Rosemount 3051CF-serie flowmeters met 4–20 mA HART-protocol (revisie 5 en 7) Manuals & Guides [nl]

00825-0111-4007, Rev FA
Rosemount 3051-druktransmitter en Rosemount-flowmeters uit de 3051CF-serie
met 4-20 mA HART®-protocol, revisie 5 en 7
Snelstartgids
Februari 2019
Opmerking
Controleer voordat u de transmitter start of de juiste device driver op de hostsystemen is geïnstalleerd. Zie pagina 3 voor gereedheid van het systeem.
Snelstartgids
WAARSCHUWING
Februari 2019
MEDEDELING
Deze gids bevat elementaire richtlijnen voor Rosemount 3051-transmitters. Hij bevat geen instructies voor configuratie, diagnostiek, onderhoud, probleemoplossing, explosieveilige, vuurbestendige of intrinsiek veilige (I.S.) installaties. Raadpleeg de naslaghandleiding van de Rosemount 3051 HART 7 (publicatienummer 00809-0100-4007) voor verdere instructies. Deze handleiding is ook in digitale vorm beschikbaar op www.rosemount.com.
Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de 3051 voor bepalingen in verband met veilige installatie.
Verifieer voordat u een op HART gebaseerde communicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit
dat alle instrumenten in de kring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige of niet-vonkende veldbedradingsmethoden.
Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom op het
apparaat staat.
Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel.
Om proceslekken te voorkomen mag u alleen de O-ring gebruiken die speciaal is ontworpen om af te
dichten in combinatie met de bijbehorende flensadapter.
Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.
Voorkom aanraking van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan,
die elektrisch e schokken kan veroorz aken.
Kabelgoot-/kabelingangen
Tenzij anders vermeld zijn de kabelgoot-/kabelingangen in de transmitterbehuizing voorzien van een
1
/2-14 NPT-draad. Gebruik alleen pluggen, adapters, wartels en kabelgoten met een geschikte
schroefdraad wanneer u deze openingen afsluit.
Inhoud
Gereedheid van het systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Installatie van de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Monteer de transmitter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Controleer de configuratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Installatie op met veiligheidsinstrumenten uitgeruste systemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Productcertificeringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
2
Februari 2019
Snelstartgids
Gereedheid van het systeem
Controleer of het systeem kan werken met de HART-revisie
Controleer als u een op HART gebaseerd systeem voor besturing of
middelenbeheer gebruikt eerst of deze systemen met HART kunnen worden gebruikt voordat u de transmitter installeert. Niet alle systemen kunnen communiceren volgens het protocol van HART-revisie 7. Deze transmitter kan worden geconfigureerd voor HART-revisie 5 of 7.
Zie pagina 13 voor instructies over het wijzigen van de HART-revisie van uw
transmitter.
Controleer of de device driver juist is
Controleer of de meest recente device driver (DD/DTM
uw systemen om zeker te zijn van een correcte communicatie.
U kunt de meest recente device driver downloaden
van www.emerson.com of www.hartcomm.org.
Instrumentrevisies en device drivers voor Rosemount 3051
Ta be l 1 bevat de informatie die u nodig hebt om te verzekeren dat u beschikt over
de juiste device driver en de juiste documentatie voor uw instrument.
Tabel 1. Rosemount 3051-instrumentrevisies en bestanden
Identificeer het
instrument
(1)
HART-
software-
revisie
11
Datum
software-
release
Dec-11 1.0.0 01
Jan-98 N.v.t. 178 5 3 00809-0100-4001 N.v.t.
1. De NAMUR-softwarerevisie staat vermeld op het label van het instrument. Conform NE53 omvatten revisies van het minst belangrijke niveau X (van 1.0.X) geen veranderingen in de werking of bediening van het instrument, en zijn deze niet opgenomen in de revisiegeschiedenis van dit instrument.
2. De HART-softwarerevisie kan worden afgelezen met een voor HART geschikt configuratie-instr ument.
3. De bestandsnaam van de device driver bevat de instrument- en DD-revisie, bijv. 10_01. Het HART-protocol is zo ontworpen dat ook oudere revisies van de device driver kunnen communiceren met nieuwe HART-instrumenten. Om gebruik te kunnen maken van de nieuwe functies moet u de nieuwe device driver downloaden. Voor complete functionalit eit wordt aangeraden om nieu we device driver-bestanden te downloaden.
4. Keuze tussen HART-revisie 5 en 7, voedingsdiagnose, veiligheidscertificering, lokale bediening, proceswaarschuwingen, geschaalde variabele, configureerbare alarmen, meer meeteenheden.
NAMUR-
software-
revisie
Zoek de device driver Lees de instructies
(2)1
Univer-
sele
HART-
revisie
Instrument-
revisie
7 10
5 9
(3)
Documentnummer
) is geïnstalleerd op
handleiding
00809-0100-4007
Controleer de
functionaliteit
Veranderingen
in software
Zie Voetnoot 4
voor een lijst van
veranderingen.
(4)
3
Snelstartgids
Flow
Stroomrichting
Flow
Stroomrichting
Stroom richting
Installatie van de transmitter
Stap 1: Monteer de transmitter
Februari 2019
Vloeistoftoepassingen
1. Breng poorten aan op de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de poorten.
3. Monteer de transmitter met de aftap-/ ontluchtingskleppen omhoog.
Gastoepassingen
1. Breng poorten aan in de boven- of zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of boven de poorten.
Stoomtoepassingen
1. Breng poorten aan op de zijkant van de leiding.
2. Monteer naast of onder de poorten.
3. Vul de impulsleidingen met water.
Coplanar Inline
Flow
4
Februari 2019
Afbeelding 1. Paneel- en buismontage
Montage op paneel
(1)
Coplanar-flens
Traditionele flens
Snelstartgids
Buismontage
Rosemount 3051T
1.
1.5/16 11/2 paneelbouten door klant aan te schaffen.
5
Snelstartgids
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 44 mm (1,75 inch)
4 x 38 mm (1,50 inch)
4 x 73 mm (2,88 inch)
4 x 57 mm (2,25 inch)
Overwegingen m.b.t. boutbevestiging
Als voor de installatie van de transmitter de montage van procesflenzen, kranenblokken of flensadapters is vereist, dient u met het oog op optimale prestatiekenmerken van de transmitters de montagerichtlijnen te volgen om een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson los worden verkocht. Afbeelding 2 op pagina 6 is een afbeelding van veelgebruikte transmitterinstallaties, met vermelding van de boutlengten die voor juiste installatie van de transmitter vereist zijn.
Afbeelding 2. Veelgebruikte transmitterinstallaties
A
4 x 1.75-in. (44mm)
B
C
4 x 1.75-in.
(44mm)
4 x 2.25-in. (57mm)
4 x 1.50-in.
(38mm)
Februari 2019
D
4 x 1.75-in. (44mm)
4 x 2.88-in. (73mm)
A. Transmitter met Coplanar-flens B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele kranenblok- en flensadapters
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door de markeringen op de boutkop te vergelijken met
Tabel 2 o p pag ina 7. Als het boutmateriaal niet staat weergegeven in Ta b el 2 , kunt
u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson Process Management.
Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten:
1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig, en op bouten van
roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Bij geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht.
2. Draai de bouten handvast aan.
3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Tab e l 2 voor
de initiële momentwaarde.
4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve
momentwaarde. Zie Ta b el 2 voor de definitieve momentwaarde.
5. Controleer of de flensbouten uit de isolatorplaat steken voordat u er druk op
zet.
6
316
316
316
SW
316
STM
316
R
B8M
Februari 2019
Tabel 2. Momentwaarden voor de flensbouten en flensadapterbouten
Boutmateriaal Kopmarkeringen
Initiële
momentwaarde
momentwaarde
Snelstartgids
Definitieve
Koolstofstaal (CS)
Roestvast staal (SST)
B7M
300 in.-lb.
(34 Nm)
150 in.-lb.
(17 Nm)
650 in.-lb. (73,5 Nm)
300 in.-lb.
(34 Nm)
Montagerichting inline-verschildruktransmitter
De drukpoort aan de lage kant (ref. atmosferische druk) op de inline-verschildruktransmitter bevindt zich in de hals van de transmitter, achter de behuizing. Het ontluchtingstraject ligt 360° rond de transmitter tussen de behuizing en de sensor. (Zie Afbeelding 3.)
Houd het ontluchtingstraject vrij van obstructies (inclusief maar niet beperkt tot verf, stof en smeermiddel) door de transmitter zo te monteren dat het procesmedium kan ontsnappen.
Afbeelding 3. Drukpoort aan lage kant inline-verschildruktransmitter
A
A. Drukpoort aan lage kant (ref. atmosferische druk)
7
Snelstartgids
A
Februari 2019
Stap 2: Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden
Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-display beter af te kunnen lezen:
1. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing los met een
inbussleutel van 5/64 inch.
2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke
3. Haal de stelschroef voor het draaien van de behuizing aan met maximaal
Afbeelding 4. Stelschroef transmitterbehuizing
A. Stelschroef voor draaien behuizing (5/64 inch)
(1)
stand
. De transmitter kan beschadigd raken als u de behuizing te ver draait.
7 in.-lb. nadat de behuizing naar wens is gedraaid.
Stap 3: Stel de schakelaars in
Stel vóór installatie de configuratie van de alarm- en beveiligingsschakelaar in zoals afgebeeld in Afbeelding 5.
Met de alarmschakelaar stelt u het analoge uitgangsalarm in op hoog of laag.
- De standaard alarminstelling is hoog.
Met de beveiligingsschakelaar staat u toe (symbool ontgrendeling) of
voorkomt u (symbool vergrendeling) dat configuratie van de transmitter plaatsvindt.
- De standaard beveiliging is uit (symbool ontgrendeling).
Volg de onderstaande procedure voor het wijzigen van de configuratie van de schakelaars:
1. Beveilig na installatie van de transmitter de kring en sluit de spanning af.
2. Verwijder het behuizingsdeksel dat zich tegenover de veldaansluitingen
bevindt. Verwijder de deksels van het instrument niet in een explosiegevaarlijke omgeving als er spanning op het circuit staat.
3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier
in de gewenste stand.
1. Oorspronkelijke stand 3051C: in lijn met “H”-kant; oorspronkelijke stand 3051T: tegenover openingen in de beugel.
8
LET OP
Zonder lcd-display Met lcd- of LOI-display
A
B
C
Februari 2019
4. Bevestig het transmitterdeksel weer. Het deksel moet volledig sluiten om aan
de vereisten voor explosieveiligheid te voldoen.
Afbeelding 5. Transmitterprintplaat
Without LCD display
B
A. Alarm B. Beveiliging
With LCD or LOI display
A
Stap 4: Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in
Afbeelding 6. Bedradingsschema’s transmitter (4–20 mA)
Snelstartgids
A. 24 V d.c. voeding
250
B. R
L
C. Stroommeter (optioneel)
Gebruik voor een optimaal resultaat afgeschermde kabel met getwiste aders. Gebruik draad van 24 AWG of groter met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft.). Installeer de bedrading, indien van toepassing, met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de kabelwartelaansluitingen en de transmitterbehuizing komt te liggen.
Installatie van de aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging biedt uitsluitend
overspanningsbeveiliging als de behuizing van de 3051 correct is geaard.
Laat de signaalbedrading niet samen met voedingsbedrading door een (open) kabelgoot of in de buurt
van zware elektrische apparatuur lopen.
Sluit de onder stroom staande signaalbedrading niet aan op de testaansluitklemmen. De stroom kan de
testdiode in het aansluitklemmenblok beschadigen.
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter:
1. Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met FIELD TERMINALS
(veldaansluitingen).
9
Snelstartgids
DP
A
B
C
E
D
F
2. Sluit de positieve draad aan op de “+”-aansluitklem (PWR/COMM) en de
negatieve draad op de “—”-aansluitklem.
3. Aard de behuizing volgens de plaatselijke vereisten voor aarding.
4. Zorg voor een goede aardverbinding. Het is belangrijk dat de afscherming van
de instrumentkabel:
a. Kort wordt afgeknipt en zo geïsoleerd is dat hij de transmitterbehuizing niet
kan raken
b. Wordt verbonden met de volgende afscherming als de kabel door een
aansluitkast wordt geleid
c. Met een goed aardpunt aan de voedingszijde wordt verbonden
5. Zie indien overspanningsbeveiliging vereist is het onderdeel “Aarding voor
aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging” voor aanwijzingen over aarding.
6. Sluit alle ongebruikte kabelwartelaansluitingen en dicht ze af.
7. Plaats het behuizingsdeksel terug.
Afbeelding 7. Bedrading
Februari 2019
A. Afstand zo klein mogelijk houden B. Afscherming afknippen en isoleren C. Aardklem
D. Afscherming isoleren E. Afstand zo klein mogelijk houden F. Afscherming weer verbinden met aardpunt
voeding
Aarding voor aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging
Op de buitenkant van de elektronicakast en in het compartiment voor aansluitingen zijn aardpunten aangebracht. Deze aardpunten worden gebruikt als er aansluitklemmen met overspanningsbeveiliging zijn geïnstalleerd. Voor het verbinden van het aardpunt op de behuizing met aarde (intern of extern) wordt gebruik van 18 AWG-draad of groter aanbevolen.
Als de transmitter momenteel niet is bedraad voor opstarten en communicatie, volgt u procedure 1-7 van Sluit de bedrading aan en schakel het apparaat in transmitter naar behoren is bedraad, raadpleegt u Afbeelding 7 voor interne en externe aardpunten voor overspanningsbeveiliging.
10
. Als de
Februari 2019
Snelstartgids
Stap 5: Controleer de configuratie
Controleer de configuratie met een configuratie-instrument met HART of met een Local Operator Interface (LOI) - optiecode M4. Deze stap bevat configuratie-instructies voor een veldcommunicator en LOI. Zie de naslaghandleiding voor de Rosemount 3051 (00809-0100-4007) voor aanwijzingen over configuratie met AMS
Controle van de configuratie met een veldcommunicator
Voor controle van de configuratie moet een Rosemount 3051 DD op de veldcommunicator geïnstalleerd zijn. De sneltoetsreeksen voor de meest recente DD staan vermeld in Tabel 3 op pagina 11. Neem voor de sneltoetsreeksen van oudere DD’s contact op met de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson Process Management.
Opmerking
Emerson beveelt aan om de meest recente DD te installeren, zodat u over alle functies kunt beschikken. Ga naar www.fieldcommunicator.com voor informatie over het updaten van de DD-bibliotheek.
1. Controleer de configuratie van het instrument volgens de sneltoetsreeksen in
Ta be l 3 .
a. De basisconfiguratieparameters zijn gemarkeerd met een vinkje (). Als
onderdeel van de configuratie en het opstarten moet u ten minste deze parameters controleren.
b. Een (7) geeft aan dat deze functie alleen in de modus HART-revisie 7
beschikbaar is.
®
Device Manager.
Tabel 3. Sneltoetsreeks voor instrumentrevisie 9 en 10 (HART7), DD-revisie 1
Sneltoetsreeks
Functie
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)
Damping (demping)
Range Values (bereik waarden)
Tag (l ab el )
Transfer Function (transferfunctie)
Units (meeteenheden)
Burst Mode (burst-modus)
Custom Display Configuration (aangepaste display-configuratie)
Date (datum)
Descriptor (omschrijving)
Di git al To A nal og Tr im (t rim dig itaa l naar analoog) (uitgang 4 - 20 mA)
Disable Configuration Buttons (configuratieknoppen uitschakelen)
Rerange with Keypad (bereik anders instellen met toetsenblok)
Loop Test (kringtest)
Lower Sensor Trim (sensor-trim laag)
HART 7 HART 5
2, 2, 2, 5, 7 2, 2, 2, 5, 7
2, 2, 1, 1, 5 2, 2, 1, 1, 5
2, 2, 2 2, 2, 2
2, 2, 7, 1, 1 2, 2, 7, 1, 1
2, 2, 1, 1, 6 2, 2, 1, 1, 6
2, 2, 1, 1, 4 2, 2, 1, 1, 4
2, 2, 5, 3 2, 2, 5, 3
2, 2, 4 2, 2, 4
2, 2, 7, 1, 4 2, 2, 7, 1, 3
2, 2, 7, 1, 5 2, 2, 7, 1, 4
3, 4, 2 3, 4, 2
2, 2, 6, 3 2, 2, 6, 3
2, 2, 2, 1 2, 2, 2, 1
3, 5, 1 3, 5, 1
3, 4, 1, 2 3, 4, 1, 2
11
Loading...
+ 23 hidden pages