®Reg. U.S. Pat. & Tm. O en ™ algemene wettelijke markeringen. Ga naar www.navico.com/intellectual-property om de wereldwijde
handelsmerkrechten van Navico Group en andere entiteiten te bekijken.
®
• Navico
is een handelsmerk van Navico Group.
• Simrad® is een handelsmerk van Kongsberg Maritime AS, in licentie gegeven aan Navico Group.
• Zeus® is een handelsmerk van Navico Group.
• Active Imaging™ is een handelsmerk van Navico Group.
• StructureScan® is een handelsmerk van Navico Group.
• TotalScan® is een handelsmerk van Navico Group.
• Bluetooth® is een handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
• Wi-Fi® is een handelsmerk van Wi-Fi Alliance.
• NMEA® en NMEA 2000® zijn handelsmerken van de National Marine Electronics Association.
• SD® en microSD® zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
• QR-code® is een handelsmerk van Denso Wave Incorporated.
Garantie
De garantie van dit product wordt als afzonderlijk document meegeleverd.
Veiligheid, disclaimer en naleving
De veiligheids-, disclaimer- en nalevingsverklaringen van dit product worden als afzonderlijk document geleverd.
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij gebruik van
een internetverbinding via een mobiele telefoon of een verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te houden dat het
dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u overbrengt. Neem
bij twijfel contract op met uw internetprovider voor de geldende tarieven en beperkingen. Neem contact op met uw serviceprovider voor
informatie over kosten van en beperkingen voor het downloaden van gegevens.
Meer informatie
Documentversie: 002
De functies die in deze handleiding staan beschreven en die erin zijn afgebeeld, kunnen vanwege de voortdurende ontwikkeling van de
software afwijken van wat u op uw eenheid ziet.
Scan voor de nieuwste versie van dit document in de ondersteunde talen en andere gerelateerde documentatie de QR-code
www.simrad-yachting.com/downloads/nsx.
®
of ga naar:
Contact opnemen
Ga voor productondersteuning en service-informatie naar www.simrad-yachting.com/contact-us.
2
Page 3
INHOUD
4 Inleiding
4 In de doos
5 Bediening voorpaneel
5 Connectoren
6 Kaartlezer
*Onderdeelnummer voor de gimbalset, afzonderlijk verkrijgbaar.
4
Page 5
Bediening voorpaneel
BCAED
BACFED
AB
Connectoren
7-inch eenheid
A Aan/uit-knop
• Ingedrukt houden om de eenheid aan
of uit te zetten.
• Druk één keer in om het snelmenu te
openen. Herhaaldelijk kort indrukken
om te bladeren door standaardniveaus
voor de helderheid van het scherm.
B Touchscreen
9-inch, 12-inch en ultrabrede eenheden
A Ethernet (5-polige connector)
B NMEA 2000® (Micro-C-connector)
C Voeding en voedingsregeling (4-polige connector)
D Aardingsklem
E Echosounder (9-polige connector)
F USB (type-A-connector)
5
Page 6
Kaartlezer
U kunt een microSD® kaart gebruiken voor het volgende:
• Gedetailleerde kaarten weergeven
• Software bijwerken
• Overdracht van gebruikersgegevens (waypoints, routes, tracks, screenshots).
¼ Opmerkingen:
• Als een microSD
®
kaart en een USB-opslagapparaat beide zijn geplaatst, worden standaard gegevens en
screenshots opgeslagen op het USB-opslagapparaat.
• Zorg dat u geen bestanden downloadt, overdraagt of kopieert naar een geheugenkaart met
cartograsche producten, omdat u hiermee de cartograsche informatie op de geheugenkaart kunt
beschadigen.
• MicroSD® kaarten met een maximale capaciteit van 256 GB worden ondersteund in FAT32-, ExFAT- of
NTFS-bestandssystemen.
• Sluit het beschermende klepje altijd goed na het plaatsen of verwijderen van een microSD® kaart om de
sleuf waterdicht te houden.
6
Page 7
INSTALLATIE
Algemene montagerichtlijnen
⚠WAARSCHUWING: Installeer de eenheid niet in een gevaarlijke/ontvlambare omgeving.
Draag tijdens het boren, zagen of schuren altijd adequate oogbescherming, gehoorbescherming
en een stofmasker. Vergeet niet om tijdens het boren of zagen de achterkant van een oppervlak
te controleren.
¼ Opmerking: Kies een montagelocatie waar de eenheid niet wordt blootgesteld aan omstandigheden die
niet aan de technische specicaties voldoen.
Montagelocatie
Dit product genereert warmte waarmee rekening moet worden gehouden bij het kiezen van de
montageplaats.
Zorg dat op de gekozen plaats het volgende mogelijk is:
• kabelgeleiding, kabelaansluiting en kabelondersteuning
• aansluiting en gebruik van draagbare opslagapparaten
Houd ook rekening met:
• de vrije ruimte rondom de eenheid om oververhitting te voorkomen
• de constructie en sterkte van het montageoppervlak in verhouding tot het gewicht van de apparatuur
• trillingen in het montageoppervlak waardoor de apparatuur zou kunnen worden beschadigd
• verborgen elektrische draden die beschadigd kunnen raken bij het boren van gaten
Ventilatie
Bij onvoldoende ventilatie en daaropvolgende oververhitting van de eenheid kunnen de werking en
levensduur afnemen. Voor alle eenheden die niet met een beugel zijn bevestigd, wordt ventilatie achter
de eenheid aanbevolen.
Zorg ervoor dat de luchtstroom niet wordt belemmerd door kabels.
Voorbeelden van ventilatieopties voor de behuizing zijn, in volgorde van voorkeur:
• lucht met een positieve druk uit het aircosysteem van het vaartuig.
• lucht met een positieve druk uit lokale koelventilatoren (ventilator vereist bij ingang, ventilator
optioneel bij uitlaat).
• passieve luchtstroom uit ventilatieopeningen.
Elektromagnetische interferentie en radiofrequentie-interferentie
Dit apparaat voldoet aan de toepasselijke EMC-voorschriften (elektromagnetische compatibiliteit). Om
ervoor te zorgen dat de EMC-prestaties niet worden aangetast, gelden de volgende richtlijnen:
• afzonderlijke accu voor de scheepsmotor
• minimaal 1 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en zendapparatuur of kabels die
radiosignalen doorgeven
• minimaal 2 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en de SSB-radio
• meer dan 2 m tussen het apparaat, de kabels van het apparaat en de radarstraal.
Veilige kompasafstand
De eenheid zendt elektromagnetische interferentie uit die tot onnauwkeurige metingen op een kompas
in de buurt kunnen leiden. Om onnauwkeurigheid van het kompas te voorkomen, moet de eenheid ver
genoeg worden gemonteerd, zodat de interferentie geen invloed heeft op de kompaswaarden. Zie de
tabel met technische specicaties voor de minimale veilige afstand tot het kompas.
7
Page 8
®
A
B
C
Wi-Fi
Het is belangrijk om de Wi-Fi® prestaties te testen voordat de plaats van de eenheid wordt bepaald.
Bouwmateriaal (staal, aluminium of koolstof) en zware constructies zullen de Wi-Fi
beïnvloeden.
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
• Selecteer een plaats met onbelemmerd vrij zicht tussen eenheden die via Wi-Fi
• Zorg dat de afstand tussen de Wi-Fi
• Monteer de eenheid op een afstand van ten minste 1 m van apparatuur die interferentie kan veroorzaken.
®
eenheden zo klein mogelijk is.
®
prestaties
®
zijn verbonden.
GPS
Het is belangrijk om de GPS-prestaties te testen voordat de locatie van het apparaat wordt bepaald.
Bouwmateriaal (staal, aluminium of koolstof) en zware constructies zullen de GPS-prestaties beïnvloeden.
Vermijd een montageplek waar metalen obstakels het vrije zicht belemmeren.
Slechte prestaties kunnen worden verholpen door een goed geplaatste externe GPS-module toe te voegen.
A Optimale locatie (boven dek)
B Minder effectieve locatie
C Niet aanbevolen locatie
¼ Opmerking: Houd rekening met zijwaarts zwenken als u de GPS-sensor hoog boven zeeniveau monteert.
Door rollen en stampen kunnen onjuiste posities worden verkregen en kan de feitelijke koers afwijken.
Touchscreen
De werking van het touchscreen kan worden beïnvloed door de locatie van het apparaat. Vermijd locaties
waar het scherm wordt blootgesteld aan direct zonlicht of langdurige regen.
Hoekklem monteren en verwijderen
Gebruik een platte schroevendraaier om de hoekklem voorzichtig te verwijderen.
¼ Opmerking: Ultrabrede schermeenheden hebben geen hoekschroeven of -klemmen.
8
Page 9
Paneelmontage
Raadpleeg de montagesjabloon voor paneelmontage-instructies met afbeeldingen.
Steun achterzijde (alleen ultrabrede schermen)
1 Plaats het scherm in de uitsparing in het dashboard met behulp van de meegeleverde pakking.
2 Gebruik het meegeleverde gereedschap om de schroefbouten vast te draaien.
3 Draai met de hand de vier schroefbouten (meegeleverd) vast in de koperen inzetstukken op de
achterzijde van de behuizing.
4 Plaats de achtersteunen over de bouten en draai ze rechtsom vast met twee vleugelmoeren per bout.
⚠WAARSCHUWING: Draai alleen vast met de hand! Gebruik geen gereedschap om de
achtersteunen in het schermframe vast te zetten. Als u te veel kracht uitoefent, kan de
achterkant van de schermeenheid beschadigd raken.
Gimbalsteun
1 Plaats de steun met voldoende hoogte om de eenheid te kantelen en zorg dat er aan beide zijden
ruimte is voor knopaanpassingen.
2 Markeer de plek van de schroefgaten door de steun als sjabloon te gebruiken en boorgeleidegaten.
3 Schroef de steun vast met bevestigingsmateriaal dat geschikt is voor het materiaal waarop u de steun
monteert.
4 Bevestig de eenheid met behulp de knoppen aan de steun. Draai deze uitsluitend met de hand aan.
¼ Opmerking: De onderstaande schroeven zijn uitsluitend bedoeld ter illustratie. Gebruik
bevestigingsmiddelen die geschikt zijn voor het montageoppervlak.
9
Page 10
BEDRADING
2
31
4
Richtlijnen voor de bekabeling
Doe dit niet:
• Maak geen scherpe knikken in de kabels.
• Zorg er bij de plaatsing van de kabels voor dat er geen water in de connectors kan lopen.
• Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of hoogspanningskabels en
kabels met een hoog frequentiesignaal.
• Plaats de kabels niet op plekken waar deze mechanische systemen hinderen.
• Leg geen kabels over scherpe of puntige randen.
Doe dit wel:
• Maak druipwater- en servicelussen.
• Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze veilig op hun plaats te houden.
• Soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de kabels verlengen of verkorten.
Uitstekende kabels moeten worden voorzien van een passende krimpconnector of dicht worden
gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo hoog mogelijke plaats om de kans op
onderdompeling in water te minimaliseren.
• Laat ruimte vrij rondom connectors om het plaatsen en verwijderen van kabels gemakkelijker te
maken.
⚠WAARSCHUWING: Schakel de stroom uit voor u met installeren begint. Als de stroom
ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van brand, elektrische schokken of
andere ernstige verwondingen. Zorg dat het voltage van de stroomvoorziening compatibel is
met dat van de eenheid.
⚠WAARSCHUWING: De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC worden
verbonden met een zekering of een stroomonderbreker (die zo dicht mogelijk bij de
stroomsterkte van de zekering komt). Raadpleeg het gedeelte Specicaties in deze handleiding
voor de aanbevolen stroomsterkte van de zekering.
Voeding en voedingsregeling
De voedingsconnector dient voor voeding en een extern alarm.
Details voedingsconnector
Uitgang (mannelijk)
1 DC negatief
2 Voedingsregeling
3 +12 V DC
4 Extern alarm
10
Page 11
Voedingsaansluiting
C
AB
A
De eenheid is geschikt voor voeding door een systeem van 12 V DC.
De eenheid is beveiligd tegen verwisseling van de polen, onderspanning en overspanning (voor een
beperkte tijd).
Op de positieve toevoer moet een zekering of stroomonderbreker worden geplaatst. Voor de aanbevolen
stroomsterkte van de zekering raadpleegt u het gedeelte Specicaties in deze handleiding.
A +12V DC (rood)
B DC negatief (zwart)
C Zekering (raadpleeg het gedeelte Specicaties in
deze handleiding voor de aanbevolen stroomsterkte)
In-/uitschakelen via schakeldraad
De gele draad in de voedingskabel kan worden gebruikt om te regelen hoe de eenheid wordt in- en
uitgeschakeld.
Aan/uit-knop
De eenheid wordt in- of uitgeschakeld door de aan/uit-knop op de eenheid in te drukken. Sluit de gele
schakeldraad niet aan en dek het uiteinde af met tape of smelt het dicht om kortsluiting te voorkomen.
In-/uitschakelen via voeding
De eenheid wordt in- of uitgeschakeld zonder de aan/uit-knop te gebruiken als stroom wordt toegevoerd/
gestopt. Sluit de gele draad aan op de rode draad na de zekering.
¼ Opmerking: De eenheid kan niet worden uitgeschakeld met de aan/uit-knop, maar kan wel in de stand-
bymodus worden gezet (achtergrondverlichting van het scherm gaat uit).
A Voeding (geel)
11
Page 12
In-/uitschakelen via contactschakelaar
A
AA
2
1
3
4
De eenheid wordt ingeschakeld wanneer de contactschakelaar wordt omgedraaid om de motoren te
starten.
¼ Opmerking: De startaccu's van de motor en de serviceaccu's dienen dezelfde aardaansluiting te hebben.
A Voeding (geel)
B Contactschakelaar
B
Extern alarm
Sluit de blauwe draad van de voedingskabel aan op een externe zoemer of sirene om een extern alarm te
activeren.
A Uitgang externe alarm (blauw)
B Sirene en relais
C Zoemer
¼ Opmerking: Gebruik een relais
voor sirenes die meer dan 1 A
afnemen.
C
B
NMEA 2000
Via de NMEA 2000® datapoort kunt u gegevens uit verschillende bronnen ontvangen en delen.
®
Details connector
Uitgang (mannelijk)
1 Afscherming
5
2 NET-S (+12 V DC)
3 NET-C (DC negatief)
4 NET-H
5 NET-L
12
Page 13
Een NMEA 2000® netwerk plannen en installeren
4
TT
2
3
Een NMEA 2000® netwerk bestaat uit een backbone-voedingskabel van waaruit netwerkkabels verbinding
maken met NMEA 2000® apparaten. De backbone-kabel moet zijn gelegen op 6 m (20 ft) afstand van de
locaties van alle aan te sluiten apparaten, meestal in een lijn van boeg naar achtersteven.
De volgende richtlijnen zijn van toepassing:
• De totale lengte van de backbone kabel mag niet groter zijn dan 100 meter.
• Een enkele netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 meter (20 ft). De totale lengte van alle
netwerkkabels samen mag niet meer zijn dan 78 meter.
• Aan elk uiteinde van de backbone moet een afsluitweerstand worden geïnstalleerd. De terminator kan
een eindplug of een eenheid met een ingebouwde terminator zijn.
A
B
A
B
B
A
E
D
CC
B
A
A NMEA 2000
B Netwerkkabel
C Terminator
D 12 V DC-voeding
E Backbone
®
apparaat
Voeding voor het NMEA 2000® netwerk
Het netwerk heeft een eigen 12 V DC voeding nodig, beschermd door een 3 ampère zekering.
Bij kleinere systemen: voeding aansluiten ergens in de backbone.
Bij grotere systemen: voeding aansluiten op een centraal punt in de backbone voor een gelijkmatige
spanning in het netwerk. Zorg dat de belasting-/stroomafname aan weerszijde van het voedingspunt
gelijk is.
¼ Opmerking: 1 LEN (Load Equivalency Number) is gelijk aan 50 mA stroomafname.
LEN
LEN2LEN
LEN1LEN3LEN1LEN
(8 LEN)(8 LEN)
¼ Opmerking: Sluit de NMEA 2000® voedingskabel niet aan op dezelfde terminals als de startaccu van de
motor, de stuurautomaatcomputer, de boogschroenstallatie of andere hoogspanningsapparaten.
13
Page 14
USB-poort
1
2
3
4
5
6
9
4
2
De 9-inch, 12-inch en ultrabrede schermeenheden hebben een USB-A-poort die kan worden gebruikt om
te verbinden met een:
• Opslagapparaat of
• Kaartlezer
¼ Opmerking: USB-apparaten moeten standaard pc-compatibele hardware zijn.
Ethernet
De Ethernet-poort(en) kan/kunnen worden gebruikt voor gegevensoverdracht en synchronisatie van
door de gebruiker gemaakte gegevens. Aanbevolen wordt om te zorgen dat alle systeemapparaten zijn
aangesloten op het Ethernet-netwerk. Er is geen speciale installatie vereist voor het opzetten van een
Ethernet-netwerk.
Details Ethernet-connector
Uitgang op eenheid
1 Positief verzenden TX+
2 Negatief verzenden TX-
3 Positief ontvangen RX+
4 Negatief ontvangen RX-
5 Afscherming
Ethernet-hub
U kunt netwerkapparaten aansluiten via een Ethernet-hub. U kunt extra hubs toevoegen om het gewenste
aantal poorten te bieden.
Echosounder
Ondersteunt:
• Sonar/CHIRP sonar
• DownScan
• SideScan
• Active Imaging/Active Imaging HD/Active Imaging 3-in-1/TotalScan/StructureScan
¼ Opmerking: Een 7-pins transducerkabel kan op een 9-pins poort worden aangesloten met een 7-pins
naar 9-pins adapterkabel. Als de transducer een sensor heeft voor de snelheid van het schoepenwiel,
geeft de eenheid geen gegevens over de watersnelheid weer.
®Reg. U.S. Pat. & Tm. O en ™ algemene wettelijke markeringen.
Ga naar www.navico.com/intellectual-property om de wereldwijde
handelsmerkrechten van Navico Group en andere entiteiten te bekijken.
www.simrad-yachting.com
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.