Dit is de Xperia™ XZ Premium-gebruikershandleiding voor de Android™ 7.1.1-
softwareversie. Als u niet zeker weet welke softwareversie uw apparaat gebruikt,
dan kunt u dat controleren in het menu Instellingen.
Het bijwerken van het systeem en de applicaties kan ervoor zorgen dat functies van het
apparaat anders worden gepresenteerd. Voor meer informatie over software-updates
raadpleegt u
De huidige softwareversie van uw apparaat bekijken
1Tik in het Startscherm op .
2Ga naar Instellingen > Over de telefoon > Android™-versie.
Het modelnummer en de naam van uw apparaat vinden
1Tik in het Startscherm op
2Tik op
Het modelnaam en de naam van het apparaat worden weergegeven.
Uw apparaat bijwerken
.
op de pagina 50.
.
Beperkingen van services en functies
Bepaalde services en functies die in deze Gebruikershandleiding worden
beschreven, worden mogelijk niet voor alle landen of regio's of voor alle
netwerken en serviceproviders in alle gebieden ondersteund. Het internationale
GSM-alarmnummer kan altijd in alle landen, regio's, netwerken en door alle
serviceproviders worden gebruikt, mits het apparaat met het mobiele netwerk is
verbonden. Neem contact op met uw netwerkaanbieder of serviceprovider om de
beschikbaarheid te bepalen van bepaalde services of functies en om na te gaan of
dit extra kosten voor toegang of gebruik met zich meebrengt.
Het gebruik van bepaalde functies en applicaties die in deze handleiding zijn
beschreven, kunnen internettoegang vereisen. Er kunnen kosten voor
dataoverdracht in rekening worden gebracht wanneer u verbinding maakt met
internet met uw apparaat. Neem contact op met uw draadloze serviceprovider
voor meer informatie.
Uw apparaat ondersteunt alleen nano-SIM-kaarten. De nano-SIM-kaart en de
geheugenkaart hebben elk een eigen sleuf. Zorg dat u beide niet met elkaar
verwart.
Om gegevensverlies te voorkomen, moet u het apparaat uitschakelen of de geheugenkaart
ontkoppelen voordat u de houder er uit haalt om de nano-SIM-kaart of geheugenkaart uit
het apparaat te verwijderen.
Een nano-SIM-kaart en een geheugenkaart plaatsen
Snij of knip niet in een SIM-kaart omdat dit het apparaat kan beschadigen.
1Trek de geheugenkaartlade en de SIM-kaartlade naar buiten met een
vingernagel.
2Plaats de SIM-kaart stevig in de SIM-kaartlade. Zie de afbeelding.
3Plaats de geheugenkaart stevig in de geheugenkaartlade. Zie de afbeelding.
4Duw eerst de SIM-kaartlade en vervolgens de geheugenkaartlade terug in
de betreende sleuven totdat ze passen.
De nano-SIM-kaart verwijderen
1Schakel het apparaat uit.
2Open de cover van de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf terwijl u het scherm
naar beneden houdt.
3Trek lade 1 en lade 2 naar buiten met een vingernagel.
4Verwijder de nano-SIM-kaart en druk de lade voorzichtig helemaal terug in
de sleuf.
5Sluit de cover van de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf.
2Open de cover van de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf terwijl u het apparaat
naar beneden houdt.
3Verwijder de geheugenkaart uit de lade.
4Sluit de cover van de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf.
Schermbeveiliging
Verwijder de beschermfolie door aan het lipje te trekken voordat u het apparaat gebruikt.
Het wordt aanbevolen om uw apparaat te beschermen met een schermhoes van
Sony of een bescherming die bedoeld is voor uw Xperia™-model. Door voor uw
beeldscherm gebruik te maken van beschermingsmiddelen van andere merken,
kan het zijn dat uw apparaat niet goed functioneert omdat sensoren, lenzen,
luidsprekers of microfoons mogelijk bedekt worden. Hierdoor kan de garantie
komen te vervallen.
Uw apparaat de eerste keer inschakelen
Het wordt aangeraden de batterij minimaal dertig minuten op te laden voordat u
het apparaat voor het eerst inschakelt. U kunt uw apparaat gebruiken tijdens het
opladen. Meer informatie over het opladen vindt u in
pagina 46.
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt u aan de hand van een
installatiehandleiding geholpen bij het configureren van de basisinstellingen, het
personaliseren van uw apparaat en u aan te melden bij bepaalde accounts,
bijvoorbeeld een Google™-account.
Uw apparaat opladen
op de
Het apparaat inschakelen
Het is
belangrijk dat u de USB Type-C™-kabel gebruikt (meegeleverd) wanneer u uw
apparaat oplaadt. Andere USB-kabeltypen kunnen uw apparaat namelijk beschadigen. Laad
de batterij gedurende ten minste 30 minuten op voordat u het apparaat voor het eerst
inschakelt.
1Houd de aan-uittoets ingedrukt tot het apparaat trilt.
2Voer de pincode van uw simkaart in wanneer hierom wordt gevraagd en tik
vervolgens op .
3Wacht even tot het apparaat start.
De pincode van uw simkaart wordt aanvankelijk door uw netwerkoperator geleverd, maar u
kunt deze later wijzigen in het menu Instellingen. Als u een fout wilt corrigeren tijdens het
invoeren van de pincode van uw simkaart, tikt u op .
Het apparaat uitschakelen
1Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het optiemenu wordt weergegeven.
2Tik in het optiemenu op Uitschakelen.
Het kan even duren voordat het apparaat uit gaat.
Waarom heb ik een Google™-account nodig?
Uw Xperia™-apparaat van Sony gebruikt het Android™-platform dat is ontwikkeld
door Google. Een groot aantal verschillende Google-applicaties en -services is bij
aankoop van uw apparaat beschikbaar, bijvoorbeeld Gmail™, Google Maps™,
YouTube™ en de Play Store™-applicatie, waarmee u toegang hebt tot de Google
Play™-onlinewinkel voor het downloaden van Android-applicaties. Om het beste
uit deze services te halen, hebt u een Google-account nodig. Met een Googleaccount kunt u bijvoorbeeld het volgende doen:
•Applicaties downloaden en installeren van Google Play.
•E-mail, contacten en de agenda synchroniseren met Gmail.
•Chatten met vrienden met de Duo™-applicatie.
•Browsergeschiedenis en bladwijzers synchroniseren met de webbrowser Google
Chrome™.
•Uzelf na een softwarereparatie kenbaar maken als de bevoegde gebruiker met
behulp van Xperia™ Companion.
•Een verloren of gestolen apparaat op afstand vinden, vergrendelen of wissen met
behulp van Android-apparaatbeheer.
Ga naar
http://support.google.com
voor meer informatie over Android en Google.
Het is erg belangrijk dat u de gebruikersnaam en het wachtwoord van uw Google-account
onthoudt. In sommige gevallen moet u zich vanwege veiligheidsredenen identificeren met
uw Google-account. Als u in dergelijke gevallen de gebruikersnaam of het wachtwoord van
Google niet kunt invullen, wordt uw apparaat vergrendeld. Als u meerdere Google-accounts
hebt, zorg dan dat u de gegevens van het betreende account invult.
Een Google™-account instellen op uw apparaat
1Tik in het Startscherm op
.
2Tik vervolgens op Instellingen > Accounts en synchronisatie > Account
toevoegen > Google.
3Volg de registratiewizard om een Google™-account te maken of meld u aan
als u al een account hebt.
U kunt u ook aanmelden
de installatiegids wanneer u het apparaat voor het eerst start. Of maak online een account
op
www.google.com/accounts
bij een Google™-account of een account maken aan de hand van
1Tik in het Startscherm op .
2Tik op Instellingen > Accounts en synchronisatie > Google.
3Selecteer het Google™-account dat u wilt verwijderen.
4Tik op > Account verwijderen.
5Tik opnieuw op Account verwijderen om te bevestigen.
Als u uw Google™-account verwijdert,zijn beveiligingsfuncties die aan uw Google™account zijn gekoppeld, niet langer beschikbaar.
Het apparaat bevat beveiligingsopties. Deze worden sterk aanbevolen in geval van
verlies of diefstal.
•Stel een veilige schermvergrendeling op uw apparaat in met behulp van een PIN,
wachtwoord of patroon om te voorkomen dat anderen toegang hebben tot uw
apparaat of het resetten.
•Voeg een Google™-account toe om te voorkomen dat anderen uw apparaat
gebruiken als het gestolen of gewist wordt.
•Activeer de webservice Android-apparaatbeheer. Met deze service kunt u een
verloren apparaat op afstand vinden, vergrendelen of wissen.
Het eigendom van het apparaat controleren
Voor bepaalde beveiligingsfuncties dient u het scherm te ontgrendelen met uw
pincode, wachtwoord, patroon, of door de gegevens van uw Google™-account in
te voeren. Hieronder vindt u voorbeelden van beveiligingsfuncties en de
benodigde inloggegevens:
Bescherming voor het
herstellen van de
fabrieksinstellingen
Android™apparaatbeheer
Xperia™ Companionsoftwarereparatie
Voor Android-apparaatbeheer is het noodzakelijk om informatie van een Google-account in
te vullen. Dit kan elk Google-account zijn dat u als eigenaar op het apparaat hebt ingesteld.
Als u de relevante accountgegevens niet kunt invoeren tijdens het instelproces, dan kunt u
het apparaat helemaal niet gebruiken.
U moet uw scherm ontgrendelen voordat u de
fabrieksinstellingen kunt herstellen.
Als u deze service gebruikt om uw apparaat op afstand te
resetten, moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord
voor een Google-account invullen. Het apparaat moet
verbinding maken met internet voordat het
installatieproces kan worden voltooid. Anders kunt u uw
apparaat na de resetpoging niet gebruiken.
U moet uw gebruikersnaam en het wachtwoord van uw
Google-account invoeren wanneer u het apparaat na de
reparatie weer inschakelt.
Schermvergrendeling
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de VS.
Er zijn verschillende opties voor schermvergrendeling beschikbaar. Het
beveiligingsniveau van elk type vergrendeling staat hieronder vermeld op volgorde
van zwak naar sterk:
•Vegen: geen beveiliging, maar u hebt snel toegang tot het startscherm.
•Patroon: teken een eenvoudig patroon met uw vinger om het apparaat te
ontgrendelen.
•PIN: voer een pincode in van minstens vier cijfers om het apparaat te
ontgrendelen.
•Wachtwoord: voer een alfanumeriek wachtwoord in om het apparaat te
ontgrendelen.
•Vingerafdruk: plaats een geregistreerde vinger op de aan-uitknop om het apparaat
te ontgrendelen.
Het is heel belangrijk dat u het patroon, de PIN of het wachtwoord voor
schermvergrendeling onthoudt. Als u deze informatie vergeet, kunt u belangrijke
gegevens, zoals contacten en berichten, mogelijk niet meer herstellen. Als u een
Microsoft® Exchange ActiveSync®-account (EAS) op uw Xperia™-apparaat hebt
ingesteld, is het type schermvergrendeling mogelijk beperkt tot alleen PIN of
wachtwoord op basis van de EAS-beveiligingsinstellingen. Dit treedt op wanneer
uw netwerkbeheerder uit veiligheidsoogpunt voor het bedrijf een
schermvergrendelingstype heeft ingesteld voor alle EAS-accounts. Neem contact
op met de netwerkbeheerder van uw bedrijf of organisatie om te controleren welk
netwerkbeveiligingsbeleid voor mobiele apparaten van toepassing is.
Voor meer informatie over elk schermvergrendelingstype tikt u op naast
Schermvergrendeling.
Het schermvergrendelingstype wijzigen
1Tik in het Startscherm op het .
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling.
3Kies een optie en volg de instructies op het apparaat om de huidige
schermvergrendeling te bevestigen.
Een patroon voor schermontgrendeling maken
1Tik in het Startscherm op het
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling > Patroon.
3Kies een optie en volg de instructies op het apparaat.
.
Als u vijf maal achtereen een onjuist vergrendelingspatroon invoert, dient u dertig
seconden te wachten voordat u het opnieuw kunt proberen.
Het patroon voor schermontgrendeling wijzigen
1Tik in het Startscherm op het .
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling.
3Teken uw ontgrendelingspatroon voor het scherm.
4Tik op Patroon, kies een optie en volg de instructies op het apparaat.
Een pincode voor schermvergrendeling maken
1Tik in het Startscherm op
.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling > PIN.
3Kies een optie. Voer een numerieke PIN in en tik op DOORGAAN.
4Voer de PIN opnieuw in, controleer deze en tik op OK.
Een wachtwoord voor schermvergrendeling maken
1Tik in het Startscherm op
.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling > Wachtwoord.
3Kies een optie en volg de instructies op het apparaat.
De ontgrendelfunctie Vegen activeren
1Tik in het Startscherm op
.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling.
3Teken het ontgrendelpatroon op uw scherm of vul uw pincode of
wachtwoord in, afhankelijk van welk type schermvergrendeling is
U kunt met uw vingerafdruk het apparaat snel ontgrendelen. U kunt deze functie
pas gebruiken als u een vingerafdruk hebt geregistreerd en als u deze functie in
Vingerafdrukbeheer hebt ingeschakeld.
Als u de optie ontgrendelen met vingerafdruk hebt ingeschakeld, fungeert de
schermvergrendeling met patroon, PIN of wachtwoord als een alternatieve
ontgrendelingsmethode.
Als u andere schermvergrendelingstypen selecteert, worden alle vingerafdrukinstellingen
gewist.
Het apparaat ontgrendelen met uw vingerafdruk
•Als de schermvergrendeling is geactiveerd, plaatst u uw vinger op de aan-
uitknop zodat het apparaat uw vingerafdruk kan scannen en het scherm kan
ontgrendelen. Zorg dat u een vinger gebruikt die u in Vingerafdrukbeheer
hebt geregistreerd.
Als het u na vijf pogingen niet is gelukt om het scherm met uw vingerafdruk te
ontgrendelen, kunt u het reservepatroon, de reservepincode of het reservewachtwoord
gebruiken.
Een vergeten schermvergrendeling opnieuw instellen
Als u de PIN, het wachtwoord of het patroon voor de schermvergrendeling bent
vergeten, kunt u deze opnieuw instellen met Android™-apparaatbeheer of met
Xperia™ Companion door een beveiligingslaag of inhoud op het apparaat te
verwijderen.
Voor het activeren van Android-apparaatbeheer zie
met behulp van Android™-apparaatbeheer
Voor het activeren van Xperia™ Companion-services zie
repareren
op pagina 161.
op pagina 22.
Een verloren apparaat zoeken
De apparaatsoftware
De schermvergrendeling opnieuw instellen met Android™-apparaatbeheer
1Meld u aan met hetzelfde Google-account waarmee u uw apparaat hebt
ingesteld.
2Tik in het Startscherm op
3Tik op Instellingen > Google > Beveiliging.
4Tik op de schuifregelaar naast Op afstand vergrendelen en wissen
toestaan en tik op Deze apparaatbeheerder activeren.
5Ga naar
Google-account om te controleren of Android-apparaatbeheer uw apparaat
kan vinden nadat u de service hebt geactiveerd.
www.google.com/android/devicemanager
.
en meld u aan met uw
Vingerafdrukbeheer
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de VS.
Vingerafdrukbeheer registreert gegevens over vingerafdrukken die kunnen worden
gebruikt als extra beveiligingsmethode voor het ontgrendelen van het apparaat of
om aankopen te verifiëren. U mag maximaal vijf vingerafdrukken registreren op het
apparaat.
Voordat u de Vingerafdruksensor gebruikt, controleert u of de sensor schoon is en
van zichtbaar vocht.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3Tik op VOLGENDE en bevestig indien gevraagd uw patroon, PIN of
wachtwoord.
4Volg de instructies op het scherm om de registratie van de vingerafdruk te
voltooien.
Als u een vingerafdruk voor het eerst registreert, wordt u gevraagd ook een patroon, PIN of
wachtwoord in te stellen als schermvergrendeling als u dit nog niet hebt gedaan.
De Vingerafdruksensor bevindt zich op de aan-uitknop en niet op het scherm van uw
apparaat. Voordat u de Vingerafdruksensor gebruikt, controleert u of de sensor schoon is
en vrij is van zichtbaar vocht.
Extra vingerafdrukken registreren
1Tik in het Startscherm op .
2Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3Bevestig uw patroon, PIN of wachtwoord.
4Tik op
en volg de instructies op het scherm.
Een geregistreerde vingerafdruk verwijderen
1Tik in het Startscherm op
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3Tik op de geregistreerde vingerafdruk en tik op VERWIJDEREN >
VERWIJDEREN.
De naam van een geregistreerde vingerafdruk wijzigen
1Tik in het Startscherm op
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3Tik op een geregistreerde vingerafdruk in de lijst en voer vervolgens een
naam in voor de vingerafdruk.
4Tik op OK.
Het apparaat automatisch ontgrendelen
Met de functie Smart Lock kunt u het apparaat in bepaalde situaties automatisch
ontgrendelen, bijvoorbeeld als het is verbonden met een Bluetooth®-apparaat of
als u het met u meedraagt. Als Smart Lock is ingeschakeld, moet u het apparaat
nog altijd handmatig ontgrendelen als het apparaat opnieuw wordt opgestart en
als het apparaat 4 uur niet is geactiveerd.
Kies uit de volgende Smart Lock-instellingen:
•Lichaamsdetectie: Houd het apparaat ontgrendeld als u het bij u draagt.
•Vertrouwde plaatsen: Houd het apparaat ontgrendeld als u zich op een
vertrouwde locatie bevindt.
•Vertrouwde apparaten: houd het apparaat ontgrendeld als een vertrouwd
Bluetooth®- of NFC-apparaat is verbonden.
•Vertrouwd gezicht: ontgrendel het apparaat door ernaar te kijken.
•Vertrouwde stem: ontgrendel het apparaat met spraakherkenning uit het
vergrendelingsscherm of als het oplaadt, en activeer vervolgens Google™.
De functie Smart Lock is ontwikkeld door Google™ en de functionaliteit ervan kan
veranderen door updates. De functie is mogelijk niet in alle markten, landen of regio's
beschikbaar.
1Stel een patroon, PIN of wachtwoord in als schermvergrendeling als u dit
nog niet hebt gedaan.
2Tik in het Startscherm op .
3Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Trust-agents.
4Tik op de schuifregelaar Smart Lock (Google) om de functie in te schakelen.
5Tik op de pijl-terug naast Trust-agents.
6Tik vervolgens op Smart Lock.
7Voer uw patroon, PIN of wachtwoord in. Telkens als u de Smart Lock-
instellingen wilt wijzigen, moeten deze referenties worden ingevoerd.
Het apparaat ontgrendeld houden terwijl u het bij u draagt
Met de functie Lichaamsdetectie blijft het apparaat ontgrendeld als u het
meeneemt in uw hand, broekzak of tas. Als de versnellingsmeter van het apparaat
detecteert dat het toestel wordt meegenomen, blijft het ontgrendeld. Het
apparaat wordt vergrendeld als de versnellingsmeter merkt dat het apparaat wordt
neergelegd.
Let op de volgende acties als u de functie Lichaamdetectie gebruikt:
•Telkens wanneer u het apparaat neerlegt en het apparaat detecteert dat het niet
meer wordt meegedragen, wordt het apparaat automatisch vergrendeld.
•Het kan een minuut duren voordat het wordt vergrendeld.
•Als u in een auto, bus, trein of ander voertuig stapt, kan het vijf tot tien minuten
duren voordat het apparaat wordt vergrendeld.
•Let op dat als u aan boord van een vliegtuig of boot gaat (of een ander niet-
landvoertuig), het apparaat wellicht niet automatisch wordt vergrendeld. Indien
nodig vergrendelt u het apparaat handmatig.
•Als u het apparaat weer oppakt of uit het voertuig stapt, ontgrendelt u het
apparaat en vervolgens blijft het ontgrendeld zolang u het bij u draagt.
De functie Lichaamsdetectie kan niet onderscheiden wie het apparaat heeft opgepakt. Als u
uw apparaat aan iemand anders geeft terwijl het is ontgrendeld met Lichaamsdetectie, blijft
het apparaat bij de andere gebruiker ontgrendeld. Vergeet niet dat Lichaamsdetectie als
beveiligingsfunctie minder veilig is dan een patroon, pincode of wachtwoord.
Als u regelmatig verbinding maakt met bepaald Bluetooth®- of NFC-apparaat,
bijvoorbeeld met een thuisbioscoop of fitnesstracker, kunt u dit apparaat
toevoegen als een vertrouwd apparaat en de extra beveiliging van het
vergrendelingsscherm omzeilen om tijd te sparen. Deze functie is met name
handig als u dit apparaat normaal gesproken op een veilige plek gebruikt. In
bepaalde gevallen moet u het apparaat toch handmatig ontgrendelen voordat een
vertrouwd apparaat kan worden aangesloten.
Het wordt niet aanbevolen apparaten die onafgebroken verbonden zijn met het apparaat,
zoals Bluetooth®-toetsenborden of -muizen, aan te merken als vertrouwde apparaten.
Zodra een vertrouwd apparaat wordt uitgeschakeld of buiten bereik raakt, wordt het
scherm vergrendeld en dient u een pincode, patroon of wachtwoord in te voeren om het te
ontgrendelen.
Een vertrouwd Bluetooth®-apparaat toevoegen of verwijderen
1Zorg dat het apparaat is gekoppeld en verbonden met het Bluetooth®-
apparaat dat u wilt toevoegen als vertrouwd apparaat.
2Tik in het Startscherm op
3Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart Lock.
4Tik in het menu Smart Lock op Vertrouwde apparaten > VERTROUWD
APPARAAT TOEVOEGENBluetooth
5Tik op een apparaatnaam om dit apparaat uit de lijst met verbonden en
gekoppelde apparaten te selecteren en tik vervolgens op JA, TOEVOEGEN.
6Verwijder een gekoppeld apparaat door het in de lijst te selecteren en op
VERTROUWD APPARAAT VERWIJDEREN te tikken.
.
Een vertrouwd NFC-apparaat toevoegen of verwijderen
1Zorg dat het apparaat is gekoppeld en verbonden met het Bluetooth®-
apparaat dat u wilt toevoegen als vertrouwd apparaat.
2Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart Lock.
3Tik op Vertrouwde apparaten > VERTROUWD APPARAAT TOEVOEGEN >
NFC.
4Volg de instructies op het scherm.
5Verwijder een gekoppeld apparaat door het in de lijst te selecteren en op
VERTROUWD APPARAAT VERWIJDEREN te tikken.
Zorgen dat u veilig bent bij het gebruik van vertrouwde
apparaten
Verschillende Bluetooth®-apparaten ondersteunen verschillende Bluetooth®standaarden en beveiligingsmogelijkheden. De mogelijkheid bestaat dat iemand
uw Xperia™-apparaat ontgrendeld houdt door uw Bluetooth®-verbinding te
imiteren, zelfs als het vertrouwde apparaat niet meer in de buurt is. Het apparaat
kan niet altijd bepalen of een verbinding beveiligd is tegen imitatie.
Als het apparaat niet kan bepalen of u een beveiligde verbinding gebruikt,
verschijnt op het Xperia™-apparaat een melding en moet u het eventueel
handmatig ontgrendelen, voordat het vertrouwde apparaat het ontgrendeld kan
houden.
Het verbindingsbereik van Bluetooth® is
het verbonden Bluetooth®-apparaat en de omgeving. Afhankelijk van deze factoren
kunnen Bluetooth®-verbindingen functioneren over een afstand van wel honderd meter.
afhankelijk van factoren als het apparaatmodel,
Verbinding maken met vertrouwde plaatsen
Als de functie Vertrouwde plaatsen is ingesteld, wordt de beveiliging van het
vergrendelingsscherm op het Xperia™-apparaat uitgeschakeld als u zich in een
aangewezen vertrouwde locatie bevindt. Deze functie werkt alleen als u een
internetverbinding hebt (bij voorkeur via Wi-Fi) en het apparaat toestemming heeft
uw actuele locatie te gebruiken.
U stelt vertrouwde plaatsen in door eerst te controleren of op het apparaat de
locatiemodus Hoge nauwkeurigheid of de locatiemodus Energiebesparing is
ingeschakeld. Vervolgens voegt u de thuislocatie of andere locaties toe.
De exacte afmetingen van een vertrouwde locatie worden geschat en kunnen buiten de
fysieke grenzen van uw huis liggen, of ander gebieden die zijn toegevoegd als vertrouwde
locaties. Met deze functie blijft uw apparaat ontgrendeld binnen een straal van tachtig
meter. Houd er rekening mee dat locatiesignalen kunnen worden gerepliceerd of
gemanipuleerd. Iemand met toegang tot speciale apparatuur kan uw apparaat
ontgrendelen.
Uw thuislocatie toevoegen
1Tik in het Startscherm op .
2Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Smart Lock >Vertrouwde plaatsen > Startscherm.
3Voer de gewenste locatie in door het adres in te voeren op de zoekbalk. De
3Selecteer uw thuislocatie.
4Tik op Bewerken.
5Voer in de zoekbalk de locatie in die u als thuislocatie wilt gebruiken.
.
Als er andere woningen hetzelfde adres hebben, voegt u de daadwerkelijke locatie van uw
woning binnen het gebouwencomplex toe als een aangepaste plaats.
Uw thuislocatie verwijderen
1Tik in het Startscherm op
.
2Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Smart Lock >Vertrouwde plaatsen > Startscherm.
3Tik op Bewerken >
.
Aangepaste locaties gebruiken
U kunt elke locatie toevoegen als een vertrouwde, aangepaste plaats waar het
apparaat ontgrendeld kan blijven.
3Selecteer de plek die u wilt verwijderen.
4Tik op Verwijderen.
.
SIM-kaartbeveiliging
U kunt elke SIM-kaart die u in uw apparaat gebruikt, vergrendelen en ontgrendelen
met een pincode (persoonlijkidentificatienummer). Als een SIM-kaart is
vergrendeld, is het bijbehorende abonnement beschermd tegen ongeoorloofd
gebruik. Telkens wanneer u uw apparaat inschakelt, moet u dus een pincode
invoeren.
Als u uw pincode te vaak onjuist invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd. U moet
dan de PUK-code (Personal Unblocking Key) en een nieuwe pincode invoeren. U
ontvangt de pincode en de PUK-code van uw netwerkoperator.
Een SIM-kaartblokkering instellen of opheen
1Tik in het startscherm op
2Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
SIM-kaartvergrendeling instellen.
3Tik op de schuifregelaar SIM vergrendelen om de SIM-kaartblokkering in of
uit te schakelen.
4Voer de pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK. De SIM-kaartblokkering is
nu actief en telkens wanneer u het apparaat opnieuw start, wordt u
gevraagd om de pincode in te vullen.
De pincode van de SIM-kaart wijzigen
1Tik in het Startscherm op
2Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
SIM-kaartvergrendeling instellen.
3Tik op SIM PIN-code wijzigen.
4Voer de oude pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
5Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
6Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart opnieuw in en tik op OK.
.
.
Een geblokkeerde SIM-kaart met behulp van een PUK-code deblokkeren
1Voer de PUK-code in en tik op
2Voer een nieuwe PIN-code in en tik op
3Voer de nieuwe PIN-code nogmaals in en tik op .
Als u te vaak een onjuiste PUK-code hebt ingevoerd, dient u contact met uw
netwerkprovider op te nemen voor een nieuwe SIM-kaart.
Uw apparaat heeft een uniek identificatienummer. Dit nummer wordt de IMEI
(International Mobile Equipment Identity) genoemd. Zorg dat u een kopie van dit
nummer bewaart. U kunt dit bijvoorbeeld nodig hebben als u de
ondersteuningsdienst Xperia™ Care gebruikt om uw apparaat te registreren. En als
uw apparaat wordt gestolen, kunnen sommige netwerkproviders uw IMEI-nummer
gebruiken om ervoor te zorgen dat het apparaat geen toegang meer krijgt tot het
netwerk in uw land of regio.
Uw IMEI-nummer op de etiketstrook bekijken
1Open de cover van de nano-SIM/geheugenkaartsleuf.
2Verwijder de geheugenkaartlade.
3Sleep de strook naar buiten met een vingernagel. Het IMEI-nummer staat op
de strook.
U kunt het IMEI-nummer ook weergeven door de telefoonkiezer te openen en *#06# in te
voeren.
Uw IMEI-nummer weergeven via de apparaatinstellingen
1Tik in het Startscherm op
2Tik op Instellingen > Over de telefoon > Status > IMEI-informatie.
.
Een verloren apparaat zoeken met behulp van Android™apparaatbeheer
Google™ biedt een locatie- en beveiligingswebservice aan die Androidapparaatbeheer heet. Als u uw apparaat verliest, kunt u Android-apparaatbeheer
gebruiken om:
•Naar de locatie van uw apparaat te zoeken en deze te tonen.
•Uw apparaat te bellen of vergrendelen, alles om uw apparaat te wissen, of een
telefoonnummer toe te voegen aan uw vergrendelingsscherm.
Ga voor meer informatie over Android-apparaatbeheer naar
www.support.google.com
Android-apparaatbeheer werkt niet als uw apparaat is uitgeschakeld of als het geen
verbinding heeft met internet. De service van Android-apparaatbeheer is mogelijk niet in
alle landen of regio's beschikbaar.
Android™-apparaatbeheer activeren
1Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, zorg dan dat u bent
aangemeld als de eigenaar.
2Controleer of u over een actieve gegevensverbinding beschikt en of
locatieservices op uw apparaat zijn ingeschakeld.
3Tik in het Startscherm op
4Tik op Instellingen > Google > Beveiliging.
5Tik op de schuifregelaars naast Dit apparaat op afstand lokaliseren en Op
afstand vergrendelen en wissen toestaan om beide functies in te
schakelen.
6Accepteer de voorwaarden door op Deze apparaatbeheerder activeren te
tikken als u hierom wordt gevraagd.
7Ga naar
Google™-account om te controleren of Android™-apparaatbeheer uw
apparaat kan vinden nadat u de service hebt geactiveerd.
www.android.com/devicemanager
.
.
en meld u aan met uw
U kunt Android-apparaatbeheer ook activeren via Vergrendelingsscherm & beveiliging
onder apparaatbeheerfuncties.
•Blader snel, bijvoorbeeld in een lijst of een webpagina. U kunt het bladeren
stoppen door op het scherm te tikken.
Het scherm vergrendelen en ontgrendelen
Wanneer uw apparaat is ingeschakeld en gedurende een bepaalde periode
inactief is, wordt het scherm verduisterd om batterijstroom te besparen en wordt
het scherm ook automatisch vergrendeld. Deze vergrendeling voorkomt dat u per
ongeluk ongewenste bewerkingen uitvoert op het aanraakscherm wanneer u de
telefoon niet gebruikt. Wanneer u het apparaat koopt, is er al een
basisveegvergrendeling ingesteld. Dit betekent dat u op het scherm omhoog of
naar links moet vegen om het te ontgrendelen. U kunt de beveiligingsinstellingen
later wijzigen en andere typen vergrendeling toevoegen. Zie
op de pagina 14.
•Wanneer het scherm actief is, drukt u kort op de aan-uitknop
.
Startscherm
Het startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. Het is
vergelijkbaar met het bureaublad op een computerscherm. Uw startscherm kan
maximaal twintig deelvensters bevatten, die groter zijn dan de normale breedte
van de schermweergave. Het aantal deelvensters in het startscherm wordt
aangegeven met een reeks stippen onder aan het startscherm. De gemarkeerde
stip toont het deelvenster dat momenteel wordt weergegeven.
Welkom bij de Xperia™-widget: tik om de widget te openen en selecteer een taak zoals het
1
kopiëren van inhoud van het oude apparaat of het instellen van Xperia™-services
2Stippen: geven het aantal deelvensters in het startscherm aan
U kunt nieuwe vensters toevoegen aan uw startscherm (maximaal twintig
vensters) en vensters verwijderen. U kunt tevens het venster instellen dat u wilt
gebruiken als het hoofdvenster voor het startscherm.