1 VEILIGHEID
2 INSTALLATIE VAN HET APPARAAT_________________________________________________________6
3 REGELING VAN HET GAS________________________________________________________________10
4 LAATSTE HANDELINGEN ________________________________________________________________15
5 BESCHRIJVING VAN DE BEDIENINGSORGANEN OP HET PANEEL AAN DE VOORKANT ____________17
6 GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT___________________________________________________________19
7 GEBRUIK VAN DE OVEN ________________________________________________________________22
8 ELEKTRONISCHE PROGRAMMATOR (ALLEEN OP DE DAARMEE UITGERUSTE MODELLEN)________26
9 DIGITALE KOOKWEKKER (UITSLUITEND VOOR DE MODELLEN DIE HIERMEE ZIJN UITGERUST) ____28
10 ANALOGE KLOK (ALLEEN OP DE DAARMEE UITGERUSTE MODELLEN) _________________________28
11 REINIGING EN ONDERHOUD _____________________________________________________________29
12 BUITENGEWOON ONDERHOUD __________________________________________________________31
DEZE INSTRUCTIES ZIJN ALLEEN GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN
DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE VOORZIJDE VAN DEZE HANDLEIDING STAAN.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die de
gasinstallatie moet controleren en de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het apparaat moet
uitvoeren.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: geven gebruiksadviezen, beschrijving van de bedieningen en
de juiste reinigings- en onderhoudswerkzaamheden voor het apparaat.
EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTE
_____________________________________________
3
1 VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
DEZE HANDLEIDING MAAKT DEEL UIT VAN HET APPARAAT EN MOET DERHALVE IN ZIJN
GEHEEL BINNEN HANDBEREIK ERVAN BEWAARD WORDEN GEDURENDE DE HELE
LEVENSDUUR VAN HET FORNUIS. WIJ ADVISEREN DEZE HANDLEIDING EN ALLE
AANWIJZINGEN ERIN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS DE FORNUIS TE
GEBRUIKEN. BEWAAR OOK DE SERIE BIJGELEVERDE MONDSTUKKEN. HET APPARAAT
MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL MET
INACHTNEMING VAN DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BEDOELD VOOR
HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN VOLDOET AAN DE GELDENDE NORMEN DIE OP DIT MOMENT
VAN KRACHT ZIJN. HET APPARAAT IS GEBOUWD OM DE VOLGENDE FUNCTIE TE
VERVULLEN: BEREIDING EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDERSOORTIGE
GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK GEBRUIK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ANDER GEBRUIK DAN IS
AANGEGEVEN, AF.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SCHEID DE
VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN VAN DE VERPAKKING EN OVERHANDIG HEN AAN HET
DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
EEN AARDING IS VERPLICHT VOLGENS DE TOEPASSELIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
Presentatie
DE STEKKER DIE AAN DE VOEDINGSKABEL EN HET BIJBEHORENDE STOPCONTACT
MOETEN WORDEN BEVESTIGD, MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN, EN AAN DE
GELDENDE VOORSCHRIFTEN VOLDOEN.
BIJ EEN INGEBOUWD APPARAAT MOET HET STOPCONTACT BEREIKBAAR ZIJN.
TREK DE STEKKER NOOIT AAN DE KABEL UIT HET STOPCONTACT.
KEUR HET FORNUIS ONMIDDELLIJK NA INSTALLATIE AAN DE HAND VAN DE INSTRUCTIES
DIE VERDEROP GEGEVEN WORDEN. IN GEVAL VAN SLECHTE WERKING MOET HET
APPARAAT WORDEN AFGEKOPPELD VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN MOET HET
DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE SERVICECENTRUM WORDEN GECONTACTEERD.
PROBEER NOOIT HET APPARAAT TE REPAREREN.
NA ELK GEBRUIK DIENT U ALTIJD TE CONTROLEREN OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE
STAND
ZET NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN IN DE OVEN: ALS DEZE ONOPZETTELIJK
AANGEZET ZOU WORDEN, ZOU ER BRAND KUNNEN ONTSTAAN.
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE
MARKERING IS ZICHTBAAR BINNEN IN DE OPBERGRUIMTE VAN HET FORNUIS GEPLAATST.
DEZE PLAAT MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
ZET GEEN PANNEN MET EEN ONREGELMATIGE OF RUWE BODEM OP DE ROOSTERS VAN
DE KOOKPLAAT.
(UIT) STAAN.AL.
4
Presentatie
GEBRUIK GEEN SCHALEN OF (GRILL) PANNEN DIE DE OMTREK VAN DE KOOKPLAAT TE
BUITEN GAAN.
KLAP DE GLAZEN AFDEKKING VAN DE KOOKPLAAT NEER EN BEGELEID HEM DAARBIJ MET
DE HAND.
LET OP: HET GLAZEN DEKSEL KAN BREKEN ALS HET OVERVERHIT WORDT. ZET ALLE
BRANDERS UIT EN WACHT TOT ZE AFGEKOELD ZIJN VOORDAT U HET DEKSEL DICHT
DOET.
HET APPARAAT WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET ERVOOR OP DAT U DE
VERHITTENDE ELEMENTEN BINNENIN DE OVEN NIET AANRAAKT.
HET APPARAAT IS BESTEMD VOOR GEBRUIK DOOR VOLWASSENEN. STA HET KINDEREN
NIET TOE IN DE BUURT VAN HET APPARAAT TE KOMEN OF ERMEE TE SPELEN.
ALS DE GRILL IN WERKING IS KUNNEN DE DELEN DIE AANGERAAKT KUNNEN WORDEN
HEEL HEET WORDEN: HOUD KINDEREN UIT DE BUURT.
ALS HET APPARAAT OP EEN VERHOGING WORDT GEPLAATST MOET U ER BIJ DE
INSTALLATIE VOOR ZORGEN DAT HIJ ER ONMOGELIJK VANAF KAN GLIJDEN.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE EUROPESE
RICHTLIJN 2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
APPARATUUR – AEEA (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).•DEZE
RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN VAN DE
AFGEDANKTE APPARATUUR WELKE GELDEN VOOR HET VOLLEDIGE TERRITORIUM VAN DE
EUROPESE UNIE.
VOORDAT U HET APPARAAT IN WERKING STELT MOET U VERPLICHT ALLE OP EN IN HET
APPARAAT AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDEREN.
De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid af voor persoonlijk letsel of materiële schade of die
veroorzaakt worden door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar
maken van afzonderlijke onderdelen van het apparaat, of door gebruik van niet-originele
vervangingsonderdelen.
5
2 INSTALLATIE VAN HET APPARAAT
Het apparaat dient te worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd technicus, in overeenstemming
met de geldende normen. Afhankelijk van het type installatie behoort het apparaat tot de klasse 1
(Fig.A) of tot de klasse 2 - onderklasse 1 (Fig. B-C).
Dit apparaat behoort tot de klasse Y voor wat betreft brandgevaar. Hij mag aan een kant dichtbij een
wand worden gezet die hoger is dan het werkblad, op een afstand van minstens 50 mm tot de zijkant
van het apparaat, zoals geïllustreerd wordt op de tekeningen A en B betreffende de
installatieomstandigheden. Eventuele hangkastjes of planken moeten worden geïnstalleerd op een
hoogte van minstens 750 mm boven het werkblad.
Instructies voor de Installateur
A
Inbouwapparaat Vrijstaand
A
Inbouwapparaat Vrijstaand
B
B
6
Apparaten met een ruimte voor een gasfles en elektrische oven mogen uitsluitend worden
geïnstalleerd als klasse 1 (zie fig. B).
C
2.1 Elektrische aansluiting
Vergewis u ervan dat het voltage en de dimensionering van de voedingslijn corresponderen met de
eigenschappen die vermeld worden op de plaat in de opbergruimte voor voedsel.
Deze plaat mag nooit worden verwijderd.
Als het apparaat met een vaste aansluiting op het net wordt aangesloten moet er op de voedingslijn
een meerpolig uitschakelmechanisme met een openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm worden voorzien die op een gemakkelijk te bereiken positie in de buurt van het apparaat moet
worden geplaatst.
Het apparaat kan vast of met een stekker en stopcontact worden aangesloten op het net. In het
tweede geval moeten de stekker en het stopcontact geschikt zijn voor de gebruikte kabel en voldoen
aan de geldende voorschriften. Voor elk type aansluiting moet het apparaat beslist geaard worden.
Alvorens het aan te sluiten dient te worden gecontroleerd of de voedingslijn naar behoren is geaard.
Gebruik geen reducties, adapters of omleidingen.
1 - Voor de werking op 220-240V∼: gebruik een driepolige kabel
H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 3 x 2,5 mm2 (90 cm
brede modellen) of van 3 x 1,5 mm2 (60 cm brede modellen).
2 - Voor de werking op 380-415V2N∼ of 220-240V2N∼ (alleen
voor de 90 cm brede modellen): gebruik een vierpolige kabel H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 4 x 1,5 mm2.
3 - Voor de werking op 380-415V3N∼ of 220-240V3N∼ (alleen
voor de 90 cm brede modellen): gebruik een vijfpolige kabel
H05RR-F of H05V2V2-F met een sectie van 5 x 1,5 mm
Het uiteinde van de kabel dat op het apparaat moet worden
aangesloten moet een (geel-groene) aardleiding hebben die
tenminste 20 mm langer is
Instructies voor de Installateur
2
Let op: alleen de 90 cm brede modellen kunnen op een tweefasige of een driefasige installatie
worden aangesloten
2.2 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag uitsluitend worden geïnstalleerd in voortdurend geventileerde vertrekken, zoals
voorzien door de geldende normen. In het vertrek waar het apparaat geïnstalleerd is moet zoveel
lucht toe kunnen vloeien als nodig is voor een correcte verbranding van het gas en voor de nodige
luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaten, die beschermd worden door roosters, moeten de
juiste afmetingen hebben (zie de geldende normen) en moeten zo worden geplaatst dat ze niet (ook
niet gedeeltelijk) afgesloten worden.
De keuken moet voldoende worden geventileerd om de warmte en vochtigheid die door het koken
worden veroorzaakt, af te voeren: in het bijzonder is het raadzaam om na langdurig gebruik een raam
open te zetten of eventuele ventilatoren op een hogere snelheid te zetten.
7
Instructies voor de Installateur
2.3 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via wasemkappen die zijn verbonden
met een schouw met natuurlijke trek en de juiste doelmatigheid, door geforceerde afzuiging. Een
doelmatig afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp door een specialist die daartoe bevoegd is,
met inachtneming van de posities en afstanden die door de normen worden opgelegd. Na de
werkzaamheden moet de installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
2.4 Gasaansluiting
Het aansluiten met een rubberen slang, die voldoet aan de geldende voorschriften, moet zodanig
worden verricht dat de lengte van de leiding niet groter is dan 1,5 meter; vergewis u ervan dat de
slang niet in aanraking komt met beweegbare onderdelen, of klem komt te zitten. De binnendiameter
van de slang moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor METHAANGAS.
Controleer of aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• of de leiding bevestigd is aan een slanghouder met veiligheidsklembandje;
• of de leiding over de hele lengte (max. 1.5 m) geïnspecteerd kan worden;
• of de leiding op geen enkel punt van de route in aanraking komt met hete wanden (max. 50°C);
• of hij niet blootstaat aan trekkrachten of spanningen, en geen scherpe bochten maakt of
afgekneld wordt;
• of hij niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe hoeken;
• als de leiding niet perfect afgedicht is en gaslekkages in de omgeving veroorzaakt, probeer hem
dan niet te repareren: vervang hem door een nieuwe slang;
•controleer of de houdbaarheidsdatum van de slang niet overschreden is.
DE AANSLUITING MET RUBBEREN SLANGEN DIE MOETEN VOLDOEN AAN DE GELDENDE
NORMEN IS ALLEEN TOEGESTAAN ALS DE SLANG OVER DE HELE LENGTE KAN WORDEN
GEÏNSPECTEERD.
2.4.1 Aansluiting voor methaangas
Verricht de aansluiting op het gasnet met een rubberen slang die voldoet aan de
voorschriften van de geldende norm (controleer of de afkorting van de betreffende
norm op de slang afgedrukt is).
Schroef de slanghouder A zorgvuldig op het gasverbindingsstuk B van het
apparaat en breng er de pakking C tussen aan. Steek de rubberen slang D op de
aansluiting A en zet hem vast met het schroefbandje E zoals voorgeschreven
wordt door de geldende norm.
2.4.2 Aansluiting van de gasfles in de ruimte in het apparaat
Open de ruimte aan de zijkant en zet er een gasfles
van max. 15 kg in. Steek een uiteinde van de slang
op de aansluiting en zet hem vast met een van de
twee bijgeleverde schroefbandjes. Steek de slang in
de gasflesruimte door het gat in de achterkant van
het apparaat, zoals in het schema hiernaast. Steek
het andere uiteinde op de drukregelaar van de
gasfles; zet hem vast met het tweede bijgeleverde
bandje. Controleer op lekkages met zeepsop, nooit met een vlam.
Gebruik voor de verbinding tussen fornuis en gasfles een stuk slang van 1.4 m (± 0.05 m), dat
voldoet aan de geldende norm.
8
2.4.3 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar die voldoet aan de geldende norm en breng de aansluiting tot stand met de
gasfles, volgens de geldende norm. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk in overeenstemming is
met de waarden die vermeld worden in de tabel in paragraaf “3.3/3.4 Tabellen met eigenschappen
van branders en sproeiers ”.
Schroef de kleine slanghouder F op de grote slanghouder A; sluit het zo
verkregen blok aan op het gasverbindingsstuk B (of gebruik de
slanghouder G die rechtstreeks moet worden aangesloten op het
gasverbindingsstuk B) en breng de pakking C ertussen aan. Steek de
uiteinden van de rubberen slang H op de slanghouder A+F (of G) en op
de uitlaataansluiting van de drukverminderaar op de gasfles. Bevestig
het uiteinde van de slang H op de slanghouders A+F (of G) met het
klembandje I volgens de geldende voorschriften.
De geïllustreerde slangaansluitingen A-F-G worden niet bij het apparaat geleverd. Gebruik uitsluitend
aansluitingen die aan de geldende norm voldoen.
Instructies voor de Installateur
Dit type aansluiting kan worden gerealiseerd voor allebei de manieren
2.4.4 Aansluiting met een buigzame stalen slang (voor alle gassoorten)
van installatie die worden geïllustreerd op de afb. "A" en "B" in hoofdstuk
"2 INSTALLATIE VAN HET APPARAAT ". Gebruik uitsluitend buigzame
slangen van staal die voldoen aan de geldende norm, met een
maximum lengte van 1.5 meter.
Schroef het uiteinde van de buigzame slang L met de pakking C op de
gasaansluiting B met extern schroefdraad ½” gas (ISO 7-1).
Controleer de installatie op eventuele lekkages met zeepsop, nooit
met een vlam.
9
3 REGELING VAN HET GAS
Alvorens reiniging of onderhoud uit te voeren moet het apparaat elektrisch uitgeschakeld worden.
Instructies voor de Installateur
3.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten
De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een druk van 25 mbar.
Als hij op andere gassoorten moet werken, moeten de sproeiers op de branders worden vervangen
en moet tenslotte de minimum vlam op de gaskranen worden ingesteld. De sproeiers moeten worden
vervangen volgens de beschrijving in de volgende paragraaf.
3.2 Vervanging van de kookplaat
Bij deze ingreep hoeft de primaire lucht niet te worden geregeld.
1. Haal de roosters weg, verwijder alle kapjes en vlamverdelerkransen;
2. schroef de sproeiers van de branders los met een buissleutel van 7 mm;
3. vervang de sproeiers van de branders al naar gelang het gas dat u wilt gebruiken, op de manier
die beschreven wordt in paragraaf “3.3/3.4 Tabellen met eigenschappen van branders en
sproeiers”.
4. Plaats de branders weer terug op hun plaats.
10
Brander
3.3 Tabellen met eigenschappen van branders en sproeiers (Mod. 60 cm.)