Rosemount 3300 Series Niveau- en interfacetransmitter met geleide-radar Manuals & Guides [nl]

Page 1
Snelstartgids
00825-0111-4811, Rev JC
Rosemount™ 3300 niveautransmitter
Golfgeleide radar
Mei 2019
Page 2
Inhoudsopgave
Page 3

1 Over deze gids

Deze startgids bevat elementaire richtlijnen voor de Rosemount 3300 niveautransmitter. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3300 niveautransmitter voor nadere instructies. De handleiding en deze snelstartgids zijn op Emerson.com/Rosemount ook in digitale vorm beschikbaar.
Snelstartgids 3
Page 4
WAARSCHUWING
Als u deze installatie- en onderhoudsrichtlijnen niet aanhoudt, kan ernstig of dodelijk letsel het gevolg zijn.
Zorg dat alleen bevoegd personeel installatie- of
onderhoudswerkzaamheden verricht.
Gebruik de apparatuur uitsluitend zoals aangegeven in deze
snelstartgids en in de naslaghandleiding. Als u dit niet doet, zal de apparatuur mogelijk minder bescherming bieden.
Verricht geen andere onderhoudswerkzaamheden dan vermeld in deze
handleiding, tenzij u daartoe bevoegd bent.
Drukvaste naden zijn niet bedoeld om te worden gerepareerd. Neem
contact op met de fabrikant.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Controleer of de bedrijfsomgeving van de transmitter voldoet aan de van
toepassing zijnde specificaties voor gevaarlijke locaties. Raadpleeg
Productcertificeringen in deze snelstartgids.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de
transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het instrument.
Controleer voordat u een manuele communicator aansluit in een
explosiegevaarlijke atmosfeer of de instrumenten zijn geïnstalleerd volgens methoden voor intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedrading.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die
speciaal is ontworpen om af te dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen overlijden of ernstig letsel veroorzaken.
Vermijd contact met de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen
onder hoge spanning staan, wat elektrische schokken kan veroorzaken.
Controleer of de netvoeding naar de transmitter is uitgeschakeld en de
leidingen naar een eventuele andere externe voeding zijn losgemaakt of niet stroomvoerend zijn terwijl u de transmitter aansluit.
Voor de explosieveilige versies gelden temperatuurbeperkingen. Zie voor deze limieten de certificaatspecifieke informatie in het hoofdstuk
Productcertificeringen in dit document.
Page 5
WAARSCHUWING
De elektronicabehuizingen zijn apparatuur van categorie 2G of 2D. Sondes die niet met kunststof zijn bedekt en niet van titanium zijn vervaardigd, vallen onder categorie 1G of 1D. Sondes die wel met kunststof zijn bedekt en sondes die van titanium zijn vervaardigd, vallen alle onder categorie 1G.
Sondes met niet-geleidende oppervlakken en van lichte metalen:
Sondes die bedekt zijn met kunststof en/of met kunststofschoepen,
kunnen een elektrostatische lading opwekken die onder extreme omstandigheden ontstekingsgevaar kan opleveren. Tref daarom, als de sonde wordt gebruikt in een explosiegevaarlijke atmosfeer, de juiste maatregelen om elektrostatische ontlading te voorkomen. Deze sondes mogen niet in zones met stofclassificatie worden gebruikt.
De volgende sondes bevatten geen kunststof of PTFE-materiaal en mogen in zones met stofclassificatie worden geplaatst:
Tabel 1-1: Sondes die geen kunststof of PTFE-materiaal bevatten
Code Constructiemateriaal: Procesaansluiting/sonde
1 316L SST (EN 1.4404)
2 Legering C-276 (UNS N10276) plaatontwerp bij model met flens
3 Legering 400 (UNS N04400) plaatontwerp bij model met flens
5 Titanium Gr-1 en Gr-2
9 Duplex 2205 (EN 1.4462/UNS S31803) (plaatontwerp bij model
L Legering 625 (UNS N06625)
M Legering 400 (UNS N04400)
H Legering C-276 (UNS N10276)
D Duplex 2205 (EN 1.4462/UNS S31803)
met flens)
Het materiaal van de constructiecode is te vinden op de negende tekenpositie van de transmittermodelcode (bijvoorbeeld 330xxxxx1xxxxxxxx).
Snelstartgids 5
Page 6
Categorie 2G of 2D
Categorie 1G of 1D
Geldende markering:
Sondes volgens tabel 1-1
Categorie 1G
Alle mogelijke sondes
Categorie 2G of 2D
II 1/2 G Ex db [ia Ga] IIC T6…T1 Ga/Gb II 2 D Ex tb IIIC T85 °C…T135 °C Db
II 1/2 G Ex db [ia Ga] IIC T6…T1 Ga/Gb II 1/2 D Ex tb [ia Da] IIIC T85 °C…T450 °C Da/Db
Sondes en flenzen met een magnesium- of zirkoniumgehalte van > 7,5
procent mogen niet worden ingezet in een stofexplosiegevaarlijke omgeving. Neem contact op met uw Emerson-verkoper voor meer informatie.
Sondes en flenzen die lichte metalen bevatten:
Bij gebruik in installaties van categorie 1/2G moeten sondes en flenzen
die titanium of zirkonium bevatten zodanig worden gemonteerd dat er geen vonken kunnen ontstaan door impact of wrijving tussen deze onderdelen en staal.
WAARSCHUWING
Vervanging door niet-goedgekeurde onderdelen of het verrichten van andere onderhoudswerkzaamheden dan het vervangen van de complete transmitterkop of sondeconstructie kan de veiligheid in gevaar brengen en is verboden.
Onbevoegde wijzigingen aan het product zijn streng verboden, want
hierdoor kunnen de prestaties onbedoeld en op onvoorspelbare wijze worden gewijzigd en kan de veiligheid in gevaar komen. Onbevoegde wijzigingen met gevolgen voor de integriteit van lasnaden of flenzen, zoals het aanbrengen van extra perforaties, tasten de integriteit en veiligheid van het product aan. Als producten beschadigd zijn of zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Emerson zijn gemodificeerd, vervallen de apparatuurclassificaties en -certificeringen. Verder gebruik van beschadigde of zonder voorafgaande schriftelijke toestemming gemodificeerde producten vindt plaats op eigen risico en kosten van de klant.
Page 7
WAARSCHUWING
Fysieke toegang
Onbevoegd personeel kan aanzienlijke schade aan en/of onjuiste configuratie van de apparatuur van eindgebruikers veroorzaken. Dit kan opzettelijk of onopzettelijk zijn en hiertegen moet een beveiliging bestaan.
Fysieke beveiliging is een belangrijk onderdeel van elk beveiligingsprogramma en van fundamenteel belang om uw systeem te beschermen. Beperk de fysieke toegang door onbevoegde medewerkers om de bedrijfsmiddelen van eindgebruikers te beschermen. Dit geldt voor alle in de faciliteit gebruikte systemen.
Snelstartgids 7
Page 8
$

2 Monteer de transmitterkop/sonde

2.1 Tankverbinding met flens

Voorwaarden
Opmerking
Met PTFE bedekte sondes moeten zorgvuldig worden gehanteerd om schade aan de coating te voorkomen.
Procedure
1. Plaats een geschikte pakking op de bovenkant van de tankflens.
Opmerking
De pakking mag niet worden gebruikt voor een met PTFE bedekte sonde met beschermplaat.
A. Met PTFE bedekte sonde met beschermplaat
2. Laat de transmitter en de sonde met de flens in de tank zakken.
Page 9
60 mm
3. Draai de bouten en moeren aan met een aanhaalmoment dat voldoende is voor de gekozen flens en pakking.
4. Draai de moer waarmee de transmitterkop op de sonde is bevestigd iets los.
5. Draai de transmitterbehuizing zodat de kabelopeningen/display in de gewenste richting staan.
Snelstartgids 9
Page 10
60 mm
Aanhaalmoment 30 ft-lb (40 Nm)
6. Haal de moer aan.

2.2 Tankverbinding met schroefdraad

Voorwaarden
Opmerking
Met PTFE bedekte sondes moeten zorgvuldig worden gehanteerd om schade aan de coating te voorkomen.
Procedure
1.
Plaats bij adapters met BSPP (G) schroefdraad een geschikte pakking op de bovenkant van de tankflens.
2. Gebruik bij adapters met NPT-schroefdraad antivreetpasta of PTFE­tape volgens de ter plaatse geldende procedures.
Page 11
60 mm
52 mm / 60 mm
3. Laat de transmitter en sonde in de tank zakken.
4. Draai de moer waarmee de transmitterkop op de sonde is bevestigd iets los.
5. Schroef de adapter in de procesverbinding.
Snelstartgids 11
Page 12
60 mm
Aanhaalmoment 30 ft-lb (40 Nm)
6. Draai de transmitterbehuizing zodat de kabelopeningen/display in de gewenste richting staan.
7. Haal de moer aan.
Page 13
2.3 Tankaansluiting met Tri-Clamp
Voorwaarden
Opmerking
Met PTFE bedekte sondes moeten zorgvuldig worden gehanteerd om schade aan de coating te voorkomen.
Procedure
1. Plaats een geschikte pakking op de bovenkant van de tankflens.
2. Laat de transmitter en sonde in de tank zakken.
®
3. Draai de klem vast tot het aanbevolen aanhaalmoment (zie de gebruiksaanwijzing van de fabrikant).
Page 14
60 mm
60 mm
Aanhaalmoment 30 ft-lb (40 Nm)
4. Draai de moer waarmee de transmitterkop op de sonde is bevestigd iets los.
5. Draai de transmitterbehuizing zodat de kabelopeningen/display in de gewenste richting staan.
6. Haal de moer aan.
Page 15
4X
$
%
4X

2.4 Beugelmontage

Procedure
1. Monteer de beugel aan de pijp/wand. Op de pijp:
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
Aan de wand:
2. Monteer de transmitter met de sonde op de beugel.
Snelstartgids 15
Page 16
$
Aanhaalmoment 30 ft-lb (40 Nm)

2.5 Externe behuizing installeren

Procedure
1. Verwijder de transmitter voorzichtig.
2. Monteer de sonde op de tank.
A. Pakking
3. Monteer de externe verbinding op de sonde.
Page 17
4X
$
%
3X
Aanhaalmoment 30 ft-lb (40 Nm)
4. Monteer de beugel op de pijp.
A. Horizontale pijp B. Verticale pijp
5. Bevestig de steun van de behuizing.
6. Monteer de transmitterkop.
Snelstartgids 17
Page 18

3 Stel de jumpers en schakelaars in

De schrijfbeveiliging moet na de configuratie worden ingesteld (raadpleeg
Verricht de configuratie).

3.1 Het alarm en de schrijfbeveiliging op de printplaat instellen

Als de jumpers voor alarm en beveiliging niet zijn ingesteld, werkt de transmitter met de alarminstelling standaard op HIGH (Hoog) en de beveiliging OFF (Uit).
Procedure
1.
Verwijder het deksel aan de circuitzijde (zie het label dat de circuitzijde aangeeft).
2. Om de 4–20 mA alarmuitgang op LOW (Laag) in te stellen, zet u de alarmschakelaar in de stand LOW.
3. Om de beveiliging tegen overschrijven in te schakelen, zet u de schakelaar ‘write protect’ in de stand ON (Aan).
4. Breng het deksel weer aan en zet het goed vast.
Figuur 3-1: Printplaat
3.2 Het alarm en de schrijfbeveiliging op het lcd-display
instellen
Voorwaarden
Om te zorgen dat het lcd-scherm de instellingen van de printplaat negeert, moet de beveiligingsschakelaar tegen overschrijven op de printplaat in de stand OFF (Uit) staan en moet de alarmschakelaar op de printplaat in de stand HIGH (Hoog) staan.
Page 19
Procedure
1. Om de alarmuitgang van 4–20 mA op LOW (Laag) in te stellen, moet u de jumper tussen de rechter en middelste gatpositie plaatsen.
2. Om de schrijfbeveiligingsfunctie in te schakelen, moet u de jumper tussen de linker en middelste gatpositie plaatsen – AAN.
Figuur 3-2: Lcd-display
Snelstartgids 19
Page 20
A
B
D
C
E

4 Sluit de bedrading aan en schakel de stroom in

4.1 Voeding

Voor HART® bedraagt de ingangsspanning 11–42 V (11–30 V in IS­toepassingen, 16–42 V in explosiebestendige/drukvaste toepassingen). Voor Modbus® bedraagt de ingangsspanning 8–30 V.

4.2 Kabelselectie

De transmitter vereist een bedrading met afgeschermde, getwiste draadparen (18–12 AWG) die geschikt zijn voor de voedingsspanning en goedgekeurd zijn voor gebruik op explosiegevaarlijke locaties, indien van toepassing.

4.3 Kabel(buis)openingen

De elektronicabehuizing heeft twee ingangen voor ½–14 NPT. Er zijn tevens optionele M20×1,5- PG 13,5-adapters verkrijgbaar De aansluitingen moeten volgens de plaatselijke elektriciteitsvoorschriften of die van de fabriek worden gemaakt.
Zorg dat ongebruikte poorten goed worden afgesloten om te voorkomen dat vocht of andere verontreinigingen binnendringen in het contactblok­compartiment van de elektronicabehuizing.
Opmerking
Verwijder alle oranje doppen die eventueel zijn aangebracht. Gebruik de meegeleverde metalen plug om de ongebruikte poort af te sluiten.
Figuur 4-1: Elektronicabehuizing
A. Kabelingang: ½–14 NPT
Optionele adapters: M20, PG13,5
B. Radar-elektronica C. Behuizing met twee compartimenten
D. Procesverbindingen met flens
20 Rosemount 3300 niveautransmitter
E. Procesverbindingen met schroefdraad
Page 21
A
B
C
D
G
H
E
F

4.4 Bedradingsschema

Figuur 4-2: Niet intrinsiek veilige HART®-uitgang en goedkeuringen type n: niet-vonkende voeding met energiebeperking
A. Rosemount 3300 niveautransmitter B. Handheld communicator C. Belastingsweerstand = 250 Ω
D. Voeding
E. HART-modem
F. Pc G. Maximale spanning: Um = 250 V H. HART: Un = 42,4 V
Opmerking
Rosemount 3300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige HART­uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
Snelstartgids 21
Page 22
A
B
H
G
C
D
E
F
Figuur 4-3: Intrinsiek veilige HART-uitgang
A. Rosemount 3300 niveautransmitter B. Handheld communicator C. RL= 250 Ω
D. Voeding
E. HART-modem
F. Pc G. DCS H. Goedgekeurde IS-barrière
IS-parameters: Ui = 30 V, Ii = 130 mA, Pi = 1 W, Li = Ci = 0
Page 23
C
F G
B
A
D
E C
H
Figuur 4-4: Niet intrinsiek veilige Modbus®-uitgang
A. “A”-leiding B. “B”-leiding C. 120 Ω
D. Voeding
E. RS485-bus
F. HART + G. HART ­H. Als de eenheid de laatste transmitter op de bus is, vereist dit een
afsluitweerstand van 120 Ω.
Opmerking
Rosemount 3300 niveautransmitters met drukvaste/explosieveilige Modbus-uitgang hebben een ingebouwde barrière; er is geen externe barrière nodig.
Snelstartgids 23
Page 24
C
B
A
C
B
A

4.5 Belastingslimieten

Voor HART®-communicatie is een kringweerstand van ten minste 250 Ω vereist. De maximale kringweerstand wordt bepaald door het spanningsniveau van de externe voeding, zoals vermeld in de volgende schema's:
Figuur 4-5: Niet-explosiegevaarlijke locaties en goedkeuringen van type n: niet-vonkende voeding met energiebeperking
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Figuur 4-6: Intrinsiek veilige installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Page 25
C
B
A
Figuur 4-7: Explosieveilige/drukvaste (Ex d en tb) installaties
A. Kringweerstand (ohm) B. Externe voedingsspanning (V d.c.) C. Werkingsgebied
Opmerking
Voor Ex d- en tb-installaties is de grafiek alleen geldig als de HART­belastingsweerstand zich aan de pluszijde bevindt. Anders wordt de belastingsweerstand beperkt tot 300 Ω.

4.6 Sluit de transmitter aan

Procedure
1. Zorg dat de behuizing is geaard conform de certificeringen voor explosiegevaarlijke locaties en de plaatselijke en landelijke richtlijnen voor elektriciteit.
2. Controleer of de voedingsspanning is losgekoppeld
3. Verwijder het deksel aan de terminalzijde (zie het label met de aanduiding veldaansluitingen).
4. Trek de kabel(s) door de kabelwartel/kabelbuis. Gebruik bij explosieveilige/drukvaste installaties uitsluitend
kabelwartels of leidingdoorvoeren van een gecertificeerd explosieveilig of drukvast type (Ex d llC [gas] of Ex t lllC [stof]).
5. Sluit de bedrading aan (zie Bedradingsschema).
6. Gebruik indien van toepassing de meegeleverde metalen plug om eventuele ongebruikte poorten af te sluiten.
7. Breng het deksel weer aan en zet het vast.
8. Draai de kabelwartel aan.
Snelstartgids 25
9. Sluit de voeding aan.
Page 26

5 Verricht de configuratie

Als de transmitter vooraf is geconfigureerd in de fabriek, is dit hoofdstuk alleen nodig als de instellingen moeten worden gewijzigd of geverifieerd.
De Rosemount 3300 niveautransmitter kan worden geconfigureerd met een manuele communicator, met de AMS Device Manager of met Radar Configuration Tools (radarconfiguratietools, RCT). Als u radarconfiguratietools gebruikt, is een HART-modem® vereist.

5.1 De RCT-software (Radar Configuration Tools) installeren

De RCT-software installeren:
Procedure
1.
Plaats de installatie-cd in uw cd-rom-station.
2. Volg de instructies op.
Hulp nodig?
Als het installatieprogramma niet automatisch start, voert u Setup.exe uit vanaf de cd.

5.2 RCT starten

Voorwaarden
Stel voor optimale prestaties de COM-poort buffers in op 1. Raadpleeg de
naslaghandleiding van de Rosemount 3300 niveautransmitter voor nadere
instructies.
Procedure
Selecteer Programs (Programma's) Rosemount RCT.
Page 27
Hulp nodig?
De Help-functie van de RCT is bereikbaar via het menu of door op de toets F1 te drukken.

5.3 Configuratie met de wizard

De Rosemount 3300 niveautransmitter kan worden geconfigureerd met behulp van de installatie-wizard voor gedetailleerde begeleiding.
Procedure
1. Zorg dat de balk Tools (Extra) open is (de balk Project is aangevinkt in de weergave). Selecteer vervolgens het pictogram Wizard of selecteer de menuoptie View (Weergave) Wizard.
2. Selecteer de knop Start en volg de instructies op.

5.4 Configuratie met behulp van de instellingsfunctie

Als u al vertrouwd bent met de configuratieprocedure of instellingen wilt wijzigen, kunt u de instellingsfunctie gebruiken.
Procedure
1. Zorg dat de balk Tools (Extra) open is (de balk Project is aangevinkt in de weergave). Selecteer vervolgens het pictogram Setup of selecteer de menuoptie View (Weergave) Setup (Instelling).
2. Selecteer het gewenste tabblad:
Info (informatie over het apparaat)
Basics (Basis)
Output (Uitgang)
Tank config (Tankconfiguratie)
Volume (specificatie van tankgeometrie voor
volumeberekeningen)
LCD (displaypaneel instellingen)
Signal Quality Metrics (Meetwaarden voor signaalkwaliteit) (voor
activering/deactivering en weergave van meetwaarden voor signaalkwaliteit, beschikbaar met de optie DA1)
3. Om de in de transmitter geconfigureerde parameters in het dialoogvenster te laden, klikt u op de knop Receive Page (Pagina ontvangen).
4. Voor het laden van parameterwijzigingen naar de transmitter, klikt u op de knop Send Page (Pagina zenden).
Snelstartgids 27
Page 28

5.4.1 Instelling – elementaire configuratie

Eenheden
De lengte-, volume- en temperatuureenheden kunnen worden ingesteld. Voor meet- en configuratiegegevens worden deze eenheden gebruikt.

5.4.2 Instelling – uitgang

Bereikwaarden
De onderste bereikwaarde = 4 mA waarde De bovenste bereikwaarde = 20 mA waarde Het 4–20 mA-bereik mag niet de bovenste of onderste overgangszone
omvatten.
(1)
Variabele toewijzing
Beschikbare meetparameters voor Rosemount 3301: Level (Niveau), Distance to Level (Afstand tot niveau), Total Volume (Totaalvolume). Voor geheel ondergedompelde sonde: Interface Level (Interfaceniveau) en Interface Distance (Interface-afstand).
Beschikbare meetparameters voor Rosemount 3302: Level (Niveau), Distance to level (Afstand tot niveau), Total Volume (Totaalvolume), Interface Level (Interfaceniveau), Interface Distance (Interface-afstand) en Upper Product Layer Thickness (Dikte bovenste productlaag).
In het veld Primary Variable (Primaire variabele) wordt de meetparameter ingevoerd voor het analoge signaal.
(1)
Zie de naslaghandleiding van de Rosemount 3300 niveautransmitter.
Page 29
Er kunnen meer variabelen worden toegekend indien er een supergeponeerd digitaal HART®-signaal of HART Tri-loop™ wordt gebruikt.
Modbus-instellingen
®
Indien de transmitter is uitgerust met de Modbus-optie, kunnen de communicatieparameters worden ingesteld.
Snelstartgids 29
Page 30

5.4.3 Instelling – Tankconfiguratie

Geometrie
Zie de afbeelding van de tank in het venster.
Stel de Reference Gauge Height (Referentiemeting voor hoogte) in
Stel de Upper Null Zone (Bovenste nulzone) in (indien nodig)
Stel het Mounting Type (Montagetype) in
Stel Diameter in als het Mounting Type (Montagetype) Nozzle
(Tankopening) is of Pipe/Chamber (Buis/kamer) is)
Stel Nozzle Height (Hoogte tankopening) in als Mounting Type
(Montagetype) Nozzle (Tankopening) is)
Sonde
Stel Probe Type (Sondetype) in (deze parameter is vooraf geconfigureerd
in de fabriek).
Stel Probe Length (Sondelengte) in (deze parameter is vooraf
geconfigureerd in de fabriek. De sondelengte dient te worden gewijzigd indien de sonde ter plekke wordt ingekort.)
Stel Probe Angle (Sondehoek) in
Als de Remote Housing (Externe behuizing) wordt gemonteerd, stel dan
de lengte van de Remote Housing (Externe behuizing) in (instelling niet beschikbaar in DD/DTM™)
Page 31
Diverse instellingen
Stel de waarde Vapor Dielectric (Damp diëlektrisch) in (indien nodig)
Stel de waarde Upper Product Dielectric (Hoogste diëlektrische waarde
product) in (alleen interface-meetwaarden)

5.5 Aanvullende configuratie voor fijnafstelling van de prestaties

Voor fijnafstelling van de prestaties van de transmitter is het raadzaam om de functie Trim Near Zone (Trimmen omliggende gebied) uit te voeren nadat de configuratie is voltooid.
Zie voor nadere informatie over het trimmen van het omliggende gedeelte de naslaghandleiding van de Rosemount 3300 niveautransmitter.
Snelstartgids 31
Page 32
A
B

6 Omgevingsvoorwaarden

6.1 Grenswaarden omgevingstemperatuur (bij gebruik in explosiegevaarlijke atmosfeer):

Explosiebestendige/drukvaste versie: -58 °F (-50 °C) ≤ Intrinsiek veilige versie: -58 °F (-50 °C) ≤ Per land kunnen de specificaties verschillen, raadpleeg
Productcertificeringen.
≤ +158 °F (+70 °C)
ta

6.2 Restricties met betrekking tot procestemperatuur

Als de Rosemount 3300 wordt geïnstalleerd in toepassingen met hoge temperaturen, moet rekening worden gehouden met de maximale omgevingstemperatuur. De isolatie van de tank mag niet hoger zijn dan 4 in (10 cm).
Figuur 6-1 toont het verband tussen de maximale omgevingstemperatuur
en de procestemperatuur.
Figuur 6-1: Omgevingstemperatuur versus procestemperatuur
≤ +167 °F (+75 °C)
ta
6.3
A. Omgevingstemperatuur °F (°C) B. Procestemperatuur °F (°C)

Druklimieten

Zie de naslaghandleiding van de Rosemount 3300 niveautransmitter voor de druklimieten.
Page 33

7 Productcertificeringen

Rev 3.7

7.1 Informatie over Europese richtlijnen

De EU-verklaring van overeenstemming voor alle op dit product toepasselijke Europese richtlijnen vindt u op EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente versie is beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.

7.2 Certificering voor normale locaties

De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).

7.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika

De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies.ones and Zone marked equipment in Divisions. De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende voorschriften.
7.4

VS

7.4.1 E5 explosieveilig, (XP), stofontstekingsbestendig (DIP)

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Potentieel gevaar van elektrostatische lading – De behuizing bevat niet-metallisch materiaal. Om het risico van elektrostatische vonken te voorkomen mag het kunststof oppervlak alleen met een vochtige doek worden afgenomen.
Snelstartgids 33
FM 3013394
Normen: FM-klasse 3600 – 2011; FM-klasse 3610 – 2010; FM-klasse 3611 – 2004; FM-klasse 3615 – 2006; FM-klasse 3810 – 2005; ANSI/ISA 60079-0 – 2009; ANSI/ISA 60079-11 – 2009; ANSI/NEMA 250 – 1991; ANSI/IEC 60529 – 2004
XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; DIP CLII/III, DIV 1, GP E, F, G; T5 Ta=85°C; Type 4X/IP66
Page 34
2. WAARSCHUWING – De behuizing van het instrument bevat aluminium en wordt geacht ontstekingsgevaar op te leveren bij stoten of wrijving. Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.

7.4.2 I5 Intrinsieke veiligheid (IS), niet-vonkend (NI)

Certificaat
Normen
FM 3013394
Normen: FM-klasse 3600 – 2011; FM-klasse 3610 – 2010; FM-klasse 3611 – 2004; FM-klasse 3615 – 2006; FM-klasse 3810 – 2005; ANSI/ISA 60079-0 – 2009; ANSI/ISA 60079-11 – 2009; ANSI/NEMA 250 – 1991; ANSI/IEC 60529 – 2004
Markeringen
IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D, E, F, G volgens controleteke­ning 9150077-944; IS (entiteit) CL I, zone 0, AEx IA IIC T4 volgens controletekening 9150077-944, NI CL I, DIV 2, GP A, B, C, D, T4a Ta=70 °C; geschikt voor gebruik in CL II/III DIV 2, GP A, B, C, D, T4a Ta=70 °C; type 4X/IP66
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Potentieel gevaar van elektrostatische lading – De behuizing bevat niet-metallisch materiaal. Om het risico van elektrostatische vonken te voorkomen mag het kunststof oppervlak alleen met een vochtige doek worden afgenomen.
2. WAARSCHUWING – De behuizing van het instrument bevat aluminium en wordt geacht ontstekingsgevaar op te leveren bij stoten of wrijving. Voorkom stoten en wrijving tijdens installatie en gebruik.
Entiteitsparameters HART 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH
U
i
I
i
P
i
C
i
L
i

7.5 Canada

7.5.1 E6 Explosieveilig, stofontstekingsbestendig

Certificaat
Normen
1250250
CSA C22.2 No.0-M91, CSA C22.2 No.25-1966, CSA C22.2 No.30-M1986, CSA C22.2 No.94-M91, CSA C22.2 No.142-M1987, CSA C22.2 157-M1992, CSA C22.2 No. 213-M1987, CAN/CSA E60079-11:02, CAN/CSA C22.2 No. 60529:05, ANSI/ISA 12.27.01-2003
Page 35
Markeringen
Explosieveilig CL I, DIV 1, GP C, D; stofontstekingsbe­stendig CL II, DIV 1 en 2, GP G en steenkoolstof, CL III, DIV 1, type 4X/IP66

7.5.2 I6 Intrinsiek veilige en niet-vonkende systemen

Certificaat
Normen
Markeringen
1250250
CSA C22.2 No.0-M91, CSA C22.2 No.25-1966, CSA C22.2 No.30-M1986, CSA C22.2 No.94-M91, CSA C22.2 No.142-M1987, CSA C22.2 157-M1992, CSA C22.2 No. 213-M1987, CAN/CSA E60079-11:02, CAN/CSA C22.2 No. 60529:05, ANSI/ISA 12.27.01-2003
CL I, DIV 1, GP A, B, C, D, T4 zie installatietekening 9150077-945; niet-vonkend klasse III, DIV 1, Haz-loc CL I DIV 2, GP A, B, C, D, maximale omgevingstemperatuur +70 °C, T4, type 4X/IP66, maximale bedrijfsdruk 5000 psi, dubbele afdichting.

7.6 Europa

7.6.1 E1 ATEX drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Omgevings­temperatuur­bereik
KEMA 01ATEX2220X
EN 60079-0:2012 + A11:2013, EN 60079-1:2014, EN 60079-11:2012, EN 60079-26:2015, EN 60079-31:2014
II 1/2 G Ex db [ia Ga] IIC T6...T1 II 1/2 D Ex tb [ia Da] IIIC T85 °C...T450 °C Da/Db II 2 D Ex tb IIIC T85 °C...T135 °C Db
-50 °C tot +75 °C
-40 °C tot +75 °C met procestemperatuurbereik -196 °C tot -50 °C.
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Bij gebruik van de transmitter met sondes met plastic bedekking in een atmosfeer met explosieve gassen, moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de kans op ontsteking als gevolg van elektrostatische ladingen op de sonde te voorkomen.
2. Bij gebruik van de transmitter in een stofexplosiegevaarlijke atmosfeer moet de transmitter zo worden geïnstalleerd dat het risico vanwege de elektrostatische ontladingen en zich voortplantende corona als gevolg van een snelle stofstroom op het etiket wordt vermeden.
Snelstartgids 35
Page 36
3. EN 60079-0, lid 8.3 bepaalt dat voor lichtmetaalhoudende sondes en flenzen het risico van ontsteking als gevolg van stoten of wrijving moet worden vermeden indien deze worden gebruikt als apparatuur van categorie 1/2 G.
Temperatuurklasse / maxi­male oppervlaktetempera­tuur
T6 / T85 °C +75 °C +75 °C
T5 / T100 °C +90 °C +75 °C
T4 / T135 °C +125 °C +75 °C
T3 / T200 °C +190 °C +75 °C
T2 / T300 °C +285 °C +65 °C
T1 / T450 °C +400 °C +55 °C

7.6.2 I1 ATEX intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de in EN60079-11 omschreven 500V-test niet weerstaan. Hiermee moet bij elke installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
BAS02ATEX1163X
EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-11:2012
II 1G Ex ia IIC T4 Ga (-50°C ≤ Ta ≤ +70°C)
Maximale procestem­peratuur
Maximale omgevings­temperatuur
3. De sondes kunnen kunststofmaterialen groter dan 4 cm² bevatten of zijn voorzien van een kunststofcoating, en dit kan een elektrostatisch risico vormen als erover wordt gewreven of als ze in een snel bewegende luchtstroom worden geplaatst.
4. De sondes bevatten mogelijk lichte legeringen die een risico vormen als gevolg van door wrijving veroorzaakte ontsteking. Let erop dat ze tijdens gebruik of installatie worden behoed voor fysieke stoten.
Entiteitsparameters HART 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH
U
i
I
i
P
i
C
i
L
i
Page 37

7.6.3 N1 ATEX type N: niet-vonkend/intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de in EN 60079-11 en EN 60079-15 omschreven 500V-test niet weerstaan. Hiermee moet bij elke installatie rekening worden gehouden.
2. De sondes kunnen kunststofmaterialen groter dan 20 cm² bevatten of zijn voorzien van een kunststofcoating, en dit kan een elektrostatisch risico vormen als erover wordt gewreven of als ze in een snel bewegende luchtstroom worden geplaatst.
3. Voor de kabelingang moet een geschikte, voor de apparatuur gecertificeerde kabelwartel worden gebruikt die zorgt voor trekontlasting. Eventuele niet-gebruikte openingen in de apparatuur moeten worden afgestopt om een beschermingsgraad van ten minste IP66 in stand te houden.

7.7 Internationaal

7.7.1 E7 IECEx drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Omgevings­temperatuur­bereik
BAS12ATEX0089X
EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-11:2012, EN 60079-15:2010
Ex ic nA IIC T4 Gc (-50°C ≤ Ta ≤ +70°C) Un = 42,4 V
IECEx DEK 12.0015X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2014, IEC 60079-11:2011; IEC 60079-26:2014, IEC 60079-31:2013
Ex db [ia Ga] IIC T6…T1 Ga/Gb Ex tb [ia Da] IIIC T85 °C…T450 °C Da/Db Ex tb IIIC T85 °C…T135 °C Db
-50 °C tot +75 °C
-40 °C tot +75 °C met procestemperatuurbereik -196 °C tot -50 °C.
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Bij gebruik van de transmitter met sondes met plastic bedekking in een atmosfeer met explosieve gassen, moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de kans op ontsteking als gevolg van elektrostatische ladingen op de sonde te voorkomen.
Snelstartgids 37
Page 38
2. Bij gebruik van de transmitter in een stofexplosiegevaarlijke atmosfeer moet de transmitter zo worden geïnstalleerd dat het risico vanwege elektrostatische ontladingen en zich voortplantende corona als gevolg van een snelle stofstroom op het etiket wordt vermeden.
3. IEC 60079-0, lid 8.3 bepaalt dat voor lichtmetaalhoudende sondes en flenzen het risico van ontsteking als gevolg van stoten of wrijving moet worden vermeden indien deze worden gebruikt als EPL Ga/Gb­apparatuur.
Temperatuurklasse / maxi­male oppervlaktetempera­tuur
T6 / T85 °C +75 °C +75 °C
T5 / T100 °C +90 °C +75 °C
T4 / T135 °C +125 °C +75 °C
T3 / T200 °C +190 °C +75 °C
T2 / T300 °C +285 °C +65 °C
T1 / T450 °C +400 °C +55 °C

7.7.2 I7 IECEx intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de in EN60079-11 omschreven 500V-test niet weerstaan. Hiermee moet bij elke installatie rekening worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IECEx BAS 12.0062X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Ex ia IIC T4 Ga (-50°C ≤ Ta ≤ +70 °C)
Maximale procestem­peratuur
Maximale omgevings­temperatuur
3. De sondes kunnen kunststofmaterialen groter dan 4 cm² bevatten of zijn voorzien van een kunststofcoating, en dit kan een elektrostatisch risico vormen als erover wordt gewreven of als ze in een snel bewegende luchtstroom worden geplaatst.
Page 39
4. De sondes bevatten mogelijk lichte legeringen die een risico vormen als gevolg van door wrijving veroorzaakte ontsteking. Let erop dat ze tijdens gebruik of installatie worden behoed voor fysieke stoten.
U
Entiteitsparameters 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH
i
I
i
P
i

7.7.3 N7 IECEx type N: niet-vonkend/intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het apparaat kan de in EN 60079-11 en EN 60079-15 omschreven 500V-test niet weerstaan. Hiermee moet bij elke installatie rekening worden gehouden.
2. De sondes kunnen kunststofmaterialen groter dan 20 cm² bevatten of zijn voorzien van een kunststofcoating, en dit kan een elektrostatisch risico vormen als erover wordt gewreven of als ze in een snel bewegende luchtstroom worden geplaatst.
3. Voor de kabelingang moet een geschikte, voor de apparatuur gecertificeerde kabelwartel worden gebruikt die zorgt voor trekontlasting. Eventuele niet-gebruikte openingen in de apparatuur moeten worden afgestopt om een beschermingsgraad van ten minste IP66 in stand te houden.
IECEx BAS 12.0061X
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011, IEC 60079-15:2010
Ex ic nA IIC T4 Gc (-50°C ≤ Ta ≤ +70°C), Um = 254 V
C
i
L
i
7.8

Brazilië

7.8.1 E2 INMETRO drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Snelstartgids 39
UL-BR-17.0192X
ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + Errata 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-1:2009 + Errata 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-11:2009, ABNT NBR IEC 60079-26:2008, ABNT NBR IEC 60079-31:2011
Ex d [ia Ga] IIC T6...T1 Ga/Gb Ex tb [ia Da] IIIC T85 °C...T450 °C Da/Db Ex tb IIIC T85 °C...T135 °C -/Db
Page 40
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

7.8.2 I2 INMETRO intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
U
Entiteitsparameters 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH

7.9 China

7.9.1 E3 China drukvast

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
UL-BR-17.0192X
ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + Errata 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-11:2009
Ex ia IIC T4 Ga (- 50°C ≤ Tamb ≤ + 70°C)
i
I
i
P
i
C
i
L
i
GYJ17.1035X
GB 3836.1-2010, GB 3836.2-2010, GB 3836.4-2010, GB 3836-20-2010, GB 12476.1-2013, GB 12476.4-2010, GB 12476.5-2013
Ex d [ia Ga] IIC T6-T1 Gb, Ex iaD tD 20/A21 IP6X T85°C~T450°C, Ex tD A21 IP6X T85°C~T135°C

7.9.2 I3 China intrinsieke veiligheid

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
GYJ16.1336X
GB 3836.1-2010, GB 3836.4-2010, GB 3836.20-2010
Ex ia IIC T4 (-50°C ≤ Ta ≤ +70°C),
Page 41
U
Entiteitsparameters 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH
i
I
i
P
i
C
i
L
i

7.9.3 N3 China Type N

Certificaat
Normen
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
GYJ15.1078X
GB 3836.1-2010, GB 3836.4-2010, GB 3836.8-2003
Ex ic nA IIC T4 Gc, Un = 42,4 V

7.10 Technische voorschriften douane-unie (EAC)

7.10.1 EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast

Certificaat
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

7.10.2 IM Technische voorschriften douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid

RU C-US.GB05.V.01030
Ga/Gb Ex d [ia Ga] IIC T6…T1 X
Certificaat
Markeringen
RU C-US.GB05.V.01030
0Ex Ia IIC T4 Ga X
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
Entiteitsparameters 30 V 130 mA 1 W 0 nF 0 mH
U
i
I
i
P
i
C
i
L
i

7.11 Japan

7.11.1 E4 Drukvast met display

Certificaat
Markeringen
Snelstartgids 41
TC18544
Ex d [ia] IIB T6 Ex ia IIB T6
Page 42
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.

7.11.2 E4 Drukvast zonder display

Certificaat
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
TC 18545
Ex d [ia] IIB T6 Ex ia IIB T6

7.12 Republiek Korea

7.12.1 EP Korea drukvast

Certificaat
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
10-KB4BO-0019X
Ex d[ia] IIC T6

7.13 India

7.13.1 Drukvast

Certificaat
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
P119297/1
Ex d {ia Ga} IIC T6…T1 Ga/Gb

7.13.2 Intrinsiek veilig

Certificaat
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
P428257/1
Ex ia IIC T4 Ga

7.13.3 Intrinsiek veilig

Certificaat
P428258/1
Page 43
Markeringen
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Zie het certificaat voor specifieke voorwaarden.
II 1G Ex ia IIC T4 Ga

7.14 Combinaties

KA
KB
KC
KD
KE
KF
Combinatie van E1 en E6
Combinatie van E5 en E6
Combinatie van E1 en E5
Combinatie van I1 en I6
Combinatie van I5 en I6
Combinatie van I1 en I5

7.15 Verdere certificeringen

7.15.1 U1 Overloopbeveiliging

Certificaat
Toepassing
Z-65.16-416
TÜV-getest en goedgekeurd door DIBt voor overloop­preventie volgens de Duitse WHG-regelgeving.

7.16 Patroongoedkeuring

GOST Wit-Rusland
Certificaat
GOST Kazachstan
Certificaat
GOST Rusland
Certificaat
GOST Oezbekistan
Certificaat
Patroongoedkeuring China
Certificaat
Snelstartgids 43
RB-03 07 2765 10
KZ.02.02.03473-2013
SE.C.29.010.A
02,2977-14
2009-L256
Page 44

7.17 Aansluitwartels en adapters

IECEx drukvast en verhoogde veiligheid
Certificaat
Normen
IECEX UL 18.0016X
IEC60079-0:2011, IEC60079-1:2014, IEC60079-7:2015, IEC60079-31:2013
Markeringen
Ex de eb IIC Gb; Ex ta IIIC da
ATEX drukvast en grotere veiligheid
Certificaat
Normen
DEMKO 18 ATEX 1986X
EN60079-0:2012+A11:2013, EN60079-1:2014, EN60079-7:2015, EN60079-31:2014
Markeringen
II 2 G Ex de IIC Gb, II 1 D Ex ta IIIC Da
Tabel 7-1: Draadmaten aansluitwartels
Schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 M20
½–14 NPT ½ NPT
Tabel 7-2: Draadmaten draadadapter
Uitwendige schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 – 6g M20
½–14 NPT ½–14 NPT
¾–14 NPT ¾–14 NPT
Inwendige schroefdraad Merkteken
M20 x 1,5 – 6H M20
½–14 NPT ½–14 NPT
G1/2 G1/2
Specifieke voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Voor afdichtingselementen mag geen adapter worden gebruikt.
2. Er mag maar één adapter worden gebruikt per elke afzonderlijke kabelingang op de bijbehorende apparatuur.
Page 45
3. Het is de verantwoordelijkheid van de eindgebruiker om ervoor te zorgen dat de beschermingsgraad bij de interface van de apparatuur en het afdichtingselement/adapter gehandhaafd blijft.
4. De geschiktheid inzake temperatuur van de apparatuur dient te worden bepaald tijdens het eindgebruik, met correct geclassificeerde apparatuur.
Snelstartgids 45
Page 46

7.18 Installatietekeningen

Figuur 7-1: 9150077-944 – Systeemcontroletekening
Page 47
Figuur 7-2: 9150077-945 – Installatietekening
Snelstartgids 47
Page 48

7.19 EU-verklaring van overeenstemming

Figuur 7-3: EU-verklaring van overeenstemming
Page 49
Snelstartgids 49
Page 50
Page 51
Snelstartgids 51
Page 52
Page 53
Snelstartgids 53
Page 54
Page 55
Snelstartgids 55
Page 56
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions 6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
*00825-0111-4811*
Snelstartgids
00825-0111-4811, Rev. JC
Mei 2019
Regionaal kantoor Europa
Emerson Automation Solutions Europe GmbH Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions 1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947 Enquiries@AP.Emerson.com
Emerson Automation Solutions bv
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 info.nl@emerson.com
www.emersonprocess.nl
Linkedin.com/company/Emerson-
Automation-Solutions
Twitter.com/Rosemount_News Facebook.com/Rosemount Youtube.com/user/
RosemountMeasurement
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions Emerson FZE P.O. Box 17033 Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Emerson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 77 11 (32) 2 725 83 00
www.emersonprocess.be
©
2019 Emerson. Alle rechten voorbehouden.
De verkoopvoorwaarden van Emerson zijn op verzoek verkrijgbaar. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount is een merk van een van de bedrijven van de Emerson-groep. Alle overige merken zijn eigendom van de betreffende merkhouders.
Loading...