Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en
geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com
voor meer informatie over de configuratie van uw computer.
Page 5
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
5
nN
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑ Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
❑ Gids systeemherstel en probleemoplossing
❑ Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
❑ Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Documentation.
2Open de map voor uw taal.
3Kies de handleiding die u wilt lezen.
Als u handmatig in de gebruikershandleiding wilt zoeken, gaat u naar Computer > VAIO (C:) (uw C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en opent u de map voor uw taal.
❑ Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en op Help en ondersteuning, of houdt u de
Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
Page 6
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
6
nN
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, kunt u naar de website van VAIO-Link gaan op http://www.vaio-link.com voor
probleemoplossing.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, moet u proberen het probleem op te lossen door de meegeleverde
documentatie te lezen en andere websites van Sony te bezoeken.
❑ Ga naar de website http://www.club-vaio.com
groeiende VAIO-gemeenschap.
❑ Ga naar de website http://www.sonystyle-europe.com
❑ Ga naar de website http://www.sony.net
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link.
Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
als u meer te weten wilt komen over VAIO en deel wilt uitmaken van de
voor het online aanschaffen van producten.
voor overige Sony-producten.
Page 7
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
7
nN
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑ Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑ Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Page 8
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
8
nN
❑ Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor
uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
❑ Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑ Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
Page 9
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
❑ De besturingselementen en poorten (pagina 10)
❑ De lampjes (pagina 16)
❑ Een stroombron aansluiten (pagina 17)
❑ De batterij gebruiken (pagina 19)
❑ De computer veilig uitschakelen (pagina 25)
❑ Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26)
❑ Uw computer bijwerken (pagina 28)
9
nN
Page 10
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van uw computer zoals dit in deze handleiding wordt geïllustreerd, kan verschillen van het werkelijke uiterlijk van uw computer vanwege
verschillen in de specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.
Voorzijde
A Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 34)
B Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
C Num lock-lampje (pagina 16)
D Caps lock-lampje (pagina 16)
E Scroll lock-lampje (pagina 16)
F LCD-scherm (pagina 152)
G Ingebouwde luidsprekers (stereo)
H Toetsenbord (pagina 30)
I Touchpad (pagina 32)
J Linkerknop (pagina 32)
K Vingerafdruksensor
L Rechterknop (pagina 32)
*Alleen op bepaalde modellen.
*
(pagina 73)
10
nN
Page 11
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
11
nN
A Lampje voor STAMINA-modus (pagina 16)
B Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 116)
C Lampje voor SPEED-modus (pagina 16)
D Knop S1/S2(pagina 33)
E Uitwerpknop voor station (pagina 33)
F Batterijlampje (pagina 16)
G Lampje voor schijfstation (pagina 16)
H Lampje voor mediatoegang (pagina 16)
I WIRELESS-lampje (pagina 16)
J Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 50)
K Memory Stick-sleuf
*
(pagina 42)
L WIRELESS-schakelaar (pagina 57), (pagina 64), (pagina 68)
M Ingebouwde microfoon (mono)
*Uw computer ondersteunt zowel Memory Sticks in het standaardformaat als
Memory Sticks in het Duo-formaat.
Page 12
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
12
nN
A SIM-kaartsleuf
B Batterijconnector (pagina 19)
*Alleen op bepaalde modellen.
*
(pagina 64)
Page 13
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
A Optisch station (pagina 35)
B Lampje voor optisch station (pagina 16)
C Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 190)
D Reserve-uitwerpknop voor station (pagina 35)
E HDMI-uitgangspoort
F Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)
G Monitorpoort
*1
(pagina 104)
*3
(pagina 100)
*2
(pagina 111)
H Aan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 16)
*1
Alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
*2
Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
*3
Is niet toegankelijk wanneer de computer op het dokstation is aangesloten.
13
nN
Page 14
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 17)
B Netwerkpoort (LAN) (pagina 56)
C Ventilatieopening
D ExpressCard/34
E Beveiligingssleuf
F Modempoort (pagina 54)
G Hi-Speed USB-poort (USB 2.0)
H 4-pins i.LINK-poort (S400) (pagina 113)
I Microfoonconnector (pagina 110)
J Hoofdtelefoonconnector (pagina 99)
*Ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
-sleuf (pagina 48)
*
(pagina 111)
14
nN
Page 15
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde
A Aansluiting voor dokstation (pagina 93)
B Ventilatieopeningen
C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 139)
15
nN
Page 16
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
LampjeFuncties
Aan/uit 1Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is
gezet en gaat uit als de computer wordt uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet.
Batterijlading
MediatoegangBrandt terwijl gegevens worden gelezen van een geheugenkaar t, zoals een Memory Stick of een
Ingebouwde MOTION EYE-camera Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
STAMINA-modusBrandt wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt zodat de batterij minder snel leeg raakt.
SPEED-modusBrandt wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt voor snellere prestaties.
Optisch stationBrandt als gegevens worden gelezen van het optische station. Als het lampje niet brandt, wordt het optische
Schijfstation
Num lock
Caps lock
Scroll lock
WIRELESSBrandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
station niet gebruikt.
Brandt als gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station. Zet de computer
niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
16
nN
Page 17
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
17
nN
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Steek de stekker van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of het optionele dokstation.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Page 18
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 27).
18
nN
Page 19
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
19
nN
Page 20
Aan de slag >
De batterij gebruiken
20
nN
3Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment
in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
4Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij naar buiten om de batterij in de computer vast te zetten.
Page 21
Aan de slag >
De batterij gebruiken
21
nN
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
3Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op
de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt
de computer niet.
Page 22
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het maximale percentage heeft
bereikt dat u hebt opgegeven bij de batterijladingsfuncties, gaat het batterijlampje uit.
BatterijlampjeBetekenis
Brandt oranjeDe batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
stroomlampje
Knippert samen met het oranje
stroomlampje
Is oranje en knippert snelEr is een batterijstoring opgetreden vanwege een
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
De batterij is bijna leeg. (Normale stand)
De batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
defecte of niet goed vergrendelde batterij.
22
nN
Page 23
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterijlading bijna op is en de batterij- en stroomlampjes knipperen, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen
of de computer uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
U kunt de levensduur van de batterij verlengen als u de batterijbeheerfunctie inschakelt met de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) van
het VAIO Control Center.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als
de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan
en handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaap- of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
23
nN
Page 24
Aan de slag >
De batterij gebruiken
24
nN
De levensduur van de batterij verlengen
Als de computer op batterijstroom werkt, kunt u de levensduur van de batterij verlengen met de volgende methoden.
❑ Verminder de helderheid van uw computerscherm.
❑ Gebruik de energiebesparingsstand. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer informatie.
❑ Wijzig de instellingen voor energiebesparing bij Energiebeheer. Zie VAIO Power Management gebruiken (pagina 133)
voor meer informatie.
❑ Stel de wallpaper in bij Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) in het
VAIO Control Center als de achtergrond voor uw bureablad.
Page 25
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
25
nN
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start en op Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Page 26
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
26
nN
Energiebesparingsstanden gebruiken
Via de instellingen voor energiebeheer kunt u ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus heeft de computer twee andere energiebesparingsstanden waaruit u kunt kiezen: slaap- en sluimerstand.
!
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken terwijl deze is losgekoppeld van de netvoeding, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt
u de computer uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug
te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
StandBeschrijving
Normale standDit is de normale toestand als de computer in gebruik is. Als de computer in deze stand staat, brandt het groene
stroomlampje.
SlaapstandIn de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparatuur en de CPU
ingesteld op laag energieverbruik. Als de computer in deze stand staat, knippert het oranje stroomlampje langzaam.
De computer verlaat de slaapstand sneller dan de sluimerstand. In de slaapstand verbruikt de computer echter
meer stroom dan in de sluimerstand.
SluimerstandAls de computer in de sluimerstand staat, wordt de toestand van het systeem opgeslagen in de ingebouwde
opslagapparatuur en wordt de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens
verloren gaan. Als de computer in deze stand staat, brandt het aan/uit-lampje niet.
Page 27
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
Slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale stand
❑ Druk op een willekeurige toets.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook klikken op Start, op de pijl naast de knop Afsluiten en op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
27
nN
Terugkeren naar de normale stand
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Page 28
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
28
nN
Uw computer bijwerken
Installeer met de volgende softwaretoepassingen de meest recente updates op uw computer, zodat de computer efficiënter
kan werken.
❑ Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
❑ VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Ga naar VAIO webondersteuning (Go to VAIO Web Support),
en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
Page 29
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑ Het toetsenbord gebruiken (pagina 30)
❑ Het touchpad gebruiken (pagina 32)
❑ De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 33)
❑ De ingebouwde camera gebruiken (pagina 34)
❑ Het optische station gebruiken (pagina 35)
❑ De Memory Stick gebruiken (pagina 42)
❑ Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 48)
❑ Het internet gebruiken (pagina 54)
❑ Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 56)
❑ Het draadloze LAN gebruiken (pagina 57)
❑ Het draadloze WAN gebruiken (pagina 64)
❑ De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 68)
❑ Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 73)
❑ De TPM gebruiken (pagina 80)
29
nN
Page 30
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/FunctieFunctie
Fn + % (F2): dempenHiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregelingHiermee wijzigt u het volumeniveau.
Om het volume te verhogen, drukt u op de toetsen Fn+F4 en vervolgens op de toets M of ,, of u houdt de
toetsen Fn+F4 ingedrukt.
Om het volume te verlagen, drukt u op de toetsen Fn+F3 en vervolgens op de toets m of <, of u houdt de
toetsen Fn+F3 ingedrukt.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregelingHiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm.
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F6 en
vervolgens op de toets M of ,.
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F5 en
vervolgens op de toets m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Hiermee wisselt u af tussen schermuitvoer naar het computerscherm, een extern beeldscherm, gelijktijdige
uitvoer naar beide en meerdere beeldschermen die dienst doen als één bureaublad. Druk op Enter om de
schermuitvoer te selecteren.
!
Als u een monitorkabel loskoppelt van de computer terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als bestemming voor
de schermuitvoer, gaat het scherm uit. Druk in dit geval tweemaal op F7 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt en druk
vervolgens op Enter om de schermuitvoer naar het computerscherm te verplaatsen.
30
nN
Mogelijk worden meerdere beeldschermen niet ondersteund. Dit is afhankelijk van het besturingssysteem van de computer.
Page 31
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Combinaties/FunctieFunctie
Fn + /(F9/F10): in- en uitzoomen
Fn + (F12): sluimerstand
31
nN
Wijzigt de weergavegrootte van een afbeelding of document in bepaalde software.
Als u de weergave wilt verkleinen en de afstand tot de inhoud wilt vergroten (uitzoomen), drukt u op de toetsen
Fn+F9.
Als u de weergave wilt vergroten en de afstand tot de inhoud wilt verkleinen (inzoomen), drukt u op de toetsen
Fn+F10.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de status van
het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de oorspronkelijke status van het systeem, schakelt
u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 26) voor meer informatie over energiebeheer.
Page 32
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
32
nN
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
ActieBeschrijving
AanwijzenSchuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
KlikkenDruk één keer op de linkerknop (3).
DubbelklikkenDruk twee keer achtereen op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
SlepenSchuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
BladerenSchuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextgevoelig snelmenu (indien
aanwezig).
om horizontaal te bladeren. Als u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt u uw vinger in cirkels over
het touchpad bewegen zonder uw vinger van het touchpad te halen (de scrollfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen
die de scrollfunctie voor het touchpad ondersteunen).
U kunt het touchpad in- of uitschakelen terwijl een muis is aangesloten op de computer. Als u de instellingen voor het touchpad wilt wijzigen, gebruikt
u VAIO Control Center.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties.
Page 33
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functieFuncties
Knop S1/S2
Uitwerpknop voor station
Voert de taak uit die standaard aan elke knop is toegewezen.
U wijzigt de standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
Hiermee opent u de lade van het optische station.
Als deze knop niet werkt, drukt u op de reserve-uitwerpknop van het optische station.
33
nN
Page 34
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met behulp van de vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u het volgende doen:
❑ Stilstaande beelden en films vastleggen
❑ Bewegingen van voorwerpen detecteren en vastleggen voor bewakingsdoeleinden
❑ Vastgelegde gegevens bewerken
Als u de computer inschakelt, wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Als u over de juiste software beschikt, kunt u de computer gebruiken voor videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaap- of sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
De vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 3 en WebCam Companion 3.
2Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt
geleverd.
34
nN
Wanneer u een beeld vastlegt of een film opneemt in een donkere ruimte, klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture),
klikt u op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor weinig licht of compensatie voor weinig licht in het
eigenschappenvenster.
Page 35
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De lade schuift uit het station.
!
Als de stroomtoevoer naar het optische station is uitgeschakeld door VAIO Power Management, duurt het even voordat de lade van het station opengaat
met behulp van de uitwerpknop.
Als de uitwerpknop niet werkt, druk dan op de reserve-uitwerpknop van het optische station. De reserve-uitwerpknop kan echter niet worden gebruikt
als de stroomtoevoer naar het optische station is uitgeschakeld door VAIO Power Management.
35
nN
Page 36
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
36
nN
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade van het station en druk de schijf voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Houd de onderkant van de lade van het station vast bij het plaatsen van een schijf in de lade of het
verwijderen van een schijf uit de lade.
4Sluit de lade van het station door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparingsstand staat (slaap- of sluimerstand). Keer terug naar de normale modus
voordat u de schijf verwijdert.
Page 37
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
37
nN
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc™ afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Raadpleeg de onderstaande referentietabel voor de media die door de verschillende optische schijfstations worden
ondersteund.
AB: afspeelbaar en beschrijfbaar
A: afspeelbaar maar niet beschrijfbaar
–: niet afspeelbaar of niet beschrijfbaar
CD-
Video-CDMuziek-CDCD
ROM
DVD ±RW/
±R DL/RAM
Blu-ray DiscAAAA
Blu-ray Disccombinatiestation
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-versie 5.0 wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Discs versie 1.0 en Blu-ray Discs met cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1 versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met
een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1 versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
AA A A
AA A A
Extra
CD-R/RWDVD-
*5
AB
*5
AB
*5
AB
DVD-
DVD-R/RWDVD+R/RWDVD+R DL
ROM
Video
AAABABABABAB––
AAABABAAABA
AAABABABABABAA
(Double
Layer)
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD-
RAM
*1 *2
BDROM
BD-R/RE
AB
*3
*4
Page 38
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Deze eenheid is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc). DualDiscs en bepaalde muziekschijven
die zijn gecodeerd met auteursrechtbeschermingstechnologieën voldoen niet aan de CD-standaard. Daarom zijn deze schijven mogelijk niet compatibel
met deze eenheid.
Bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in uw VAIO-computer moet u eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven lezen om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van VAIO optische stations met schijven die niet voldoen aan de officiële "CD"-, "DVD"- of "Blu-ray Disc"-standaard. HET
GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN
OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de beschrijfbare schijf.
Het schrijven op 8cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Als u Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht continu wilt afspelen, moet u de AACS-sleutel bijwerken. Hiervoor hebt u internettoegang nodig.
Net als bij andere optische apparaten kunnen de omstandigheden de compatibiliteit beperken of het afspelen van Blu-ray Discs onmogelijk maken.
VAIO-computers bieden mogelijk geen ondersteuning voor het afspelen van films op voorverpakte media in AVC- of VC1-indeling met hoge bitsnelheden.
Voor bepaalde DVD- en BD-ROM Disc-inhoud zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling van het optische station niet overeenkomt met de
regio van de schijf, kan de schijf niet worden afgespeeld.
38
nN
U kunt de inhoud van Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht alleen afspelen of weergeven als uw externe scherm voldoet aan de
HDCP-norm (High-bandwidth Digital Content Protection).
Bepaalde inhoud kan de video-uitvoer beperken tot standaarddefinitie of de uitvoer van analoge video onmogelijk maken. Wanneer u videosignalen
uitvoert via digitale verbindingen als een HDMI- of een DVI-verbinding, wordt het ten zeerste aanbevolen een digitale HDCP-omgeving te gebruiken voor
optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af voordat een schijf wordt afgespeeld of beschreven aangezien de computer dan mogelijk niet correct werkt.
Page 39
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
39
nN
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑ Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het optische
station kunnen beschadigen.
❑ De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken wanneer een schijf wordt beschreven door het optische station.
❑ Het netsnoer of de netadapter mag niet worden aangesloten of losgekoppeld wanneer een schijf wordt beschreven door
het optische station.
❑ De computer mag niet worden aangesloten op of losgekoppeld van het dokstation (optioneel) wanneer een schijf wordt
beschreven door het optische station.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑ Sommige CD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen audio-CD's afspelen die zijn gemaakt
met CD-R- of CD-RW-schijven.
❑ Sommige DVD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen DVD's afspelen die zijn gemaakt met
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-schijven.
❑ Mogelijk kunt u bepaalde inhoud van Blu-ray Discs niet op uw computer afspelen of wordt de computer instabiel tijdens
het afspelen van Blu-ray Discs. Als u de inhoud wilt afspelen, moet u VAIO Update gebruiken om de meest recente updates
voor WinDVD BD te downloaden en te installeren.
Voor informatie over het gebruik van VAIO Update raadpleegt u Uw computer bijwerken (pagina 28).
❑ Afhankelijk van de systeemomgeving treden mogelijk onderbrekingen op in het geluid en/of gaan frames verloren tijdens
het afspelen van AVC HD.
❑ Zet de computer niet in een energiebesparingsstand terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
Page 40
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
40
nN
Opmerkingen over regiocodes
❑ Op de schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de
schijf kunt afspelen. Tenzij de regiocode "2" (Europa behoort tot regio "2"), "5" (Rusland behoort tot regio "5") of "all"
(dit betekent dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw
computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD- of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst
u deze opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
❑ Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station worden niet gedekt door de garantie.
Page 41
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
41
nN
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste software om de schijf af te
spelen.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste schijfschrijfsoftware om
bestanden naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Page 42
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
42
nN
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een
Memory Stick uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick-sleuf van uw computer kan worden gebruikt voor de media met de hieronder vermelde omvang en typen:
❑ Memory Stick
❑ Memory Stick Duo
❑ Memory Stick PRO
❑ Memory Stick PRO Duo
❑ Memory Stick PRO-HG Duo
!
De Memory Stick-sleuf van uw computer ondersteunt de functie voor 8-bits parallelle gegevensoverdracht (snelle gegevensoverdracht) niet.
Ga voor de meest recente informatie over Memory Sticks naar [memorystick.com] op http://www.memorystick.com/en/.
Page 43
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Een Memory Stick plaatsen
1Zoek de Memory Stick-sleuf.
2Houd de Memory Stick met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
De Memory Stick wordt automatisch gedetecteerd door het systeem en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad
verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het pictogram van de Memory Stick.
Het pictogram Memory Stick verschijnt in het venster Computer nadat u de Memory Stick in de sleuf hebt geplaatst.
43
nN
Page 44
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
U kunt een Memory Stick in het Duo-formaat rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatsen zonder dat u een Memory Stick Duo-adapter hoeft te
gebruiken.
!
Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick nooit in de sleuf om
beschadiging van de computer of media te vermijden.
Voordat u een Memory Stick Micro (M2) plaatst, moet u deze in een adapter in het standaard M2-formaat of in een M2 Duo-adapter schuiven. Als u de
Memory Stick Micro rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatst zonder de adapter, kunt u deze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Als u een Memory Stick Micro in een M2 Duo-adapter plaatst, en u vervolgens de Memory Stick Micro en de adapter in een Memory Stick Duo-adapter
plaatst, werkt de Memory Stick Micro mogelijk niet goed.
Een Memory Stick verwijderen
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1Zoek de Memory Stick-sleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Duw de Memory Stick in de sleuf en laat vervolgens los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
4Trek de Memory Stick uit de sleuf.
44
nN
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
Page 45
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
Memory Sticks zijn geformatteerd met de standaardinstelling en zijn klaar voor gebruik.
Als u de media opnieuw wilt formatteren op uw computer, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik voor het formatteren van een Memory Stick altijd een apparaat dat de Memory Stick ondersteunt en is ontworpen voor het formatteren van de
Memory Stick.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Voordat u een Memory Stick formatteert, moet u controleren of deze
geen belangrijke gegevens bevat.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Zoek de Memory Stick-sleuf.
2Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Memory Stick en kies Formatteren.
5Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
45
nN
!
Mogelijk worden de clustergrootte en het bestandssysteem gewijzigd.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Het formatteerproces is sneller als u Snelformatteren selecteert onder Opties voor formatteren.
Page 46
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
6Klik op Start.
7Volg de instructies op het scherm.
!
De tijd die nodig is om de Memory Stick te formatteren, is afhankelijk van het type van de media.
46
nN
Page 47
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
47
nN
Opmerkingen over het gebruik van Memory Sticks
❑ Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die met ingang van mei 2009 beschikbaar zijn. Compatibiliteit is echter niet gegarandeerd voor alle Memory Sticks.
❑ De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
❑ MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
Memory Sticks met het MagicGate-logo als u deze technologie wilt gebruiken.
❑ Behalve voor persoonlijk gebruik is het verboden audio- en/of afbeeldingsgegevens die u hebt opgenomen, te gebruiken
zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. Dit betekent dat Memory Sticks met
gegevens die onder het auteursrecht vallen, alleen mogen worden gebruikt in situaties die door de auteursrechtwet worden
toegestaan.
❑ Plaats niet meer dan één Memory Stick in de sleuf. Als u de media niet goed in de sleuf plaatst, kunt u zowel de computer
als de media beschadigen.
Page 48
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
48
nN
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ExpressCard/34-sleuf* voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's,
camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. U kunt deze sleuf alleen voor een ExpressCard/34-module
(34 mm breed)
*In deze handleiding worden deze de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
Een ExpressCard-module plaatsen
1Zoek de ExpressCard-sleuf.
2Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
*
gebruiken.
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de module voorzichtig en controleert u of de module in de juiste richting
is geplaatst.
Gebruik de meest recente stuurprogrammasoftware van de fabrikant van de ExpressCard-module.
Page 49
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module verwijderen
Sla stap 1 tot 4 over als:
- uw computer uit is.
- het pictogram Hardware veilig verwijderen niet wordt weergegeven op de taakbalk.
- de hardware die u wilt verwijderen, niet wordt weergegeven in het venster Hardware veilig verwijderen.
1Zoek de ExpressCard-sleuf.
2Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.
3Selecteer de hardware die u wilt ontkoppelen en klik op Stoppen.
4Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module te verwijderen.
5Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
49
nN
Page 50
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
50
nN
De SD-geheugenkaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt
De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑ SD-geheugenkaart
❑ SDHC-geheugenkaart
Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor het adres van de overeenkomstige website met ondersteuning
voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten.
Page 51
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart plaatsen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
51
nN
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
Het pictogram SD-geheugenkaart verschijnt in het venster Computer nadat u de kaart in de sleuf hebt geplaatst.
Page 52
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart verwijderen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Duw de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat vervolgens los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
52
nN
Page 53
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
53
nN
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
❑ Gebruik alleen geheugenkaarten die voldoen aan de standaarden die door uw computer worden ondersteund.
❑ Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de geheugenkaart
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de geheugenkaart nooit in of uit de sleuf.
❑ Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑ Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen. Als u een
niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te verwijderen.
De geheugenkaart kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van SD-geheugenkaarten
❑ Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
mei 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal
32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑ De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de SD- en
SDHC-geheugenkaart niet.
Page 54
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
54
nN
Het internet gebruiken
Voordat u het internet kunt gebruiken, moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en de apparatuur configureren
die u nodig hebt om uw computer met het internet te verbinden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn mogelijk beschikbaar bij uw internetprovider:
❑ FTTH (Fiber to the Home)
❑ DSL (Digital Subscriber Line)
❑ Kabelmodem
❑ Satelliet
❑ Inbelverbinding
Neem contact op met uw internetprovider voor meer informatie over de apparatuur die u nodig hebt om verbinding te maken
met het internet en over hoe u uw computer met het internet kunt verbinden.
Als u uw computer met het internet wilt verbinden met behulp van de draadloze LAN-functie. Zie Het draadloze LAN gebruiken (pagina 57) voor meer
informatie.
!
Wanneer u uw computer met het internet verbindt, moet u de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen om de computer tegen aanvallen via het
internet te beschermen.
Als uw computer niet is voorzien van een ingebouwde modem, moet u mogelijk een externe modem (bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem,
een DSL-modem of een kabelmodem) aansluiten op de computer. Raadpleeg de handleiding bij de modem voor gedetailleerde informatie over het
aansluiten en configureren van de modem.
Page 55
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Een telefoonkabel aansluiten
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Steek het ene uiteinde van de telefoonkabel (1) in de modempoort van de computer.
2Steek het andere uiteinde van de telefoonkabel in een stopcontact (2).
!
Uw computer werkt niet met gemeenschappelijke telefoonlijnen, kan niet worden verbonden met een munttelefoon en werkt mogelijk niet met meerdere
telefoonlijnen of met een PBX-telefooncentrale (Private Branch Exchange). Sommige van deze aansluitingen kunnen leiden tot een te hoge elektrische
stroom en kunnen de ingebouwde modem beschadigen.
Als u een telefoonkabel aansluit met een splitter, zal de modem of het aangesloten apparaat mogelijk niet meer behoorlijk werken.
Een inbelverbinding met het internet instellen
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Netwerk en internet.
3Klik op Netwerkcentrum.
4Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
5Klik op Inbelverbinding instellen en op Vol ge nd e.
6Volg de instructies op het scherm.
55
nN
Page 56
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
56
nN
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T via een LAN-kabel. Sluit
het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer of op het optionele
dokstation en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de
apparaten die nodig zijn voor LAN-toegang.
Uw computer kan op elk netwerk worden aangesloten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
Als de computer is aangesloten op het dokstation, dient u te selecteren welke netwerkpoort (LAN) wordt gebruikt. Volg de instructies op het scherm.
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer.
Als de netwerkpoort (LAN) is aangesloten op een van de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- Private branch exchange (PBX)
Page 57
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
57
nN
Het draadloze LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN of Wireless LAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde WLAN-functie
vrij met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding kan maken
met een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio)verbinding.
Een WLAN ondersteunt alle normale LAN-verbindingsmogelijkheden, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en roaming.
U hebt nog altijd toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl u zich
verplaatst. U kunt communiceren zonder een toegangspunt.
Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc)
of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de Draadloze LAN Voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de standaard IEEE 802.11a*/b/g of de conceptstandaard IEEE 802.11n*, die de specificaties voor het gebruikte technologietype
bevat. Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2
(WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn
specificaties van standaarden gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de
toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie
IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie
met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten
wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen
van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA,
biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie
(802.11b, 802.11a, 802.11g en conceptstandaard 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm
IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards
and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Page 58
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
IEEE 802.11b/g is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 2,4GHz-band. De standaard IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht
dan IEEE 802.11b.
IEEE 802.11a is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 5GHz-band.
IEEE 802.11n is een Wireless LAN-conceptstandaard die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band.
Wireless LAN-apparaten die de 2,4GHz-band gebruiken, kunnen niet communiceren met apparaten die de 5GHz-band gebruiken omdat de gebruikte
frequenties verschillend zijn.
De 2,4GHz-band die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten apparaten.
Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde band gebruiken
te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een onderbroken draadloze
verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten,
de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden, afhankelijk van
de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de
apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn, en de
gebruikte software.
58
nN
De daadwerkelijke communicatiesnelheid kan lager zijn dan de snelheid die op de computer wordt weergegeven.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-apparaten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.
Page 59
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
59
nN
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad hoc-netwerk is een netwerk waarin een LAN alleen door de draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad hoc-netwerk tot stand brengen.
Page 60
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
60
nN
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De standaard IEEE 802.11a, die gebruikmaakt van de 5GHz-band, en de conceptstandaard IEEE 802.11n, die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band,
zijn niet beschikbaar op ad hoc-netwerken.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAI O Sm a r t N et w o r k .
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3Klik op Start en Configuratiescherm.
4Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
5Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen.
6Selecteer een optie om de ad hoc-netwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
7Volg de instructies op het scherm.
Page 61
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
61
nN
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN
en fungeert als centrale controller voor het draadloze LAN. Het toegangspunt coördineert de transmissie en ontvangst van
meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Page 62
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
62
nN
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAI O Sm a r t N et w o r k .
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
!
Draadloze communicatie (volgens de standaard IEEE 802.11a) die alleen gebruikmaakt van de 5GHz-band (die niet op alle modellen beschikbaar is),
is standaard uitgeschakeld. Als u communicatie via de 5GHz-band wilt inschakelen, selecteert u de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van
zowel de 2,4- als de 5GHz-band in de vervolgkeuzelijst op het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
4Klik op of op de taakbalk.
5Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
Voor WPA-PSK- of WPA2-PSK-verificatie moet u een wachtwoordtekenreeks invoeren. Bij deze wachtwoordtekenreeks wordt een onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. De tekenreeks moet een lengte van 8 tot 63 tekens hebben, of een hexadecimale reeks van 64 tekens zijn.
Page 63
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Draadloze communicatie stoppen
Draadloze communicatie stoppen
Klik op de knop naast of boven het WLAN-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
63
nN
Page 64
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
64
nN
Het draadloze WAN gebruiken
Met behulp van het draadloze WAN (WWAN) kan uw computer via het draadloze netwerk verbinding maken met het internet
op plaatsen waar u uw mobiele telefoon kunt gebruiken.
Het WWAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar. Zie Voorschriften draadloos WAN in Voorschriften, Garantie en Ondersteuning voor een lijst van landen of regio's waar het WWAN beschikbaar is.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Page 65
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
65
nN
Een SIM-kaart plaatsen
Als u de draadloze WAN-functie wilt gebruiken, moet u eerst een SIM-kaart in de SIM-kaartsleuf van uw computer plaatsen.
De SIM-kaart bevindt zich in een houder die ongeveer de grootte van een creditcard heeft.
Afhankelijk van het land waar u woont en het model dat u hebt aangeschaft, ontvangt u mogelijk een aanbieding van het door VAIO geselecteerde
telecommunicatiebedrijf. In dat geval bevindt de SIM-kaart zich in de kartonnen verpakking in het SIM-pakket van het telecommunicatiebedrijf of is de
SIM-kaart al in de SIM-kaartsleuf geplaatst. Als er geen SIM-kaart bij uw computer is geleverd, kunt u een SIM-kaart aanschaffen bij uw favoriet
telecommunicatiebedrijf.
Een SIM-kaart plaatsen
1Zet de computer uit.
2Verwijder de batterij uit de computer.
3Verwijder de SIM-kaart (1) door deze uit de houder te duwen.
Page 66
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
4Plaats de SIM-kaart met de printplaatschakelingen omlaag in de SIM-kaartsleuf.
!
Raak de printplaatschakelingen van de SIM-kaart niet aan. Houd de computer stevig vast bij het plaatsen of verwijderen van de kaart.
Zorg dat u de SIM-kaart niet beschadigt door deze te buigen of er druk op uit te oefenen.
5Breng de batterij weer aan.
!
Zorg dat de batterij correct wordt geplaatst.
66
nN
Page 67
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze WAN gebruiken
67
nN
De draadloze WAN-communicatie starten
De draadloze WAN-communicatie starten
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven het WWAN-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3Start GlobeTrotter Connect, OneClick Internet of de software die is opgegeven door uw telecommunicatiebedrijf,
afhankelijk van het computermodel, het land of de regio.
U kunt de desbetreffende software starten door op het overeenkomstige bureaubladpictogram te dubbelklikken.
4Voer desgevraagd uw PIN-code in.
5Klik op Verbinden.
Voor meer informatie over het gebruik van de draadloze WAN-functie raadpleegt u het Help-bestand dat bij de VAIO Smart
Network-software wordt geleverd of de documentatie van het telecommunicatiebedrijf.
Page 68
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
68
nN
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth®-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand
van 10 meter in een open ruimte.
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen
tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
Page 69
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
69
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, hoofdtelefoon, muis of digitale camera.
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek informatie over
Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
Page 70
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Bluetooth-communicatie stoppen
1Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met uw computer communiceert.
2Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
70
nN
Page 71
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
71
nN
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑ De afstand tussen de apparaten
❑ Het in de muren gebruikte materiaal
❑ De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑ Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Het type softwaretoepassing
❑ Het type besturingssysteem
❑ Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos-LAN- als Bluetooth-functies op uw computer
❑ De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑ Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de
Bluetooth-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑ Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑ Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw computer afspeelt terwijl de audio wordt uitgevoerd
vanaf een aangesloten Bluetooth-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst
niet op een defect.
Page 72
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
❑ De 2,4GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten
gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten die dezelfde
golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze communicatieapparaten
kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden minder zijn dan de
standaardwaarden.
72
nN
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
❑ Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie niet met andere apparaten werkt, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie
die door de fabrikant wordt gebruikt.
❑ Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan dat leiden tot kanaalcongestie, waardoor de prestaties
van de apparaten verminderen. Dit is normaal bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst niet op een defect.
Page 73
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
nN
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
❑ Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord
❑ Aanmelden bij Windows (pagina 78)
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats
van een wachtwoord in te voeren wanneer u zich aanmeldt bij Windows.
❑ Functie Power-on Security (pagina 78)
Als u het opstartwachtwoord (pagina 119) hebt ingesteld, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie
gebruiken als u de computer opstart.
❑ Wachtwoorddatabank (Password Bank) voor snelle toegang tot websites
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in de
Wachtwoorddatabank (Password Bank), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van gegevens die
nodig zijn voor het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite wordt geleverd voor meer informatie.
73
!
Mogelijk kunt u de Wachtwoorddatabank (Password Bank) niet gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u wilt bezoeken.
Page 74
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
❑ Archiefcodering
❑ Functie File Safe om gegevens te coderen/decoderen
Met de functie File Safe kunt u bestanden en/of mappen opnemen in een gecodeerd archief als beveiliging tegen
ongeoorloofde toegang. Het gecodeerde archief kan worden gedecodeerd of ontgrendeld om toegang te krijgen tot
de bestanden en mappen in het archief. Hiervoor veegt u met uw vinger over de vingerafdruksensor of voert u het
back-upwachtwoord in dat u voor codering hebt opgegeven.
❑ Functie Persoonlijke safe (Personal Safe)
Met de functie Persoonlijke safe (Personal Safe) kunt u de inhoud van een willekeurige beveiligde map op het
bureaublad of het ingebouwde opslagapparaat coderen. De gecodeerde map is verborgen voor andere gebruikers
met wie u de computer deelt.
❑ Toepassingsstartfunctie voor snelle toegang tot toepassingen
Met de toepassingsstartfunctie van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand) starten als
deze is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan
uw vinger, kunt u de toegewezen toepassing openen door met uw vinger over de vingerafdruksensor te vegen.
❑ Functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator)
Met de functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator) kunt u de computerbeveiliging
verbeteren door een sterk wachtwoord te genereren dat is bestand tegen dictionary-aanvallen. Het gegenereerde
wachtwoord kan worden geregistreerd in de Wachtwoorddatabank (Password Bank).
74
nN
Page 75
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Stel het Windows-wachtwoord op de computer in voordat u de vingerafdruk(ken) registreert. Zie Het Windows-wachtwoord toevoegen (pagina 128)
voor gedetailleerde instructies.
Een vingerafdruk registreren
1Klik op Start, Alle programma's, Protector Suite en Controlecentrum (Control Center).
2Lees de gebruiksrechtovereenkomst grondig door en klik op Accepteren (Accept).
3Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
75
nN
Page 76
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk is mislukt, voert u deze stappen uit om het nogmaals te proberen.
1Plaats het bovenste gewricht van de vinger op de vingerafdruksensor (1).
76
nN
Page 77
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
2Veeg loodrecht met de vinger over de vingerafdruksensor.
!
Plaats het topje van de vinger in het midden van de vingerafdruksensor.
Scan de vingerafdruk van het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam veegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de vingerafdruksensor
in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Mogelijk kunnen een of meer vingerafdrukken niet worden geregistreerd en/of herkend als uw vinger te droog of nat is, gerimpeld is, letsel vertoont,
vuil is, enzovoort.
77
nN
Registreer meer dan één vingerafdruk voor het geval dat de vingerafdruksensor een vingerafdruk niet herkent.
Maak uw vingertop(pen) en de vingerafdruksensor schoon voordat u over de sensor veegt. Zo voorkomt u herkenningsproblemen.
U kunt alleen het beperkte aantal vingerafdrukken voor aanmelding bij het systeem registreren met behulp van de functie Power-on Security(pagina 78).
Het maximum aantal vingerafdrukken dat u kunt registreren, is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens van elke vingerafdruk.
U kunt de vingerafdruk waarvoor u Power-on Security(pagina 78) wilt gebruiken voor aanmelding bij het systeem, ook later selecteren.
Page 78
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
78
nN
Aanmelden bij het systeem
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een wachtwoord om u aan te melden
bij het systeem, moet u het wachtwoord voor inschakelen, de harde schijf en Windows instellen en de computer configureren
voor vingerafdrukverificatie.
Raadpleeg Het wachtwoord instellen (pagina 118) voor meer informatie over het instellen van het wachtwoord voor
inschakelen, de harde schijf en Windows.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij Protector Suite wordt geleverd voor meer informatie.
Aanmelden bij Windows
Als u vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken in plaats van
uw Windows-wachtwoord in te voeren. Als u zich wilt aanmelden bij Windows, veegt u met de geregistreerde vinger over de
vingerafdruksensor wanneer het aanmeldingsscherm van Windows wordt weergegeven.
Functie Power-on Security
Als u het opstartwachtwoord (pagina 119) en/of het wachtwoord voor de harde schijf (pagina 124) hebt ingesteld, kunt u in
plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer opstart.
Page 79
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
79
nN
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens
die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het geïntegreerde opslagapparaat hebt
gewist.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere
keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de toets < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven.
4Druk op de toets m om Clear Fingerprint Data te selecteren en druk op Enter.
5Wanneer om bevestiging wordt gevraagd, selecteert u Continue en drukt u op Enter.
De vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, worden automatisch gewist wanneer het
systeem opnieuw wordt opgestart.
Page 80
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
80
nN
De TPM gebruiken
Mogelijk is de Trusted Platform Module (TPM) in uw computer geïntegreerd om basisfuncties voor beveiliging te leveren.
In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
Page 81
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
81
nN
Belangrijke opmerking
Opmerkingen over het coderen van het besturingssysteem of de programmabestanden
Als u bestanden die door het besturingssysteem of een andere softwaretoepassing worden gebruikt, codeert met de functie
Encrypting File System (EFS) van de TPM, kunt u deze software niet openen of gebruiken.
Om dergelijke problemen te voorkomen moet u rekening houden met het volgende voordat u EFS gebruikt:
❑ Sla de gegevens die u wilt coderen op de volgende bestemmingen op:
❑ De map Encrypted Data die is gemaakt met de standaardinstellingen tijdens het proces voor gebruikersinitialisatie
❑ Een nieuwe gecodeerde map die is gemaakt in de map Mijn documenten of de map Documenten van uw account
❑ De Personal Secure Drive
De Personal Secure Drive is een virtueel station dat wordt gemaakt met de functie Personal Secure Drive en dat gegevens die erop worden opgeslagen,
automatisch codeert.
❑ Breng geen wijzigingen aan in de volgende instellingen op het tabblad Weergave van het venster Mapopties dat wordt
geopend als u klikt op Map- en zoekopties bij Organiseren in het menu van Windows Verkenner.
❑ Verborgen bestanden, mappen of stations niet weergeven
❑ Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
❑ Codeer niet de map Windows, de map Program Files en alle bestanden in deze mappen.
❑ Codeer niet de map Gebruikers en alle accountmappen daarin.
Page 82
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
82
nN
Opmerkingen over het coderen van sleutelbestanden of bestanden op de Personal Secure Drive
Wanneer u bestanden in de volgende mappen codeert, terwijl uw gebruikersaccount is geïnitialiseerd en EFS is ingeschakeld,
kunt u de TPM-software niet starten en de gecodeerde gegevens niet decoderen.
De bestanden in de mappen hieronder kunnen niet worden gecodeerd met de standaardinstellingen, omdat ze
systeemkenmerken hebben.
Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard onzichtbaar.
❑ Mappen met sleutelbestanden
❑ C:\ProgramData\Infineon
❑ C:\Gebruikers\All Users\Infineon
(C:\Gebruikers\All Users is een snelkoppling naar C:\ProgramData.)
Opmerkingen over het coderen van back-upbestanden of andere bestanden
Als u back-uparchiefbestanden of token-bestanden voor noodherstel codeert, kunt u het computersysteem niet herstellen in
noodgevallen. Als u token-bestanden voor wachtwoordherstel of geheime bestanden codeert, kunt u het wachtwoord niet
meer opnieuw instellen.
Codeer niet de volgende mappen of bestanden:
Het standaardpad naar de onderstaande bestanden of het pad dat verschijnt wanneer u op Browse klikt, is Mijn documenten (of Documenten)\Security
Platform of Security Platform bij verwisselbare media.
❑ Automatisch back-uparchiefbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml of SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml
❑ Opslagmap voor automatische back-uparchiefbestanden
Mapnaam (standaard):
❑ SPSystemBackup (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.)
❑ SPSystemBackup_<uw computernaam> (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand
SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml-bestand.)
❑ Token-bestand voor noodherstel
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
❑ Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwResetToken.xml
❑ Token-bestand voor noodherstel/wachtwoordherstel
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3De TPM initialiseren en configureren.
De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de knop < of , om het tabblad Security te selecteren, druk op de knop M of m om Change TPM State te
selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
6Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster. Druk vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel, voordat u de TPM inschakelt, het opstartwachtwoord en het wachtwoord voor de harde schijf in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van
de TPM-configuratie.
85
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
U hebt geen toegang tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de door TPM beveiligde gegevens
voordat u de TPM-configuratie wist.
Page 86
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
86
nN
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens de installatie van het Infineon TPM Professional Package moet u enkele wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via
TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U kunt de documentatie openen door op Start,
Alle programma's, Infineon Security Platform Solution en Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
Page 87
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
87
nN
BitLocker-stationsversleuteling gebruiken met de TPM
De gegevenscodeerfunctie BitLocker-stationsversleuteling is beschikbaar op modellen met Windows 7 Ultimate.
Als u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt in combinatie met de TPM, worden alle gegevens op het geïntegreerde
opslagapparaat versleuteld.
Raadpleeg Windows Help en ondersteuning voor gedetailleerde informatie over het gebruik en de configuratie van
BitLocker-stationsversleuteling.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Opmerkingen over het gebruik van BitLocker-stationsversleuteling
❑ Initialiseer de TPM met het Infineon TPM Professional Package voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
Als u deze functie inschakelt zonder de TPM te initialiseren, wordt geen TPM-eigenaarwachtwoord gegenereerd,
wat betekent dat u het Infineon TPM Professional Package niet kunt configureren.
❑ Het Infineon TPM Professional Package maakt geen back-up van een bestand (herstelwachtwoord) voor
BitLocker-stationsversleuteling.
❑ Op uw systeem is vooraf een extra systeempartitie voor BitLocker (S-station) geconfigureerd. Deze systeempartitie gebruikt
1,5 GB van de totale opslagcapaciteit van het geïntegreerde opslagapparaat.
❑ U moet de TPM in het scherm BIOS Setup inschakelen voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
❑ Versleutel geen gegevens op een opslagapparaat (zoals een USB-flashgeheugenapparaat) waarop een herstelsleutel is
opgeslagen met behulp van BitLocker-stationsversleuteling.
Page 88
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
88
nN
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een
USB-flashgeheugenapparaat
Als u de versleutelde gegevens wilt ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugenapparaat,
heeft uw systeem tijdens het opstarten van de computer toegang nodig tot het USB-flashgeheugenapparaat. Voer de volgende
stappen uit om de opstartvolgorde in te stellen in het scherm BIOS Setup:
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de knop < of , om het tabblad Security te selecteren, druk op de knop M of m om Change TPM State te
selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled onder External Device Boot.
6Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk vervolgens op Enter.
7Druk op de toets F5 of F6 om de opstartvolgorde van apparaten zo te wijzigen dat Internal Hard Disk hoger in de lijst
staat dan External Device.
!
Plaats Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met behulp van uw herstelschijven.
8Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
9Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster. Druk vervolgens op Enter.
10 Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
Page 89
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
nN
11 Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugenapparaat op vanuit het venster voor het opslaan van het
herstelwachtwoord.
12 Volg de instructies op het scherm.
Het versleutelen wordt gestart.
!
Wanneer u het BIOS bijwerkt met updatesoftware, zoals VAIO Update, worden de standaardinstellingen voor de BIOS-parameters hersteld. In dat geval
moet u de vorige procedure opnieuw uitvoeren.
Het versleutelen duurt meerdere uren.
89
Page 90
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑ Een dokstation aansluiten (pagina 91)
❑ Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 99)
❑ Een externe monitor aansluiten (pagina 100)
❑ Weergavemodi selecteren (pagina 107)
❑ De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 108)
❑ Een externe microfoon aansluiten (pagina 110)
❑ Een USB-apparaat aansluiten (pagina 111)
❑ Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 113)
90
nN
Page 91
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
91
nN
Een dokstation aansluiten
Door een dokstation aan te sluiten, kunt u extra randapparaten op de computer aansluiten, zoals een printer en een extern
beeldscherm.
Er wordt geen dokstation geleverd bij de computer. Het dokstation is beschikbaar als optioneel accessoire.
Page 92
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
De poorten op het dokstation
92
nN
A DC IN-lampje
Brandt als het dokstation is ingeschakeld.
B IN USE-lampje (pagina 96)
C UNDOCK-knop (pagina 96)
D DC IN-poort (pagina 93)
E Netwerkpoort (LAN) (1000BASE-T / 100BASE-TX / 10BASE-T)
(pagina 56)
F Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)
G DVI-D-poort
*2
(pagina 100)
*1
(pagina 111)
H MONITOR-poort (pagina 100)
*1
Ondersteunen hoge/volle/lage snelheid.
*2
Alleen functioneel wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt.
!
Het dokstation kan alleen op de netspanning worden aangesloten via de netadapter die bij uw computer wordt geleverd. Verwijder de netadapter niet
uit het dokstation of het stopcontact als u het dokstation gebruikt. Dit kan namelijk beschadiging van gegevens en storingen aan de hardware tot gevolg
hebben.
Gelijktijdig gebruik van de HDMI-uitgangspoort van de computer en de DVI-D- of MONITOR-poort van het dokstation is niet mogelijk.
Page 93
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Zorg altijd dat de batterij is geplaatst voordat u de computer aansluit op het dokstation.
Uw computer aansluiten op het dokstation
!
Gebruik de netadapter die is meegeleverd met uw computer.
Verplaats de computer niet wanneer deze op het dokstation is aangesloten. Het dokstation kan dan namelijk losraken, waardoor beide apparaten
beschadigingen kunnen oplopen.
1Ontkoppel alle randapparaten van de computer.
2Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (2) en het andere uiteinde in een stopcontact.
3Steek de stekker van de netadapter (2) in de DC IN-poort (3) van het dokstation (4).
93
nN
4Vouw de beschermkap van het dokstation open.
Page 94
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
5Open het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
6Leg de onderste hoeken aan de achterkant van de computer gelijk met de geleiders op het dokstation.
94
nN
Page 95
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
7Druk de computer voorzichtig naar beneden totdat deze vastklikt.
8Zet de computer aan.
95
nN
Page 96
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer verwijderen uit het dokstation
!
Als u de computer verwijdert, mogen er geen apparaten in gebruik zijn die zijn gekoppeld aan het dokstation.
Verwijder de computer niet uit het dokstation terwijl het lampje IN USE brandt. Als u de computer verwijdert terwijl het lampje IN USE brandt, kan dit
resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens of schade aan de computer.
Als de batterij bijna leeg is en u de computer verwijdert uit het dokstation, kan dit resulteren in verlies van niet-opgeslagen gegevens.
Verwijder de computer niet uit het dokstation tijdens het afspelen van videobeelden. Sluit de softwaretoepassing die u gebruikt om videobeelden af te
spelen voordat u de computer verwijdert.
Nadat u de stappen in Uw computer verwijderen uit het dokstation (pagina 97) hebt uitgevoerd, verwijdert u de computer van het dokstation. Als u de
computer gebruikt terwijl deze zich op het dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
96
nN
Page 97
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
Uw computer verwijderen uit het dokstation
1Druk op de knop UNDOCK (1) en wacht tot het lampje IN USE (2) uitgaat.
Als het lampje IN USE niet brandt, hoeft u niet op de knop UNDOCK te drukken.
Als u op de knop UNDOCK drukt terwijl de computer in een energiebesparingsstand staat, keert de computer eerst terug naar de normale modus en
wordt vervolgens de verwijderingsprocedure gestart.
!
Nadat de computer is teruggekeerd naar de normale modus, verwijdert u deze van het dokstation. Als u de computer gebruikt terwijl deze zich op het
dokstation bevindt, kan dit leiden tot instabiliteit.
97
nN
Page 98
Randapparaten gebruiken >
Een dokstation aansluiten
98
nN
2Til de computer van het dokstation.
3Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
U kunt de computer ook op de volgende manier verwijderen uit het dokstation:
1Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Loskoppelen.
2Controleer of een tekstballon wordt weergegeven en of het lampje IN USE uitgaat. Til vervolgens de computer van het
dokstation.
3Sluit het kapje van de aansluiting voor het dokstation aan de onderzijde van de computer.
!
Het is uiterst belangrijk dat u het kapje van de aansluiting voor het dokstation sluit nadat u de computer van het dokstation hebt losgekoppeld. Als het
kapje open blijft, kan er stof binnenkomen en kan de computer beschadigd raken.
Als u de netstroom naar het dokstation volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Page 99
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
99
nN
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsuitvoerapparaten (niet meegeleverd) op uw computer aansluiten, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met behulp van een luidsprekerkabel (3)
(niet meegeleverd).
Page 100
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
100
nN
Een externe monitor aansluiten
Als de LCD-resolutie van de computer niet automatisch wordt gewijzigd door het loskoppelen van de externe monitor van het optionele dokstation,
past u de huidige beeldscherminstellingen aan. Zie Weergavemodi selecteren (pagina 107) voor het wijzigen van de instellingen.
Een monitor of een projector aansluiten
U kunt een extern scherm, zoals een monitor of een projector, rechtstreeks op de computer aansluiten of via het optionele
dokstation.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.