Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd
en geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
De informatie in de meegeleverde handleidingen, inclusief deze Gebruikershandleiding, is bestemd voor gebruikers van VAIO-computers met de 32-bits
versie van het besturingssysteem Microsoft
vooraf op uw computer is geïnstalleerd.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com
®
Windows Vista®. Mogelijk ziet u verschillen in de informatie als de 64-bits versie van dit besturingssysteem
voor meer informatie over de configuratie van uw computer.
4
Page 5
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
5
nN
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑ Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
❑ Gids probleemoplossing en systeemherstel
❑ Voorschriften, Garantie, Licentie-overeenkomst voor eindgebruikers en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
❑ Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1Dubbelklik op het bureaubladpictogram Me&My VAIO.
2Klik op Menu, Me&My VAIO, Hulp nodig (I Need Help) en VAIO-gebruikershandleiding (VAIO User Guide).
3Open de map voor uw taal.
4Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
❑ Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en op Help en ondersteuning, of houdt u de
Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
Page 6
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
6
nN
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, kunt u naar de website van VAIO-Link gaan op http://www.vaio-link.com voor
probleemoplossing.
Alvorens telefonisch contact op te nemen met VAIO-Link, moet u proberen het probleem op te lossen door de meegeleverde
documentatie te lezen en andere websites van Sony te bezoeken.
❑ Ga naar de website http://www.club-vaio.com
groeiende VAIO-gemeenschap.
❑ Ga naar de website http://www.sonystyle-europe.com
❑ Ga naar de website http://www.sony.net
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u telefonisch contact opneemt met VAIO-Link.
Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
als u meer te weten wilt komen over VAIO en deel wilt uitmaken van de
voor het online aanschaffen van producten.
voor overige Sony-producten.
Page 7
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
7
nN
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑ Positie van de computer: plaats de computer direct voor u (1). Houd uw onderarmen horizontaal (2), met uw polsen in
een neutrale, comfortabele positie (3) als u het toetsenbord, het touchpad of de muis gebruikt. Houd uw bovenarmen
ontspannen naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de
computer werkt, kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑ Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Page 8
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
8
nN
❑ Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor
uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
❑ Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑ Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
Page 9
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
❑ De besturingselementen en poorten (pagina 10)
❑ De lampjes (pagina 16)
❑ Een stroombron aansluiten (pagina 17)
❑ De batterij gebruiken (pagina 18)
❑ De computer veilig uitschakelen (pagina 26)
❑ Uw computer bijwerken (pagina 27)
9
nN
Page 10
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
Voorzijde
A Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 32)
B Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
C Ingebouwde microfoon (mono)
D LCD-scherm (pagina 110)
E Ingebouwde luidsprekers (stereo)
F Toetsenbord (pagina 29)
G Touchpad (pagina 30)
H Batterijlampje (pagina 16)
I Lampje voor schijfstation (pagina 16)
J WIRELESS-schakelaar (pagina 54)
K WIRELESS-lampje (pagina 16)
L Lampje voor mediatoegang (pagina 16)
M Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 47)
N Memory Stick-sleuf
O Hoofdtelefoonconnector (pagina 67)
P Microfoonconnector (pagina 80)
*Uw computer ondersteunt zowel Memory Sticks in het standaardformaat als
*
(pagina 40)
Memory Sticks in het Duo-formaat.
10
nN
Page 11
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
A Num lock-lampje (pagina 16)
B Caps lock-lampje (pagina 16)
C Scroll lock-lampje (pagina 16)
D De knop S1 (pagina 31)
E VOL-/VOL+-knoppen (pagina 31)
F Afspelen/Pauzeren-knop (pagina 31)
G Stop-knop (pagina 31)
H Vorig item-knop (pagina 31)
I Volgend item-knop (pagina 31)
J AV MODE-knop (pagina 31)
11
nN
Page 12
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
A Batterijconnector
12
nN
Page 13
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
13
nN
A Hi-Speed USB-poorten (USB 2.0)
B Optisch station (pagina 33)
C Lampje voor optisch station (pagina 16)
D Uitwerpknop voor station (pagina 33)
E Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 149)
F Aan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 16)
*Ondersteunen hoge/volle/lage snelheid.
*
(pagina 81)
Page 14
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 17)
B Beveiligingssleuf
C Ventilatieopening
D Netwerkpoort (Ethernet) (pagina 53)
E Modempoort (pagina 51)
F Monitorpoort (pagina 68)
G HDMI-uitgangspoort (pagina 69), (pagina 72)
H 4-pins i.LINK-poort (S400) (pagina 83)
I ExpressCard/34-sleuf (pagina 45)
14
nN
Page 15
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde
A Ventilatieopeningen
B Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 103)
15
nN
Page 16
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
LampjeFuncties
Aan/uit 1Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is
Batterijlading
Ingebouwde MOTION EYE-camera Brandt als de ingebouwde MOTION EYE-camera in gebruik is.
MediatoegangBrandt terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart. (Zet de computer niet in
Optisch stationBrandt terwijl gegevens worden gelezen van of geschreven naar het station. Als het lampje niet brandt, wordt het
Schijfstation
Num lock
Caps lock
Scroll lock
WIRELESSBrandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
gezet en brandt niet als de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet.
Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 21) voor meer informatie.
de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de
geheugenkaart niet gebruikt.
optische station niet gebruikt.
Brandt als het ingebouwde opslagapparaat of optische station gegevens leest of schrijft.
Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als u op
de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen. U kunt
weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
16
nN
Page 17
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Sluit de kabel die op de netadapter (3) is aangesloten aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
17
nN
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 95).
Page 18
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
18
nN
Page 19
Aan de slag >
De batterij gebruiken
19
nN
3Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment
in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
Page 20
Aan de slag >
De batterij gebruiken
4Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij naar buiten om de batterij in de computer vast te zetten.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt
de computer niet.
20
nN
Page 21
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het maximale percentage heeft
bereikt dat u hebt opgegeven bij de batterijladingsfuncties, gaat het batterijlampje uit. Zie De Functies batterijlading
gebruiken (pagina 23) als u het maximale laadpercentage wilt selecteren.
BatterijlampjeBetekenis
Brandt oranjeDe batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene stroomlampje De batterij is bijna leeg. (Normale stand)
Knippert samen met het oranje stroomlampjeDe batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
Is oranje en knippert snelEr is een batterijstoring opgetreden vanwege een
defecte of niet goed vergrendelde batterij.
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
21
nN
Page 22
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer gebruikt.
Als de batterijlading minder dan 10% bedraagt, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of de computer uitschakelen
en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de levensduur
van de batterij.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als de
batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan en
handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaap- of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt wanneer uw computer in de slaapstand is gezet, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug
te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
22
nN
Page 23
Aan de slag >
De batterij gebruiken
23
nN
De Functies batterijlading gebruiken
Gebruik de Functies batterijlading (Battery Charge Functions) om de huidige methode voor het opladen van de batterij aan
te passen. U kunt de gebruiksduur van de batterij verlengen door de batterijbeheerfunctie in te schakelen.
De batterijbeheerfunctie inschakelen
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik eerst op Energiebeheer (Power Management) en vervolgens op Functies batterijlading (Battery Charge Functions).
3Klik op Geavanceerd (Advanced).
4Schakel het selectievakje Batterijbeheer Functie inschakelen (Enable Battery Care Function) in.
5Selecteer het gewenste maximale laadpercentage.
6Klik op OK.
De batterijspanning controleren
Volg stap 1 tot 3 in De batterijbeheerfunctie inschakelen hierboven en controleer de gedetailleerde informatie.
Als de batterijspanning te laag is, vervangt u de batterij door een nieuwe originele Sony-batterij.
Page 24
Aan de slag >
De batterij gebruiken
24
nN
De energiebesparende wallpaper gebruiken
U kunt de gebruiksduur van de batterij verlengen door gewoon een specifieke wallpaper in te stellen als achtergrond voor uw
bureaublad.
De energiebesparende wallpaper instellen
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik op Display en Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting).
3Klik op Gebruik een energiebesparende wallpaper (Set Long Battery Life Wallpaper).
Klik op OK wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.
Page 25
Aan de slag >
De batterij gebruiken
25
nN
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
De batterij verwijderen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar binnen.
3Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar binnen en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op
de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
Page 26
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
26
nN
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start, de pijl naast de knop Vergrendelen en Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Page 27
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
27
nN
Uw computer bijwerken
Installeer met de volgende softwaretoepassingen de meest recente updates op uw computer, zodat de computer efficiënter
kan werken.
❑ Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
❑ VAIO Update 4
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Update 4 en Opties VAIO Update (VAIO Update Options), en volg de instructies
op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
Page 28
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑ Het toetsenbord gebruiken (pagina 29)
❑ Het touchpad gebruiken (pagina 30)
❑ De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 31)
❑ De ingebouwde camera gebruiken (pagina 32)
❑ Het optische station gebruiken (pagina 33)
❑ De Memory Stick gebruiken (pagina 40)
❑ Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 45)
❑ Het internet gebruiken (pagina 51)
❑ Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 53)
❑ Het draadloze LAN gebruiken (pagina 54)
❑ De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 61)
28
nN
Page 29
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/FunctieFuncties
Fn + % (F2): aan/uit-knop van de luidsprekerHiermee worden de ingebouwde luidsprekers en de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregelingHiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm.
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen
Fn+F6 en vervolgens op de toets M of ,.
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen
Fn+F5 en vervolgens op de toets m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Fn + /(F9/F10): in- en uitzoomen
Fn + (F12): sluimerstand
Schakelt tussen uw computerscherm, een externe monitor en gelijktijdige uitvoer naar beide.
Wijzigt de weergavegrootte van een afbeelding of document in bepaalde software.
Als u de weergave wilt verkleinen en de afstand tot de inhoud wilt vergroten (uitzoomen), drukt u
op de toetsen Fn+F9.
Als u de weergave wilt vergroten en de afstand tot de inhoud wilt verkleinen (inzoomen), drukt u
op de toetsen Fn+F10.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de status
van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat
en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de oorspronkelijke status
van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 92) voor meer informatie over
energiebeheer.
29
nN
Page 30
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
30
nN
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
ActieBeschrijving
AanwijzenSchuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
KlikkenDruk één keer op de linkerknop (3).
DubbelklikkenDruk twee keer op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
SlepenSchuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
BladerenSchuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderrand
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een snelmenu.
van het touchpad om horizontaal te bladeren. (Dit werkt alleen bij toepassingen die deze touchpadfunctie ondersteunen.)
U kunt het touchpad in- of uitschakelen terwijl een muis is aangesloten op de computer. Als u de instellingen voor het touchpad wilt wijzigen, gebruikt u
VAIO Control Center.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties.
Page 31
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functieFuncties
Voert de taak uit die standaard aan de knop is toegewezen.
De knop S1
VOL-/VOL+-knoppen Hiermee kunt u het volume verlagen (-) of verhogen (+).
U wijzigt de standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
31
nN
Afspelen/Pauzeren-knop
Stop-knop
Vorig item-knop
Volgend item-knop
AV M O D E -knop
*Alleen op modellen met een Blu-ray Disc-station. Gebruik de WinDVD BD-software voor afspelen.
Hiermee start of pauzeert u het afspelen van een CD, DVD of Blu-ray Disc
muziek-/videobestanden op het ingebouwde opslagapparaat.
Hiermee stopt u het afspelen van een CD, DVD of Blu-ray Disc
op het ingebouwde opslagapparaat.
Hiermee speelt u het vorige hoofdstuk/bestand af bij het afspelen van videobeelden, of speelt u het vorige
nummer/bestand af bij het afspelen van audio.
Hiermee speelt u het volgende hoofdstuk/bestand af bij het afspelen van videobeelden, of speelt u het volgende
nummer/bestand af bij het afspelen van audio.
VAIO Launcher wordt gestart zodat u de gewenste software kunt selecteren.
U kunt de standaard softwareopties in VAIO Launcher wijzigen. Hiervoor houdt u de AV M ODE -knop ingedrukt
om het setup-venster weer te geven.
™*
of het afspelen van
*
of het afspelen van muziek-/videobestanden
Page 32
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met behulp van de vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u het volgende:
❑ Stilstaande beelden en films vastleggen
❑ Bewegingen van voorwerpen detecteren en vastleggen voor bewakingsdoeleinden
❑ Vastgelegde gegevens bewerken
Als u de computer inschakelt, wordt de ingebouwde MOTION EYE-camera geactiveerd.
Als u over de juiste software beschikt, kunt u de computer gebruiken voor videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde MOTION EYE-camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaap- of sluimerstand als u de ingebouwde MOTION EYE-camera gebruikt.
U kunt de ingebouwde MOTION EYE-camera niet gebruiken met de Microsoft Windows Movie Maker-software.
De vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 2 en WebCam Companion 2.
2Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt
geleverd.
32
nN
Wanneer u een beeld vastlegt of een film opneemt in een donkere ruimte, klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture) of Opnemen
(Record), klikt u op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor weinig licht of compensatie voor weinig licht
in het eigenschappenvenster.
Page 33
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
33
nN
Page 34
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
34
nN
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De lade schuift uit het station.
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade van het station en druk de schijf voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
4Sluit de lade van het station door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparingsstand staat (slaap- of sluimerstand). Keer terug naar de normale modus voordat
u de schijf verwijdert.
Page 35
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
35
nN
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Discs afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Raadpleeg de onderstaande referentietabel voor de media die door de verschillende optische schijfstations worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en beschrijfbaar
A: afspeelbaar maar niet beschrijfbaar
–: niet afspeelbaar of niet beschrijfbaar
CD-
Video-CDMuziek-CDCD
ROM
DVD ±RW/
±R DL/RAM
Blu-ray DiscAAAAABAAABABABABABA
Blu-ray Disccombinatiestation
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-revisie 5.0 wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Discs versie 1.0 en Blu-ray Discs met cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een
capaciteit van 50 GB) en BD-RE-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
AAAAABAAABABABABAB––
AA AA
Extra
CD-R/RWDVD-
*5
AB
DVD-
ROM
AAABABABABABAA
DVD-R/RWDVD+R/RWDVD+R DL
Video
(Double Layer)
DVD-R DL
(Dual Layer)
DVD-
RAM
*1 *2
BDROM
BD-R/RE
AB
*3
*4
Page 36
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit product is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc Digital Audio). Een DualDisc is een
tweezijdig schijfproduct met DVD-materiaal op de ene kant en digitaal audiomateriaal op de andere. Let op: de audiozijde (niet de DVD-zijde) van een
DualDisc kan mogelijk niet worden afgespeeld op dit product omdat deze niet voldoet aan de CD-standaard.
Bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in uw VAIO-computer moet u eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven lezen om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van VAIO optische stations met schijven die niet voldoen aan de officiële "CD"-, "DVD"- of "Blu-ray Disc"-standaard.
HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN
OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de beschrijfbare schijf.
Het schrijven op 8cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Als u Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht continu wilt afspelen, moet u de AACS-sleutel bijwerken. Hiervoor hebt u internettoegang nodig.
Net als bij andere optische apparaten kunnen de omstandigheden de compatibiliteit beperken of het afspelen van Blu-ray Discs onmogelijk maken.
VAIO-computers bieden mogelijk geen ondersteuning voor het afspelen van films op voorverpakte media in AVC- of VC1-indeling met hoge bitsnelheden.
Voor bepaalde DVD- en BD-ROM Disc-inhoud zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling van het optische station niet overeenkomt met de
regio van de schijf, kan de schijf niet worden afgespeeld.
36
nN
U kunt de inhoud van Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht alleen afspelen of weergeven als uw externe scherm voldoet aan de HDCP-norm
(High-bandwidth Digital Content Protection).
Bepaalde inhoud kan de video-uitvoer beperken tot standaarddefinitie of de uitvoer van analoge video onmogelijk maken. Het wordt ten zeerste aanbevolen
een digitale HDCP-omgeving te gebruiken voor optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Gebruik geen geheugenresidente hulpsoftware wanneer een schijf wordt gelezen of beschreven. Hierdoor kan er een storing optreden.
Page 37
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
37
nN
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑ Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
❑ De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken wanneer een schijf wordt beschreven door het optische station.
❑ De netadapter mag niet worden aangesloten of losgekoppeld wanneer een schijf wordt beschreven door het optische
station.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑ Sommige CD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen audio-CD's afspelen die zijn gemaakt
met CD-R- of CD-RW-schijven.
❑ Sommige DVD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen DVD's afspelen die zijn gemaakt met
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-schijven.
❑ Mogelijk kunt u bepaalde inhoud van Blu-ray Discs niet op uw computer afspelen of wordt de computer instabiel tijdens
het afspelen van Blu-ray Discs. Als u de desbetreffende inhoud op normale wijze wilt afspelen, moet u VAIO Update
gebruiken om de meest recente updates voor WinDVD BD te downloaden en te installeren.
Voor informatie over het gebruik van VAIO Update raadpleegt u Uw computer bijwerken (pagina 27).
❑ Afhankelijk van de systeemomgeving treden mogelijk onderbrekingen op in het geluid en/of gaan frames verloren tijdens
het afspelen van AVC HD.
❑ Zet de computer niet in een energiebesparingsstand terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
Page 38
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
nN
Opmerkingen over regiocodes
❑ Op de schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u
de schijf kunt afspelen. Tenzij de regiocode "2" (Europa behoort tot regio "2"), "5" (Rusland behoort tot regio "5") of "all"
(dit betekent dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw
computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD- of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst u deze
opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
❑ Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station worden niet gedekt door de garantie.
38
Page 39
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
39
nN
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste software om de schijf af
te spelen.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste schijfschrijfsoftware om
bestanden naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Page 40
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
40
nN
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een
Memory Stick uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick-sleuf van uw computer kan worden gebruikt voor zowel media in het standaardformaat als media in het
Duo-formaat, en ondersteunt Memory Stick PRO, Memory Stick PRO Duo en Memory Stick PRO-HG Duo met snelle
gegevensoverdracht en grote gegevenscapaciteit.
Ga voor de meest recente informatie over Memory Sticks naar de Memory Stick-website op http://www.memorystick.com/en/
.
Page 41
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Een Memory Stick plaatsen
1Zoek de Memory Stick-sleuf.
2Houd de Memory Stick met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
De Memory Stick wordt automatisch gedetecteerd door het systeem en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad
verschijnt, klikt u op Start, Computer, en dubbelklikt u op het pictogram van de Memory Stick.
41
nN
U kunt een Memory Stick in het Duo-formaat rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatsen zonder dat u een Memory Stick Duo-adapter hoeft te gebruiken.
Page 42
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
!
Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick nooit in de sleuf om beschadiging
van de computer of media te vermijden.
Voordat u een Memory Stick Micro (M2) plaatst, moet u deze in een adapter in het standaard M2-formaat of in een M2 Duo-adapter schuiven. Als u de
Memory Stick Micro rechtstreeks in de Memory Stick-sleuf plaatst zonder de adapter, kunt u deze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Als u een Memory Stick Micro in een M2 Duo-adapter plaatst, en u vervolgens de Memory Stick en de adapter in een Memory Stick Duo-adapter plaatst,
werkt de Memory Stick mogelijk niet goed.
Een Memory Stick verwijderen
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
2Duw de Memory Stick in de sleuf en laat vervolgens los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
3Trek de Memory Stick uit de sleuf.
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
42
nN
Page 43
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
Memory Sticks zijn geformatteerd met de standaardinstelling en zijn klaar voor gebruik.
Als u een Memory Stick opnieuw wilt formatteren op uw computer, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik voor het formatteren van een Memory Stick altijd een apparaat dat de Memory Stick ondersteunt en is ontworpen voor het formatteren van de
Memory Stick.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Voordat u een Memory Stick formatteert, moet u controleren of deze
geen belangrijke gegevens bevat.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
2Klik op Start en vervolgens op Computer om het venster Computer te openen.
3Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Memory Stick en kies Formatteren.
4Klik op Fabrieksinstellingen terugzetten.
!
Mogelijk worden de clustergrootte en het bestandssysteem gewijzigd.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
43
nN
Het formatteerproces is sneller als u Snelformatteren selecteert onder Opties voor formatteren.
5Klik op Start.
6Volg de instructies op het scherm.
!
De tijd die nodig is om de Memory Stick te formatteren, is afhankelijk van het type van de media.
Page 44
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
44
nN
Opmerkingen over het gebruik van Memory Sticks
❑ Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 16 GB
die met ingang van januari 2009 beschikbaar zijn. Niet voor alle Memory Sticks die aan dezelfde specificaties voldoen als
de compatibele media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
❑ MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld.
Gebruik Memory Sticks met het MagicGate-logo als u deze functie wilt gebruiken.
❑ Behalve voor persoonlijk gebruik is het verboden audio- en/of afbeeldingsgegevens die u hebt opgenomen, te gebruiken
zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. Dit betekent dat Memory Sticks met
gegevens die onder het auteursrecht vallen, alleen mogen worden gebruikt in situaties die door de auteursrechtwet
worden toegestaan.
❑ De Memory Stick-sleuf van uw computer ondersteunt de functie voor 8-bits parallelle gegevensoverdracht (snelle
gegevensoverdracht) niet.
❑ Plaats niet meer dan één Memory Stick in de Memory Stick-sleuf. Als u de media niet goed in de sleuf plaatst, kunt u
zowel de computer als de media beschadigen.
Page 45
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
45
nN
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ExpressCard/34-sleuf* voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's,
camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. U kunt deze sleuf alleen voor een ExpressCard/34-module
(34 mm breed)
*In deze handleiding worden deze de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
Een ExpressCard-module plaatsen
1Zoek de ExpressCard-sleuf.
2Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
*
gebruiken.
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de module voorzichtig en controleert u of de module in de juiste richting
is geplaatst.
Gebruik de meest recente stuurprogrammasoftware van de fabrikant van de ExpressCard-module.
Page 46
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module verwijderen
Als u een ExpressCard-module wilt verwijderen terwijl de computer is uitgeschakeld, slaat u stap 1 tot en met 4 over.
1Dubbelklik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.
2Selecteer de hardware die u wilt ontkoppelen.
3Klik op Stoppen.
4Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module te verwijderen.
5Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
46
nN
Page 47
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
47
nN
De SD-geheugenkaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt
De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑ SD-geheugenkaart
❑ SDHC-geheugenkaart
❑ MultiMediaCard (MMC)
Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor het adres van de overeenkomstige website met ondersteuning
voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten.
Page 48
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart plaatsen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
48
nN
Als de SD-geheugenkaart niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste
richting is geplaatst.
Page 49
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart verwijderen
1Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
2Duw de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat vervolgens los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
3Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
49
nN
Page 50
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
50
nN
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
❑ Gebruik alleen geheugenkaarten die voldoen aan de standaarden die door uw computer worden ondersteund.
❑ Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de geheugenkaart
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de geheugenkaart nooit in of uit de sleuf.
❑ Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑ Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van SD-geheugenkaarten
❑ Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
januari 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten die aan dezelfde specificaties voldoen als de compatibele
media, kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal
32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑ De SD-geheugenkaartsleuf op de computer ondersteunt de functie voor snelle gegevensoverdracht van de SD- en
SDHC-geheugenkaart niet.
Page 51
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
51
nN
Het internet gebruiken
Voordat u het internet kunt gebruiken, moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en de apparatuur configureren
die u nodig hebt om uw computer met het internet te verbinden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn mogelijk beschikbaar bij uw internetprovider:
❑ FTTH (Fiber to the Home)
❑ DSL (Digital Subscriber Line)
❑ Kabelmodem
❑ Satelliet
❑ Inbelverbinding
Neem contact op met uw internetprovider voor meer informatie over de apparatuur die u nodig hebt om verbinding te maken
met het internet en over hoe u uw computer met het internet kunt verbinden.
Als u uw computer met het internet wilt verbinden met behulp van de draadloze LAN-functie. Zie Het draadloze LAN gebruiken (pagina 54) voor meer
informatie.
!
Wanneer u uw computer met het internet verbindt, moet u de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen om de computer tegen aanvallen via het
internet te beschermen.
Als uw computer niet is voorzien van een ingebouwde modem, moet u mogelijk een externe modem (bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem,
een DSL-modem of een kabelmodem) aansluiten op de computer. Raadpleeg de handleiding bij de modem voor gedetailleerde informatie over het
aansluiten en configureren van de modem.
Page 52
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
Een telefoonkabel aansluiten
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Steek het ene uiteinde van de telefoonkabel (1) in de modempoort van de computer.
2Steek het andere uiteinde van de telefoonkabel in een stopcontact (2).
!
Uw computer werkt niet met gemeenschappelijke telefoonlijnen, kan niet worden verbonden met een munttelefoon en werkt mogelijk niet met meerdere
telefoonlijnen of met een PBX-telefooncentrale (Private Branch Exchange). Sommige van deze aansluitingen kunnen leiden tot een te hoge elektrische
stroom en kunnen de ingebouwde modem beschadigen.
Als u een telefoonkabel aansluit met een splitter, zal de modem of het aangesloten apparaat mogelijk niet meer behoorlijk werken.
Een inbelverbinding met het internet instellen
!
De volgende procedure geldt alleen voor modellen met een ingebouwde modem.
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Verbinding met internet maken onder Netwerk en internet.
Het venster Verbinding met internet maken verschijnt.
3Klik op Inbelverbindingen.
4Volg de instructies op het scherm.
52
nN
Page 53
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
53
nN
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T via een Ethernet-netwerkkabel.
Sluit het ene uiteinde van een netwerkkabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (Ethernet) van de computer en het
andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de apparaten die
nodig zijn voor de aansluiting op het netwerk.
Uw computer kan op het netwerk worden aangesloten met de standaardinstellingen.
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (Ethernet) van de computer.
Als de netwerkpoort (Ethernet) is aangesloten op een van de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- Private branch exchange (PBX)
Page 54
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
54
nN
Het draadloze LAN gebruiken
Dankzij de functie voor draadloos LAN (WLAN of Wireless LAN) kunnen al uw digitale apparaten met ingebouwde
WLAN-functie vrij met elkaar communiceren via een netwerk. Een WLAN is een netwerk waarin een gebruiker een verbinding
kan maken met een lokaal netwerk (LAN) via een draadloze (radio)verbinding.
Een WLAN ondersteunt alle normale Ethernet-verbindingsmogelijkheden, maar biedt twee extra voordelen: mobiliteit en
roaming. U hebt nog altijd toegang tot informatie, het internet/intranet en netwerkbronnen, zelfs in volle vergadering of terwijl
u zich verplaatst. U kunt communiceren zonder een toegangspunt.
Dit betekent dat u zonder toegangspunt een verbinding tot stand kunt brengen met een beperkt aantal computers (ad hoc)
of dat u kunt communiceren via een toegangspunt, waardoor u een volledig infrastructuurnetwerk kunt creëren.
In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt aantal kanalen). Lees daarom
de Draadloze LAN Voorschriften grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
WLAN maakt gebruik van de standaard IEEE 802.11a*/b/g of de conceptstandaard IEEE 802.11n*, die de specificaties voor het gebruikte technologietype
bevat. Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2)
en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van
standaarden gebaseerd op onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole
van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt
gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en
het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel
van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals:
wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere
gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de versie (802.11b, 802.11a,
802.11g en conceptstandaard 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm IEEE 802.11i beveiliging
van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2,
en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
* Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Page 55
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
IEEE 802.11b/g is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 2,4GHz-band. De standaard IEEE 802.11g biedt snellere gegevensoverdracht
dan IEEE 802.11b.
IEEE 802.11a is een Wireless LAN-standaard die gebruikmaakt van de 5GHz-band.
IEEE 802.11n is een Wireless LAN-conceptstandaard die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band.
Wireless LAN-apparaten die de 2,4GHz-band gebruiken, kunnen niet communiceren met apparaten die de 5GHz-band gebruiken omdat de gebruikte
frequenties verschillend zijn.
De 2,4GHz-band die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN, wordt ook gebruikt door diverse andere soorten apparaten.
Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met Wireless LAN gebruikmaken van technieken om storing van andere apparaten die dezelfde band gebruiken
te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een onderbroken draadloze
verbinding.
De communicatiesnelheid varieert afhankelijk van de afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen de apparaten,
de configuratie van de apparaten, de zendcondities en de gebruikte software. Bovendien kunnen de communicaties worden afgesneden, afhankelijk van
de zendcondities.
Het communicatiebereik varieert afhankelijk van de werkelijke afstand tussen de communicerende apparaten, de aanwezigheid van obstakels tussen
de apparaten, de zendcondities, de onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn,
en de gebruikte software.
55
nN
De daadwerkelijke communicatiesnelheid kan lager zijn dan de snelheid die op de computer wordt weergegeven.
Als u IEEE 802.11b- en IEEE 802.11g-producten implementeert op hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg
van radiostoring. Bovendien zijn IEEE 802.11g-apparaten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen als ze communiceren met
IEEE 802.11b-apparaten. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze
kanaal op het toegangspunt te veranderen.
Page 56
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
56
nN
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
Een ad hoc-netwerk is een netwerk waarin een LAN alleen door de draadloze apparaten zelf tot stand wordt gebracht, zonder
een andere centrale controller of een ander toegangspunt. Elk apparaat communiceert rechtstreeks met andere apparaten
in het netwerk. U kunt thuis gemakkelijk een ad hoc-netwerk tot stand brengen.
Page 57
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
57
nN
Communiceren zonder een toegangspunt (ad hoc)
!
De standaard IEEE 802.11a, die gebruikmaakt van de 5GHz-band, en de conceptstandaard IEEE 802.11n, die gebruikmaakt van de 2,4- of 5GHz-band,
zijn niet beschikbaar op ad hoc-netwerken.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Sma r t N et wo r k .
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
3Klik op Start en Configuratiescherm.
4Klik op Netwerkstatus en -taken weergeven onder Netwerk en internet.
5Klik op Verbinding of netwerk instellen in het linkerdeelvenster.
Het venster Verbinding of netwerk instellen verschijnt.
6Selecteer een optie om de ad hoc-netwerkinstellingen op te geven en klik op Volgende.
7Volg de instructies op het scherm.
Page 58
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
58
nN
Communiceren met een toegangspunt (infrastructuur)
Een infrastructuurnetwerk is een netwerk dat een bestaand bedraad lokaal netwerk uitbreidt naar draadloze apparaten door
middel van een toegangspunt (niet meegeleverd). Het toegangspunt slaat een brug tussen het draadloze en bedrade LAN
en fungeert als centrale controller voor het draadloze lokale netwerk. Het toegangspunt coördineert de transmissie en
ontvangst van meerdere draadloze apparaten binnen een specifiek bereik.
Het toegangspunt selecteert het te gebruiken kanaal voor een infrastructuurnetwerk.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Page 59
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
59
nN
Verbinding maken met een draadloos netwerk
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op de knop naast of boven de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie in het venster VAIO Sma r t N et wo r k .
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
!
Draadloze communicatie (volgens de standaard IEEE 802.11a) die alleen gebruikmaakt van de 5GHz-band (die niet op alle modellen beschikbaar is),
is standaard uitgeschakeld. Als u communicatie via de 5GHz-band wilt inschakelen, selecteert u de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van
zowel de 2,4- als de 5GHz-band. Ga hiervoor naar het tabblad WLAN in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
4Klik met de rechtermuisknop op of op de taakbalk en selecteer Verbinding met netwerk maken.
5Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
Voor WPA-PSK- of WPA2-PSK-verificatie moet u een wachtwoordtekenreeks invoeren. Bij deze wachtwoordtekenreeks wordt een onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. De tekenreeks moet een lengte van 8 tot 63 tekens hebben, of een hexadecimale reeks van 64 tekens zijn.
Page 60
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Draadloze communicatie stoppen
Draadloze communicatie stoppen
Klik op de knop naast of boven het WLAN-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
60
nN
Page 61
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
61
nN
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth®-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑ De afstand tussen de apparaten
❑ Het in de muren gebruikte materiaal
❑ De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑ Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Het type softwaretoepassing
❑ Het type besturingssysteem
❑ Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos-LAN- als Bluetooth-functies op uw computer
❑ De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑ Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de
Bluetooth-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑ Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
Page 62
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
❑ Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw computer afspeelt terwijl de audio wordt uitgevoerd
vanaf een aangesloten Bluetooth-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst
niet op een defect.
❑ De 2,4GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten
gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten die dezelfde
golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze communicatieapparaten
kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden minder zijn dan de
standaardwaarden.
62
nN
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
❑ Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie niet met andere apparaten werkt, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie
die door de fabrikant wordt gebruikt.
❑ Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan dat leiden tot kanaalcongestie, waardoor de prestaties
van de apparaten verminderen. Dit is normaal bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst niet op een defect.
Page 63
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
nN
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie u
communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen
tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel
(een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd.
Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
63
Page 64
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
64
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, hoofdtelefoon, muis of digitale camera.
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek informatie over
Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
Page 65
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Bluetooth-communicatie stoppen
1Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met uw computer communiceert.
2Klik op de knop naast of boven het Bluetooth-pictogram in het venster VAIO Smart Network.
65
nN
Page 66
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑ Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 67)
❑ Een externe monitor aansluiten (pagina 68)
❑ Weergavemodi selecteren (pagina 75)
❑ De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 77)
❑ Een externe microfoon aansluiten (pagina 80)
❑ Een USB-apparaat aansluiten (pagina 81)
❑ Een i.LINK-apparaat aansluiten (pagina 83)
66
nN
Page 67
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
67
nN
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsuitvoerapparaten (niet meegeleverd) op uw computer aansluiten, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met behulp van een luidsprekerkabel (3)
(niet meegeleverd).
Page 68
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
68
nN
Een externe monitor aansluiten
U kunt een externe monitor (niet meegeleverd) aansluiten op de computer. U kunt de computer bijvoorbeeld gebruiken met
een computermonitor of een projector.
Sluit het netsnoer van uw externe scherm pas aan nadat u alle andere kabels hebt aangesloten.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Page 69
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
69
nN
Een monitor aansluiten
U kunt een monitor aansluiten op de computer.
Een monitor aansluiten
1Indien nodig steekt u het ene uiteinde van het netsnoer (1) van de monitor in de monitor en het andere uiteinde in een
stopcontact.
2Als u een analoge monitor wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer.
3Als u een TFT/DVI-monitor wilt aansluiten, sluit u de monitorkabel (2) aan op een HDMI-naar-DVI-D-adapter (3),
en sluit u het ene uiteinde van de HDMI-kabel (4) aan op de HDMI-naar-DVI-D-adapter (3) en het andere uiteinde
op de HDMI-uitgangspoort (5) van de computer.
4Als de externe computermonitor is uitgerust met een HDMI-ingangspoort, steekt u het ene uiteinde van een HDMI-kabel
in de HDMI-uitgangspoort van de computer en het andere uiteinde in de HDMI-ingangspoort van de computermonitor.
Page 70
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
!
Uw computer voldoet aan de voorwaarden van de HDCP-norm en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor het in acht nemen
van de auteursrechtbeveiliging, zodat u videofilms van hoge kwaliteit kunt kiezen uit een breed scala bronnen met auteursrechtbeveiliging. Als u videofilms
met auteursrechtbeveiliging wilt bekijken, moet u een HDCP-compatibele monitor op de computer aansluiten. Als u een niet-compatibele monitor op
de computer aansluit, kunt u geen videofilms met auteursrechtbeveiliging bekijken.
DVI-D staat voor Digital Visual Interface - Digital. Dit is een type DVI-poort die alleen digitale videosignalen ondersteunt (geen analoge videosignalen).
Deze heeft een 24-pins aansluiting.
Een DVI-I-poort (Digital Visual Interface - Integrated) ondersteunt digitale en analoge videosignalen. Deze heeft een 29-pins aansluiting.
70
nN
Page 71
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een multimediamonitor aansluiten
U kunt een multimediamonitor met ingebouwde luidsprekers en een microfoon aansluiten op de computer.
Een multimediamonitor aansluiten
1Steek het netsnoer van de multimediamonitor (1) in een stopcontact.
2Sluit de monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer.
3Sluit de luidsprekerkabel (4) aan op de hoofdtelefoonconnector (5) i van de computer.
4Steek de microfoonkabel (6) in de microfoonconnector (7) m van de computer.
71
nN
Page 72
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
72
nN
Een TV aansluiten
U kunt een TV met een HDMI-ingangspoort aansluiten op de computer.
Een TV aansluiten op uw computer
!
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 164) voor gedetailleerde instructies.
1Steek het netsnoer van de TV (1) in een stopcontact.
2Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitgangspoort (3) van de computer en het andere uiteinde in
de TV.
3Stel het ingangskanaal van de TV in op de externe ingang.
4Stel het TV-configuratiesysteem in.
!
Als er een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, worden beeld en geluid niet weergegeven. Gebruik altijd het door
Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Page 73
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
73
nN
Raadpleeg de handleiding bij het TV-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
U kunt ook een 'home theater'-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander 'surround sound'-decodeerapparaat tussen uw
computer en TV aansluiten via een HDMI-verbinding.
Een digitaal geluidsuitvoerapparaat van hoge kwaliteit tussen uw computer en een TV aansluiten
!
Voordat u het apparaat op de computer aansluit, controleert u eerst of de HDMI-verbinding tussen de TV en de 'home theater'-ontvanger of het 'surround
sound'-decodeerapparaat tot stand is gebracht.
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 164) voor gedetailleerde instructies.
1Zet de TV aan en selecteer de HDMI-ingang als signaalbron.
2Zet de 'home theater'-ontvanger of het 'surround sound'-decodeerapparaat aan en selecteer de HDMI-ingang als signaalbron.
3Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel in de HDMI-ingangspoort van de 'home theater'-ontvanger of het 'surround
sound'-decodeerapparaat en het andere uiteinde in de HDMI-uitgangspoort van de computer.
4Druk op de toetsen Fn+F7 om de uitvoer naar de aangesloten TV te leiden.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten TV wijzigen vanaf de computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 155) voor
de gedetailleerde procedure.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. De computer kan het uitgangsvolume
van aangesloten apparaten niet regelen.
Page 74
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een projector aansluiten
U kunt een projector (zoals de Sony LCD-projector) op de computer aansluiten.
Een projector aansluiten
1Steek het netsnoer (1) van de projector in een stopcontact.
2Sluit een monitorkabel (2) aan op de monitorpoort (3) a van de computer.
3Sluit een audiokabel (4) aan op de hoofdtelefoonconnector (5) i van de computer.
4Steek de monitorkabel en de audiokabel in de poort en connector van de projector (6).
74
nN
Page 75
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
75
nN
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het computerscherm of de aangesloten monitor als primair scherm
selecteren.
Als u het computerscherm en de externe monitor tegelijkertijd wilt gebruiken, raadpleegt u De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 77) voor meer informatie.
De procedure voor het selecteren van een weergave is afhankelijk van de videocontroller die wordt gebruikt in de computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een scherm selecteren
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is, afhankelijk
van het type externe monitor of projector.
Schakel het externe scherm in voordat u de computer inschakelt.
❑ Op modellen met de Intel Graphics Media Accelerator
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aanpassen.
2Klik op Beeldscherminstellingen.
3Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
Page 76
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
❑ Op modellen met de NVIDIA-videocontroller
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Extra opties.
3Klik op NVIDIA Control Panel.
4Selecteer de beeldscherminstellingsoptie onder Beeldscherm (Display).
5Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
❑ Op modellen met de ATI-videocontroller
Als een externe monitor is aangesloten op de computer, kunt u de instellingen voor Main/Clone als volgt aanpassen:
1Klik op Start, Alle programma's en Catalyst Control Center.
2Klik op CCC.
3Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
76
nN
Page 77
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
77
nN
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsfunctie kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
De procedure voor het gebruik van de meerdere-monitorsfunctie is afhankelijk van de videocontroller die wordt gebruikt in de computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een
toepassingsvenster of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
Page 78
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsfunctie.
Zorg ervoor dat de computer niet in de slaap- of sluimerstand kan worden gezet tijdens het gebruik van de meerdere-monitorsfunctie, anders bestaat
de kans dat de computer niet terugkeert naar de normale modus.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, mag u één venster niet verdelen over twee schermen, anders is het mogelijk dat de software niet behoorlijk werkt.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
❑ Op modellen met de Intel Graphics Media Accelerator
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Aanpassen.
2Klik op Beeldscherminstellingen.
3Volg de instructies op het scherm om de instellingen te wijzigen.
❑ Op modellen met de NVIDIA- of ATI-videocontroller
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Beeldschermresolutie aanpassen onder Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen.
3Klik met de rechtermuisknop op monitor nummer 2 en selecteer Gekoppeld.
4Klik op OK.
Klik op Ja wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.
78
nN
Page 79
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
U kunt ook de S1-knoptoewijzing wijzigen om de meerdere-monitorsfunctie te activeren met de S1-knop. Als u de S1-knoptoewijzing wilt wijzigen,
houdt u de S1-knop ingedrukt om het venster weer te geven voor het wijzigen van de toewijzing.
Bovendien kunt u de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de meerdere-monitorsfunctie aanpassen.
79
nN
Page 80
Randapparaten gebruiken >
Een externe microfoon aansluiten
80
nN
Een externe microfoon aansluiten
Als u een geluidsinvoerapparaat wilt gebruiken (bijvoorbeeld om te chatten op het internet), moet u een externe microfoon
(niet meegeleverd) aansluiten.
Een externe microfoon aansluiten
Steek de microfoonkabel (1) in de microfoonconnector (2) m.
Sluit alleen microfoons aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
Page 81
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
81
nN
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt op uw computer een USB-apparaat (Universal Serial Bus) aansluiten, zoals een muis, diskettestation, luidspreker en
printer.
Een USB-apparaat aansluiten
1Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2Steek de USB-apparaatkabel (2) in de USB-poort.
Page 82
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
82
nN
Opmerkingen bij het aansluiten van een USB-apparaat
❑ U moet mogelijk de stuurprogrammasoftware installeren die bij uw USB-apparaat is geleverd voordat u het apparaat kunt
gebruiken. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
❑ Als u documenten wilt afdrukken, moet u een USB-printer gebruiken die compatibel is met uw versie van Windows.
❑ Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van USB-apparaten.
❑ Om te voorkomen dat de computer en/of het USB-apparaat beschadigd worden, let u op de volgende punten:
❑ Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
❑ Plaats de computer niet in een zak of draagdoos terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
Page 83
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
83
nN
Een i.LINK-apparaat aansluiten
Uw computer is voorzien van een i.LINK-poort, waarmee u een i.LINK-apparaat, bijvoorbeeld een digitale camcorder,
kunt aansluiten.
i.LINK is een handelsmerk van Sony Corporation, dat enkel aanduidt dat het product een IEEE 1394-aansluiting bevat. De procedure voor het tot stand
brengen van een i.LINK-verbinding kan variëren, afhankelijk van de toepassing, het besturingssysteem en het i.LINK-compatibele apparaat. Niet alle
producten met een i.LINK-aansluiting kunnen met elkaar communiceren. Raadpleeg de handleiding van het i.LINK-compatibele apparaat voor meer
informatie over gebruiksomstandigheden en de juiste aansluiting. Controleer voordat u i.LINK-compatibele randapparaten, zoals een CD-RW-station
of harde schijf, op het systeem aansluit of ze compatibel zijn met het besturingssysteem en de vereiste gebruiksomstandigheden.
Opmerkingen bij het aansluiten van i.LINK-apparaten
❑ De i.LINK-poort van de computer levert geen stroom voor een extern apparaat. Als het externe apparaat een externe
stroomvoorziening vereist, moet u het aansluiten op een stroombron.
❑ De i.LINK-poort ondersteunt transmissiesnelheden van maximaal 400 Mbps. De eigenlijke transmissiesnelheid is echter
afhankelijk van de transmissiesnelheid van het externe apparaat.
❑ De optionele i.LINK-kabels zijn mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
❑ Een i.LINK-verbinding met andere compatibele apparaten wordt niet volledig gegarandeerd.
❑ De i.LINK-verbinding is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van de softwaretoepassing, het besturingssysteem en de
i.LINK-compatibele apparaten die u gebruikt. Raadpleeg de handleiding bij uw software voor meer informatie.
❑ Controleer de gebruiksvoorwaarden en de besturingssysteemcompatibiliteit van i.LINK-compatibele pc-randapparaten
(bijvoorbeeld een harde-schijfstation of CD-RW-station) voordat u deze aansluit op de computer.
Page 84
Randapparaten gebruiken >
Een i.LINK-apparaat aansluiten
nN
Een digitale camcorder aansluiten
Een digitale camcorder aansluiten
Steek het ene uiteinde van een i.LINK-kabel (1) (niet meegeleverd) in de i.LINK-poort (2) van de computer en het andere
uiteinde in de DV In-/Out-poort (3) van de digitale camcorder.
De aansluitingsprocedure varieert afhankelijk van het compatibele i.LINK-apparaat. Raadpleeg de handleiding bij het apparaat voor meer informatie.
U kunt niet werken met afbeeldingen die op een Memory Stick worden bewaard wanneer u een i.LINK-verbinding gebruikt.
84
Page 85
Uw VAIO-computer aanpassen >
nN
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
❑ Het wachtwoord instellen (pagina 86)
❑ VAIO Control Center gebruiken (pagina 91)
❑ Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 92)
❑ VAIO Power Management gebruiken (pagina 97)
❑ De weergavetaal wijzigen (pagina 99)
❑ De modem configureren (pagina 100)
85
Page 86
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
86
nN
Het wachtwoord instellen
Stel het wachtwoord in met een van de BIOS-functies.
Wanneer u het wachtwoord hebt ingesteld, moet u dit invoeren nadat het VAIO-logo is weergegeven bij het opstarten van uw
computer. Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Het opstartwachtwoord toevoegen
Met het opstartwachtwoord kunt u voorkomen dat onbevoegden toegang krijgen tot de computer.
Er zijn twee typen opstartwachtwoorden: een wachtwoord voor de computer en een gebruikerswachtwoord. Het wachtwoord
voor de computer is bedoeld voor gebruikers met beheerdersrechten voor de computer. Met dit wachtwoord kunnen ze alle
configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten. Het gebruikerswachtwoord is bedoeld
voor standaardgebruikers. Met dit wachtwoord kunnen ze bepaalde configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen
en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de computer hebt
ingesteld.
!
Zodra u het opstartwachtwoord hebt ingesteld, kunt u de computer niet starten zonder het wachtwoord in te voeren. Zorg dat u het wachtwoord niet
vergeet. Schrijf het wachtwoord op, bewaar het op een veilige plek en geef het niet aan anderen.
Als u het opstartwachtwoord bent vergeten en hulp nodig hebt bij het opnieuw instellen ervan, worden herstellingskosten in rekening gebracht.
Uw computer moet mogelijk worden verzonden om het wachtwoord opnieuw in te stellen.
Page 87
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
87
nN
Het opstartwachtwoord (wachtwoord voor de computer) toevoegen
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
4Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5Selecteer Password when Power On onder Security en druk op Enter.
6Verander de instelling van Disabled in Enabled.
7Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 88
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
88
nN
Het opstartwachtwoord (gebruikerswachtwoord) toevoegen
!
U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de computer hebt ingesteld.
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 89
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
89
nN
Het opstartwachtwoord wijzigen/verwijderen
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 90
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
90
nN
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit niet het geval is, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren
op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 91
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
91
nN
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie bekijken en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie over de verschillende opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een standaardgebruiker.
Via de instellingen voor energiebeheer kunt u ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus heeft de computer twee andere energiebesparingsstanden: slaap- en sluimerstand. Als de computer
werkt op batterijstroom, schakelt deze automatisch over op de sluimerstand wanneer de batterij bijna leeg is, ongeacht
de geselecteerde instelling voor energiebeheer.
!
Als de batterijlading minder dan 10% bedraagt, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of de computer
uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
De standaardmodus gebruiken
Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje.
In de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparatuur en de CPU ingesteld op
laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje langzaam.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken terwijl deze is losgekoppeld van de netvoeding, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u de
computer uit.
De slaapstand activeren
Klik op Start, de pijl naast de knop Vergrendelen en Slaapstand.
Als de computer zich in de slaapstand bevindt, kunt u geen schijf plaatsen.
De computer verlaat de slaapstand sneller dan de sluimerstand.
In de slaapstand verbruikt de computer meer stroom dan in de sluimerstand.
!
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren
naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Terugkeren naar de normale modus
❑ Druk op een willekeurige toets.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
Als de computer een bepaalde periode niet wordt gebruikt, wordt de computer in de slaapstand gezet. Om dit te wijzigen,
kunt u de instellingen voor de slaapstand wijzigen.
De instellingen voor de slaapstand wijzigen
1Klik met de rechtermuisknop op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het actieve energiebeheerschema.
3Wijzig de tijd waarna u de computer in de slaapstand wilt plaatsen en klik op Wijzigingen opslaan.
In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen in de ingebouwde opslagapparatuur en wordt de stroom
uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand brandt het stroomlampje
niet.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand.
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
De computer schakelt over op de sluimerstand.
U kunt ook op Start, de pijl naast de knop Vergrendelen en Sluimerstand klikken om de computer in de sluimerstand te
zetten.
Als de computer zich in de sluimerstand bevindt, kunt u geen schijf plaatsen.
Het activeren van de sluimerstand duurt langer dan het activeren van de slaapstand.
In de sluimerstand verbruikt de computer minder stroom dan in de slaapstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Het duurt langer om terug te keren naar de normale modus vanuit de sluimerstand dan vanuit de slaapstand.
96
nN
Page 97
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
97
nN
VAIO Power Management gebruiken
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijvoeding, geheel aangepast
aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Power Management is een softwaretoepassing die exclusief voor VAIO-computers is ontwikkeld. Met deze
softwaretoepassing kunt u de functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en
een langere levensduur van de batterijen zeker te stellen. Raadpleeg het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd
voor meer informatie.
Een energiebeheerschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
op welke stroombron het systeem op dat moment is aangesloten, bijvoorbeeld op netstroom. Klik op dit pictogram om een
venster te openen waarin de energiebeheerstatus wordt weergegeven.
VAIO Power Management wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows.
Een energiebeheerschema selecteren
1Klik met de rechtermuisknop op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
Page 98
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Power Management gebruiken
nN
De instellingen voor het energiebeheerschema wijzigen
1Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen voor de slaapstand en het scherm.
2Als u de geavanceerde instellingen moet wijzigen, klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat
u naar stap 3.
Als dat niet het geval is, klikt u op Wijzigingen opslaan.
3Klik op het tabblad VAIO Power Management.
Wijzig de instellingen van de verschillende items.
4Klik op OK.
De weergave van VAIO Energiebeheer
U kunt de prestaties weergeven met het energiebeheerschema dat is gewijzigd met VAIO Power Management.
De weergave van VAIO Energiebeheer starten
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management
Viewer).
98
Page 99
Uw VAIO-computer aanpassen >
De weergavetaal wijzigen
De weergavetaal wijzigen
Bij modellen met Windows Vista Ultimate kunt u het gewenste taalpakket downloaden en installeren.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U moet verbinding hebben met het internet om een taalpakket te kunnen downloaden. Zie Het internet gebruiken (pagina 51) voor informatie over hoe
u de computer kunt verbinden met het internet.
Een taalpakket installeren
1Klik op Start, Alle programma's en Windows Update.
2Klik op Op updates controleren.
3Klik op Beschikbare extra's weergeven.
4Selecteer de gewenste taal in het gedeelte Taalpakket voor Windows Vista Ultimate en klik op Installeren.
99
nN
Page 100
Uw VAIO-computer aanpassen >
De modem configureren
100
nN
De modem configureren
Voordat u de interne modem kunt gaan gebruiken (niet alle modems zijn ingebouwd) of telkens als u de modem gebruikt
terwijl u op reis bent, moet u ervoor zorgen dat het land van de actieve locatie die is gedefinieerd in het venster Telefoon- en modemopties overeenkomt met het land van waaruit u belt.
De landinstellingen van de modem wijzigen
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op Hardware en geluiden.
3Klik op Telefoon- en modemopties.
Het venster Locatiegegevens verschijnt.
4Voer de benodigde gegevens in en klik op OK.
Het venster Telefoon- en modemopties verschijnt.
5Selecteer uw locatie op het tabblad Kiesregels.
6Klik op de knop Bewerken om de huidige configuratie te wijzigen.
Het venster Locatie bewerken verschijnt.
Of
Klik op de knop Nieuw om de modem te configureren.
Het venster Nieuwe locatie verschijnt.
7Controleer de land/regio-instellingen en zorg ervoor dat deze overeenkomen met de plaats van waaruit u belt.
Pulskeuze wordt mogelijk niet ondersteund in sommige regio's.
8Als u de locatie-instellingen hebt gewijzigd, klikt u op Toepassen en vervolgens op OK.
Het venster Telefoon- en modemopties verschijnt.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.