Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051SMV FOUNDATION Fieldbus-transmitters.
De gids bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, ond erhoud, reparaties of probleemoplossing,
of voor explosieveilige, drukvaste of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding
de Rosemount 3051SMV FOUNDATION Fieldbus voor nadere aanwijzingen. Deze handleiding is tevens
in elektronische vorm beschikbaar op Emerson.com/Rosemount.
De aanwijzingen en procedures in dit hoofdstuk kunnen speciale voorzorgsmaatregelen vereisen om
de veiligheid te garanderen van de personen die de handeling verrichten. Informatie over mogelijke
problemen in verband met de veiligheid is voorzien van een waarschuwingssymbool ( ). Lees de
onderstaande waarschuwingen voor de veiligheid voordat u een handeling verricht die wordt
voorafgegaan door een gevarendriehoek.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding
eventuele beperkingen die gelden in verband met veilige installatie.
Verifieer voordat u een veldCommunicator aansluit in een explosiegevaarlijke atmosfeer dat alle
instrumenten i n het segment zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende
veldbedradin gsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat
op het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrische schokken kan veroorzaken.
Kabelbuis-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelbuis-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 ⫻ 1,5 schroefdraad.
Op instrumenten met meerdere kabelbuisopeningen hebben alle ingangen dezelfde schroefdraad.
Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelbuizen met een geschikte schroefdraad wanneer
u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en kabelbuisingangen uitsluitend pluggen,
adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
1. Breng tappunten aan in de zijkant van
de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de
aftap-/ontluchtingskranen omhoog.
1.2 Toepassingen voor gasmetingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of
zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
1.3 Toepassingen voor
stoommetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van
de leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Snelstartgids
Flow
Flow
Flow
1.4 Montagebeugels
PaneelmontageBuismontage
Coplanar-flens
3
Page 4
Snelstartgids
4 x 57 mm
(2,25 inch)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 44 mm
(1,75 inch)
4 x 38 mm
(1,50 inch)
4 x 73 mm
(2,88 inch)
Traditionele flens
PaneelmontageBuismontage
C
1.5 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter de montage van een procesflens,
verdeelstuk of flensadapters vereist is, dient u met het oog op optimale
prestatiekenmerken van de transmitter deze montagerichtlijnen te volgen om
een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter
geleverde bouten of bouten die door Emerson™ als reserveonderdeel worden
verkocht. In Afbeelding 1 worden veel gebruikte transmitterconstructies
geïllustreerd met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de
transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
4 × 1.75-in.
(44 mm)
4 × 1.50-in.
(38 mm)
4 × 1.75-in.
(44 mm)
Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en
deze te vergelijken met Tabel 1. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in
Tabel 1, kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson Automation Solutions.
Page 5
Februari 2019
WAARSCHUWING
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
A
B
C
D
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
Opmerking
Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van roestvast staal is
een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van
beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht.
1. Draai de bouten handvast aan.
2. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde.
Zie Tabel 1 voor de initiële momentwaarde.
3. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde.
Zie Tabel 1 voor de uiteindelijke momentwaarde.
4. Controleer of de flensbouten uit de boutopeningen in de sensormodule
steken voordat u er druk op zet.
Tabel 1. Momentwaarden voor flens- en flensadapterbouten
BoutmateriaalKopmarkeringen
Koolstofstaal (CS)
Initiële
momentwaarde
407 Nm
(300 lb-in)
Snelstartgids
Definitieve
momentwaarde
881 Nm
(650 lb-in)
Roestvast staal (SST)
1.6 O-ringen met flensadapters
Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan lekkage van procesmedium
ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn herkenbaar
aan hun unieke O-ringgroeven. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke
flensadapter, zoals hieronder afgebeeld.
Telkens als de flenzen of adapter s worden ver wijderd, moeten de O -ringen op h et oog worden
geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven.
Bij vervanging van de O-ringen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen
opnieu w tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van verschuivingen doordat
de O-ring van PTFE nog geheel in de groef moet vallen.
Plaats van O-ring van flensadapter
A. Flensadapter
B. O-ring
C. PTFE-profiel (vierkant)
D. Elastomeerprofiel (rond)
203 Nm
(150 lb-in)
407 Nm
(300 lb-in)
5
Page 6
Snelstartgids
A
Februari 2019
2.0 Labelen
2.1 Inbedrijfstellingslabel (papier)
Gebruik het verwijderbare label dat met de transmitter wordt meegeleverd om
bij te houden welk instrument zich op een bepaalde locatie bevindt. Zorg dat het
label voor het fysieke instrument (het PD-labelveld) op beide plaatsen goed is
ingevuld op het verwijderbare inbedrijfstellingslabel en scheur bij elke
transmitter het onderste gedeelte eraf.
Afbeelding 2. Inbedrijfstellingslabel
A
B
C
D
3.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
stand (zoals geleverd).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan tot 30 lb-in.
Afbeelding 3. Stelschroef transmitterbehuizing
A. Stelschroef voor draaien behuizing (3/32 inch)
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Raadpleeg de
naslaghandleiding
meer informatie. Door te ver draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule
en de elektronica worden verbroken.
6
voor de Rosemount 3051SMV FOUNDATION Fieldbus-transmitter voor
Page 7
Februari 2019
A
B
3.1 Draai de lcd-display
Op transmitters die met lcd-display besteld zijn, is de display al geïnstalleerd.
Behalve de draaiing van de behuizing, kan de optionele lcd-display worden
gedraaid in stappen van 90° door de twee lipjes in te drukken, de display uit te
trekken en te draaien, en de lipjes terug op hun plek te laten klikken.
Als de lcd-displaypennen per ongeluk van de aansluitkaart zijn losgekomen,
dient u de pennen voorzichtig terug te plaatsen voordat u de lcd-display terug
op zijn plek drukt.
Gebruik de volgende procedure en Afbeelding 4 om de lcd-display te installeren:
1. Als de transmitter in een segment is geïnstalleerd, moet u het segment
beveiligen en de voeding loskoppelen.
2. Verwijder het transmitterdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen
bevindt. Verwijder de deksels van het instrument niet in een
explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op de schakeling staat.
3. Steek de vierpins-connector in de lcd-display en klik hem vast.
4. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact maakt
met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor
explosieveiligheid wordt voldaan.
5. Schakel de stroom weer in als de transmitter is geïnstalleerd.
Afbeelding 4. Optionele lcd-display
Snelstartgids
A. Lcd-display
B. Meterdeksel
7
Page 8
Snelstartgids
SECURITY
SIMULATE
ENABLE
DISABLE
C
D
E
F
B
A
4.0 Stel de schakelaars in
Stel vóór installatie de schakelaars Simulate (simuleren) en Security (beveiliging)
naar wens in (zie locatie schakelaars in Afbeelding 5).
Met de schakelaar Simulate (simuleren) wordt de functie voor het gebruik van
gesimuleerde waarschuwingen of gesimuleerde meetwaarden en status in- of
uitgeschakeld.
Met de schakelaar Security (beveiliging) kan configuratie van de transmitter
toegestaan (open hangslot) of voorkomen (gesloten hangslot) worden.
In de software kunnen nog andere beveiligingsinstellingen worden verricht, waaronder
instellingen met softwarematige vergrendeling. Deze instellingen kunnen ook worden
gebruikt om zowel hard- als softwarematige vergrendeling uit te schakelen.
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de
schakelaars:
1. Als de transmitter is geïnstalleerd, beveiligt u het segment en schakelt u de
stroom uit.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen bevindt.
Verwijder het deksel van het instrument niet in een explosiegevaarlijke
omgeving als er spanning op het circuit staat.
3. Zet de beveiligings- en de simulatieschakelaar in de gewenste stand.
4. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact maakt
met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor
explosieveiligheid wordt voldaan.
5. Schakel de stroom weer in als de transmitter is geïnstalleerd.
Februari 2019
Afbeelding 5. Simulatie- en beveiligingsschakelaar
A. Stand voor beveiliging ontgrendeld
B. Beveiligingsschakelaar
C. Stand voor beveiliging vergrendeld
8
D. Stand voor simulatie uitgeschakeld
E. Simulatieschakelaar
F. Stand voor simulatie ingeschakeld
Page 9
Februari 2019
DP
C
C
D
E
B
A
DP
B
A
D
C
C
E
5.0 Bedrading, aarding en voeding
Gebruik koperdraad met een doorsnede die groot genoeg is te voorkomen dat de
spanning over de voedingsaansluitingen van de transmitter tot onder 9 V d.c. zakt.
De voedingsspanning kan variëren, met name onder abnormale omstandigheden,
zoals bij gebruik van accuvoeding. Onder normale bedrijfsomstandigheden wordt
een voedingsspanning van ten minste 12 V d.c. aanbevolen. Gebruik van
afgeschermde kabel van type A met getwiste draadparen wordt aanbevolen.
Afbeelding 6. Aansluitklemmen met RTD
Snelstartgids
A. Aansluitklem aarde (kabelafscherming niet
op transmitter aarden)
B. Afscherming afknippen en isoleren
C. Afstand zo klein mogelijk houden
Afbeelding 7. Aansluitklemmen zonder RTD
A. Aansluitklem aarde (kabelafscherming niet
op transmitter aarden)
B. Afscherming afknippen en isoleren
C. Afstand zo klein mogelijk houden
D. Afscherming isoleren
E. Afscherming weer verbinden
met voedingsaarde
D. Afscherming isoleren
E. Afscherming weer verbinden
met voedingsaarde
9
Page 10
Snelstartgids
Opmerking
De voedingsaansluitklemmen zijn polariteitsongevoelig, dat wil zeggen dat bij het
aansluiten op de voedingsaansluitklemmen de elektrische polariteit van de voedingsdraden
er niet toe doet. Als er polariteitsgevoelige instrumenten op het segment worden
aangesloten, moet de polariteit van de aansluitklemmen worden aangehouden.
5.1 Signaalbedrading en aarden van mantel
Laat de signaalbedrading niet samen met de voedingsbedrading door een
kabelbuis of open kabelgoot of in de buurt van zware elektrische apparatuur
lopen. De buitenkant van de elektronicabehuizing en de binnenkant van het
compartiment voor aansluitingen zijn voorzien van aardklemmen. Deze aarding
wordt gebruikt als er aansluitblokken met overspanningsbeveiliging zijn
geïnstalleerd, of om aan de plaatselijke voorschriften te voldoen.
1. Verwijder het behuizingsdeksel over de veldaansluitingen.
2. Sluit voor voeding van de transmitter de voedingsdraden aan op de
aansluitklemmen die op het etiket op het aansluitblok staan aangegeven.
3. Draai de aansluitklemschroeven aan om te zorgen dat er goed contact is.
4. Knip de kabelafscherming zo kort mogelijk af en isoleer deze van de
transmitterbehuizing zoals afgebeeld in Afbeelding 6 en Afbeelding 7.
Opmerking
De kabelafscherming mag NIET op de transmitter worden geaard; als de kabelafscherming
de transmitterbehuizing raakt, kan dit aardlussen vormen die de communicatie verstoren.
Om het fieldbussegment tegen ruis te beschermen, moet een aardingstechniek worden
gebruikt waarbij de afschermingsdraad op één punt geaard wordt, om te voorkomen dat
een aardlus ontstaat.
Februari 2019
a. Er moet een ononderbroken verbinding bestaan tussen de
kabelafscherming en de voedingsaarde.
b. Sluit de kabelafschermingen van het gehele segment aan op één goed
aardpunt op het voedingscircuit.
Opmerking
Onjuiste aarding is de meest voorkomende oorzaak van problemen met de
segmentcommunicatie.
5. Installeer het behuizingsdeksel en zet het zo vast dat het goed contact
maakt met de behuizing, met metaal op metaal, zodat aan de vereisten voor
explosieveiligheid wordt voldaan.
6. Sluit ongebruikte kabelopeningen en dicht ze af.
MEDEDELING
Als de meegeleverde draadplug wordt gebruikt in de kabelopening, moet deze met een
minimaal aantal wikkelingen van de schroefdraad worden ingeschroefd om te voldoen aan de
vereisten voor ex plosieveiligheid. Bij rechte schroefdraad moeten ten minste zeven
draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd. Bij een conische schroefdraad moeten
ten minste vijf draadgangen van de schroefdraad worden ingeschroefd.
10
Page 11
Februari 2019
A
5.2 Voeding
Voor een goede werking en beschikbaarheid van alle functies van de transmitter
is 9 tot 32 V d.c. vereist (9 tot 30 V d.c. voor intrinsieke veiligheid en 9 tot 17,5 V
d.c. voor FISCO intrinsieke veiligheid).
5.3 Spanningsstabilisator
Fieldbussegmenten vereisen een spanningsstabilisator om de voeding te isoleren
en het segment te filteren en los te koppelen van andere segmenten die op
dezelfde voeding zijn aangesloten.
5.4 Aarding
De signaalbedrading van het fieldbussegment kan niet worden geaard. Als een van
de signaaldraden wordt geaard, wordt het hele fieldbussegment uitgeschakeld.
Aarden van het transmitterhuis
Zorg altijd dat het transmitterhuis geaard is volgens nationale en plaatselijke
elektriciteitswetgeving. De effectiefste aardingsmethode voor het transmitterhuis
is een directe verbinding met de aarde met minimale impedantie. Methoden voor
aarding van het transmitterhuis staan hieronder vermeld.
Interne aardverbinding
De inwendige aardverbindingsschroef bevindt zich aan de binnenkant van de
elektronicabehuizing, aan de kant van de VELDAANSLUITINGEN. Deze schroef is
te herkennen aan het aardingssymbool (). De schroef voor de aardverbinding
is standaard op alle Rosemount 3051SMV-transmitters (zie Afbeelding 8).
Snelstartgids
Afbeelding 8. Interne aardverbinding
A. Aardpunt
Externe aardverbinding
De externe aardaansluiting bevindt zich aan de buitenzijde van de
transmitterbehuizing (zie Afbeelding 9). Deze verbinding is alleen beschikbaar
voor de opties D4 en T1.
11
Page 12
Snelstartgids
A
A
A
Afbeelding 9. Externe aardverbinding
B
A. Extern aardpunt
B. Externe aardingsconstructie (03151-9060-0001)
Opmerking
Aarden van het transmitterhuis via de schroefaansluiting van een kabelbuis kan
onvoldoende zijn voor een goede aardgeleiding.
Aardverbinding voor aansluitblok met overspanningsbeveiliging
De transmitter is bestand tegen een stootspanning van het energieniveau dat
zich gewoonlijk voordoet bij statische ontlading of inductie-overspanning in
schakelingen. Sterke energiepieken zoals die geïnduceerd in bedrading ontstaan
door nabije blikseminslag kunnen de transmitter echter beschadigen.
Het aansluitblok met overspanningsbeveiliging kan als geïnstalleerde optie
worden besteld (optiecode T1) of als reserveonderdeel om bestaande
Rosemount 3051SMV-transmitters in het veld achteraf uit te breiden. Het
symbool van de bliksemschicht (zie Afbeelding 10) geeft aan dat dit een
aansluitblok met overspanningsbeveiliging is.
Februari 2019
Afbeelding 10. Aansluitblok met overspanningsbeveiliging
met RTDzonder RTD
A. Plaats van bliksemschichtsymbool
12
Page 13
Februari 2019
Opmerking
Het aansluitblok met overspanningsbeveiliging verschaft alleen overspanningsbeveiliging
als het transmitterhuis correct geaard is. Gebruik de richtlijnen voor het aarden van het
transmitterhuis (zie “Aarding” op pagina 11).
5.5 Afsluiting signaal
Aan het begin en einde van elk fieldbussegment moet een afsluitweerstand
worden geïnstalleerd.
5.6 Installeer de optionele procestemperatuuringang
(Pt 100 RTD-sensor)
Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste
ATEX/IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie.
Opmerking
Gebruik afgeschermde vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter
door de draden van de kabel door de ongebruikte behuizingskabelbuis te
steken en aan te sluiten op de vier schroeven op het aansluitblok van de
transmitter. Sluit de kabelopening rondom de kabel af met een geschikte
kabelwartel.
3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op het aardpunt in
A. Aardpunt
B. Draden RTD-kabelgroep
C. Pt 100 RTD-sensor
Februari 2019
6.0 Gereedheid van het systeem
6.1 Controleer of de device driver juist is
Controleer of de meest recente device driver (DD) is geïnstalleerd op uw
systemen om een goede communicatie te verzekeren.
U kunt de juiste device driver downloaden op de downloadsite van de
hostleverancier Emerson.com/Rosemount door Download Device Drivers
(device drivers downloaden) te selecteren onder Related Resources
(relevante informatiebronnen) of op FieldCommGroup.org door daar End User Resources (informatiebronnen voor eindgebruikers) te selecteren.
14
Page 15
Februari 2019
7.0 Nulpuntstrim transmitter
Transmitters worden volledig gekalibreerd geleverd, volgens de gevraagde
specificatie of volgens de fabrieksinstelling van een volledige schaal.
Een nulpuntstrim is een afstelling op een enkel punt om te compenseren voor de
invloed van de montagestand en leidingdruk. Volg de onderstaande stappen als
de nulpunts-offset minder dan 5% van de URL is.
1. Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan openstaat
en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld. Zorg dat de transmitter
met het hostsysteem is verbonden.
2. Verricht de nulstelling van de verschildruksensor met de methode
“Zero Differential Pressure” (nulstelling verschildruk) in het hostsysteem.
3. Volg de procedure voor het trimmen van het nulpunt van de DP.
4. Verricht de nulstelling van de statische-druksensor met de methode “Zero
Static Pressure” (nulstelling statische druk) of “Lower Static Pressure Trim”
(lage statische druk trimmen) in het hostsysteem.
a. Gebruik “Zero Static Pressure” (nulstelling statische druk) voor transmitters
die zijn uitgerust met een statische-verschildruksensor en gebruik “Lower
Static Pressure Trim” (lage statische druk trimmen) voor transmitters met
een sensor voor absolute statische druk.
Opmerking
Als een lage sensortrim wordt uitgevoerd op een druksensor, kan de werking van de sensor
worden aangetast als er onnauwkeurige kalibratie-instrumenten worden gebruikt. Gebruik
een kalibratie-instrument dat ten minste drie keer zo nauwkeurig is als de druksensor van de
Rosemount 3051SMV FOUNDATION Fieldbus-transmitter.
Snelstartgids
5. Volg de procedure voor het trimmen van de statische druk.
15
Page 16
Snelstartgids
8.0 Productcertificeringen
Rev 1.14
8.1 Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EU-verklaring van
overeenstemming vindt u op EmersonProcess.com/Rosemount
8.2 Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest,
waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische,
mechanische en brandveiligheidsvereisten, door een in de VS nationaal erkend
onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is
geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health
Administration (OSHA).
8.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code
(CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en
dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen
moeten geschikt zijn voor de gebiedsclassificatie, gas- en temperatuurklasse.
Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
8.4 VS
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
klasse 1, zone 0 AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D;
T4(-50 °C T
03151-1206; type 4X
+85 °C); in de fabriek afgedicht; type 4X
a
+70 °C); indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
a
®
250 — 2003
.
Februari 2019
Opmerking
Transmitters met de markering NI CL 1, DIV 2 kunnen worden geïnstalleerd in divisie
2-locaties met behulp van algemene divisie 2-bedradingsmethodes of niet-vonkende
veldbedrading (NIFW). Zie tekening 03151-1206.
klasse I, zone 0; T3C, T
Rosemount-tekening 03151-1207; type 4X
= 70 °C; indien geïnstalleerd volgens
a
Snelstartgids
8.6 Europa
E1 ATEX dr ukv ast
Certificaat:KEMA 00ATEX2143X
Normen:EN 60079-0:2012, EN 60079-1:2007, EN 60079-26:2007
Markeringen: II 1/2 G Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C T
(3051SFx-modellen met RTD gecertificeerd volgens IEC 60079-0:2006)
T5/T4 (-60 °C T
TemperatuurklasseProcestemperatuur
T6-60 °C tot +70 °C
T5-60 °C tot +80 °C
T4-60 °C tot +120 °C
+80 °C)
a
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
+70 °C),
a
17
Page 18
Snelstartgids
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat:Baseefa08ATEX0064X
Normen:EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012
Alleen
+70 °C)
a
™
RTD (voor 3051SFx)
HARTFieldbus
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C T
FOUNDATION
ParametersHART
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
®
Fieldbus
30 V30 V7,14 V30 V30 V
300 mA300 mA300 mA2,31 mA18,24 mA
1 W1,3 W887 mW17,32 mW137 mW
14,8 nF00,11 uF0 0,8 nF
00001,33 mH
SuperModule
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IA AT EX F ISCO
Certificaat:Baseefa08ATEX0064X
Normen:EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C T
ParametersFISCO
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
+70 °C)
a
ND ATE X sto f
Certificaat:BAS01ATEX1374X
Normen:EN60079-0:2012, EN60079-31:2009
Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
V
= 42,4 V
max
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C),
500
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De SuperModule(s) moeten stevig op zijn (hun) plaats worden bevestigd om de
beschermingsgraad van de behuizing(en) te handhaven.
Februari 2019
18
Page 19
Februari 2019
N1 AT EX typ e n
Certificaat:Baseefa08ATEX0065X
Normen:EN 60079-0: 2012, EN 60079-15: 2010
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc, (-40 °C T
+70 °C), V
a
max
= 45 V
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een piekspanningsonderdrukker van 90 V, is het niet
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van EN
60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
8.7 Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat:IECEx KEM 08.0010X (drukvast)
Normen:
Markeringen: Ex d IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(-60 °C Ta +70 °C), T5/T4(-60 °C Ta +80 °C)
TemperatuurklasseProcestemperatuur
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
Certificaat:IECEx BAS 09.0014X (stof)
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008
Markeringen: Ex ta IIIC T105 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing
op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen doorstaan.
4. De Rosemount 3051S- SuperModule moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de
beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat:IECEx BAS 08.0025X
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C T
ParametersHART
Spanning U
Stroom I
IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1:2007, IEC 60079-26:2006
(3051SFx-modellen met RTD zijn gecertificeerd volgens IEC 60079-0:2004)
T6-60 °C tot +70 °C
T5-60 °C tot +80 °C
T4-60 °C tot +120 °C
95 °C Da, (-20 °C Ta +85 °C), V
500
+70 °C)
a
FOUNDATION
Fieldbus
30 V30 V7,14 V30 V30 V
i
300 mA300 mA300 mA2,31 mA18,24 mA
i
Alleen
SuperModule
HARTFieldbus
max
RTD (voor 3051SFx)
Snelstartgids
= 42,4 V
19
Page 20
Snelstartgids
Februari 2019
ParametersHART
Vermogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
1 W1,3 W887 mW17,32 mW137 mW
i
14,8 nF00,11 uF0 0,8 nF
i
00001,33 mH
i
FOUNDATION
Fieldbus
Alleen
SuperModule
RTD (voor 3051SFx)
HARTFieldbus
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IG IECEx FISCO
Certificaat:IECEx BAS 08.0025X
Normen:IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(-60 °C T
ParametersFISCO
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
+70 °C)
a
0
0
N7 IECEx type n
Certificaat:IECEx BAS 08.0026X
Normen:IEC60079-0: 2011, IEC60079-15: 2010
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc (-40 °C T
+70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het niet
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van
IEC 60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
20
+70 °C), T5/T4(-60 °C Ta +80 °C), IP66
a
Page 21
Februari 2019
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. Voor processen met temperaturen van meer dan 135 °C moet de gebruiker beoordelen
of de temperatuurklasse van de SuperModule geschikt is voor dergelijke toepassingen,
omdat in deze situatie het risico bestaat dat de temperatuur van de SuperModule hoger
is dan T4.
Snelstartgids
Parameters
Spanning U
Stroom I
Vermogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
i
HARTFieldbus
IngangRTDIngangRTD
30 V30 V30 V30 V
300 mA2,31 mA300 mA18,24 mA
1 W17,32 mW1,3 W137 mW
14,8 nF000,8 nF
0001,33 mH
8.9 China
E3 China drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat:3051SMV: GYJ14.1039X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
3. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
worden aangesloten.
4. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product in een explosiegevaarlijke
atmosfeer moet u zich houden aan de waarschuwing “Het deksel niet openen als er
spanning op het circuit staat”. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve
stofatmosfeer moet de waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve
stofatmosfeer” in acht worden genomen.
21
Page 22
Snelstartgids
5. Er mag bij de installatie geen mengsel worden gebruikt dat de behuizing zou kunnen
beschadigen.
6. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud in een omgeving met explosief stof moet de
behuizing van het product worden gereinigd om het ophopen van stof te voorkomen.
Hierbij mag echter geen perslucht worden gebruikt.
7. Bij installaties in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels en
afsluitpluggen worden gebruikt die door overheidsinstanties als beschermingsklasse
Ex d IIC Gb of Ex d IIC Gb DIP A20 [flowmeters] IP66 gecertificeerd zijn. Ongebruikte
kabelopeningen moeten met afsluitpluggen worden afgesloten.
8. Het is eindgebruikers niet toegestaan om onderdelen te ver wisselen; ze dienen contact
op te nemen met de fabrikant om beschadiging van het product te voorkomen.
9. Onderhoudswerkzaamheden moeten worden verricht als er geen atmosfeer met
explosief gas of stof is.
10. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen
in acht worden genomen:
GB3836.13-1997 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 13:
Reparatie en revisie voor apparaten die worden gebruikt in explosieve gasatmosferen”
GB3836.15-2000 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 15:
Elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (anders dan mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 16:
Inspectie en onderhoud van elektrische installaties (anders dan mijnen)”
GB50257-1996 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten
voor explosieve atmosferen en de installatie van brandgevaarlijke elektrische
apparatuur”
I3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat:3051SMV: GYJ14.1040X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
3051SFx: GYJ11.1707X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
1. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat
ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
2. Dit apparaat kan de volgens lid 6.3.12 van GB3836.4-2010 gedefinieerde
500 V-isolatietest niet doorstaan.
3. Bereik omgevingstemperatuur: -60 °C
4. Elektrische parameters voor intrinsieke veiligheid:
+70 °C
~
Februari 2019
22
Maximale
ingangsspanning:
(V)
U
i
303001,014,80
RTD302,3117,3200
SuperModule7,1430088711 00
Maximale
ingangsstroom:
(mA)
I
i
Maximale
uitgangsspanning:
(V)
U
i
Maximaal
ingangsvermogen:
(W)
P
i
Maximale
uitgangsstroom:
(mA)
I
i
Maximale interne parameters
Ci(nF)Li(H)
Maximaal
uitgangsvermogen:
(W)
P
i
Maximale
externe parameters
Ci(nF)Li(H)
Page 23
Februari 2019
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparatuur moeten afgeschermde kabels
zijn. De afscherming moet goed worden geaard in een niet-gevaarlijke omgeving.
6. Het produc t moet worden gebruikt met een bijbehorend instrument met Ex-certificering
om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een explosieve gasatmosfeer kan
worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen moeten voldoen aan de voorschriften
in de instructiehandleiding van het product en de bijb ehorende apparatuur.
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om onderdelen te verwisselen; ze dienen contact
op te nemen met de fabrikant om beschadiging van het product te voorkomen.
8. Bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels, kabelbuizen en
afsluitpluggen worden gebruikt die zijn gecertificeerd als beschermingstype DIP A20
IP66 door inspectieorganen die handelen in opdracht van de overheid. Ongebruikte
kabelopeningen moeten met afsluitpluggen worden afgesloten.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve stofatmosfeer moet de
waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve stofatmosfeer” in acht
worden genomen.
10. Onderhoudswerkzaamheden moeten worden verricht als er geen atmosfeer met
explosief stof is.
11. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen
in acht worden genomen:
GB3836.13-1997 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 13:
Reparatie en revisie voor apparaten die worden gebruikt in explosieve gasatmosferen”
GB3836.15-2000 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 15:
Elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (anders dan mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 16:
Inspectie en onderhoud van elektrische installaties (anders dan mijnen)”
GB50257-1996 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten voor
explosieve atmosferen en d e installatie van brandgevaarlijke elektrische ap paratuur”
Snelstartgids
8.10 EAC — Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast
Certificaat:RU C-US.AA87.B.00094
Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC T6…T4 X
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat:RU C-US.AA87.B.00094
Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X
8.11 Japan
E4 Japan drukvast
Certificaat:TC19070, TC19071, TC19072, TC19073
Markeringen: Ex d IIC T6
8.12 Republiek Korea
EP Republiek Korea drukvast [alleen HART]
Certificaat:12-KB4BO-0180X [vervaardigd in VS], 11-KB4BO-0068X [vervaardigd in
Singapore]
Markeringen: Ex d IIC T5 of T6
IP Republiek Korea intrinsieke veiligheid [alleen HART]
Certificaat:10-KB4BO-0021X [vervaardigd in VS, SMMC]
Markeringen: Ex ia IIC T4
23
Page 24
Snelstartgids
8.13 Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7 en N7
KA Combinatie van E1, I1, E6 en I6
KB Combinatie van E5, I5, E6 en I6
KC Combinatie van E1, I1, E5 en I5
KD Combinatie van E1, I1, E5, I5, E6 en I6
KM Combinatie van EM en IM
KP Combinatie van EP en IP
8.14 Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat:00-HS145383
Beoogd gebruik:Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-,
gas- en damptoepassingen op vaartuigen, scheeps- en
offshore-installaties van klasse ABS. [alleen HART]
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat:31910 BV
Vereisten:Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing:Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS
[alleen HART]
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat:A-14186
Beoogd gebruik:Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen,
snelle en lichte vaartuigen en offshore-normen van Det Norske
Veritas. [alle en HART]
Toe p as si n g:
Februari 2019
Locatieklassen
Typ e3051S
Tem per at uu rD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCA
BehuizingD/IP66/IP68
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat:11/60002
Toepassing:Omgevingscategorieën ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5. [alleen HART]
24
Page 25
Februari 2019
Afbeelding 2. Verklaring van overeenstemming Rosemount 3051SMV
Snelstartgids
25
Page 26
Snelstartgids
Februari 2019
26
Page 27
Februari 2019
Snelstartgids
27
Page 28
Snelstartgids
Februari 2019
28
Page 29
Februari 2019
Snelstartgids
29
Page 30
Snelstartgids
Februari 2019
30
Page 31
Februari 2019
Snelstartgids
31
Page 32
Snelstartgids
Februari 2019
32
Page 33
Februari 2019
ᴹ
China RoHS
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
Rosemount 3051SMV
List of Rosemount 3051SMV Parts with China RoHS Concentration above MCVs
䜘Ԧ〠
Part Name
ᴹᇣ⢙䍘䍘
/ Hazardous Substances
䫵
Lead
(Pb)
⊎
Mercury
(Hg)
䭹
Cadmium
(Cd)
ޝԧ䬜䬜
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
ཊⓤ㚄㚄㤟
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
XO O OOO
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
XO O XO O
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
XO O XO O
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
SJ/T11364
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
O:
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
X:
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
GB/T 26572
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.