Smeg MC30RA User Manual [nl]

Inhoudsopgave
1. WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE DE VEILIGHEID ................................................................ 100
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE AFVALVERWERKING – ONZE ZORG VOOR HET MILIEU ...... 101
3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID................................................................................ 102
4.1 Voorbeelden van gebruik............................................................................................................ 104
5. VÓÓR DE INSTALLATIE .................................................................................................................. 105
6. INSTALLATIE.................................................................................................................................... 106
6.1 Installatie op een verhoog........................................................................................................... 106
6.2 Inbouw (enkel module)................................................................................................................ 107
6.3 Inbouw (met barbecue)............................................................................................................... 108
6.4 Bevestiging ................................................................................................................................. 109
6.5 Aansluiting van het toestel op de gasfles (aansluiting van vloeibaar gas).................................. 111
6.6 Controleer eventuele gaslekken ................................................................................................. 112
7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES ....................................................................... 113
7.1 Vervanging van de straalpijpen................................................................................................... 113
8. AANSLUITING VAN HET TOESTEL OP HET NET
(AANSLUITING VAN METHAAN)...................................................................................................... 114
8.1 Tabel met de kenmerken van de branders, de straalpijpen en het gasverbruik.......................... 115
9. UITEINDELIJKE HANDELINGEN VOOR DE GASTOESTELLEN.................................................... 116
9.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan...................................................... 116
9.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas........................................................................... 116
9.3 Smering van de gaskranen......................................................................................................... 116
10. KEN UW TOESTEL......................................................................................................................... 117
11. HET BEDIENINGSPANEEL........................................................................................................... 118
12. HET GEBRUIK VAN HET TOESTEL .............................................................................................. 119
12.1 Plaatsing en vervanging van de batterij.................................................................................... 119
12.2 Plaatsing van het rooster .......................................................................................................... 119
13. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ................................................................................................... 120
13.1 Met gas ..................................................................................................................................... 120
13.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders.................................................................. 120
13.3 Diameter van de recipiënten..................................................................................................... 121
14. REINIGING EN ONDERHOUD ....................................................................................................... 122
14.1 Reiniging van roestvrij staal...................................................................................................... 122
14.2 Reiniging van de gasonderdelen .............................................................................................. 122
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u advies betreffende het gebruik, de beschrijving van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en het onderhoud van het toestel.
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor de installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van het toestel.
99
Waarschuwingen voor het gebruik

1. WAARSCHUWINGEN BETREFFENDE DE VEILIGHEID

DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL, EN MOET INTEGER EN BINNEN HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE GEBRUIKSDUUR VAN HET PRODUCT. WE RADEN AAN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING EN ALLE AANDUIDINGEN ERIN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN VOORDAT HET PRODUCT GEBRUIKT WORDT. DE INSTALLATIE MOET
UITGEVOERD WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN VOLGENS DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN. DIT TOESTEL IS BEDOELD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN IN OPEN
RUIMTES, EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL WERD GEFABRICEERD VOOR DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING EN VERWARMING VAN VOEDSEL; ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJK BESCHOUWD WORDEN.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK GESTELD WORDEN VOOR ELK ANDER GEBRUIK.
GEBRUIK DIT TOESTEL NOOIT VOOR DE VERWARMING VAN DE WONING.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SORTEER HET VERSCHILLENDE VERPAKKINGSAFVAL, EN BEZORG HET AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
ZORG ERVOOR DAT DE OPENINGEN EN DE SPLETEN VOOR DE VENTILATIE EN DE WARMTEAFVOER DIE ZICH AAN DE ZIJKANT EN DE ACHTERKANT VAN HET PRODUCT BEVINDEN NIET VERSTOPT RAKEN.
HET IDENTIFICATIEPLAATJE, DAT DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MARKERING BEVAT, WERD ZICHTBAAR AANGEBRACHT OP DE ACHTERKANT VAN HET TOESTEL. DIT PLAATJE MAG NOOIT VERWIJDERD WORDEN.
LAAT HET PRODUCT TIJDENS HET GEBRUIK NOOIT ONBEWAAKT ACHTER.
GEBRUIK ABSOLUUT GEEN METALEN SPONZEN OF SCHERPE KRABBERS, ZODAT DE EXTERNE OPPERVLAKKEN NIET WORDEN BESCHADIGD. GEBRUIK NORMALE EN NIET-SCHURENDE PRODUCTEN, EN EVENTUEEL HOUTEN OF PLASTIC GEREI. SPOEL GOED, EN DROOG MET EEN ZACHTE DOEK OF MET EEN ZEEMVEL.
GEBRUIK GEEN HOGEDRUKREINIGERS OM HET PRODUCT TE REINIGEN, OMDAT DE KRACHT VAN DE WATERSTRAAL DE VEILIGHEID EN HET UITZICHT VAN HET PRODUCT ZOUDEN KUNNEN SCHADEN.
WANNEER DE KNOP MOEILIJK DRAAIT, WORDT AANGERADEN DE KRANEN TE LATEN CONTROLEREN DOOR HET PERSONEEL VAN EEN ERKEND ASSISTENTIECENTRUM.
100
ALS HET TOESTEL NIET GEBRUIKT WORDT VOOR EEN BEPAALDE PERIODE, MOET DE GASKRAAN GESLOTEN WORDEN. IN GEVAL VAN EEN DEFECT OF EEN ONREGELMATIGE WERKING VAN HET TOESTEL, MOET DE ASSISTENTIEDIENST GECONTACTEERD WORDEN.
ALLE HERSTELLINGEN VAN DE DEFECTEN MOETEN UITGEVOERD WORDEN DOOR HET PERSONEEL VAN EEN ASSISTENTIECENTRUM.
De fabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
Waarschuwingen voor de afvalverwerking
2. WAARSCHUWINGEN VOOR DE AFVALVERWERKING – ONZE ZORG VOOR HET MILIEU
Voor het verpakken van onze producten worden niet-vervuilende materialen gebruikt die het milieu niet schaden, en die recycleerbaar zijn. We verzoeken om hieraan mee te werken, en om te zorgen voor een correcte verwerking van de verpakking. Vraag bij uw verkoper of bij de bevoegde diensten naar de adressen van afvalverwerkings- en recyclagecentra. Gooi de verpakking, of delen ervan, niet zomaar weg. Deze kunnen voor kinderen gevaar op verstikking vormen; vooral plastic zakken zijn gevaarlijk.
Ook uw oude toestel moet correct verwerkt worden. Belangrijk: bezorg het toestel bij het erkende plaatselijke bedrijf voor het inzamelen van afgedankte huishoudelijke toestellen. Met een correcte verwerking kunnen kostbare materialen gerecupereerd worden.
Aldus de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG, 2003/108/EG in verband met de beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische toestellen, en ook de verwerking van afval, duidt het symbool van de doorkruiste vuilbak, aangebracht op de apparatuur, aan dat het product op het einde van zijn gebruiksduur afzonderlijk verzameld moet worden. De gebruiker moet dus de apparatuur op het einde van de gebruiksduur toekennen aan geschikte centra voor de gescheiden inzameling van elektrisch en elektronisch afval, of overhandigen aan de verkoper wanneer een nieuw overeenkomstig apparaat aangekocht wordt. Een gepaste gescheiden afvalinzameling voor de volgende recyclage van de apparatuur en voor de behandeling en de ecologisch compatibele verwerking, draagt bij tot het vermijden van mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en voor de gezondheid, en bevordert het recycleren van het materiaal waarvan de apparatuur gemaakt is. Wanneer de gebruiker het product illegaal verwerkt, zullen administratieve sancties getroffen worden.
101
Waarschuwingen voor de veiligheid

3. WAARSCHUWINGEN VOOR DE VEILIGHEID

RAADPLEEG DE AANWIJZINGEN BETREFFENDE DE INSTALLATIE VOOR DE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR ELEKTRISCHE OF GASAPPARATEN, EN VOOR DE VENTILATIEFUNCTIES. IN UW BELANG EN VOOR UW VEILIGHEID IS WETTELIJK BEPAALD DAT DE INSTALLATIE EN DE ASSISTENTIE VAN ALLE ELEKTRISCHE OF GASAPPARATEN MOET WORDEN UITGEVOERD DOOR BEVOEGD PERSONEEL, IN OVEREENSTEMMING MET DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN. ONZE ERKENDE INSTALLATEURS GARANDEREN HET BESTE RESULTAAT. ELEKTRISCHE OF GASAPPARATEN MOETEN STEEDS DOOR EXPERTS WORDEN LOSGEKOPPELD.
VOORDAT HET TOESTEL IN WERKING WORDT GESTELD, MOETEN ALLE OP EN IN HET TOESTEL AANGEBRACHTE ETIKETTEN EN BESCHERMENDE FOLIES VERWIJDERD WORDEN.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U HET TOESTEL KORT TESTEN, DOOR DE AANWIJZINGEN TE VOLGEN DIE VERVOLGENS WORDEN AANGEDUID. BIJ EEN SLECHTE WERKING MOET U HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE ASSISTENTIECENTRUM CONTACTEREN. PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL TE HERSTELLEN.
DIT PRODUCT WERD IN DE FABRIEK AFGESTELD VOOR DE WERKING MET LPG DAT IN DAARVOOR BESTEMDE FLESSEN BIJ ERKENDE CENTRA VERKOCHT WORDT. ALS HET GEBRUIK VAN EEN ANDER TYPE VAN GAS NOODZAKELIJK IS, MOET HET DICHTSTBIJZIJNDE ASSISTENTIECENTRUM GECONTACTEERD WORDEN.
EEN GASFLES MOET STEEDS VOORZICHTIG GEHANTEERD WORDEN, OOK AL BLIJKT ZE LEEG, DOOR DE VEILIGHEIDSNORMEN TE RESPECTEREN DIE BIJ DE AANWIJZINGEN WORDEN GELEVERD. GEBRUIK GEEN GASFLESSEN DIE GEDEUKT ZIJN OF VERROESTE DELEN HEEFT.
GEBRUIK GEEN VLAM OM DE CORRECTE LEVERING VAN GAS UIT DE BRANDERS TE CONTROLEREN OF OM EVENTUELE GASLEKKEN OP TE SPOREN.
BEWAAR GEEN RESERVEFLES NABIJ HET TOESTEL.
KOPPEL DE GASFLES NOOIT LOS WANNEER ZE IN GEBRUIK IS, EN VOER EVENTUELE HANDELINGEN BETREFFENDE DE FLES STEEDS UIT DE BUURT VAN HET TOESTEL UIT.
PLAATS NOOIT PANNEN OF POTTEN DIE GEEN PERFECT EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
HET TOETSEL WORDT ZEER HEET TIJDENS HET GEBRUIK, DUS WORDT AANGERADEN DAARVOOR BESTEMDE HANDSCHOENEN TE DRAGEN OM BRANDWONDEN TE VERMIJDEN.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF VLEESROOSTERS DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
PLAATS NOOIT ONTVLAMBARE VOORWERPEN OP HET PRODUCT: WANNEER HET TOEVALLIG AANGESCHAKELD ZOU WORDEN, KAN BRAND ONTSTAAN.
HET TOESTEL WORDT TIJDENS HET GEBRUIK ZEER HEET. LET OP DAT U DE WARMTE­ELEMENTEN INTERN HET TOESTEL NIET AANRAAKT.
HET TOESTEL MAG ENKEL GEBRUIKT WORDEN DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE DAT KINDEREN IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN. WANNEER HET PRODUCT IN WERKING IS, KAN HET ZEER HEET WORDEN: HOU KINDEREN UIT DE BUURT.
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK STEEDS OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN POSITIE 0 (UIT) STAAN.
102
Waarschuwingen voor de veiligheid
VOOR DE AANSLUITING OP DE FLES MOGEN ENKEL DE VERKRIJGBARE EN DAARVOOR BESTEMDE VERBINDINGEN EN REGELAARS GEBRUIKT WORDEN. DEZE PRODUCTEN KUNNEN OOK AANGEKOCHT WORDEN BIJ EEN ERKEND ASSISTENTIECENTRUM. HET GEBRUIK VAN ANDERE PRODUCTEN ZOU DE VEILIGHEID VAN HET TOESTEL ERNSTIG KUNNEN SCHADEN.
GEBRUIK DIT TOESTEL NIET IN GESLOTEN RUIMTES, IN AUTO'S, AANHANGERS, CAMPERS OF CARAVANS.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor letsels aan personen of materiële schade die wordt veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze voorschriften, of door het onklaar maken van zelfs maar een enkel onderdeel van het toestel, of door het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
103
Aanwijzingen voor de gebruiker

4. VOORZIEN GEBRUIK VAN HET TOESTEL

Het toestel werd specifiek gebouwd voor huishoudelijk gebruik buiten, en is geschikt voor de bereiding en de verwarming van voedsel. Het toestel werd niet ontworpen en gefabriceerd voor professioneel gebruik. Smeg kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade afkomstig van een niet­correct gebruik van het toestel.
DIT TOESTEL MAG UITSLUITEND BUITEN GEBRUIKT WORDEN, DUS WANNEER EEN NATUURLIJKE VENTILATIE AANWEZIG IS, EN NIET IN STAGNERENDE GEBIEDEN WAAR EVENTUELE LEKKEN VAN GAS EN VERBRANDINGSPRODUCTEN SNEL VERSPREID KUNNEN WORDEN DOOR DE WIND EN DOOR DE NATUURLIJKE CONVECTIE VAN DE LUCHT.

4.1 Voorbeelden van gebruik

Eender welk afgebakend gebied waar het toestel geplaatst wordt, moet conform het volgende zijn:
• Een gebied dat afgebakend is door muren aan alle zijden, met minstens een permanente opening op de grond en geen bedekking van het plafond.
• Intern een gebied dat afgebakend is, met bedekking van het plafond maar door maximum twee muren.
• Met een gedeeltelijk sluiting, met een bedekking van het plafond maar door maximum twee muren, met de volgende beperkingen:
Minstens 25% van het totale oppervlak van de muur moet volledig open zijn. Minstens 30% van het resterende oppervlak is open en niet afgebakend.
• In geval van balkons moet minstens 20% van het totaal van het oppervlak van de wanden, achteraan en vooraan, open zijn.
104
Aanwijzingen voor de gebruiker

5. VÓÓR DE INSTALLATIE

Laat de resten van het verpakkingsmateriaal niet onbewaakt achter in de huishoudelijke omgeving. Scheidt de verschillende afvalmaterialen van de verpakking, en breng ze naar het dichtstbijzijnde centrum voor gescheiden afvalinzameling.
Nadat u alle fabrikatieresten heeft verwijderd, wordt aangeraden om het toestel te reinigen. Meer informatie in verband met de reiniging vindt u in het hoofdstuk 14. REINIGING EN ONDERHOUD.
Het is belangrijk om de juiste plek te kiezen waar het product zal geïnstalleerd worden: 1 de plek mag niet te stoffig zijn: het stof kan mettertijd de branders verstoppen, en dus het gebruik van
het product gevaarlijk maken;
2 er mag niet te veel wind aanwezig zijn: wanneer tijdens het gebruik te veel wind aanwezig is, kan de
correcte werking van de product geschaad worden;
105
Aanwijzingen voor de installateur

6. INSTALLATIE

De installatie van dit product kan vrij zijn, op een tafeltje of op een verhoog, of ingebouwd in een gemetselde of houten structuur. De aanduidingen die vervolgens beschreven worden, moeten alleszins gerespecteerd worden.

6.1 Installatie op een verhoog

Bij het product worden 4 voetjes geleverd die reeds vastgedraaid zijn op de kanten van het toestel. Plaats het product op een vlak verhoog. Regel de perfecte vlakheid door de voetjes vast of los te draaien.
Gebruik het product niet zonder dat de bijgeleverde voetjes correct vastgedraaid zijn, omdat de veiligheid van de gebruiker kan belemmerd worden en het uitzicht van het product zou kunnen geschaad worden.
106
Aanwijzingen voor de installateur

6.2 Inbouw (enkel module)

AFMETINGEN VOOR DE INBOUW

FRONTAAL
AANZICHT
AFSTAND INDIEN ZIJWAND AANWEZIG
EVENTUELE RUIMTE ONDERAAN
GAT ACHTERAAN VOOR AANSLUITING VAN GAS
ZIJDELINGS
AANZICHT
AFSTAND INDIEN
ACHTERWAND
AANWEZIG
GAT VOOR
AANSLUITING VAN
GAS INDIEN
ACHTERWAND
AANWEZIG
GAT ACHTERAAN VOOR AANSLUITING GAS
MATERIAAL POSITIE MC30RA
NIET BRANDBAAR
BRANDBAAR
Er wordt een rubberen dop (A) bijgeleverd die verwijderd moet worden wanneer het product op een wagentje geïnstalleerd wordt, zoals hiernaast wordt afgebeeld. Als het product in een gemetselde ruimte wordt ingebouwd, moet de dop niet verwijderd worden of moet een andere wijze voor de afvoer voorzien worden.
MODEL
A 310 mm
B 150 mm
A 320 mm
B 200 mm
A
107
Aanwijzingen voor de installateur

6.3 Inbouw (met barbecue)

Na de uitlijning van de twee producten in de hoogte, door middel van de voetjes, kan de module geïnstalleerd worden door de afmetingen en de volgende aanwijzingen te respecteren:

AFMETINGEN VOOR INBOUW VAN DE MODULE MC30 + BARBECUE

FRONTAAL
AANZICHT
AFSTANDEN INDIEN
ZIJWANDEN AANWEZIG ZIJN
ZIJDELINGS
AANZICHT
GAT ACHTERAAN VOOR AANSLUITING GAS
EVENTUELE RUIMTE
ONDERAAN
ENKEL NIET BRANDBAAR MATERIAAL
Kleinere afstanden dan diegene die aangeduid worden, kunnen risico’s voor de structuur en voor de gebruiker met zich meebrengen.
DOORGANG ONDERAAN VOOR AANSLUITING GAS
AFSTAND INDIEN EEN
ACHTERWAND
AANWEZIG IS
EXTRA GATEN VOOR
DE LUCHTINLAAT
OPENINGEN
VOOR EXTRA
LUCHTINLATEN
INDIEN EEN
ACHTERWAND
AANWEZIG IS
108
MODELLEN
MATERIAAL POSITIE MC30 + BQ60 MC30 + BQ60
A 910 mm 1210 mm
NIET BRANDBAAR
C 150 mm 150 mm
B 920 mm 1220 mm
BRANDBAAR
C 200 mm 200 mm
Kleinere afstanden dan diegene die aangeduid worden, kunnen risico’s met zich meebrengen voor de structuur en voor de gebruiker.
Het is mogelijk de fles te bereiken langs een gat in de structuur (door op te letten om de rand van het gat te beschermen zodat de buis van de gasaansluiting niet beschadigd wordt).
Plaats de producten naast en tegen elkaar, lijn ze uit in de hoogte en de diepte zonder ruimtes tussen te laten.
Aanwijzingen voor de installateur

6.4 Bevestiging

6.4.1 Installatie van de module op het wagentje naast de barbecue

Voor de installatie van de module op het wagentje, naast de barbecue, moeten de aanwijzingen geraadpleegd worden die zich in de daarvoor bestemde installatiekit bevinden.
109
Aanwijzingen voor de installateur

6.4.2 Mogelijke combinaties

Figuur 1
Figuur 2
De module kan op twee wijzen gecombineerd worden met het wagentje van de barbecue:
1. Met een externe steun, zoals aangeduid wordt in figuur 1. Dit type van bevestiging kan gebruikt
worden voor de modellen met basis van 60 en 90 cm.
2. De module kan rechtstreeks geïntegreerd worden in het wagentje van de barbecue. Dit type van
bevestiging kan enkel gebruikt worden in de wagentjes met een basis van 90 cm (raadpleeg figuur 2). Bij de module wordt een plaatje geleverd om de twee producten centraal te bevestigen, naast elkaar op het wagentje van 90 cm.
110
Aanwijzingen voor de installateur

6.5 Aansluiting van het toestel op de gasfles (aansluiting van vloeibaar gas)

Alle regelingen die noodzakelijk zijn voor de correcte werking van het toestel werden uitgevoerd in de fabriek met vloeibaar gas (LPG).
Dit toestel is voorzien voor het gebruik van gas LPG, dat verkocht wordt in gespecialiseerde winkels in daarvoor bestemde flessen. Er kan een rubberen leiding gekocht worden, die voorzien is van een drukregelaar en verbindingen. De drukregelaar werd in de fabriek geregeld, zodat een optimale werking van het product wordt verkregen.
De tekening toont de aansluiting van het toestel op de gasfles door middel van de daarvoor bestemde drukreductor.
De tekening toont de aansluiting van het toestel en een eventuele barbecue op de gasfles door middel van de daarvoor bestemde drukreductor. Gebruik uitlsuitend de daarvoor bestemde bijgeleverde verbindingen, leidingen en klemmen.
111
Aanwijzingen voor de installateur
Om het toestel afzonderlijk aan te sluiten, moet de regelaar vastegdraaid en geklemd worden op de gasfles, en controleer of de dichtingspakking gemonteerd is op de reductor (indien voorzien in het land van gebruik). Draai de verbinding A vast op de gaskoppeling C van het toestel, maar plaats de dichtingspakking B ertussen. De leiding moet aangesloten worden op de verbinding A door middel van de klem . Gebruik eventueel op basis van de diameter van leiding de reductie F, die vastgedraaid moet worden op de verbinding A.
Het product verlaat de fabriek met instelling voor de werking met LPG. Wanneer het type van gas en dus de diameter van de straalpijpen moet gewijzigd worden, moet het dichtst bijzijnde erkende assistentiecentrum gecontacteerd worden.
Het product kan afgesteld worden voor de werking op METHAAN. Contacteer het dichtst bijzijnde erkende assistentiecentrum.
Als de werking niet optimaal is, MAG U NIET PROBEREN HET TOESTEL TE HERSTELLEN, maar moet u het dichtst bijzijnde erkende assistentiecentrum contacteren.
Om 2 toestellen aan te sluiten, moet de regelaar vastgedraaid of geklemd worden op de gasfles, en moet gecontroleerd worden of de dichtingspakking gemonteerd is op de reductor (indien voorzien in het land van gebruik). Klem de bijgeleverde verbinding D op de leiding door de daarvoor bestemde klem te sluiten. Draai de verbinding A vast op de gaskoppeling C van het toestel, maar plaats de dichtingspakking B ertussen. De leiding moet aangesloten worden op de verbinding A met behulp van de klem . Gebruik eventueel op basis van de diameter van leiding de reductie F, die vastgedraaid moet worden op de verbinding A. Herhaal de handelingen, die net beschreven werden, ook voor de tweede aansluiting.
112
Voor de montage en de vervanging van de leiding (controleer regelmatig de vervaldatum) moeten de van kracht zijnde normenstelsels gerespecteerd worden.

6.6 Controleer eventuele gaslekken

Deze handelingen moeten uitgevoerd worden bij de eerste aansluiting van de barbecue, en elke keer de gastoevoer af- en weer aangesloten wordt.
Eens de leiding van de module aangesloten is op de gasaansluiting (LPG) moeten de volgende handelingen uitgevoerd worden: 1 Open de gasklep op de gasfles van het LPG (of open de kraan voor de toevoer van Methaan), MAAR
PROBEER NIET DE BRANDERS AAN TE STEKEN.
2 Controleer terwijl gasdruk aanwezig is in de leiding of eventuele lekken aanwezig zijn op alle
aansluitingen, door gebruik te maken van een zeepoplossing op basis van water. Gebruik geen vuur om de lekken op te sporen.
3 In geval een lek aanwezig is, verschijnen luchtbelletjes op de foute aansluiting waar het gas uitkomt. 4 Sluit de gaskraan van de fles, sluit de aansluiting die lekte, en herhaal de test. 5 Als de aansluiting nog lekt, moet de dichtst bijzijnde leverancier gecontacteerd worden.
GEBRUIK NOOIT VUUR OM DE LEKKEN OP TE SPOREN.
Aanwijzingen voor de installateur

7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES

Het toestel werd getest voor methaan G20 (2H) aan een druk van 20 mbar. Wanneer andere gastypes worden gebruikt, moeten de straalpijpen op de branders vervangen worden, en moet de minimum vlam op de gaskranen geregeld worden. Voor de vervanging van de straalpijpen moet gehandeld worden zoals wordt beschreven in de volgende paragrafen.

7.1 Vervanging van de straalpijpen

1 Verwijder de rooster, alle deksels en de vlamverdelers; 2 Draai alle straalpijpen van de branders los met behulp van een buissleutel van 7 mm; 3 Vervang de straalpijpen van de branders met diegene voor het gas dat gebruikt zal worden
(raadpleeg paragraaf „8.1 Tabel met de kenmerken van de branders, de straalpijpen en het gasverbruik“).
4 Plaats de branders weer correct in de gepaste zitten.
113
Aanwijzingen voor de installateur

8. AANSLUITING VAN HET TOESTEL OP HET NET (AANSLUITING VAN METHAAN)

Vóór de installatie moet gecontroleerd worden of de plaatselijke condities van de gasdistributie (de aard en de druk van het gas) en de staat van de regeling van het toestel compatibel zijn. Om de kookplaat aan te sluiten op het gasnet moet een flexibele verbinding B gebruikt worden voor de aansluiitng op de gasinvoer van de kookplaat A. Plaats steeds een pakking C tussen de twee verbindingen (Fig.1), en draai de onderdelen vast met een aanhaalkoppel van 10 Nm.
Fig. 1
De aansluiting op het gasnet kan uitgevoerd worden met een vaste koperen buis of met een flexibele stalen buis op een rechte wand, en volgens de voorschriften die aangeduid worden door de norm UNI-
CIG 7129. Controleer na de handeling of de dichting perfect is, door gebruik te maken van een zeepoplossing en nooit met een vlam. Raadpleeg voor de voeding met andere gastypes het hoofdstuk „7. AANPASSING AAN VERSCHILLENDE GASTYPES“. De toevoerverbinding van het gas heeft een schroefdraad ½” gas extern (ISO 228-1).
Aansluiting met een vaste koperen buis: De aansluiting op het gasnet moet zodanig uitgevoerd worden dat op het toestel geen belastingen veroorzaakt worden. De aansluiting kan uitgevoerd worden door gebruik te maken van de adaptergroep D met dubbelkegel, maar door steeds de bijgeleverde pakking C aan te brengen. Draai de onderdelen vast met een maximum aanhaalkoppel van 10 Nm.
Aansluiting met een flexibele stalen buis:
Gebruik enkel buizen in roestvrij staal op de rechte wand conform de norm UNI-CIG 9891, door steeds de bijgeleverde pakking C te plaatsen tussen de verbinding B en de flexibele leiding E. Draai de onderdelen vast met een maximum aanhaalkoppel van 10 Nm.
114
Fig. 2
Aanwijzingen voor de installateur

8.1 Tabel met de kenmerken van de branders, de straalpijpen en het gasverbruik

Nominaal
Brander
warmteverbruik
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 30/37 mbar
Diameter van
de straalpijp
1/100 mm
Hulpbrander 1.05 50 30 400 76 75
Snelle brander 3.0 85 45 800 218 214
Nominaal
Brander
Hulpbrander 1.05 72 400
Snelle brander 3.0 115 800
warmteverbruik
(kW)
Diameter van de straalpijp
By-pass
1/100 mm
1/100 mm
Gereduceerd
verbruik
(W)
Methaan – G20 20 mbar
Verbruik
Gereduceerd verbruik
g/h G30
(W)
Verbruik
g/h G31
115
Aanwijzingen voor de installateur

9. UITEINDELIJKE HANDELINGEN VOOR DE GASTOESTELLEN

Na de regelingen moet het toestel weer gemonteerd worden door de omgekeerde zin te volgen van de aanwijzingen die aangeduid worden in paragraaf 7.1 Vervanging van de straalpijpen.

9.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor methaan

Schakel de brander aan, en plaats hem op de minimumstand. Verwijder de knop van de gaskraan en handel op de regelschroef die zich intern of naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk van het model), tot een regelmatige minimum vlam wordt verkregen. Monteer de knop weer en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (wanneer de knop snel van de maximum positie naar de minimum positie wordt gedraaid, mag de vlam niet doven). Herhaal deze handeling voor alle gaskranen.

9.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas

Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef die zich intern of naast het staafje van de kraan bevindt volledig in wijzerszin gedraaid worden (afhankelijk van het model). De diameters van de by-pass voor elke brander kan u vinden in de tabel „8.1 Tabel met de kenmerken van de branders, de straalpijpen en het gasverbruik“.

9.3 Smering van de gaskranen

Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd raken. Reinig ze intern, en vervang het smerende vet. Deze handeling moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerd
technicus.
116
Aanwijzingen voor de gebruiker

10.KEN UW TOESTEL

BEDIENINGSPANEEL ZIT VOOR DE BEUGEL VOOR DE
COMBINATIE MET DE BARBECUE
ROOSTER OPENING VOOR DE WARMTE-AFVOER
HULPBRANDER AFVOER VAN DE KUIP
SNELBRANDER
117
Aanwijzingen voor de gebruiker

11. HET BEDIENINGSPANEEL

Alle bedieningen en controlemechanismen bevinden zich op het frontpaneel. De volgende tabel geeft een beschrijving van de gebruikte symbolen.
KNOP INSCHAKELING SNELBRANDER KNOP INSCHAKELING HULPBRANDER
Met deze knoppen kan de snelbrander of de hulpbrander ingeschakeld worden. De ontsteking van de vlam gebeurt volgende de wijzen die beschreven worden in de paragraaf „13.1.1 Elektronische ontsteking van de branders“.
118
Aanwijzingen voor de gebruiker

12.HET GEBRUIK VAN HET TOESTEL

12.1 Plaatsing en vervanging van de batterij

De modellen van dit gamma zijn uitgerust met een zit voor een batterij AA van 1.5 V, die de bougietjes voor de ontsteking van de branders voedt. Voor de plaatsing en de vervanging moeten de volgende aanwijzingen gevolgd worden, door de tekening te raadplegen:
• bereik de zit van de batterij die zich op de achterkant bevindt (raadpleeg de tekening);
• draai de dop A los;
• vervang de batterij B met een andere van hetzelfde type;
• let op voor de polariteiten van de batterij (raadpleeg de tekening hiernaast);
• draai de dop A weer vast.
Aandacht: Lege batterijen mogen niet zomaar weggegooid worden met andere voorwerpen. Ze moeten gescheiden ingezameld worden en overhandigd worden aan het bevoegde bedrijf voor de afvalverwerking, of moeten in de daarvoor bestemde bakken voor het recupereren van gebruikte batterijen gegooid worden.

12.2 Plaatsing van het rooster

Plaats het rooster in de daarvoor bestemde zit, zoals wordt aangeduid in de figuur.
119
Aanwijzingen voor de gebruiker

13.GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT

13.1 Met gas

Voordat de branders van de kookplaat aangeschakeld worden, moet gecontroleerd worden of de vlamverdelers in hun zitten met de bijbehorende deksels geplaatst zijn, door op te letten dat de gaten A van de vlamverdelers overeenstemmen met de vonkontstekers en de thermokoppels .

13.1.1 Elektronische ontsteking van de branders

Boven elke knop wordt de overeenkomstige brander aangeduid (Raadpleeg “Het bedieningspaneel“ op pagina 118). Het is voldoende om op de knop te drukken en hem in tegenwijzerszin te draaien op het
symbool van de minimum vlam tot, de brander wordt aangeschakeld . Om de vlam te regelen, moet u de knop in de zone tussen het maximum ( ) en het minimum ( ) plaatsen. Om de brander weer uit
te schakelen, moet de knop op positie OFF geplaatst worden.
Als geen enkele vonk geproduceerd wordt wanneer op eender welke bedieningsknop van de brander gedrukt wordt, kan het zijn dat de batterij moet vervangen worden. Raadpleeg voor deze handeling de paragraaf “12.1 Plaatsing en vervanging van de batterij”.
Als de batterij nieuw is en er wordt toch geen vonk geproduceerd, mag niet geprobeerd worden het toestel te gebruiken maar moet de dichtst bijzijnde erkende assistentiedienst gecontacteerd worden.
Na de ontsteking moet de knop voor enkele seconden ingedrukt gehouden worden, zodat het thermokoppel kan opwarmen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer de knop losgelaten wordt: dit wil zeggen dat het thermokoppel nog niet voldoende opgewarmd is. Wacht enkele ogenblikken, en herhaal de handeling door de knop langer ingedrukt te houden. Deze handeling moet niet uitgevoerd worden voor branders zonder thermokoppel. Eens de brander aangeschakeld is, kan de vlam naar wens geregeld worden. Na het gebruik van de kookplaat moet steeds gecontroleerd worden of de bedieningsknoppen zich in de positie (uit) bevinden.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt na ongeveer 20 seconden een veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan open. In dit geval moet de knop in de positie OFF geplaatst worden, en mag voor minstens 60 seconden niet geprobeerd worden de brander weer aan te schakelen.
13.2 Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden met een platte bodem en met een deksel, en die geschikt zijn voor de brander, om te voorkomen dat de vlam langs de zijkanten lekt (raadpleeg de paragraaf “13.3 Diameter van de recipiënten”). Wanneer de vloeistof begint te koken, moet de vlam zodanig verminderd worden om te vermijden dat de vloeistof overkookt. Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen, moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de omtrek van de kookplaat blijven. Wanneer olies of vetten worden gebruikt, moet goed opgelet worden dat ze bij het heet worden niet gaan branden.
120
Aanwijzingen voor de gebruiker
13.3 Diameter van de recipiënten
BRANDERS
1 Hulpbrander 2 Snelbrander
Aandacht: Na bereidingen die uitgevoerd werden met recipiënten met een aluminium bodem, kunnen witte resten overblijven op de gietijzeren roosters. Gewoonlijk worden deze resten veroorzaakt door de wrijving van de bodem van de recipiënten op de roosters, en kunnen moeilijk verwijderd worden met een normale reiniging. Het gebruik van schurende of te agressieve producten voor de reiniging van het rooster zou het email van het rooster zelf kunnen beschadigen.
Min. en Max. Ø (in cm)
12 - 16 18 - 26
121
Aanwijzingen voor de gebruiker

14.REINIGING EN ONDERHOUD

GEBRUIK GEEN STOOMSTRAAL OM HET TOESTEL TE REINIGEN.

14.1 Reiniging van roestvrij staal

Om het roestvrij staal in goede staat te houden, moet het na elk gebruik gereinigd worden nadat het afgekoeld is.

14.1.1 Gewone dagelijkse reiniging

Gebruik voor het reinigen en bewaren van de roestvrije stalen oppervlakken enkel specifieke producten die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten. Gebruiksaanwijzing: giet het product op een vochtige doek en reinig hiermee het oppervlak, spoel grondig, en droog met een zacht doek of met een zeemvel.

14.1.2 Voedselvlekken of -resten

Gebruik geen metalen sponsjes en snijdende schrapers, zodat de oppervlakken niet beschadigd worden. Gebruik normale en niet-schurende producten voor staal, en eventueel houten of plastic gereedschappen. Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
14.2 Reiniging van de gasonderdelen
De roosters, de deksels, de vlamverdelers en de branders kunnen verwijderd worden om de reiniging te vergemakkelijken; was ze in warm water en met een niet­schurend reinigingsmiddel, verwijder de afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn. Hermonteer de deksels op de relatieve kronen, en controleer of de insnijdingen A gecentreerd worden met de pinnen B van de branders.
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de thermokoppels moeten deze steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten tandenstoker of met een naald.

14.2.1 Het rooster

Voor een optimale reiniging van het rooster wordt aangeraden het te reinigen, wanneer het nog iets warm is en wanneer thermische handschoenen gedragen worden, met behulp van een koperborstel zodat eventuele voedselresten verwijderd worden. Was het rooster daarna met een ontvettend reinigingsmiddel, en spoel zorgvuldig. Het rooster staat steeds in contact met de vlam, zodat de glans van de delen van het staal die het meest de warmte moeten verdragen mettertijd kan verdwijnen. Dit is een normaal veschijnsel dat de functionaliteit van dit onderdeel absoluut niet schaadt. Om het vergelen van het rooster te vermijden, wordt aangeraden om voor de reiniging een crème voor inox en een niet-schurende spons te gebruiken.
Het rooster kan gewassen worden in de vaatwasmachine.
122
Na een grondige reiniging moet het toestel aangeschakeld worden zodat de resten van het reinigingsmiddel geëlimineerd worden.
Loading...