Rosemount 3051SF-serie Flowmeter MultiVariable-transmitter Manuals & Guides [nl]

00825-0111-4803, Rev EH
Snelstartgids
Maart 2019
Rosemount™ 3051S MultiVariable™-transmitter Rosemount 3051SF Series flowmeter MultiVariable-transmitter
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
Maa
KENNISGEVING
In deze gids staan elementaire richtlijnen voor de Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter (3051SMV). Er staan ook de elementaire Rosemount 3051SMV-configuratierichtlijnen in voor de naslaghandleiding de Rosemount 3051SFA, de naslaghandleiding Rosemount 3051SFP. Er staan geen aanwijzingen in voor diagnostiek, onderhoud, reparaties of probleemoplossing. Raadpleeg de naslaghandleiding Alle documenten zijn in elektronische vorm verkrijgbaar via Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding veilige installatie.
Controleer voordat u een veldcommunicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit of alle
instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedradin gsmethodes.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de tran smitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. D e draden kunnen onder hoge spanning staan, die elektrische sch okken kan vero orzaken.
Doorvoerleiding-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld, zijn de doorvoerleiding-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 x 1,5 schroefdraad. Op instrumenten met meerdere openingen voor doorvoerleidingen hebben alle openingen dezelfde schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en doorvoerleidingingangen uitsluitend
pluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
van de Rosemount 3051SFC en de naslaghandleiding van de
van de Rosemount 3051SMV voor nadere instructies.
.
van de Rosemount 3051SMV voor beperkingen in verband met
rt 2019
van
Inhoud
Monteer de transmitter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
Sluit de bedrading aan en schakel het
instrument in. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Installatie Engineering Assistant . . . . . . . . . . . 11
2
Flowconfiguratie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Controleer de instrumentconfiguratie . . . . . . 22
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Installatie op met veiligheidsinstrumenten
uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Maart 2019

1.0 Monteer de transmitter

1.1 Toepassingen voor vloeistofmetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de
leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Monteer de transmitter met de
aftap-/ontluchtingskranen omhoog.
1.2 Toepassingen voor gasmetingen
1. Breng tappunten aan in de boven- of zijkant
van de leiding.
2. Monteer naast of boven de tappunten.
1.3 Toepassingen voor stoommetingen
1. Breng tappunten aan in de zijkant van de
leiding.
2. Monteer naast of onder de tappunten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Snelstartgids
Flow
Flow
Flow
Flow
1.4 Montagebeugels
Paneelmontage Buismontage
Coplanar-flens
3
Snelstartgids
Paneelmontage Buismontage
Traditionele flens
1.5 Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als, voor installatie van de transmitter, de montage van een procesflens, een kranenblok of flensadapters vereist is, dient u, met het oog op optimale prestatiekenmerken van de transmitter, deze montagerichtlijnen te volgen om een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson verkocht. In Afbeelding 1 staan veelgebruikte transmitterconstructies afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de transmitter.
Afbeelding 1. Veelgebruikte transmitterinstallaties
A
C
als reserveonderdeel worden
57 mm
(4 × 2,25 in)
Maart 2019
D
44 mm
(4 × 1,75 in)
B
73 mm
(4 × 2,88 in)
A. Transmitter met Coplanar-flens B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
44 mm
(4 × 1,75 in)
38 mm
(4 × 1,50 in)
44 mm
(4 × 1,75 in)
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken met
Tabel 1 op pagina 5. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Tab e l 1 ,
4
Maart 2019
A B
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
Snelstartgids
kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Ta b el 1 voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve momentwaarde. Zie Ta b el 1 voor de uiteindelijke momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de module-isolatorplaat steken voordat u er druk op zet.
Afbeelding 2. Module-isolatorplaat
A. Bout B. Module-isolatorplaat
Tabel 1. Momentwaarden voor de flens- en flensadapterbouten
Boutmateriaal Kopm arkerin gen
Koolstofstaal (CS) 300 in-lb 650 in-lb
Roestvast staal (SST) 150 in-lb 300 in-lb
Initiële
moment-
waarde
Definitieve
moment-
waarde
5
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
A
B
Rosemount 3051S/3051/2051
C D
1.6 O-ringen bij flensadapters
Als er ver keerde O -ringen op de flensadapters worden aangebracht, k an lekkage van procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn van elkaar te onderscheiden door hun unieke O-ringgroef. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, zoals hieronder afgebeeld:
A. Flensadapter B. O-ring C. PTFE (profiel is vierkant) D. Elastomeer (profiel is rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden ver wijderd, moeten de O-r ingen op het oog worden geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Bij ver vanging van de O-ri ngen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van verschuivingen doordat de O-ringen van PTFE nog geheel in de groef moeten vallen.
Maart 2019

2.0 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden

Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
stand (zoals geleverd).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan.
6
Maart 2019
A
B
A
B
Snelstartgids
Afbeelding 3. Stelschroef transmitterbehuizing
A. Functieprintplaat B. Stelschroef voor draaien behuizing (
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Raadpleeg de
naslaghandleiding
draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de functieprintplaat worden verbroken.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere informatie. Door te ver

3.0 Stel de schakelaars in

Bij standaardconfiguratie van de transmitter is het alarm ingesteld op hoog (HI) en de beveiliging op off (uit).
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en koppel de voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel tegenover de kant met de
veldaansluitklemmen. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
naar de gewenste stand.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact
bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Afbeelding 4. Schakelaarconfiguratie transmitter
3
/32 inch)
A. Beveiliging B. Alarm
7
Snelstartgids

4.0 Sluit de bedrading aan en schakel het instrument in

Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de testverbinding beschadigen. Getwiste aderparen leveren het beste resultaat op. Gebruik een draad met een koperdoorsnede van 24 tot 14 AWG en een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft).
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het deksel van de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Sluit de positieve draad aan op de “PWR/COMM+”-aansluitklem en de
negatieve draad op de “PWR/COMM—”-aansluitklem.
3. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een
plug aan op de ongebruikte doorvoerleidingaansluiting en dicht u die af. Raadpleeg, als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt,
“Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)” op pagina 10 voor meer informatie.
KENNISGEVING
Als de omsloten buisplug wordt gebruikt in de doorvoerleidingopening, dan moet deze minimaal vijf wikkelingen van de schroefdraad diep worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Raadpleeg de naslaghandleiding informatie.
4. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de
druppellus zo dat de onderkant lager dan de doorvoerleidingaansluitingen en de behuizing van de transmitter komt te liggen.
5. Breng het behuizingsdeksel weer aan en draai het aan tot
metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Afbeelding 5 toont de draadverbindingen die nodig zijn voor voeding van een
Rosemount 3051SMV en communicatie met een handheld veldcommunicator.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere
Maa
rt 2019
8
Maart 2019
A
RL ≥ 250Ω
A
RL ≥ 250Ω
Snelstartgids
Afbeelding 5. Transmitterbedrading
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding
Rosemount 3051SMV met optionele aansluiting voor procestemperatuur
Opmerking
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend overspanningsbeveiliging als de Rosemount 3051SMV-behuizing correct is geaard.
4.1 Bedrading elektrische aansluiting doorvoerleiding (optie GE of GM)
Raadpleeg voor bedradingsgegevens voor de Rosemount 3051SMV met GE of GM elektrische aansluiting voor de doorvoerleiding de installatie-instructies van de fabrikant van de snoerenset. Voor FM intrinsiek veilige, explosiegevaarlijke locaties van divisie 2 moet de installatie in overeenstemming zijn met Rosemount-tekening 03151-1009 om de classificatie voor buitengebruik
®
(NEMA 3051SMV.
4X en IP66) te behouden. Zie de naslaghandleiding van de Rosemount
4.2 Voeding
De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van minder dan twee procent leveren. De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van de signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, aanwijzer, barrières voor intrinsieke veiligheid en andere onderdelen.
9
Snelstartgids
1322
1000
500
0
12,0 20 30
42,4
Spanning (V d.c.)
Belasting (ohm)
Werkingsgebied
Afbeelding 6. Belastingsbeperking
Maximale kringweerstand = 43,5 (voedingsspanning — 12,0)
Voor HART®-communicatie is een kringweerstand vereist van ten minste 250 .
4.3 Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)
Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste ATEX/IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
Maa
rt 2019
10
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie.
Opmerking
Gebruik afgeschermde, vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de Rosemount 3051SMV door de draden van de
kabel door de ongebruikte behuizingsdoorvoerleiding te steken en aan te sluiten op de vier schroeven op het aansluitklemmenblok van de transmitter. Sluit de kabelopening rondom de kabel af met een geschikte kabelwartel.
3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op het aardpunt in
de behuizing.
Maart 2019
WAARSCHUWING
!
A
C
B
Rood
Rood
Wit
Wit
Snelstartgids
Afbeelding 7. RTD-draadaansluiting Rosemount 3051SMV
A. Aardpunt B. Draden RTD-kabelgroep C. Pt 100 RTD-sensor

5.0 Installatie Engineering Assistant

5.1 Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger is een pc-programma voor configuratie, onderhoud en diagnostiekfuncties dat dient als de primaire interface voor communicatie tussen de Rosemount 3051SMV en de functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow.
Het programma Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is benodigd om de flowconfiguratie te kunnen voltooien.
5.2 Systeemvereisten
De minimale systeemvereisten voor installatie van de Rosemount 3051SMV Engineering Assistant luiden als volgt:
Processor (Pentium of gelijkwaardig): 500 MHz of snellerBesturingssysteem: Windows
Download voor een goede werking de meest recente versie van de Engineering Assistant-software op Emerson.com/Rosemount-Engineering-Assistant-6
XP Professional (32 bits) of Windows 7
.
(32 bits of 64 bits)
11
Snelstartgids
A
RL ≥ 250Ω
B
256 MB RAM100 MB vrije ruimte op vaste schijfSeriële RS232-poort of USB-poort (voor gebruik met HART-modem)Cd-rom
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger installeren
1. Verwijder alle bestaande versies van Engineering Assistant 6 die momenteel
2. Plaats de schijf met de nieuwe versie van Engineering Assistant in het
3. Als het goed is, detecteert Windows de aanwezigheid van een cd-rom en
4. Er wordt een reeks schermen weergegeven (de installatiewizard) die u door
Opmerking
Voor Engineering Assistant versie 6.1 of hoger moet Microsoft®.NET Framework versie 4.0 of hoger worden gebruikt. Als .NET-versie 4.0 niet is geïnstalleerd, wordt deze software automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van Engineering Assistant. Voor Microsoft .NET-versie 4.0 is nog eens 200 MB schijfruimte vereist.
rt 2019
Maa
op de pc zijn geïnstalleerd.
cd-romstation.
wordt het installatieprogramma vanzelf gestart. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Als Windows de cd-rom niet detecteert, bekijkt u de inhoud van de cd-rom met Windows Explorer of via Mijn Computer. Vervolgens dubbelklikt u op het programma SETUP.EXE.
het installatieproces begeleidt. Voer de aanwijzingen op het scherm uit. Wij adviseren om de standaard installatie-instellingen te gebruiken.
12
Aansluiten op een pc
Afbeelding 8 geeft weer hoe u een computer aansluit op een Rosemount
3051SMV.
Afbeelding 8. Een pc aansluiten op de Rosemount 3051SMV-transmitter
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding B. Modem
Rosemount 3051SMV met optionele aansluiting voor procestemperatuur
RL ≥ 250Ω
A
Maart 2019
1. Verwijder het deksel aan de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Schakel het instrument in zoals beschreven in “Sluit de bedrading aan en
schakel het instrument in”.
3. Sluit de HART-modemkabel aan op de pc.
4. Sluit aan de kant van de transmitter met de markering “Field Terminals” de
miniknijpers van de modemkabel aan op de twee aansluitklemmen met de aanduiding “PWR/COMM”.
5. Start de Rosemount 3051SMV Engineering Assistant-software. Raadpleeg
voor meer informatie over het opstarten van de software “Engineering
Assistant 6.1 of hoger opstarten” op pagina 15.
6. Nadat de configuratie is voltooid, brengt u het deksel weer aan en draait u
deze aan tot metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Snelstartgids

6.0 Flowconfiguratie

6.1 Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is ontworpen om de gebruiker te begeleiden bij het instellen van de flowconfiguratie voor een Rosemount 3051SMV. Op de flowconfiguratieschermen kan de gebruiker de vloeistof, de bedrijfsomstandigheden en informatie over het primaire element opgeven, waaronder de binnendiameter van de buis. Op basis van deze informatie maakt Rosemount 3051SMV Engineering Assistant flowconfiguratieparameters aan die naar de transmitter worden verzonden of worden opgeslagen voor toekomstig gebruik.
De online- en offline-modus
De Engineering Assistant-software kan in twee modi worden gebruikt: online en offline. In de online-modus kan de gebruiker de configuratie ontvangen van de transmitter, de configuratie bewerken en vervolgens de gewijzigde configuratie naar de transmitter verzenden of opslaan in een bestand. In de offline-modus kan de gebruiker een nieuwe flowconfiguratie aanmaken en de configuratie opslaan in een bestand, of een bestaand bestand openen en wijzigen.
Op de volgende bladzijden vindt u aanwijzingen voor het aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie in de offline-modus. Zie de naslaghandleiding Rosemount 3051SMV voor nadere informatie over andere functies.
van de
13
Snelstartgids
A
BCDE
G
H
F
6.2 Overzicht elementaire navigatie
Afbeelding 9. Overzicht elementaire navigatie Engineering Assistant
U kunt op verschillende manieren navigeren binnen Engineering Assistant. De onderstaande nummers komen overeen met de nummers in Afbeelding 9.
a. De navigatietabbladen bevatten de flowconfiguratiegegevens. In de
offline-modus worden tabbladen telkens pas actief als alle verplichte velden op het voorafgaande tabblad zijn ingevuld. In de online-modus werken deze tabbladen altijd.
b. Met de knop Reset worden alle velden op alle tabbladen voor
flowconfiguratie (Fluid Selection [selectie vloeistof], Fluid Properties [vloeistofeigenschappen] en Primary Element Selection [selectie primair element]) teruggezet naar de waarden die aan het begin van de configuratie werden weergegeven.
In de online-modus worden alle waarden teruggezet naar de waarden
die aanvankelijk, voordat de configuratie begon, van het instrument zijn ontvangen.
Bij het bewerken van een eerder opgeslagen flowconfiguratie worden
de waarden teruggezet naar de laatst opgeslagen waarden. Bij het aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie worden alle ingevoerde waarden gewist.
c. Met de knop Back (vorige) gaat u achteruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie.
d. Met de knop Next (volgende) gaat u vooruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie. In de offline-modus wordt de knop Next (volgende) pas actief als alle verplichte velden op de huidige pagina zijn ingevuld.
e. U kunt op elk gewenst moment op de knop Help klikken voor een
gedetailleerde toelichting op de informatie waarom op het huidige configuratietabblad wordt gevraagd.
f. Alle configuratiegegevens die moeten worden ingevoerd of
doorgenomen, worden in dit gedeelte van het scherm weergegeven.
Maart 2019
14
Maart 2019
g. Met deze menu’s navigeert u naar de tabbladen Configure Flow (flow
configureren), Basic Setup (basisinstelling), Device (instrument), Variables (variabelen), Calibration (kalibratie) en Save/Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden).
h. Met deze knoppen navigeert u naar de onderdelen Config/Setup
(configuratie/instelling), Device Diagnostics (diagnostiek instrument) of Process Variables (procesvariabelen).
6.3 Engineering Assistant 6.1 of hoger opstarten
U verricht de flowconfiguratie voor de Rosemount 3051SMV door de Engineering Assistant-software te starten vanuit het menu Start.
1. Selecteer het menu Start > All Programs (Alle programma’s) > Engineering
Assistant. Engineering Assistant wordt geopend met het scherm dat staat weergegeven in Afbeelding 10.
2. Selecteer de knop Offline rechtsonder op het scherm, zoals weergegeven in
Afbeelding 10.
Afbeelding 10. Scherm voor instrumentverbinding in Engineering Assistant
Snelstartgids
6.4 Voorkeuren
Met het tabblad Preferences (voorkeuren), zoals weergegeven in Afbeelding 11, kan de gebruiker de gewenste technische eenheden selecteren.
1. Selecteer de gewenste technische eenheden.
2. Als
Custom Units (aangepaste eenheden) wordt geselecteerd, configureer dan
ook Individual Parameters (individuele parameters).
3. Schakel het selectievakje in als u wilt dat de eenheidsvoorkeuren worden
bewaard voor toekomstige sessies met Engineering Assistant.
15
Snelstartgids
Afbeelding 11. Tabblad Preferences (voorkeuren)
6.5 Vloeistofselectie voor database vloeistof/gas
Met het tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie), zoals weergegeven in
Afbeelding 12 kunt u de procesvloeistof selecteren.
Afbeelding 12. Tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie)
Maart 2019
16
Maart 2019
Snelstartgids
Opmerking
Het onderstaande voorbeeld betreft de flowconfiguratie voor het databasegas lucht met een Rosemount 405C conditioneringsmeetschijf als het primaire element. De configuratieprocedure voor een andere vloeistof met een ander primair element is in grote lijnen dezelfde als in dit voorbeeld. Voor natuurlijke gasmengsels, zelf samengestelde vloeistoffen en zelf samengestelde gasmengsels moeten tijdens de configuratie aanvullende stappen worden uitgevoerd. Zie de naslaghandleiding 3051SMV voor nadere informatie.
van de Rosemount
1. Engineering Assistant gaat mogelijk open met het tabblad Preferences
(voorkeuren). Ga met de tabs bovenaan het scherm naar het tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie).
2. Vouw de categorie Gas uit (klik op het pictogram +).
3. Vouw de categorie Database Gas (databasegas) uit.
4. Selecteer Air (lucht) in de lijst met databasevloeistoffen.
5. Voer de Nominal Operating Pressure (nominale bedrijfsdruk) in en selecteer de
toets Enter of Ta b.
6. Voer de Nominal Operating Temperature (nominale bedrijfstemperatuur) in en
selecteer de toets Enter of Ta b. Engineering Assistant vult automatisch suggesties voor bedrijfsbereiken in, zoals weergegeven in Afbeelding 12. Deze waarden kunnen door de gebruiker naar wens worden bewerkt.
7. Controleer of de Reference/Atmospheric Conditions (referentie-/atmosferische
omstandigheden) correct zijn voor de toepassing. Deze waarden kunnen naar wens worden bewerkt.
Opmerking
Referentiewaarden voor druk en temperatuur worden in Engineering Assistant gebruikt om de flowsnelheid van massa-eenheden om te rekenen in massa-eenheden uitgedrukt als standaard of normale volumetrische eenheden.
8. Selecteer Next (volgende) om verder te gaan naar het tabblad Fluid Properties
(vloeistofeigenschappen).
17
Snelstartgids
6.6 Vloeistofeigenschappen
Opmerking
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) is een optionele stap die niet vereist is voor het volbrengen van een flowconfiguratie.
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) voor het databasegas Lucht is weergegeven in Afbeelding 13. De gebruiker kan nagaan of de eigenschappen van de gekozen vloeistof aanvaardbaar zijn.
Om de dichtheid, samendrukbaarheid en viscositeit van de geselecteerde vloeistof bij andere druk- en temperatuurwaarden na te gaan, vult u een Pressure (druk) en een Temperature (temperatuur) in en selecteert u Calculate (berekenen).
Opmerking
Wijzigen van de druk- en temperatuurwaarde op het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) heeft geen gevolgen voor de vloeistofconfiguratie.
Afbeelding 13. Tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen)
Maa
rt 2019
18
Maart 2019
6.7 Selectie primair element
Met het tabblad Primary Element Selection (selectie primair element), zoals weergegeven in Afbeelding 14, kan de gebruiker het primaire element selecteren.
Afbeelding 14. Tabblad Primary Element Selection (selectie primair element)
Snelstartgids
We gaan door met dezelfde voorbeeldconfiguratie:
1. Vouw de categorie Conditioning Orifice Plate (conditioneringsmeetschijf) uit.
2. Selecteer 405C/3051SFC.
3. Voer de Measured Meter Tube Diameter (pipe ID) (gemeten diameter van de
meetbuis [buis-ID]) in met een Reference Temperature (referentietemperatuur). Als de diameter van de meetbuis niet kan worden gemeten, selecteert u een Nominal Pipe Size (nominale buismaat) en Pipe Schedule (buisschema) om een geschatte waarde voor de diameter van de meetbuis in te voeren (alleen Engelse meeteenheden).
4. Zo nodig bewerkt u het Meter Tube Material (materiaal meetbuis).
5. Voer de Line Size (afmeting leiding) in en selecteer de Beta van de
conditioneringsmeetschijf. Welke maatparameters van het primaire element vereist zijn, hangt ervan af welk primair element is geselecteerd.
6. Selecteer zo nodig een Primary Element Material (materiaal primair element)
uit het vervolgkeuzemenu.
7. Selecteer Next > (volgende) om door te gaan naar het tabblad Save/Send
Configuration (configuratie opslaan/verzenden).
19
Snelstartgids
Opmerking
Om te voldoen aan de geldende nationale of internationale normen moeten de bètaverhoudingen en de verschildruk producerende diameters binnen de grenzen liggen die zijn vermeld in de geldende normen. De Engineering Assistant waarschuwt de gebruiker als een waarde van het primaire element buiten deze grenzen valt, maar laat de gebruiker wel doorgaan met de flowconfiguratie.
6.8 Configuratie opslaan/verzenden
Op het tabblad Save/Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden), weergegeven in Afbeelding 15, kan de gebruiker de configuratiegegevens controleren, opslaan en verzenden naar de Rosemount 3051SMV met de functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow.
1. Raadpleeg de informatie onder Flow Configuration (flowconfiguratie) en
Device Configuration (instrumentconfiguratie).
Opmerking
Zie “Controleer de instrumentconfiguratie” op pagina 22 voor nadere informatie over instrumentconfiguratie.
Afbeelding 15. Tabblad Save/Send Configuration (configuratie
opslaan/verzenden)
Maa
rt 2019
20
2. Selecteer het pictogram boven een venster om de configuratiegegevens in
het betreffende venster te bewerken. Als alle informatie correct is, gaat u door naar Stap 3.
Maart 2019
Snelstartgids
Opmerking
De gebruiker wordt gewaarschuwd als de configuratie is gewijzigd sinds de laatste keer dat deze naar de transmitter is verzonden. Rechts van de selectievakjes Send Flow Data (flowgegevens verzenden) en/of Send Transmitter Data (transmittergegevens verzenden) wordt een waarschuwingsbericht weergegeven.
3. Selecteer de knop Send to (verzenden naar) om de configuratie te
verzenden.
Opmerking
De selectievakjes Send Flow Data (flowgegevens verzenden) en Send Transmitter Data (transmittergegevens verzenden) kunnen worden gebruikt om te selecteren welke configuratiegegevens naar de transmitter worden verzonden. Als een van de selectievakjes niet is ingeschakeld, worden de betreffende gegevens niet verzonden.
4. Het scherm voor instrumentverbinding van Engineering Assistant wordt
geopend. Zie Afbeelding 16.
Afbeelding 16. Scherm voor instrumentverbinding in Engineering
Assistant
5. Selecteer de knop Search (zoeken) rechtsonder op het scherm. Engineering
Assistant begint naar aangesloten instrumenten te zoeken.
6. Nadat de zoekbewerking voltooid is, selecteert u het instrument waarmee u
wilt communiceren en selecteert u de knop Send Configuration (configuratie verzenden).
7. Als de verzending van de configuratie naar het instrument voltooid is, krijgt
de gebruiker daarvan een melding in een dialoogvenster.
21
Snelstartgids
Opmerking
Wij adviseren om het configuratiebestand, na verzending naar het instrument, op te slaan. De gebruiker kan de knop Save (opslaan) op het scherm Save/Send (opslaan/verzenden) selecteren of Save (opslaan) selecteren in het programma Menu.
8. Als het configuratieproces voltooid is, kan de gebruiker Engineering Assistant
sluiten.

7.0 Controleer de instrumentconfiguratie

Gebruik Rosemount 3051SMV Engineering Assistant of een HART-compatibele master voor communicatie met en controle van de configuratie van de Rosemount 3051SMV.
In Ta b el 2 staan de sneltoetsen van de veldcommunicator vermeld voor de volledig gecompenseerde massa- en energieflow. In Tabel 3 op pagina 24 staan de sneltoetsen vermeld voor de directe uitgang voor procesvariabelen.
Opmerking
De procedures voor apparaatconfiguratie met Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger en AMS Device Manager 9.0 of hoger staan vermeld in de
naslaghandleiding van de Rosemount 3051SMV.
De basis-configuratieparameters zijn aangevinkt (). Als onderdeel van de configuratie- en opstartprocedure moeten op zijn minst deze parameters worden gecontroleerd.
Tabel 2. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
Maa
rt 2019
22
Func tie Sneltoetsreeks
Absolute Pressure Reading and Status (waarde en status absolute druk)
Absolute Pressure Sensor Limits (sensorlimieten absolute druk)
Absolute Pressure Units (eenheden absolute druk) 1, 3, 3, 5
Alarm and Saturation Level Configuration (configuratie alarm- en verzadigingsniveau)
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus) 1, 4, 2, 6
Analog Output Trim Options (trimopties analoge uitgang) 1, 2, 5, 2
Burst Mode Setup (configuratie burstmodus) 1, 4, 3, 3, 3
Burst Mode Options (opties burstmodus) 1, 4, 3, 3, 4
Callendar-van Dusen Sensor Matching (Callendar-van Dusen-sensor-matching)
Configure Fixed Variables (vaste variabelen configureren) 1, 2, 4
Damping (demping) 1, 3, 7
1, 4, 2, 1, 5
1, 4, 1, 5, 8
1, 4, 2, 6, 6
1, 2, 5, 5, 4
Maart 2019
Snelstartgids
Tabel 2. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
Functie Sneltoetsreeks
Diaphragm Seals Information (informatie membraanafdichtingen)
Differential Pressure Low Flow Cutoff (lage-flowuitschakelpunt verschildruk)
Differential Pressure Reading and Status (waarde en status verschildr uk)
Differential Pressure Sensor Trim Options (trimopties verschildruksensor)
Differential Pressure Zero Trim (nulpuntstrim verschildruk) 1, 2, 5, 3, 1
Differential Pressure Units (eenheden verschildruk) 1, 3, 3, 4
Energy Rate Units (eenheden van energieverbruik) 1, 3, 3, 2
Energy Reading and Status (waarde en status energie) 1, 4, 2, 1, 2
Equipped Sensors (aangebrachte sensors) 1, 4, 4, 4
Field Device Information (informatie veldinstrument) 1, 4, 4, 1
Flow Calculation Type (flowberekeningstype) 1, 4, 1, 1, 2
Flow Rate Units (eenheden flowsnelheid) 1, 3, 3, 1
Flow Reading and Status (waarde en status flow) 1, 4, 2, 1, 1
Gage Pressure Reading and Status (waarde en status manometerdr uk)
Gage Pressure Sensor Limits (sensorlimieten manometerdruk)
Gage Pressure Units (eenheden manometerdruk) 1, 3, 3, 6
LCD Configuration (configuratie lcd-display) 1, 3, 8
Loop Test (kringtest) 1, 2, 2
Module Temperature Reading and Status (temperatuurwaarde en -status module)
Module Temperature Units (temperatuureenheden module) 1, 3, 3, 8
Poll Address (poll-adres) 1, 4, 3, 3, 1
Process Temperature Reading and Status (waarde en status procestemper atuur)
Process Temperature Sensor Mode (modus procestemperatuursensor)
Process Temperature Sensor Trim Options (trimopties procestemperatuursensor)
Process Temperature Unit (eenheid procestemperatuur) 1, 3, 3, 7
Ranging the Analog Output (bereik analoge uitgang instellen)
Recall Factory Trim Settings (fabrieks-triminstellingen terugroepen)
Sensor Information (sensorinformatie) 1, 4, 4, 2
1, 4, 4, 5
1, 4, 1, 1, 6
1, 4, 2, 1, 4
1, 2, 5, 3
1, 4, 2, 1, 6
1, 4, 1, 5, 9
1, 4, 2, 1, 8
1, 4, 2, 1, 7
1, 4, 1, 6, 8
1, 2, 5, 5
1, 2, 5, 1
1, 2, 5, 2, 3
23
Snelstartgids
Tabel 2. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
Tabel 3. Sneltoetsen voor directe uitgang voor procesvariabelen
Func tie Sneltoetsreeks
Static Pressure Sensor Lower Trim (AP Sensor) (sensor-trim laag statischedruksensor [AP-sensor])
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor)
Static Pressure Sensor Zero Trim (AP Sensor) (nulpuntstrim statischedruksensor [AP-sensor])
Status (status) 1, 2, 1
Tag (t ag ) 1, 3, 1
Test Flow Calculation (test flowberekening) 1, 2, 3
Totalizer Configuration (configuratie totaalteller) 1, 4, 1, 3
Totalizer Reading and Status (waarde en status totaalteller) 1, 4, 2, 1, 3
Totalizer Units (eenheden totaalteller) 1, 3, 3, 3
Variable Mapping (variabelen-mapping) 1, 4, 3, 4
Write Protect (schrijfbeveiliging) 1, 3, 5, 4
Functie Sneltoetsreeks
Absolute Pressure Reading and Status (waarde en status absolute d ruk)
Absolute Pressure Sensor Limits (sensorlimieten absolute druk)
Absolute Pressure Units (eenheden absolute druk) 1, 3, 3, 2
Alarm and Saturation Level Configuration (configuratie alarm- en verzadigingsniveau)
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus) 1, 4, 2, 6
Analog Output Trim Options (trimopties analoge uitgang) 1, 2, 4, 2
Burst Mode Setup (configuratie burstmodus) 1, 4, 3, 3, 3
Burst Mode Options (opties burstmodus) 1, 4, 3, 3, 4
Callendar-van Dusen Sensor Matching (Callendar-van Dusen-sensor-matching)
Damping (demping) 1, 3, 7
Diaphragm Seals Information (informatie membraanafdichtingen)
Differential Pressure Reading and Status (waarde en status verschildr uk)
Differential Pressure Sensor Trim Options (trimopties verschildruksensor)
Differential Pressure Zero Trim (nulpuntstrim verschildruk) 1, 2, 4, 3, 1
Differential Pressure Units (eenheden verschildruk) 1, 3, 3, 1
Equipped Sensors (aangebrachte sensors) 1, 4, 4, 3
1, 2, 5, 4, 2
1, 2, 5, 4
1, 2, 5, 4, 1
1, 4, 2, 1, 2
1, 4, 1, 2, 8
1, 4, 2, 6, 6
1, 2, 4, 5, 4
1, 4, 4, 4
1, 4, 2, 1, 1
1, 2, 4, 3
Maart 2019
24
Maart 2019
Tabel 3. Sneltoetsen voor directe uitgang voor procesvariabelen
Functie Sneltoetsreeks
Field Device Information (informatie veldinstrument) 1, 4, 4, 1
Gage Pressure Reading and Status (waarde en status manometerdr uk)
Gage Pressure Sensor Limits (sensorlimieten manometerdruk)
Gage Pressure Units (eenheden manometerdruk) 1, 3, 3, 3
LCD Configuration (configuratie lcd-display) 1, 3, 8
Loop Test (kringtest) 1, 2, 2
Module Temperature Reading and Status (temperatuurwaarde en -status module)
Module Temperature Units (temperatuureenheden module) 1, 3, 3, 5
Poll Address (poll-adres) 1, 4, 3, 3, 1
Process Temperature Reading and Status (waarde en status procestemperatuur)
Process Temperature Sensor Trim Options (trimopties procestemperatuu rsensor)
Process Temperature Unit (eenheid procestemperatuur) 1, 3, 3, 4
Ranging the Analog Output (bereik analoge uitgang instellen)
Recall Factory Trim Settings (fabrieks-triminstellingen terugroepen)
Sensor Information (sensorinformatie) 1, 4, 4, 2
Static Pressure Sensor Lower Trim (AP Sensor) (sensor-trim laag statischedruksensor [AP-sensor])
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor )
Static Pressure Sensor Zero Trim (AP Sensor) (nulpuntstrim statischedruksensor [AP-sensor])
Status (status) 1, 2, 1
Tag (t ag) 1, 3, 1
Transfer Function (transferfunctie) 1, 3, 6
Variable Mapping (variabelen-mapping) 1, 4, 3, 4
Write Protect (schrijfbeveiliging) 1, 3, 5, 4
1, 4, 2, 1, 3
1, 4, 1, 2, 9
1, 4, 2, 1, 5
1, 4, 2, 1, 4
1, 2, 4, 5
1, 2, 4, 1
1, 2, 4, 2, 3
1, 2, 4, 4, 2
1, 2, 4, 4
1, 2, 4, 4,1
Snelstartgids
25
Snelstartgids

8.0 Trim de transmitter

Transmitters worden volledig gekalibreerd geleverd, volgens de gevraagde specificatie of volgens de fabrieksinstelling van een volledige schaal.
8.1 Nulpuntstrim
Een nulpuntstrim is een afstelling op een enkel punt om te compenseren voor effecten met betrekking tot de invloed van montagestand en leidingdruk op sensors voor statische en verschildruk. Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim dat de egalisatiekraan open staat en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld.
De transmitter laat slechts het trimmen van een bovenste-meetgrens nulfout tot vijf procent toe.
Een nulpuntstrim uitvoeren met de veldcommunicator
1. Egaliseer of ontlucht de transmitter en sluit de veldcommunicator aan
(zie Afbeelding 5 op pagina 9 voor meer informatie over het aansluiten van de veldcommunicator).
2. Als het instrument is uitgerust met een statischedruksensor, stelt u de sensor
op nul door de volgende reeks sneltoetsen in te voeren in het menu van de Rosemount 3051SMV:
Maa
rt 2019
Sneltoetsen flow
1, 2, 5, 4 1, 2, 4, 4
Sneltoetsen directe uitgang
Beschrijving
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor)
3. Gebruik de nulpuntstrim (selectie 1) voor een transmitter met een
statischedruksensor met manometer of een sensortrim laag (selectie 2) voor een transmitter uitgerust met een sensor voor absolute statische druk.
Opmerking
Als een sensortrim laag wordt uitgevoerd op een absolutedruksensor kan de werking van de sensor worden aangetast als er onjuiste kalibratieapparatuur wordt gebruikt. Gebruik een barometer die minimaal drie keer zo nauwkeurig is als de absolute sensor van de Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter.
4. Stel de verschildruksensor in op nul met de volgende sneltoetscombinatie in
het menu van de Rosemount 3051SMV:
Sneltoetsen flow
1, 2, 5, 3, 1 1, 2, 4, 3, 1
Sneltoetsen directe uitgang
Beschrijving
Differential Pressu re Sensor Zero Trim (nulpuntstrim verschildruksensor)
26
Maart 2019
Snelstartgids

9.0 Installatie op met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen

Zie voor installaties met veiligheidscertificering de betreffende naslaghandleiding voor informatie over de installatieprocedure en systeemvereisten.
Voor alleen DP-metingen (metingtype D) raadpleegt u de Rosemount 3051S
naslaghandleiding.
Voor MultiVariable-metingen (metingtype 1—7) raadpleegt u de Rosemount
3051SMV naslaghandleiding.

10.0 Productcertificeringen

Rev 1.19
10.1 Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-verklaring van overeenstemming. De meest recente revisie van de EU-verklaring van overeenstemming vindt u op Emerson.com/Rosemount.
10.2 Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire eisen voor elektrische, mechanische en brandveiligheid, door een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
10.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code (CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse. Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
10.4 VS
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Certificaat: FM16US0089X Normen: FM Klasse 3600 - 2011, FM Klasse 3615 - 2006, FM Klasse 3616 - 2011,
FM Klasse 3810 - 2005, ANSI/NEMA
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; T5; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
T5(-50 °C ≤ T
I5 VS intrinsiek veilig (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat: FM16US0233 Normen: FM Klasse 3600 —2011, FM Klasse 3610 — 2007, FM Klasse 3611 — 2004,
FM Klasse 3616 — 2006, FM Klasse 3810 — 2005, NEMA 250 — 1991
≤ +85 °C); in de fabriek afgedicht; type 4X
a
®
250 - 2003
27
Snelstartgids
Maa
rt 2019
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III;
klasse 1, zone 0 AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D; T4(-50 °C ≤T
≤ +70 °C); indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
a
03151-1206; type 4X
Opmerking
Transmitters met de markering NI CL 1, DIV 2 kunnen worden geïnstalleerd in divisie 2-locaties met behulp van algemene divisie 2-bedradingsmethodes of niet-vonkende veldbedrading (NIFW). Zie tekening 03151-1206.
IE VS FISCO intrinsiek veilig
Certificaat: FM16US0233 Normen: FM Klasse 3600 — 2011, FM Klasse 3610 — 2010, FM Klasse 3611 — 2004,
FM Klasse 3616 — 2006, FM Klasse 3810 — 2005, NEMA 250 — 1991
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; T4(-50 °C ≤T
volgens Rosemount-tekening 03151-1006; type 4X
10.5 Canada
E6 Canada explosieveilig, stofontstekingsbestendig, divisie 2
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C, D; stofontstekingsbestendig
I6 Canada intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor klasse 1,
IF Canada FISCO intrinsiek veilig
Certificaat: 1143113 Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: FISCO intrinsiek veilig klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14, CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
klasse II, divisie 1, groep E, F, G; klasse III; geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C, D; type 4X
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14, CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
zone 0, IIC, T3C, T 03151-1207; type 4X
= 70 °C; indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
a
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07, CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14, CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003, CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
klasse I, zone 0; T3C, T
= 70 °C; indien geïnstalleerd volgens
a
Rosemount-tekening 03151-1207; type 4X
≤ +70 °C); indien aangesloten
a
28
Maart 2019
10.6 Europa
E1 ATE X dr ukv ast
Certificaat: KEMA 00ATEX2143X Normen: EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-1:2014, EN 60079-26:2015
Markeringen: II 1/2 G Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(—60 °C ≤T
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 —60 °C tot +70 °C
T5 —60 °C tot +80 °C
T4 —60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik
is en een grens vormt tussen EPL Ga (procesaansluiting) en EPL Gb (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de installatie.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat: Baseefa08ATEX0064X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
Parameters HART
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
i
i
i
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Snelstartgids
(3051SFx-modellen met RTD gecertificeerd volgens EN 60079-0:2006)
≤ +70 °C),
T5/T4 (—60 °C ≤T
30 V 30 V 7,14 V 30 V 30 V
300 mA 300 mA 300 mA 2,31 mA 18,24 mA
1 W 1,3 W 887 mW 17,32 mW 137 mW
i
14,8 nF 0 0,11 uF 0 0,8 nF
0 0 0 0 1,33 mH
i
≤ +80 °C)
a
FOUNDATION
Fieldbus
Alleen
SuperModule
≤ +70 °C)
a
a
RTD (voor 3051SFx)
HART Fieldbus
29
Snelstartgids
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
IA AT EX F ISCO
Certificaat: Baseefa08ATEX0064X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012 Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
ND ATEX sto f
Certificaat: BAS01ATEX1374X Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-31:2009 Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
4. De SuperModule(s) moet(en) stevig op zijn (hun) plaats worden bevestigd om de
N1 ATEX type n
Certificaat: Baseefa08ATEX0065X Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-15: 2010 Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc, (—40 °C ≤T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een piekspanningsonderdrukker van 90 V, is het niet
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
≤ +70 °C)
a
Parameters FISCO
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
V
= 42,4 V
max
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
95 °C Da, (—20 °C ≤Ta ≤ +85 °C),
500
behuizing op ten minste IP66 houden.
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen doorstaan.
beschermingsgraad van de behuizing(en) te handhaven.
≤ +70 °C), V
a
max
= 45 V
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van EN 60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
Maa
rt 2019
30
Maart 2019
10.7 Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat: IECEx KEM 08.0010X (drukvast) Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1: 2014, IEC 60079-26:2014 Markeringen: Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(—60 °C ≤T
T5/T4(—60 °C ≤T
Temperatuurklasse Procestemperatuur
T6 —60 °C tot +70 °C
T5 —60 °C tot +80 °C
T4 —60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik
is en een grens vormt tussen EPL Ga (procesaansluiting) en EPL Gb (alle andere delen van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de
installatie. Certificaat: IECEx BAS 09.0014X (stof) Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008 Markeringen: Ex ta IIIC T105 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de
behuizing op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen
doorstaan.
4. De Rosemount 3051S SuperModule moet stevig op zijn plaats worden geschroefd om
de beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
≤ +70 °C),
≤ +80 °C)
a
95 °C Da, (—20 °C ≤Ta ≤ +85 °C), V
500
a
Snelstartgids
= 42,4 V
max
31
Snelstartgids
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat: IECEx BAS 08.0025X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
Parameters HART
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IG IECEx FISCO
Certificaat: IECEx BAS 08.0025X Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011 Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
FOUNDATION
Fieldbus
30 V 30 V 7,14 V 30 V 30 V
300 mA 300 mA 300 mA 2,31 mA 18,24 mA
1 W 1,3 W 887 mW 17,32 mW 137 mW
i
14,8 nF 0 0,11 uF 0 0,8 nF
i
0 0 0 0 1,33 mH
i
Alleen
SuperModule
≤ +70 °C)
a
RTD (voor 3051SFx)
HART Fieldbus
Maa
rt 2019
N7 IECEx type n
32
Parameters FISCO
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
Certificaat: IECEx BAS 08.0026X Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-15: 2010 Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc, (—40 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het niet
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van
IEC 60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
Maart 2019
10.8 Brazilië
E2 INMETRO drukvast
Certificaat: UL-BR 15.0393X Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + Corrigendum 1:2011,
ABNT NBR IEC 60079-1:2009 + Corrigendum 1:2011, ABNT NBR IEC 60079-26:2008 + Corrigendum 1: 2008
Markeringen: Ex d IIC T* Ga/Gb, T6(—60 °C ≤T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het instrument bevat een dunwandig membraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik
moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het
membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor installatie en
onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens de te
verwachten levensduur.
2. Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
I2 INMETRO intrinsieke veiligheid
Certificaat: UL-BR 15.0357X Normen: ABNT NBR IEC 60079-0:2008 + Addendum 1:2011,
ABNT NBR IEC 60079-11:2009
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. Voor processen met temperaturen van meer dan 135 °C moet de gebruiker
beoordelen of de temperatuurklasse van de SuperModule geschikt is voor dergelijke
toepassingen, omdat in deze situatie het risico bestaat dat de temperatuur van de
SuperModule hoger is dan T4.
Snelstartgids
≤ +70 °C), T5/T4(—60 °C ≤Ta ≤ +80 °C), IP66
a
≤ +70 °C)
a
Parameters
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
Ingang RTD Ingang RTD
30 V 30 V 30 V 30 V
300 mA 2,31 mA 300 mA 18,24 mA
1 W 17,32 mW 1,3 W 137 mW
14,8 nF 0 0 0,8 nF
0 0 0 1,33 mH
10.9 China
E3 China drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1039X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
3051SFx: GYJ11.1466X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010
3051SFx: GB3836.1-2010, GB3836.2-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2013, GB12476.5-2013
Markeringen: 3051SMV: Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb
3051SFx: Ex d IIC T4…T6 Ga/Gb; Ex tD A20 T
HART Fieldbus
105 °C T
A
95 °C; IP66
500
33
Snelstartgids
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Het symbool “X” wordt gebruikt om specifieke gebruiksvoorwaarden aan te duiden.
2. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik van de Rosemount
3. Het verband tussen de T-code en het omgevingstemperatuurbereik voor de 3051SFx is
4. De voorziening voor aardverbinding op de behuizing moet op betrouwbare wijze
5. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van het product in een explosiegevaarlijke
6. Er mag bij de installatie geen mengsel worden gebruikt dat de behuizing zou kunnen
7. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud in een omgeving met explosief stof moet de
8. Bij installaties in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels en
9. Het is eindgebruikers niet toegestaan om onderdelen te verwisselen; ze dienen
10. Onderhoudswerkzaamheden moeten worden verricht als er geen atmosfeer met
11. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen
34
rt 2019
Maa
Raadpleeg de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de drukvaste naden.
3051SMV is als volgt:
T-co de Omgevingstemperatuurbereik
T6 —50 °C ~ +65 °C
T5 —50 °C ~ +80 °C
als volgt:
T-co de Omgevingstemperatuurbereik
T6 —60 °C ~ +70 °C
T4/T5 —60 °C ~ +80 °C
worden aangesloten.
atmosfeer moet u zich houden aan de waarschuwing “Het deksel niet openen als er
spanning op het circuit staat”. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve
stofatmosfeer moet de waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve
stofatmosfeer” in acht worden genomen.
beschadigen.
behuizing van het product worden gereinigd om het ophopen van stof te voorkomen.
Hierbij mag echter geen perslucht worden gebruikt.
afsluitpluggen worden gebruikt die door overheidsinstanties als beschermingsklasse
Ex d IIC Gb of Ex d IIC Gb DIP A20 [flowmeters] IP66 gecertificeerd zijn. Ongebruikte
kabelopeningen moeten met afsluitpluggen worden afgesloten.
contact op te nemen met de fabrikant om beschadiging van het product te
voorkomen.
explosief gas of stof is.
in acht worden genomen:
GB3836.13-1997 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 13:
Reparatie en revisie voor apparaten die worden gebruikt in explosieve gasatmosferen”
GB3836.15-2000 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 15:
Elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (anders dan mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 16:
Inspectie en onderhoud van elektrische installaties (anders dan mijnen)”
GB50257-1996 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten
voor explosieve atmosferen en de installatie van brandgevaarlijke elektrische
apparatuur”
GB15577-2007 “Veiligheidsreglementen voor preventie en beveiliging van explosie bij
stof”
GB12476.2-2010 “Elektrische apparatuur voor gebruik in aanwezigheid van
ontbrandbaar stof”
Maart 2019
I3 China intrinsieke veiligheid
Certificaat: 3051SMV: GYJ14.1040X [vervaardigd in VS, China, Singapore]
Normen: 3051SMV: GB3836.1-2010, GB3836.4-2010, GB3836.20-2010
Markeringen: 3051SMV: Ex ia IIC T4 Ga
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. De behuizing kan lichte metalen bevatten. Er moet derhalve worden gezorgd dat
ontstekingsgevaar vanwege stoten of wrijving wordt voorkomen.
2. Dit apparaat kan de volgens lid 6.3.12 van GB3836.4-2010 gedefinieerde 500
V-isolatietest niet doorstaan.
3. Bereik omgevingstemperatuur: -60 °C
4. Elektrische parameters voor intrinsieke veiligheid:
Snelstartgids
3051SFx: GYJ16.14 [vervaardigd in VS, China, Singapore]
3051SFx: GB3836.1/4-2010, GB3836.20-2010, GB12476.1-2000
3051SFx: Ex ia IIC T4 Ga, Ex tD A20 T
+70 °C
~
105 °C T
A
95 °C; IP66
500
Maximale
ingangsspanning:
(V)
U
i
30 300 1,0 14,8 0
RTD 30 2,31 17,32 0 0
SuperModule 7,14 300 887 110 0
Maximale
ingangsstroom:
(mA)
I
i
Maximale uit-
gangsspan-
(V)
ning: U
i
Maximaal
ingangsvermogen:
Maximale uit­gangsstroo m:
(mA)
I
i
(W)
P
i
Maximaal uit-
gangsvermo-
gen: P
Maximale inwendige
parameters
Ci (nF) Li (H)
Maximale externe
(W)
i
Ci (nF) Li (H)
parameters
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparatuur moeten afgeschermde
kabels zijn. De afscherming moet goed worden geaard in een niet-gevaarlijke
omgeving.
6. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend instrument met
Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een
explosieve gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen
moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en
de bijbehorende apparatuur.
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om onderdelen te verwisselen; ze dienen
contact op te nemen met de fabrikant om beschadiging van het product te
voorkomen.
8. Bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels,
doorvoerleidingen en afsluitpluggen worden gebruikt die zijn gecertificeerd als
beschermingstype DIP A20 IP66 door inspectieorganen die handelen in opdracht van
de overheid. Ongebruikte kabelopeningen moeten met afsluitpluggen worden
afgesloten.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve stofatmosfeer moet de
waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve stofatmosfeer” in acht
worden genomen.
10. Onderhoudswerkzaamheden moeten worden verricht als er geen atmosfeer met
explosief stof is.
11. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen
in acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 13:
Reparatie en revisie voor apparaten die worden gebruikt in explosieve gasatmosferen”
35
Snelstartgids
GB3836.15-2000 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 15:
Elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (anders dan mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 16:
Inspectie en onderhoud van elektrische installaties (anders dan mijnen)”
GB50257-1996 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten
voor explosieve atmosferen en de installatie van brandgevaarlijke elektrische
apparatuur”
10.10 EAC — Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat: RU C-US.AA87.B.00378 Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC T6…T4 X
Ex tb IIIC T105 °C T
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat: RU C-US.AA87.B.00378 Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X
95 °C Db X
500
10.11 Japan
E4 Japan drukvast
Certificaat: TC19070, TC19071, TC19072, TC19073 Markeringen: Ex d IIC T6
10.12 Republiek Korea
EP Republiek Korea drukvast [alleen HART]
Certificaat: 12-KB4BO-0180X [vervaardigd in VS], 11-KB4BO-0068X [vervaardigd in
Singapore]
Markeringen: Ex d IIC T5 of T6
IP Republiek Korea intrinsieke veiligheid [alleen HART]
Certificaat: 10-KB4BO-0021X [vervaardigd in VS, SMMC] Markeringen: Ex ia IIC T4
Maa
rt 2019
10.13 Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND K2 Combinatie van E2 en I2 K5 Combinatie van E5 en I5 K6 Combinatie van E6 en I6 K7 Combinatie van E7, I7 en N7 KA Combinatie van E1, I1, E6 en I6 KB Combinatie van E5, I5, E6 en I6 KC Combinatie van E1, I1, E5 en I5 KD Combinatie van E1, I1, E5, I5, E6 en I6 KM Combinatie van EM en IM KP Combinatie van EP en IP
36
Maart 2019
10.14 Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat: 00-HS145383 Beoogd gebruik: Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-, gas- en
damptoepassingen op vaar tuigen, scheeps- en offshore-installaties van klasse ABS. [alleen HART]
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat: 31910 BV Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen Toepassing: Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS
[alleen HART]
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-14186 Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen,
snelle en lichte vaar tuigen en offshore-normen van Det Norske Veritas [alleen HART]
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Typ e 3051S
Tem pe ra tu u r D
Luchtvochtigheid B
Trilling A
EMC A
Behuizing D/IP66/IP68
Snelstartgids
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat: 11/60002 Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5 [alleen HART]
37
Snelstartgids
Afbeelding 17. Verklaring van overeenstemming Rosemount 3051SMV
Maart 2019
38
Maart 2019
Snelstartgids
39
Snelstartgids
Maart 2019
40
Maart 2019
Snelstartgids
41
Snelstartgids
Maart 2019
42
Maart 2019
Snelstartgids
43
Snelstartgids
Maart 2019
44
Maart 2019
Snelstartgids
45
Snelstartgids
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
䜘Ԧ〠
ᴹᇣ⢙䍘䍘
䫵
⊎
䭹
ޝԧ䬜䬜
ཊⓤ㚄㚄㤟
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
China RoHS
List of Rosemount 3051SMV Parts with China RoHS Concentration above MCVs
Rosemount 3051SMV
/ Hazardous Substances
Maart 2019
Part Name
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
ᵜ㺘Ṭ㌫׍ᦞ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
᜿Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
O: O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of GB/T 26572.
᜿Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
X: X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above the limit requirement of GB/T 26572.
Lead
(Pb)
Mercury
(Hg)
Cadmium
XO O O O O
XO O X O O
XO O X O O
Ⲵ㿴ᇊ㘼ࡦ֌
SJ/T11364
(Cd)
Hexavalent
Chromium
(Cr +6)
GB/T 26572
Polybrominated
biphenyls
(PBB)
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
GB/T 26572
Polybrominated
diphenyl ethers
(PBDE)
ᡰ㿴ᇊⲴ䲀䟿㾱≲
46
Maart 2019
Snelstartgids
47
Internationaal hoofdkantoor
Emerson Automation Solutions
6021 Innovation Blvd. Shakopee, MN 55379, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Noord-Amerika
Emerson Automation Solutions
8200 Market Blvd. Chanhassen, MN 55317, VS
+1 800 999 9307 of +1 952 906 8888 +1 952 949 7001 RMT-NA.RCCRFQ@Emerson.com
erson Automation Solutions bv
Em
Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland
(31) 70 413 66 66 (31) 70 390 68 15 info.nl@emerson.com
www.emersonprocess.nl
Em
erson Automation Solutions nv/sa
De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België
(32) 2 716 7711 (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
00825-0111-4803, Rev EH
Snelstartgids
Maart 2019
Regionaal kantoor Latijns-Amerika
Emerson Automation Solutions
1300 Concord Terrace, Suite 400 Sunrise, FL 33323, VS
+1 954 846 5030 +1 954 846 5121 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Europa
Emerson Automation Solutions
Neuhofstrasse 19a Postfach 1046 CH 6340 Baar Zwitserland
+41 (0) 41 768 6111 +41 (0) 41 768 6300 RFQ.RMD-RCC@Emerson.com
Regionaal kantoor Azië/Pacific
Emerson Automation Solutions
1 Pandan Crescent Singapore 128461
+65 6777 8211 +65 6777 0947 Enquiries@AP.Emerson.com
Regionaal kantoor Midden-Oosten en Afrika
Emerson Automation Solutions
Emerson FZE P.O. Box 17033 Jebel Ali Free Zone - South 2 Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
+971 4 8118100 +971 4 8865465 RFQ.RMTMEA@Emerson.com
Linkedin.com/company/Emerson-Automation-Solutions
Twitter.com/Rosemount_News
Facebook.com/Rosemount
Youtube.com/us er/RosemountMeasur ement
Google.com/+RosemountMeasurement
Ga voor onze standaardleveringsvoorwaarden naar de
pagina Standaa rdleveringsvoor waarden.
Het Emerso n-logo is een handel smerk en dienstmerk v an Emerson Electric Co. MultiVariable, SuperModule, Rosemount en het Rosemount-logo zijn handelsmerken van Emerson. HART en FOUNDATION Fieldbus zijn gedeponeerde handelsmerken van de FieldComm Group. Microsof t en Windows zijn ge deponeerde handel smerken van Microsoft Corporation i n de Verenigde Staten en andere landen. NEMA is een ge deponeerd handels merk en dienstmerk va n de National Electrical Manufacturers Association. National Electrical Code is een gedeponeerd handelsmerk van National Fire Protection Association, Inc. Alle overige merken zijn eigendom van de betreffende merkhouders. © 2019 Emerson. Alle rechten voorbehouden.
Loading...