SMEG PGF 96 BE User Manual [nl]

@
Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK............................................... 58
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID ............................... 59
3. ZORG VOOR HET MILIEU............................................................... 61
4. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ............................................. 62
5. REINIGING EN ONDERHOUD......................................................... 64
6. PLAATSING VAN HET WERKBLAD ................................................ 65
7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES....................... 71
8. AFSLUITENDE HANDELINGEN ...................................................... 74
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN DEZE HANDLEIDING. DEZE INBOUW KOOKPLAAT BEHOORT TOT KLASSE 3.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de gekwalificeerde technicus die de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het toestel moet uitvoeren.
Surf voor meer informatie over de producten naar www.smeg.com
57
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN BIJ GEBRUIK
Deze handleiding is een integrerend deel van het toestel. Ze moet integer en binnen handbereik worden bewaard voor de volledige gebruiksduur van het toestel. We raden aan om deze handleiding en alle aanwijzingen aandachtig door te lezen alvorens het toestel in gebruik wordt genomen. De installatie moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, en door de van kracht zijnde normen te respecteren. Dit toestel is bedoeld voor huishoudelijk gebruik, en is conform de EG-richtlijnen die actueel van kracht zijn. Het toestel werd gebouwd voor de volgende functie: de bereiding en verwarming van voedsel; elk ander gebruik moet als oneigenlijk beschouwd worden. De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor ander gebruik dan hetgene dat aangeduid wordt.
Wanneer het toestel in boten of caravans wordt geïnstalleerd, mag het niet gebruikt worden om de omgevingen te verwarmen.
Gebruik dit toestel nooit voor de verwarming van de woning.
Dit toestel is voorzien van het merkteken volgens de europese richtlijn 2002/96/ EG in verband met elektrische en elektronische toestellen (Waste Electrical and Electronic Equipment - WEEE). Deze richtlijn bepaalt de normen voor het inzamelen en recycleren van afgedankte toestellen, en geldt voor het volledige grondgebied van de europese unie.
Voordat het toestel in werking wordt gesteld, moeten alle beschermende folies verplicht verwijderd worden.
58
Laat het toestel niet onbewaakt achter tijdens bereidingen waar vetten en olies kunnen vrijkomen. De vetten en de olies kunnen vlam vatten.
Na het gebruik van de kookplaat moet steeds gecontroleerd worden of de bedieningsknoppen zich in de positie O (uit) bevinden.
Plaats nooit pannen die geen perfecte effen en regelmatige bodem hebben op de roosters van de kookplaat.
Gebruik geen recipiënten die groter zijn dan de buitenomtrek van de plaat.
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten, en eventueel houten of plastic gerei. Spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een doek van microfiber.
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID
Raadpleeg de aanwijzingen voor de installatie voor de veiligheidsnormen voor elektrische toestellen of toestellen op gas, en voor de ventilatiefuncties. In het belang van uw veiligheid werd bij wet bepaald dat de installatie en de assistentie van alle elektrische toestellen moet uitgevoerd worden door bevoegd personeel, met inachtneming van de van kracht zijnde normen. Onze erkende installateurs garanderen het beste resultaat. Elektrische toestellen of toestellen op gas moeten steeds door bekwame personen worden weggenomen. Controleer voordat het toestel wordt aangesloten op het stroomnet of de gegevens die aangeduid worden op de plaat overeenkomen met diegene van het stroomnet zelf.
Het identificatieplaatje met de technische gegevens, het serienummer en de markering is zichtbaar onder de carter aangebracht.
Het plaatje op de carter mag in geen geval worden verwijderd.
Voordat het toestel wordt aangesloten, moet gecontroleerd worden of het is afgesteld voor het type van gas dat zal gebruikt worden; raadpleeg het etiket dat onder de carter is aangebracht.
Voordat de handelingen van de installatie / onderhoud uitgevoerd worden, moet gecontroleerd worden of de stroom naar het toestel is uitgeschakeld.
De stekker die op de stroomkabel moet worden aangesloten en het bijhorende stopcontact moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen zijn. Het stopcontact moet bereikbaar blijven na installatie van het toestel. Trek nooit aan de kabel om de stekker uit het stopcontact te verwijderen. Als de stroomkabel beschadigd is, moet onmiddellijk de technische assistentiedienst gecontacteerd worden die voor de vervanging van de kabel zal zorgen.
De aarding moet verplicht aangebracht worden volgens de voorziene veiligheidsnormen van de elektrische installatie.
Onmiddellijk na de installatie moet het toestel kort getest worden door de aanwijzingen te volgen die verderop worden aangeduid. Bij een slechte werking moet het toestel worden losgekoppeld van het stroomnet, en moet het dichtstbijzijnde technische servicecentrum gecontacteerd worden. Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Het toestel wordt tijdens het gebruik zeer warm. Let op dat de verwarmingselementen niet worden aangeraakt.
59
Algemene waarschuwingen
Dit toestel mag gebruikt worden door kinderen die ouder zijn dan 8 jaar en door personen met verminderde fysische en psychische vermogens, of door personen die geen ervaring en kennis hebben in het gebruik van elektrische apparatuur, wanneer dit gebeurt onder toezicht of instructie van volwassenen die voor hun veiligheid instaan, en mits deze personen de betreffende risico’s begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen. Kinderen mogen zonder toezicht de handelingen van de reiniging en het onderhoud niet uitvoeren.
Plaats geen metalen en puntige voorwerpen (bestek of gereedschappen) in de spleten van het toestel.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen. De stoom zou de elektrische delen kunnen bereiken, en ze beschadigen of kortsluiting kunnen veroorzaken.
Voer geen wijzigingen uit aan dit toestel. Probeer nooit om het toestel zelf te herstellen. Alle herstellingen moeten door een bevoegde technicus of bij een bevoegd assistentiecentrum worden uitgevoerd. Oneigenlijk gebruik van gereedschappen kan gevaarlijk zijn.
Gebruik geen spuitbussen nabij het toestel wanneer het in werking is. Gebruik geen spuitbussen wanneer het toestel nog heet is. De gassen in de spuitbus zouden vlam kunnen vatten.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel en door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
60
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. ZORG VOOR HET MILIEU
3.1 Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval: Het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur gescheiden ingezameld moet worden. De gebruiker moet de apparatuur dus op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen dusdanige hoeveelheden van stoffen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
3.2 Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken u om hieraan mee te werken en de verpakking correct te verwerken. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Laat de verpakking, of delen ervan, niet onbewaakt achter. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden. Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in
de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
61
1
2
3
1
2
3
4
Aanwijzingen voor de gebruiker
4. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
4.1 Inschakeling van de branders van de kookplaat
Voordat de branders van de kookplaat aangeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers in hun zitten met de bijbehorende deksels geplaatst zijn, door op te letten dat de gaten 1 van de vlamverdelers overeenkomen met de vonkontstekers 3 en de thermokoppels 2.
Om slijtage van het werkblad te voorkomen, werd een verhoogd rooster 4 voorzien: Deze moet onder de pannen geplaatst worden die een grotere diameter hebben dan wordt aangeduid in de paragraaf “4.3 Diameter van de recipiënten”. In elk geval mogen pannen met een grotere diameter dan 28 cm uitsluitend gebruikt worden op de centrale brander. Het rooster 4 moet gebruikt worden voor recipiënten om te "wokken" (chinese kookpan).
Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het toestel is voorzien van een elektrisch ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool van de maximum
vlam , tot de brander wordt aangeschakeld.
Bij de modellen met klep moet na de aanschakeling de knop nog enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel warm wordt. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer ingedrukt te houden. Bij de branders zonder thermokoppel is deze handeling niet nodig. Eens de brander aangeschakeld is, kan de vlam naar wens geregeld worden. Na het gebruik van de kookplaat moet steeds gecontroleerd worden of de bedieningsknoppen zich in de positie O (uit) bevinden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt na ongeveer 20 seconden een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open. Sluit de bedieningsknop, en wacht minstens 1 minuut om nogmaals de ontsteking te proberen.
62
1
1
22
33
1
1
22
33
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden met een platte bodem en met een deksel, en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “4.3 Diameter van de recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt.
Om brandwonden te vermijden en schade aan het werkblad te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten binnen de omtrek van de kookplaat blijven.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden niet gaan branden.
4.3 Diameter van de recipiënten
BRANDERS VAN DE KOOKPLAAT
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle brander 3 UR2
4.3.1 Diameter van de recipiënten met verhoogd rooster voor pannen BRANDERS VAN
DE KOOKPLAAT
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle brander 3 UR2
min. en max.
Ø (in cm)
12-16 18-24 22-26
min. en max.
Ø (in cm)
16-26 24-28 26-30
63
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. REINIGING EN ONDERHOUD
Voordat eender welke handeling wordt uitgevoerd, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL VOOR DE REINIGING VAN HET TOESTEL.
AANDACHT: Voor uw veiligheid wordt aanbevolen om beschermende handschoenen te dragen wanneer de reiniging of een buitengewone onderhoudshandeling moet uitgevoerd worden.
5.1 Het reinigen van roestvrij staal
Om het roestvrij staal in goede staat te houden, moet het na elk gebruik gereinigd worden nadat de oven afgekoeld is.
5.1.1 Dagelijkse gewone reiniging
Gebruik voor het reinigen en bewaren van de roestvrije stalen oppervlakken enkel specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten. Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over de oppervlakken, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
5.1.2 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat de oppervlakken niet worden beschadigd. Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, en eventueel houten of plastic gereedschappen. Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
64
5.2 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
De roosters, de deksels, de vlamverdelers en de branders kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken; was ze in warm water en met een niet-schurend reinigingsmiddel, verwijder de afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. Monteer de dekseltjes weer op de relatieve vlamverdelers zoals wordt aangeduid in de paragraaf “4.1 Inschakeling van de branders van de kookplaat”.
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.
20÷50
482
847
150
50
750
1
511
866
73
2
132
4
Aanwijzingen voor de installateur
6. PLAATSING VAN HET WERKBLAD
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden door een bevoegd technicus. De installatie kan uitgevoerd worden op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar hittebestendig is (T 90°C).
6.1 Bevestiging op de steunende structuur, model traditioneel
inbouwmodel
Maak een opening in het bovenblad van het meubel met de afmetingen die op de afbeelding worden vermeld, en houd daarbij een minimum afstand tot de achterrand van 50 mm. Dit toestel kan geplaatst worden tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad, op voorwaarde dat de afstand “1” in acht wordt genomen die op de afbeelding wordt aangeduid, om beschadigingen door oververhitting te vermijden Controleer of de vuren van de fornuizen een minimum afstand tot een eventuele verticale plank erboven hebben van 750 mm. Plaats zorgvuldig de bijgeleverde isolerende pakking “2” op de externe omtrek van het gat dat gemaakt werd in het bovenblad, zoals wordt aangeduid in de onderstaande afbeelding, en zorg er voor dat het goed hecht door er op te drukken met de handen. De voor- en achterkanten van de pakking moeten de rand van het gat raken.
Nadat deze handelingen zijn uitgevoerd, moet de plaat op de isolerende pakking gelegd worden en moet deze met behulp van de schroeven en de bevestigingsbeugels perfect vlak op de steunende structuur bevestigd worden. De beugeltjes die worden aangeduid op de afbeelding moeten enkel gepositioneerd worden nadat de plaat is ingebouwd.
65
866
267
76
511
3,3
34
38
70
833
73
474
Max
150 mm
Max
100 mm
Min. 20 mm
Aanwijzingen voor de installateur
Snijd de rand van de pakking die te veel is zorgvuldig af. De afmetingen in afbeelding 2 verwijzen vanaf het gat tot de binnenkant van de pakking.
Afmetingen: plaats aansluiting gas en elektriciteit (afmetingen in mm).
66
BELANGRIJK: wanneer het toestel op een meubel gemonteerd is, moet u een scheidend vlak installeren zoals wordt afgebeeld in de figuur. Wanneer het apparaat zich daarentegen boven een onder de plaat geïnstalleerde oven bevindt is een dergelijk schap niet nodig. Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien worden van een ventilator voor de koeling.
Aanwijzingen voor de installateur
6.2 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen met de kenmerken die aangeduid worden op de plaat die zich onder de carter van het toestel bevindt. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De stekker van de stroomkabel en het stopcontact op de wand moeten van hetzelfde type en conform de van kracht zijnde normen betreffende elektrische installaties zijn. Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte aarding.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Vermijd het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen, mag de diameter van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 0,75 mm (kabel van 3 x 0,75), door er mee rekening te houden dat het uiteinde dat op de oven moet aangesloten worden een aardedraad moet hebben (geel-groen) die minstens 20 mm langer is.
Gebruik uitsluitend een kabel van het type H05V2V2-F of analoog die bestand is tegen een maximum temperatuur van 90°C. De vervanging moet uitgevoerd worden door een bevoegd technicus, die de aansluiting op het net moet uitvoeren volgens het onderstaande schema.
2
L = bruin N = blauw
= geel-groen
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften of door het onklaar maken van eender welk deel van het toestel.
Controleer of de kabels (oven en kookplaat), indien boven een oven geïnstalleerd, een optimaal traject hebben zodat eender welk contact met de oven wordt vermeden.
67
Aanwijzingen voor de installateur
6.3 Ventilatie van de vertrekken
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden. De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
6.4 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van afzuigkappen, die verbonden zijn op een rookkanaal met een efficiënte trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
68
2
1
3
Aanwijzingen voor de installateur
6.5 Gasaansluiting
De aansluiting met rubberen leidingen conform de van kracht zijnde normen, mag enkel uitgevoerd worden wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd worden. Er wordt een minimum aanhaalmoment van 15 Nm en een maximum aanhaalmoment van 20 Nm aanbevolen.
Indien het gastype dit vereist, moet er een drukregelaar worden gebruikt conform de geldende norm.
Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een vlam.
Het aansluiten met een flexibele buis moet zodanig uitgevoerd worden dat de lengte van de bebuizing niet langer is dan 2 meter van de maximale uitrekking; controleer of de buizen niet in aanraking komen met bewegende delen of verpletterd worden.
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een flexibele stalen buis op een rechte wand of met een koperen buis, volgens de voorschriften die aangeduid worden door de van kracht zijnde norm. Controleer na de handeling of de dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing maar nooit met een vlam. De kookplaat werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk “7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES”. De toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
6.5.1 Aansluiting met een flexibele stalen buis
Voer de aansluiting op het gasnet uit met een flexibele stalen slang met continue wand, conform de kenmerken van de geldende norm. Draai de aansluiting 3 zorgvuldig op de gasverbinding 1 van het toestel, en breng de pakking 2 aan ertussen.
69
2
1
3
Aanwijzingen voor de installateur
6.5.2 Aansluiting met een vaste koperen buis
De aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd worden dat op het toestel geen belastingen veroorzaakt worden. Draai de adapterunit 3 zorgvuldig vast op de gasverbinding 1 van het toestel, en voorzie de pakking 2.
70
Aanwijzingen voor de installateur
7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld worden.
Het toestel werd gekeurd voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar. Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.
7.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
1 Verwijder de roosters, alle deksels en de vlamverdelers; 2 Draai de straalpijpen van de branders los met behulp van een sleutel van 7
mm;
3 Vervang de straalpijpen van de branders met diegene voor het gas dat
gebruikt zal worden (raadpleeg paragraaf “7.2 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen”).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zittingen.
De straalpijpen en de gegevens in verband met het stadsgas (G110 – 8 mbar) kunnen gevonden worden bij de erkende assistentiecentra.
7.2 Tabellen met kenmerken van de branders en de straalpijpen
71
Aanwijzingen voor de installateur
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1) 1.05 50 400 76 75
Halfsnelle brander (2) 1.75 65 500 127 125
UR2 (3) 4.20 91 + 46 1800 305 300
Brander
Hulpbrander (1) 1.05 72 400
Halfsnelle brander (2) 1.75 94 500
UR2 (3) 4.20 145 + 75 1800
Brander
Hulpbrander (1) 1.05 50 400 76 75
Halfsnelle brander (2) 1.75 65 500 127 125
UR2 (3) 4.20 91 + 46 1800 305 300
thermisch
verbruik
(kW)
Nominaal
warmtever
mogen
(kW)
Nominaal
thermisch
verbruik
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 30 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Diameter mondstuk
1/100 mm
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
Diameter straalpijp
1/100 mm
Nominaal
verbruik
(W)
Methaangas - G25 25 mbar
Nominaal
verbruik
(W)
Nominaal
g/h G30
Beperkt debiet
Nominaal
g/h G30
Nominaal
g/h G31
(W)
Nominaal
g/h G31
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1) 1.05 72 400
Halfsnelle brander (2) 1.75 97 500
UR2 (3) 4.20 135 + 75 1800
warmtever
mogen
(kW)
Methaangas - G20/25 20/25 mbar
Diameter mondstuk
1/100 mm
Beperkt debiet
(W)
72
1
1
22
33
Aanwijzingen voor de installateur
7.3 Plaats van de branders op de kookplaat
BRANDERS
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle brander 3
UR2
73
914774838/ B
Aanwijzingen voor de installateur
8. AFSLUITENDE HANDELINGEN
Na de regelingen moet het toestel weer gemonteerd worden door de omgekeerde zin te volgen van de aanwijzingen die aangeduid worden in de paragraaf “7.1 Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat”.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet het etiket voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op de carter van het toestel, vervangen worden met hetgene voor het nieuwe gas. Het etiket is verkrijgbaar bij het dichtst bijzijnde Erkend Assistentiecentrum.
8.1 Regeling van het minimum voor methaan
Schakel de brander in, en plaats hem op de minimum stand. Verwijder de knop van de gaskraan en handel op de regelschroef die zich in of naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model), tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer, en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van het maximum naar het minimum gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.
74
8.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of naast het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in wijzerszin gedraaid worden. De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in de tabel “7,2 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen”.
8.3 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze intern, en vervang het smeervet. Deze handeling moet uitgevoerd
worden door een gespecialiseerde technicus.
Loading...