Sony CYBER-SHOT DSC-T300 User Manual [nl]

VKLIK!
Inhoud
Basisbedieningen
De opnamefuncties gebruiken
Digitale camera
Cyber-shot-handboek
DSC-T300
Alvorens het apparaat te bedienen, leest u dit handboek, de "Gebruiksaanwijzing" en de "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" aandachtig door en bewaart u deze voor latere naslag.
De weergavefuncties gebruiken
De instellingen veranderen
Beelden weergeven op een televisie
De camera met uw computer gebruiken
Stilstaande beelden afdrukken
Problemen oplossen
Overige
Index
© 2008 Sony Corporation 3-288-698-73(1)
NL

Opmerkingen over het gebruik van de camera

Opmerkingen over de typen "Memory Stick" die u kunt gebruiken (niet bijgeleverd)
"Memory Stick Duo": U kunt een "Memory Stick Duo" gebruiken met de camera.
"Memory Stick":
U kunt geen "Memory Stick" gebruiken met de camera.
Andere geheugenkaarten kunnen niet worden gebruikt.
• Voor verdere informatie over de "Memory Stick Duo", zie pagina 141.
Bij gebruik van een "Memory Stick Duo" in een "Memory Stick"-compatibel apparaat
U kunt de "Memory Stick Duo" gebruiken door deze in de Memory Stick Duo-adapter (niet bijgeleverd) te steken.
Memory Stick Duo­adapter
Opmerkingen over de accu
• Laad de accu (bijgeleverd) op voordat u de camera voor het eerst gebruikt.
• U kunt de accu opladen ook als deze niet volledig leeg is. Bovendien, zelfs als de accu niet volledig is opgeladen, kunt u de gedeeltelijke lading van de accu gebruiken.
• Als u de accu gedurende een lange tijd niet denkt te gaan gebruiken, verbruikt u de resterende acculading, haalt u de accu uit de camera, en bewaart u de accu op een koele, droge plaats. Dit dient om de functies van de accu te behouden.
• Voor verdere informatie over bruikbare accu’s, zie pagina 143.
Carl Zeiss-lens
De camera is uitgerust met een lens van Carl Zeiss die in staat is scherpe beelden met een uitstekend contrast te reproduceren. De lens van de camera is geproduceerd onder een kwaliteitsborgingssysteem dat is gecertificeerd door Carl Zeiss in overeenstemming met de kwaliteitsnormen van Carl Zeiss in Duitsland.
Opmerkingen over het LCD-scherm en de lens
• Het LCD-scherm is vervaardigd met behulp van uiterste precisietechnologie zodat meer dan 99,99% van de beeldpunten effectief werkt. Echter, enkele kleine zwarte en/of heldere punten (wit, rood, blauw of groen) kunnen zichtbaar zijn op het LCD-scherm. Deze punten zijn een normaal gevolg van het productieproces, en hebben géén invloed op de opnamen.
Zwarte, witte, rode, blauwe of groene puntjes
• Als water of een ander vloeistof op het LCD­scherm spettert waardoor het nat wordt, veegt u het scherm onmiddellijk af met een zachte doek. Als vloeistof op het oppervlak van het LCD­scherm blijft zitten, kan de kwaliteit ervan achteruitgaan en een storing worden veroorzaakt.
• Als het LCD-scherm of de lens langdurig wordt blootgesteld aan direct zonlicht, kan dit tot defecten leiden. Wees voorzichtig wanneer u de camera bij een venster of buiten neerzet.
• Druk niet op het LCD-scherm. Het scherm kan dan verkleuren, waardoor een storing wordt veroorzaakt.
• In een koude omgeving kunnen de beelden op het LCD-scherm nasporen vertonen. Dit is normaal.
• Wees voorzichtig dat u niet tegen de lens stoot en er geen kracht op uitoefent.
2
Opmerkingen over het gebruik van de camera
De beelden in dit handboek
De beelden die in dit handboek gebruikt worden als voorbeeld, zijn gereproduceerde beelden die niet daadwerkelijk met de camera zijn opgenomen.
3

Inhoud

Opmerkingen over het gebruik van de camera.........................................2
Basistechnieken voor betere beelden....................................................... 9
Scherpstellen – Het onderwerp met succes scherpstellen ............................... 9
Belichting – De lichtintensiteit instellen ........................................................... 11
Kleur – Over het effect van de lichtbron .......................................................... 12
Kwaliteit – Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat" ......................................... 13
Flitser – Over het gebruik van de flitser ........................................................... 15
Plaats van de onderdelen ....................................................................... 16
Indicators op het scherm.........................................................................17
Bediening van het aanraakscherm .........................................................21
Het scherm veranderen .......................................................................... 22
Het interne geheugen gebruiken.............................................................24
Basisbedieningen
Beelden opnemen (automatische instelfunctie)...................................... 25
Beelden bekijken.....................................................................................30
Stilstaande beelden als een diavoorstelling bekijken..............................32
Beelden wissen.......................................................................................37
Meer informatie over de verschillende functies – HOME/Menu..............38
Menuonderdelen..................................................................................... 41
De opnamefuncties gebruiken
De opnamefunctie veranderen................................................................ 43
Beelden opnemen met Scènekeuze.......................................................44
Beelden opnemen (Automatische programmafunctie)............................ 48
Scherpstellen: De scherpstellingsmethode veranderen Lichtmeetfunctie: De lichtmeetfunctie kiezen ISO: De lichtgevoeligheid kiezen EV: De lichtintensiteit instellen
4
Inhoud
Menu voor opnemen ...............................................................................54
Beeldformaat: Het beeldformaat selecteren Flitser: De flitser instellen Gezichtsherkenning: Het gezicht van het onderwerp herkennen Lach-herkenning: De lach-herkenningsfunctie instellen Lach-herkenn.gevoeligheid: De gevoeligheid van de lach-herkenningsfunctie instellen Opn.functie: De ononderbroken opnamefunctie kiezen Scèneherkenning: De camera bepaalt de scène die moet worden opgenomen en maakt de opname EV: De lichtintensiteit instellen Lichtmeetfunctie: De lichtmeetfunctie kiezen Scherpstellen: De scherpstellingsmethode veranderen Witbalans: De kleurtinten instellen Witbalans onderwater: De kleurtinten instellen in de onderwaterfunctie Flitsniveau: De hoeveelheid flitslicht instellen Rode-ogeneffect: De rode-ogeneffectvermindering instellen DRO: De helderheid en het contrast optimaliseren Kleurfunctie: De levendigheid van het beeld veranderen of speciale effecten toevoegen SteadyShot: De antiwaasfunctie selecteren Opname-instellingn: De opname-instellingen selecteren
De weergavefuncties gebruiken
De weergavefunctie selecteren...............................................................65
(Datumweergave): Weergave op datum (Mapweergave): Weergave per map
(Favorieten): Beelden weergeven die zijn geregistreerd als favorieten
5
Inhoud
Menu voor weergeven ............................................................................67
(Datumlijst): De weergavedatum selecteren in de datumweergave
(Filteren op gezicht): Beelden weergeven die voldoen aan bepaalde criteria
(Favorieten toevoegen/verw.): Favorieten toevoegen/verwijderen
(Weergavefunctie): Omschakelen tussen de weergavefuncties
(Breed-zoombeeld): Stilstaande beelden weergeven met de beeldverhouding 16:9
(Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven
(Bijwerken): Stilstaande beelden bijwerken (Kleuren): Tekenen op stilstaande beelden
(Formaat wijzigen): Het beeldformaat veranderen overeenkomstig het gebruik
(Wissen): Beelden wissen
(Beveiligen): Per ongeluk wissen voorkomen
: Een afdrukmarkering aanbrengen (Afdrukken): Beelden afdrukken met een printer (Roteren): Beelden roteren (Map kiezen): De map selecteren voor het weergeven van beelden
(Volume-instellingen): Het volume instellen
Tekenen of stempels zetten op stilstaande beelden (Kleuren)...............81
De instellingen veranderen
De geheugenbeheerfunctie en de instellingen veranderen ....................83
Geheugen beheren ..........................................................................84
Geheugen-tool — Memory Stick-tool ...............................................84
Formatteren Opnamemap wijz.
Geheugen-tool — Intern geheugen-tool...........................................86
Formatteren
Instellingen .......................................................................................87
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 1.......................................... 87
Pieptoon Initialiseren Behuizing
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 2.......................................... 90
USB-aansluiting Video-uit
Opnamemap maken Kopiëren
Functiegids Kalibratie Demo Lach-sluiter
COMPONENT TV-TYPE
6
Inhoud
Opname-instellingn — Opname-instellingen 1 .................................92
AF-verlicht. AF-functie
Opname-instellingn — Opname-instellingen 2 .................................94
Autom. Oriëntatie Auto Review
Klokinstellingen.................................................................................95
Language Setting..............................................................................96
Stramienlijn Digitale zoom
Beelden weergeven op een televisie
Beelden weergeven op een televisie.......................................................97
De camera met uw computer gebruiken
Werken met uw Windows-computer......................................................101
De software (bijgeleverd) installeren.....................................................103
Over "Picture Motion Browser" (bijgeleverd).........................................105
Beelden naar een computer kopiëren met "Picture Motion Browser"...... 106
Beelden naar een computer kopiëren zonder "Picture Motion
Browser"................................................................................................110
Beeldbestanden bekijken die zijn opgeslagen op een computer door
ze naar de "Memory Stick Duo" van de camera te kopiëren.................113
"Music Transfer" (bijgeleverd) gebruiken ..............................................114
Uw Macintosh-computer gebruiken.......................................................115
De "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" raadplegen .....................117
Stilstaande beelden afdrukken
Stilstaande beelden afdrukken..............................................................118
Rechtstreeks beelden afdrukken op een PictBridge-compatibele
printer ....................................................................................................119
Beelden afdrukken in een winkel...........................................................122
7
Inhoud
Problemen oplossen
Problemen oplossen ............................................................................. 124
Foutcodes en meldingen.......................................................................136
Overige
Uw camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening............ 140
Informatie over de "Memory Stick Duo" ................................................141
Informatie over de accu ........................................................................143
Informatie over de acculader ................................................................144
Over het Cyber-shot Station ................................................................. 145
Index
Index ..................................................................................................... 147
8

Basistechnieken voor betere beelden

Scherp­stellen
Scherp­stellen
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, stelt de camera automatisch scherp (Automatische scherpstelling). Vergeet niet dat de ontspanknop slechts tot halverwege ingedrukt moet worden.
Druk de ontspanknop niet gelijk helemaal in.
Als scherpstellen moeilijk is Als het beeld zelfs na scherpstellen wazig is, kan dit komen doordat de camera is bewogen.
t Zie "Tips om wazige beelden te voorkomen" hierna.
Belich­ting
Kleur Kwaliteit
Flitser
Dit gedeelte beschrijft de basishandelingen voor het gebruik van uw camera. Hier wordt het gebruik beschreven van verschillende camerafuncties, zoals het HOME-scherm (pagina 38) en de menu's (pagina 40).
Het onderwerp met succes scherpstellen
AE/AF-
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
t [Scherpstellen] (pagina 48)
vergrendelingsindicator knippert , licht op/piept
Druk daarna de ontspanknop helemaal in.
9
Basistechnieken voor betere beelden
Tips om wazige beelden te voorkomen
De camera werd per ongeluk bewogen toen u een beeld opnam. Dit heet de "camerabeweging". Het kan ook zijn dat het onderwerp bewoog toen u het beeld opnam. Dit heet dan "onderwerpbeweging".
Camerabeweging
Oorzaak
Uw hand of lichaam bewoog terwijl u de camera vasthield en op de ontspanknop drukte, waardoor het gehele beeld wazig is geworden.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Gebruik een statief of plaats de camera op een vlakke ondergrond zodat de camera stevig staat.
• Neem op met een zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden en stabiliseer de camera door uw armen stevig tegen uw zij te drukken nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Onderwerpbeweging
Oorzaak
Ondanks dat de camera stil wordt gehouden, kan het onderwerp bewegen tijdens de belichtingstijd nadat op de ontspanknop is gedrukt, waardoor het onderwerp wazig is.
Opmerkingen
• De antiwaasfunctie is in de fabriek als standaardinstelling ingeschakeld zodat camerabewegingen automatisch worden verminderd. Dit helpt echter niet tegen onderwerpbewegingen.
• Bovendien treden camerabewegingen en onderwerpbewegingen vaak op bij zwakke belichting of lange sluitertijden, zoals die optreden wanneer (Schemer) of (Schemer-portret) is gekozen als de scènekeuzefunctie. In dergelijke gevallen houdt u bij het opnemen de bovenstaande tips in gedachten.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Selecteer (Hoge gevoeligheid) als de scènekeuzefunctie.
• Selecteer een hogere ISO-gevoeligheid om de sluitertijd korter te maken, en druk op de ontspanknop voordat het onderwerp beweegt.
10
Basistechnieken voor betere beelden
Belich­ting
U kunt diverse beelden creëren door de belichting en de ISO-gevoeligheid in te stellen. Belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de ontspanknop indrukt.
De lichtintensiteit instellen
Sluitertijd = De tijdsduur gedurende welke het licht in
Belichting:
Diafragma = De grootte van de opening waardoor het
Overbelichting
= te veel licht Te licht beeld
Juiste belichting
Onderbelichting
= te weinig licht Te donker beeld
de camera valt
licht in de camera valt
ISO-gevoeligheid (aanbevolen­belichtingsindex)
=
Gevoeligheid van het opnamemedium
In de automatische instelfunctie wordt de belichting automatisch ingesteld op de juiste waarde. U kunt deze echter ook handmatig instellen met behulp van de hieronder beschreven functies.
Belichtingswaarde (EV) aanpassen:
Hiermee kunt u de belichting aanpassen die door de camera is ingesteld (pagina 53).
Lichtmeetfunctie:
Hiermee kunt u het gedeelte van het onderwerp wijzigen dat wordt gemeten om de belichting in te stellen (pagina 51).
11
Basistechnieken voor betere beelden
ISO-gevoeligheid aanpassen (aanbevolen-belichtingsindex)
De ISO-gevoeligheid is een snelheidswaarde voor opnamemedia die gebruik maken van een beeldsensor die het licht opvangt. Zelfs wanneer de belichting hetzelfde is, zullen de beelden verschillen afhankelijk van de ISO-gevoeligheid. Om de ISO-gevoeligheid aan te passen, raadpleegt u pagina 52.
Hoge ISO-gevoeligheid
Neemt een helder beeld op, zelfs op donkere plaatsen, door een kortere sluitertijd in te stellen om onderwerpbeweging tegen te gaan. Het beeld wordt echter korrelig.
Lage ISO-gevoeligheid
Neemt een vloeiender beeld op. Echter, als de belichting onvoldoende is, kan het beeld donkerder worden.
Kleur
De natuurlijke kleur van het onderwerp wordt beïnvloed door de belichtingsomstandigheden.
Over het effect van de lichtbron
Voorbeeld: De kleur van een beeld wordt beïnvloed door de lichtbronnen
Weer/lichtbron
Eigenschappen van het licht
In de automatische instelfunctie worden de kleurtinten automatisch ingesteld. U kunt de kleurtinten echter ook handmatig instellen met [Witbalans] (pagina 60).
Daglicht Bewolkt Fluorescerend Gloeilamp
Wit (standaard) Blauwachtig Groengetint Roodachtig
12
Basistechnieken voor betere beelden
Kwaliteit
Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat"
Een digitaal beeld is samengesteld uit een groot aantal kleine puntjes, genaamd pixels. Als een beeld uit veel pixels bestaat, zal het beeld groot zijn, meer geheugenruimte in beslag nemen, en met scherpe details worden weergegeven. Het "Beeldformaat" wordt aangegeven met het aantal pixels. Ondanks dat u op het scherm van de camera het verschil niet kunt zien, verschillen de kleine details en de verwerkingstijd wanneer het beeld wordt afgedrukt of weergegeven op een computerscherm.
Beschrijving van de pixels en het beeldformaat
1 Beeldformaat: 10M
3648 pixels × 2736 pixels = 9.980.928 pixels
2 Beeldformaat: VGA
640 pixels × 480 pixels = 307.200 pixels
Pixels
Het gewenste beeldformaat selecteren (pagina 25)
Pixel
Veel pixels (Hoge beeldkwaliteit en groot bestand)
Weinig pixels (Lage beeldkwaliteit en klein bestand)
Voorbeeld: Afdrukken tot max. A3+-formaat
Voorbeeld: Beeld versturen als bijlage bij e-mailberichten
13
Basistechnieken voor betere beelden
De standaardinstellingen worden aangegeven met .
Beeldformaat Aanwijzingen voor gebruik Aantal beelden Afdrukken
10M
Voor afdrukken tot A3+ Minder
(3648×2736)
*1
3:2 (8M)
(3648×2432)
Met beeldverhouding 3:2 opnemen
Fijn
5M
Voor afdrukken tot A4
(2592×1944)
3M
(2048×1536)
VGA
(640×480)
16:9 (7M)
(3648×2056)
16:9 (2M)
Voor afdrukken tot 10×15 cm of 13×18 cm
Klein beeldformaat opnemen voor verzenden per e-mail
*2
Weergeven op HDTV’s en afdrukken tot A4
*2
Weergeven op HDTV’s
Meer
Minder
Grof
Fijn
(1920×1080)
Meer
*1) De beelden worden opgenomen met een beeldverhouding 3:2, net als afgedrukte foto’s, ansichtkaarten,
enz.
*2) De beelden vullen het gehele scherm. Beide randen van het beeld kunnen worden afgesneden tijdens het
afdrukken (pagina 133).
Videoformaat Frames/seconde Aanwijzingen voor gebruik
640(Fijn)
(640×480)
640(Standaard)
(640×480)
Ong. 30 Bewegend beelden van hoge kwaliteit opn.
voor TV-weerg
Ong. 17 Bewegende beelden van std. kwaliteit opn.
voor TV-weerg
Grof
320 (320×240) Ong. 8 Klein formaat opnemen voor verzenden per
e-mail
• Hoe groter het beeldformaat, hoe hoger de beeldkwaliteit.
• Hoe hoger het aantal frames per seconde, hoe vloeiender het weergavebeeld.
14
Basistechnieken voor betere beelden
Flitser
Over het gebruik van de flitser
De ogen van het onderwerp kunnen in het beeld rood zijn, of wazige, witte, ronde vlekken kunnen in het beeld verschijnen. Dit fenomeen kan worden tegengegaan door de volgende stappen te nemen.
Het "rode-ogeneffect"
Pupillen worden groter in een donkere omgeving. Het flitslicht wordt gereflecteerd door de bloedvaten op de achterkant van het oog (het netvlies) waardoor het "rode-ogeneffect" optreedt.
Camera Oog
Netvlies
Hoe kunt u het "rode-ogeneffect" verminderen?
• Stel [Rode-ogeneffect] in op [Aan] (pagina 62).
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de scènekeuzefunctie (pagina 44). (De flitser wordt automatisch
uitgesch akeld.)
• Als de ogen van het onderwerp in het beeld rood zijn, corrigeert u het beeld met behulp van [Bijwerken] in het weergavemenu (pagina 70) of met behulp van het bijgeleverde softwareprogramma "Picture Motion Browser".
De "witte, ronde vlekken"
Dit wordt veroorzaakt door deeltjes (stof, pollen, enz.) die dichtbij de lens zweven. Wanneer deze worden belicht door het flitslicht van de camera, worden ze zichtbaar als witte, ronde vlekken.
Camera
Onderwerp
Deeltjes (stof,
pollen, enz.) in
de lucht
Hoe kunt u de "witte, ronde vlekken" tegengaan?
• Verlicht het vertrek en neem het onderwerp zonder flitser op.
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de scènekeuzefunctie. (De flitser wordt automatisch uitgesch akeld.)
* Ondanks dat u (Hoge gevoeligheid) hebt geselecteerd als de scènekeuzefunctie, kan de sluitertijd
langer zijn bij zwakke belichting of op donkere plaatsen. In dergelijke gevallen gebruikt u een statief of houdt u uw armen stevig tegen uw zij gedrukt nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
15

Plaats van de onderdelen

Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
A W/T-zoomknop (28) B Ontspanknop (26) C Microfoon D (weergave-)toets (30) E POWER-toets/POWER-lampje F Flitser (29) G Lens H Zelfontspannerlampje (28)/
Lach-sluiterlamp (46)/ AF-verlichting (92)
I Lensafdekking
Onderkant
A LCD-scherm/aanraakscherm (21, 22) B Bevestigingsoog voor polsriem/
handgreep
C Luidspreker D Accu-insteekgleuf E Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USB­verbinding tussen de camera en de computer.
• Bij het aansluiten op de audio/video­ingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridge­compatibele printer.
F Toegangslampje G "Memory Stick Duo"-gleuf H Accu-uitwerphendel I Accu/"Memory Stick Duo"-deksel J Schroefgat voor statief
• Gebruik een statief met een schroef van minder dan 5,5 mm lang. Als de schroef te lang is, kunt u de camera niet stevig bevestigen en kan de camera worden beschadigd.
16

Indicators op het scherm

Raak [DISP] aan rechtsonder op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen (pagina 22). Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
Bij opname van stilstaande beelden
• De indicators worden niet allemaal afgebeeld in de (Eenvoudig opnemen) functie.
Bij opname van bewegende beelden
Indicator Betekenis
Lach­herkenningsgevoeligheid­indicator/aantal beelden (46)
Zoomvergroting (28, 93)
B
Indicator Betekenis
SteadyShot (64)
• Wordt afgebeeld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt in de standaardinstellingen.
Opnamemap (84)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
96 Aantal opneembare beelden
00:25:05 Opneembare tijd
Opnamemedium ("Memo ry
(uur:min:sec)
Stick Duo", intern geheugen)
AF-verlichting (92)
A
Indicator Betekenis
Resterende acculading
Waarschuwing voor zwakke accu (136)
17
Indicators op het scherm
Indicator Betekenis
Trillingswaarschuwing
• Geeft aan dat trillingen kunnen verhinderen dat de beelden scherp worden opgenomen als gevolg van onvoldoende belichting. Zelfs als de trillingswaarschuwing wordt afgebeeld, kunt u toch het beeld opnemen. Wij adviseren u echter de antiwaasfunctie in te schakelen, de flitser te gebruiken om een betere belichting te verkrijgen, of een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren (pagina 10).
Scèneherkenning (58)
Vermindering van het rode­ogeneffect (62)
Flitsniveau (62)
Opladen flitser
Opnamefunctie (57)
Gezichtsherkenning (55)/ Lach-herkenning (56)
Lichtmeetfunctie (51)
Scherpstellen (48)
Aanraak-AF-indicator (26)
Behuizing (88)
Witbalans (60, 61)
Kleurfunctie (63)
C
Indicator Betekenis
AF-bereikzoekerframe (48)
Zelfontspanner (28)
Database is vol (139)
DRO (63)
C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (136)
Histogram (23)
D
Indicator Betekenis
z AE/AF-
vergrendelingsindicator (26)
NR lange-sluitertijd
• Als de sluitertijd onder zwakke belichting langer wordt dan een bepaalde tijdsduur, treedt automatische NR (ruisonderdrukking) lange­sluitertijdfunctie in werking om de beeldruis te verminderen.
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (52) +2.0EV Belichtingswaarde (53)
Macro/Close-scherpstelling
(29)
• Wordt afgebeeld wanneer [Scherminstellingen] is ingesteld op [Alleen bld.].
18
Indicators op het scherm
Indicator Betekenis
Flitsfunctie (29)
• Wordt afgebeeld wanneer [Scherminstellingen] is ingesteld op [Alleen bld.].
Standby OPNMN.
0:12 Opnametijd (min:sec)
Standby/opnemen van bewegende beelden
Bij weergave van stilstaande beelden
Bij weergave van bewegende beelden
19
Indicators op het scherm
A
Indicator Betekenis
Resterende acculading
Waarschuwing voor zwakke accu (136)
Beeldformaat (14)
PictBridge-aansluiting (119)
Weergavefunctie (65)
Filteren op gezicht (67)
Favorieten (68)
Beveiliging (77)
Afdrukmarkering (DPOF) (122)
Weergavezoom (31)
B
Indicator Betekenis
Weergavemap (80)
• Dit wordt niet afgebeeld
wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
8/8 Beeldnummer/Aantal
beelden opgenomen in de gekozen map
Weergavemedium
("Memory Stick Duo", intern geheugen)
PictBridge-aansluiting (121)
• Koppel de kabel voor de
multifunctionele aansluiting niet los terwijl het pictogram wordt afgebeeld.
Indicator Betekenis
Map veranderen (80)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
VOL. Volume (80) C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (136)
C
Indicator Betekenis
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (52) +2.0EV Belichtingswaarde (53)
Lichtmeetfunctie (51)
Flitser
Witbalans (60, 61)
N Weergave (30)
Weergavebalk
0:00:12 Teller 101-0012 Map-bestandsnummer (80) 2008 1 1
9:30 AM
Opgenomen datum/tijd van het weergavebeeld
Histogram (23)
wordt afgebeeld wanneer het histogram is uitgeschakeld.
20

Bediening van het aanraakscherm

Dit LCD-scherm beeldt ook de toetsen af voor het bedienen van de camera (aanraakscherm).
Aanraakscherm
1 Schakel de camera in.
Tijdens het opnemen: Schuif de lensafdekking omlaag. Tijdens het weergeven: Druk op (weergave).
2 Raak de toetsen op het scherm lichtjes met uw vinger aan.
Over de toetsen op het aanraakscherm
Als het onderdeel dat u wilt instellen niet op het scherm wordt afgebeeld, kunt u met de v/V/
b/B toetsen een andere pagina kiezen.
U kunt terugkeren naar het vorige scherm door [BACK] of [×] aan te raken.
Door [OK] aan te raken, gaat u verder naar het volgende scherm.
Om het aanraakscherm te bedienen, raakt u het licht aan met uw vinger of de bijgeleverde
tekenpen.
Raak het scherm niet aan met enig ander puntig voorwerp dan de bijgeleverde tekenpen.
Druk niet harder op het LCD-scherm dan noodzakelijk.
Als u tijdens het opnemen de rechterbovenhoek van het scherm aanraakt, gaan de toetsen en
pictogrammen tijdelijk uit. De toetsen en pictogrammen worden weer afgebeeld zodra u uw vinger van het scherm afhaalt.
21

Het scherm veranderen

Raak [DISP] aan op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen.
• Andere instellingen dan [LCD-helderheid] dienen afzonderlijk gemaakt te worden voor opnemen en weergeven.
• In de indexweergavefunctie kunt u instellen hoeveel beelden tegelijk worden weergegeven (pagina 31).
DISP
[Scherminstellingen]
Hiermee kunt u instellen of de toetsen en pictogrammen op het scherm worden afgebeeld of niet.
Normaal
De toetsen en pictogrammen worden afgebeeld op het aanraakscherm.
Simpel
Alleen de toetsen worden afgebeeld op het aanraakscherm.
Alleen bld.
22
• Door tijdens het weergeven aan te raken in de [Normaal] of [Simpel] functie, wordt tijdelijk een [Alleen bld.] scherm afgebeeld. Om de toetsen weer op het aanraakscherm af te beelden, raakt u het midden aan. In de [Alleen bld.] functie kunt u het midden van het scherm aanraken om tijdelijk een [Normaal] scherm af te beelden. Raak
aan in de [Alleen bld.] functie weer te
geven.
• Tijdens het opnemen of weergeven met schermverhouding 16:9, is de [Alleen bld.] functie handig omdat daarmee het gehele scherm wordt gevuld.
Het scherm veranderen
[Histogr afbeelden]
Hiermee kunt u instellen of het histogram op het scherm wordt afgebeeld of niet.
A
B
HelderDonker
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld weergeeft. De grafiek duidt op een helder beeld wanneer de rechterkant ervan hoog is, en op een donker beeld wanneer de linkerkant ervan hoog is.
A Aantal pixels B Helderheid
• Het histogram wordt tevens afgebeeld bij weergave van een enkelbeeld, doch u kunt de belichting hiervan niet instellen.
• Het histogram wordt in de volgende gevallen niet afgebeeld wanneer: Tijdens het opnemen
– het menu wordt afgebeeld. – bewegende beelden worden opgenomen. Tijdens het weergeven – het menu wordt afgebeeld. – u de indexweergavefunctie gebruikt. – de weergavezoom wordt gebruikt. – stilstaande beelden worden geroteerd. – bewegende beelden worden weergegeven. – de favorietenlijst wordt afgebeeld. – de datumlijst wordt afgebeeld.
• Er kan een groot verschil optreden tussen de histogrammen die worden afgebeeld tijdens het opnemen en tijdens het weergeven, wanneer:
– de flitser afgaat. – de sluitertijd lang of kort is.
• Het histogram wordt misschien niet afgebeeld
voor beelden opgenomen op andere camera’s.
[LCD-helderheid]
Hiermee stelt u de helderheid van de achterverlichting in.
• Als u buitenshuis beelden bekijkt in sterk licht
terwijl [LCD-helderheid] is ingesteld op [Normaal], stelt u dit in op [Helder]. Echter, bij deze instelling wordt de acculading sneller verbruikt.
23

Het interne geheugen gebruiken

De camera heeft een intern geheugen van ongeveer 15 MB. Dit geheugen kan niet uit de camera worden verwijderd. Zelfs als geen "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst, kunt u beelden opnemen in dit interne geheugen.
• Bewegende beelden met beeldformaat [640(Fijn)] kunnen niet worden opgenomen in het interne geheugen.
Als een "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden op de "Memory Stick Duo" opgenomen.
[Weergave]: De beelden op de "Memory Stick Duo"
B
Intern
B
geheugen
Over beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen
Wij adviseren u altijd een reservekopie (back-up) te maken van de beeldgegevens met behulp van een van de onderstaande methoden.
Een reservekopie (back-up) maken op een "Memory Stick Duo"
Bereid een "Memory Stick Duo" voor met voldoende vrije geheugencapaciteit en volg vervolgens de procedure beschreven onder [Kopiëren] (pagina 85).
Een reservekopie (back-up) maken op de vaste schijf van de computer
Volg de procedure op pagina’s 106 t/m 112 zonder dat een "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst.
worden weergegeven. [Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen
worden toegepast op de beelden op de "Memory Stick Duo".
Als geen "Memory Stick Duo" is geplaatst
[Opnemen]: De beelden worden in het interne geheugen opgenomen.
[Weergave]: De beelden die in het interne geheugen zijn opgeslagen worden weergegeven.
[Menu, Instellingen, enz.]: Diverse functies kunnen worden toegepast op de beelden die in het interne geheugen zijn opgeslagen.
• U kunt beeldgegevens op een "Memory Stick Duo" niet kopiëren naar het interne geheugen.
• Door de camera aan te sluiten op een computer met behulp van de kabel voor de multifunctionele aansluiting, kunt u de beeldgegevens die in het interne geheugen zijn opgeslagen kopiëren naar een computer. U kunt beeldgegevens echter niet kopiëren van de computer naar het interne geheugen.
24

Basisbedieningen

Beelden opnemen (automatische instelfunctie)

De procedure voor het opnemen van beelden met de basisfuncties wordt hieronder beschreven.
Ontspanknop
W/T-zoomknop
Aanraakscherm
A Beeldformaat (pagina 28) B Zelfontsp. (pagina 28) C Opnamefunctie (pagina 43) D Flitsfunctie (pagina 29) E Macro/Close-scherpstelling (pagina 29)
1 Open de lensafdekking.
Basisbedieningen
2 Houd de camera stil met uw armen tegen uw lichaam.
Plaats het onderwerp in het midden van het scherpstelkader of raak het punt aan waarop u wilt scherpstellen.
25
Beelden opnemen (automatische instelfunctie)
z U kunt het scherm aanraken om het punt te kiezen waarop moet worden scherpgesteld.
Door het onderwerp op het aanraakscherm aan te raken wordt een kader afgebeeld, en door vervolgens de ontspanknop tot halverwege in te drukken, wordt op het kader scherpgesteld. Als in het kader een gezicht aanwezig is, worden naast de scherpstelling tevens de helderheid en tint automatisch geoptimaliseerd.
wordt afgebeeld in de rechterbovenhoek van het scherm als
een gezicht wordt herkend op de aangeraakte plaats of wordt afgebeeld als een ander onderwerp dan het gezicht van een persoon wordt herkend. Raak aan om deze functie te annuleren.
• U kunt deze functie niet gebruiken wanneer de digitale zoom
wordt gebruikt in de (Superclose-up gebruiken) functie of in de (Eenvoudig opnemen) functie.
• U kunt deze functie niet gebruiken wanneer de
(Landschap), (Schemer), (Vuurwerk),
(Onderwater) of (Korte sluitertijd) functie is geselecteerd als de scènefunctie.
• Als u aanraakt buiten het instelbare scherpstellingsbereik, wordt het instelbare bereik afgebeeld.
3 Neem op met de ontspanknop.
1Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt om scherp te stellen.
De z (AE/AF-vergrendelings-)indicator knippert (groen), een pieptoon klinkt, de indicator stopt met knipperen en blijft aan.
AE/AF-vergrendelingsindicator
2Druk de ontspanknop helemaal in.
26
Beelden opnemen (automatische instelfunctie)
Opnemen van bewegende beelden
Raak de toets voor het instellen van de opnamefunctie aan en raak daarna (Bewegende beeldn) (pagina 43) aan.
Toets voor het instellen van de opnamefunctie
Een stilstaand beeld opnemen van een onderwerp waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
• De minimale opnameafstand is ongeveer 8 cm (W-kant), 80 cm (T-kant) (vanaf de lens). Neem op in de close-up-opnamefunctie wanneer u een onderwerp wilt opnemen vanaf een kortere afstand dan de minimale opnameafstand.
• Als de camera niet automatisch op het onderwerp kan scherpstellen, verandert de AE/AF­vergrendelingsindicator naar langzaam knipperen en klinkt geen pieptoon. Stel het beeld opnieuw samen en stel opnieuw scherp.
In de volgende situaties kan het moeilijk zijn scherp te stellen:
– Als het donker is en het onderwerp ver weg is. – Als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond slecht is. – Als het onderwerp door glas wordt opgenomen. – Als het onderwerp snel beweegt. – Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken. – Als het onderwerp van achteren wordt belicht of als er een zwaailicht in de buurt is.
De eenvoudig-opnemen-functie gebruiken
Raak de toets voor het instellen van de opnamefunctie aan en selecteer daarna
(Eenvoudig opnemen) t [OK].
De tekst wordt groter en de indicators zijn gemakkelijker te zien. De camera neemt op met de optimale instellingen, zodat u alleen de instellingen Beeldformaat (Groot/Klein) (pagina 54), Flitser (Autom./Uit) (pagina 54) en Zelfontsp. (10 sec/Uit) (pagina 28) kunt veranderen.
Basisbedieningen
27
Beelden opnemen (automatische instelfunctie)
W/T De W/T-zoom gebruiken
Duw de W/T-zoomknop naar de T-kant om in te zoomen, en naar de W-kant om uit te zoomen.
• Als de zoomvergroting hoger is dan 5×, gebruikt de camera de digitale-zoomfunctie. Voor informatie over de [Digitale zoom]-instellingen en de beeldkwaliteit, zie pagina 93.
• De camera zoomt langzaam tijdens het opnemen van bewegende beelden.
Het beeldformaat veranderen
Raak de toets voor het instellen van de beeldformaat op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [OK] aan. Voor meer informatie over het beeldformaat, zie pagina 13.
De zelfontspanner gebruiken
Raak de toets voor het instellen van de zelfontspanner op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [OK] aan.
: Zelfontspanner buiten gebruik
: Zelfontspanner instellen op een vertraging van 10 seconden
: Zelfontspanner instellen op een vertraging van 2 seconden
Als u op de ontspanknop drukt, knippert het zelfontspannerlampje en klinkt een pieptoon totdat de sluiter wordt ontspannen.
Zelfontspannerlampje
Raak aan om te annuleren.
• Gebruik de zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden om wazige beelden te voorkomen. Twee seconden nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt wordt de sluiter ontspannen, waardoor camerabeweging als gevolg van het drukken op de ontspanknop wordt verminderd.
• In de (Eenvoudig opnemen) functie kunt u alleen (10 sec) of (Uit) selecteren.
28
Beelden opnemen (automatische instelfunctie)
Flitser (een flitsfunctie selecteren voor stilstaande beelden)
Raak de toets voor het instellen van de flitserfunctie op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [OK] aan.
: De flitser werkt volautomatisch
Knippert wanneer er onvoldoende licht of achterverlichting is (standaardinstelling).
: Altijd flitsen
: Langzame synchro (altijd flitsen)
Op donkere plaatsen is de sluitertijd lang om de achtergrond die buiten het bereik van het flitslicht valt toch helder op te nemen.
: Niet flitsen
• De flitser gaat tweemaal af. De eerste keer is om de lichthoeveelheid in te stellen.
• Tijdens het opladen van de flitser wordt afgebeeld.
Macro/Close-scherpstelling ingeschakeld (close-up-opnamen maken)
Raak de toets voor het instellen van de Macro/Close-scherpstellingsfunctie op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [OK] aan.
: Autom.
De camera stelt automatisch scherp van ver verwijderde onderwerpen tot close-ups. Zet de camera normaal gesproken in deze functie.
: Macro aan
De camera stelt scherp met voorrang op onderwerpen dichtbij. Schakel de macrofunctie in wanneer u onderwerpen dichtbij opneemt.
: Superclose-up gebruiken
Vergrendeld aan de W-kant: Ongeveer 1 t/m 20 cm Gebruik deze functie om op nog kortere afstanden op te nemen dan bij een macro-opname.
• De snelheid van de automatische scherpstelling is lager bij het scherpstellen in de macrofunctie of Close­scherpstellingsfunctie.
Macro
• Wij adviseren de zoom in te stellen op de uiterste groothoekstand (W).
Close-scherpstelling
• De optische zoom staat vast in de uiterste groothoekstand (W-kant) en kan niet worden gebruikt.
• U kunt geen beelden opnemen in de Burst-functie of de Bracket-functie (pagina 57).
• U kunt Gezichtsherkenningsfunctie niet gebruiken wanneer u opneemt in de Close-scherpstellingsfunctie.
• Deze functie wordt uitgeschakeld wanneer u de camera uitschakelt of een andere functie selecteert.
Basisbedieningen
29

Beelden bekijken

(weergave-)toets
Aanraakscherm
Stilstaand beeld
W/T-zoomknop
Bewegend beeld
B/x
1 Druk op (weergave-)toets.
• Als u op (weergave) drukt terwijl de camera is uitgeschakeld, wordt de camera ingeschakeld en ingesteld op de weergavefunctie. Om over te schakelen naar de opnamefunctie, drukt u nogmaals op
(weergave).
2 Raak (vorige) of (volgende) aan om een beeld te selecteren.
Bewegend beeld: Raak B aan om bewegende beelden weer te geven. Vooruit/achteruit spoelen: m/M (Raak B aan om terug te keren naar de normale weergave.)
Volumeregeling: Raak aan tijdens het weergeven van bewegende beelden en stel
Stoppen: Raak x aan.
• Bewegende beelden met beeldformaat [320] worden op een kleiner formaat weergegeven.
• Als [Scherminstellingen] is ingesteld op [Alleen bld.], raakt u tijdens het weergeven van stilstaande beelden de linker- of rechterkant van het scherm aan om het vorige respectievelijk volgende beeld weer te geven, en raakt u het midden van het scherm aan om in de [Normaal] functie weer te geven. Raak aan in de [Alleen bld.] functie weer te geven.
• Het kan onmogelijk zijn bepaalde beelden weer te geven die zijn opgenomen op een ouder model Sony­camera. Raak [HOME] aan en selecteer daarna [ Mapweergave] bij (Beelden bekijken) om deze beelden weer te geven.
daarna het volumeniveau in met / . Raak [Sluiten] aan om het volume-instelscherm te sluiten.
30
Loading...
+ 121 hidden pages