Er zit plastic beschermfolie op het scherm. U moet de beschermfolie lostrekken voordat
u het aanraakscherm kunt gebruiken. Als u dat niet doet, werkt het aanraakscherm
mogelijk niet goed.
•
Schuif de cover op de bovenzijde van het apparaat weg met uw duimen.
•
Plaats de micro-simkaart in de houder met de goudkleurige contactpunten naar
beneden gericht.
Een geheugenkaart plaatsen
1
Verwijder de batterijklep en de batterij.
2
Plaats de geheugenkaart met de goudkleurige contactpunten omlaag in de sleuf
voor de geheugenkaart.
Schuif de bovenklep omlaag. U hoort een geluid wanneer de klep op zijn plaats
vastklikt.
Schermbeveiliging
Verwijder de doorzichtige beschermfolie door aan het lipje te trekken voordat u het apparaat
gebruikt.
Het wordt aanbevolen om uw apparaat te beschermen met een schermhoes van Sony of
een bescherming die bedoeld is voor het model Xperia™ dat u heeft. Door voor uw
beeldscherm gebruik te maken van beschermingsmiddelen van andere merken kan het
zijn dat uw apparaat niet of niet goed functioneert omdat sensoren, lenzen, luidsprekers
of microfoons mogelijk bedekt worden, en kan hierdoor de garantie komen te vervallen.
Uw apparaat voor de eerste keer inschakelen
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt er een setup wizard weergegeven
om u te helpen bij het instellen van basisinstellingen, het aanmelden bij een aantal
accounts, en het personaliseren van uw apparaat. Als u bijvoorbeeld een Sony
Entertainment Network-account hebt, kunt u zich hier aanmelden en het direct instellen.
En u kunt instellingen voor internet en Wi-Fi® downloaden.
U kunt de setup wizard ook later vanuit het Instellingenmenu openen.
Het apparaat inschakelen
1
Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het meldingslampje een keer flitst.
2
Voer de pincode in van uw simkaart wanneer hierom wordt gevraagd en tik
vervolgens op .
Uw Xperia™ -apparaat van Sony gebruikt het Android™-platform dat ontwikkeld is door
Google™. Een groot aantal verschillende Google™-applicaties en -services is bij
aankoop van uw apparaat beschikbaar, bijvoorbeeld Gmail™, Google Maps™,
YouTube™ en de Play Store™-applicatie, waarmee u toegang hebt tot de Google
Play™ onlinewinkel voor het downloaden van Android™-applicaties. Om het beste uit
deze services te halen, heef u een Google™-account nodig. U heeft bijvoorbeeld een
Google™-account nodig als u het volgende wilt:
•
Applicaties downloaden en installeren van Google Play™.
•
E-mail, contacten en de agenda synchroniseren met Gmail™.
•
Chatten met vrienden met de applicatie Hangouts™.
•
Uw browsegeschiedenis en bladwijzers synchroniseren met behulp van de webbrowser
Google Chrome™.
•
Maak uzelf kenbaar als de bevoegde gebruiker na en softwarereparatie met behulp van
Xperia™ Companion.
•
Vind, vergrendel of wis een verloren of gestolen apparaat op afstand met behulp van de
apparaatbeheerservices van my Xperia™ of Android™.
Ga voor meer informatie Android™ en Google™ naar
Het is erg belangrijk dat u de gebruikersnaam en het wachtwoord van uw Google™-account
onthoudt. In sommige gevallen moet u zich om beveiligingsredenen identificeren met uw
Google™-account. Als u in dergelijke gevallen de gebruikersnaam of het wachtwoord van
Google™ niet kunt invullen, dan wordt uw apparaat vergrendeld. Als u meerdere Google™accounts heeft, zorg dan dat u de gegevens van het betreffende account invult.
http://support.google.com
.
Een Google™-account instellen op uw apparaat
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Account toevoegen > Google.
3
Voer de stappen in de registratiewizard uit om een Google™-account te maken of
meld u aan als u al een account hebt.
U kunt zich ook aanmelden bij een Google™-account of er een maken vanuit de setup wizard
als u het apparaat voor het eerst opstart. Of u kunt online gaan en een account maken op
www.google.com/accounts
.
Uw apparaat opladen
De batterij van het apparaat is bij aanschaf gedeeltelijk opgeladen. U kunt uw apparaat
blijven gebruiken wanneer deze wordt opgeladen. Lees meer over de batterij en het
verbeteren van de prestaties in
Steek het ene uiteinde van de USB-kabel in de lader (of in de USB-poort van een
computer).
3
Steek het andere uiteinde van de kabel met het USB-symbool naar boven in de
micro-USB-poort op uw apparaat. Het meldingslampje gaat branden wanneer het
laden begint.
4
Wanneer het apparaat helemaal is opgeladen, koppelt u de kabel los van uw
apparaat door het recht naar buiten te trekken. Zorg ervoor dat u de connector
niet buigt.
Als de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten duren voordat het meldingslampje
gaat branden en het oplaadpictogram wordt weergegeven.
Status meldingslampje batterij
GroenDe batterij is voor meer dan 90% opgeladen
Knippert roodDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan 15%
OranjeDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan 90%
Blader snel, bijvoorbeeld in een lijst of een webpagina. U kunt het bladeren stoppen door
op het scherm te tikken.
Het scherm vergrendelen en ontgrendelen
Wanneer uw apparaat is ingeschakeld maar gedurende een bepaalde periode niet wordt
gebruikt, wordt het scherm verduisterd om de batterij te sparen; het scherm wordt
daarbij ook automatisch vergrendeld. Deze vergrendeling voorkomt dat u per ongeluk
ongewenste bewerkingen uitvoert op het aanraakscherm wanneer u de telefoon niet
gebruikt. Bij aankoop van uw apparaat is er al een eenvoudige schermvergrendeling met
behulp van vegen ingesteld. Dat betekent dat u vanaf het midden van het scherm in een
willekeurige richting moet vegen om het te ontgrendelen. U kunt de
beveiligingsinstellingen later wijzigen en andere soorten vergrendelingen toevoegen. Zie
Schermvergrendeling
op de pagina 36 .
Het scherm activeren
•
Druk de toets kort in.
Het scherm ontgrendelen
•
Plaats een vinger op het midden van het scherm en veeg in een willekeurige
richting.
Het scherm vergrendelen
•
Wanneer het scherm actief is, drukt u kort op de aan-uitknop .
De Startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. Het is vergelijkbaar
met het bureaublad op een computerscherm. Uw startscherm kan maximaal zeven
vensters bevatten, die groter zijn dan de normale breedte van de schermweergave. Het
aantal vensters van het startscherm wordt weergegeven door een reeks punten
bovenaan het startscherm. De gemarkeerde stip toont het venster waar u zich
momenteel in bevindt.
Ga naar de startpagina
•
Druk op .
Door het startscherm bladeren
Vensters startscherm
U kunt nieuwe vensters toevoegen aan uw startscherm (maximaal zeven vensters) en
vensters verwijderen. U kunt tevens het venster instellen dat u wilt gebruiken als het
hoofdvenster voor het startscherm.
Een venster instellen als het hoofdvenster van het startscherm
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om te bladeren naar het venster dat u wilt instellen als
uw hoofdvenster van het startscherm, tik vervolgens op in de bovenhoek van
het paneel.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om te bladeren door de vensters en tik op .
Een venster verwijderen van de startpagina
1
Houd een leeg gebied op de Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om naar het venster te gaan dat u wilt verwijderen en tik
op .
Scherm Toepassingen
Het scherm Toepassingen, dat u opent vanuit het startscherm, bevat de applicaties die
vooraf op uw apparaat zijn geïnstalleerd en de applicaties die u downloadt.
Alle applicaties op het scherm Toepassingen weergeven
1
Tik op uw startscherm op .
2
Veeg naar links of rechts op het scherm Toepassingen.
Een applicatie openen vanuit het scherm Toepassingen
•
Veeg naar links of rechts om de applicatie te zoeken, tik vervolgens op de
applicatie.
Het schermmenu Toepassingen openen
•
Wanneer het scherm Toepassingen is geopend, sleept u de linker rand van het
scherm naar rechts.
Een applicatie verplaatsen op het scherm Toepassingen
1
Om het menu van het scherm Toepassingen te openen, sleept u de linker rand
van het scherm Toepassingen naar rechts.
2
Zorg dat Eigen volgorde is geselecteerd onder APPS TONEN.
3
Houd de applicatie aangeraakt tot hij groter wordt en het apparaat trilt. Sleep hem
vervolgens naar de nieuwe plek.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1
Raak vanuit het scherm Toepassingen een applicatiepictogram aan en houd dit
vast totdat het scherm gaat trillen, sleep het pictogram vervolgens naar de
bovenkant van het scherm. Het startscherm wordt geopend.
2
Sleep het pictogram naar de gewenste locatie op het startscherm en laat uw
vinger vervolgens los.
Applicaties rangschikken op het applicatiescherm
1
Om het applicatiemenu te openen, sleept u de linkerrand van het applicatiescherm
naar rechts.
Vanuit het scherm Toepassingen naar een applicatie zoeken
1
Om het menu van het scherm Toepassingen te openen, sleept u de linker rand
van het scherm Toepassingen naar rechts.
2
Tik op Apps zoeken.
3
Voer de naam van de applicatie in waarnaar u wilt zoeken.
Een applicatie verwijderen vanuit het scherm Toepassingen
1
Om het schermmenu Toepassingen te openen, sleept u de linker rand van het
scherm Toepassingen naar rechts.
2
Tik op Verwijderen. Alle niet te installeren applicaties worden aangegeven met .
3
Tik op de applicatie die u wilt verwijderen en tik vervolgens op Verwijderen.
Navigeren door applicaties
U kunt tussen applicaties navigeren met de navigatietoetsen, de balk met kleine apps en
het venster met onlangs gebruikte applicaties, waarmee u eenvoudig kunt schakelen
tussen alle onlangs gebruikte applicaties. Bepaalde applicaties worden gesloten wanneer
u op de
achtergrond of kunnen worden gepauzeerd. Als de applicatie wordt gepauzeerd of actief
is op de achtergrond, kunt u, de volgende keer als u de applicatie opent, doorgaan waar
u gebleven was.
drukt om af te sluiten. Andere applicaties kunnen actief blijven op de
1Venster met onlangs gebruikte applicaties – Open een onlangs gebruikte applicatie
2Balk met kleine apps – Open een kleine app
3Taaknavigatietoets – Open het venster met onlangs gebruikte applicaties en de balk met kleine apps
4Navigatietoets startscherm – Sluit een applicatie af en ga terug naar het startscherm
5Navigatietoets terug – Ga terug naar het vorige scherm binnen een applicatie of sluit de applicatie
Het venster met onlangs gebruikte toepassingen openen
•
Druk op .
Een menu in een toepassing openen
•
Druk tijdens het gebruik van de toepassing op .
Niet in alle toepassingen is een menu beschikbaar.
Widgets zijn kleine applicaties die u direct op uw startscherm kunt gebruiken. Ze
functioneren tevens als snelkoppelingen. Met de widget Weer kunt u bijvoorbeeld
basisinformatie over het weer direct op uw startscherm bekijken. En wanneer u op de
widget tikt, wordt de volledige applicatie Weer geopend. U kunt meer widgets
downloaden via Google Play™.
Een widget toevoegen aan het startscherm
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en tik
vervolgens op
2
Tik op de widget die u wilt toevoegen.
Widgets
.
De afmetingen van een widget wijzigen
1
Raak een widget aan en houd deze ingedrukt tot deze groter wordt en het
apparaat trilt. Laat de widget vervolgens los. Als de afmetingen van de widget
veranderd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de widget Agenda, verschijnen een
gemarkeerd kader en formaatpunten.
2
Sleep de punten naar binnen of naar buiten om de widget kleiner of groter te
maken.
3
Tik ergens op de Startscherm om de nieuwe afmetingen van de widget te
bevestigen.
Een widget verplaatsen
•
Raak de widget aan en houd deze ingedrukt tot hij groter wordt en het apparaat
trilt. Sleep het onderdeel vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een widget verwijderen
•
Raak de widget aan en houd deze ingedrukt tot hij groter wordt en het apparaat
trilt. Sleep het onderdeel vervolgens naar
.
Snelkoppelingen en mappen
Gebruik snelkoppelingen en mappen voor het beheren van uw applicaties en om uw
startscherm overzichtelijk te houden.
1Open een map met applicaties
2Open een applicatie met een snelkoppeling
Een snelkoppeling toevoegen aan uw startscherm
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en het
instelmenu wordt weergegeven.
2
Tik in het instelmenu op
3
Blader door de lijst met applicaties en selecteer een applicatie. De geselecteerde
Applicaties
.
applicatie wordt toegevoegd aan de Startscherm.
In stap 3 kunt u ook op
beschikbare lijst. Als u deze methode gebruikt voor het toevoegen van snelkoppelingen, laten
sommige van de beschikbare applicaties u een specifieke functionaliteit toevoegen aan de
snelkoppeling.
Snelkopp. tikken en vervolgens een applicatie selecteren in de
Een item verplaatsen op het startscherm
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een item verwijderen van de startpagina
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar .
Een map maken op het startscherm
•
Raak het pictogram of de snelkoppeling van een applicatie aan en houd het vast
tot het wordt vergroot en het apparaat trilt; sleep het vervolgens boven het
pictogram of de snelkoppeling van een applicatie en zet het daar neer.
Items toevoegen aan een map op het startscherm
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar de map.
Een map op het startscherm hernoemen
1
Tik op de map om deze te openen.
2
Raak de titelbalk van de map aan om het veld Mapnaam weer te geven.
3
Voer de naam van de nieuwe map in en tik op Gereed.
Achtergrond en thema's
U kunt het startscherm aanpassen aan uw eigen stijl met achtergronden en verschillende
thema's. U kunt tevens de achtergrond op het vergrendelingscherm wijzigen.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Tik op Achtergrond en selecteer een optie.
Een thema instellen
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Tik op Thema´s en selecteer een thema.
Als u een thema wijzigt, verandert ook de achtergrond in sommige applicaties.
De achtergrond voor het vergrendelingscherm wijzigen
1
Tik in uw startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Persoonlijk maken > Schermvergrendeling.
3
Selecteer een optie en volg de instructies op het scherm om uw achtergrond te
wijzigen.
Een schermopname maken
U kunt stilstaande beelden maken van een scherm op uw apparaat als schermopname.
Schermopnames worden automatisch opgeslagen in Album.
Een schermopname maken
1
Houd de aan-uitknop en de volume-omlaagknop tegelijkertijd ingedrukt tot u een
klikgeluid hoort.
2
Wilt u de schermopname bekijken, sleep dan de statusbalk helemaal omlaag.
Status en meldingen
De pictogrammen in de statusbalk informeren u over zaken zoals nieuwe berichten en
agendameldingen, lopende activiteiten zoals bestandsdownloads, en statusinformatie
zoals batterijvermogen en signaalsterkte. U kunt de statusbalk omlaag slepen om het
meldingsvenster te openen en uw meldingen te verwerken.
Selecteren welke systeempictogrammen in de statusbalk worden weergegeven
1
Tik in uw startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Persoonlijk maken > Statusbalkpictogrammen.
Ga naar en tik op Instellingen > Persoonlijk maken > Meldingen beheren.
3
Selecteer de apps die meldingen mogen verzenden.
Actie ondernemen op een melding
•
Tik op de melding.
Een melding verwijderen van het meldingsvenster
•
Plaats uw vinger op een melding en veeg naar links of rechts.
Alle meldingen wissen van het meldingsvenster
•
Tik op
Wissen
.
Meldingslampje
Het meldingslampje informeert u over de batterijstatus en een aantal andere zaken. Een
wit knipperend lampje betekent bijvoorbeeld dat er een nieuw bericht of een gemist
gesprek is.
Pictogrammen in de statusbalk
Statuspictogrammen
Signaalsterkte
Geen signaal
Roaming
GPRS is beschikbaar
EDGE is beschikbaar
3G is beschikbaar
Er is een mobiel datanetwerk beschikbaar
GPRS-gegevens verzenden en downloaden
EDGE-gegevens verzenden en downloaden
3G-gegevens verzenden en downloaden
Mobiele gegevens verzenden en downloaden
Batterijstatus
De batterij wordt opgeladen
STAMINA-modus is actief
Vliegtuigmodus is actief
De Bluetooth®-functie is actief
De SIM-kaart is niet geplaatst
De microfoon is gedempt
De speakertelefoon is ingeschakeld
Stille modus
Trilstand
Er is een alarm ingesteld
GPS is ingeschakeld
Er is een synchronisatie actief
Probleem met aanmelding of synchronisatie
Afhankelijk van uw serviceprovider, netwerk en/of regio, kunnen sommige functies of diensten
die door sommige pictogrammen in deze lijst worden vertegenwoordigd al dan niet
beschikbaar zijn.
Meldingspictogrammen
De volgende meldingspictogrammen kunnen op het scherm worden weergegeven:
Nieuw e-mailbericht
Nieuw SMS-bericht of MMS-bericht
Nieuw voicemailbericht
Aanstaande agendagebeurtenis
Er wordt een nummer afgespeeld
Het apparaat is via een USB-kabel met een computer verbonden
Waarschuwingsbericht
Foutbericht
Gemist gesprek
Lopend gesprek
Gesprek in de wacht
Gesprekken doorverbinden is ingeschakeld
Een Wi-Fi®-verbinding is ingeschakeld en draadloze netwerken zijn beschikbaar
Er zijn software-updates beschikbaar
Gegevens worden gedownload
Gegevens worden geüpload
Meer (niet weergegeven) meldingen
Overzicht toepassingen
Gebruik de alarm- en kloktoepassing om verschillende alarmen in te stellen.
Gebruik uw webbrowser om webpagina's weer te geven en op de pagina's te
navigeren, en bladwijzers, tekst en afbeeldingen te beheren.
Gebruik de rekenmachine-toepassing om basisberekeningen uit te voeren.
Gebruik de agenda-toepassing om uw gebeurtenissen bij te houden en uw
afspraken te beheren.
Gebruik de camera om foto's te maken en videoclips op te nemen.
Gebruik de toepassing Contacten om telefoonnummers, e-mailadressen en
andere informatie van uw contacten te beheren.
Open uw gedownloade toepassingen.
Gebruik de e-mailtoepassing om e-mails te verzenden en ontvangen via privé
accounts en zakelijke accounts.
Gebruik de Facebook™-toepassing om deel te nemen aan sociale netwerken
met vrienden, familieleden en collega's wereldwijd.
Blader en luister naar FM-radiostations.
Gebruik de toepassing Album om uw foto's en video's weer te geven en te
bewerken.
Gebruik de toepassing Gmail™ om e-mailberichten te lezen, schrijven en
organiseren.
Zoek naar informatie op uw apparaat en op internet.
Geef uw huidige locatie weer, vind andere locaties en bereken routes met
Google Maps™.
Ga naar Google Play™ om gratis of tegen betaling toepassingen voor uw
apparaat te downloaden.
Gebruik de berichtentoepassing om SMS- en MMS-berichten te verzenden en
ontvangen.
Gebruik de toepassing Films om video's op uw apparaat weer te geven en om
inhoud met uw vrienden te delen.
Gebruik de toepassing WALKMAN om muziek, audioboeken en podcasts te
beheren en af te spelen.
Bekijk nieuwsberichten en weersverwachtingen.
Voer telefoongesprekken door het nummer handmatig in te voeren of door
middel van de smart-dial-functie.
Optimaliseer de instellingen naar uw wensen.
Gebruik de toepassing Hangouts™ om online met vrienden te chatten.
Identificeer muziektracks die u in uw omgeving hoort en krijg informatie over de
artiest en het album en eventuele andere informatie.
Gebruik YouTube™ om video's van overal ter wereld te delen en weer te geven.
Gebruik de ondersteuningstoepassing voor toegang tot gebruikersondersteuning
op het apparaat. U hebt bijvoorbeeld toegang tot een gebruikershandleiding,
informatie voor het oplossen van problemen, tips en trucs.
Download en installeer nieuwe toepassingen en updates.
Sommige toepassingen worden niet door alle netwerken en/of mobiele providers in alle
gebieden ondersteund.
Google Play™ is de officiële online Google-winkel voor het downloaden van applicaties,
spelletjes, muziek, films en boeken. Het bevat zowel gratis als betaalde applicaties.
Voordat u begint met het downloaden van Google Play™, moet u ervoor zorgen dat u
een werkende internetverbinding hebt, bij voorkeur via Wi-Fi®, om de kosten van
gegevensverkeer te beperken.
U moet een Google™-account hebben om Google Play™ te kunnen gebruiken. Google Play™
is mogelijk niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Een applicatie downloaden van Google Play™
1
Tik op het Startscherm op .
2
Tik op Play Store.
3
Zoek een item dat u wilt downloaden door te bladeren door categorieën of via de
zoekfunctie.
4
Tik op het item waarvoor u de details wilt weergeven en volg de instructies om de
installatie te voltooien.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
Applicaties downloaden van andere bronnen
Wanneer uw apparaat is ingesteld om downloads toe te staan van andere bronnen dan
Google Play™, kunt u applicaties direct van andere websites downloaden door de
desbetreffende downloadinstructies te volgen.
Als u applicaties installeert van onbekende oorsprong of uit een onbetrouwbare bron, kan uw
apparaat beschadigd raken. Download alleen applicaties die afkomstig zijn van betrouwbare
bronnen. Neem contact op met de leverancier van de applicatie als u vragen hebt of
problemen ondervindt.
Het downloaden van applicaties van andere bronnen toestaan
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Schakel het selectievakje Onbekende bronnen in.
4
Tik op OK.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
De Google Chrome™-webbrowser voor Android™-apparaten wordt voor de meeste
landen vooraf geïnstalleerd geleverd. Ga naar http://support.google.com/chrome en klik
op de link "Chrome for Mobile" voor meer gedetailleerde informatie over het gebruik van
deze webbrowser.
Bladeren met Google Chrome™
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op .
3
Als u Google Chrome™ voor het eerst gebruikt, selecteer dan of u zich wilt
aanmelden bij een Google™-account of anoniem wilt bladeren met Google
Chrome™.
4
Voer een zoekterm of webadres in het zoek- en adresveld in en tik vervolgens op
Ga op het toetsenbord.
.
1Ga naar de startpagina
2Zoek- en adresveld
3Vernieuw de pagina
4Toegang tot browsertabbladen
5Geef help en opties weer
6Ga één pagina terug in de browsergeschiedenis
Internet- en mms-instellingen
Om multimedia-berichten te sturen of naar internet te gaan als geen Wi-Fi®-netwerk
beschikbaar is, hebt u een actieve mobiele gegevensverbindinding nodig met de juiste
instellingen voor internet en mms (Multimedia Messaging Service). Een paar tips:
•
Voor de meeste mobiele netwerken en aanbieders zijn de internet- en mms-instellingen
vooraf op het apparaat geïnstalleerd. U kunt dan direct internet gebruiken en
multimediaberichten verzenden.
•
In sommige gevallen bestaat de mogelijkheid om internet- en mms-instellingen te
downloaden wanneer u het apparaat voor de eerste keer inschakelt nadat een simkaart
is geplaatst. Het is ook mogelijk om deze instellingen later te downloaden via het menu
Instellingen.
•
U kunt op elk moment handmatig instellingen voor internet en mms op uw apparaat
toevoegen, wijzigen of wissen. Neem voor meer informatie contact op met uw
netwerkexploitant.
•
Als u geen toegang hebt tot het internet via een mobiel netwerk of als mms niet werkt,
zelfs nadat u internet- en mms-instellingen hebt gedownload naar uw apparaat,
raadpleeg dan de tips voor probleemoplossing voor uw apparaat op
www.sonymobile.com/support/
voor problemen met netwerkdekking, mobiele gegevens
en mms.
Instellingen voor internet en mms downloaden
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Internetinstellingen.
3
Tik op Accepteren. Wanneer de instellingen zijn gedownload, verschijnt
.
in de
statusbalk en worden mobiele gegevens automatisch ingeschakeld.
Als de instellingen niet naar uw apparaat kunnen worden gedownload, controleer dan de
signaalsterkte van uw mobiele netwerk. Ga naar een open locatie zonder hindernissen of ga bij
een raam staan en probeer het nogmaals.
Controleren of mobiele gegevens in- of uitgeschakeld zijn
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3
Controleer of het keuzevakje
Mobiel dataverkeer
gemarkeerd is of niet.
Handmatig internet- en mms-instellingen toevoegen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3
Tik op
Namen toegangspunten
4
Tik op Naam en voer een naam in.
5
Tik op
6
Voer alle overige informatie in. Als u niet weet welke informatie noodzakelijk is,
en vul de naam van het toegangspunt in.
APN
> .
neem dan contact op met uw netwerkaanbieder voor nadere informatie.
7
Als u klaar bent, tikt u op en vervolgens op Opslaan.
De gedownloade instellingen voor internet en mms bekijken
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Tik op Namen toegangspunten.
4
Voor meer informatie tikt u op een van de beschikbare onderdelen.
Als er meerdere verbindingen beschikbaar zijn, wordt de actieve netwerkverbinding
aangegeven met een gemarkeerde knop .
Instellingen
>
Meer…
>
Mobiele netwerken
.
Alle instellingen voor internet en mms verwijderen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3
Tik op Namen toegangspunten en op .
4
Tik op Standaardinstellingen. Alle internet- en mms-instellingen worden
verwijderd.
Wi-Fi®
Gebruik Wi-Fi®-verbindingen om op internet te surfen, applicaties te downloaden of emails te versturen en te ontvangen. Wanneer u verbinding hebt gemaakt met een WiFi®-netwerk, onthoudt uw apparaat het netwerk en maakt hier de volgende keer als u in
de buurt bent automatisch verbinding mee.
Sommige Wi-Fi®-netwerken vereisen dat u inlogt bij een webpagina voordat u toegang
krijgt. Neem contact op met de betreffende Wi-Fi®-netwerkbeheerder voor meer
informatie.
De signaalsterkte van Wi-Fi®-netwerken kan variëren. Door dichter naar het Wi-Fi®toegangspunt te gaan, wordt de signaalsterkte verhoogd.
Beschikbare Wi-Fi®-netwerken kunnen open of beveiligd zijn:
•
Open netwerken worden aangeduid met naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
•
Beveiligde netwerken worden aangeduid met
Sommige Wi-Fi®-netwerken worden niet weergegeven in de lijst met beschikbare netwerken
omdat ze hun netwerknaam (SSID) niet uitzenden. Als u de naam van het netwerk kent, kunt u
het handmatig toevoegen aan uw lijst met beschikbare Wi-Fi®-netwerken.
naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
Wi-Fi® inschakelen
1
Tik vanaf het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen.
3
Sleep de schuif naast Wi-Fi naar rechts om de functie Wi-Fi® in te schakelen.
Het kan een paar seconden duren voordat Wi-Fi® is ingeschakeld.
.
Automatisch verbinding maken met een Wi-Fi®-netwerk
1
Tik vanaf het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen.
3
Tik op Wi-Fi. Alle beschikbare Wi-Fi®-netwerken worden weergegeven.
4
Tik op een Wi-Fi®-netwerk om daar verbinding mee te maken. Voor beveiligde
netwerken voert u het desbetreffende wachtwoord in.
.
wordt weergegeven in de
statusbalk wanneer u bent verbonden.
Wilt u naar nieuwe beschikbare netwerken zoeken, tik dan op
en vervolgens op Scannen.
Een Wi-Fi®-netwerk handmatig toevoegen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Tik op
4
Voer de
5
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
6
Voer zo nodig een wachtwoord in.
7
Om een aantal geavanceerde opties zoals proxy- en IP-instellingen te bewerken,
.
SSID van netwerk
Instellingen
markeert u het selectievakje
>
Wi-Fi
.
informatie in.
Geavanceerde opties weergeven
en bewerkt u naar
wens.
8
Tik op
Opslaan
Neem contact op met uw Wi-Fi®-netwerkbeheerder om de SSID van het netwerk en het
wachtwoord te krijgen.
.
Wi-Fi®-instellingen
Wanneer u bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk of wanneer er Wi-Fi®-netwerken
beschikbaar zijn in uw omgeving, kunt u de status van deze WLAN-netwerken bekijken.
U kunt op uw apparaat instellen dat u een melding ontvangt wanneer er een open WiFi®-netwerk wordt gedetecteerd.
Als u niet bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk, wordt op uw apparaat een mobiele
gegevensverbinding gebruikt voor internettoegang (indien u een mobiele
gegevensverbinding hebt ingesteld en ingeschakeld op uw apparaat). Door een Wi-Fi®slaapstandbeleid toe te voegen, kunt u kiezen wanneer u wilt overschakelen van Wi-Fi®
naar mobiele gegevens.
Gedetailleerde informatie over een verbonden Wi-Fi®-netwerk weergeven
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
3
Tik op het Wi-Fi®-netwerk waarmee u momenteel bent verbonden. Er wordt
gedetailleerde informatie over het netwerk weergegeven.
Een Wi-Fi®-slaapbeleid toevoegen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
3
Druk op
4
Tik op Geavanceerd.
5
Tik op Wi-Fi behouden in slaapstand.
6
Selecteer een optie.
.
Uw mobiele gegevensverbinding delen
U kunt de mobiele gegevensverbinding van uw apparaat delen met één computer via
een USB-kabel. Dit proces heet USB-tethering. U kunt ook de gegevensverbinding van
uw apparaat met maximaal acht apparaten tegelijkertijd delen door van uw apparaat een
draagbare Wi-Fi®-hotspot te maken. Wanneer de mobiele gegevensverbinding van uw
apparaat succesvol is gedeeld, kunnen de delende apparaten de gegevensverbinding
van uw apparaat gebruiken om bijvoorbeeld op internet te surfen, applicaties te
downloaden of e-mails te versturen en te ontvangen.
U moet uw computer mogelijk voorbereiden op het tot stand brengen van een
netwerkverbinding via een USB-kabel. Ga naar www.android.com/tether voor de meest
recente informatie.
Uw gegevensverbinding delen via een USB-kabel
1
Deactiveer alle USB-kabelverbindingen met uw apparaat.
2
Gebruik de USB-kabel die bij uw apparaat is geleverd om uw apparaat op een
computer aan te sluiten.
3
Tik in het Startscherm op
4
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
5
Markeer het selectievakje
wordt gevraagd.
wordt weergegeven in de statusbalk wanneer u verbonden
.
USB-tethering
en tik vervolgens op OK wanneer dit
bent.
6
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding, schakelt u het
selectievakje
U kunt de gegevensverbinding van uw apparaat niet tegelijkertijd met een SD-kaart via een
USB-kabel delen.
USB-tethering
uit of koppelt u de USB-kabel los.
Uw apparaat gebruiken als een draagbare Wi-Fi®-hotspot
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
3
Tik op Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot > Wi-Fi-hotspot configureren.
4
Voer de SSID van netwerkinformatie in.
5
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren. Voer een
wachtwoord in als dat vereist is.
6
Tik op Opslaan.
7
Tik op
8
Wanneer dat wordt gevraagd, tikt u op OK om te bevestigen. verschijnt in de
en markeer het selectievakje Mobiele Wi-Fi-hotspot.
statusbalk zodra de draagbare Wi-Fi®-hotspot is ingeschakeld.
9
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding via Wi-Fi®, schakelt u
het selectievakje Mobiele Wi-Fi-hotspot uit.
Uw draagbare hotspot een nieuwe naam geven of beveiligen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
3
Tik op Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot > Wi-Fi-hotspot configureren.
4
Voer de SSID van netwerk voor het netwerk in.
5
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
6
Voer een wachtwoord in als dat vereist is.
7
Tik op Opslaan.
Gegevensgebruik beheren
U kunt de hoeveelheid gegevens die van en naar uw apparaat wordt overgebracht,
gedurende een bepaalde periode bijhouden via uw mobiele gegevensverbinding of WiFi®-verbinding. U kunt bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens weergeven die door
individuele applicaties wordt gebruikt. Voor gegevens die via uw mobiele
gegevensverbinding wordt overgebracht, kunt u ook waarschuwingen en beperkingen
instellen om extra kosten te voorkomen.
Door de instellingen voor gegevensgebruik aan te passen, kunt u meer controle krijgen over
het gegevensgebruik. Dit garandeert echter niet dat u geen extra kosten zult oplopen.
Mobiel dataverkeer in- of uitschakelen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3
Sleep de schuifregelaar naast
Mobiel dataverkeer
dataverkeer in of uit te schakelen.
heen of weer om mobiel
Als mobiel dataverkeer is uitgeschakeld, kan het apparaat nog altijd Wi-Fi®- en Bluetooth®verbindingen gebruiken.
Een waarschuwing voor gegevensgebruik instellen
1
Zorg dat mobiel dataverkeer is ingeschakeld.
2
Tik in het Startscherm op
3
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
4
Sleep de waarschuwingslijnen naar de gewenste waarde om het
.
waarschuwingsniveau in te stellen. U ontvangt een waarschuwingsbericht
wanneer de hoeveelheid gegevens het ingestelde niveau nadert.
Een limiet voor mobiel gegevensgebruik instellen
1
Zorg dat mobiel dataverkeer is ingeschakeld.
2
Tik in het Startscherm op .
3
Ga naar en tik op
4
Markeer het selectievakje Mobiele datalimiet instellen indien dit is uitgeschakeld
Instellingen
>
Datagebruik
.
en tik vervolgens op OK.
5
Om de limiet voor mobiel gegevensgebruik in te stellen, sleept u de betreffende lijn
naar de gewenste waarde.
Wanneer uw mobiele gegevensgebruik de ingestelde limiet bereikt, wordt het mobiele
gegevensverkeer op uw apparaat automatisch uitgeschakeld.
Het mobiele gegevensgebruik van individuele applicaties beheren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3
Tik daarna op de gewenste applicatie.
4
Markeer het selectievakje Achtergronddata beperken.
5
Voor meer specifieke instellingen voor de applicatie (indien van toepassing) tikt u
op Instellingen voor app weergeven en brengt u de gewenste wijzigingen aan.
De prestaties van individuele applicaties kunnen worden beïnvloed als u de betreffende
instellingen voor gegevensgebruik wijzigt.
Gegevens die via Wi-Fi® zijn overgebracht, weergeven
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3
Tik op en schakel vervolgens het Wi-Fi-gebruik weergeven-selectievakje aan als
dit is uitgeschakeld.
4
Tik op het tabblad Wi-Fi.
Mobiele netwerken selecteren
Afhankelijk van welke mobiele netwerken beschikbaar zijn waar u bent, schakelt uw
apparaat automatisch tussen de mobiele netwerken. U kunt uw apparaat ook handmatig
instellen om toegang te krijgen tot een bepaald type mobiel netwerk, bijvoorbeeld
WCDMA of GSM.
Een netwerkmodus selecteren
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3
Tik op Netwerkmodus.
4
Selecteer een netwerkmodus.
Handmatig een ander netwerk selecteren
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op
Serviceproviders.
3
Tik op
Zoekmodus
4
Selecteer een netwerk.
Instellingen
>
.
.
>
Handmatig
Meer…
.
>
Mobiele netwerken
>
Als u handmatig een netwerk selecteert, zal het apparaat niet naar andere netwerken zoeken,
ook niet wanneer u zich buiten het bereik van het geselecteerde netwerk begeeft.
Automatische netwerkselectie activeren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Serviceproviders.
3
Tik op
Zoekmodus
Instellingen
>
Automatisch
>
Meer…
>
Mobiele netwerken
.
>
VPN's (Virtual Private Network)
Gebruik uw apparaat om verbinding te maken met VPN's, waarmee u vanuit een
openbaar netwerk toegang kunt krijgen tot bronnen binnen een beveiligd lokaal netwerk.
VPN-verbindingen worden bijvoorbeeld vaak gebruikt door organisaties en
onderwijsinstellingen voor gebruikers die toegang moeten krijgen tot intranetten en
andere interne services terwijl ze zich buiten het interne netwerk bevinden, zoals
vertegenwoordigers van een bedrijf die op reis zijn.
VPN-verbindingen kunnen op veel verschillende manieren tot stand worden gebracht,
afhankelijk van het netwerk. Voor bepaalde netwerken moet u mogelijk een
beveiligingscertificaat overbrengen naar uw apparaat om het daar te installeren. Als u
meer gedetailleerde informatie wilt hebben over het tot stand brengen van een verbinding
met uw VPN, neemt u contact op met de netwerkbeheerder van uw bedrijf of
organisatie.
Synchroniseer uw apparaat met contacten, e-mails, evenementen en andere informatie
uit online-accounts, bijvoorbeeld e-mailaccounts zoals Gmail™ en Exchange ActiveSync,
Facebook™, Flickr™ en Twitter™. U kunt gegevens automatisch voor alle accounts
synchroniseren door de functie Automatisch synchroniseren te activeren. Tevens kunt u
elke account handmatig synchroniseren.
Een online-account instellen voor synchronisatie
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op Instellingen > Account toevoegen en selecteer de account die u wilt
toevoegen.
3
Volg de aanwijzingen om een account te maken, of meld u aan als u reeds een
account hebt.
Handmatig synchroniseren met een online-account
1
Tik vanuit uw Startscherm op > Instellingen.
2
Selecteer onder Accounts het type account en tik op de naam van de account
waarmee u wilt synchroniseren. Er verschijnt een lijst van onderdelen die met de
account kunnen worden gesynchroniseerd.
3
Selecteer de onderdelen die u wilt synchroniseren.
4
Tik op
en vervolgens op Nu synchroniseren.
.
Een online-account verwijderen
1
Tik vanuit uw Startscherm op
2
Selecteer onder
u wilt verwijderen.
3
Tik op
4
Tik opnieuw op Account verwijderen om uw keuze te bevestigen.
en vervolgens op
Accounts
> Instellingen.
het type account en tik op de naam van de account die
Account verwijderen
.
Synchroniseren met Microsoft® Exchange ActiveSync®
Met een Microsoft Exchange ActiveSync-account kunt u uw zakelijke e-mailberichten,
agenda-afspraken en contacten direct op uw apparaat openen. Na de installatie kunt u
uw informatie vinden in de applicaties
Zorg dat u de door de netwerkbeheerder van uw bedrijf gegeven domein- en
servergegevens bij de hand heeft.
2
Tik in het Startscherm op .
3
Tik op Instellingen > Account toevoegen > Exchange ActiveSync.
4
Voer uw zakelijke e-mailadres en wachtwoord in.
5
Tik op Volgende. Uw apparaat start met het ophalen van uw accountinformatie.
Als een fout optreedt, voert u de domein- en servergegevens in en tikt u op
Volgende.
6
Tik op OK om uw bedrijfsserver toe te staan uw apparaat te beheren.
7
Selecteer welke gegevens u wilt synchroniseren met uw apparaat, zoals contacten
en agendagegevens.
8
Activeer desgewenst de apparaatbeheerfunctie om bepaalde beveiligingsfuncties
op uw apparaat te laten beheren vanaf de bedrijfsserver. U kunt bijvoorbeeld uw
bedrijfsserver toestaan om wachtwoordregels in te stellen en opslagcodering te
gebruiken.
9
Voer na afloop van de installatie een naam in voor het bedrijfsaccount.
Als u het aanmeldwachtwoord voor een EAS-account op uw computer wijzigt, moet u zich
opnieuw aanmelden bij de EAS-account op uw apparaat.
De instellingen voor een EAS-account wijzigen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op E-mail en vervolgens op
3
Tik op
Instellingen
en selecteer een EAS-account. Wijzig vervolgens de
.
.
instellingen van de EAS-account naar wens.
Een synchronisatie-interval instellen voor een EAS-account
1
Tik op het Startscherm op .
2
Tik op
3
Tik op Instellingen en selecteer een EAS-account.
4
Tik op
en op .
E-mail
Controlefrequentie voor account
>
Controlefrequentie
intervaloptie.
Een EAS-account verwijderen
1
Tik vanuit uw Startscherm op > Instellingen.
2
Tik onder
Accounts
op
Exchange ActiveSync
en selecteer de EAS-account die u
wilt verwijderen.
3
Tik op
4
Tik opnieuw op Account verwijderen om uw keuze te bevestigen.
Geef instellingen voor uw apparaat weer en wijzig ze vanuit het instellingenmenu. Het
instellingenmenu is toegankelijk vanuit zowel het meldingsvenster als het scherm
Toepassingen.
Het Instellingenmenu van het apparaat openen vanuit het scherm Toepassingen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op Instellingen.
Het venster Snelle instellingen openen
•
Sleep de statusbalk met twee vingers omlaag.
Selecteren welke instellingen u wilt weergeven in het venster Snelinstellingen
1
Sleep de statusbalk met twee vingers omlaag en tik op Bewerken.
2
Selecteer de gewenste snelinstellingen.
Het venster Snelinstellingen opnieuw ordenen
1
Sleep de statusbalk met twee vingers omlaag en tik op Bewerken.
2
Tik op
vervolgens naar de gewenste positie.
naast een snelinstelling en houd dit vast; verplaats de instelling
.
Geluid, beltoon en volume
U kunt het beltoonvolume aanpassen voor binnenkomende gesprekken en meldingen,
en voor muziek- en videoweergave. U kunt uw apparaat ook op de stille modus instellen,
zodat deze niet overgaat terwijl u in een vergadering bent.
Het beltoonvolume aanpassen met de volumetoetsen
•
Beweeg de volumetoets omhoog of omlaag.
Het afspeelvolume voor media aanpassen met de volumetoets
•
Druk de volumetoets omhoog of omlaag wanneer u muziek afspeelt of een video
bekijkt.
De trilstand instellen voor het apparaat
•
Schuif de volumetoets omlaag totdat
De stille modus instellen voor het apparaat
1
Druk de volumetoets omlaag tot het apparaat trilt en op de statusbalk
verschijnt.
2
Druk de volumetoets nogmaals omlaag. verschijnt op de statusbalk.
De tril- en belmodus instellen voor het apparaat
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid.
3
Schakel het selectievakje Trillen bij beltoon in.
.
op de statusbalk wordt weergegeven.
Een ringtone instellen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Beltoon telefoon.
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Meldingsgeluid.
3
Selecteer het geluid dat moet klinken bij ontvangst van een melding.
4
Tik op Gereed.
Aanraaktonen inschakelen
1
Tik op Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid.
3
Schakel de selectievakjes Aanraaktonen toetsenblok en Aanraakgeluiden in.
SIM-kaartbeveiliging
U kunt elke SIM-kaart die u in uw apparaat gebruikt, vergrendelen en ontgrendelen met
een pincode (PIN = Personal Identity Number). Als een SIM-kaart is vergrendeld, is het
bijbehorende abonnement beschermd tegen ongeoorloofd gebruik. Telkens wanneer u
uw apparaat inschakelt, moet u dus een pincode invoeren.
Als u uw pincode vaker onjuist invoert dan maximaal toegestaan, wordt de SIM-kaart
geblokkeerd. U moet dan de PUK-code (Personal Unblocking Key) en een nieuwe
pincode invoeren. U ontvangt de pincode en de PUK-code van uw netwerkoperator.
Een SIM-kaart vergrendelen of ontgrendelen
1
Tik in het startscherm op
2
Tik op
Instellingen
3
Schakel het selectievakje SIM vergrendelen in of uit.
4
Voer de pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
>
.
Beveiliging
>
SIM-vergrendeling instellen
.
De PIN-code voor de SIM-kaart wijzigen
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Beveiliging > SIM-vergrendeling instellen.
3
Tik op
SIM PIN-code wijzigen
4
Voer de oude PIN-code voor de SIM-kaart in en tik op OK.
5
Voer de nieuwe PIN-code voor de SIM-kaart in en tik op OK.
6
Voer de nieuwe PIN-code voor de SIM-kaart opnieuw in en tik op OK.
Een geblokkeerde simkaart met behulp van een PUK-code deblokkeren
1
Voer de PUK-code in en tik op .
2
Voer een nieuwe pincode in en tik op .
3
Voer de nieuwe pincode nogmaals in en tik op
Hebt u te vaak een onjuiste PUK-code ingevoerd, neem dan contact op met uw
netwerkoperator voor een nieuwe SIM-kaart.
.
.
Scherminstellingen
De schermhelderheid aanpassen
1
Tik op uw startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Scherm > Helderheid.
3
Schakel het selectievakje Aanpassen aan lichtomstandigheden uit als dit is
ingeschakeld.
4
Versleep de schuifregelaar om de helderheid in te stellen.
.
Verlaag de helderheid om de prestaties van de batterij te verhogen.
Het scherm op trillen bij aanraken instellen
1
Tik in uw startscherm op .
2
Ga naar Instellingen> Geluid en tik erop.
3
Markeer het selectievakje Trillen bij aanraking. Het scherm trilt nu wanneer u op
selectietoetsen en op bepaalde applicaties tikt.
Opgeven na hoeveel tijd het scherm moet worden uitgeschakeld als de telefoon niet
wordt gebruikt
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Scherm > Slaapstand.
3
Selecteer een optie.
Als u het scherm snel wilt uitschakelen, drukt u kort op de aan/uit-toets .
Schermvergrendeling
Er zijn verschillende manieren om het scherm te vergrendelen. Het beveiligingsniveau van
ieder vergrendelingstype wordt hieronder weergegeven van zwak naar sterk.
•
Vegen – geen beveiliging, maar u hebt snel toegang tot het startscherm
•
Beveiliging via gezichtsherkenning – ontgrendelt uw apparaat als u ernaar kijkt
•
Ontgrendelpatroon – maak een eenvoudig patroon met uw vinger om uw apparaat te
ontgrendelen
•
Pincode voor ontgrendeling – voer een pincode van ten minste vier cijfers in om uw
apparaat te ontgrendelen
•
Wachtwoord voor ontgrendeling – voer een alfanumeriek wachtwoord in om uw
apparaat te ontgrendelen
Het is heel belangrijk dat u het patroon, de pincode of het wachtwoord voor
schermontgrendeling onthoudt. Als u deze informatie vergeet, kunt u belangrijke gegevens,
zoals contacten en berichten, mogelijk niet meer herstellen.
Beveiliging via gezichtsherkenning instellen
1
Tik in het Startscherm op >
2
Tik op Ontgrendeling via gezichtsherkenning en volg vervolgens de instructies op
Instellingen
>
Beveiliging
>
Schermvergrendeling
uw telefoon om een foto van uw gezicht vast te leggen.
3
Nadat uw gezicht is vastgelegd, tikt u op Doorgaan.
4
Selecteer een alternatieve ontgrendelmethode en volg de aanwijzingen op het
apparaat om het instellen te voltooien.
Leg voor de beste resultaten uw gezicht vast op een overdekte en goed verlichte, maar niet te
heldere plek en houd het apparaat op ooghoogte.
Het scherm met behulp van de beveiligingsfunctie via gezichtsherkenning
ontgrendelen
1
Activeer het scherm.
2
Kijk onder dezelfde hoek naar het apparaat als toen u uw foto voor de beveiliging
via gezichtsherkenning maakte.
Als de functie voor beveiliging via gezichtsherkenning uw gezicht niet herkent, moet u de
alternatieve ontgrendelmethode gebruiken om het scherm te ontgrendelen.
Een patroon voor schermontgrendeling maken
1
Tik in het startscherm op .
2
Tik op Instellingen > Beveiliging > Schermvergrendeling > Patroon.
3
Voer de instructies op uw apparaat uit.
Als uw patroon voor schermontgrendeling vijf keer achter elkaar wordt afgewezen als u uw
apparaat probeert te ontgrendelen, wacht u 30 seconden en probeert u het opnieuw.
.
Het patroon voor schermontgrendeling wijzigen
1
Tik op uw Startscherm op .
2
Tik op Instellingen > Beveiliging > Schermvergrendeling.
3
Teken uw patroon voor schermontgrendeling.
4
Tik op Patroon en voer de instructies op uw apparaat uit.
Tik vanaf de startpagina op > Instellingen > Beveiliging >
Schermvergrendeling > PIN.
2
Voer een numerieke pincode in.
3
Tik, indien nodig, op om het toetsenbord te minimaliseren.
4
Tik op Doorgaan.
5
Voer uw wachtwoord opnieuw in en bevestig uw pincode.
6
Tik, indien nodig, op
7
Tik op OK.
Een wachtwoord voor schermvergrendeling creëren
1
Tik vanuit uw Startscherm op > Instellingen > Beveiliging >
Schermvergrendeling > Wachtwoord.
2
Voer een wachtwoord in.
3
Tik, indien nodig, op
4
Tik op Doorgaan.
5
Voer uw wachtwoord opnieuw in en bevestig het.
6
Tik, indien nodig, op
7
Tik op OK.
Het schermvergrendelingstype wijzigen
1
Tik in het startscherm op .
2
Tik op
Instellingen
3
Volg de instructies op uw apparaat en selecteer een ander
schermvergrendelingstype.
om het toetsenbord te minimaliseren.
om het toetsenbord te minimaliseren.
om het toetsenbord te minimaliseren.
>
Beveiliging
>
Schermvergrendeling
.
Taalinstellingen
U kunt een standaardtaal selecteren voor uw apparaat en dit op een later moment weer
wijzigen. U kunt tevens de schrijftaal voor tekstinvoer wijzigen. Zie
toetsenbord personaliseren
De taal wijzigen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Selecteer een optie.
4
Tik op OK.
Als u de verkeerde taal kiest en u de menuteksten niet meer kunt lezen, zoekt u het pictogram
en tikt u erop. Selecteer vervolgens de tekst naast en selecteer de eerste vermelding in
het menu dat verschijnt. U kunt vervolgens de gewenste taal selecteren.
Instellingen
op pagina 41 .
>
Taal en invoer
>
Taal
.
Het Xperia-
Datum en tijd
U kunt de datum en tijd op uw apparaat wijzigen.
De datum handmatig instellen
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datum en tijd.
3
Schakel het selectievakje Automatische tijd en datum uit indien dit is
ingeschakeld.
4
Tik op Datum instellen.
5
Pas de datum aan door naar boven of beneden te schuiven.
Schakel het selectievakje Automatische tijd en datum uit indien dit is
ingeschakeld.
4
Tik op Tijd instellen.
5
Schuif omhoog of omlaag om het uur en de minuten aan te passen.
6
Scrol, indien van toepassing, omhoog om AM te wijzigen in PM, of vice versa.
7
Tik op Instellen.
De tijdzone instellen
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datum en tijd.
3
Schakel het selectievakje Automatische tijdzone uit indien dit is ingeschakeld.
4
Tik op Tijdzone selecteren.
5
Selecteer een optie.
.
De geluidsuitvoer verbeteren
U kunt het geluid van het apparaat verbeteren door handmatig individuele
geluidsinstellingen in te schakelen, zoals Clear Phase™ en xLOUD™, of u kunt de
ClearAudio+-technologie het geluid automatisch laten afstellen. U kunt ook de
Dynamische normalisator inschakelen zodat volumeverschillen tussen verschillende
mediabestanden beperkt worden.
De Clear Phase™-technologie gebruiken
Gebruik de Clear Phase™-technologie van Sony om automatisch de geluidskwaliteit aan
te passen van de interne luidsprekers van uw apparaat voor een schoner en natuurlijker
geluid.
De geluidskwaliteit van de luidspreker verbeteren met Clear Phase™
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Geluidseffecten.
3
Schakel het selectievakje
4
Tik op Geluidsverbeteringen > Instellingen.
5
Schakel het selectievakje
Inschakelen van de functie Clear Phase™ heeft geen invloed op toepassingen voor gesproken
communicatie. De geluidskwaliteit voor gesprekken wordt bijvoorbeeld niet veranderd.
.
ClearAudio+
Clear Phase™
uit indien dit is ingeschakeld.
in.
De xLOUD™-technologie gebruiken
Gebruik de xLOUD™-technologie van Sony voor het filteren van geluid om het volume
van de luidspreker te verhogen zonder aan kwaliteit in te leveren. Geniet van een
dynamischer geluid bij het luisteren naar uw favoriete nummers.
Het volume van de luidspreker verbeteren met xLOUD™
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Geluidseffecten.
3
Schakel het selectievakje ClearAudio+ uit indien dit is ingeschakeld.
4
Tik op Geluidsverbeteringen > Instellingen.
5
Schakel het selectievakje xLOUD™ in.
.
Inschakelen van de functie xLOUD™ heeft geen invloed op toepassingen voor gesproken
communicatie. De geluidskwaliteit voor gesprekken wordt bijvoorbeeld niet veranderd.
U kunt tekst invoeren met het virtuele QWERTY-toetsenbord door elke letter afzonderlijk
in te tikken, of u kunt de functie Vegen om te schrijven gebruiken en met uw vinger van
de ene naar de andere letter vegen om woorden te vormen.
U kunt maximaal drie talen selecteren voor tekstinvoer. Het toetsenbord detecteert de
taal die u gebruikt en voorspelt de woorden voor die taal tijdens het typen. Sommige
applicaties openen automatisch het virtuele toetsenbord, bijvoorbeeld applicaties voor email en tekstberichten.
1 Verwijder een teken vóór de cursor.
2 Voer een regeleinde in of bevestig de tekstinvoer.
3 Voer een spatie in.
4 Personaliseer uw toetsenbord. Deze toets verdwijnt nadat het toetsenbord is gepersonaliseerd.
5
Geef cijfers en symbolen weer. Voor nog meer symbolen, tikt u op .
6
Schakel tussen kleine letters , hoofdletters en alles hoofdletters . Voor bepaalde talen wordt deze
toets gebruikt om extra tekens in de taal te gebruiken.
Het virtuele toetsenbord weergeven om tekst in te voeren
•
Tik op een tekstinvoerveld.
Het virtuele toetsenbord in de liggende stand gebruiken
•
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, draait u het apparaat in de
liggende stand.
Het kan nodig zijn om de instellingen bij sommige applicaties aan te passen om de liggende
stand in te schakelen.
Tekst teken voor teken invoeren
1
Als u een teken wilt invoeren dat zichtbaar is op het toetsenbord, tikt u op dit
teken.
2
Als u een tekenvariant wilt invoeren, raakt u een regulier teken op het toetsenbord
aan en houdt u dit vast om een lijst met beschikbare opties weer te geven.
Selecteer vervolgens een optie in de lijst. Als u bijvoorbeeld 'é' wilt invoeren, raakt
u 'e' aan en houd u het ingedrukt tot andere opties worden weergegeven. Sleep
terwijl u uw vinger op het toetsenbord houdt, naar 'é' en selecteer deze optie.
Een punt invoeren
•
Tik tweemaal op de spatiebalk wanneer u klaar bent met het invoeren van een
woord.
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, veeg dan met uw vinger
van letter naar letter om het woord te traceren dat u wilt schrijven.
2
Als u klaar bent met een woord tilt u uw vinger op. Uw apparaat stelt een woord
voor op basis van de letters waar u langs hebt geveegd.
3
Als u het woord dat u wilt niet verschijnt, tik dan op voor meer opties en kies
daaruit. Als de gewenste optie niet verschijnt, verwijder dan het hele woord en
veeg het opnieuw of voer het woord in door op alle letters apart te tikken.
De Vegen om te schrijven-instellingen wijzigen
1
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, tikt u op .
2
Tik op
en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord> Instellingen voor
tekstinvoer.
3
Voor het activeren of deactiveren van de functie Vegen om te schrijven, schakelt u
het selectievakje Vegen om te schrijven in of uit.
Tekst invoeren met spraakinvoer
Als u tekst invoert, kunt u de spraakinvoerfunctie gebruiken in plaats van de woorden te
typen. Zeg gewoon de woorden die u wilt invoeren. Spraakinvoer is een experimentele
technologie van Google™, en is beschikbaar voor een aantal talen en landen.
Spraakinvoer inschakelen
1
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op
2
Tik op en vervolgens op
3
Markeer het selectievakje Toets voor Google voice-typen.
4
Druk op om de instellingen op te slaan. Het pictogram van een microfoon
Instellingen voor toetsenbord
.
verschijnt op het virtuele toetsenbord.
.
Tekst invoeren met spraakinvoer
1
Open het virtuele toetsenbord.
2
Tik op
3
Als u klaar bent, tikt u nogmaals op . De voorgestelde tekst wordt weergegeven.
4
Bewerk de tekst eventueel met de hand.
Om het toetsenbord weer te geven en handmatig tekst in te voeren, tikt u op
. Als verschijnt, kunt u tekst invoeren door te spreken.
Tekst bewerken
U kunt tekst selecteren, knippen, kopiëren en plakken terwijl u schrijft. U kunt de
bewerkingstools openen door tweemaal op de ingevoerde tekst te tikken. De
bewerkingstools komen vervolgens beschikbaar via een applicatiebalk.
Applicatiebalk
1Sluit de applicatiebalk
2Selecteer alle tekst
3Knip tekst
.
4Kopieer tekst
5Plak tekst
wordt alleen weergegeven als er tekst is opgeslagen op het klembord.
Voer wat tekst in en tik twee keer op de tekst. Het woord dat u aantikt, wordt aan
beide zijden gemarkeerd door tabs.
2
Sleep de tabs naar links of rechts om meer tekst te selecteren.
De tekst bewerken in staande stand
1
Voer wat tekst in en dubbeltik op de ingevoerde tekst om de applicatiebalk te
laten verschijnen.
2
Selecteer de tekst die u wilt bewerken en gebruik vervolgens de applicatiebalk om
de gewenste wijzigingen aan te brengen.
De tekst bewerken in liggende stand
1
Voer wat tekst in en tik twee keer op de ingevoerde tekst.
2
Selecteer de tekst waarmee u wilt werken, tik vervolgens op Bewerken en
selecteer een optie.
Het Xperia-toetsenbord personaliseren
Tijdens het invoeren van tekst met het virtuele toetsenbord heeft u toegang tot
toetsenbordinstellingen en andere instellingen voor tekstinvoer, waarmee u bijvoorbeeld
opties kunt instellen voor schrijftalen, tekstvoorspelling en -correctie, automatische
spatiëring en snelle punten. Het toetsenbord kan gegevens uit berichten en andere
toepassingen gebruiken om uw schrijfstijl te leren kennen. Verder is er een
personalisatiehandleiding die u helpt bij het uitvoeren van de basisinstellingen, zodat u
snel aan de slag kunt.
De instellingen van het virtuele toetsenbord openen
1
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op
2
Tik op en vervolgens op
Instellingen voor toetsenbord
en wijzig de instellingen
.
als gewenst.
3
Voor het toevoegen van een schrijftaal voor tekstinvoer, tikt u op
Schrijftalen
markeert u de desbetreffende selectievakjes.
4
Tik op OK om uw keuze te bevestigen.
Instellingen voor tekstinvoer wijzigen
1
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op
2
Tik op
tekstinvoer
en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord > Instellingen voor
en selecteer de relevante instellingen.
.
De smiley-toets weergeven
1
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op
2
Tik op
3
Markeer het selectievakje
en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord> Symbolen en smileys.
Smiley-toets
.
.
Een variant van een toetsenbordindeling selecteren
Indelingsvarianten zijn alleen beschikbaar voor het virtuele toetsenbord als u twee of drie
schrijftalen selecteert en zijn mogelijk niet beschikbaar voor alle schrijftalen.
1
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op .
2
Tik op
3
Tik op Schrijftalen en vervolgens op .
4
Selecteer een variant van een toetsenbordindeling.
U kunt bellen door handmatig een telefoonnummer te kiezen, door op een nummer te
tikken dat is opgeslagen in de contactenlijst op het apparaat, of door op een
telefoonnummer in het oproeplogboek te tikken. U kunt de functie smart dial gebruiken
om snel nummers te zoeken in uw contacten en gesprekkenlijst. Om een videogesprek
te voeren, kunt u de toepassing Hangouts™ voor chatten en videochats gebruiken. Zie
Chatten en videochat
op de pagina 57 .
1Lijst met contacten openen
2Items in het oproeplogboek weergeven
3Favoriete contacten weergeven
4Alle contactgroepen weergeven die op uw apparaat zijn opgeslagen
5Nummer verwijderen
6Toetsenblok
7Meer opties weergeven
8Belknop
9Toetsenblok verbergen of weergeven
Bellen door een nummer te kiezen
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Telefoon.
3
Voer het nummer van de ontvanger in en tik op .
Bellen met smart dial
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Telefoon.
3
Gebruik het toetsenbord om letters of nummers in te voeren die horen bij het
contact dat u wilt bellen. Als u elke letter of elk nummer invoert, wordt er een lijst
met mogelijkheden weergegeven.
Raak 0 aan en houd dit vast tot er een plusteken (+) wordt weergegeven.
4
Voer de landcode, het netnummer (zonder de eerste nullen) en het
telefoonnummer in. Tik vervolgens op .
Uw telefoonnummer weergeven of verbergen
U kunt kiezen of u uw telefoonnummer wilt weergegeven of verbergen op het apparaat
van ontvangers wanneer u ze belt.
Uw telefoonnummer weergeven of verbergen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Aanvullende instellingen >
Beller-id.
Oproepen ontvangen
Een gesprek beantwoorden
Een gesprek weigeren
De beltoon voor een inkomende oproep dempen
•
Druk op de volumetoets als u een oproep ontvangt.
Een gesprek weigeren met een bericht
U kunt een gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht. Wanneer u gesprek
weigert met een dergelijk bericht, wordt het bericht automatisch naar de beller gestuurd
en op uw apparaat opgeslagen.
Op uw apparaat zijn zes berichten reeds voorgedefinieerd. U kunt kiezen uit deze vooraf
gedefinieerde berichten, die desgewenst kunnen worden bewerkt.
Een gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht
•
Sleep
Weigeren met bericht
Een tweede gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht
•
Sleep Weigeren met bericht omhoog en selecteer vervolgens een bericht
wanneer u tijdens een gesprek een herhalende pieptoon hoort.
Het SMS-bericht bewerken dat wordt gebruikt om een gesprek te weigeren
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Gespr. weigeren met
bericht.
3
Tik op het bericht dat u wilt bewerken en breng de benodigde wijzigingen aan.
1Lijst met contacten openen
2Luidspreker tijdens een gesprek inschakelen
3Huidig gesprek in de wachtstand zetten of ophalen
4Cijfers invoeren tijdens een gesprek
5Microfoon dempen tijdens een gesprek
6Gesprek beëindigen
Het volume van de oorspeaker veranderen tijdens een oproep
•
Druk de volumetoets omhoog of omlaag.
Het scherm activeren tijdens een gesprek
•
Druk kort op .
Het gesprekkenlogboek gebruiken
In het gesprekkenlogboek vindt u gemiste , ontvangen en gekozen oproepen.
Uw gemiste gesprekken weergeven
1
Als u een gemiste gesprek hebt, wordt in de statusbalk weergegeven. sleep de
statusbalk omlaag.
2
Tik op
Gemiste oproep
Een nummer uit uw gesprekkenlijst bellen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Telefoon. De gesprekkenlijstweergave verschijnt bovenaan het
scherm.
3
Als u een nummer direct wilt bellen, tikt u op het nummer. Als u een nummer wilt
bewerken voordat u het belt, raakt u het gewenste nummer aan, houdt u het vast
en tikt u op Nummer bewerken voor bellen.
.
U kunt ook een nummer bellen door op
> Terugbellen te tikken.
Een nummer uit de gesprekkenlijst toevoegen aan uw contacten
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Telefoon. De gesprekkenlijstweergave verschijnt bovenaan het
scherm.
3
Raak het nummer aan en houd het vast en tik op Toevoegen aan Contacten.
4
Tik op het gewenste contact of tik op Nieuw contact maken.
U kunt oproepen bijvoorbeeld naar een ander telefoonnummer of een antwoorddienst
doorschakelen.
Gesprekken doorschakelen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen.
3
Tik op Gesprekken doorverbinden en selecteer een optie.
4
Voer het nummer in waarnaar u de gesprekken wilt doorschakelen en tik
vervolgens op Inschakelen.
Gesprekken doorschakelen uitschakelen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Gesprekken
doorverbinden.
3
Selecteer een optie en tik vervolgens op Uitschakelen.
.
Gesprekken beperken
U kunt alle categorieën of slechts bepaalde categorieën van inkomende en uitgaande
gesprekken blokkeren. Als u een PIN2-code hebt ontvangen van uw serviceprovider,
kunt u een lijst met vaste nummers gebruiken om uitgaande gesprekken te beperken.
Inkomende of uitgaande gesprekken blokkeren
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op
3
Tik op Gespreksblokkering en selecteer een optie.
4
Voer het wachtwoord in en tik op
Wanneer u gespreksblokkering voor de eerste keer instelt, moet u een wachtwoord invoeren
om de gespreksblokkeringsfunctie te activeren. U moet hetzelfde wachtwoord later gebruiken
als u de gespreksblokkeringsinstellingen wilt bewerken.
Vaste belservice in- of uitschakelen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Tik op Vaste nummers activeren of Vaste nummers deactiveren.
4
Voer uw PIN2-code in en tik op OK.
De lijst met geaccepteerde ontvangers voor gesprekken openen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Vaste nummers > Vaste
nummers.
De PIN2-code voor de simkaart wijzigen
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen.
3
Tik op Vaste nummers > PIN2-code wijzigen.
4
Voer de oude PIN2-code voor de simkaart in en tik op OK.
5
Voer de nieuwe PIN2-code voor de simkaart in en tik op OK.
Als u de wisselgespreksfunctie hebt geactiveerd, kunt u meerdere gesprekken tegelijk
verwerken. Als u de functie hebt geactiveerd, klinkt er een pieptoon wanneer u nog een
gesprek ontvangt.
Wisselgesprek activeren of deactiveren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Aanvullende instellingen.
3
Als u wisselgesprek wilt activeren of deactiveren, tikt u op Wisselgesprek.
Een tweede gesprek beantwoorden en het actieve gesprek in de wacht plaatsen
•
Als u tijdens een gesprek herhaalde pieptonen hoort, sleept u
Een tweede gesprek weigeren
•
Als u tijdens een gesprek herhaalde pieptonen hoort, sleept u
Een tweede gesprek tot stand brengen
1
Tik tijdens een gesprek op
2
Voer het nummer van de ontvanger in en tik op . Het eerste gesprek wordt in de
wacht geplaatst.
Schakelen tussen meerdere gesprekken
•
Als u naar de volgende oproep wilt schakelen en de huidige oproep in de wacht
wilt zetten, tikt u op
Overschakelen naar deze oproep
.
.
naar rechts.
naar links.
Telefonische vergaderingen
Met telefonische vergaderingen of gesprekken met meerdere partijen kunt u gelijktijdig
spreken met twee of meer personen.
Neem contact op met uw netwerkprovider voor informatie over het aantal deelnemers dat u
aan een telefonische vergadering kunt toevoegen.
Een telefonische vergadering tot stand brengen
1
Tik tijdens een gesprek op .
2
Kies het nummer van de tweede deelnemer en tik op
wordt in de wacht geplaatst.
3
Tik op om de tweede deelnemer toe te voegen aan de telefonische
vergadering.
4
Herhaal stap 1 t/m 3 om meer deelnemers toe te voegen aan het gesprek.
Een privégesprek met een deelnemer aan een telefonische vergadering voeren
1
Tik tijdens een telefonische vergadering op {0} deelnemers.
2
Tik op het nummer van de deelnemer met wie u een privégesprek wilt voeren.
3
Als u het privégesprek wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de telefonische
vergadering, tikt u op
Een deelnemer vrijgeven vanuit een telefonische vergadering
1
Tik tijdens een actieve telefonische vergadering op de knop met het aantal
deelnemers. Tik bijvoorbeeld op 3 deelnemers als er drie deelnemers zijn.
2
Tik op
naast de deelnemer die u wilt vrijgeven.
.
. De eerste deelnemer
Een telefonische vergadering beëindigen
•
Tik tijdens de telefonische vergadering op Tel. vergadering beëindigen.
Voicemail
Als in uw abonnement een voicemailservice is opgenomen, kunnen bellers een
voicemailbericht achterlaten als u een binnenkomend gesprek niet kunt beantwoorden.
Het nummer van uw voicemailservice is gewoonlijk op uw SIM-kaart opgeslagen. Als dat
niet het geval is, kunt u het nummer opvragen bij uw netwerkoperator en het vervolgens
handmatig invoeren.
Voicemail instellen
1
Tik vanuit het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Voicemail >Instellingen
.
voor voicemail > Voicemailnummer.
3
Voer uw voicemailnummer in.
4
Tik op OK.
Uw voicemailservice bellen
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Telefoon.
3
Raak 1 aan en houd deze waarde ingedrukt.
.
Noodoproepen
Uw apparaat ondersteunt internationale alarmnummers, bijvoorbeeld 112 of 911. Dit
houdt in dat u deze nummers normaal vanuit elk land kunt bellen om een noodoproep te
doen, met of zonder SIM-kaart in het toestel, zolang u zich binnen het bereik van een
netwerk bevindt.
Een alarmnummer bellen
1
Tik vanaf het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Telefoon.
3
Voer het alarmnummer in en tik op
.
.
. Als u een nummer wilt verwijderen, tikt u op
U kunt ook alarmnummers bellen wanneer er geen SIM-kaart in de telefoon zit of wanneer
uitgaande gesprekken zijn geblokkeerd.
Een noodnummer bellen terwijl de SIM-kaart is vergrendeld
Er zijn verschillende manieren om contacten naar uw nieuwe apparaat over te brengen.
Ga naar
overbrengmethode.
www.sonymobile.com/support
Contacten overbrengen met behulp van een computer
Xperia™ Transfer is een applicatie die u helpt uw contacten vanaf uw oude apparaat te
verzamelen en deze over te brengen naar uw nieuwe apparaat. Xperia™ Transfer, dat u
kunt openen vanuit de Xperia™ Companion-software, ondersteunt mobiele apparaten
op basis van de besturingssystemen iOS/iCloud en Android™. Als u van iOS-apparaat
wisselt, dan doet de functie App Matching suggesties voor Android-equivalenten van uw
iOS-apps.
Voor het gebruik van Xperia™ Transfer hebt u het volgende nodig:
•
Een computer met internetverbinding.
•
Uw nieuwe Android™-apparaat.
•
Een USB-kabel voor uw nieuwe Android™-apparaat.
•
Uw oude apparaat.
•
Een USB-kabel voor uw oude apparaat.
U hebt uw oude apparaat mogelijk niet nodig. Voor iOS-apparaten kunt u rechtstreeks
verbinding maken met iCloud of een lokale back-up gebruiken. Voor Sony-apparaten die u
eerder in bezit had, kunt u lokale back-ups gebruiken.
voor meer informatie over het kiezen van een
Contacten naar uw nieuwe apparaat overbrengen
1
Download Xperia™ Companion voor Windows op
http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion of Xperia™ Companion
voor Mac op http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion-mac als de
software nog niet is geïnstalleerd.
2
Sluit uw apparaat met behulp van een USB-kabel op de computer aan.
3
Na installatie opent u de Xperia™ Companion-software als die nog niet is gestart
en klikt u op
brengen.
Xperia™ Transfer
; volg de instructies om uw contacten over te
Contacten overbrengen met een online account
Als u de contacten op uw oude apparaat of uw computer synchroniseert met een online
account, bijvoorbeeld Google Sync™, Facebook™ of Microsoft® Exchange
ActiveSync®, kunt u uw contacten overbrengen naar uw nieuwe apparaat met behulp
van dat account.
Contacten synchroniseren naar uw nieuwe apparaat met een synchronisatie-account
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op en vervolgens op Instellingen> Accounts en synchr..
3
Select het account waarmee u uw contacten wilt synchroniseren en tik vervolgens
op > Nu synchroniseren.
U moet zijn aangemeld bij het desbetreffende synchronisatie-account voordat u uw contacten
hiermee kunt synchroniseren.
Andere methoden voor overbrengen van contacten
Er zijn verschillende andere manieren om contacten over te brengen van uw oude naar
uw nieuwe apparaat. U kunt bijvoorbeeld contacten kopiëren naar een geheugenkaart,
contacten opslaan op een simkaart of gebruikmaken van Bluetooth®-technologie. Voor
meer specifieke informatie over het overbrengen van de contacten van uw oude
apparaat, raadpleegt u de desbetreffende gebruikershandleiding.
Druk op en tik op Contacten importeren > SD-kaart.
3
Selecteer het bestand dat u wilt importeren.
Contacten importeren met behulp van Bluetooth®-technologie
1
Zorg ervoor dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en uw apparaat op
zichtbaar is ingesteld.
2
Wanneer u op de hoogte wordt gebracht van een binnenkomend bestand op uw
apparaat, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op de melding om de
bestandsoverdracht te accepteren.
3
Tik op Accepteren om de bestandsoverdracht te starten.
4
Sleep de statusbalk omlaag. Wanneer het overbrengen gereed is, tikt u op de
melding.
5
Tik op het bestand dat u hebt ontvangen.
Contacten importeren vanaf een SIM-kaart
U kunt informatie kwijtraken of meerdere dezelfde contacten krijgen bij het overbrengen van
contacten met een SIM-kaart.
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op
3
Om een individueel contact te importeren, zoekt u het contact op en tikt u erop.
en vervolgens op Contacten importeren > SIM-kaart.
Tik als u alle contacten wilt importeren op Alles importeren.
Contacten zoeken en weergeven
1Tabbladen Contacten, Bellen, Favorieten en Groepen
2Medische contactinformatie en noodhulpnummers bewerken en weergeven.
3Contactgegevens weergeven
4Direct naar contacten gaan die beginnen met de geselecteerde letter
5Communicatieopties voor het contact openen
6Contacten zoeken
7Contact toevoegen
8Meer opties weergeven
Tik op en voer een telefoonnummer, een naam of andere informatie in het veld
Contacten zoeken in. De lijst met resultaten wordt gefilterd zodra u een teken
invoert.
Selecteren welke contacten moeten worden weergegeven in de applicatie Contacten
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Druk op en tik op Filteren.
3
Selecteer en deselecteer de gewenste opties in de lijst die wordt weergegeven.
Als u uw contacten met een synchronisatie-account hebt gesynchroniseerd, wordt
dit account in de lijst weergegeven. Tik op de account om de lijst met opties
verder uit te vouwen.
4
Als u klaar bent, tikt u op OK.
Contacten toevoegen en bewerken
Een contact toevoegen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op
3
Als u uw contacten hebt gesynchroniseerd met één of meerdere accounts en een
.
nieuw contact toevoegt, moet u de account selecteren waaraan u dit contact wilt
toevoegen.U kunt ook op Telefooncontact tikken als u het contact alleen op uw
apparaat wilt gebruiken en opslaan.
4
Voer de gewenste gegevens voor het contact in of selecteer deze.
5
Als u klaar bent, tikt u op
en vervolgens op .
Gereed
.
De account die u in stap 3 voor synchronisatie hebt gekozen, wordt als standaardaccount
weergegeven wanneer u een nieuw contact toevoegt. Als u een contact in een bepaalde
account opslaat, wordt die account als standaardaccount voor opslag weergegeven wanneer
u een nieuw contact toevoegt. Als u een contact in een bepaalde account hebt opgeslagen en
u deze wilt wijzigen, moet u een nieuw contact aanmaken en een andere account voor opslag
kiezen.
Als u vóór het telefoonnummer van een contact een plusteken en de landcode toevoegt, hoeft
u het nummer niet te bewerken wanneer u vanuit andere landen belt.
Een contact bewerken
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
3
Bewerk de gewenste informatie.
4
Als u klaar bent, tikt u op
Sommige synchronisatieservices laten u geen contactgegevens bewerken.
Gereed
.
Een afbeelding koppelen aan een contact
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik dan op .
3
Tik op
en selecteer de gewenste methode voor het toevoegen van de
en vervolgens op .
contactafbeelding.
4
Als u de gewenste afbeelding hebt toegevoegd, tikt u op Gereed.
U kunt ook een afbeelding aan een contact toevoegen vanuit de applicatie
Album .
De beltoon voor een contact personaliseren
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
3
Tik op
4
Selecteer één van de opties in de lijst of tik op om een muziekbestand te
> Ringtone instellen.
selecteren dat op uw apparaat is opgeslagen, en tik op Gereed.
Houd het contact dat u wilt verwijderen, aangeraakt.
3
Om alle contacten te verwijderen, tikt u op de pijl omlaag om het
vervolgkeuzemenu te openen en vervolgens selecteert u Alles markeren.
4
Tik op en vervolgens op Verwijderen.
Contactgegevens over uzelf bewerken
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op Mijzelf en op
3
Voer de nieuwe gegevens in of maak de gewenste wijzigingen.
4
Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
.
Een nieuw contact toevoegen uit een tekstbericht
1
Tik op uw Startscherm op
2
Tik op > Opslaan.
3
Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4
Bewerk de contactgegevens en tik op Gereed.
, ga naar en tik hierop.
Medische en noodhulpgegevens toevoegen
In de toepassing Contacten kunt u noodhulpinformatie (ICE) toevoegen en bewerken. U
kunt medische details invoeren, zoals allergieën en medicijnen die u gebruikt, alsmede
informatie over familie en vrienden met wie contact kan worden opgenomen in geval van
nood. Na het instellen is de ICE-informatie bereikbaar vanaf het beveiligingsscherm. Dat
betekent dat zelfs als het scherm vergrendeld is, bijvoorbeeld met een PIN-code,
patroon of wachtwoord, noodhulppersoneel nog steeds uw ICE-informatie kan zien.
1 Terugkeren naar het hoofdscherm van Contacten
2 Meer informatie over ICE
3 Uw medische en persoonlijke gegevens als onderdeel van de ICE-informatie tonen
4 Medische gegevens
5 Lijst met ICE-contacten
6 Nieuwe ICE-contacten maken
7 Bestaande contacten als ICE-contacten gebruiken
Tik op ICE – In Case of Emergency en vervolgens op .
3
Als u uw contacten hebt gesynchroniseerd met één of meerdere accounts en een
nieuw contact toevoegt, moet u de account selecteren waaraan u dit contact wilt
toevoegen.U kunt ook op Telefooncontact tikken als u het contact alleen op uw
apparaat wilt gebruiken en opslaan.
4
Voer de gewenste gegevens voor het contact in of selecteer deze.
5
Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
Het ICE-contact moet minimaal één telefoonnummer hebben waarnaar noodhulppersoneel kan
bellen. Als uw apparaat is vergrendeld met de veiligheidsschermvergrendeling, kan het
noodhulppersoneel alleen het telefoonnummer van het ICE-contact zien, ook als andere
informatie over het contact is ingevoerd.
Bestaande contacten gebruiken als ICE-contacten
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op ICE – In Case of Emergency en vervolgens op .
3
Markeer de contacten die u als ICE-contacten wilt gebruiken.
4
Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
De ICE-contacten die u selecteert, moeten minimaal een telefoonnummer hebben waarnaar
noodhulppersoneel kan bellen. Als uw apparaat is vergrendeld met de
veiligheidsschermvergrendeling, kan het noodhulppersoneel alleen het telefoonnummer van de
ICE-contacten zien, ook als andere informatie over de contacten is ingevoerd.
Uw medische en persoonlijke gegevens als onderdeel van de ICE-informatie tonen
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
3
Tik op
ICE – In Case of Emergency
Tik op
en markeer het selectievakje Persoonlijke informatie tonen.
.
Uw ICE-informatie zichtbaar maken vanaf het beveiligingsscherm
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op
ICE – In Case of Emergency
3
Tik op
4
Markeer het selectievakje
Uw ICE-gegevens zijn standaard zichtbaar op het beveiligingsscherm.
en vervolgens op Instellingen.
en vervolgens op .
.
ICE in vergrendelingsscherm
.
Bellen naar ICE-contacten vanuit het beveiligingsscherm mogelijk maken
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op
ICE – In Case of Emergency
3
Tik op
4
Markeer het selectievakje
Niet alle netwerkaanbieders ondersteunen ICE-oproepen.
en vervolgens op Instellingen.
Bellen inschakelen in ICE
.
.
Favorieten en groepen
U kunt contactpersonen als favorieten markeren, zodat u snel toegang krijgt tot hun
gegevens via de toepassing Contacten. U kunt tevens contactpersonen aan groepen
toewijzen om sneller toegang tot een groep contactpersonen te krijgen vanuit de
applicatie Contacten.
Een contact als favoriet toevoegen of verwijderen
1
Tik vanaf het Startscherm op
2
Tik op het contact dat u wilt toevoegen aan of verwijderen uit uw favorieten.
Tik in de applicatie Contacten op het contact dat u aan een groep wilt toewijzen.
2
Tik op en tik daarna op de balk direct onder Groepen.
3
Markeer de selectievakjes voor de groepen waaraan u het contact wilt toewijzen.
4
Tik op Gereed.
Contactinformatie verzenden
Uw visitekaartje verzenden
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op Mijzelf.
3
Druk op
4
Selecteer een beschikbare overdrachtsmethode en volg de instructies op het
scherm.
Een contact verzenden
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op het contact waarvan u de details wilt verzenden.
3
Druk op
4
Selecteer een beschikbare overdrachtsmethode en volg de instructies op het
scherm.
en tik op Contact verzenden > OK.
en tik op Contact verzenden > OK.
en vervolgens op .
en vervolgens op .
Meerdere contacten tegelijkertijd verzenden
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Druk op
3
Markeer de contacten die u wilt verzenden of selecteer ze allemaal als u alle
contacten wilt verwijderen.
4
Tik op en selecteer vervolgens een beschikbare overdrachtsmethode en volg
de instructies op het scherm.
en tik op
Diverse mark.
.
Dubbele items in de applicatie Contacten vermijden
Als u uw contacten met een nieuw account synchroniseert of op een andere manier
contactgegevens importeert, kan dit mogelijk leiden tot dubbele vermeldingen in de
applicatie Contacten. Als dit het geval is, kunt u deze duplicaten samenvoegen tot één
vermelding. Als u per ongeluk vermeldingen samenvoegt, kunt u ze later ook opnieuw
splitsen.
Contacten koppelen
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op het contact dat u aan een ander contact wilt koppelen.
3
Druk op
4
Tik op het contact waarvan u de informatie wilt samenvoegen met het eerste
contact en tik vervolgens op OK om te bevestigen. De informatie van het eerste
contact wordt samengevoegd met het tweede contact en de gekoppelde
contacten worden als één contact weergegeven in de lijst met contacten.
en tik op Contact koppelen.
en vervolgens op .
Gekoppelde contacten scheiden
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Tik op het gekoppelde contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
U kunt een geheugenkaart of een SIM-kaart gebruiken om een back-up te maken van
contactpersonen.
Alle contacten exporteren naar een geheugenkaart
1
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
2
Druk op en tik op Contacten exporteren > SD-kaart.
3
Tik op OK.
Contacten naar een simkaart exporteren
Wanneer u contacten naar de simkaart exporteert, wordt mogelijk niet alle informatie
geëxporteerd. Dit heeft te maken met geheugenbeperkingen op simkaarten.
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op .
2
Druk op en tik op Contacten exporteren > SIM-kaart.
3
Markeer de contacten die u wilt exporteren of tik op Alles markeren als u alle
contacten wilt exporteren.
4
Tik op Exporteren.
5
Selecteer Contacten toevoegen als u de contacten wilt toevoegen aan de
bestaande contacten op uw simkaart of Alle contacten vervangen als u de
bestaande contacten op uw simkaart wilt vervangen.
De applicatie Berichten geeft uw berichten weer als gesprekken. Dit betekent dat alle
berichten naar en van een specifieke persoon zijn gegroepeerd. Als u MMS-berichten wilt
verzenden, moeten de juiste MMS-instellingen zijn ingesteld op uw apparaat. Zie
Internet- en mms-instellingen
Het aantal tekens dat u in één bericht kunt verzenden, is afhankelijk van de aanbieder en de
taal die u gebruikt. De maximale grootte van een mms, inclusief de toegevoegde
mediabestanden, is ook afhankelijk van de aanbieder. Neem contact op met uw
netwerkoperator voor meer informatie.
op pagina 25 .
1Ga terug naar de lijst met gesprekken
2Geef opties weer
3Verzonden en ontvangen berichten
4Knop Versturen
5Voeg een bestand bij
6Voeg een locatie bij
7Voeg een geluidsfragment bij
8Maak een foto en voeg deze bij
9Voeg een foto bij die is opgeslagen op uw apparaat
10 Tekstveld
Een bericht maken en verzenden
1
Tik in het Startscherm op en tik vervolgens op .
2
Tik op
3
Voer de naam of het telefoonnummer van de ontvanger in, of andere
.
contactinformatie die u over de ontvanger hebt opgeslagen, en maak vervolgens
een keuze uit de lijst die wordt weergegeven. Als de ontvanger niet in de
contactenlijst voorkomt, voert u het nummer van de ontvanger handmatig in.
4
Tik op Bericht schrijven en voer de tekst van het bericht in.
5
Als u een bijlage wilt toevoegen, tikt u op
6
Als u het bericht wilt verzenden, tikt u op Verz..
en selecteert u een optie.
Als u een bericht afsluit voordat u het verzendt, wordt het bericht als concept opgeslagen. De
conversatie wordt gelabeld met het woord Concept:.
Tik vanaf het Startscherm op , zoek naar en tik hierop.
2
Tik op het gewenste gesprek.
3
Tik op het bericht als dit nog niet is gedownload en houd dit vast en tik vervolgens
op Bericht downloaden.
Alle ontvangen berichten worden standaard op het apparaatgeheugen opgeslagen.
Een bericht beantwoorden
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op het gesprek met het bericht.
3
Voer uw antwoord in en tik op Verz..
Een bericht doorsturen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op het gesprek dat het bericht bevat dat u wilt doorsturen.
3
Raak het bericht aan dat u wilt doorsturen, houd het vast en tik vervolgens op
Bericht doorsturen.
4
Voer de naam of het telefoonnummer van de ontvanger in, of andere
contactinformatie die u over de ontvanger hebt opgeslagen, en maak vervolgens
een keuze uit de lijst die wordt weergegeven. Als de ontvanger niet in de
contactenlijst voorkomt, voert u het nummer van de ontvanger handmatig in.
5
Bewerk indien nodig het bericht en tik vervolgens op Verz..
Een bestand in een ontvangen bericht opslaan
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op het gesprek dat u wilt openen.
3
Als het bericht nog niet is gedownload, tikt u op het bericht, houd u dit vast en tikt
u op
Bericht downloaden
4
Raak het bericht aan dat u wilt opslaan en houd het vast en selecteer de
gewenste optie.
, ga naar en tik hierop.
en tik vervolgens op .
, ga naar en tik hierop.
.
Uw berichten organiseren
Een bericht verwijderen
1
Tik vanaf uw Startscherm op en tik op .
2
Tik op het gesprek met het bericht dat u wilt verwijderen.
3
Raak het bericht aan dat u wilt verwijderen, houd het vast en tik vervolgens op
Bericht verwijderen > Verwijderen.
Gesprekken verwijderen
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op .
2
Tik op
3
Schakel de selectievakjes in voor de gesprekken die u wilt verwijderen en tik dan
op
Een ster toevoegen aan een bericht
1
Tik op het Startscherm op , ga naar en tik hierop.
2
Tik op het gesprek dat u wilt openen.
3
Tik op
4
Tik op als u een ster bij een bericht wilt verwijderen.
Berichten met een ster weergeven
1
Tik op het Startscherm op , ga naar en tik hierop.
2
Tik op
3
Alle berichten met een ster worden in een lijst weergegeven.
Tik vanaf het Startscherm op , zoek naar en tik hierop.
2
Tik op en vervolgens op Zoeken.
3
Voer uw zoektermen in. De zoekresultaten worden in een lijst weergegeven.
Bellen vanuit een bericht
De afzender van een bericht bellen
1
Tik op uw Startscherm op
2
Tik op een conversatie.
3
Tik op de naam of het nummer van de ontvanger boven aan het scherm en
selecteer vervolgens het nummer dat u wilt bellen in de lijst die wordt
weergegeven.
4
Als de ontvanger is opgeslagen in uw contacten, tikt u op het telefoonnummer dat
u wilt bellen. Als u de ontvanger niet hebt opgeslagen in uw contacten, tikt u op
.
Het nummer van een afzender opslaan als contact
1
Tik op uw Startscherm op
2
Tik op > Opslaan.
3
Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4
Bewerk de contactgegevens en tik op Gereed.
, ga naar en tik hierop.
, ga naar en tik hierop.
Berichtinstellingen
De meldingsinstellingen voor berichten wijzigen
1
Tik op het Startscherm op
2
Tik op
3
Tik op Meldingstoon om een meldingsgeluid in te stellen en selecteer vervolgens
een optie.
4
For other notification settings, Schakel de relevante selectievakjes in of uit voor
andere meldingsinstellingen.
De functie leveringsrapport voor uitgaande berichten in- of uitschakelen
1
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
2
Tik op
3
Schakel het selectievakje
Nadat de functie leveringsrapport is ingeschakeld, verschijnt er een vinkje in berichten die zijn
afgeleverd.
en op
en vervolgens op Instellingen.
Instellingen
, ga naar en tik hierop.
.
Ontvangstbevestiging
in of uit.
Chatten en videochat
U kunt de applicatie Hangouts™-chat en -videochat op uw apparaat gebruiken om te
chatten met vrienden die de applicatie ook gebruiken op computers, Android™apparaten en andere apparaten. U kunt van elk gesprek een videogesprek maken met
meerdere vrienden, en u kunt berichten sturen naar vrienden, zelfs wanneer zij offline zijn.
U kunt tevens gemakkelijk foto's bekijken en delen.
Voordat u Hangouts™ gaat gebruiken, dient u een werkende internetverbinding en een
Google™-account te hebben. Ga naar http://support.google.com/hangouts en klik op
de koppeling 'Hangouts op uw Android' voor uitgebreide informatie over het gebruik van
deze webbrowser.
De videogesprekfunctie werkt alleen op apparaten met een camera aan de voorzijde.
1Start een nieuwe chat of videogesprek
2Opties
3Lijst met contacten
Een chatbericht of videogesprek starten
1
Tik vanuit uw Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Hangouts.
3
Tik op en voer vervolgens de naam, het e-mailadres, het telefoonnummer of de
kringnaam van een contact in en selecteer de desbetreffende invoer in de lijst.
4
Om een chatsessie te starten, tikt u op
5
Om een videogesprek te starten, tikt u op .
.
Antwoorden op een chatbericht of meedoen met een videogesprek
1
Wanneer iemand contact met u opneemt op Hangouts, wordt of
weergegeven in de statusbalk.
2
Sleep de statusbalk omlaag en tik op het bericht of het videogesprek om te
beginnen met chatten.
Meer informatie over Hangouts™
•
Wanneer de applicatie Hangouts™ is geopend, tikt u op
Gebruik de e-mailapplicatie op uw apparaat voor het versturen en ontvangen van emailberichten via uw e-mailaccounts. U kunt een of meerdere e-mailaccounts
tegelijkertijd hebben, inclusief zakelijke Microsoft Exchange ActiveSync-accounts.
Een e-mailaccount instellen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op E-mail.
3
Volg de instructies die worden weergegeven op het scherm om de installatie te
voltooien.
Voor sommige e-mailservices moet u wellicht contact opnemen met uw provider voor
detailinformatie over de instellingen voor de e-mailaccount.
Een extra e-mailaccount toevoegen
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Ga naar en tik op E-mail.
3
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tikt u op
toevoegen
4
Voer het e-mailadres en wachtwoord in en tik vervolgens op Volgende. Als de
instellingen voor het e-mailaccount niet automatisch kunnen worden gedownload,
voltooit u de instelling handmatig.
5
Als dat wordt gevraagd, voert u een naam in voor uw e-mailaccount, zodat u deze
gemakkelijk kunt herkennen.
6
Als u klaar bent, tikt u op
.
.
.
Volgende
en vervolgens op Account
.
Een e-mailaccount als uw standaardaccount instellen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik op E-mail.
3
Druk op
4
Selecteer het account dat u als standaardaccount wilt gebruiken voor het
opstellen en verzenden van e-mailberichten.
5
Schakel het selectievakje Standaardaccount in. Het postvak IN van de
standaardaccount verschijnt telkens wanneer u de e-mailtoepassing opent.
Als u slechts één e-mailaccount hebt, dan is deze account automatisch de standaardaccount.
en tik op
Instellingen
.
E-mailberichten verzenden en ontvangen
1Geef een lijst weer van alle e-mailaccounts en recente mappen
2Schrijf een e-mailbericht
3Open instellingen en opties
4Lijst met e-mailberichten
Nieuwe e-mailberichten downloaden
1
Tik vanuit Startscherm op .
2
Ga naar en tik op E-mail.
3
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op
en selecteer de account
die u wilt controleren en tik op Postvak IN in het keuzemenu.
4
Om nieuwe berichten te downloaden, tikt u op , tik dan op Vernieuwen.
Wanneer Postvak In open staat, veegt u omlaag op het scherm om de berichtenlijst bij te
werken.
E-mailberichten lezen
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Ga naar en tik op E-mail.
3
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op
.
en selecteer de account
die u wilt controleren en tik op Postvak IN in het keuzemenu. Als u al uw emailaccount tegelijkertijd wilt controleren, tik dan op en tik op Gecombineerd
Postvak IN in het keuzemenu.
4
Blader omhoog of omlaag in het postvak IN en tik op het e-mailbericht dat u wilt
lezen.
Een e-mailbericht maken en verzenden
1
Tik vanuit Startscherm op , en tik vervolgens op E-mail.
2
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op en selecteer de account
waarmee u de e-mail wilt verzenden en tik op Postvak IN in het keuzemenu.
3
Tik op en typ de naam of het e-mailadres van de ontvanger, of tik op en
selecteer een of meer ontvangers in uw contactenlijst.
4
Vul het onderwerp van de e-mail in, de e-mail zelf en tik op .
Een e-mailbericht beantwoorden
1
Zoek en raak in het postvak IN het bericht aan waarop u wilt antwoorden en houd
het vast. Tik vervolgens op Antwoord of Allen antwoorden.
2
Voer uw antwoord in en tik op .
Een e-mailbericht doorsturen
1
Raak in het postvak IN het bericht aan dat u wilt doorsturen en houd het vast. Tik
vervolgens op Doorsturen.
2
Voer het e-mailadres van de ontvanger handmatig in of tik op
en selecteer een
ontvanger in de lijst met contacten.
3
Voer de tekst van het bericht in en tik vervolgens op
.
De bijlage van een e-mailbericht weergeven
1
Zoek naar en tik op het e-mailbericht met de bijlage die u wilt weergeven. Emailberichten met bijlagen worden aangegeven met
2
Nadat het e-mailbericht is geopend, tikt u op Laden. De bijlage wordt
.
gedownload.
3
Tik op Weerg. nadat de bijlage is gedownload.
Het e-mailadres van een afzender opslaan bij uw contacten
1
Zoek en tik op een bericht in uw postvak IN.
2
Tik op de naam van de afzender en tik op OK.
3
Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4
Bewerk zo nodig de contactgegevens en tik op Gereed.
Er is een voorbeeldvenster beschikbaar voor het weergeven en lezen van uw emailberichten in de liggende stand. Wanneer dit is geactiveerd, kunt u het gebruiken voor
het tegelijkertijd weergeven van zowel de lijst met e-mailberichten als één geselecteerd emailbericht.
Het voorbeeldvenster activeren
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Tik op , tik dan op Instellingen.
3
Tik op Algemeen > Gesplitste weergave.
4
Selecteer een optie of een combinatie van opties en tik op OK.
E-mailberichten lezen met het voorbeeldvenster
1
Zorg ervoor dat het voorbeeldvenster is ingeschakeld.
2
Open uw Postvak IN.
3
Blader omhoog of omlaag en tik op het e-mailbericht dat u wilt lezen.
4
Tik op de scheidingsbalk (tussen e-maillijst en de hoofdtekst van het e-mailbericht)
om het e-mailbericht op volledig scherm te bekijken.
5
Als u wilt terugkeren naar de normale weergave Postvak IN, tikt u opnieuw op de
scheidingsbalk.
, en tik vervolgens op E-mail.
Uw e-mailberichten organiseren
Uw e-mails sorteren
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Ga naar en tik op
3
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op
die u wilt sorteren en tik op
mailaccounts tegelijkertijd wilt sorteren, tik dan op en vervolgens op
Gecombineerd Postvak IN
4
Tik op
5
Selecteer een sorteringsoptie.
E-mails zoeken
1
Tik vanuit Startscherm op , en tik vervolgens op E-mail.
2
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op en selecteer de naam van
de account die u wilt controleren en tik op Postvak IN in het keuzemenu. Als u al
uw e-mailaccounts tegelijkertijd wilt doorzoeken, tik dan op en vervolgens op
Gecomb. weergave.
3
Tik op
4
Typ de tekst voor uw zoekopdracht en tik op
5
Het zoekresultaat verschijnt in een lijst die is gesorteerd op datum. Tik op het emailbericht dat u wilt openen.
Alle mappen voor één e-mailaccount weergeven
1
Tik vanuit Startscherm op , en tik vervolgens op E-mail.
2
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tikt u op en selecteert u de account
die u wilt controleren.
3
Onder de account die u wilt controleren, selecteert u Alle mappen tonen.
Er bestaan verschillende manieren om muziek vanaf een computer naar uw apparaat
over te brengen:
•
Alleen voor Windows®: Sluit het apparaat met behulp van een USB-kabel op de
computer aan en sleep de muziekbestanden rechtstreeks naar de applicatie voor
bestandsbeheer op de computer. Zie
computer
•
U kunt de Xperia™ Companion-software gebruiken om uw mediabestanden tussen de
op de pagina 91 .
computer en uw apparaat over te brengen. Meer informatie en download Xperia™
Companion voor Windows op http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion of
Xperia™ Companion voor Mac op
http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion-mac .
Mogelijk ondersteunt de applicatie Muziek niet alle soorten muziekbestanden. Download voor
meer informatie over de ondersteunde bestandsindelingen en het gebruik van
multimediabestanden (audio, foto's, video) de whitepaper voor uw apparaat via
www.sonymobile.com/support
.
Naar muziek luisteren
Gebruik de WALKMAN-toepassing om naar uw favoriete muziek en audioboeken te
luisteren.
Bestanden beheren met behulp van een
1Ga naar het WALKMAN-startscherm
2Zoek naar nummers op Music Unlimited en alle nummers die zijn opgeslagen op uw apparaat
3Geef de huidige afspeelwachtrij weer
4Album art (indien beschikbaar)
5Tik om naar het vorige nummer in de afspeelwachtrij te gaan
Raak aan en houd vast om terug te spoelen binnen het huidige nummer
6Speel een nummer af of pauzeer het
7Tik om naar het volgende nummer in de afspeelwachtrij te gaan
Raak aan en houd vast om snel door te spoelen binnen het huidige nummer
8Plaats nummers in de huidige afspeelwachtrij in willekeurige volgorde
9Herhaal alle nummers in de huidige afspeelwachtrij
10 Voortgangsindicator: versleep de indicator of tik langs de lijn om snel vooruit of terug te spoelen
11 Totale tijd (lengte) van het huidige nummer
1Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het WALKMAN-startschermmenu te openen
2Blader omhoog of omlaag om de inhoud weer te geven
3Speel een nummer af met de WALKMAN-toepassing
4Keer terug naar het scherm van de WALKMAN-muziekplayer
Een nummer afspelen met de toepassing WALKMAN
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op .
2
Als het WALKMAN-startscherm niet wordt weergegeven, tikt u op en sleept u
de linkerrand van het WALKMAN-startscherm naar rechts. Als het WALKMANstartscherm wordt weergegeven, sleept u de linkerrand van het WALKMANstartscherm naar rechts.
3
Selecteer een muziekcategorie, bijvoorbeeld onder
Artiesten, Albums
of
Nummers, en blader vervolgens naar het nummer dat u wilt openen.
4
Tik op een nummer om dit af te spelen.
Mogelijk kunt u geen auteursrechtelijk beschermde items afspelen. Verifieer dat u de
benodigde rechten hebt voor de materialen die u van plan bent te delen.
Nummer gerelateerde gegevens online zoeken
•
Tik terwijl het nummer afspeelt in de WALKMAN-toepassing op de Oneindig-knop
.
De Oneindig-knop
YouTube™, songteksten en artiestinformatie op Wikipedia.
geeft u toegang tot diverse informatiebronnen, inclusief video's op
Het audiovolume aanpassen
•
Druk op de volumetoets.
De 'WALKMAN'-applicatie minimaliseren
•
Wanneer een nummer wordt afgespeeld, tikt u op om naar het Startscherm te
gaan. De 'WALKMAN'-applicatie blijft afspelen op de achtergrond.
De "WALKMAN"-applicatie openen wanneer muziek op de achtergrond wordt
afgespeeld
1
Tik, terwijl een nummer op de achtergrond wordt afgespeeld, op de
onlangs gebruikte applicatievenster te openen.
Het WALKMAN-startschermmenu geeft u een overzicht van alle nummers op uw
apparaat en de beschikbare nummers op Music Unlimited. Van hieruit kunt u uw albums
en afspeellijsten beheren, snelkoppelingen maken en uw muziek indelen op stemming en
tempo met behulp van SensMe™-kanalen.
1Keer terug naar het WALKMAN-startscherm
2Blader door uw muziek op artiest
3Blader door uw muziek op album
4Blader door uw muziek op nummer
5Blader door alle afspeellijsten
6Nieuwe releases (door Music Unlimited geleverd)
7Hitlijsten (door Music Unlimited geleverd)
8Afspeellijsten (door Music Unlimited geleverd)
9Verzamel koppelingen naar muziek en verwante inhoud die u en vrienden hebben gedeeld via
onlineservices
10 Beheer en bewerk uw muziek met Music Unlimited-kanalen
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
beschikbaar. Afzonderlijk abonnement vereist. Er gelden aanvullende gebruiksvoorwaarden.
Het WALKMAN-startschermmenu openen
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op .
2
Als het WALKMAN-startscherm niet wordt weergegeven, tikt u op en sleept u
de linkerrand van het WALKMAN-startscherm naar rechts. Als het WALKMANstartscherm wordt weergegeven, sleept u de linkerrand van het WALKMANstartscherm naar rechts.
Terugkeren naar het WALKMAN-startscherm
•
Open het WALKMAN-startschermmenu en tik op Start.
•
Als het WALKMAN-startschermmenu is geopend, tikt u op het scherm rechts van
het menu.
Uw muziek met de nieuwste informatie bijwerken
1
Tik vanaf het WALKMAN-startscherm op
2
Tik op Muziekinfo downloaden > Starten. Uw apparaat zoekt online en downloadt
.
de meest recente album art en nummerinformatie voor uw muziek.
De SensMe™-kanalentoepassing wordt geactiveerd wanneer u muziekinformatie downloadt.
Ga vanuit het WALKMAN-startscherm naar het nummer of album dat u wilt delen.
2
Raak de titel van het nummer aan en houd deze vast, tik vervolgens op Delen.
3
Selecteer een toepassing in de lijst en volg de instructies op het scherm.
U kunt op deze manier ook albums en playlists delen.
Muziek delen op Facebook™
De functie Muz. v. vrienden verzamelt koppelingen naar muziek en muziek gerelateerde
inhoud die u en uw vrienden op Facebook™ hebben gedeeld.
Een nummer delen en "leuk vinden" op Facebook™
1
Tik op terwijl het nummer wordt afgespeeld in de toepassing "WALKMAN" om
aan te geven dat u het nummer "leuk vindt" op Facebook™. Voeg indien gewenst
een reactie toe in het reactieveld.
2
Tik op Delen om het nummer naar Facebook™ te verzenden. Als u het nummer
ontvangt, krijgt u een bevestigingsbericht van Facebook™.
Muziek van uw vrienden beheren op Facebook™
1
Open het WALKMAN-startschermmenu en tik op
2
Tik op een item waarmee u wilt werken.
3
Beheer het item naar wens. Om bijvoorbeeld een nummer "leuk te vinden", tikt u
. Om op een nummer te reageren, voegt u een reactie toe in het veld
op
Reageren.
Muz. v. vrienden
>
Recent
.
Muziek weergeven die u op Facebook™ hebt gedeeld
1
Open het WALKMAN-startschermmenu en tik op
2
Blader naar een item dat u wilt openen en tik er op. Alle eventuele opmerkingen
die u op Facebook™ over het item hebt geplaatst worden weergegeven.
Muz. v. vrienden
>
Gedeeld
Het geluid verbeteren
De geluidskwaliteit verbeteren met de equaliser
1
Tik op
2
Tik op Instellingen > Geluidsverbeteringen.
3
Sleep de knoppen van de frequentieband omhoog of omlaag als u het geluid
handmatig wilt aanpassen. Tik op
automatisch wilt aanpassen.
Surround-geluid inschakelen
1
Tik op als de "WALKMAN"-applicatie is geopend.
2
Tik op Instellingen > Geluidsverbeteringen > Instellingen > Surroundgeluid
(VPT).
3
Selecteer een instelling en tik ter bevestiging op OK.
als de "WALKMAN"-applicatie is geopend.
en selecteer een stijl als u het geluid
Visualiser
De Visualiser voegt visuele effecten aan uw nummers toe tijdens het afspelen. De
effecten voor elk nummer zijn gebaseerd op de kenmerken van de muziek. Ze
veranderen bijvoorbeeld in reactie op wijzigingen in de geluidssterkte, het ritme en het
frequentieniveau van de muziek. U kunt ook het achtergrondthema wijzigen.
Tik op het scherm om naar de weergave volledig scherm te gaan.
Het achtergrondthema wijzigen
1
Tik in de "WALKMAN"-applicatie op .
2
Tik op Visualizer.
3
Tik op > Thema en selecteer een thema.
Muziek herkennen met TrackID™
Gebruik TrackID™-muziekherkenning om een track te identificeren die in uw omgeving
wordt afgespeeld. Leg een kort stukje van de track vast en binnen enkele seconden ziet
u de info over artiest, titel en album. U kunt tracks kopen die u met TrackID™ hebt
geïdentificeerd en u kunt TrackID™-lijsten weergeven om te zien waar TrackID™gebruikers wereldwijd naar zoeken. Gebruik TrackID™-technologie in een rustige
omgeving voor de beste resultaten.
1Online naar muziek zoeken
2Opties weergeven
3Huidige muzieklijsten weergeven
4Geschiedenis van zoekresultaten weergeven
5Hoofdscherm voor het opnemen van muziek
6Opzoeken welke muziek u hoort
De toepassing TrackID™ en de service TrackID™ worden niet in alle landen/regio's en door
alle netwerken en/of serviceproviders in alle gebieden ondersteund.
Muziek herkennen met TrackID™-technologie
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Zoek en tik op TrackID™ en houd het apparaat in de richting van de muziekbron.
3
Tik op . Als de track wordt herkend door de TrackID™-service, verschijnen de
resultaten op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de startpagina van
TrackID™, drukt u op .
TrackID™-lijsten weergeven
•
Open de applicatie TrackID™ en tik op Charts. Er wordt een lijst uit uw eigen
regio weergegeven.
Tik op > Regio's en selecteer vervolgens een land of regio.
Een track kopen die herkend wordt door de applicatie TrackID™
1
Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Downloaden.
2
Volg de instructies op uw apparaat om de aankoop te voltooien.
U kunt ook een track voor aankoop selecteren door de tabbladen Geschiedenis en Charts te
openen. Of u kunt tracks kopen die u heeft gevonden met een online tekstzoekopdracht in
TrackID™.
Een track delen
1
Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Delen en
selecteert u een methode om te delen.
2
Volg de instructies op uw apparaat om de procedure te voltooien.
Artiestinformatie voor een track weergeven
•
Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Artiestinfo.
Een track verwijderen uit de trackgeschiedenis
1
Open de applicatie TrackID™ en tik op Geschiedenis.
2
Tik op de titel van een track en tik vervolgens op Verwijderen.
3
Tik op Ja om uw keuze te bevestigen.
Online service Music Unlimited
Music Unlimited™ is een op een abonnement gebaseerde service die toegang biedt tot
miljoenen nummers via een mobiel netwerk of Wi-Fi®-verbinding. U kunt uw persoonlijke
muziekbibliotheek in de cloud beheren en bewerken vanaf verschillende apparaten, of
playlists en muziek synchroniseren met een pc met Windows®. Ga naar
www.sonyentertainmentnetwork.com
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
verkrijgbaar. Apart abonnement vereist. Aanvullende gebruiksvoorwaarden zijn van toepassing.
Aan de slag met Music Unlimited
1
Tik vanaf het WALKMAN-startscherm op > Instellingen.
2
Sleep de schuif naast
Music Unlimited
Unlimited wordt ingeschakeld en volg de aanwijzingen op het scherm.
De FM-radio in uw apparaat werkt net als elke andere FM-radio. U kunt bijvoorbeeld
door FM-radiozenders bladeren, deze beluisteren en zenders opslaan als favorieten. U
moet een bedrade headset of hoofdtelefoon op het apparaat aansluiten voordat u de
radio kunt gebruiken. Dit is noodzakelijk omdat de headset of hoofdtelefoon als antenne
werkt. Als een van deze apparaten is aangesloten, kunt u het geluid van de radio
eventueel uit de luidspreker laten komen.
1Aan-uitknop voor radio
2Geef de menuopties weer
3Ingestelde frequentie
4Sla een zender op als favoriet of verwijder deze
5Afstemknop
6Frequentieband – sleep naar links of rechts om tussen kanalen te schakelen
7Ga omhoog over de frequentieband om een zender te zoeken
8Een opgeslagen favoriete zender
9Ga omlaag over de frequentieband om een zender te zoeken
De FM-radio beluisteren
1
Sluit een headset of een hoofdtelefoon aan op uw apparaat.
2
Tik vanaf uw Startscherm op .
3
Tik op FM-radio
. De beschikbare zenders worden weergegeven wanneer u
door de frequentieband bladert.
Wanneer u de FM-radio start, worden de beschikbare zenders automatisch weergegeven. Als
een zender RDS-informatie doorgeeft, verschijnt deze enkele seconden nadat u begonnen
bent met luisteren naar de zender.
Schakelen tussen radiozenders
•
Sleep de frequentieband naar links of rechts.
Opnieuw zoeken naar radiozenders
1
Wanneer de radio is geopend, drukt u op .
2
Tik op Kanalen zoeken. De hele frequentieband wordt gescand en alle
beschikbare zenders worden weergegeven.
Druk op en tik op Afsp. op hoofdtelefoon om het geluid terug te schakelen naar de bedrade
headset of hoofdtelefoon.
Een nummer identificeren op de FM-radio via TrackID™
1
Tik op terwijl het nummer op de FM-radio van uw apparaat wordt afgespeeld en
selecteer TrackID™.
2
Er wordt een voortgangsindicator weergegeven terwijl de TrackID™-applicatie het
nummer analyseert. Als dit lukt, krijgt u een trackresultaat of een lijst met mogelijke
nummers te zien.
3
Druk op
De TrackID™-toepassing en de TrackID™-service worden niet in alle landen/regio's en door
alle netwerken en/of serviceproviders in alle gebieden ondersteund.
om terug te keren naar de FM-radio.
Favoriete radiozenders
Een zender als favoriet opslaan
1
Ga wanneer de radio is geopend naar de zender die u wilt opslaan als favoriet.
2
Tik op .
3
Voer een naam in en selecteer een kleur voor de zender en druk dan op Opslaan.
Luisteren naar een favoriete radiozender
1
Tik op > Favorieten.
2
Selecteer een optie.
Een zender als favoriet verwijderen
1
Ga wanneer de radio is geopend naar de zender die u wilt verwijderen.
2
Tik op
en op Verwijderen.
Geluidsinstellingen
Wisselen tussen de mono- en stereogeluidsmodus
1
Wanneer de radio is geopend, drukt u op
2
Tik op
Stereogeluid inschakelen
3
Druk op
monogeluidsmodus te beluisteren.
De regio van de radio selecteren
1
Wanneer de radio is geopend, drukt u op .
2
Tik op Radioregio instellen.
3
Selecteer een optie.
De Visualiser aanpassen
1
Wanneer de radio is geopend, tikt u op .
2
Tik op Visualizer.
3
Selecteer een optie.
en tik op Monogeluid afdwingen om de radio weer in
1Zoom in of uit
2Hoofdcamerascherm
3Geef foto's en video's weer
4Maak foto's of neem videoclips op
5Ga een stap terug of sluit de camera af
6Pictogram instellingen opnamemodus
7Pictogram camera-instellingen en snelkoppelingpictogrammen
Een foto nemen vanaf het vergrendelingsscherm
1
Als u het scherm wilt activeren, drukt u kort op de aan/uit-toets .
2
Wilt u de camera inschakelen, houd dan
3
Tik nadat de camera opent op .
vast en sleep het omhoog.
Een foto maken door het scherm aan te raken
1
Activeer de camera.
2
Tik op
3
Sleep de schuifregelaar naast
4
Richt de camera op het onderwerp.
5
Houd een plek op het scherm aangeraakt om de autofocus te activeren. Wanneer
en vervolgens op .
Vastleggen met aanraken
naar rechts.
het scherpstelkader blauw wordt, tilt u uw vinger op om een foto te maken.
Een foto maken door op de knop op het scherm te tikken
1
Activeer de camera.
2
Richt de camera op het onderwerp.
3
Tik op de knop op het scherm
. De foto wordt gemaakt zodra u uw vinger van
het scherm haalt.
Een video opnemen door op het scherm te tikken
1
Activeer de camera.
2
Richt de camera op het onderwerp.
3
4
Tik op
Tik op
om de opname te starten.
om de opname te stoppen.
Deze functie is alleen beschikbaar in de opnamemodus
Superieur automatisch.
Uw foto's en video's weergeven
1
Schakel de camera in en tik vervolgens op een miniatuurweergave om een foto of
video te openen.
2
Veeg naar links of rechts om uw foto's en video's weer te geven.
Blader naar de foto of de video die u wilt verwijderen.
2
Tik op het scherm zodat wordt weergegeven.
3
Tik op .
4
Tik op Verwijderen om uw keuze te bevestigen.
Smile Shutter™ gebruiken om lachende gezichten vast te leggen
Gebruik de Smile Shutter™-technologie om alleen foto's van lachende gezichten te
maken. In de camera worden maximaal vijf gezichten herkend. Eén van deze gezichten
wordt geselecteerd voor glimlachdetectie en autofocus. Wanneer het geselecteerde
gezicht lacht, wordt automatisch een foto gemaakt.
Smile Shutter™ inschakelen
1
Activeer de camera.
2
Tik op
3
Tik op Lachsluiter en selecteer een lachniveau.
Een foto maken met Smile Shutter™
1
Wanneer de camera is geopend en Smile Shutter™ is ingeschakeld, richt u de
camera op uw onderwerp. In de camera wordt bepaald op welk gezicht moet
worden scherpgesteld.
2
Het geselecteerde gezicht verschijnt in een gekleurd kader en de foto wordt
automatisch gemaakt.
3
Als er geen glimlach wordt gedetecteerd, tikt u op het scherm om de foto
handmatig te maken.
en vervolgens op
De geografische positie toevoegen aan uw foto's
Schakel geotagging in om een benadering van de geografische locatie (een geotag) toe
te voegen aan foto's die u maakt. De geografische locatie wordt bepaald met behulp van
draadloze netwerken (mobiele netwerken of Wi-Fi®) of GPS-technologie.
Wanneer
maar is de geografische positie niet gevonden. Wanneer
wordt weergegeven op het camerascherm, is geotagging ingeschakeld
wordt weergegeven, is
geotagging ingeschakeld en is de geografische locatie beschikbaar. U kunt dan een
geotag toevoegen aan uw foto. Wanneer geen van de twee symbolen wordt
weergegeven, is geotagging uitgeschakeld.
Geotags inschakelen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op
Instellingen
3
Sleep de schuifregelaar naast Locatie naar rechts.
4
Activeer de camera.
5
Tik op
6
Sleep de schuifregelaar naast Geotags naar rechts.
7
Tik op OK.
en vervolgens op .
>
Locatie
.
.
Algemene camera-instellingen
Overzicht instellingen opnamemodus
Superieur automatisch
Instellingen optimaliseren voor elke scène.
Handmatig
Camera handmatig instellen.
Onscherpe achtergrond
Achtergrond van foto's vervagen om het onderwerp scherper te laten uitkomen.
Gebruik deze instelling om panoramische groothoekfoto's te maken. Tik op het scherm en beweeg
de camera rustig van de ene naar de andere zijde.
Portret retoucheren
Neem foto's met realtime portretstijlen.
Info-eye™
Met de applicatie Info-eye™ kunt u zoeken naar informatie over dingen om u heen met
uw camerazoeker. U kunt bijvoorbeeld een foto van een monument maken en informatie
erover op uw scherm krijgen. Of u kunt een foto van een boek maken of een QR-code
scannen en onmiddellijk achtergrondinformatie krijgen.
Info-eye™ kan alleen bepaalde objecten herkennen.
AR-effect
U kunt AR-effecten (Augmented Reality - verbrede realiteit) toepassen op uw foto's en ze
leuker maken. Met deze instelling kunt u 3D-scènes in uw foto's integreren terwijl u ze
neemt. Selecteer gewoon de scène die u wilt en pas de positie aan in de zoeker.
Timeshift burst
De camera neemt een serie van 61 foto's binnen twee seconden: een seconde vóór- en
nadat u op de cameratoets drukt. U kunt dan teruggaan en de perfecte foto uitzoeken.
Timeshift burst gebruiken
1
Activeer de camera.
2
Tik op en selecteer vervolgens .
3
Om foto's te maken, drukt u de cameraknop helemaal in en laat u hem los. De
foto's verschijnen in miniatuurweergave.
4
Blader door de miniaturen en selecteer de foto die u wilt bewaren; tik dan op .
Social live
Social live is een cameramodus waarmee u video live kunt streamen naar uw
Facebook™-pagina. U hebt alleen een actieve internetverbinding nodig en u moet
aangemeld zijn bij Facebook™. Video's kunnen 10 minuten lang zijn.
Live-video uitzenden met Social live
1
Activeer de camera.
2
Tik op en selecteer vervolgens .
3
Meld u aan bij uw Facebook™-account.
4
Tik op
5
Wilt u een foto maken tijdens de uitzending, tik dan op .
6
Tik op
om de uitzending te starten.
om de uitzending te stoppen.
Snel starten
Gebruik de instellingen voor snel starten om de camera in te schakelen wanneer het
scherm is vergrendeld.
Alleen starten
Als u omhoog sleept, wordt de hoofdcamera ingeschakeld vanuit de slaapstand.
Als u omhoog sleept, wordt de fotocamera ingeschakeld vanuit de slaapstand en wordt er een foto
gemaakt.
Starten en video opnemen
Als u omhoog sleept, wordt de videocamera ingeschakeld vanuit de slaapstand en wordt de opname
gestart.
Uit
Geotags
Foto's labelen met informatie over de locatie waar de foto is gemaakt.
Vastleggen met aanraken
Kies een scherpstelgebied en raak het camerascherm met uw vinger aan. De foto wordt
gemaakt zodra u uw vinger van het scherm haalt.
Sluitergeluid
Kies om het sluitergeluid in of uit te schakelen wanneer u een video opneemt.
Gegevensopslag
U kunt uw gegevens opslaan op een verwisselbare SD-kaart of in het interne geheugen
van het apparaat.
Intern geheugen
Foto's en video's worden opgeslagen in het apparaatgeheugen.
SD-kaart
Foto's en video's worden opgeslagen op de SD-kaart.
Witbalans
Deze functie past de kleurbalans automatisch aan de lichtomstandigheden aan. Het
pictogram voor de witbalansinstelling is beschikbaar op het camerascherm.
Autom.
Hiermee wordt de kleurbalans automatisch aan de lichtomstandigheden aangepast.
Gloeilamp
Hiermee wordt kleurbalans aangepast voor warme lichtomstandigheden zoals onder gloeilampen.
Tl-licht
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor tl-licht.
Daglicht
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor zonnige omstandigheden buitenshuis.
Bewolkt
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor een bewolkte lucht.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Fotocamera-instellingen
De fotocamera-instellingen aanpassen
1
Activeer de camera.
2
Tik op
3
Selecteer de instellingen die u wilt aanpassen en bewerk deze dan zoals gewenst.
Kies uit verschillende beeldresoluties en -verhoudingen voordat u een foto maakt. Voor
een foto met een hogere resolutie is meer geheugen vereist.
3MP
2048×1536(4:3)
Resolutie van 3 megapixels met een beeldverhouding van 4:3. Geschikt voor foto's die u wilt weergeven op
beeldschermen zonder breedbeeldformaat of wilt afdrukken met een hoge resolutie.
2MP
1920×1080(16:9)
Resolutie van 2 megapixels met een beeldverhouding van 16:9. Geschikt voor foto's die u op
breedbeeldschermen wilt weergeven.
1MP
1280×720(16:9)
Resolutie van 1 megapixels met een beeldverhouding van 16:9. Geschikt voor foto's die u op
breedbeeldschermen wilt weergeven.
WVGA
800×600(4:3)
WVGA-indeling met hoogte-breedteverhouding 4:3. 800 x 600 pixels.
VGA
640×480(4:3)
VGA met hoogte-breedteverhouding 4:3. 640 x 480 pixels.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een foto maken zonder het apparaat vast te houden.
Gebruik deze functie om zelfportretten te maken, of groepsfoto's waarbij iedereen op de
foto staat. U kunt de zelfontspanner ook gebruiken om te voorkomen dat de camera
beweegt terwijl u foto's maakt.
Aan (10 seconden)
Een vertraging van 10 seconden instellen vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de foto wordt gemaakt
Aan (2 seconden)
Een vertraging van 2 seconden instellen vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de foto wordt gemaakt
Uit
De foto wordt gemaakt zodra u op het camerascherm tikt.
Smile Shutter™
Gebruik de functie Smile Shutter™ om te bepalen op wat voor lach de camera reageert
voordat u een foto neemt.
Scherpstelmodus
Met de scherpstelfunctie bepaalt u welk deel van een foto scherp moet zijn. Wanneer
continue autofocus is ingeschakeld, blijft de camera scherpstellen zodat het gebied in
het gekleurde focuskader scherp blijft.
Enkelv. automat. scherpstellen
De camera stelt automatisch scherp op het geselecteerde onderwerp. Continue autofocus is ingeschakeld.
Raak het camerascherm aan en houd het vast totdat het gele focuskader blauw wordt; dit betekent dat er is
scherpgesteld. De foto wordt gemaakt wanneer u uw vinger van het scherm haalt.
Gezichtsherkenning
De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. De gezichten worden gemarkeerd met kaders op het
scherm. De camera stelt automatisch scherp op het dichtstbijzijnde gezicht. U kunt ook selecteren op welk
gezicht u wilt scherpstellen door erop te tikken op het scherm. Wanneer u op het camerascherm tikt, geeft
een blauw kader het gezicht aan dat is geselecteerd en waarop wordt scherpgesteld. Gezichtsdetectie kan
niet worden gebruikt voor alle scènetypen. Continue autofocus is ingeschakeld.
Aanraakscherpstelling
Raak een specifiek gebied op het camerascherm aan om het scherpstelgebied in te stellen. Continue
autofocus is uitgeschakeld. Raak het camerascherm aan en houd het vast totdat het gele focuskader blauw
wordt; dit betekent dat er is scherpgesteld. De foto wordt gemaakt wanneer u uw vinger van het scherm
haalt.
Objecttracering
Bij het selecteren van een object door het aan te raken in de zoeker, zoekt de camera het voor u op.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Lichtmeting
Met deze functie wordt automatisch een gebalanceerde belichting vastgesteld door de
hoeveelheid licht te meten voor het beeld dat u wilt vastleggen.
Midden
Hiermee wordt de belichting aangepast aan het centrum van de zoeker.
Gemiddeld
Hiermee wordt de belichting berekend op basis van de hoeveelheid licht voor het gehele beeld.
Punt
Hiermee wordt de belichting aangepast voor een uiterst klein deel van het beeld dat u wilt vastleggen.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Voorbeeld
U kunt kiezen om een voorbeeld te bekijken van foto's en video's net nadat u deze hebt
gemaakt.
Onbeperkt
Het voorbeeld van de foto of video wordt weergegeven nadat u deze hebt gemaakt.
5 seconden
Het voorbeeld van de foto of video wordt weergegeven 5 seconden nadat u deze hebt gemaakt.
3 seconden
Het voorbeeld wordt weergegeven 3 seconden nadat u de foto of video hebt gemaakt.
Bewerken
De foto of video wordt geopend voor bewerken nadat u deze hebt gemaakt.
Uit
De foto of video wordt opgeslagen nadat u deze hebt gemaakt en er worden geen voorbeelden
weergegeven.
Gezichtsherkenning
U kunt gezichten herkennen met de applicatie Camera zodat de zoeker zich automatisch
richt op deze gezichten wanneer ze worden weergegeven in de zoeker.
Flitser
Gebruik de flitser om foto's te maken bij slechte lichtomstandigheden of bij tegenlicht. De
volgende opties zijn beschikbaar wanneer u tikt op het pictogram flitser op het
camerascherm:
Autom.
De camera bepaalt automatisch of de lichtomstandigheden het gebruik van een flitser vereisen.
Opvulflits
Gebruik deze instelling als de achtergrond helderder is dan het onderwerp. Hiermee worden
ongewenste donkere schaduwen verwijderd.
Rode-ogenreductie
Vermindert de rode kleur van ogen wanneer u een foto maakt.
De flitser is uitgeschakeld. Soms kan de kwaliteit van een foto beter zijn zonder het gebruik van de
flitser, zelfs onder omstandigheden met slecht licht. Als u een goede foto wilt maken zonder de flitser te
gebruiken, hebt u een vaste hand nodig. Gebruik de zelfontspanner om wazige foto's te voorkomen.
Zaklantaarn
Er gaat een lantaarn of cameralamp aan wanneer u foto's maakt.
Videocamera-instellingen
Videocamera-instellingen aanpassen
1
Activeer de camera.
2
Tik op één van de pictogrammen voor instellingen op het scherm.
3
Tik op
4
Selecteer de instelling die u wilt aanpassen en breng vervolgens uw wijzigingen
aan.
Overzicht van videocamera-instellingen
Videoresolutie
Pas de videoresolutie aan voor verschillende indelingen.
om alle instellingen weer te geven.
VGA
640×480(4:3)
VGA-indeling met hoogte-breedteverhouding 4:3.
QVGA
320×240(4:3)
QVGA-indeling met hoogte-breedteverhouding 4:3.
MMS
Video's opnemen die geschikt zijn voor verzending in MMS-berichten. De opnametijd van deze video-indeling
is beperkt zodat het videobestand aan een MMS-bericht kan worden toegevoegd.
Zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een video opnemen zonder het apparaat vast te houden.
Gebruik deze optie om groepsvideo's op te nemen waarbij iedereen op de video staat. U
kunt de zelfontspanner gebruiken om te voorkomen dat de camera beweegt tijdens het
opnemen van video's.
Aan (10 seconden)
Stel een vertraging van 10 seconden in vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de video-opname begint.
Aan (2 seconden)
Stel een vertraging van 2 seconden in vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment dat
de video-opname begint.
Uit
De video-opname begint zodra u op het camerascherm tikt.
Smile Shutter™(video)
Gebruik de functie Smile Shutter™ om te bepalen op wat voor lach de camera reageert
voordat u een video opneemt.
Scherpstel-modus
Met de scherpstelinstellingen bepaalt u welk deel van een video scherp moet zijn.
Wanneer continue autofocus is ingeschakeld, blijft de camera scherpstellen zodat het
gebied in het witte scherpstelkader scherp blijft.
Enkelv. automat. scherpstellen
De camera stelt automatisch scherp op het geselecteerde onderwerp. Continue autofocus is ingeschakeld.
De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. De gezichten worden gemarkeerd met kaders op het
scherm. De camera stelt automatisch scherp op het dichtstbijzijnde gezicht. U kunt ook selecteren op welk
gezicht u wilt scherpstellen door erop te tikken op het scherm. Wanneer u op het camerascherm tikt, geeft
een geel kader het gezicht aan dat is geselecteerd en waarop wordt scherpgesteld. Gezichtsdetectie kan niet
worden gebruikt voor alle scènetypen. Continue autofocus is ingeschakeld.
Objecttracering
Bij het selecteren van een object door het aan te raken in de zoeker, zoekt de camera het voor u op.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
HDR-video
Gebruik de instelling HDR (High-Dynamic Range) om een video op te nemen bij sterk
tegenlicht of onder omstandigheden waarin het contrast scherp is. Video HDR
compenseert het verlies aan detail en produceert een afbeelding die representatief is
voor zowel donkere als heldere delen.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Lichtmeting
Met deze functie wordt automatisch een gebalanceerde belichting vastgesteld door de
hoeveelheid licht te meten voor het beeld dat u wilt vastleggen.
Midden
Hiermee wordt de belichting aangepast aan het centrum van de zoeker.
Gemiddeld
Hiermee wordt de belichting berekend op basis van de hoeveelheid licht voor het gehele beeld.
Punt
Hiermee wordt de belichting aangepast voor een uiterst klein deel van het beeld dat u wilt vastleggen.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
SteadyShot™
Het kan lastig zijn het apparaat stil te houden wanneer u een video opneemt. De
stabilisator helpt u hierbij door kleine bewegingen van de hand te compenseren.
Microfoon
Selecteer of het omgevingsgeluid moet worden opgenomen tijdens video-opnamen.
Flitser
Gebruik de flitser om video's op te nemen bij slechte lichtomstandigheden of bij
tegenlicht. Het pictogram videoflitser
videocamera. Denk eraan dat de videokwaliteit soms beter kan zijn zonder verlichting,
zelfs bij slechte lichtomstandigheden.
Gebruik de toepassing Album om foto's weer te geven en video's af te spelen die u met
de camera hebt vastgelegd of om soortgelijke content weer te geven die u op het
apparaat hebt opgeslagen. Alle foto's en video's worden in een raster in chronologische
volgorde weergegeven.
1Menuopties weergeven
2Blader omhoog of omlaag om de inhoud weer te geven
3Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het startmenu van Album te openen.
4De datum van items in de groep
5Tik op een foto of video om deze te bekijken
Foto's en video's weergeven
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik op
Album
3
Tik op een foto of video om deze te bekijken.
4
Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar rechts om
de vorige foto of video weer te geven.
Als de schermstand niet automatisch verandert wanneer u uw apparaat een kwartslag draait,
schakelt u onder Scherm automatisch draaien het selectievakje Instellingen > Scherm in.
De grootte van de miniaturen wijzigen
•
Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen om in
te zoomen als u miniaturen van foto's en video's in Album bekijkt.
In- of uitzoomen op een foto
•
Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen om uit te
zoomen als u een foto bekijkt.
Een diavoorstelling van uw foto's bekijken
1
Tik bij het bekijken van een foto op het scherm om de werkbalken weer te geven
en en trik op
album.
2
Tik op een foto om de diavoorstelling te beëindigen.
.
> Diavoorstelling om het afspelen te starten van alle foto's in een
Zoek en tik in Album op de video die u wilt afspelen.
2
Tik op Films > Een keer.
3
Als er geen afspeelknoppen worden weergegeven, tikt u op het scherm om deze
weer te geven. Tik nogmaals op het scherm om de knoppen weer te verbergen.
Een video onderbreken
1
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
zoombesturingselementen weer te geven.
2
Tik op .
Een video vooruit- en terugspoelen
1
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
zoombesturingselementen weer te geven.
2
Sleep de voortgangsbalkmarkering naar links om terug te spoelen of naar rechts
om vooruit te spoelen.
Het volume van een video aanpassen
•
Druk op de volumetoets.
Foto's en video's delen en beheren
U kunt foto's en video's delen die u op uw apparaat hebt opgeslagen. U kunt ze tevens
op verschillende manieren beheren. U kunt bijvoorbeeld werken met foto's in batches,
foto's verwijderen en ze koppelen aan contacten.
U kunt auteursrechtelijk beschermde items mogelijk niet kopiëren, verzenden of overbrengen.
Sommige items verzenden mogelijk niet, indien het bestandsformaat te groot is.
Een foto of video delen
1
Zoek en tik in Album op de foto of video die u wilt delen.
2
Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en tik vervolgens op .
3
Tikt op de applicatie die u wilt gebruiken om de foto te delen en volg de stappen
om de foto te verzenden.
Een foto als contactafbeelding gebruiken
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven en
tikt u vervolgens op > Gebruiken als > Contactafbeelding.
2
Indien u hierom wordt gevraagd, selecteert u
Contacten
>
Een keer
en selecteert
u vervolgens een contact.
Een foto gebruiken als achtergrond
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven en
tikt u vervolgens op > Gebruiken als > Achtergrond.
2
Volg de instructies op het scherm.
Een foto draaien
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op tikt.
2
Selecteer Draaien. De foto wordt opgeslagen in de nieuwe stand.
Een foto of video verwijderen
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op
Tik bij het weergeven van miniaturen van foto's en video's in Album op en tik op
Items selecteren.
2
Tik op de items waarmee u wilt werken. Geselecteerde items worden met een
blauw kader aangegeven.
3
Gebruik de tools in de werkbalken om met uw geselecteerde items te werken.
Om de selectiemodus te activeren, kunt u ook een item aanraken en vasthouden tot het kader
blauw wordt. Daarna kunt u op andere items tikken om ze te selecteren.
Foto's bewerken met de applicatie Foto-editor
U kunt originele foto's die u met uw camera hebt gemaakt, bewerken en er effecten op
toepassen. U kunt bijvoorbeeld de lichteffecten wijzigen. Na het opslaan van de
bewerkte foto, blijft de originele ongewijzigde versie van de foto op uw apparaat staan.
Een foto bewerken
•
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op
Een foto bijsnijden
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op
2
Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u
3
Tik op
4
Tik op
5
Raak de rand van het bijsnijdframe aan en houd de rand vast om het bijsnijdframe
aan te passen. Als de vierkanten op de randen verdwijnen, sleept u naar binnen of
naar buiten om het formaat van het kader te wijzigen.
6
Als u het formaat van alle zijden van het bijsnijdkader tegelijkertijd wilt wijzigen,
raakt u één van de vier hoeken aan en houdt u deze vast om de vierkanten aan de
randen te laten verdwijnen; vervolgens versleept u de hoek.
7
Als u het bijsnijdframe wilt verplaatsen naar een ander gebied van de foto, raakt u
het frame aan de binnenzijde aan en houdt u het vast, en sleept u het frame
vervolgens naar de gewenste positie.
8
Tik op
Bijsnijden toepassen
9
Tik op Opslaan om een kopie van de foto op te slaan wanneer u deze hebt
bijgesneden.
tikt.
tikt.
> Bijsnijden.
om een optie te selecteren.
.
Foto-editor
>
Een keer
.
Speciale effecten toepassen op een foto
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op tikt.
2
Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u
3
Tik op
4
Bewerk de foto naar eigen inzicht en tik vervolgens op Opslaan.
en selecteer vervolgens een optie.
Foto-editor
>
Een keer
.
Een foto verbeteren met geavanceerde instellingen
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op
2
Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
3
Tik op
4
Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
tikt.
en selecteer vervolgens een optie.
De lichtinstellingen voor een foto afstellen
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op tikt.
2
Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
3
Tik op en selecteer vervolgens een optie.
4
Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
Het verzadigingsniveau van kleuren in een foto instellen
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op tikt.
2
Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
3
Tik op en selecteer vervolgens een optie.
4
Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
Startschermmenu Album
Met het startschermmenu Album kunt u door al uw fotoalbums bladeren, inclusief
albums met foto's en video's die zijn gemaakt met de camera, en content die u online
deelt via services zoals PlayMemories, Picasa™ en Facebook. Wanneer u bent
aangemeld bij dergelijke services, kunt u content beheren, reacties toevoegen bij foto's
en video's en reacties van vrienden bekijken. Vanuit de toepassing Album kunt u tevens
geotags toevoegen aan foto's, standaard-bewerkingstaken uitvoeren en gebruikmaken
van methoden zoals draadloze Bluetooth®-technologie en e-mail om inhoud te delen.
1Geef foto's en video's weer met de onlineservice PlayMemories
2Keer terug naar het startscherm van Album
3Geef alle foto's en video's weer die met de camera van uw apparaat zijn gemaakt
4Geef alle foto's en video's weer die in verschillende mappen op uw apparaat zijn opgeslagen
5Geef uw favoriete foto's en video's weer
6Geef uw foto's weer op een kaart in de globe-modus
7Geef foto's en video's weer op Facebook™
8Geef foto's en video's weer op Picasa™
De onlineservice PlayMemories is niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Opmerkingen weergeven en toevoegen aan de inhoud van online albums
1
Tik tijdens het weergeven van een foto uit een online album op het scherm om de
werkbalken weer te geven, en tik op
2
Voer uw opmerkingen in het invoerveld in en tik vervolgens op Posten.
om de opmerkingen weer te geven.
Een foto of video leuk vinden op Facebook™
•
Tik terwijl u een foto of video uit één van uw Facebook™-albums weergeeft, op
het scherm om de werkbalken te weer te geven en tik vervolgens op om te
tonen dat u het item op Facebook™ "leuk vindt".
Uw foto’s op een kaart weergeven
Het toevoegen van locatiegegevens aan foto's wordt ook wel geotagging genoemd. U
kunt uw foto’s op een kaart weergeven en aan uw vrienden en familie laten zien waar u
Als u locatiedetectie hebt ingeschakeld en geotagging in de camera hebt geactiveerd, kunt u
uw foto's direct labelen voor latere weergave op de kaart.
1Toon foto's met een geotag in de Globe-weergave
2Geef de menuopties weer
3Dubbeltik om in te zoomen. Knijp om uit te zoomen. Sleep om andere delen van de kaart weer te geven
4Een groep foto's en/of video's geotagged met dezelfde locatie
5Miniaturen van de geselecteerde groep foto's en/of video's. Tik op een item om het op het volledige
scherm weer te geven
Als meerdere foto's op dezelfde locatie zijn gemaakt, verschijnt slechts één daarvan op de
kaart. Het totale aantal foto's wordt in de rechterbovenhoek weergegeven, bijvoorbeeld .
Tik om alle foto's in de groep weer te geven op de eerste foto en tik op een van de miniaturen
onderin het scherm.
Een geotag aan een foto toevoegen
1
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
waarna u op
2
Zoek en tik op de gewenste locatie om de foto op de kaart te zetten.
3
Om de locatie van de foto aan te passen, tikt u op de locatie op de kaart waar u
Tik om loc. in te stellen
tikt om het kaartscherm te openen.
de foto naartoe wilt verplaatsen.
4
Als u klaar bent, tikt u op OK om de geotag op te slaan en terug te keren naar de
fotoviewer.
Foto's met een geotag op een kaart weergeven
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Album .
3
Sleep de linkerrand van het startscherm van Album naar rechts en tik op
Plaatsen.
4
Tik op de foto die u op een kaart wilt weergeven.
Foto's met een geotag op een wereldbol weergeven
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Album .
3
Sleep de linkerrand van het startscherm van Album naar rechts en tik op Plaatsen
.
> .
4
Tik op de foto die u op een wereldbol wilt weergeven.
Raak bij het bekijken van een foto op de kaart in Album deze foto aan en houd
vast tot het kader blauw wordt, en tik vervolgens op de gewenste locatie op de
kaart.
2
Tik op OK.
De kaartweergave wijzigen
•
Tik tijdens het weergeven van de kaart in Album op en selecteer Klassieke weergave of
Satellietweergave.
Gebruik de applicatie Films om films en andere videocontent af te spelen die u op uw
apparaat hebt opgeslagen of naar uw apparaat hebt gedownload. De applicatie Films
helpt u ook bij het ophalen van poster art, plot-samenvattingen, genre-informatie en
informatie over de regisseur voor elke film. U kunt uw films ook op andere apparaten
afspelen die met hetzelfde netwerk zijn verbonden.
Sommige videobestanden kunnen niet in de applicatie Films worden afgespeeld.
1Geef de menuopties weer
2Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om door alle gedownloade en opgeslagen video's te
bladeren
3Tik voor het afspelen van opgeslagen of gedownloade videobestanden
Een video afspelen in Films
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op Films.
2
Zoek en tik op de video die u wilt afspelen. Als de video niet op het scherm wordt
weergegeven, sleept u de linkerkant van het scherm naar rechts om het
startschermmenu Films te openen, waarna u op de gewenste video tikt.
3
Tik op het scherm om de bedieningsknoppen weer te geven of te verbergen.
4
Tik op om het afspelen te onderbreken. Tik op om het afspelen te hervatten.
5
Sleep de markering op de voortgangsbalk naar links om terug te spoelen. Sleep
de markering op de voortgangsbalk naar rechts om snel vooruit te spoelen.
De instellingen in Films wijzigen
1
Tik op uw Startscherm op
2
Tik op > Instellingen en wijzig de instellingen als gewenst.
De geluidsinstellingen wijzigen terwijl een video wordt afgespeeld
1
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
besturingselementen weer te geven.
2
Tik op
3
Schakel de selectievakjes in voor de geluidsinstellingen die u wilt activeren.
Tik op en tik op Delen terwijl een video wordt afgespeeld.
2
Tik in het menu dat wordt geopend, op de applicatie die u wilt gebruiken om de
geselecteerde video te delen en volg dan de relevante stappen om de video te
verzenden.
Video-inhoud naar uw apparaat overbrengen
Voordat u begint met het gebruik van de applicatie Films, is het een goed idee om films,
televisieshows en andere videobestanden vanaf andere apparaten, zoals een computer,
over te brengen naar uw apparaat. Er zijn diverse manieren om inhoud over te brengen:
•
Alleen voor Windows®: Sluit via een USB-kabel uw apparaat aan op een computer en
gebruik de applicatie bestandsbeheer op de computer om de videobestanden
rechtstreeks te slepen. Zie
pagina 91 .
•
Als u een pc of een Apple ® Mac®-computer heeft, gebruik dan de Xperia™ Companionsoftware om bestanden te ordenen en videobestanden naar uw apparaat over te
brengen.
Bestanden beheren met behulp van een computer
op de
Videocontent beheren
Handmatig informatie over films ophalen
1
Controleer of uw apparaat over een actieve gegevensverbinding beschikt.
2
Tik op uw Startscherm op
3
Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het startschermmenu Films te
openen en blader door de verschillende categorieën naar het videobestand
waarover u informatie wilt ophalen.
4
Raak de miniatuur van de video aan en houd deze vast en tik op Informatie
zoeken
5
Typ in het zoekveld trefwoorden voor de video en tik op de bevestigingstoets op
het toetsenbord. Alle overeenkomsten worden in een lijst weergegeven.
6
Selecteer een zoekresultaat en tik op Gereed. Het downloaden van de informatie
begint.
.
; ga naar en tik op Films.
U kunt automatisch informatie ophalen over nieuw toegevoegde video's telkens wanneer de
toepassing Films opent, als u het selectievakje Videodetails ophalen onder Instellingen
aanvinkt.
Als de gedownloade informatie onjuist is, zoekt u nogmaals met andere trefwoorden.
Informatie over een video wissen
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op Films.
2
Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het startschermmenu Films te
openen en blader door de verschillende categorieën naar het videobestand dat u
wilt bewerken.
3
Raak de miniatuur van de video aan en houd deze vast en tik op Info wissen.
Een video verwijderen
1
Tik op het startscherm op
2
Sleep de linkerrand van het scherm naar rechts om het startschermmenu Films te
openen en blader door de verschillende categorieën naar het videobestand dat u
wilt verwijderen.
3
Raak de gewenste videominiatuur aan en houd deze vast, en tik op Verwijderen
in de lijst die verschijnt.
4
Tik opnieuw op Verwijderen om uw keuze te bevestigen.
Gebruik de Bluetooth®-functie om bestanden te verzenden naar andere Bluetooth®apparaten of om een verbinding te maken met handsfree accessoires. Schakel de
Bluetooth®-functie op uw apparaat in en breng draadloze verbindingen tot stand met
andere Bluetooth®-apparaten, zoals computers, headsets en telefoons. De Bluetooth®-
verbindingen werken beter binnen een straal van 10 meter zonder vaste voorwerpen
tussen de apparaten. In sommige gevallen moet u uw apparaat handmatig koppelen met
andere Bluetooth®-apparaten.
De interoperabiliteit en compatibiliteit tussen Bluetooth
De functie Bluetooth® inschakelen en uw apparaat zichtbaar maken
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen.
3
Tik op de aan/uit-schakelaar naast Bluetooth om de functie Bluetooth® in te
schakelen.
4
Tik op Bluetooth. Uw apparaat en een lijst met beschikbare Bluetooth®-apparaten
verschijnt.
5
Tik op de naam van uw apparaat om dit zichtbaar te maken voor andere
Bluetooth®-apparaten.
®
-apparaten varieert.
De zichtbaarheidsduur van uw apparaat voor andere Bluetooth®-apparaten
aanpassen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Bluetooth.
3
Druk op
4
Selecteer een optie.
en selecteer
Time-out voor zichtbaarheid
.
Uw apparaat een naam geven
U kunt uw apparaat een naam geven. Deze naam wordt aan andere apparaten getoond,
als u de Bluetooth®-functie hebt ingeschakeld en uw apparaat hebt ingesteld op
zichtbaar.
Uw apparaat een naam geven
1
Zorg dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld.
2
Tik in het Startscherm op .
3
Ga naar en tik op Instellingen > Bluetooth.
4
Tik op
5
Voer een naam in voor uw apparaat.
6
Tik op Naam wijzigen.
en selecteer Naam van telefoon wijzigen.
Koppelen met een ander Bluetooth®-apparaat
Als u uw apparaat met een ander apparaat koppelt, kunt u het apparaat bijvoorbeeld
verbinden met een Bluetooth®-headset of een Bluetooth®-carkit, en deze apparaten
gebruiken om te bellen en gebeld te worden.
Nadat u uw apparaat hebt gekoppeld met een ander Bluetooth®-apparaat, onthoudt uw
apparaat deze koppeling. Als u uw apparaat koppelt met een Bluetooth®-apparaat, moet
u mogelijk een toegangscode invoeren. Uw apparaat probeert automatisch de generieke
code 0000. Als dat niet werkt, moet u de handleiding van uw Bluetooth®-apparaat
raadplegen voor het wachtwoord. U hoeft de toegangscode de volgende keer dat u
verbinding maakt met een gekoppeld Bluetooth®-apparaat, niet meer in te voeren.
Bepaalde Bluetooth®-apparaten, zoals de meeste Bluetooth®-headsets, moeten aan een
apparaat worden gekoppeld en hiermee worden verbonden voordat u ze kunt gebruiken.
U kunt uw apparaat met meerdere Bluetooth®-apparaten koppelen. U kunt echter met slechts
één Bluetooth®-profiel tegelijk verbinding maken.
Uw apparaat met een ander Bluetooth®-apparaat koppelen
1
Controleer of Bluetooth® is geactiveerd op het apparaat dat u met uw apparaat
wilt koppelen en of het zichtbaar is voor andere Bluetooth®-apparaten.
2
Tik in het Startscherm van uw eigen apparaat op
3
Ga naar en tik op Instellingen > Bluetooth.Alle beschikbare Bluetooth®-apparaten
.
verschijnen in de lijst.
4
Tik op het Bluetooth®-apparaat waarmee u wilt koppelen.
5
Voer indien nodig een toegangscode in of bevestig dezelfde toegangscode op
beide apparaten. Uw apparaat en het andere apparaat zijn nu gekoppeld.
Uw apparaat verbinden met een ander Bluetooth®-apparaat
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Bluetooth.
3
Tik op het Bluetooth®-apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
De koppeling van een Bluetooth®-apparaat opheffen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Tik onder Gekoppelde apparaten op
Instellingen
>
Bluetooth
.
naast de naam van het apparaat waarvan
u de koppeling wilt opheffen.
4
Tik op Koppeling ongedaan maken.
Items verzenden en ontvangen via Bluetooth®-technologie
Items delen met andere Bluetooth®-compatibele apparaten zoals telefoons of
computers. U kunt meerdere soorten items verzenden en ontvangen via de Bluetooth®-
functie, zoals:
•
Foto's en video's
•
Muziek en andere audiobestanden
•
Contacten
•
Webpagina's
Items verzenden via Bluetooth
1
Ontvangend apparaat: Controleer dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en
dat het apparaat zichtbaar is voor andere Bluetooth®-apparaten.
2
Verzendend apparaat: Open de applicatie die het item bevat dat u wilt verzenden
en ga naar het item.
3
Afhankelijk van de applicatie en het item dat u wilt verzenden, moet u het item
bijvoorbeeld aanraken en vasthouden, openen, en drukken op
andere manieren om een item te verzenden.
4
Selecteer Bluetooth.
5
Schakel Bluetooth® in als u hierom wordt gevraagd.
6
Tik op de naam van het ontvangende apparaat.
7
Ontvangend apparaat: Accepteer de verbinding indien hierom wordt gevraagd.
8
Verzendend apparaat: Bevestig de overdracht naar het ontvangend apparaat
indien hierom wordt gevraagd.
9
Ontvangend apparaat: Accepteer het inkomende item.
Zorg dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en zichtbaar is voor andere
Bluetooth®-apparaten.
2
Het zendende apparaat begint nu met het verzenden van gegevens naar uw
apparaat.
3
Indien u dat wordt gevraagd, voert u dezelfde toegangscode in op beide
apparaten of bevestigt u de voorgestelde toegangscode.
4
Wanneer u op de hoogte wordt gebracht van een binnenkomend bestand op uw
apparaat, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op de melding om de
bestandsoverdracht te accepteren.
5
Tik op Accepteren om de bestandsoverdracht te starten.
6
Om de voortgang van de overdracht weer te geven, sleept u de statusbalk
omlaag.
7
Om een ontvangen item te openen, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op de
relevante melding.
Bestanden weergeven die u via Bluetooth® hebt ontvangen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Bluetooth.
3
Druk op
en selecteer Ontvangen bestanden tonen.
®
.
Computerhulpmiddel
Met Xperia™ Companion kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een computer
en inhoud beheren (bijvoorbeeld inhoud van de camera en multimedia), door bestanden
op uw apparaat bladeren en de software op uw apparaat beheren.
Xperia™ Companion
Xperia™ Companion is een computerprogramma met een verzameling functies en
applicaties die u kunt gebruiken wanneer u uw apparaat met behulp van een USB-kabel
op een computer aansluit. Met Xperia™ Companion kunt u:
•
De software van uw apparaat bijwerken of repareren
•
Inhoud vanaf een ouder apparaat overbrengen met behulp van Xperia™ Transfer
•
Back-ups maken en gegevens herstellen op uw computer
•
Multimediabestanden, camerabestanden, muziek en afspeellijsten tussen uw apparaat
en computer synchroniseren
•
Door bestanden op uw apparaat bladeren
Om de applicatie Xperia™ Companion te kunnen gebruiken, moet u beschikken over
een computer die met internet is verbonden en waarop één de volgende
besturingssystemen is geïnstalleerd:
•
Microsoft® Windows® 7 of nieuwer
•
Mac OS® X 10.8 of nieuwer
Meer informatie en download Xperia™ Companion voor Windows op
http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion of Xperia™ Companion voor
Mac op http://support.sonymobile.com/tools/xperia-companion-mac .
Bestanden beheren met behulp van een computer
Gebruik een USB-kabelverbinding tussen een Windows®-computer en uw apparaat om
uw bestanden over te brengen en te beheren. Als de verbinding tussen de twee
apparaten is gemaakt, kunt u inhoud met behulp van de bestandsverkenner van uw
computer tussen uw apparaat en de computer slepen of tussen het interne geheugen
van uw apparaat en de SD-kaart.
Als u een pc of een Apple® Mac®-computer heeft, dan kunt u Xperia™ Companion
gebruiken voor toegang tot het filesystem van uw apparaat.
U kunt bestanden via een Wi-Fi®-verbinding van uw apparaat naar andere met MTP
compatibele apparaten overbrengen, zoals een computer, en andersom. Voordat u
verbinding maakt, moet u de twee apparaten koppelen.
Als u deze functie wilt gebruiken, hebt u een apparaat met Wi-Fi®-mogelijkheden nodig dat
mediaoverdracht ondersteunt, zoals een computer waarop Microsoft® Windows Vista® of
Windows® 7 wordt uitgevoerd.
Draadloos gebruik van uw apparaat met een computer voorbereiden
1
Controleer of de mediaoverdrachtmodus van uw apparaat is ingeschakeld.Deze
modus is standaard ingeschakeld.
2
Verbind het apparaat met de computer via een USB-kabel.
3
Computer: Zodra de naam van uw apparaat wordt weergegeven op het scherm,
klikt u op
Netwerkconfiguratie
apparaat te koppelen.
4
Wanneer u het koppelen hebt voltooid, verwijdert u de USB-kabel uit beide
apparaten.
Draadloze verbinding maken met een gekoppeld apparaat
1
Controleer of de mediaoverdrachtmodus van uw apparaat is ingeschakeld. Deze
modus is standaard ingeschakeld.
2
Zorg dat Wi-Fi® is ingeschakeld.
3
Tik in het Startscherm op
4
Ga naar en tik op
5
Selecteer onder Draadloze mediaoverdracht het gekoppelde apparaat waarmee
Instellingen
u verbinding wilt maken.
6
Tik op Verb..
en volgt u de instructies op om de computer en uw
.
>
Xperia™-connectiviteit
>
USB-verbinding
.
De verbinding met een gekoppeld apparaat verbreken
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Selecteer onder Draadloze mediaoverdracht het gekoppelde apparaat waarmee
Instellingen
>
Xperia™-connectiviteit
>
USB-verbinding
.
u de verbinding wilt verbreken.
4
Tik op Verbinding verbreken.
Een koppeling met een ander apparaat verwijderen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op
3
Tik op het gekoppelde apparaat dat u wilt verwijderen.
4
Tik op
Vergeten
Instellingen
.
.
>
Xperia™-connectiviteit
>
USB-verbinding
.
Een headset gebruiken
Gebruik de meegeleverde accessoires bij uw apparaat, of andere compatibele accessoires,
voor de beste prestaties.
Als u een gesprek wilt beantwoorden, drukt u op de toets voor afhandeling van
gesprekken.
3
Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op de toets voor afhandeling van
gesprekken.
Als er geen headset bij het apparaat is geleverd, kunt u deze afzonderlijk aanschaffen.
Als u naar muziek luistert, stopt de muziek wanneer u een gesprek beantwoordt en gaat de
muziek verder nadat u het gesprek hebt beëindigt.
Accessoires en instellingen beheren met Smart Connect
Gebruik de applicatie Smart Connect om in te stellen wat er in uw apparaat gebeurt
wanneer u een accessoire aansluit of loskoppelt. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om
de toepassing FM-radio altijd te starten als u een headset aansluit.
U kunt Smart Connect ook gebruiken om een bepaalde handeling of groep handelingen
in te stellen die op bepaalde tijdstippen op uw apparaat moeten starten. Als u
bijvoorbeeld uw headset aansluit tussen 7 en 9 uur, kunt u ervoor kiezen dat:
•
De toepassing "WALKMAN" start.
•
De webbrowser het ochtendblad opent.
•
Het belvolume wordt ingesteld op trillen.
Met Smart Connect kunt u ook uw accessoires zoals SmartTags en SmartWatch
beheren. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de betreffende accessoire voor meer
informatie.
1Tikken om alle toegevoegde apparaten weer te geven
2Apparaat of gebeurtenis toevoegen
3Menuopties weergeven
4Tikken om alle toegevoegde gebeurtenissen weer te geven
5Tikken om een gebeurtenis te activeren
6Tikken om details van een gebeurtenis weer te geven
Als u Smart Connect voor het eerst opent, tik dan op OK om het
introductiescherm af te sluiten.
3
Tik in het tabblad Gebeurtenis op .
4
Als u voor het eerst een gebeurtenis maakt, tikt u opnieuw op OK om het
introductiescherm af te sluiten.
5
Voeg voorwaarden toe waaronder u de gebeurtenis wilt activeren. Een
voorwaarde kan zijn de verbinding met een accessoire of een bepaald tijdsinterval,
of beide.
6
Tik op
7
Voeg toe wat u wilt dat er gebeurt wanneer u verbinding met een accessoire
om verder te gaan.
maakt en stel andere instellingen naar wens in.
8
Tik op
9
Geef een naam aan de gebeurtenis en tik op Voltooi..
Om een Bluetooth®-accessoire toe te voegen, moet u die eerst koppelen met uw apparaat.
om verder te gaan.
Een Smart Connect-gebeurtenis bewerken
1
Start de applicatie Smart Connection.
2
Tik in het tabblad Gebeurtenis op een gebeurtenis.
3
Als de gebeurtenis is uitgeschakeld, sleep dan de schuif naar rechts om deze in te
schakelen.
4
Tik op Bewerken en wijzig de instellingen als gewenst.
Een gebeurtenis verwijderen
1
Start de applicatie Smart Connection.
2
Houd op het tabblad
Gebeurtenis
de gebeurtenis aangeraakt die u wilt
verwijderen en tik vervolgens op Gebeurtenis verwijderen.
3
Tik op
Verwijderen
om uw keuze te bevestigen.
U kunt ook de gebeurtenis openen die u wilt verwijderen en op
Verwijderen tikken.
> Gebeurtenis verwijderen >
Apparaten beheren
Gebruik de applicatie Smart Connect voor het beheren van een aantal handige
accessoires die u kunt aansluiten op uw apparaat, inclusief SmartTags, SmartWatch en
Smart Wireless Headset pro van Sony. Smart Connect downloadt de benodigde
applicaties en vindt applicaties van derden als die beschikbaar zijn. Apparaten die eerder
zijn aangesloten, worden weergegeven in een lijst waarmee u meer informatie krijgt over
de functies van elk apparaat.
Een accessoire koppelen en aansluiten
1
Start de applicatie Smart Connection. Als u Smart Connect voor het eerst opent,
tikt u op OK om het introductievenster te sluiten.
2
Tik op Apparaten en vervolgens op
3
Tik op OK om te beginnen met zoeken naar apparaten.
4
In de lijst met zoekresultaten tikt u op de naam van het apparaat dat u wilt
toevoegen.
De instellingen voor een aangesloten accessoire afstellen
1
Koppel en sluit het accessoire aan op uw apparaat.
2
Start de applicatie Smart Connection.
3
Tik op Apparaten en tik vervolgens op de naam van het aangesloten accessoire.
Applicaties zoals Maps en de camera kunnen via locatieservices informatie gebruiken
van mobiele en Wi-Fi®-netwerken en tevens GPS-informatie (Global Positioning System)
om uw locatie bij benadering te bepalen. Als de verbinding met GPS-satellieten niet
optimaal is, kan uw apparaat uw locatie met behulp van de Wi-Fi®-functie bepalen. En
als u niet binnen het bereik van een Wi-Fi®-netwerk bent, kan uw apparaat uw locatie
met behulp van uw mobiele netwerk bepalen.
U moet locatieservices inschakelen om met uw apparaat te bepalen waar u bent.
Locatieservices inschakelen
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik daarna op Instellingen > Locatie.
3
Sleep de schuifregelaar naast Locatie naar rechts.
4
Tik tweemaal op Akkoord om te bevestigen.
Als u locatieservices inschakelt, worden standaard zowel GPS-satellieten als Locatieservice
van Google ingeschakeld. U kunt deze opties handmatig uitschakelen.
Google-apps toegang geven tot uw locatie
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Sleep de schuifregelaar naast Locatie naar rechts.
4
Tik tweemaal op
Instellingen
Akkoord
.
>
Google
om te bevestigen.
>
Locatie
.
Als u locatieservices inschakelt, worden standaard zowel
van Google ingeschakeld. U kunt deze opties handmatig uitschakelen.
GPS-satellieten als Locatieservice
De nauwkeurigheid van GPS verbeteren
Wanneer u de GPS-functie op uw apparaat voor het eerst gebruikt, kan het 5 tot 10
minuten duren voordat uw locatie wordt gevonden. Om ervoor te zorgen dat het zoeken
zo goed mogelijk verloopt, moet u een helder zicht op de hemel hebben. Sta stil en
bedek de GPS-antenne niet (het gemarkeerde gebied in de afbeelding). GPS-signalen
kunnen door wolken en plastic dringen, maar niet door de meeste vaste objecten, zoals
gebouwen en bergen. Is uw locatie na enkele minuten niet gevonden, ga dan ergens
anders staan.
Gebruik Google Maps™ om uw huidige locatie bij te houden, realtimeverkeerssituaties te
bekijken en gedetailleerde routebeschrijvingen naar uw bestemming te ontvangen.
Wanneer u een kaart bekijkt, gebruikt u dataverkeer om verbinding met internet te maken
en worden er gegevens naar uw apparaat overgedragen. Het is dus een goed idee om
een kaart op te slaan en deze offline beschikbaar te maken voordat u op reis gaat. Zo
voorkomt u hoge roamingkosten.
Er is een internetverbinding vereist om de applicatie Google Maps™ online te kunnen
gebruiken. Er kunnen kosten voor dataverbinding in rekening worden gebracht wanneer u
verbinding met internet maakt vanaf uw apparaat. Neem voor meer informatie contact op met
uw netwerkoperator. De applicatie Google Maps™ is mogelijk niet in alle markten, landen of
regio's beschikbaar.
1Voer een adres of naam in om naar een locatie te zoeken, bijvoorbeeld de naam of het adres van een
restaurant.
2Selecteer het type vervoer en ontvang een routebeschrijving naar uw bestemming.
3Bekijk uw accountinformatie.
4Locatiemarkering – toont een gezochte locatie op de kaart.
5Geef uw huidige locatie weer.
6Geef help en opties weer.
Uw locatie op de kaart weergeven
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik op
Kaarten
en vervolgens op
.
Een locatie zoeken
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op Kaarten.
3
Voer de naam van de locatie waar u naar op zoek bent in het zoekveld in.
4
Druk op de toets Enter op het toetsenbord om de zoekopdracht te starten of
.
selecteer een voorgestelde locatie uit de lijst. Als de zoekopdracht een resultaat
heeft opgeleverd, wordt de locatie door op de kaart weergegeven.
Routebeschrijvingen ophalen
1
Tik op terwijl u een kaart bekijkt.
2
Selecteer het type vervoer en voer vervolgens uw beginpunt en bestemming in. De
aanbevolen routebeschrijvingen worden in een lijst weergegeven.
3
Tik op een optie uit de lijst met aanbevolen routebeschrijvingen om de
routebeschrijving op de kaart te bekijken.
Scroll naar beneden en tik op Dit kaartgebied offline beschikbaar maken. Het op
de kaart weergegeven gebied wordt op uw apparaat opgeslagen.
Meer informatie over Google Maps™
•
Tik op wanneer u Google Maps™ gebruikt en tik vervolgens op Help.
Vliegmodus
In de vliegmodus zijn de netwerk- en radiozenders en -ontvangers uitgeschakeld om
storingen in gevoelige apparatuur te vermijden. U kunt echter nog altijd games spelen,
naar muziek luisteren, video's bekijken en andere content, zolang deze content op uw
geheugenkaart of in het interne geheugen wordt opgeslagen. U kunt ook gewaarschuwd
worden door alarmen als deze geactiveerd zijn.
Inschakelen van de vliegmodus beperkt het batterijgebruik.
De vliegmodus inschakelen
1
Tik vanuit Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer….
3
Schakel het selectievakje Vliegmodus in.
U kunt ook de aan/uittoets ingedrukt houden en Vliegmodus selecteren in het menu dat
verschijnt.
Gebruik de agenda-app om uw agenda te beheren. Als u zich heeft aangemeld op
diverse online accounts die gebruikmaken van agenda's, bijvoorbeeld uw Google™account of Xperia™ met Facebook-account en u heeft uw apparaat daarmee
gesynchroniseerd, dan verschijnen agendagebeurtenissen van deze accounts ook in de
agenda-applicatie van uw apparaat. U kunt aangeven welke agenda's u in de
gecombineerde Agenda-weergave wilt integreren.
Wanneer een afspraak nadert, geeft uw apparaat daarvan een notificatiegeluid om u
daarop te attenderen. Verder wordt
weergegeven in de statusbalk.
1Selecteer een type weergave en de agenda's die u wilt bekijken
2Ga terug naar de huidige datum
3Ga naar de instellingen en andere opties
4Veeg naar links of rechts om sneller te bladeren
5Geselecteerde datum
6Agenda voor de geselecteerde dag
7Voeg een agendagebeurtenis toe
Een gebeurtenis in de agenda noteren
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op Agenda.
2
Tik op .
3
Als u uw agenda hebt gesynchroniseerd met een of meerdere accounts,
selecteert u het account waaraan u deze gebeurtenis wilt toevoegen. Als u deze
gebeurtenis alleen op uw apparaat wilt toevoegen, tikt u op Apparaat kalender.
4
Selecteer of voer de gewenste informatie in en voeg deelnemers toe aan de
gebeurtenis.
5
Tik op Gereed om de gebeurtenis op te slaan en uitnodigingen te versturen.
Een gebeurtenis in de agenda weergeven
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op de gebeurtenis die u wilt bekijken.
en vervolgens op Agenda.
Meerdere agenda's weergeven
1
Tik op uw Startscherm op ; ga naar en tik op Agenda.
2
Tik op en markeer de betreffende selectievakjes om de agenda's te selecteren
die u wilt bekijken.
Als de weergave Week of Dag is geselecteerd, knijpt u twee vingers samen op het
scherm om in te zoomen.
Landelijke feestdagen in de toepassing Agenda weergeven
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op Agenda.
2
Tik op en vervolgens op Instellingen.
3
Tik op Nationale feestdagen.
4
Selecteer een optie of een combinatie van opties en tik op OK.
Verjaardagen in de toepassing Agenda weergeven
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op en vervolgens op Instellingen.
3
Sleep de schuifregelaar naast Verjaardagen naar rechts.
4
Tik op Verjaardagen en selecteer de contactgroep waarvoor u verjaardagen wilt
en vervolgens op Agenda.
weergeven.
Weersvoorspellingen in de toepassing Agenda weergeven
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op en vervolgens op Instellingen.
3
Sleep de schuifregelaar naast Weersvoorspelling naar rechts.
4
Als locatiediensten zijn uitgeschakeld, tikt u op Toev. en zoekt u naar de plaats die
en vervolgens op Agenda.
u wilt toevoegen.
Zie
Locatieservices gebruiken
locatiediensten.
op pagina 95 voor meer informatie over het inschakelen van
Instellingen voor weersvoorspellingen in de toepassing Agenda wijzigen
1
Tik in het Startscherm op en vervolgens op Agenda.
2
Tik op en vervolgens op
3
Tik op Weersvoorspelling.
4
Pas de instellingen naar wens aan.
Instellingen
.
Alarm en klok
U kunt één of meerdere alarmen instellen en alle geluiden op uw apparaat als
alarmsignaal gebruiken. Het alarm gaat niet af als het apparaat is uitgeschakeld. Het
signaal klinkt echter wel wanneer het apparaat is ingesteld op de stille modus.
De weergave-indeling voor alarmtijden is dezelfde als de indeling die u hebt geselecteerd
voor de algemene tijdinstellingen, bijvoorbeeld een 12-uurs- of 24-uursindeling.
2Geef een wereldklok weer en pas de instellingen aan
3Open de stopwatchfunctie
4Open de timerfunctie
5Open de datum- en tijdinstellingen van de klok
6Schakel een alarm in of uit
7Geef opties weer
8Voeg een nieuw alarm toe
Een nieuw alarm instellen
1
Tik op uw startscherm op
2
Ga naar en tik op Alarm en klok.
3
Tik op
4
Tik op Tijd en pas de tijd aan door omhoog of omlaag te bladeren.
5
Tik op Instellen.
6
Bewerk indien gewenst de overige alarminstellingen.
7
Tik op Gereed.
.
.
Een alarm in de sluimerstand zetten wanneer het klinkt
•
Tik op Snooze.
Een alarm uitschakelen wanneer het klinkt
•
Schuif
naar rechts.
Een bestaand alarm bewerken
1
Open de applicatie voor alarm en klok en tik op het alarm dat u wilt bewerken.
2
Voer de gewenste wijzigingen door.
3
Tik op
Gereed
.
Een alarm in- of uitschakelen
•
Open de applicatie voor alarm en klok en sleep de schuifregelaar naast het alarm
in de aan- of uitstand.
Een alarm verwijderen
1
Open de applicatie voor alarm en klok en houd het alarm dat u wilt verwijderen
enige tijd aangeraakt.
2
Tik op Alarm verwijderen en vervolgens op Ja.
Het geluid voor een alarm instellen
1
Open de applicatie voor alarm en klok en tik op het alarm dat u wilt bewerken.
2
Tik op Alarmgeluid en selecteer een optie of tik op om een van uw
muziekbestanden te selecteren.
3
Tik twee keer op Gereed.
Een herhaald alarm instellen
1
Open de applicatie voor alarm en klok en tik op het alarm dat u wilt bewerken.
2
Tik op Herhalen.
3
Markeer de selectievakjes voor de gewenste dagen en tik op OK.
4
Tik op Gereed.
De trilfunctie voor een alarm activeren
1
Open de applicatie voor alarm en klok en tik op het alarm dat u wilt bewerken.