 Zaagblad in goede staat houden
LET OP
Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een nietontspannen zaagketting kan de krukas en de
lagers beschadigen.
19.2.4Na langdurig gebruik met vol gas
De motor nog even stationair laten draaien tot de
meeste warmte door de koelluchtstroom is afge‐
voerd, dit om te voorkomen dat de componenten
op de motor (ontstekingssysteem, carburateur)
door warmteophoping te zwaar worden belast.
19.3Na het werk
► Zaagketting ontspannen als deze tijdens de
werkzaamheden bij bedrijfstemperatuur werd
gespannen
LET OP
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en zaag‐
bladgroef (3) regelmatig reinigen
► Groefdiepte meten – met behulp van het meet‐
kaliber op het vijlkaliber (speciaal toebehoren)
– op de plaats waar de slijtage het grootst is
KettingtypeKettingsteekMinimale
groef‐
diepte
Picco1/4“ P4,0 mm
Rapid1/4“4,0 mm
Picco3/8“ P5,0 mm
Rapid3/8“; 0.325“6,0 mm
Rapid0.404“7,0 mm
Als de groef niet ten minste zo diep is:
► Zaagblad vervangen
De aandrijfschakels raken anders de bodem van
de groef – hierdoor liggen de tandvoet en de ver‐
bindingsschakels niet meer op de randen van de
zaagbladgroef.
21Kap
De zaagketting na beëindiging van de werk‐
zaamheden beslist weer ontspannen! Bij het
afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-ont‐
spannen zaagketting kan de krukas en de lagers
beschadigen.
19.3.1Als het werk even wordt onderbroken
De motor laten afkoelen. Het apparaat met
gevulde benzinetank op een droge plaats, niet in
de buurt van ontstekingsbronnen, opbergen tot
het moment dat het apparaat weer wordt
gebruikt.