DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING
WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER
VAN DEZE HANDLEIDING.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het
gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen
voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bedoeld voor de
gekwalificeerde technicus die de installatie, de indienststelling en de
keuring van het toestel moet uitvoeren.
40
Algemene waarschuwingen
1. WAARSCHUWINGEN VOOR HET GEBRUIK
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. ZE MOET
INTEGER EN BINNEN HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE
GEBRUIKSDUUR VAN HET TOESTEL.
DEZE GEBRUIKSAANWIJZING EN ALLE AANWEZIGE AANDUIDINGEN MOETEN
AANDACHTIG DOORGELEZEN WORDEN VOORDAT HET TOESTEL IN GEBRUIK
WORDT GENOMEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR
GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE
RESPECTEREN. DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN
IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET
TOESTEL WERD GEBOUWD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING VAN
VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJJK BESCHOUWD
WORDEN.
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE
DAN DE VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
WANNEER HET TOESTEL IN BOTEN OF CARAVANS GEÏNSTALLEERD WORDT, MAG
HET NIET GEBRUIKT WORDEN OM DE OMGEVINGEN TE VERWARMEN.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR DE VERWARMING VAN DE WONING.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE
RICHTLIJN 2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
TOESTELLEN (WASTE ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN
VAN AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE
GRONDGEBIED VAN DE EUROPESE UNIE.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE
BESCHERMFOLIES VERWIJDERD WORDEN.
ER WORDT AANBEVOLEN OM VOOR ELKE HANDELING SPECIALE THERMISCHE
HANDSCHOENEN TE DRAGEN.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN STALEN SPONZEN OF SCHERPE
KRABBERS ZODAT DE VLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD.
GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN, EN
EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC KEUKENGEREI. SPOEL
ZORGVULDIG, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF EEN DOEK IN
MICROFIBER.
LAAT HET TOESTEL NIET ONBEWAAKT ACHTER TIJDENS BEREIDINGEN WAAR
VETTEN EN OLIES KUNNEN VRIJKOMEN.
DE VETTEN EN DE OLIES KUNNEN VLAM VATTEN.
41
Algemene waarschuwingen
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK STEEDS OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN
POSITIE
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM
HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN DE
KOOKPLAAT.
O (UIT) STAAN.
42
Algemene waarschuwingen
2. WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE DE VEILIGHEID
RAADPLEEG DE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE VOOR DE
VEILIGHEIDSNORMEN VOOR ELEKTRISCHE TOESTELLEN OF TOESTELLEN OP
GAS, EN VOOR DE VENTILATIEFUNCTIES.
VOOR UW VEILIGHEID WERD WETTELIJK BEPAALD DAT DE INSTALLATIE EN DE
ASSISTENTIE VAN ALLE ELEKTRISCHE TOESTELLEN MOET UITGEVOERD
WORDEN DOOR BEVOEGD PERSONEEL, MET INACHTNEMING VAN DE VAN
KRACHT ZIJNDE NORMEN.
ONZE ERKENDE INSTALLATEURS GARANDEREN HET BESTE RESULTAAT.
ELEKTRISCHE OF GASAPPARATEN MOETEN STEEDS DOOR EXPERTS WORDEN
LOSGEKOPPELD.
CONTROLEER VOORDAT HET TOESTEL AANGESLOTEN WORDT OP HET
STROOMNET OF DE GEGEVENS DIE AANGEDUID WORDEN OP HET PLAATJE
OVEREENKOMEN MET DIEGENE VAN HET STROOMNET ZELF.
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER
EN DE MERKING IS ZICHTBAAR ONDER DE BESCHERMING GEPLAATST.
HET PLAATJE OP DE BEHUIZING MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
VÒÒR HET AANSLUITEN VAN HET APPARAAT, ZICH ALTIJD ERVAN VERZEKEREN
DAT HET OP HETZELFDE SOORT GAS AFGESTEMD IS DAT HET ZAL VOEDEN.
KONTROLEER DAAROM HET PLAATJE ONDER AAN HET KAP.
VOORDAT DE HANDELINGEN VAN DE INSTALLATIE / ONDERHOUD UITGEVOERD
WORDEN, MOET GECONTROLEERD WORDEN OF HET TOESTEL NIET VAN
STROOM WORDT VOORZIEN.
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET
RELATIEVE STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE
VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN ZIJN.
HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE
VERWIJDEREN.
ALS DE STROOMKABEL BESCHADIGD IS, MOET ONMIDDELLIJK DE TECHNISCHE
ASSISTENTIEDIENST GECONTACTEERD WORDEN DIE VOOR DE VERVANGING
VAN DE KABEL ZAL ZORGEN.
DE AARDING MOET VERPLICHT AANGEBRACHT WORDEN VOLGENS DE
VOORZIENE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
VOER ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE EEN KORTE KEURING VAN HET
TOESTEL UIT, VOLGENS DE AANWIJZINGEN DIE VERDER WORDEN AANGEDUID.
ALS HET TOESTEL NIET WERKT, MOET HET LOSGEKOPPELD WORDEN VAN HET
ELEKTRICITEITSNET EN MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE
ASSISTENTIECENTRUM CONTACTEREN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL ZELF TE HERSTELLEN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. RAAK DE HETE
OPPERVLAKTEN NIET AAN.
43
Algemene waarschuwingen
DIT TOESTEL MAG NIET WORDEN GEBRUIKT DOOR PERSONEN (KINDEREN
INBEGREPEN) MET VERMINDERDE FYSISCHE OF PSYCHISCHE VERMOGENS, OF
DOOR PERSONEN DIE GEEN ERVARING HEBBEN MET HET GEBRUIK VAN
ELEKTRISCHE APPARATUUR, TENZIJ DIT GEBEURT ONDER TOEZICHT OF
INSTRUCTIE VAN VOLWASSENEN DIE VOOR HUN VEILIGHEID INSTAAN.
HOUD KINDEREN UIT DE BUURT VAN HET TOESTEL WANNEER HET
AANGESCHAKELD IS, EN LAAT ZE ER NIET MEE SPELEN.
PLAATS GEEN METALEN EN PUNTIGE VOORWERPEN (BESTEK OF
GEREEDSCHAPPEN) IN DE SPLETEN VAN HET TOESTEL.
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL OM HET TOESTEL TE REINIGEN.
DE STOOM ZOU DE ELEKTRISCHE DELEN KUNNEN BEREIKEN, ZODAT DEZE
BESCHADIGD KUNNEN WORDEN EN KORTSLUITING KUNNEN VEROORZAKEN.
VOER GEEN WIJZIGINGEN AAN DIT TOESTEL UIT.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN NABIJ HET TOESTEL WANNEER HET IN WERKING
IS.
GEBRUIK GEEN SPUITBUSSEN WANNEER HET TOESTEL NOG WARM IS.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of
materiële schade die wordt veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze
voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het
toestel, of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
44
Waarschuwingen voor de
afvalverwerking
3. MILIEUZORG
3.1Onze zorg voor het milieu
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de
beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische
toestellen, en ook de verwerking van afval. Het symbool van de doorkruiste
vuilbak, aangebracht op de apparatuur, duidt aan dat het product op het einde
van zijn gebruiksduur afzonderlijk verzameld moet worden. De gebruiker moet
dus de apparatuur op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte
centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of
overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig toestel
wordt gekocht. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende
recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch
compatibele verwerking, draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve
gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren
van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het
product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
Het product bevat geen delen die als gevaarlijk voor de gezondheid en het
milieu worden beschouwd, conform de actuele Europese Richtlijnen.
3.2Uw zorg voor het milieu
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen
gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken
om mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de
verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de
adressen van inzamel-, afvalverwerkings- en recyclagecentra.
Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor
kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn
gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden.
Belangrijk: lever het toestel in bij de plaatselijke dienst of zaak die
verantwoordelijk is voor de inzameling van afgedankte huishoudtoestellen. Met
een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden.
Voordat u het toestel weggooit, is het belangrijk dat u de deuren verwijdert en de
werkvlakken niet verwijdert; dit om te vermijden dat kinderen zich al spelend in
de oven zouden kunnen opsluiten. Bovendien moet de stroomkabel
doorgesneden worden en samen met de stekker verwijderd worden.
45
Aanwijzingen voor de gebruiker
A
H
A
4. HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT
4.1Aanschakeling van de branders van de kookplaat
Voordat de branders van de kookplaat aangeschakeld worden, moet
gecontroleerd worden of de vlamverdelers in hun zitten met de bijbehorende
deksels geplaatst zijn, door op te letten dat de gaten A van de vlamverdelers
overeenstemmen met de vonkontstekers en de thermokoppels.
Naast elke knop wordt de bijhorende brander aangeduid. Het
toestel is voorzien van een elektrisch
ontstekingsmechanisme. Het is voldoende om op de knop te
drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het symbool
van de maximum vlam , tot de brander wordt
aangeschakeld.
Bij de modellen met klep moet na de aanschakeling de knop nog enkele
seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel warm wordt.
Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop wordt losgelaten: dit
betekent dat het thermokoppel nog niet voldoende was verwarmd.
Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer
ingedrukt te houden. Bij de branders zonder thermokoppel is deze handeling
niet nodig.
Eens de brander aangeschakeld is, kan de vlam naar wens geregeld worden.
Na het gebruik van de kookplaat moet steeds gecontroleerd worden of de
bedieningsknoppen zich in de positie O (uit) bevinden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt na ongeveer 20 seconden een
veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de
kraan open. Moet de bedieningsknop gesloten worden en minstens 1 minuut
gewacht worden voordat een nieuwe aanschakeling geprobeerd wordt.
46
Aanwijzingen voor de gebruiker
4.2Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik
moeten recipiënten gebruikt worden met een platte bodem en met een deksel,
en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de
zijkanten lekt (raadpleeg paragraaf “4.3 Diameter van de recipiënten”). Wanneer
de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te
vermijden dat de vloeistof overkookt.
Om brandwonden of schade aan de kookplaat te voorkomen, moeten tijdens de
bereiding alle recipiënten binnen de omtrek van de kookplaat blijven.
Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij
het heet worden niet gaan branden.
4.3Diameter van de recipiënten
VAN DE BRANDERS
VAN DE KOOKPLAAT
1 Hulpbrander
2 Snelle brander
3 Ultra snel
Het bijgeleverde aanpasstuk is uitsluitend voor
“woks” (Chinese pan) bestemd.
Min. en Max. Ø
(in cm)
12-16
18-24
22-26
47
Aanwijzingen voor de gebruiker
5. REINIGING EN ONDERHOUD
Vóór elke handeling moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld
worden
GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL VOOR DE REINIGING VAN HET
TOESTEL.
5.1Reiniging van het roestvrij staal
Om het roestvrij staal in goede staat te houden, moet het na elk gebruik
gereinigd worden nadat het afgekoeld is.
5.1.1 Gewone dagelijkse reiniging
Gebruik voor het reinigen en bewaren van de roestvrije stalen oppervlakken
alleen specifieke producten, die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis
bevatten.
Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over de
oppervlakken, spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een
zeemvel.
5.1.2 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponzen of scherpe krabbers, zodat
de oppervlakken niet worden beschadigd.
Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, en
eventueel houten of plastic gereedschappen.
Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
48
5.2Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
De roosters, de deksels, de vlamverdelers en de branders
kunnen verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken; was ze in warm water en met een nietschurend reinigingsmiddel, verwijder de afzettingen en wacht
tot ze perfect droog zijn. Hermonteer de deksels op de
relatieve kronen, en controleer of de insnijdingen A
gecentreerd worden met de pinnen B van de branders.
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de
thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden.
Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een
vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd
worden met een houten tandenstoker of met een naald.
Aanwijzingen voor de installateur
6. PLAATSING IN HET WERKBLAD
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden
door een bevoegd technicus.
De installatie is mogelijk op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk,
metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar hittebestendig is (T
90°C).
6.1Bevestiging van de steunende structuur, inbouwmodel (afb. 1)
Maak een opening in het bovenblad van
het meubel met de afmetingen die op de
afbeelding worden vermeld, en houd
daarbij een minimum afstand tot de
achterrand van 50 mm. Dit apparaat kan
tegen wanden geplaatst worden die hoger
zijn dan het werkblad, op voorwaarde dat
de afstand "X" behouden wordt die op de
figuur wordt aangeduid, om
beschadigingen door oververhitting te
vermijden. Controleer of de vuren van de
fornuizen een minimum afstand tot een
eventuele verticale plank erboven hebben
van 750 mm.
Plaats zorgvuldig de bijgeleverde
isolerende afdichting op de randen van het
gat in het bovenblad (zie afb. 2) en druk het
goed met vingers aan. De voor- en
achterkant van de afdichting moeten langs
de opening lopen.
1)
Hierna moet het werkblad op de isolerende
afdichting worden geplaatst en met
bevestigingsbeugels (Afb. 3) aan de
draagconstructie worden vastgemaakt
zodat het perfect vlak is.
Snijd de rand A van de overvloedige
afdichting zorgvuldig af (Afb. 4). De
afmetingen in afbeelding 2 hebben
betrekking op de opening aan de
binnenkant van de afdichting. De
beugeltjes (zie afbeelding 3) moeten na
inbouw van het toestel worden
gemonteerd.
2)
3)
4)
49
Aanwijzingen voor de installateur
6.2Bevestiging van de steunende structuur, inbouwmodel
Maak een opening in het bovenblad van
het meubel met de afmetingen die op de
afbeelding worden vermeld, en houd
daarbij een minimum afstand tot de
achterrand van 50 mm.
Het onderste deel van de carter zal volledig
bereikbaar moeten zijn na de installatie van
het toestel. Dit apparaat geplaatst worden
tegen wanden die hoger zijn dan het
werkblad op voorwaarde dat de afstand “X”
in acht genomen wordt die op de
afbeelding wordt aangeduid, om
beschadigingen door oververhitting te
vermijden.
Controleer of de vuren van de fornuizen een minimum afstand tot een eventuele
verticale plank erboven hebben van 750 mm (Fig. 1). Voor dit type toestel moet
bovendien een freesbewerking op het bovenblad met een diepte van 3 mm
uitgevoerd worden, waarvan de afmetingen aangeduid worden in figuur 4 (detail
A van figuur 2).
Voordat de kookplaat geplaatst wordt, moet op het volledige oppervlak van de
freesbewerking met het bijgeleverde klevende sponsje “E” gewreven worden
(fig. 2). Hierna moet het werkblad op de isolerende afdichting worden geplaatst
en met bevestigingsbeugels (volgorde in Afb. 3) aan de draagconstructie
worden vastgemaakt zodat het perfect vlak is. De beugeltjes (zie afbeelding 3)
moeten na inbouw van het toestel worden gemonteerd.
1)
50
2)
In geval van laminaatbladen is het aanbevolen een laagje primer toe te passen
om het werkblad vochtdicht te maken.
Belangrijk: Andere installatietypes zijn mogelijk onder toezicht van de
constructeur!
4)
3)
Aanwijzingen voor de installateur
Afmetingen: plaats voor gasaansluiting en elektrische aansluiting (afmetingen in
mm).
BELANGRIJK: wanneer het toestel op een meubel gemonteerd is, moet u een
scheidend vlak installeren zoals wordt afgebeeld in de figuur.
Wanneer het apparaat zich daarentegen boven een onder de plaat
geïnstalleerde oven bevindt is een dergelijk schap niet nodig.
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien
worden van een ventilator voor de koeling.
51
Aanwijzingen voor de installateur
6.3Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn
overeenstemmen met de kenmerken die aangeduid worden op de plaat die zich
onder de carter van het toestel bevindt. Dit plaatje mag nooit verwijderd worden.
De stekker van de stroomkabel en het stopcontact moeten van hetzelfde type
en conform de van kracht zijnde normen betreffende de elektrische installaties
zijn. Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte aarding.
Wanneer een vaste aansluiting gebruikt wordt, moet op de toevoerlijn van het
toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme aanwezig zijn met
openingsafstand van de contacten van minstens 3 mm, op een positie die
makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Vermijd het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen,
mag de diameter van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 0.75
mm2 (kabel van 3 x 0.75), door er mee
rekening te houden dat het uiteinde dat op
de oven moet aangesloten worden een
aardedraad moet hebben (geel-groen) die
minstens 20 mm langer is. Gebruik uitsluitend een kabel van het type H05V2V2F of gelijkaardig die bestand is tegen een maximum temperatuur van 90°C. De
vervanging moet uitgevoerd worden door een bevoegde technicus, die de
aansluiting op het net moet uitvoeren volgens het onderstaande schema.
52
L = bruin
N = blauw
= geel-groen
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor persoonlijk letsel of
materiële schade als gevolg van het veronachtzamen van bovenstaande
voorschriften of door het onklaar maken van een afzonderlijk deel van het
apparaat .
Aanwijzingen voor de installateur
6.4Ventilatie in de ruimtes
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimtes worden geïnstalleerd,
zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het
toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die
nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de
ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters,
moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten
zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een
venster te openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
6.5Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten kan verzekerd worden door middel van
een afzuigkap die verbonden is met een rookkanaal met een efficiënte trek of
met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig
ontworpen worden door een bevoegd specialist, en moet uitgevoerd worden
door de posities en de afstanden te respecteren die worden voorzien door de
normen. Na afloop van de werkzaamheden moet de installateur een
conformiteitscertificaat afgeven.
53
Aanwijzingen voor de installateur
6.6Gasaansluiting
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis of
met een flexibele buis met doorgaande wand en in overeenstemming met de
voorschriften van de normen. Controleer na de handeling met behulp van een
zeepoplossing, en nooit met een vlam, of de afdichting perfect is. De kookplaat
is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L) met een druk van 25 mbar. Voor
voeding met andere types gas zie Hoofdstuk "3 REGELING VAN HET GAS ".
Het verbindingsstuk heeft een externe schroefdraad van ½" gas (EN 10226-1).
Aansluiting met starre koperbuis: de aansluiting
op het gasnet moet zodanig geschieden dat het
geen belastingen van welke aard dan ook op het
apparaat veroorzaakt. De aansluiting kan gebeuren
met een adapter D met biconus, waarbij altijd de
bijgeleverde pakking C ertussen moet worden
aangebracht.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend
flexibele buisen volgens de geldende voorschriften
en zet altijd tussen het verbindingsstuk A en de
flexibele buis E de geleverde pakking C.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend flexibele buisen
volgens de geldende voorschriften (op de buis moet het opschrift
AGREE AGB/BGV leesbaar zijn) en zet altijd tussen het
verbindingsstuk A en de flexibele buis D een geschikte adaptor C. De
adaptor C moet voorzien zijn van een interne cilindrische leiddraad
(ISO 228-1) aan het uiteinde zodat deze met het apparaat
aangesloten kant worden en een externe kegelvormige leiddraad
(EN 10226-1) aan het uiteinde om aan de buis te sluiten. Altijd de
geleverde pakking B tussen het verbindingsstuk A en de adaptor C
zetten.
De aansluiting met de flexibile buis moet zodanig uitgevoerd worden dat het
buizenstelsel niet langer is dan 2 meter maximaal; zorg ervoor dat de buizen
niet in aanraking komen met delen van meubels of dat zij platgedrukt worden.
54
6.7Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan volgens de voorschriften van de
normen. Vergewis u ervan dat de voedingsdruk de waarden in acht neemt die
worden aangegeven in de tabel in paragraaf "7.2 Tabel met kenmerken van de
branders en de straalpijpen".
Aanwijzingen voor de installateur
7. AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE GASTYPES
Voordat u de volgende handelingen gaat verrichten, het apparaat loskoppelen
van het elektriciteitsnet.
Het apparaat is geschikt voor aardgas G20 (2H) met een druk van 20 mbar. In
het geval van gebruik van andere soorten gas, dienen de sproeiers van de
branders vervangen te worden en dient de minimale vlam van de gaskranen
opnieuw geregeld te worden. Voor de vervanging van de sproeiers, te werk
volgens volgens de beschrijving in de volgende paragrafen.
7.1Vervanging van de straalpijpen van de kookplaat
1 De pannenroosters weghalen, alle branderdeksels en vlamkronen
verwijderen;
2 Met een pijpsleutel van 7 mm de sproeiers van de branders losschroeven;
3 De sproeiers van de branders vervangen volgens de te gebruiken gassoort
(zie paragraaf "7.2 Tabel met kenmerken van de branders en de
straalpijpen");
4 De branders op de juiste manier in hun behuizingen terug plaatsen.
55
Aanwijzingen voor de installateur
7.2Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1)1.0550284007675
Snelle brander (2)2.507942800182179
Ultra snel (3)3.90100631600284279
Brander
Hulpbrander (1)1.0572400
Snelle brander (2)2.50115800
Ultra snel (3)3.901451600
thermisch
verbruik
(kW)
Diameter
straalpijp
1/100 mm
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 30 mbar
By-pass
mm
1/100
Diameter mondstuk
1/100 mm
Nominaal
verbruik
(W)
Methaangas - G25 25 mbar
Nominaal
g/h G30
Beperkt debiet
Nominaal
g/h G31
(W)
56
Aanwijzingen voor de installateur
Nominaal
Brander
Hulpbrander (1)1.0543254007675
Snelle brander (2)2.506538800182179
Ultra snel (3)3.9077631600284279
Brander
Hulpbrander (1)1.0572400
Snelle brander (2)2.50108800
Ultra snel (3)3.901351600
7.3Plaats van de branders op de kookplaat
thermisch
verbruik
(kW)
Diameter
straalpijp
1/100 mm
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
By-pass
mm
1/100
Methaangas - G20/25 20/25 mbar
Diameter mondstuk
1/100 mm
Nominaal
verbruik
(W)
Nominaal
g/h G30
Beperkt debiet
(W)
Nominaal
g/h G31
BRANDERS
1 Hulpbrander
2 Snelle brander
3 Ultra snel
57
Aanwijzingen voor de installateur
914773821/ C
8. LAATSTE HANDELINGEN
Na bovenstaande instellingen te hebben uitgevoerd, het apparaat weer in elkaar
zetten door de instructies uit paragraaf "3.1 Vervanging van de kookplaat " in
omgekeerde volgorde uit te voeren.
Na de inregeling met een gas anders als dat van het proefdraaien, het plaatje
dat zich op de carter van het apparaat bevindt vervangen door een ander dat
overeenkomt met het nieuwe type gas.
Het etiket is verkrijgbaar bij het dichtstbijzijnde Erkende Assistentiecentrum.
8.1Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan
Schakel de brander aan, en plaats hem op
de minimum stand. Verwijder de knop van
de gaskraan en handel op de regelschroef
die zich in of naast het staafje van de kraan
bevindt (afhankelijk van het model), tot een
regelmatige minimum vlam wordt
verkregen.
Monteer de draaiknop weer, en controleer
de stabiliteit van de vlam van de brander
(als de knop snel van het maximum naar
het minimum gedraaid wordt, mag de vlam
niet uitgaan). Herhaal deze handeling voor
alle gaskranen.
58
8.2Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of
naast het stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in
wijzerszin gedraaid worden.
De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in de tabel
"7.2 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen".
8.3Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken.
Reinig ze intern en vervang het smeervet. Deze handeling moet uitgevoerd
worden door een gespecialiseerd technicus.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.