Rosemount™ 3051S MultiVariable™-transmitter
Rosemount 3051SF Series flowmeter
MultiVariable-transmitter
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
Maa
KENNISGEVING
In deze gids staan elementaire richtlijnen voor de Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter (3051SMV).
Er staan ook de elementaire Rosemount 3051SMV-configuratierichtlijnen in voor de naslaghandleiding
de Rosemount 3051SFA, de naslaghandleiding
Rosemount 3051SFP. Er staan geen aanwijzingen in voor diagnostiek, onderhoud, reparaties of
probleemoplossing. Raadpleeg de naslaghandleiding
Alle documenten zijn in elektronische vorm verkrijgbaar via Emerson.com/Rosemount
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke,
landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte
over goedkeuringen in de naslaghandleiding
veilige installatie.
Controleer voordat u een veldcommunicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit of alle
instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende
veldbedradin gsmethodes.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de tran smitterdeksels niet terwijl er stroom staat op
het instrument.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Monteer de procesaansluitingen en haal ze aan voordat u druk aanlegt.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. D e draden kunnen onder hoge spanning staan, die
elektrische sch okken kan vero orzaken.
Doorvoerleiding-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld, zijn de doorvoerleiding-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van
1
/2—14 NPT-draad. Ingangen met de aanduiding “M20” zijn voorzien van een M20 x 1,5 schroefdraad. Op
instrumenten met meerdere openingen voor doorvoerleidingen hebben alle openingen dezelfde
schroefdraad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en doorvoerleidingen met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Gebruik bij installatie op explosiegevaarlijke locaties in kabel- en doorvoerleidingingangen uitsluitend
pluggen, adapters en wartels met de juiste vermelding of met de certificering Ex.
van de Rosemount 3051SFC en de naslaghandleiding van de
van de Rosemount 3051SMV voor nadere instructies.
.
van de Rosemount 3051SMV voor beperkingen in verband met
Als, voor installatie van de transmitter, de montage van een procesflens, een
kranenblok of flensadapters vereist is, dient u, met het oog op optimale
prestatiekenmerken van de transmitter, deze montagerichtlijnen te volgen om
een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter
geleverde bouten of bouten die door Emerson
verkocht. In Afbeelding 1 staan veelgebruikte transmitterconstructies
afgebeeld met de vereiste boutlengte voor een correcte montage van de
transmitter.
A. Transmitter met Coplanar-flens
B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
44 mm
(4 × 1,75 in)
38 mm
(4 × 1,50 in)
44 mm
(4 × 1,75 in)
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt.
Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken met
Tabel 1 op pagina 5. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Tab e l 1 ,
4
Maart 2019
A
B
B7M
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
Snelstartgids
kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke
vertegenwoordiger van Emerson.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te
vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen
extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruiselings aan tot de initiële momentwaarde.
Zie Ta b el 1 voor de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde.
Zie Ta b el 1 voor de uiteindelijke momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de module-isolatorplaat steken voordat u er
druk op zet.
Afbeelding 2. Module-isolatorplaat
A. Bout
B. Module-isolatorplaat
Tabel 1. Momentwaarden voor de flens- en flensadapterbouten
BoutmateriaalKopm arkerin gen
Koolstofstaal (CS) 300 in-lb650 in-lb
Roestvast staal (SST)150 in-lb300 in-lb
Initiële
moment-
waarde
Definitieve
moment-
waarde
5
Snelstartgids
WAARSCHUWING
!
A
B
Rosemount 3051S/3051/2051
C
D
1.6O-ringen bij flensadapters
Als er ver keerde O -ringen op de flensadapters worden aangebracht, k an lekkage van
procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters
zijn van elkaar te onderscheiden door hun unieke O-ringgroef.
Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, zoals hieronder
afgebeeld:
A. Flensadapter
B. O-ring
C. PTFE (profiel is vierkant)
D. Elastomeer (profiel is rond)
Telkens als de flenzen of adapters worden ver wijderd, moeten de O-r ingen op het oog worden
geïnspecteerd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of
kerven. Bij ver vanging van de O-ri ngen moeten de flensbouten en uitlijningsschroeven na het
aanbrengen opnieuw tot het juiste moment worden aangehaald, ter compensatie van
verschuivingen doordat de O-ringen van PTFE nog geheel in de groef moeten vallen.
Maart 2019
2.0Overweeg of de behuizing gedraaid moet
worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter
af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
stand (zoals geleverd).
3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan.
6
Maart 2019
A
B
A
B
Snelstartgids
Afbeelding 3. Stelschroef transmitterbehuizing
A. Functieprintplaat
B. Stelschroef voor draaien behuizing (
Opmerking
Draai de behuizing niet verder dan 180° graden zonder eerst te demonteren. Raadpleeg de
naslaghandleiding
draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de
functieprintplaat worden verbroken.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere informatie. Door te ver
3.0Stel de schakelaars in
Bij standaardconfiguratie van de transmitter is het alarm ingesteld op hoog (HI)
en de beveiliging op off (uit).
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en koppel de voeding los.
2. Verwijder het behuizingsdeksel tegenover de kant met de
veldaansluitklemmen. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een
explosiegevaarlijke omgeving.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
naar de gewenste stand.
4. Breng het behuizingsdeksel weer aan, zodanig dat er metaal-metaalcontact
bestaat, om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
Afbeelding 4. Schakelaarconfiguratie transmitter
3
/32 inch)
A. Beveiliging
B. Alarm
7
Snelstartgids
4.0Sluit de bedrading aan en schakel het
instrument in
Opmerking
Sluit geen spanning aan over de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de
testverbinding beschadigen. Getwiste aderparen leveren het beste resultaat op. Gebruik
een draad met een koperdoorsnede van 24 tot 14 AWG en een lengte van ten hoogste
1500 meter (5000 ft).
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het deksel van de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Sluit de positieve draad aan op de “PWR/COMM+”-aansluitklem en de
negatieve draad op de “PWR/COMM—”-aansluitklem.
3. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een
plug aan op de ongebruikte doorvoerleidingaansluiting en dicht u die af.
Raadpleeg, als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt,
“Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD-sensor)” op
pagina 10 voor meer informatie.
KENNISGEVING
Als de omsloten buisplug wordt gebruikt in de doorvoerleidingopening, dan moet deze minimaal
vijf wikkelingen van de schroefdraad diep worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten
voor explosieveiligheid. Raadpleeg de naslaghandleiding
informatie.
4. Leg, indien van toepassing, de bedrading aan met een druppellus. Leg de
druppellus zo dat de onderkant lager dan de doorvoerleidingaansluitingen en
de behuizing van de transmitter komt te liggen.
5. Breng het behuizingsdeksel weer aan en draai het aan tot
metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor
explosieveiligheid.
Afbeelding 5 toont de draadverbindingen die nodig zijn voor voeding van een
Rosemount 3051SMV en communicatie met een handheld veldcommunicator.
van de Rosemount 3051SMV voor nadere
Maa
rt 2019
8
Maart 2019
A
RL ≥ 250Ω
A
RL ≥ 250Ω
Snelstartgids
Afbeelding 5. Transmitterbedrading
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding
Rosemount 3051SMV met optionele
aansluiting voor procestemperatuur
Opmerking
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend
overspanningsbeveiliging als de Rosemount 3051SMV-behuizing correct is geaard.
4.1Bedrading elektrische aansluiting doorvoerleiding (optie GE
of GM)
Raadpleeg voor bedradingsgegevens voor de Rosemount 3051SMV met GE of
GM elektrische aansluiting voor de doorvoerleiding de installatie-instructies van
de fabrikant van de snoerenset. Voor FM intrinsiek veilige, explosiegevaarlijke
locaties van divisie 2 moet de installatie in overeenstemming zijn met
Rosemount-tekening 03151-1009 om de classificatie voor buitengebruik
®
(NEMA
3051SMV.
4X en IP66) te behouden. Zie de naslaghandleiding van de Rosemount
4.2Voeding
De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpel van minder dan twee
procent leveren. De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van
de signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, aanwijzer,
barrières voor intrinsieke veiligheid en andere onderdelen.
Voor HART®-communicatie is een kringweerstand vereist van ten minste 250 .
4.3Installeer de optionele procestemperatuuringang
(Pt 100 RTD-sensor)
Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste
ATEX/IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
Maa
rt 2019
10
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie.
Opmerking
Gebruik afgeschermde, vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de Rosemount 3051SMV door de draden van de
kabel door de ongebruikte behuizingsdoorvoerleiding te steken en aan te
sluiten op de vier schroeven op het aansluitklemmenblok van de transmitter.
Sluit de kabelopening rondom de kabel af met een geschikte kabelwartel.
3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op het aardpunt in
A. Aardpunt
B. Draden RTD-kabelgroep
C. Pt 100 RTD-sensor
5.0Installatie Engineering Assistant
5.1Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger is een pc-programma
voor configuratie, onderhoud en diagnostiekfuncties dat dient als de primaire
interface voor communicatie tussen de Rosemount 3051SMV en de
functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow.
Het programma Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is benodigd om de
flowconfiguratie te kunnen voltooien.
5.2Systeemvereisten
De minimale systeemvereisten voor installatie van de Rosemount 3051SMV
Engineering Assistant luiden als volgt:
Processor (Pentium of gelijkwaardig): 500 MHz of sneller
Besturingssysteem: Windows
Download voor een goede werking de meest recente versie van de Engineering Assistant-software
op Emerson.com/Rosemount-Engineering-Assistant-6
™
XP Professional (32 bits) of Windows 7
.
(32 bits of 64 bits)
11
Snelstartgids
A
RL ≥ 250Ω
B
256 MB RAM
100 MB vrije ruimte op vaste schijf
Seriële RS232-poort of USB-poort (voor gebruik met HART-modem)
Cd-rom
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger installeren
1. Verwijder alle bestaande versies van Engineering Assistant 6 die momenteel
2. Plaats de schijf met de nieuwe versie van Engineering Assistant in het
3. Als het goed is, detecteert Windows de aanwezigheid van een cd-rom en
4. Er wordt een reeks schermen weergegeven (de installatiewizard) die u door
Opmerking
Voor Engineering Assistant versie 6.1 of hoger moet Microsoft®.NET Framework versie 4.0
of hoger worden gebruikt. Als .NET-versie 4.0 niet is geïnstalleerd, wordt deze software
automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van Engineering Assistant. Voor Microsoft
.NET-versie 4.0 is nog eens 200 MB schijfruimte vereist.
rt 2019
Maa
op de pc zijn geïnstalleerd.
cd-romstation.
wordt het installatieprogramma vanzelf gestart. Volg de aanwijzingen op het
scherm om de installatie te voltooien. Als Windows de cd-rom niet
detecteert, bekijkt u de inhoud van de cd-rom met Windows Explorer of via
Mijn Computer. Vervolgens dubbelklikt u op het programma SETUP.EXE.
het installatieproces begeleidt. Voer de aanwijzingen op het scherm uit. Wij
adviseren om de standaard installatie-instellingen te gebruiken.
12
Aansluiten op een pc
Afbeelding 8 geeft weer hoe u een computer aansluit op een Rosemount
3051SMV.
Afbeelding 8. Een pc aansluiten op de Rosemount 3051SMV-transmitter
Rosemount 3051SMV zonder optionele
aansluiting voor procestemperatuur
A. Voeding
B. Modem
Rosemount 3051SMV met optionele
aansluiting voor procestemperatuur
RL ≥ 250Ω
A
Maart 2019
1. Verwijder het deksel aan de kant van de behuizing met de
veldaansluitklemmen.
2. Schakel het instrument in zoals beschreven in “Sluit de bedrading aan en
schakel het instrument in”.
3. Sluit de HART-modemkabel aan op de pc.
4. Sluit aan de kant van de transmitter met de markering “Field Terminals” de
miniknijpers van de modemkabel aan op de twee aansluitklemmen met de
aanduiding “PWR/COMM”.
5. Start de Rosemount 3051SMV Engineering Assistant-software. Raadpleeg
voor meer informatie over het opstarten van de software “Engineering
Assistant 6.1 of hoger opstarten” op pagina 15.
6. Nadat de configuratie is voltooid, brengt u het deksel weer aan en draait u
deze aan tot metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten
voor explosieveiligheid.
Snelstartgids
6.0Flowconfiguratie
6.1Rosemount 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant is ontworpen om de gebruiker te
begeleiden bij het instellen van de flowconfiguratie voor een Rosemount
3051SMV. Op de flowconfiguratieschermen kan de gebruiker de vloeistof, de
bedrijfsomstandigheden en informatie over het primaire element opgeven,
waaronder de binnendiameter van de buis. Op basis van deze informatie maakt
Rosemount 3051SMV Engineering Assistant flowconfiguratieparameters aan
die naar de transmitter worden verzonden of worden opgeslagen voor
toekomstig gebruik.
De online- en offline-modus
De Engineering Assistant-software kan in twee modi worden gebruikt: online en
offline. In de online-modus kan de gebruiker de configuratie ontvangen van de
transmitter, de configuratie bewerken en vervolgens de gewijzigde configuratie
naar de transmitter verzenden of opslaan in een bestand. In de offline-modus
kan de gebruiker een nieuwe flowconfiguratie aanmaken en de configuratie
opslaan in een bestand, of een bestaand bestand openen en wijzigen.
Op de volgende bladzijden vindt u aanwijzingen voor het aanmaken van een
nieuwe flowconfiguratie in de offline-modus. Zie de naslaghandleiding
Rosemount 3051SMV voor nadere informatie over andere functies.
U kunt op verschillende manieren navigeren binnen Engineering Assistant. De
onderstaande nummers komen overeen met de nummers in Afbeelding 9.
a. De navigatietabbladen bevatten de flowconfiguratiegegevens. In de
offline-modus worden tabbladen telkens pas actief als alle verplichte
velden op het voorafgaande tabblad zijn ingevuld. In de online-modus
werken deze tabbladen altijd.
b. Met de knop Reset worden alle velden op alle tabbladen voor
flowconfiguratie (Fluid Selection [selectie vloeistof], Fluid Properties
[vloeistofeigenschappen] en Primary Element Selection [selectie primair
element]) teruggezet naar de waarden die aan het begin van de
configuratie werden weergegeven.
In de online-modus worden alle waarden teruggezet naar de waarden
die aanvankelijk, voordat de configuratie begon, van het instrument
zijn ontvangen.
Bij het bewerken van een eerder opgeslagen flowconfiguratie worden
de waarden teruggezet naar de laatst opgeslagen waarden. Bij het
aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie worden alle ingevoerde
waarden gewist.
c. Met de knop Back (vorige) gaat u achteruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie.
d. Met de knop Next (volgende) gaat u vooruit door de tabbladen voor
flowconfiguratie. In de offline-modus wordt de knop Next (volgende) pas
actief als alle verplichte velden op de huidige pagina zijn ingevuld.
e. U kunt op elk gewenst moment op de knop Help klikken voor een
gedetailleerde toelichting op de informatie waarom op het huidige
configuratietabblad wordt gevraagd.
f. Alle configuratiegegevens die moeten worden ingevoerd of
doorgenomen, worden in dit gedeelte van het scherm weergegeven.
Maart 2019
14
Maart 2019
g. Met deze menu’s navigeert u naar de tabbladen Configure Flow (flow
Het onderstaande voorbeeld betreft de flowconfiguratie voor het databasegas lucht met
een Rosemount 405C conditioneringsmeetschijf als het primaire element. De
configuratieprocedure voor een andere vloeistof met een ander primair element is in grote
lijnen dezelfde als in dit voorbeeld. Voor natuurlijke gasmengsels, zelf samengestelde
vloeistoffen en zelf samengestelde gasmengsels moeten tijdens de configuratie
aanvullende stappen worden uitgevoerd. Zie de naslaghandleiding
3051SMV voor nadere informatie.
van de Rosemount
1. Engineering Assistant gaat mogelijk open met het tabblad Preferences
(voorkeuren). Ga met de tabs bovenaan het scherm naar het tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie).
2. Vouw de categorie Gas uit (klik op het pictogram +).
3. Vouw de categorie Database Gas (databasegas) uit.
4. Selecteer Air (lucht) in de lijst met databasevloeistoffen.
5. Voer de Nominal Operating Pressure (nominale bedrijfsdruk) in en selecteer de
toets Enter of Ta b.
6. Voer de Nominal Operating Temperature (nominale bedrijfstemperatuur) in en
selecteer de toets Enter of Ta b. Engineering Assistant vult automatisch
suggesties voor bedrijfsbereiken in, zoals weergegeven in Afbeelding 12.
Deze waarden kunnen door de gebruiker naar wens worden bewerkt.
7. Controleer of de Reference/Atmospheric Conditions (referentie-/atmosferische
omstandigheden) correct zijn voor de toepassing. Deze waarden kunnen
naar wens worden bewerkt.
Opmerking
Referentiewaarden voor druk en temperatuur worden in Engineering Assistant gebruikt
om de flowsnelheid van massa-eenheden om te rekenen in massa-eenheden uitgedrukt
als standaard of normale volumetrische eenheden.
8. Selecteer Next (volgende) om verder te gaan naar het tabblad Fluid Properties
(vloeistofeigenschappen).
17
Snelstartgids
6.6Vloeistofeigenschappen
Opmerking
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) is een optionele stap die niet vereist
is voor het volbrengen van een flowconfiguratie.
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) voor het databasegas
Lucht is weergegeven in Afbeelding 13. De gebruiker kan nagaan of de
eigenschappen van de gekozen vloeistof aanvaardbaar zijn.
Om de dichtheid, samendrukbaarheid en viscositeit van de geselecteerde
vloeistof bij andere druk- en temperatuurwaarden na te gaan, vult u een Pressure
(druk) en een Temperature (temperatuur) in en selecteert u Calculate
(berekenen).
Opmerking
Wijzigen van de druk- en temperatuurwaarde op het tabblad Fluid Properties
(vloeistofeigenschappen) heeft geen gevolgen voor de vloeistofconfiguratie.
Met het tabblad Primary Element Selection (selectie primair element), zoals
weergegeven in Afbeelding 14, kan de gebruiker het primaire element
selecteren.
Afbeelding 14. Tabblad Primary Element Selection (selectie primair element)
Snelstartgids
We gaan door met dezelfde voorbeeldconfiguratie:
1. Vouw de categorie Conditioning Orifice Plate (conditioneringsmeetschijf) uit.
2. Selecteer 405C/3051SFC.
3. Voer de Measured Meter Tube Diameter (pipe ID) (gemeten diameter van de
meetbuis [buis-ID]) in met een Reference Temperature
(referentietemperatuur). Als de diameter van de meetbuis niet kan worden
gemeten, selecteert u een Nominal Pipe Size (nominale buismaat) en Pipe Schedule (buisschema) om een geschatte waarde voor de diameter van de
meetbuis in te voeren (alleen Engelse meeteenheden).
4. Zo nodig bewerkt u het Meter Tube Material (materiaal meetbuis).
5. Voer de Line Size (afmeting leiding) in en selecteer de Beta van de
conditioneringsmeetschijf. Welke maatparameters van het primaire element
vereist zijn, hangt ervan af welk primair element is geselecteerd.
6. Selecteer zo nodig een Primary Element Material (materiaal primair element)
uit het vervolgkeuzemenu.
7. Selecteer Next > (volgende) om door te gaan naar het tabblad Save/Send
Configuration (configuratie opslaan/verzenden).
19
Snelstartgids
Opmerking
Om te voldoen aan de geldende nationale of internationale normen moeten de
bètaverhoudingen en de verschildruk producerende diameters binnen de grenzen liggen
die zijn vermeld in de geldende normen. De Engineering Assistant waarschuwt de
gebruiker als een waarde van het primaire element buiten deze grenzen valt, maar laat de
gebruiker wel doorgaan met de flowconfiguratie.
6.8Configuratie opslaan/verzenden
Op het tabblad Save/Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden),
weergegeven in Afbeelding 15, kan de gebruiker de configuratiegegevens
controleren, opslaan en verzenden naar de Rosemount 3051SMV met de
functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow.
1. Raadpleeg de informatie onder Flow Configuration (flowconfiguratie) en
Device Configuration (instrumentconfiguratie).
Opmerking
Zie “Controleer de instrumentconfiguratie” op pagina 22 voor nadere informatie over
instrumentconfiguratie.
2. Selecteer het pictogram boven een venster om de configuratiegegevens in
het betreffende venster te bewerken. Als alle informatie correct is, gaat u
door naar Stap 3.
Maart 2019
Snelstartgids
Opmerking
De gebruiker wordt gewaarschuwd als de configuratie is gewijzigd sinds de laatste keer dat
deze naar de transmitter is verzonden. Rechts van de selectievakjes Send Flow Data
(flowgegevens verzenden) en/of Send Transmitter Data (transmittergegevens verzenden)
wordt een waarschuwingsbericht weergegeven.
3. Selecteer de knop Send to (verzenden naar) om de configuratie te
verzenden.
Opmerking
De selectievakjes Send Flow Data (flowgegevens verzenden) en Send Transmitter Data
(transmittergegevens verzenden) kunnen worden gebruikt om te selecteren welke
configuratiegegevens naar de transmitter worden verzonden. Als een van de
selectievakjes niet is ingeschakeld, worden de betreffende gegevens niet verzonden.
4. Het scherm voor instrumentverbinding van Engineering Assistant wordt
geopend. Zie Afbeelding 16.
Afbeelding 16. Scherm voor instrumentverbinding in Engineering
Assistant
5. Selecteer de knop Search (zoeken) rechtsonder op het scherm. Engineering
Assistant begint naar aangesloten instrumenten te zoeken.
6. Nadat de zoekbewerking voltooid is, selecteert u het instrument waarmee u
wilt communiceren en selecteert u de knop Send Configuration
(configuratie verzenden).
7. Als de verzending van de configuratie naar het instrument voltooid is, krijgt
de gebruiker daarvan een melding in een dialoogvenster.
21
Snelstartgids
Opmerking
Wij adviseren om het configuratiebestand, na verzending naar het instrument, op te slaan.
De gebruiker kan de knop Save (opslaan) op het scherm Save/Send (opslaan/verzenden)
selecteren of Save (opslaan) selecteren in het programma Menu.
8. Als het configuratieproces voltooid is, kan de gebruiker Engineering Assistant
sluiten.
7.0Controleer de instrumentconfiguratie
Gebruik Rosemount 3051SMV Engineering Assistant of een HART-compatibele
master voor communicatie met en controle van de configuratie van de
Rosemount 3051SMV.
In Ta b el 2 staan de sneltoetsen van de veldcommunicator vermeld voor de
volledig gecompenseerde massa- en energieflow. In Tabel 3 op pagina 24 staan
de sneltoetsen vermeld voor de directe uitgang voor procesvariabelen.
Opmerking
De procedures voor apparaatconfiguratie met Rosemount 3051SMV Engineering
Assistant 6.1 of hoger en AMS Device Manager 9.0 of hoger staan vermeld in de
naslaghandleiding van de Rosemount 3051SMV.
De basis-configuratieparameters zijn aangevinkt (). Als onderdeel van de
configuratie- en opstartprocedure moeten op zijn minst deze parameters
worden gecontroleerd.
Tabel 2. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
Maa
rt 2019
22
Func tieSneltoetsreeks
Absolute Pressure Reading and Status
(waarde en status absolute druk)
Module Temperature Reading and Status
(temperatuurwaarde en -status module)
Module Temperature Units (temperatuureenheden module)1, 3, 3, 5
Poll Address (poll-adres)1, 4, 3, 3, 1
Process Temperature Reading and Status
(waarde en status procestemperatuur)
Process Temperature Sensor Trim Options (trimopties
procestemperatuu rsensor)
Process Temperature Unit (eenheid procestemperatuur)1, 3, 3, 4
Ranging the Analog Output
(bereik analoge uitgang instellen)
Recall Factory Trim Settings
(fabrieks-triminstellingen terugroepen)
Sensor Information (sensorinformatie)1, 4, 4, 2
Static Pressure Sensor Lower Trim (AP Sensor)
(sensor-trim laag statischedruksensor [AP-sensor])
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties
statischedruksensor )
Static Pressure Sensor Zero Trim (AP Sensor)
(nulpuntstrim statischedruksensor [AP-sensor])
Status (status)1, 2, 1
Tag (t ag)1, 3, 1
Transfer Function (transferfunctie)1, 3, 6
Variable Mapping (variabelen-mapping)1, 4, 3, 4
Write Protect (schrijfbeveiliging)1, 3, 5, 4
1, 4, 2, 1, 3
1, 4, 1, 2, 9
1, 4, 2, 1, 5
1, 4, 2, 1, 4
1, 2, 4, 5
1, 2, 4, 1
1, 2, 4, 2, 3
1, 2, 4, 4, 2
1, 2, 4, 4
1, 2, 4, 4,1
Snelstartgids
25
Snelstartgids
8.0Trim de transmitter
Transmitters worden volledig gekalibreerd geleverd, volgens de gevraagde
specificatie of volgens de fabrieksinstelling van een volledige schaal.
8.1Nulpuntstrim
Een nulpuntstrim is een afstelling op een enkel punt om te compenseren voor
effecten met betrekking tot de invloed van montagestand en leidingdruk op
sensors voor statische en verschildruk. Zorg bij het uitvoeren van een
nulpuntstrim dat de egalisatiekraan open staat en alle natte poten tot het juiste
niveau zijn gevuld.
De transmitter laat slechts het trimmen van een bovenste-meetgrens nulfout
tot vijf procent toe.
Een nulpuntstrim uitvoeren met de veldcommunicator
1. Egaliseer of ontlucht de transmitter en sluit de veldcommunicator aan
(zie Afbeelding 5 op pagina 9 voor meer informatie over het aansluiten van
de veldcommunicator).
2. Als het instrument is uitgerust met een statischedruksensor, stelt u de sensor
op nul door de volgende reeks sneltoetsen in te voeren in het menu van de
Rosemount 3051SMV:
Maa
rt 2019
Sneltoetsen
flow
1, 2, 5, 41, 2, 4, 4
Sneltoetsen directe
uitgang
Beschrijving
Static Pressure Sensor Trim Options
(trimopties statischedruksensor)
3. Gebruik de nulpuntstrim (selectie 1) voor een transmitter met een
statischedruksensor met manometer of een sensortrim laag (selectie 2) voor
een transmitter uitgerust met een sensor voor absolute statische druk.
Opmerking
Als een sensortrim laag wordt uitgevoerd op een absolutedruksensor kan de werking van
de sensor worden aangetast als er onjuiste kalibratieapparatuur wordt gebruikt. Gebruik
een barometer die minimaal drie keer zo nauwkeurig is als de absolute sensor van de
Rosemount 3051S MultiVariable-transmitter.
4. Stel de verschildruksensor in op nul met de volgende sneltoetscombinatie in
het menu van de Rosemount 3051SMV:
Sneltoetsen
flow
1, 2, 5, 3, 11, 2, 4, 3, 1
Sneltoetsen directe
uitgang
Beschrijving
Differential Pressu re Sensor Zero Trim
(nulpuntstrim verschildruksensor)
26
Maart 2019
Snelstartgids
9.0Installatie op met veiligheidsinstrumenten
uitgeruste systemen
Zie voor installaties met veiligheidscertificering de betreffende
naslaghandleiding voor informatie over de installatieprocedure en
systeemvereisten.
Voor alleen DP-metingen (metingtype D) raadpleegt u de Rosemount 3051S
naslaghandleiding.
Voor MultiVariable-metingen (metingtype 1—7) raadpleegt u de Rosemount
3051SMV naslaghandleiding.
10.0 Productcertificeringen
Rev 1.19
10.1 Informatie over Europese richtlijnen
Achter in deze snelstartgids vindt u een exemplaar van de EU-verklaring van
overeenstemming. De meest recente revisie van de EU-verklaring van
overeenstemming vindt u op Emerson.com/Rosemount.
10.2 Certificering voor normale locaties
De transmitter is volgens de standaardprocedure onderzocht en getest, waarbij
is vastgesteld dat het ontwerp voldoet aan de elementaire eisen voor
elektrische, mechanische en brandveiligheid, door een in de VS nationaal
erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory;
NRTL) dat is geaccrediteerd door de Amerikaanse Occupational Safety and
Health Administration (OSHA).
10.3 Apparatuur installeren in Noord-Amerika
De Amerikaanse National Electrical Code® (NEC) en de Canadese Electrical Code
(CEC) staan toe dat apparatuur met divisiemarkering wordt gebruikt in zones en
dat apparatuur met zonemarkering wordt gebruikt in divisies. De markeringen
moeten geschikt zijn voor de omgevingsclassificatie, gas- en temperatuurklasse.
Deze informatie is duidelijk vastgelegd in de betreffende codes.
10.4 VS
E5 VS explosieveilig (XP) en stofontstekingsbestendig (DIP)
Certificaat:FM16US0089X
Normen: FM Klasse 3600 - 2011, FM Klasse 3615 - 2006, FM Klasse 3616 - 2011,
FM Klasse 3810 - 2005, ANSI/NEMA
Markeringen: XP CL I, DIV 1, GP B, C, D; T5; DIP CL II, DIV 1, GP E, F, G; CL III;
T5(-50 °C ≤ T
I5 VS intrinsiek veilig (IS) en niet-vonkend (NI)
Certificaat: FM16US0233
Normen:FM Klasse 3600 —2011, FM Klasse 3610 — 2007, FM Klasse 3611 — 2004,
FM Klasse 3616 — 2006, FM Klasse 3810 — 2005, NEMA 250 — 1991
≤ +85 °C); in de fabriek afgedicht; type 4X
a
®
250 - 2003
27
Snelstartgids
Maa
rt 2019
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; CL II, DIV 1, GP E, F, G; klasse III;
klasse 1, zone 0 AEx ia IIC T4; NI CL 1, DIV 2, GP A, B, C, D;
T4(-50 °C ≤T
≤ +70 °C); indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
a
03151-1206; type 4X
Opmerking
Transmitters met de markering NI CL 1, DIV 2 kunnen worden geïnstalleerd in divisie
2-locaties met behulp van algemene divisie 2-bedradingsmethodes of niet-vonkende
veldbedrading (NIFW). Zie tekening 03151-1206.
IE VS FISCO intrinsiek veilig
Certificaat:FM16US0233
Normen:FM Klasse 3600 — 2011, FM Klasse 3610 — 2010, FM Klasse 3611 — 2004,
FM Klasse 3616 — 2006, FM Klasse 3810 — 2005, NEMA 250 — 1991
Markeringen: IS CL I, DIV 1, GP A, B, C, D; T4(-50 °C ≤T
Certificaat:1143113
Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: Explosieveilig klasse I, divisie 1, groep B, C, D; stofontstekingsbestendig
I6 Canada intrinsiek veilig
Certificaat:1143113
Normen: CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: Intrinsiek veilig, klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor klasse 1,
IF Canada FISCO intrinsiek veilig
Certificaat:1143113
Normen:CAN/CSA C22.2 nr. 0-10, CSA-norm C22.2 nr. 25-1966,
Markeringen: FISCO intrinsiek veilig klasse I, divisie 1; groep A, B, C, D; geschikt voor
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14,
CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003,
CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
klasse II, divisie 1, groep E, F, G; klasse III; geschikt voor klasse I, divisie 2,
groep A, B, C, D; type 4X
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14,
CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003,
CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
zone 0, IIC, T3C, T
03151-1207; type 4X
= 70 °C; indien aangesloten volgens Rosemount-tekening
a
CSA-norm C22.2 nr. 30-M1986, CSA C22.2 nr. 94.2-07,
CSA-norm C22.2 nr. 213-M1987, CAN/CSA C22.2 60079-11:14,
CAN/CSA-C22.2 nr. 61010-1-12, ANSI/ISA 12.27.01-2003,
CSA-norm C22.2 nr. 60529:05 (R2010)
klasse I, zone 0; T3C, T
= 70 °C; indien geïnstalleerd volgens
a
Rosemount-tekening 03151-1207; type 4X
≤ +70 °C); indien aangesloten
a
28
Maart 2019
10.6 Europa
E1 ATE X dr ukv ast
Certificaat:KEMA 00ATEX2143X
Normen:EN 60079-0:2012+A11:2013, EN 60079-1:2014, EN 60079-26:2015
Markeringen:II 1/2 G Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(—60 °C ≤T
TemperatuurklasseProcestemperatuur
T6—60 °C tot +70 °C
T5—60 °C tot +80 °C
T4—60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik
is en een grens vormt tussen EPL Ga (procesaansluiting) en EPL Gb (alle andere delen
van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden
geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor
installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens
de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken
veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale
optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de
installatie.
I1 ATEX intrinsieke veiligheid
Certificaat:Baseefa08ATEX0064X
Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012
Markeringen: II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
ParametersHART
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
i
i
i
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
Snelstartgids
(3051SFx-modellen met RTD gecertificeerd volgens EN 60079-0:2006)
≤ +70 °C),
T5/T4 (—60 °C ≤T
30 V30 V7,14 V30 V30 V
300 mA300 mA300 mA2,31 mA18,24 mA
1 W1,3 W887 mW17,32 mW137 mW
i
14,8 nF00,11 uF0 0,8 nF
00001,33 mH
i
≤ +80 °C)
a
FOUNDATION™
Fieldbus
Alleen
SuperModule
™
≤ +70 °C)
a
a
RTD (voor 3051SFx)
HARTFieldbus
29
Snelstartgids
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
IA AT EX F ISCO
Certificaat:Baseefa08ATEX0064X
Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-11:2012
Markeringen:II 1 G Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
ND ATEX sto f
Certificaat:BAS01ATEX1374X
Normen: EN 60079-0:2012, EN 60079-31:2009
Markeringen: II 1 D Ex ta IIIC T105 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
4. De SuperModule(s) moet(en) stevig op zijn (hun) plaats worden bevestigd om de
N1 ATEX type n
Certificaat:Baseefa08ATEX0065X
Normen: EN 60079-0: 2012, EN 60079-15: 2010
Markeringen: II 3 G Ex nA IIC T4 Gc, (—40 °C ≤T
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een piekspanningsonderdrukker van 90 V, is het niet
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
≤ +70 °C)
a
ParametersFISCO
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
V
= 42,4 V
max
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
95 °C Da, (—20 °C ≤Ta ≤ +85 °C),
500
behuizing op ten minste IP66 houden.
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen
doorstaan.
beschermingsgraad van de behuizing(en) te handhaven.
≤ +70 °C), V
a
max
= 45 V
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van EN
60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
Maa
rt 2019
30
Maart 2019
10.7 Internationaal
E7 IECEx drukvast en stof
Certificaat:IECEx KEM 08.0010X (drukvast)
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-1: 2014, IEC 60079-26:2014
Markeringen: Ex db IIC T6…T4 Ga/Gb, T6(—60 °C ≤T
T5/T4(—60 °C ≤T
TemperatuurklasseProcestemperatuur
T6—60 °C tot +70 °C
T5—60 °C tot +80 °C
T4—60 °C tot +120 °C
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Dit instrument bevat een dunwandig scheidingsmembraan dat minder dan 1 mm dik
is en een grens vormt tussen EPL Ga (procesaansluiting) en EPL Gb (alle andere delen
van de apparatuur). De modelcode en het gegevensblad moeten worden
geraadpleegd voor details over het membraanmateriaal. Bij installatie, onderhoud en
gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden
waaraan het membraan wordt blootgesteld. De aanwijzingen van de fabrikant voor
installatie en onderhoud dienen nauwgezet gevolgd te worden voor veiligheid tijdens
de te verwachten levensduur.
2. Drukvaste naden zijn niet bedoeld voor reparatie.
3. Niet-standaard lakopties kunnen risico’s in verband met elektrostatische ontlading
veroorzaken. Vermijd installaties die elektrostatische lading op gelakte oppervlakken
veroorzaken en reinig gelakte oppervlakken alleen met een vochtige doek. Neem
contact op met de fabrikant voor meer informatie als de lak is besteld via een speciale
optiecode.
4. De te gebruiken kabel, wartels en pluggen moeten geschikt zijn voor een temperatuur
die 5 °C hoger is dan de maximale voorgeschreven temperatuur op de locatie van de
installatie.
Certificaat:IECEx BAS 09.0014X (stof)
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-31:2008
Markeringen: Ex ta IIIC T105 °C T
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de
behuizing op ten minste IP66 houden.
2. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afsluitpluggen
die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden.
3. Kabelingangen en afsluitpluggen moeten geschikt zijn voor het
omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7 J-slagproef kunnen
doorstaan.
4. De Rosemount 3051S SuperModule moet stevig op zijn plaats worden geschroefd om
de beschermingsgraad van de behuizing te handhaven.
≤ +70 °C),
≤ +80 °C)
a
95 °C Da, (—20 °C ≤Ta ≤ +85 °C), V
500
a
Snelstartgids
= 42,4 V
max
31
Snelstartgids
I7 IECEx intrinsieke veiligheid
Certificaat:IECEx BAS 08.0025X
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
ParametersHART
Spanning U
Stroom I
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (X):
1. Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V-overspanningsbeveiliging, kan
deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening
worden gehouden.
2. De behuizing is vervaardigd van een aluminiumlegering en is afgewerkt met een
beschermende polyurethaanverf; in zone 0 moet echter worden opgelet dat de
behuizing niet wordt blootgesteld aan stoten of schuring.
IG IECEx FISCO
Certificaat:IECEx BAS 08.0025X
Normen: IEC 60079-0:2011, IEC 60079-11:2011
Markeringen: Ex ia IIC T4 Ga, T4(—60 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
FOUNDATION
Fieldbus
30 V30 V7,14 V30 V30 V
300 mA300 mA300 mA2,31 mA18,24 mA
1 W1,3 W887 mW17,32 mW137 mW
i
14,8 nF00,11 uF0 0,8 nF
i
00001,33 mH
i
Alleen
SuperModule
≤ +70 °C)
a
RTD (voor 3051SFx)
HARTFieldbus
Maa
rt 2019
N7 IECEx type n
32
ParametersFISCO
Spanning U
Stroom I
i
Verm ogen P
Elektrische
capaciteit C
Zelfinductie L
i
i
i
i
17,5 V
380 mA
5,32 W
0
0
Certificaat:IECEx BAS 08.0026X
Normen: IEC 60079-0: 2011, IEC 60079-15: 2010
Markeringen: Ex nA IIC T5 Gc, (—40 °C ≤T
≤ +70 °C)
a
Speciale voorwaarde voor veilig gebruik (X):
1. Als het instrument is voorzien van een 90 V piekspanningsonderdrukker, is het niet
bestand tegen de isolatietest van 500 V zoals bepaald in artikel 6.5.1 van
IEC 60079-15:2010. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden.
5. De kabels tussen dit product en bijbehorende apparatuur moeten afgeschermde
kabels zijn. De afscherming moet goed worden geaard in een niet-gevaarlijke
omgeving.
6. Het product moet worden gebruikt met een bijbehorend instrument met
Ex-certificering om een explosiebeschermingssysteem te verkrijgen dat in een
explosieve gasatmosfeer kan worden gebruikt. De bedrading en aansluitklemmen
moeten voldoen aan de voorschriften in de instructiehandleiding van het product en
de bijbehorende apparatuur.
7. Het is eindgebruikers niet toegestaan om onderdelen te verwisselen; ze dienen
contact op te nemen met de fabrikant om beschadiging van het product te
voorkomen.
8. Bij installatie in een explosiegevaarlijke omgeving moeten kabelwartels,
doorvoerleidingen en afsluitpluggen worden gebruikt die zijn gecertificeerd als
beschermingstype DIP A20 IP66 door inspectieorganen die handelen in opdracht van
de overheid. Ongebruikte kabelopeningen moeten met afsluitpluggen worden
afgesloten.
9. Bij installatie, gebruik en onderhoud in een explosieve stofatmosfeer moet de
waarschuwing “Niet openen in aanwezigheid van explosieve stofatmosfeer” in acht
worden genomen.
10. Onderhoudswerkzaamheden moeten worden verricht als er geen atmosfeer met
explosief stof is.
11. Tijdens installatie, gebruik en onderhoud van dit product moeten de volgende normen
in acht worden genomen:
GB3836.13-2013 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 13:
Reparatie en revisie voor apparaten die worden gebruikt in explosieve gasatmosferen”
35
Snelstartgids
GB3836.15-2000 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 15:
Elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (anders dan mijnen)”
GB3836.16-2006 “Elektrische apparaten voor explosieve gasatmosferen Deel 16:
Inspectie en onderhoud van elektrische installaties (anders dan mijnen)”
GB50257-1996 “Voorschrift voor de bouw en acceptatie van elektrische instrumenten
voor explosieve atmosferen en de installatie van brandgevaarlijke elektrische
apparatuur”
10.10 EAC — Wit-Rusland, Kazachstan, Rusland
EM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) drukvast en stofontstekingsbestendig
Certificaat:RU C-US.AA87.B.00378
Markeringen: Ga/Gb Ex d IIC T6…T4 X
Ex tb IIIC T105 °C T
IM Technisch voorschrift douane-unie (EAC) intrinsieke veiligheid
Certificaat:RU C-US.AA87.B.00378
Markeringen: 0Ex ia IIC T4 Ga X
95 °C Db X
500
10.11 Japan
E4 Japan drukvast
Certificaat:TC19070, TC19071, TC19072, TC19073
Markeringen: Ex d IIC T6
10.12 Republiek Korea
EP Republiek Korea drukvast [alleen HART]
Certificaat:12-KB4BO-0180X [vervaardigd in VS], 11-KB4BO-0068X [vervaardigd in
Singapore]
Markeringen: Ex d IIC T5 of T6
IP Republiek Korea intrinsieke veiligheid [alleen HART]
Certificaat:10-KB4BO-0021X [vervaardigd in VS, SMMC]
Markeringen: Ex ia IIC T4
Maa
rt 2019
10.13 Combinaties
K1 Combinatie van E1, I1, N1 en ND
K2 Combinatie van E2 en I2
K5 Combinatie van E5 en I5
K6 Combinatie van E6 en I6
K7 Combinatie van E7, I7 en N7
KA Combinatie van E1, I1, E6 en I6
KB Combinatie van E5, I5, E6 en I6
KC Combinatie van E1, I1, E5 en I5
KD Combinatie van E1, I1, E5, I5, E6 en I6
KM Combinatie van EM en IM
KP Combinatie van EP en IP
36
Maart 2019
10.14 Verdere certificeringen
SBS Typegoedkeuring American Bureau of Shipping (ABS)
Certificaat:00-HS145383
Beoogd gebruik: Meting van de verschil- of absolute druk in vloeistof-, gas- en
damptoepassingen op vaar tuigen, scheeps- en offshore-installaties
van klasse ABS. [alleen HART]
SBV Typegoedkeuring Bureau Veritas (BV)
Certificaat:31910 BV
Vereisten: Regels van Bureau Veritas voor de classificatie van stalen schepen
Toepassing:Klassenotaties: AUT-UMS, AUT-CCS, AUT-PORT en AUT-IMS
[alleen HART]
SDN Typegoedkeuring Det Norske Veritas (DNV)
Certificaat: A-14186
Beoogd gebruik: Regels van Det Norske Veritas voor classificatie van vaartuigen,
snelle en lichte vaar tuigen en offshore-normen van Det Norske Veritas
[alleen HART]
Toe pa ss in g:
Locatieklassen
Typ e3051S
Tem pe ra tu u rD
LuchtvochtigheidB
TrillingA
EMCA
BehuizingD/IP66/IP68
Snelstartgids
SLL Typegoedkeuring Lloyds Register (LR)
Certificaat:11/60002
Toepassing: Omgevingscategorie ENV1, ENV2, ENV3 en ENV5 [alleen HART]
37
Snelstartgids
Afbeelding 17. Verklaring van overeenstemming Rosemount 3051SMV
Maart 2019
38
Maart 2019
Snelstartgids
39
Snelstartgids
Maart 2019
40
Maart 2019
Snelstartgids
41
Snelstartgids
Maart 2019
42
Maart 2019
Snelstartgids
43
Snelstartgids
Maart 2019
44
Maart 2019
Snelstartgids
45
Snelstartgids
ᴹ
㇑᧗⢙䍘䎵䗷ᴰབྷ⎃ᓖ䲀٬Ⲵ䜘Ԧරࡇ㺘
䜘Ԧ〠
ᴹᇣ⢙䍘䍘
䫵
⊎
䭹
ޝԧ䬜䬜
ཊⓤ㚄㚄㤟
ཊⓤ㚄㚄㤟䟊
China RoHS
List of Rosemount 3051SMV Parts with China RoHS Concentration above MCVs
Rosemount 3051SMV
/ Hazardous Substances
Maart 2019
Part Name
⭥ᆀ㓴Ԧ
Electronics
Assembly
༣փ㓴Ԧ
Housing
Assembly
Րᝏಘ㓴Ԧ
Sensor
Assembly
ᵜ㺘Ṭ㌫ᦞ
This table is proposed in accordance with the provision of SJ/T11364.
Ѫ䈕䜘ԦⲴᡰᴹ൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿൷վҾ
O:
O: Indicate that said hazardous substance in all of the homogeneous materials for this part is below the limit requirement of
GB/T 26572.
Ѫ൘䈕䜘Ԧᡰ֯⭘Ⲵᡰᴹ൷䍘ᶀᯉ䟼ˈ㠣ቁᴹа㊫൷䍘ᶀᯉѝ䈕ᴹᇣ⢙䍘Ⲵ䟿儈Ҿ
X:
X: Indicate that said hazardous substance contained in at least one of the homogeneous materials used for this part is above
the limit requirement of GB/T 26572.