• In deze handleiding wordt verwezen naar de faxfunctie. In sommige landen en regio's is de faxfunctie echter niet beschikbaar.
• Deze handleiding is met de grootste zorg vervaardigd. Als u opmerkingen of vragen hebt over de handleiding, neem dan
contact op met de dealer of dichtstbijzijnde erkende servicevestiging.
• Dit product is onderworpen aan strenge kwaliteitscontroles en inspectieprocedures. Mocht zich toch een storing of ander
probleem voordoen, neem dan s.v.p. contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde erkende servicebedrijf.
• Behoudens voorzover wettelijk vereist kan SHARP niet aansprakelijk worden gesteld voor defecten die optreden gedurende het
gebruik van het product of zijn opties, of defecten die het gevolg zijn van een onjuiste bediening van het product en zijn opties,
of andere defecten, of voor enige schade die ontstaat als gevolg van het gebruik van het product.
Waarschuwing
• Verveelvoudiging, aanpassing of vertaling van de inhoud van deze handleiding zonder voorafgaande toestemming is verboden,
behoudens voorzover toegestaan onder het auteursrecht.
• Alle informatie in deze handleiding is onder voorbehoud.
In deze handleiding weergegeven illustraties en het bedieningspaneel en aanraakscherm
De randapparatuur is meestal optioneel. Bij enkele modellen maakt bepaalde randapparatuur echter deel uit van de
standaarduitrusting.
Bij de uitleg in deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat er een rechterlade en een onderkast/2x500 vel papierlade zijn
geïnstalleerd.
Om bepaalde functies en bediening nader uit te leggen, zijn we er bij bepaalde beschrijvingen van uitgegaan dat extra
randapparatuur is geïnstalleerd.
De schermweergaven, meldingen en toetsnamen in deze handleiding kunnen afwijken van die van het apparaat als
gevolg van verbeteringen en aanpassingen aan het product.
MET HET APPARAAT MEEGELEVERDE
HANDLEIDINGEN
Bij de machine worden gedrukte handleidingen en handleidingen in PDF-indeling opgeslagen op de harde schijf van de
machine geleverd. Lees de betreffende handleiding voor de functie die u wilt gebruiken op de machine.
Gedrukte handleidingen
Naam handleidingInhoud
Veiligheidshandleiding
Handleiding
software-installatie
Verkorte
installatiehandleiding
Problemen oplossen
Deze handleiding bevat instructies voor een veilig gebruik van de machine en toont de technische
gegevens van de machine en de randapparatuur.
Deze handleiding legt uit hoe u de software moet installeren en de instellingen moet configureren
om de machine als printer of scanner te gebruiken.
Deze handleiding biedt eenvoudige uitleg over alle functies van de machine in één publicatie.
Uitgebreide informatie over elk van de functies vindt u in de PDF-handleidingen.
Deze handleiding legt uit hoe vastgelopen papier wordt verwijderd en biedt antwoorden op
veelgestelde vragen over de bediening van de machine vanuit elke modus. Raadpleeg deze
handleiding als u problemen ondervindt tijdens het gebruik van de machine.
2
Handleidingen in PDF-indeling
De handleidingen in PDF-indeling bieden uitgebreide beschrijvingen van procedures voor gebruik van de machine in
elke modus. Bekijk de PDF-handleidingen door ze te downloaden van de harde schijf van de machine. De procedure
voor het downloaden van de handleidingen wordt beschreven in "Hoe u de pdf-handleidingen downloadt" in de Verkorte
installatiehandleiding.
Naam handleidingInhoud
Gebruikershandleiding
(Deze handleiding)
Kopieerhandleiding
PrinterhandleidingDeze handleiding biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de printerfunctie.
Scannerhandleiding
Handleiding
documentarchivering
Handleiding
systeeminstellingen
In deze handleiding vindt u informatie zoals elementaire procedures over de bediening en het
onderhoud van het apparaat en het laden van papier.
Deze handleiding biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de kopieerfunctie.
Deze handleiding biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de
scannerfunctie en de functie Internetfax.
Deze handleiding biedt uitgebreide uitleg van de procedures voor het gebruik van de functie
documentarchivering. Met de functie documentarchivering kunt u de documentdata van een
kopieer- of faxopdracht, of de data van een afdrukopdracht, als bestand opslaan op de harde schijf
van de machine. Het bestand kan indien nodig worden opgeroepen.
Deze handleiding legt de "Systeeminstellingen" uit die gebruikt worden voor het configureren van
een reeks parameters die bedoeld zijn voor een optimale aansluiting op de behoeften van uw
werkplek. De huidige instellingen kunnen worden weergegeven of afgedrukt vanuit de
"Systeeminstellingen".
Pictogrammen in deze handleidingen
De pictogrammen in de handleidingen geven het volgende type informatie aan:
Waarschuwing
Let op
Hiermee wordt u gewezen op een
situatie die kan leiden tot beschadiging
of storing van de machine.
Hier volgt extra uitleg over een functie
of procedure.
Hier wordt het annuleren of corrigeren
van een bewerking uitgelegd.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of overlijden.
Dit symbool waarschuwt u voor situaties waarin een risico bestaat op letsel of schade aan eigendommen.
Dit verwijst naar de naam van een systeeminstelling en biedt korte
uitleg van de instelling. Zie de Handleiding systeeminstellingen voor
meer informatie over elke systeeminstelling.
Indien "Systeeminstellingen:" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een algemene instelling.
Indien "Systeeminstellingen (Beheerder):" wordt weergegeven:
Dit betreft uitleg over een instelling die alleen door een beheerder
dient te worden geconfigureerd.
3
VOORDAT U HET APPARAAT IN
1
Dit hoofdstuk biedt basisinformatie over het apparaat. Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt.
GEBRUIK NEEMT
ONDERDELEN EN FUNCTIES
BUITENZIJDE
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Als er geen afwerkingeenheid,
papierdoorvoereenheid en zadelsteek
afwerkingseenheid (randapparaten)
zijn geïnstalleerd.
(1)Toevoer enkele bladen en omkeerfunctie
(automatische origineelinvoer)
Deze laadt en scant automatisch meerdere originelen. Bij
dubbelzijdige originelen kunnen automatisch beide zijden
worden gescand.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 33)
(2)Voorklep
Open deze klep om de hoofdvoedingsschakelaar aan of
uit te zetten of een tonercartridge te vervangen.
☞
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 13)
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 58)
(3)Papierdoorvoereenheid
Deze voert afdrukken naar de zadelsteek afwerkingseenheid.
*
(7)
Als er een afwerkingeenheid
(randapparaat) is geïnstalleerd.
(4)Bedieningspaneel
Dit wordt gebruikt om functies te selecteren en het aantal
kopieën in te voeren.
☞ BEDIENINGSPANEEL (pagina 9)
(5)Uitvoerlade (rechterlade)
Als deze is geïnstalleerd, kunnen er afdrukken naar
worden uitgevoerd.
(6)Uitvoerlade (middelste lade)
Kopieer- en afdruktaken worden naar deze lade
uitgevoerd.
(7)Afwerkingeenheid
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten. Er
kan ook een perforatiemodule worden geïnstalleerd om
uitvoer te perforeren.
*
*
☞ AFWERKINGEENHEID (pagina 40)
* Randapparatuur
De randapparatuur is overwegend optioneel, maar bij sommige modellen wordt bepaalde randapparatuur standaard meegeleverd.
4
(8)(10)(9)(13)(11) (12)
(8)Zadelsteek afwerkingseenheid
Deze kan worden gebruikt om afdrukken te nieten. De
zadelsteek afwerkingseenheid kan afdrukken
automatisch nieten op de middellijn en de vellen vouwen
om een boekje te maken. Er kan ook een
perforatiemodule worden geïnstalleerd om uitvoer te
perforeren.
*
☞ ZADELSTEEK AFWERKINGSEENHEID (pagina 45)
(9)Papierlade 1
Hierin wordt papier geplaatst. Er kunnen maximaal 500
vellen papier worden geladen.
☞ LADE-INSTELLINGEN VOOR PAPIERLADE 1-4
(pagina 23)
(10) Papierlade 2
Hierin wordt papier geplaatst. Er kunnen maximaal 500
vellen papier worden geladen.
☞ LADE-INSTELLINGEN VOOR PAPIERLADE 1-4
(pagina 23)
(11) Papierlade 3 (als een onderkast/1x500 vel papierlade
of een onderkast/2x500 vel papierlade is
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst. Er kunnen maximaal 500
vellen papier worden geladen in deze lade.
☞ LADE-INSTELLINGEN VOOR PAPIERLADE 1-4
(pagina 23)
(12) Papierlade 4 (als een onderkast/2x500 vel papierlade
is geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst. Er kunnen maximaal 500
vellen papier worden geladen in deze lade.
☞ LADE-INSTELLINGEN VOOR PAPIERLADE 1-4
(pagina 23)
(13) Papierlade 5 (als een hoge capaciteitlade is
geïnstalleerd)*
Hierin wordt papier geplaatst. Er kunnen maximaal 3500
vellen papier worden geladen.
☞ PAPIER LADEN IN PAPIERLADE 5 (Hoge
capaciteitlade) (pagina 26)
* Randapparatuur
De randapparatuur is overwegend optioneel, maar bij sommige modellen wordt bepaalde randapparatuur standaard
meegeleverd.
5
BINNENZIJDE
(14)(15)(16)(19)(18)(17)
(22)(21)(20)(25) (26)(24)(23)
(14) Tonercartridges
Wanneer de toner in een cartridge opraakt, moet u de cartridge
vervangen door een nieuwe cartridge van dezelfde kleur.
☞
DE TONERCARTRIDGES VERVANGEN (pagina 58)
(15) Fuser
Hier wordt warmte toegepast om de overgebrachte
afbeelding in het papier te smelten.
Let op
De fuser wordt heet. Zorg dat u geen brandwonden
oploopt als u probeert vastgelopen papier te verwijderen.
(16) Transportband
Tijdens kleurkopiëren worden de tonerafbeeldingen van
elk van de vier kleuren op elk van de lichtgevoelige
trommels gecombineerd op de transportband.
Tijdens zwart-witkopiëren wordt alleen de zwarte
tonerafbeelding overgebracht op de transportband.
Raak de transportband niet aan en beschadig deze niet.
Hierdoor kan het beeld beschadigen.
(17) Rechterklep
Open deze klep om de stelhendel voor de fuserdruk te
bedienen en om vastgelopen papier te verwijderen.
☞ Stelhendels voor fuserdruk (pagina 32)
(18) Klep papieromkeergedeelte
Deze klep wordt gebruikt bij dubbelzijdig kopiëren en afdrukken.
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
(19) Handinvoerlade
Gebruik deze lade om handmatig papier in te voeren.
Als u een groter papierformaat laadt dan A4R of
8-1/2" x 11"R, trek dan het verlengstuk van de handinvoer uit.
☞
PAPIER LADEN IN DE HANDINVOERLADE (pagina 28)
(20) Hoofdvoedingsschakelaar
Deze wordt gebruikt om het apparaat in te schakelen.
Laat deze schakelaar in de stand "Aan" staan bij gebruik
van de fax- of internetfaxfunctie.
☞ DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 13)
(21) Toneropvangbak
Hierin wordt toner verzameld die na het kopiëren of
afdrukken achterblijft.
De toneropvangbak kan worden meegegeven aan uw
onderhoudstechnicus.
(22) Ontgrendelknop toneropvangbak
Druk op deze knop om de toneropvangbak te
ontgrendelen als u de toneropvangbak wilt vervangen of
de laserunit wilt reinigen.
☞
DE LASERUNIT REINIGEN (pagina 54)
☞
VERVANGEN VAN TONEROPVANGBAK (pagina 61)
(23) Hendel
Trek deze hendel naar buiten als u het apparaat wilt verplaatsen.
(24) Rechterklep van onderkast/1x500 vel papierlade
Rechterklep van onderkast/2x500 vel papierlade (als
een onderkast/1x500 vel papierlade of een
onderkast/2x500 vel papierlade is geïnstalleerd)
Open deze klep om vastgelopen papier in papierlade 3 of
papierlade 4 te verwijderen.
(25) Rechterklep van papierlade
Open deze klep om vastgelopen papier in papierlade 1 of
papierlade 2 te verwijderen.
(26) Ontgrendelhendel rechterklep
Als u vastgelopen papier wilt verwijderen, trekt u aan
deze knop en houdt u deze omhoog om de klep aan de
rechterkant te openen.
6
AUTOMATISCHE ORIGINEELINVOER
(2)
(3)(4)(5)(6)(7)(1)
(8)
(9)
(1)Papierinvoerrol
Deze rol draait zodat het origineel automatisch wordt
ingevoerd.
(2)Klep origineelinvoergedeelte
Open deze klep om een vastgelopen origineel te
verwijderen of de papierinvoerrol te reinigen.
(3)Origineelgeleiders
Deze helpen te waarborgen dat het origineel goed wordt
gescand. Stel de geleiders af op de breedte van het
origineel.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 33)
(4)Lade automatische origineelinvoer
Plaats uw originelen in deze lade. Enkelzijdige originelen
moeten met de afbeelding naar boven worden geplaatst.
☞ HET ORIGINEEL PLAATSEN (pagina 33)
(5)Origineeluitvoerlade
Na het scannen worden originelen naar deze lade
uitgevoerd.
(6)Scangedeelte
Hier worden originelen gescand die in de automatische
origineelinvoer zijn geplaatst.
☞ REGELMATIG ONDERHOUD (pagina 52)
(7)Formaatdetector
Deze detecteert de afmetingen van originelen die op de
glasplaat worden gelegd.
☞ HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 36)
(8)Omkeerlade
Bij het scannen van een dubbelzijdig origineel wordt het
origineel tijdelijk naar deze lade uitgevoerd om te worden
omgedraaid voor het scannen van de achterzijde.
(9)Glasplaat
Gebruik deze om een boek of een ander dik origineel te
scannen dat niet via de automatische origineelinvoer kan
worden geladen.
☞ HET ORIGINEEL OP DE GLASPLAAT PLAATSEN
(pagina 36)
7
AANSLUITINGEN
(1)USB-aansluiting (A-type)
Deze wordt gebruikt om een USB-hub of een
USB-geheugen op het apparaat aan te sluiten.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(1)
(2)
(3)
(4)
(2)USB-aansluiting (B-type)
U kunt een computer aansluiten op deze aansluiting om
het apparaat te gebruiken als printer.
Gebruik een afgeschermd type USB-kabel.
(3)LAN-aansluiting
Sluit de LAN-kabel aan op deze aansluiting als het
apparaat binnen een netwerk wordt gebruikt.
Gebruik een afgeschermd type LAN-kabel.
(4)Aansluiting voor onderhoudsdoeleinden
Let op
Als u een kabel aansluit op deze aansluiting, kan het
apparaat storingen gaan vertonen.
Belangrijke informatie voor onderhoudstechnici:
De kabel voor de onderhoudsaansluiting mag niet langer
zijn dan 3 meter (118").
8
BEDIENINGSPANEEL
(3)(4)(5)(2)(1)
DOCUMENT
ARCHIVERING
BEELD
VERZENDEN
KOPIE
OPDRACHT STATUS
(1)Aanraakscherm
Op het aanraakscherm worden meldingen en toetsen
weergegeven.
Druk op de weergegeven toetsen om de gewenste
functies te bedienen.
Als u op een toets drukt, klinkt een geluidssignaal en
wordt het geselecteerde item gemarkeerd. Hierdoor
wordt uw bedieningshandeling bevestigd.
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
LIJN
DATA
SYSTEEM
INSTELLINGEN
(7)(6)(8)(9)
☞ AANRAAKSCHERM (pagina 11)
(2)Modustoetsen en indicatoren
Gebruik deze toetsen om de op het aanraakscherm
weergegeven modus te wijzigen.
De indicator voor een toets gaat branden als de toets
wordt ingedrukt.
Toets [DOCUMENT ARCHIVERING]
Druk op deze toets om over te schakelen op de
documentarchiveringsfunctie wanneer u een document
wilt opslaan als beeldbestand op de harde schijf of een
afbeelding die is opgeslagen op de harde schijf wilt
afdrukken of verzenden.
☞ Handleiding documentarchivering
Toets [BEELD VERZENDEN]
Druk op deze toets om de netwerkscanner- of faxmodus
te selecteren voor gebruik van de scan- of faxfunctie.
☞ Scannerhandleiding
• Indicator LIJN
Deze indicator brandt tijdens verzenden of ontvangen
in de fax- of internetfaxmodus en verzenden in de
scanmodus.
• Indicator DATA
Deze indicator brandt tijdens ontvangen in de fax- of
internetfaxmodus. De indicator knippert als een
ontvangen fax niet kan worden afgedrukt, bijvoorbeeld
doordat het papier op is. De indicator brandt tijdens het
verzenden van een afbeelding in de scanmodus.
Toets [KOPIE]
Druk op deze toets om naar de kopieermodus te gaan. Houd
de toets [KOPIE] ingedrukt om het totale aantal gemaakte
afdrukken en de resterende hoeveelheid toner te bekijken.
☞ Kopieerhandleiding
LOGOUT
(3)Indicatoren afdrukmodus (indicator GEREED /
indicator DATA)
• Indicator GEREED
Als deze indicator brandt kunnen afdrukgegevens
worden ontvangen.
• Indicator DATA
Deze knippert wanneer afdrukgegevens worden
ontvangen en brandt voortdurend wanneer wordt
afgedrukt.
(4)Numerieke toetsen
Deze worden gebruikt om het aantal kopieën of
faxnummers in te voeren.
(5)Toets [WISSEN] ()
Druk op deze toets het aantal kopieën terug te zetten op
"0".
(6)Toets [OPDRACHT STATUS]
Druk op deze toets om het opdrachtstatusscherm weer te
geven. Dit scherm wordt gebruikt om informatie over
opdrachten weer te geven en opdrachten te annuleren.
De indicator in de toets gaat branden wanneer het
opdrachtstatusscherm wordt weergegeven.
☞ AFDRUK- EN VERZENDSTATUS (OPDRACHT
STATUS) (pagina 12)
(7)Toets [SYSTEEM INSTELLINGEN]
Druk op deze toets om het menuscherm voor de
systeeminstellingen weer te geven. De systeeminstellingen
kunnen worden aangepast voor meer gebruiksgemak,
bijvoorbeeld door de papierinvoer-instellingen te wijzigen
of adressen op te slaan.
☞ Handleiding systeeminstellingen
(8)Toets [LOGOUT] ()
Druk op deze toets om uit te loggen als u hebt ingelogd
om het apparaat te gebruiken.
☞ GEBRUIKERSAUTHENTICATIE (pagina 15)
(9)Toets [PROGRAMMA] ()
Druk op deze toets om een opdrachtprogramma te
gebruiken bij het gebruik van de kopieer- of faxfunctie.
9
DOCUMENT
ARCHIVERING
BEELD
VERZENDEN
KOPIE
OPDRACHT STATUS
AFDRUKKEN
GEREED
DATA
LIJN
DATA
SYSTEEM
INSTELLINGEN
LOGOUT
(10)(12)(11)(13)(14) (15) (16)
(10) Toets [ALLES WISSEN] ()
Druk op deze toets om terug te gaan naar de
oorspronkelijke bedieningstoestand.
Gebruik deze toets om alle gemaakte instellingen te
annuleren en het apparaat te gebruiken met de
standaardinstellingen.
(11) Toets [STOP] ()
Druk op deze toets om een kopieer- of scanopdracht te
stoppen.
(12) Toets [STARTEN ZWART-WIT] ()
Druk op deze toets om een origineel te kopiëren of
scannen in zwart-wit. Deze toets wordt ook gebruikt om
een fax te verzenden in de faxmodus.
(13) Toets [STARTEN KLEUR] ()
Druk op deze toets om een origineel in kleur te scannen.
Deze toets kan niet worden gebruikt in combinatie met de
fax- of internetfaxfunctie.
(14) Toets/indicator [SPAARSTAND] ()
Druk op deze toets om het apparaat in de stand
Automatisch Uitschakelen te zetten om energie te
sparen.
De toets [SPAARSTAND] knippert als het apparaat in de
stand Automatisch Uitschakelen staat.
☞ TOETS [SPAARSTAND] (pagina 14)
(16) AAN-indicator
Deze indicator gaat branden als de
hoofdvoedingsschakelaar van het apparaat in de stand
"Aan" staat.
☞ DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 13)
(15) Toets [AAN] ()
Druk op deze toets om de voeding van het apparaat in of
uit te schakelen.
☞ DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN (pagina 13)
De indicators van het bedieningspaneel kunnen variëren naargelang het land of gebied.
10
AANRAAKSCHERM
Het in deze handleiding afgebeelde aanraakscherm is bedoeld ter illustratie. Het werkelijke scherm ziet er iets anders uit.
Het aanraakscherm gebruiken
Voorbeeld 1
OpdrachtwachtrijSets / Voortgang Status
Kopieren020 / 001Kopieren
(1)
Kopieren020 / 000Papier Op
BBB BBB020 / 000Wachten
0312345678002 / 000Wachten
Geluidssignaal
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr.
(1) De instellingen voor de diverse functies kunnen eenvoudig worden geselecteerd en geannuleerd door met uw
vingertop de toetsen op het scherm aan te raken. Als u een item selecteert, klinkt een geluidssignaal en wordt het
item gemarkeerd om de selectie te bevestigen.
(2) Grijs weergegeven toetsen kunnen niet worden geselecteerd.
1/1
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
Internetfax
(2)
Voorbeeld 2
Spec. Functies
Kantlijnverschuiving
Rechts
Links
Omlaag
Zijde 1
(0 20)
1010
mm
(4)(1)
(3)
OK
OKAnnuleren
Zijde 2
(0 20)
mm
(2)
(1) Als een toets bij het openen van een scherm is
gemarkeerd, is deze geselecteerd. Als u de selectie
wilt wijzigen, drukt u op een van de andere toetsen
om deze te markeren.
(2) Druk op de toets [OK] om de selectie in te voeren.
(3) Druk op deze toets om de instelling te annuleren.
(4) De toetsen kunnen worden gebruikt om een
waarde te verhogen of te verlagen. Houd de gewenste
toets ingedrukt om een waarde snel te wijzigen.
Voorbeeld 4
Gereed voor scannen kopie.
Meerkleuren
Kleurmodus
Opdrachteig.
instellingen
Auto
Belichting
100%
Kopieerfactor
1.
2.
3.
4.
Origineel
A4
A4R
B4
A3
A4
Normaal
A4
Dubbelz. Kopie
Spec. Functies
Snelbestand
0
Uitvoer
Bestand
Voorbeeld 3
Spec. Functies
Kantlijn
Verschuiving
Inbindkopie
Wissen
Opdracht
Samenstel.
Dubbelz.
Kopie
Tandem-
Kopie
OK
1/4
(1)(2)
(1) Sommige items in het scherm Speciale Functies
worden geselecteerd door simpelweg op de toets
voor het item te drukken.
Als u een geselecteerd item wilt annuleren, drukt u
nogmaals op de gemarkeerde toets zodat de
markering verdwijnt.
(2) Wanneer instellingen in meerdere schermen moeten
worden gemaakt, drukt u op de toets of de toets
om door de schermen te bladeren.
Functieoverzicht
Kantlijn
Verschuiving
Wissen
Kaften/
Insteekv
Schuiven:Rechts
:
Voor:10mm/Achter:10mm
Rand:10mm
:
Midden:10mm
Voor:Dubbelzijdig/Achter:Invoegen
:
Invoegsel A:10pagina/B:10pagina
OK
1/3
(1)
(1) Als u ten minste één speciale functie selecteert,
verschijnt de toets in het basisscherm.
(2) Druk op de toets om een lijst weer te geven
met de geselecteerde speciale functies.
Als u op een toets drukt die niet kan worden geselecteerd, klinkt een dubbel geluidssignaal.
Systeeminstellingen (Beheerder): Toetsgeluid
Deze instelling wordt gebruikt om het volume van het geluidssignaal bij toetsdrukken aan te passen. Het toetsgeluid kan ook worden uitgeschakeld.
11
AFDRUK- EN VERZENDSTATUS (OPDRACHT STATUS)
Dit scherm verschijnt als u op de knop [OPDRACHT STATUS] op het bedieningspaneel drukt.
Het scherm geeft lijsten weer met de opdrachten die zijn gereserveerd, in uitvoering zijn of zijn voltooid. Het scherm wordt
gebruikt om opdrachten te controleren, een opdracht boven aan de opdrachtwachtrij te plaatsen of om opdrachten te verwijderen.
Opdrachtscherm
"Voltooid"
Spool
Opdr.Wachtr
Voltooid
Details
Oproep
Internetfax
OpdrachtwachtrijSets / Voortgang Status
Kopieren020 / 001Kopieren
Kopieren020 / 000Papier Op
BBB BBB020 / 000Wachten
0312345678002 / 000Wachten
(1)Weergave "Papier Op"
Vul papier bij.
Als de melding "Papier Op" wordt weergegeven, is het
gespecificeerde formaat papier niet aanwezig in de
papierladen. In dat geval wordt de opdracht in een wachtrij
geplaatst totdat het juiste formaat papier is geladen. Andere
wachtende opdrachten worden (voorzover mogelijk) vóór
deze opdracht uitgevoerd. (De andere opdrachten worden
niet uitgevoerd als het tijdens het afdrukken is opgeraakt.)
Als u papier van een ander formaat moet laden omdat het
gespecificeerde formaat papier niet in het apparaat aanwezig
is, druk dan op de toets voor de opdracht in de lijst om de
opdracht te selecteren, druk op de toets [Details] zoals
beschreven onder (8) en selecteer een ander papierformaat.
(2)Opdrachtenlijst
• Er worden lijsten weergegeven met de opdrachten die
zijn gereserveerd en worden uitgevoerd (de
opdrachtwachtrij) of zijn voltooid.
Wanneer u op de toets [Afdrukopdr.] drukt in de
moduswijzigingstoetsen, verandert de selectietoets
voor het opdrachtstatusscherm, zodat de "Spool"-lijst
wordt weergegeven.
Elke opdrachttoets in de lijst biedt een korte
beschrijving van de opdracht en zijn status.
In het scherm "Spool" worden gespoolde afdrukopdrachten
•
en versleutelde PDF-afdrukopdrachten weergegeven. Druk
om een versleuteld PDF-bestand van de spool-lijst naar de
"Opdr.Wachtr" te verplaatsen op de opdrachttoets en voer
het wachtwoord voor de opdracht in.
(3)Selectietoets van opdrachtstatusscherm
Hiermee kan de opdrachtenlijstweergave worden
gewisseld tussen gepoolde opdrachten, de Opdr.Wachtr
of voltooide opdrachten.
[Spool]: Hiermee worden versleutelde PDF-opdrachten
weergegeven die direct kunnen worden afgedrukt.
U kunt de toets [Spool] weergeven wanneer
afdrukopdrachten worden weergegeven.
[Opdr.Wachtr]: Hiermee worden gereserveerde opdrachten
en de opdracht in uitvoering weergegeven.
[Voltooid]: Hiermee worden voltooide opdrachten weergegeven.
(4)Moduswijzigingstoetsen
Met deze toetsen geeft u afdruk-, scan-, fax- of
internetfaxopdrachten weer.
• Druk op de toets [Afdrukopdr.] voor de lijst met
kopieer- en afdrukopdrachten, ontvangen faxen en
internetfaxen en zelfafdrukopdrachten.
(2)(1)
Spool
Opdr.Wachtr
1/1
Voltooid
Details
Prioriteit
Stop./Wis.
FaxopdrachtScan naarAfdrukopdr.
Internetfax
(3)
(5)(4)(6)(9)(7) (8)
Druk op de toets [Scan naar] voor de lijst met
•
verzendopdrachten die gebruikmaken van de scannerfunctie.
• Druk op de toets [Faxopdracht] voor de lijst met
verzendopdrachten die gebruikmaken van de
faxfunctie of PC-faxfunctie.
• Druk op de toets [Internetfax] voor de lijst met
verzendopdrachten die gebruikmaken van de
internetfax- en PC-I-faxfunctie.
Zie voor meer informatie over het opdrachtstatusscherm
in elke modus de handleiding voor elke modus.
(5)Toetsen
Met deze toetsen wijzigt u de pagina van de
weergegeven opdrachtenlijst.
(6)Toets [Stop./Wis.]
Druk op deze toets om de opdracht in uitvoering of een
geselecteerde gereserveerde opdracht te annuleren. Let
erop dat het afdrukken van ontvangen faxen en
internetfaxen niet kan worden geannuleerd.
(7)Toets [Prioriteit]
Een gereserveerde opdracht in het scherm
[Opdrachtwachtrij] kan vóór alle andere gereserveerde
opdrachten worden afgedrukt door de opdracht te
selecteren en vervolgens op deze toets te drukken.
In de wachtrij voor afdrukopdrachten kunt u een afdrukof kopieeropdracht selecteren waaraan u prioriteit wilt
geven en drukken op deze toets. De opdracht in
uitvoering stopt en het afdrukken van de geselecteerde
opdracht begint. De onderbroken opdracht wordt hervat
zodra de geselecteerde opdracht is voltooid.
(8)Toets [Details]
Druk op deze toets om gedetailleerde informatie weer te
geven over een geselecteerde taak.
Als een opdracht is opgeslagen met de functie Snelbestand
of Bestand in de documentarchiveringsmodus, of als een
rondzendtransmissie is uitgevoerd in de verzendmodus,
verschijnt de opdracht als een toets in het scherm [Voltooid].
Druk op deze toets om details over de voltooide opdracht
weer te geven. U kunt ook op de toets [Oproep] drukken om
de opdracht opnieuw af te drukken of te verzenden.
(9)Toets [Oproep]
Een opdracht die als toets wordt weergegeven in het scherm
[Voltooid] kan opnieuw worden afgedrukt of verzonden door
de opdrachttoets te kiezen en vervolgens op de toets
[Oproep] te drukken. Dit is dezelfde toets [Oproep] die
verschijnt wanneer op de toets [Details] wordt gedrukt.
12
DE VOEDING IN- EN UITSCHAKELEN
Het apparaat is voorzien van twee voedingsschakelaars. De hoofdvoedingsschakelaar bevindt zich linksonder achter de
voorklep. De andere voedingsschakelaar is de toets [AAN] () rechtsboven op het bedieningspaneel.
Hoofdvoedingsschakelaar
Als de hoofdvoedingsschakelaar is ingeschakeld, brandt
de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel.
Stand "Aan"
Stand "Uit"
Toets [AAN]
De voeding inschakelen
(1) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de stand "Aan".
(2) Druk op de toets [AAN] () om de voeding in te schakelen.
AAN-indicator
Toets [AAN]
De voeding uitschakelen
(1) Druk op de toets [AAN] () om de voeding uit te schakelen.
(2) Zet de hoofdvoedingsschakelaar in de stand "Uit".
Bij gebruik van de internetfaxfuncties
Dient de hoofdvoedingsschakelaar altijd in de stand "Aan" te staan.
Laat de hoofdvoedingsschakelaar in de stand "Aan" staan en druk op de toets [AAN] () om de voeding uit
te schakelen.
Op deze manier kan de voeding worden uitgeschakeld voor de nacht of wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Het bedieningspaneel kan niet worden gebruikt, maar de volgende functies werken.
U kunt Internetfaxen automatisch ontvangen en timerverzendopdrachten en andere gereserveerde opdrachten
verzenden.
• Alvorens de hoofdschakelaar uit te zetten, controleert u of de DATA indicator voor afdrukken en de indicatoren DATA en
LIJN voor beeldverzending en faxverzending en faxontvangst niet branden of knipperen. Wanneer u de
hoofdvoedingsschakelaar uitschakelt of het netsnoer uit het stopcontact halt, terwijl een van de indicators brandt of
knippert, wordt de harde schijf mogelijk beschadigd of raakt u gegevens kwijt.
• Zet bij een ernstige storing, naderend onweer of verplaatsing van het apparaat zowel de hoofdvoedingsschakelaar als de
toets [AAN] () uit en haal de stekker uit het stopcontact.
• Als u het apparaat uitschakelt meer dan ongeveer een minuut nadat u de hoofdvoeding uitschakelt door te drukken op de
[AAN] toets () op het bedieningspaneel, dooft de hoofdvoedingsindicator op het bedieningspaneel niet onmiddellijk.
(De indicator blijft ongeveer nog een minuut branden. Dit is normaal en wijst niet op een storing.)
13
ENERGIEBESPARENDE FUNCTIES
Dit product is voorzien van de volgende twee energiebesparende functies die voldoen aan Energy Star-richtlijnen om te
helpen bij de instandhouding van onze natuurlijke energiebronnen en het terugdringen van de milieuvervuiling.
Voorverwarmingsmodus
Deze functie verlaagt automatisch de temperatuur van de fuser voor een verminderd stroomverbruik wanneer het
apparaat gedurende een onder "Preheat Mode" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode in standby
staat.
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen, een toets
op het bedieningspaneel wordt ingedrukt of een origineel wordt geplaatst.
Functie automatisch uitschakelen (Sluimerstand)
Deze functie schakelt automatisch de voeding naar het scherm en de fuser uit wanneer het apparaat gedurende een
onder "Automatisch Uitschakelen" in de systeeminstellingen (beheerder) ingestelde periode standby staat. Deze modus
biedt het laagst mogelijke energieverbruik. Er wordt aanzienlijk meer energie bespaard dan in de
voorverwarmingsmodus, maar het apparaat heeft meer tijd nodig om terug te keren in de bedrijfsmodus. Deze modus
kan worden geblokkeerd in de systeeminstellingen (beheerder).
Het apparaat keert automatisch terug naar de bedrijfsmodus wanneer een afdrukopdracht wordt ontvangen of op de
knipperende toets [SPAARSTAND] wordt gedrukt.
TOETS [SPAARSTAND]
Druk op de toets [SPAARSTAND] om het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen te zetten of te laten
terugkeren naar de bedrijfsmodus. De toets [SPAARSTAND] is voorzien van een indicator die aangeeft of het apparaat
in de modus Automatisch Uitschakelen staat.
Is het apparaat gebruiksklaar.
Als de indicator
[SPAARSTAND] niet brandt.
Als de indicator
[SPAARSTAND] knippert.
Als u op de toets [SPAARSTAND] drukt terwijl de indicator niet brandt, gaat de indicator
knipperen en gaat het apparaat na enkele ogenblikken over naar de modus Automatisch
Uitschakelen.
Staat het apparaat in de modus Automatisch Uitschakelen.
Als u op de toets [SPAARSTAND] drukt terwijl de indicator knippert, gaat de indicator uit
en keert het apparaat na enkele ogenblikken terug naar de bedrijfsmodus.
Toets/indicator [SPAARSTAND]
LOGOUT
14
GEBRUIKERSAUTHENTICATIE
Als de beheerder van het apparaat gebruikersauthenticatie heeft ingeschakeld, wordt een van de twee hieronder
afgebeelde schermen weergegeven. Als een van deze schermen verschijnt, voer dan het gebruikersnummer of de
loginnaam en het wachtwoord die u van de beheerder hebt gekregen in.
Voer uw gebruikersnummer in.
Voer uw loginnaam/-wachtwoord in.
OK
Aanm. beheer.
Gebruikersauthenticatie
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Lokaal aanmelden
OK
Bij authenticatie op basis van gebruikersnummerBij authenticatie op basis van loginnaam en
wachtwoord
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN
GEBRUIKERSNUMMER
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat ontvangen
gebruikersnummer.
Voer uw gebruikersnummer in.
1
Voer uw gebruikersnummer (5 tot 8
cijfers) in met de numerieke toetsen.
Elk ingevoerd cijfer wordt weergegeven als "".
2
Voer uw gebruikersnummer in.
OK
Aanm. beheer.
Als het gebruikersnummer een nummer van 8 cijfers is, is deze stap niet vereist. (U wordt automatisch ingelogd nadat
u het gebruikersnummer hebt ingevoerd.)
Druk op de toets [OK].
Nadat het ingevoerde gebruikersnummer is geauthenticeerd,
wordt kort het aantallenscherm weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Paginalimietgroepregistratie" in
de systeeminstellingen (beheerder). (Het aantal pagina's dat de
gebruiker nog kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen,
etc.) verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
15
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
3
LOGOUT
Wanneer na het laatste gebruik van het apparaat een vooraf ingestelde periode is verstreken, wordt de functie
Automatisch wissen geactiveerd. Als deze functie wordt geactiveerd, wordt de gebruiker automatisch uitgelogd. Bij
gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets [LOGOUT] () wordt ingedrukt
en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere modus en log vervolgens uit.
Als er driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het
apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuist gebruikersnummer wordt
ingevoerd.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake het gebruikernummer dat u moet gebruiken.
De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens
[Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
16
AUTHENTICATIE OP BASIS VAN LOGINNAAM /
WACHTWOORD
Volg de onderstaande procedure om in te loggen met een van de beheerder van het apparaat of de beheerder van de
LDAP-server ontvangen loginnaam of wachtwoord.
1
2
Voer uw loginnaam/-wachtwoord in.
Gebruikersauthenticatie
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:Lokaal aanmelden
Selecteer een gebruiker
om aan te melden.
User 0001
User 0003
User 0005
User 0007
Alle Gebr.ABCDEFGHI JKLMN OPQRST UVWXYZ
User 0002
User 0004
User 0006
User 0008
1
25
(B)
(C)
Aanm. beheer.
Directe Invoer
ABCGebr.
OK
(D)(A)
Vorige
Druk op de toets [Gebruikersnaam] of de
toets .
Als u op de toets [Gebruikersnaam] drukt, verschijnt een
scherm waarin u de gebruikersnaam kunt selecteren.
Ga door met de volgende stap.
Als u op de toets drukt, verschijnt [---] (weergave
registratienummer) op het tweeregelige berichtscherm.
Met de cijfertoetsen geeft u het onder "Gebruikersregistratie" in
de systeeminstellingen (beheerder) opgeslagen
registratienummer op. Ga na het invoeren van het
registratienummer naar stap 3.
Selecteer uw gebruikersnaam.
(A) Gebruikerstoetsen
Druk op uw gebruikersnaam zoals opgeslagen onder
"Gebruikersregistratie" in de systeeminstellingen
(beheerder).
(B) Indextabs
Alle gebruikers verschijnen op het tabblad [Alle Gebr.].
Druk op een tabblad om de gebruikers weer te geven van
wie de eerste letters overeenkomen met de tabindex.
(C) Toets [Directe Invoer]
Gebruik deze toets als u niet bent opgeslagen onder
"Gebruikersregistratie" in de systeeminstellingen
(beheerder) en alleen bent opgeslagen voor
LDAP-authenticatie.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm. Voer uw loginnaam
in zoals opgeslagen op de LDAP-server.
Zie voor het invoeren van tekst "6. TEKST INVOEREN"
(pagina 64).
(D) Toets [Vorige]
Druk op deze toets om terug te keren naar het
loginscherm.
LDAP-authenticatie kan worden gebruikt als de beheerder van de server LDAP-diensten levert via het LAN (Local
Area Network).
17
3
Voer uw loginnaam/-wachtwoord in.
Gebruikersauthenticatie
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Auth. om:
User 0001Gebruik.Naam
Lokaal aanmelden
OK
Druk op de toets [Wachtwoord].
Er verschijnt een tekstinvoerscherm voor het invoeren van het
wachtwoord.
Voer uw wachtwoord in zoals opgeslagen onder
"Gebruikersregistratie" in de systeeminstellingen (beheerder).
Als u inlogt op een LDAP-server, voer dan het wachtwoord in
dat is opgeslagen bij uw loginnaam voor de LDAP-server.
Elk ingevoerd teken wordt weergegeven als " ". Druk als u klaar
bent met het invoeren van het wachtwoord op de toets [OK].
Als de authenticatie plaatsvindt via de LDAP-server en er
verschillende wachtwoorden voor u zijn opgeslagen onder
"Gebruikersregistratie" in de systeeminstellingen (beheerder)
en op de LDAP-server, gebruik dan het wachtwoord dat is
opgeslagen op de LDAP-server.
• Wanneer een LDAP-server is opgeslagen kan [Auth. om:] worden gewijzigd.
• Als u inlogt met een gebruikerstoets...
Als u inlogt met een gebruikerstoets, is de LDAP-server opgeslagen bij het opslaan van uw gebruikersinformatie en
wordt de LDAP-server weergegeven in een geauthenticeerde server wanneer u uw loginnaam selecteert. Ga naar
stap 4.
• Wanneer u inlogt met de toets [Directe Invoer]...
Druk op de toets [Auth. om:].
Voer uw loginnaam/-wachtwoord in.
4
Gebruikersauthenticatie
Gebruikersnaam
Gebruik.Naam
Wachtwoord
Auth. om:
Directe Invoer
Lokaal aanmelden
Selecteer de LDAP-server en druk op [OK].
Selecteer het authenticatiesysteem van de geregistreerde gebruiker
Authenticeren tot:
Voer uw loginnaam /
e-mailadres / wachtwoord in.
Gebruikersauthenticatie
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Auth. om:
User 0001Gebruik.Naam
Lokaal aanmelden
OK
(Als LDAP-authenticatie wordt gebruikt, worden andere
items in het scherm weergegeven.)
OK
OK
Lokaal aanmelden
Server 1
Server 2
Server 3
1/2
Druk op de toets [OK].
Nadat de ingevoerde loginnaam en het ingevoerde wachtwoord
zijn geauthenticeerd, wordt kort het aantallenscherm
weergegeven.
Het aantal resterende pagina's verschijnt wanneer
paginalimieten zijn ingesteld in "Paginalimietgroepregistratie" in
de systeeminstellingen (beheerder). (Het aantal pagina's dat de
gebruiker nog kan gebruiken in elke functie (kopiëren, scannen,
etc.) verschijnt.) De weergaveduur van dit scherm kan worden
ingesteld onder "Mededelingentijd Instellen" in de
systeeminstellingen (beheerder).
18
Als u klaar bent met het gebruiken van
het apparaat en wilt uitloggen, drukt u
op de toets [LOGOUT] ().
LOGOUT
5
Wanneer na het laatste gebruik van het apparaat een vooraf ingestelde periode is verstreken, wordt de functie
Automatisch wissen geactiveerd. Als deze functie wordt geactiveerd, wordt de gebruiker automatisch uitgelogd. Bij
gebruik van de PC-scanmodus wordt de gebruiker niet uitgelogd wanneer de toets [LOGOUT] () wordt ingedrukt
en werkt de functie Automatisch wissen niet. Zet het apparaat in een andere modus en log vervolgens uit.
Als er driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd...
Als "Waarschuwing wanneer aanmelden mislukt" is ingeschakeld in de systeeminstellingen (beheerder), wordt het
apparaat gedurende vijf minuten geblokkeerd wanneer driemaal achtereen een onjuiste loginnaam of een onjuist
wachtwoord wordt ingevoerd. Neem voor het opheffen van de blokkering contact op met de beheerder van het apparaat.
Raadpleeg de beheerder van het apparaat inzake de loginnaam en het wachtwoord die/dat u moet gebruiken.
• De beheerder kan de vergrendeling ongedaan maken. Dit gebeurt vanuit [Gebruikers-bediening] en vervolgens
[Standaardinstellingen] op het webpagina menu.
• Afhankelijk van de LDAP-authenticatiemethode kan de toets [E-mailadres] worden weergegeven. Als de toets
[E-mailadres] verschijnt, druk er dan op.
Er verschijnt een tekstinvoerscherm.
Voer uw e-mailadres in. Zie voor het invoeren van tekst "6. TEKST INVOEREN" (pagina 64).
Bij de registratie van een gebruiker onder "Gebruikersregistratie" wordt een gebruikersnaam opgeslagen. Daarnaast wordt
gedetailleerde informatie opgeslagen zoals de loginnaam, het gebruikersnummer en het wachtwoord. Neem contact op met de
beheerder van het apparaat voor de informatie die u nodig hebt om het apparaat te gebruiken.
19
PAPIER LADEN
2
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u papier in de invoerladen van het apparaat laadt.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN OVER PAPIER
Dit hoofdstuk bevat informatie waarmee u vertrouwd moet zijn voordat u papier in de papierladen laadt.
Lees dit hoofdstuk zorgvuldig door voordat u papier laadt.
NAAM EN PLAATS VAN DE LADEN
De laden worden aangeduid met nummers zoals hieronder weergegeven. Zie de Veiligheidshandleiding voor de
papiertypen en -formaten die in elke lade kunnen worden geplaatst.
Handinvoerlade
Papierlade 1
Papierlade 2
Papierlade 3 (als een onderkast/1x500 vel
papierlade of een onderkast/2x500 vel
papierlade is geïnstalleerd)
Papierlade 4 (als een onderkast/2x500 vel
papierlade is geïnstalleerd)
Papierlade 5 (als een hoge capaciteitlade is
geïnstalleerd)
Ladenummers
De ladenummers variëren naargelang het aantal geïnstalleerde randapparaten.
Onderkast/2x500 vel
papierlade
Eerste lade
Papierlade 3Papierlade
Geïnstalleerde
randapparaten
Onderkast/1x500 vel
papierlade + hoge
capaciteitlade
Onderkast/2x500 vel
papierlade + hoge
capaciteitlade
Het apparaat
Eerste lade
Papierlade 1Papierlade
Tweede
lade
2
Onderkast/1x500
vel papierlade
Papierlade 3––Papierlade 4
–
Tweede
lade
4
Hoge
capaciteitslade
Papierlade 5
Geen randapparatuur
geïnstalleerd
Bij de uitleg in deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat een onderkast/2x500 vel papierlade en hoge capaciteitlade zijn geïnstalleerd.
Als uw apparaat is voorzien van een onderkast/1x500 vel papierlade en een hoge capaciteitlade, lees dan "Papierlade 4" waar in
deze handleiding "Papierlade 5" wordt vermeld.
––––
20
Loading...
+ 46 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.