Roland MC-80 User Manual [nl]

r
MC-80/mc-80ex
micro composer
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland MC-80 Micro Composer. We raden u aan om deze handleiding helemaal door te lezen. Op die manier ziet u geen enkele mogelijkheid van
uw nieuwe aanwinst over het hoofd en kunt u er jarenlang plezier aan beleven. Vergeet vooral niet de voorzorgs­maatregelen (onder meer omtrent het gebruik van de disk drive) op blz. 2 te lezen.
Ongeduldige mensen die een instrument recht uit de doos willen gebruiken (dat geldt waarschijnlijk voor de mees­ten onder ons) lezen best meteen “Aan de slag”. In dit hoofdstuk passeren de voornaamste functies van de MC-80 de revue, zonder dat daarbij op details wordt ingegaan.
Die details vindt u wél in de overige hoofdstukken, waarin werkelijk iedere functie aan bod komt en u verder nog aanvullende informatie zoals MIDI-implementatie e.d. vindt.
Opmerking:
die manier vermijden we verwarring met de “toetsen” van het klavier dat u op de MC-80 aansluit.
Opmerking:
leerd. In deze handleiding wordt met “MC-80” naar beide modellen verwezen. Als we het expliciet over de “MC-80EX” hebben gaat het om functies die enkel voor dat model beschikbaar zijn.
Als we het in deze handleiding over de bedieningstoetsen van de MC-80 hebben gebruiken we het woord “knoppen”. Op
Een MC-80EX is in feite een MC-80 waarin een (ook los verkrijgbaar) VE-GS Pro Voice Expansion Board is geïnstal-
MC-80 Handleiding
Voeding
• Schakel de MC-80 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit het netsnoer van de MC-80 nooit aan op een stopcon­tact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
• Als u de MC-80 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de MC-80 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de MC-80 te bescher­men tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de MC-80 niet te dicht in de buurt van een neon­licht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, ge­lijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
• Stel de MC-80 niet bloot aan overmatige trillingen ter­wijl de disk drive werkt.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid­del. Wrijf de MC-80 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de MC-80 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland herstel­dienst voordat u de MC-80 in het buitenland gebruikt.
Als de MC-80 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Behandeling van (Zip) diskettes
• Gebruik de drive nooit op vochtige plaatsen omdat een ho­ge vochtigheidsgraad de werking van de drive in de war kan brengen. Soms leidt dit zelf tot een beschadiging van de dis­kette.
• Wacht, wanneer u de MC-80 van een koude plaats (bv. een auto) naar een warme brengt, ongeveer één uur voordat u de drive gebruikt.
• Verwijder de diskette nooit uit de drive wanneer de indica­tor van de drive oplicht.
• Haal de diskette uit de drive voordat de MC-80 in- of uit­schakelt.
• Diskettes zijn heel gevoelig voor vet en stof. Raak daarom nooit het magnetisch oppervlak aan en open nooit zelf het metalen klepje.
• Diskettes kunnen na verloop van tijd onleesbaar worden. Sla uw belangrijke data daarom altijd op twee verschillende diskettes op en bewaar één van de twee op een veilige plaats.
• Stel uw floppies nooit bloot aan temperaturen beneden de 10° en boven de 50°C. Voor Zip-diskettes mag het iets fris­ser: -22~51°C.
• Kleef altijd de bijgeleverde sticker op de daarvoor voorziene plaats en noteer er de inhoud van de diskette op om uw da­ta zo snel mogelijk terug te kunnen vinden.
• Zet het wisbeveiligingsnokje van diskettes best in de stand “veilig” (schrijven niet mogelijk), zo voorkomt u dat u per ongeluk data wist. Kies de stand “beschrijfbaar” enkel wan­neer u data op de diskette wilt schrijven.
Beveiligingsnokje
"Schrijven" "Veilig"
Paniek!
De Quick Play en Song Play pagina’s vormen het uit­gangspunt van alles wat u met de MC-80 kunt doen. Raakt u op een bepaald moment het noorden kwijt, dan kunt u best terugkeren naar één van deze pagi­na’s en het even opnieuw proberen. Terugkeren kan op twee manieren:
1. Druk herhaaldelijk op [EXIT], tot u in één van de voornoemde pagina’s terechtkomt. U stapt dan in achterwaartse volgorde door alle schermen die u hebt doorlopen om bij het “probleemscherm” terecht te komen.
2. Druk op [QUICK PLAY] of [SONG PLAY].
Voorzorgsmaatregelen
2
Voornaamste kenmerken
Voornaamste kenmerken
Talloze nuttige voorzieningen
Quick Play
De MC-80 kan songs rechtstreeks van diskette weer­geven. U hoeft ze dus niet eerst in het interne geheu­gen te laden.
File Sort functie
U kunt in uw MC-80 een harde schijf of Zip drive (beide optioneel) inbouwen. Aangezien deze media enorme aantallen bestanden kunnen bevatten heb­ben we voorzien in een functie waarmee u bestanden en songs volgens bepaalde criteria kunt rangschik­ken.
Tap Tempo
Om het juiste tempo in te stellen volstaat het dat u in de maat op een knop tikt.
Twee onafhankelijke MIDI-uitgangen
Dit betekent dat u 32 MIDI-kanalen apart kunt aan­sturen.
Compatibel met verschillende song-types
De MC-80 kan overweg met songs uit een Roland XP-80/60/50 alsook uit een MC-50/300/500. Boven­dien is het mogelijk om songs zowel te lezen als op te slaan in het SMF formaat 0 en 1.
Synchroniseren met Roland VS-hard disk recor­ders
Via MIDI kunt u uw MC-80 synchroniseren met de populaire VS-recorders van Roland. Op die manier kan de VS instaan voor de “akoestische” partijen (zang enz.), terwijl de MC-80 de MIDI-partijen voor zijn rekening neemt.
Flexibele weergavefuncties
Ononderbroken weergeven
De Chain Play-functie werkt ongeveer zoals de pro­grammeerfunctie op uw CD-speler: u kiest de gewenste volgorde van de nummers en de MC-80 geeft ze zonder onderbreken weer.
Mark Jump
Deze functie laat u bepaalde posities in een song markeren (“Mark”), zodat u er met één knopdruk naartoe kunt springen (“Jump”). Dat werkt uiterma­te handig als u een bepaald fragment steeds opnieuw wilt weergeven of opnemen.
Solo/Minus One
Met deze functies kunt u respectievelijk een partij los van de overige partijen beluisteren of de weergave van één partij uitschakelen en daar zelf iets voor in de plaats spelen.
Realtime transpose
Hiermee kunt u een song zelfs tijdens de weergave naar een andere toonaard transponeren.
Repeat Play
Uiteraard kunt u een stukje in een lus weergeven, maar minder voor de hand liggend is dat u met een voetschakelaar naar de eerste maat na de lus kunt springen. Net zo eenvoudig kunt u van gelijk waar in de song terug naar de lus springen.
Geschikt voor live-gebruik
Phrase Sequence
Deze functie koppelt stukjes muziek aan toetsen op uw klavier, zodat u loops, breaks enz. vlot en intuïtief kunt laten voorbijkomen. Want in de hitte van de strijd wilt u uiteraard niet door display-pagina’s lig­gen struinen!
Arpeggiator
Hiermee maakt u van de akkoorden die u op het kla­vier speelt strakke arpeggio’s.
Gebruiksvriendelijke opname-/ editfuncties
Hoge resolutie (480:1)
De MC-80 verdeelt iedere tel die hij opneemt in 480 stukjes. Dat betekent dat hij precies onthoudt waar u de noten hebt gespeeld en dat hij alle nuances kan weergeven.
Opnemen in een lus
U kunt spoor na spoor opnemen zonder telkens de opname te moeten stoppen. Op die manier kunt u een ritmesectie opbouwen terwijl u “in de groove” blijft.
Quantize
Met Grid, Shuffle en Group Quantize beschikt u over een palet krachtige werktuigen om de timing van uw opnames “recht te trekken”.
Undo/Redo
Hiermee maakt u de laatste wijziging die u hebt aan­gebracht ongedaan. Met Redo kunt u die wijziging
3
MC-80 Handleiding
weer herstellen – voor/na vergelijkingen worden dus kinderspel.
Uitbreidingsmogelijkheden
Voice Expansion Board voegt interne klanken toe
Door een (los verkrijgbaar) VE-GS Pro Voice Expan­sion Board te installeren voorziet u de MC-80 van een interne klankbron die rechtstreeks is afgeleid van de SC-88 Pro (64 stemmen, 32 Parts).
Mogelijkheid om harde schijf of Zip drive in te bouwen
De MC-80 is intern voorzien op de inbouw van een
2.5” harde schijf (HDP-88 serie) of een Zip drive (ZIP-EXT-2S). De media kunnen enorme hoeveel­heden data bevatten. Bovendien kunt u nog meer opslagcapaciteit in stelling brengen door een (los verkrijgbaar) SCSI Board te installeren. Dat laatste is ook interessant als u backups wilt maken van de interne harde schijf.
Opmerking:
welke capaciteit overweg, maar kan nooit meer dan 2.1 GB van de beschikbare opslagruimte gebruiken.
De MC-80 kan met harde schijven van gelijk
4
Inhoud
Voorzorgsmaatregelen ..............................................................................................2
Voornaamste kenmerken ...........................................................................................3
Inhoud .......................................................................................................................5
1.Voorzieningen op de panelen ..............................................................................11
1.1 Frontpaneel................................................................................................................................................. 11
1.2 Achterpaneel............................................................................................................................................... 13
2.Aan de slag ...........................................................................................................14
2.1 Aansluiten en bedienen ...............................................................................................................................14
GM en GS ...................................................................................................................................................................15
MC-80 inschakelen ....................................................................................................................................................15
Opgelet bij het uitschakelen ......................................................................................................................................16
MIDI-kanalen selecteren ...........................................................................................................................................16
Navigeren binnen de MC-80 .....................................................................................................................................17
Contrast van het display aanpassen ..........................................................................................................................17
2.2 (Demo)songs beluisteren ............................................................................................................................17
Song weergeven ..........................................................................................................................................................17
Tempo wijzigen ..........................................................................................................................................................19
Instrumenten uitschakelen ........................................................................................................................................19
2.3 Eerste opname............................................................................................................................................ 20
Verschillende opnamemethodes ...............................................................................................................................20
Voorbereiding ............................................................................................................................................................21
Drums opnemen (Realtime opname) .......................................................................................................................21
Bas opnemen (stapsgewijze opname) .......................................................................................................................23
Melodie opnemen ......................................................................................................................................................25
Song opslaan ...............................................................................................................................................................25
Eenvoudige editfuncties .............................................................................................................................................26
2.4 MC-80 live gebruiken................................................................................................................................. 28
Tempo intikken met de [TAP]-knop ........................................................................................................................28
Tijdens het spelen de volgende song kiezen (Next Song) ........................................................................................28
Transponeren tijdens de weergave ............................................................................................................................29
Songs “uitfaden” ........................................................................................................................................................29
Moeilijke riffs, licks enz. met één toets aansturen ....................................................................................................30
Naar een gemarkeerde maat springen (Mark Jump) ...............................................................................................31
Markeringen plaatsen ................................................................................................................................................31
Inhoud
,
3.Overzicht van de MC-80 ......................................................................................32
3.1 Wat kan de MC-80? ....................................................................................................................................32
3.2 Hoe werkt een sequencer? ...........................................................................................................................32
Wat is een sequencer? ................................................................................................................................................32
Wat is een spoor? .......................................................................................................................................................33
Wat is een Song? .........................................................................................................................................................33
Wat is een MIDI-kanaal? ...........................................................................................................................................33
Intern geheugen versus diskettes ...............................................................................................................................34
3.3 Bediening via het frontpaneel .....................................................................................................................34
Display-pagina’s kiezen .............................................................................................................................................34
Parameterwaarden wijzigen .......................................................................................................................................34
5
MC-80
Handleiding
3.4 Andere nuttige functies ...............................................................................................................................35
Undo/Redo ................................................................................................................................................................ 35
Help-functie ...............................................................................................................................................................35
File Sort-functie ......................................................................................................................................................... 36
Panic-functie ..............................................................................................................................................................36
4.MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen ........................................................37
4.1 MIDI IN-connector selecteren ...................................................................................................................37
4.2 MIDI OUT-connector/interne klankbron selecteren ...............................................................................37
Enkel externe klankbronnen aansturen ................................................................................................................... 37
Externe en interne klankbronnen aansturen ...........................................................................................................38
Enkel de interne klankgenerator aansturen .............................................................................................................38
4.3 Functie van MIDI THRU ............................................................................................................................38
“Thru Select” ............................................................................................................................................................. 38
“Soft Thru” ................................................................................................................................................................ 39
4.4 MIDI-kanaal per spoor kiezen ...................................................................................................................39
5.Weergavefuncties ................................................................................................40
5.1 Basisinstellingen .......................................................................................................................................... 40
Metronoominstellingen ............................................................................................................................................ 40
Overzicht van de sporen ............................................................................................................................................40
5.2 Twee weergavemethodes .............................................................................................................................41
Quick Play ..................................................................................................................................................................41
Song Play .................................................................................................................................................................... 41
5.3 Songs of Patterns weergeven .......................................................................................................................41
Voornaamste transportfuncties ................................................................................................................................ 41
Songs weergeven ........................................................................................................................................................42
Patterns weergeven .................................................................................................................................................... 43
Weergavetempo wijzigen ..........................................................................................................................................43
Tempowijzigingen opnemen ....................................................................................................................................43
Weergave na het begin van de song starten (MIDI Update) ...................................................................................44
5.4 Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose) ........................................................................44
Transponeren .............................................................................................................................................................44
Kanaal “vrijwaren” van transpositie .........................................................................................................................44
5.5 Song laten “uitfaden” ..................................................................................................................................45
5.6 Herhaalde weergave (Repeat) .....................................................................................................................45
5.7 Volgende song “klaarzetten” (Next Song) .................................................................................................46
5.8 Sporen in- en uitschakelen .........................................................................................................................46
Sporen uitschakelen (Track Mute) ...........................................................................................................................46
Spoor geïsoleerd beluisteren (Solo) .......................................................................................................................... 46
Eén spoor uitschakelen (Minus One) ....................................................................................................................... 47
5.9 Naar een gemarkeerde positie springen (Mark Jump) ..............................................................................47
Marker plaatsen en er naartoe springen ...................................................................................................................47
Marker wissen ............................................................................................................................................................47
Marker verplaatsen ....................................................................................................................................................47
Markers automatisch op de juiste plaats zetten ....................................................................................................... 47
“Muzikaal” springen ..................................................................................................................................................48
5.10 Ononderbroken weergave van songs (Chain Play) ...................................................................................48
Volgorde vastleggen ...................................................................................................................................................48
Chains weergeven ...................................................................................................................................................... 48
Chains bewaren ......................................................................................................................................................... 49
Chains laden .............................................................................................................................................................. 49
Plaats opzoeken van songs in een Chain .................................................................................................................. 49
Volgorde van songs in een Chain wijzigen ...............................................................................................................49
6
Inhoud
5.11 Song Info .....................................................................................................................................................49
6.Opnamefuncties ................................................................................................... 50
6.1 Basisinstellingen .......................................................................................................................................... 50
Metronoominstellingen .............................................................................................................................................50
Overzicht van de sporen ............................................................................................................................................50
6.2 Opname voorbereiden ................................................................................................................................50
Song Initialize .............................................................................................................................................................50
Maatsoort kiezen ........................................................................................................................................................50
Aftel voor de opname ................................................................................................................................................50
MIDI-kanaal voor opname specifiëren .....................................................................................................................51
6.3 Opnemen terwijl u speelt (Realtime) .........................................................................................................51
Realtime-opnameparameters ....................................................................................................................................51
Realtime opnemen .....................................................................................................................................................53
Auto Punch In ............................................................................................................................................................53
Manual Punch In .......................................................................................................................................................53
Tijdens de opname naar een ander spoor gaan ........................................................................................................54
Even uit opname gaan om te oefenen (Rehearsal-functie) ......................................................................................54
Data wissen tijdens het opnemen ..............................................................................................................................54
Tempowijzigingen opnemen .....................................................................................................................................55
Opname wissen (Undo/Redo) ..................................................................................................................................55
6.4 Stap voor stap opnemen .............................................................................................................................55
Noten en rusten stapsgewijs invoeren .......................................................................................................................55
Patterns gebruiken in een song .................................................................................................................................56
Invoer annuleren (Undo/Redo) ................................................................................................................................57
6.5 Songs bewaren op diskette ..........................................................................................................................57
Song bewaren .............................................................................................................................................................57
Folder aanmaken ........................................................................................................................................................58
,
7.Werken met Patterns ...........................................................................................59
7.1 Wat is een Pattern? ......................................................................................................................................59
7.2 Verschil tussen een Pattern-spoor en een Song-spoor ..............................................................................59
7.3 Waarvoor zijn Patterns nuttig? ...................................................................................................................59
Patterns in een song gebruiken .................................................................................................................................59
Patterns in een Phrase Sequence gebruiken .............................................................................................................60
7.4 Patterns weergeven ......................................................................................................................................60
7.5 Patterns kiezen uit een lijst .........................................................................................................................60
8.Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence) ...............................................61
8.1 Wat is Phrase Sequence? .............................................................................................................................61
8.2 Voorbereidingen voor Phrase Sequence ....................................................................................................61
8.3 Phrase Sequences gebruiken .......................................................................................................................62
8.4 Phrase Sequence-partijen opnemen ...........................................................................................................62
9. Arpeggiator ..........................................................................................................64
9.1 Wat is een arpeggiator? ...............................................................................................................................64
9.2 Eerste kennismaking ...................................................................................................................................64
9.3 Tempo van de arpeggio wijzigen ................................................................................................................64
9.4 Arpeggio-parameters ..................................................................................................................................64
9.5 Andere mogelijkheden ................................................................................................................................67
Arpeggio’s laten doorklinken ....................................................................................................................................67
Arpeggio’s opnemen ..................................................................................................................................................67
7
MC-80
Handleiding
10.Songs en Patterns editen ....................................................................................68
10.1 Song laden ....................................................................................................................................................68
10.2 Instellingen per song ...................................................................................................................................68
Naam van de song .....................................................................................................................................................68
Auteursgegevens toevoegen ......................................................................................................................................68
Naam van een Pattern ............................................................................................................................................... 69
10.3 Gedetailleerde wijzigingen aanbrengen (MICRO EDIT) ..........................................................................69
Nootnummers als klaviertoetsen afbeelden .............................................................................................................69
Individuele nootcommando’s beluisteren ...............................................................................................................70
Welke data ziet u in de MICROSCOPE-pagina? .....................................................................................................70
Enkel bepaalde types data afbeelden ........................................................................................................................ 71
Data wijzigen ............................................................................................................................................................. 71
Maatwijzigingen invoeren ......................................................................................................................................... 72
Tempowijzigingen invoeren .....................................................................................................................................73
Nieuwe data aanmaken (Create) ..............................................................................................................................73
Events wissen (Erase) ................................................................................................................................................74
Events verplaatsen (Move) ........................................................................................................................................ 74
Events kopiëren (Copy) ............................................................................................................................................ 74
10.4 Hele maten en sporen bewerken (Track Edit) ...........................................................................................75
Maten wissen (Erase) ................................................................................................................................................ 75
Maten verwijderen (Delete) ...................................................................................................................................... 76
Pauzes aan het begin van de song verwijderen (Truncate) ..................................................................................... 76
Maten kopiëren (Copy) ............................................................................................................................................ 77
Maten invoegen (Insert) ........................................................................................................................................... 77
Maten transponeren (Transpose) ............................................................................................................................. 78
Aanslagwaarden wijzigen (Change Velocity) ........................................................................................................... 78
Data naar een ander MIDI-kanaal sturen (Change Channel) ................................................................................79
Duur van de noten wijzigen (Gate Time) ................................................................................................................80
Twee sporen of Patterns samenvoegen (Merge) ...................................................................................................... 80
Data uit één spoor of Pattern over verschillende sporen of Patterns verdelen (Extract) ......................................80
Data verschuiven (Shift Clock) ................................................................................................................................. 81
Overbodige data wissen (Data Thin) ........................................................................................................................82
Sporen of Patterns uitwisselen (Exchange) ..............................................................................................................82
Duur van de hele song aanpassen (Time Fit) .......................................................................................................... 82
Data converteren (Modify Value) ............................................................................................................................ 83
10.5 Timing corrigeren (Quantize) ....................................................................................................................83
Wat is Quantize? ........................................................................................................................................................83
Grid Quantize ............................................................................................................................................................ 84
Shuffle Quantize ........................................................................................................................................................ 84
Groove Quantize ....................................................................................................................................................... 85
SMF als User-sjabloon gebruiken .............................................................................................................................87
SMF laden als groove-sjabloon .................................................................................................................................88
User sjablonen in sets op diskette bewaren ..............................................................................................................88
User Groove Template-bestand laden ...................................................................................................................... 88
11.Huishouding ....................................................................................................... 89
11.1 Welke media kunt u in de MC-80 gebruiken? ...........................................................................................89
Diskettes .....................................................................................................................................................................89
Zip-schijven ............................................................................................................................................................... 89
Harde schijven ........................................................................................................................................................... 89
11.2 Bestanden opslaan (Save) ...........................................................................................................................89
Welke data kunt u opslaan? ......................................................................................................................................89
Song (.SVQ)/Standard MIDI File (.MID) ................................................................................................................ 90
Chain-bestanden (.SVC) ...........................................................................................................................................90
User Groove Template-bestanden (.SVT) ............................................................................................................... 91
Configuration-bestanden (.SVF) ..............................................................................................................................91
8
Inhoud
11.3 Bestanden laden (Load) ..............................................................................................................................92
Song (.SVQ)/Standard MIDI File (.MID) ................................................................................................................92
Chains (.SVC) ............................................................................................................................................................92
User Groove Templates (.SVT) .................................................................................................................................92
Configurations (.SVF) ...............................................................................................................................................93
11.4 Songs van andere Roland-instrumenten laden .........................................................................................93
Rechtstreeks laden ......................................................................................................................................................93
Via SMF-omweg .........................................................................................................................................................93
Fragment van een bestaande song laden ...................................................................................................................93
11.5 Songs van de MC-80 op andere instrumenten gebruiken ........................................................................94
11.6 Functies die verband houden met bestanden en folders ...........................................................................94
Bestanden en folders kopiëren (Copy) .....................................................................................................................94
Bestanden en folders wissen (Delete) ........................................................................................................................94
Bestanden en folders verplaatsen (Move) .................................................................................................................95
Nieuwe naam geven aan bestanden en folders (Rename) .......................................................................................95
Nieuwe folder aanmaken (Folder) ............................................................................................................................95
11.7 Functies die verband houden met opslagmedia ........................................................................................96
Inhoud van een schijf bekijken (Disk Info) ..............................................................................................................96
Andere naam geven aan een schijf (Volume Label) .................................................................................................96
Schijf kopiëren (Disk Copy) ......................................................................................................................................97
Diskette formateren (Format) ...................................................................................................................................97
Schrijfbeveiliging in- en uitschakelen .......................................................................................................................98
11.8 Interne of externe schijven toevoegen ........................................................................................................98
Extra schijf inbouwen ................................................................................................................................................98
Externe schijven .........................................................................................................................................................99
,
12.Globale instellingen voor de MC-80 .................................................................101
12.1 Opgelet bij het uitschakelen ......................................................................................................................101
12.2 Contrast van het display aanpassen ..........................................................................................................101
12.3 Wat is een Configuration-bestand? ..........................................................................................................101
12.4 Voetschakelaars gebruiken .......................................................................................................................102
Basisinstellingen .......................................................................................................................................................102
12.5 MIDI-data filteren .....................................................................................................................................103
12.6 Metronoominstellingen ............................................................................................................................ 103
Voorrang geven aan MIDI-kanaal 10 .....................................................................................................................104
13.Werken met de interne klankgenerator (VE-GS Pro) ........................................105
13.1 VE-GS Pro installeren ...............................................................................................................................105
13.2 Demosongs van de VE-GS Pro beluisteren ..............................................................................................106
13.3 Structuur van de VE-GS Pro ....................................................................................................................106
13.4 VE-GS Pro initialiseren .............................................................................................................................106
13.5 Globale instellingen zenden ......................................................................................................................107
Toonhoogte ..............................................................................................................................................................107
Transpositie ..............................................................................................................................................................107
13.6 Instellingen per Part ..................................................................................................................................107
Programmakeuze .....................................................................................................................................................107
Volume .....................................................................................................................................................................107
Stereopositie .............................................................................................................................................................107
Diepte van de Reverb ...............................................................................................................................................108
Diepte van de Chorus ..............................................................................................................................................108
Diepte van de Delay .................................................................................................................................................108
Transpositie ..............................................................................................................................................................108
Parts uitschakelen .....................................................................................................................................................108
9
MC-80
Handleiding
13.7 Tones editen ..............................................................................................................................................108
Afsnijfrequentie (TVF CutOff) ...............................................................................................................................108
Resonantie (TVF Reso) ...........................................................................................................................................108
Attack Time (TVF&TVA Attack) ...........................................................................................................................108
Decay Time (TVF&TVA Decay) .............................................................................................................................108
Release Time (TVF&TVA Release) ......................................................................................................................... 109
Vibrato Rate (Vib Rate) .......................................................................................................................................... 109
Vibrato Depth (Vib Depth) ....................................................................................................................................109
Vibrato Delay (Vib Delay) ......................................................................................................................................109
13.8 Effecten gebruiken .....................................................................................................................................109
Effecten in- en uitschakelen .................................................................................................................................... 109
Effecttype kiezen ......................................................................................................................................................109
13.9 Instellingen van de VE-GS Pro bewaren ..................................................................................................110
13.10 VE-GS Pro als externe klankgenerator gebruiken ...................................................................................111
Klankmodule met 32 Parts ......................................................................................................................................111
Klankmodule met 16 Parts ......................................................................................................................................111
14.MC-80 combineren met externe instrumenten .................................................112
14.1 Combinatie met MIDI-klavier en externe klankmodule ........................................................................112
MIDI-klavier zonder Local Control gebruiken ..................................................................................................... 112
Verbinden met twee externe klankmodules ...........................................................................................................113
Verbinden met drie of meer klankmodules ........................................................................................................... 113
Instellingen van een externe module bewaren in de MC-80 .................................................................................113
14.2 Synchroniseren met een andere sequencer ..............................................................................................114
Externe sequencer volgt het tempo van de MC-80 ................................................................................................ 114
MC-80 volgt het tempo van de externe sequencer ................................................................................................ 114
14.3 MC-80 synchroniseren met recorders uit de Roland VS-serie ...............................................................114
Synchroniseren met songs die geen tempowijzigingen bevatten ..........................................................................114
Synchroniseren met songs die temposprongen bevatten ...................................................................................... 116
Synchroniseren met songs die continue tempowijzigingen bevatten ................................................................... 116
14.4 MIDI Clock, MTC, MMC…? ...................................................................................................................116
MIDI Clock versus MTC .........................................................................................................................................117
MMC? ...................................................................................................................................................................... 117
Parameters op de “SYNC”-pagina .......................................................................................................................... 118
15.Appendix .......................................................................................................... 119
15.1 Mogelijke problemen ................................................................................................................................119
15.2 Foutmeldingen ..........................................................................................................................................121
15.3 Wat is SCSI? ...............................................................................................................................................124
Aansluitingen en kabels ........................................................................................................................................... 124
Terminator ...............................................................................................................................................................124
SCSI ID ..................................................................................................................................................................... 124
15.4 MIDI-implementatie................................................................................................................................ 125
15.5 Specificaties............................................................................................................................................... 126
Index ..................................................................................................................... 127
10
Voorzieningen op de panelen
1.
1.1 Frontpaneel
Voorzieningen op de panelen
2
1
3
11
10 12
13 14
20
21
24
25
22
15
26
35
4
9
17
16
27
23
18
28
29
7
5
8
6
30
31
32
33
19
34
36
1) EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de interne klankge­nerator (enkel wanneer u een VE-GS Pro Voice Expansion Board hebt geïnstalleerd (zie blz. 105).
2) [TEMPO/BEAT]-knop
Hiermee schakelt u het spoor waarop tempowijzi­gingen worden opgenomen (het “tempo-spoor”) in en uit. Tijdens het editen schakelt u hiermee tussen het Tempo-spoor en het Beat-spoor (in dit laatste worden veranderingen van maatsoort opgeslagen).
Opmerking:
knop steeds op. Aan het begin van een song bevindt zich namelijk per definitie informatie over het tempo en de maat­soort.
3) [PATTERN]-knop
Druk hierop als u Patterns wilt weergeven, opnemen of editen.
Na het inschakelen van de MC-80 licht deze
4) [TRACK]-knoppen [1]~[16]
Hiermee kiest u welke sporen u wilt opnemen of wel­ke sporen u al dan niet wilt horen tijdens de weerga­ve.
5) [SOLO]-knop
Druk hierop om een spoor apart te beluisteren (zie blz. 46).
6) [MINUS ONE]-knop
Druk hierop om de Minus One partij uit te schakelen (zie blz. 47).
7) [ARPEGGIATOR]-knop
Hiermee schakelt u de Arpeggiator in en uit (zie blz. 64).
8) [PHRASE SEQUENCE]-knop
Hiermee schakelt u de Phrase Sequencer-functie in. Deze knop heeft ook een functie bij het editen van parameters (zie blz. 61).
11
MC-80 Handleiding
9) Display
Hierin worden de namen van Songs en Patterns afge­beeld. Tijdens het editen krijgt u bovendien nuttige afbeeldingen en teksten te zien.
10)[TOOLS]-knop
Onder deze knop zitten de hulpfuncties, MIDI- en disk-verwante functies en algemene instellingen.
11)[F1]~[F6] knoppen
Deze knoppen kunnen verschillende functies heb­ben, naar gelang de inhoud van het display. De namen van de huidige functies worden steeds onder­aan in het display afgebeeld.
12)[EXIT (UNDO/REDO)]-knop
Door één keer op deze knop te drukken keert u terug naar het vorige scherm. Blijft u drukken, dan komt u uiteindelijk terecht in het sequencer-scherm.
In combinatie met [SHIFT] wordt dit een Undo/ Redo-knop, waarmee u opnames/wijzigingen kunt annuleren of herstellen (zie blz. 35).
13)[SEQUENCER]-knop
Druk hierop als u songs wilt weergeven, opnemen en editen.
14)[CHAIN PLAY]-knop
Hiermee gaat u naar de Chain Play-functie, waarmee u kunt bepalen in welke volgorde de songs worden weergegeven.
15)[BEAT]-indicator
Deze indicator knippert in de maat van de song.
16)[TRANSPOSE]-knop
Druk op deze knop als u de song in een andere toon­aard wilt weergeven.
17)[TEMPO]-knop
Druk hierop als u het tempo van de song wilt wijzi­gen (zie blz. 43).
18)[SELECT]-knop
Druk hierop als u songs of Chain Play-bestanden wilt kiezen.
19)[VALUE]-regelaar
Hiermee kunt u snel waarden van parameters e.d. wijzigen. Wilt u iets preciezer inregelen, dan kiest u best voor de [INC/+][DEC/-]-knoppen.
20)[TOP]-knop
Druk hierop om naar het begin van een Song of Pat­tern te gaan (zie blz. 41).
21)[BWD]-knop
Druk hierop om naar de vorige maat in een Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één maat terug; door de knop ingedrukt te houden spoelt u doorlopend terug (zie blz. 41).
22)[FWD]-knop
Druk hierop om naar de volgende maat in een Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één maat vooruit; door de knop ingedrukt te houden spoelt u doorlopend vooruit (zie blz. 41).
23)[END]-knop
Druk op deze knop om naar het einde van een Song of Pattern te gaan (zie blz. 41).
24)[STOP]-knop
Druk hierop om de opname of weergave te stoppen (zie blz. 41).
25)[PLAY]-knop
Hiermee start u de weergave van een Song of Pattern (zie blz. 41).
26)[REC]-knop
Hiermee start u de opname van een Song of Pattern (zie blz. 41).
27)[REPEAT]-knop
Druk hierop om de Repeat-functie te activeren (zie blz. 45).
28)[SHIFT]-knop
Bepaalde knoppen hebben een tweede functie, die u aanspreekt door ze tegelijk met [SHIFT] in te druk­ken.
29)MARK JUMP [1]~[4] knoppen
Hiermee kunt u posities markeren of naar gemar­keerde posities springen (zie blz. 47).
30)[TAP]-knop
Tik in de maat van de song op deze knop om het tempo in te stellen (zie blz. 43).
31)[CURSOR]-knoppen
Hiermee beweegt u de cursor in het scherm (zie blz. 34).
32)[INC/+][DEC/-]-knoppen
Hiermee kunt u songs kiezen en parameterwaarden wijzigen. Druk op [INC/+] om een hogere waarde te kiezen en op [DEC/-] om een lagere waarde te kiezen (zie blz. 34).
33)Numeriek toetsenblok
Ook hiermee kunt u songs kiezen en waarden wijzi­gen. Vergeet niet op [ENTER] te drukken nadat u de gewenste waarde hebt ingetikt (zie blz. 34).
34)[ENTER]-knop
Hiermee voert u dus de waarden in die u met het numerieke blok hebt gespecifieerd (zie blz. 34).
35)Disk drive
Steek hier diskettes in die muziekdata bevatten (zie blz. 89).
36)Uitsparing voor drives
Hierin kunt u een Zip drive (ZIP-EXT-2S, los ver­krijgbaar) of een harde schijf (HDP-88, los verkrijg­baar) installeren (zie blz. 89).
12
1.2 Achterpaneel
Voorzieningen op de panelen
2
1
1) [POWER]-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-80 in en uit.
Opmerking:
steeds de procedure zoals beschreven op blz. 101.
Schakel de MC-80 nooit zo maar uit – volg
2) AC IN
Verbind de bijgeleverde stroomkabel met deze ingang (zie blz. 15).
3) MIDI IN 1/IN 2 connectors
Sluit hier de uitgangen van externe MIDI-keyboards en -klankmodules op aan (zie blz. 37).
4) MIDI THRU-connector
Deze uitgang levert een ongewijzigde kopie van het signaal dat via MIDI IN wordt ontvangen.
5) MIDI OUT1/OUT 2 connectors
Verbind deze connectors met de MIDI-ingangen van externe klankmodules, samplers, hard disk recor­ders, enz. (zie blz. 37).
6) SCSI-slot
Hierin kunt u de (los verkrijgbare) SCSI-aansluiting (VS4S-1) installeren (zie blz. 99).
7) FOOT SW-connector
Hier kunt u een voetschakelaar (bijvoorbeeld een DP-2, los verkrijgbaar) op aansluiten (zie blz. 102).
8) CLICK LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de metronoomklik.
9) OUTPUT (R/L (MONO))-connectors
Als u een VE-GS Pro Voice Expansion Board hebt geïnstalleerd kunt u het geluid daarvan via deze con­nectors naar een mengtafel e.d. sturen (zie blz. 105).
10)PHONES-uitgang
Hierop kunt u een hoofdtelefoon aansluiten, waar­mee u de metronoom van de MC-80 of het geluid van het VE-GS Pro Voice Expansion Board kunt beluisteren.
Opmerking:
naal van de OUTPUT (R/L (MONO))-connectors niet onderbroken.
Als u een hoofdtelefoon aansluit wordt het sig-
11)Bevestiging voor veiligheidsslot
Hierop kunt u een in de handel verkrijgbaar veilig­heidsslot (bv. Kensington) bevestigen. Deze aanslui­ting is compatibel met het Kensington Micro Saver systeem.
3 4
6
7
5
Opmerking:
handelsmerken van Kensington Microware Limited. © 1999 Kensington Microware Limited. Kensington Microware Limited 2855 Campus Drive San Mateo, CA 94403 U.S.A. www.kensington.com
Microsaver en Kensington zijn geregistreerde
CAUTION
8
9 10
11
13
MC-80 Handleiding
MC-80
MIDI OUT
MIDI IN1
MIDI-klavier (zonder klankgenerator)
AC IN
naar stopcontact
OUTPUT
Actieve luidsprekers, hoofdtelefoon, enz.
Aan de slag
2.
In dit hoofdstuk nemen we u in sneltreinvaart mee langs de voornaamste functies van de MC-80, zodat u binnen de kortste keren een stukje muziek kunt opnemen en weergeven. We raden u echter aan achteraf ook tijd te maken voor de overige hoofdstukken, dan ontdekt u waarschijnlijk heel wat creatieve mogelijkheden die u op het eerste zicht niet had vermoed. Maar laten we eerst eens kijken hoe u één en ander moet…
2.1 Aansluiten en bedienen
We gaan hier uit van een relatief simpele opstelling. Voor complexere scenario’s met veel MIDI-instru­menten verwijzen we naar blz. 112.
Opmerking:
is dat u best alle volumes in de minimumstand zet en alle instrumenten uitschakelt voor u aansluitingen maakt, veran­dert, enz. We raden u aan deze regel ook in het geval van de MC-80 toe te passen.
Voorbeeld 1: U gebruikt een MIDI-klavier (zonder interne klankgenerator) en een externe klankmodule
Een standaardregel bij electronische apparatuur
MIDI-klavier (zonder klankgenerator)
MIDI OUT
Klank­module
AC IN
MIDI OUT 1MIDI IN 1
MIDI IN
dule. De MIDI-data leggen dus de volgende weg af: klavier sequencer (MC-80) klankmodule.
Audiokabels
U wilt uiteraard ook iets horen, daarom moet u de klankmodule middels audiokabels verbinden met een versterker+luidspreker(s).
Voorbeeld 2: U gebruikt een MIDI-klavier (zonder interne klankgenerator) en de VE-GS Pro kaart
MIDI-verbindingen
MIDI hebt u zeker nodig. Tenslotte wordt via deze verbinding alles wat u op uw klavier speelt naar de MC-80 gestuurd. Bij de weergave stuurt de MC-80 de opgenomen data naar een klankbron; in het bovenstaande scenario is dat een externe klankmo-
14
naar stopcontact
MC-80
Actieve luidsprekers, hoodtelefoon, enz.
MIDI-verbindingen
De klankgenerator uit het vorige voorbeeld zit dit keer in de MC-80, dus hoeft u enkel het klavier met de MC-80 te verbinden.
VE-GS Pro installeren
Op blz. 105 laten we zien hoe u de VE-GS Pro moet installeren. Deze instructies vindt u overigens ook in de handleiding die bij de VE-GS Pro wordt geleverd.
Aan de slag
Opmerking:
boord, daarbij hoeft u dus niets te installeren.
Een MC-80EX heeft reeds een VE-GS Pro aan
Audiokabels
In dit geval moet u de OUTPUT L(MONO)/R-con­nectors op het achterpaneel van de MC-80 verbin­den met de versterker, luidsprekers, enz.
Voorbeeld 3: U gebruikt een MIDI-klavier met interne klankgenerator
MIDI-klavier (met klankgenerator)
MIDI OUT
AC IN
Klaviergedeelte
MIDI IN
MIDI OUT1MIDI IN1
Klankgedeelte
GM en GS
Wat is General MIDI System?
General MIDI System (kortweg GM) is een aanvul­lende norm voor de MIDI-standaard, die door de Japanese MIDI Standards Committee en de Ameri­kaanse MMA (MIDI Manufacturers’ Association) officieel wordt ondersteund.
Maar MIDI is toch al een algemene norm, denkt u nu? Het antwoord hierop is “ja en nee”. Natuurlijk worden de opgenomen MIDI-data door gelijk welke klankbron aanvaard en uitgevoerd. Er is echter één belangrijk probleem. Vroeger hield iedere fabrikant van muziekinstrumenten er een eigen geheugenin­deling op na, met als gevolg dat klankgeheugen 3 van het ene instrument een bas bevatte, terwijl dat bij een andere een trompet was.
De specificaties van General MIDI zorgen echter dat u een sequence (een stuk dat u met een sequencer hebt opgenomen) op gelijk welk GM compatibel instrument kunt afspelen. Er zijn weliswaar nog ver­schillen tussen de geluiden onderling, maar er zijn geen (onaangename) verrassingen meer.
MC-80
Actieve luidsprekers,
naar stopcontact
hoofdtelefoon, enz.
Ook hier kunnen we analogie met voorbeeld 1 nog eens bovenhalen, zij het dat ditmaal de klankgenera­tor in het klavier zit. Dat levert automatisch het vol­gende probleem op: het klavier en de klankgenerator van het MIDI-keyboard zijn normaal intern met elkaar verbonden, anders zou u niets horen als u speelde. Die verbinding kunt u bij de meeste instru­menten echter opheffen (we spreken dan van “Local Off” in tegenstelling tot “Local On”). Dat is in het bovenstaande aansluitschema ook nodig, want anders krijgt de interne klankgenerator tweemaal dezelfde noten voor de kiezen: éénmaal vanuit het klavier en éénmaal via de MC-80. De functie die ver­antwoordelijk is voor het opheffen van de verbinding tussen klavier en klankgedeelte heet “Local Control” of “Local Switch”. Zowel de precieze naam van de functie als de procedure om ze in te stellen verschil­len van fabrikant tot fabrikant, raadpleeg dus best even de handleiding van het instrument waarmee u werkt.
Werkt u met een instrument dat niet over een “Local Control”-parameter beschikt, zie dan blz. 112.
Wat is het Roland GS formaat?
Het GS formaat gaat nog iets verder dan GM. Ook de functies voor het wijzigen van de parameters worden namelijk gestandaardiseerd, net zoals de parameters voor het instellen van de effecten en de aard van de MIDI-commando’s die een GS-compatibel instru­ment moet kunnen uitvoeren.
In de regel kan een GS-compatibel instrument alle GM-commando’s aan. Vandaar dat op de behuizing van een GS-instrument naast het GS logo ook het GM logo pronkt (dat is bv. het geval op de MC-80).
Bij de dingen die alleen in het GS formaat kunnen, horen parameters voor het editen van klanken en de effecten (Chorus en Reverb) en ook een aantal gege­vens i.v.m. de manier waarop een klankbron op MIDI-commando’s reageert. Elk instrument dat voorzien is van het GS logo, kan natuurlijk ook sequences in het GS formaat weergeven (sequences die speciaal voor GS-klankbronnen gemaakt zijn). Instrumenten die van beide logo’s voorzien zijn (zoals de MC-80) kunnen zowel GM als GS data zon­der problemen weergeven.
MC-80 inschakelen
Respecteer bij het inschakelen steeds de volgorde die we hieronder aangeven, anders riskeert u luidspre­kers e.d. te beschadigen.
1) Controleer voor het inschakelen de volgende pun­ten:
15
MC-80 Handleiding
Informatie over wat u speelt
Houd [SHIFT] inge­drukt en druk op 1.
De data wor­den ontvangen op kanaal 1.
Houd [SHIFT] inge­drukt en druk op 2.
Houd [SHIFT] inge­drukt en druk op 3.
While holding down [SHIFT], press 16.
De data wor­den ontvangen op kanaal 2.
De data wor­den ontvangen op kanaal 3.
De data wor­den ontvangen op kanaal 16.
Piano
Gitaar
Bas
Piano
Klankgenerator
Zorg dat alle apparaten correct zijn aangesloten.
Zet de EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar of het volume van de aangesloten mixer in de mini­mumstand.
Zorg dat er geen diskette in de drive zit.
2) Schakel eerst de externe klankgenerator in en ver­volgens de MC-80.
Na enkele seconden komt u in de SONG PLAY-pagi­na terecht.
Achterpaneel van de MC-80
Na enkele seconden
3) Schakel de versterker in.
4) Speel op het klavier of start een demosong (zie blz. 17) en stel vervolgens een aangenaam luister­volume in op de externe klankgenerator.
5) Maakt u gebruik van de VE-GS Pro, kies dan met de EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar het gewenste volume.
3) In het display verschijnt nu “The MC-80 may now be shut down safely”. U mag nu op de POWER­schakelaar drukken om de MC-80 uit te schakelen.
Opmerking:
zetten tijdens de opname of weergave. In voorkomend geval moet u eerst op [STOP] drukken.
De Shut Down-procedure kunt u niet in gang
MIDI-kanalen selecteren
De data die de MC-80 verlaten doen dat via een bepaald MIDI-kanaal. Het nummer van dat kanaal bepaalt door welke aangesloten klankmodule de par­tij wordt weergegeven. De meeste klankmodules kunnen tegenwoordig verschillende klanken op ver­schillende MIDI-kanalen weergeven. We spreken dan van multitimbrale instrumenten (ook de VE-GS Pro kaart behoort hiertoe). In de praktijk beschikt u dan over bv. 16 onafhankelijke klankbronnen in één instrument.
Laten we bij wijze van voorbeeld even aannemen dat u een klankmodule gebruikt die op dit moment een pianoklank heeft klaarstaan op kanaal 1. Om die aan te spreken moeten we de MC-80 op kanaal 1 laten zenden:
Opmerking:
MC-80 gebeurt natuurlijk ook over een bepaald zendkanaal, maar daar houden we ons nu even niet mee bezig).
De communicatie van het klavier naar de
Opmerking:
Kies steeds een redelijk luistervolume. Zo houd u uw buren te vriend en vermijd u schade aan versterkers, luid­sprekers maar vooral aan uw oren!
Opgelet bij het uitschakelen
De MC-80 is geen instrument wat u zo maar op gelijk welk moment mag uitschakelen door op de [POWER]-schakelaar te drukken. U moet steeds de hieronder beschreven procedure volgen, anders is het mogelijk dat u data verliest of de diskette/disk drive beschadigt.
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [STOP].
Het display vraagt dat u uw keuze bevestigt. Druk op [F6 (SHUTDOWN)] om de procedure uit te voeren of op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt.
Opmerking:
matisch uitgeworpen.
2) Zodra het display “Please remove the floppy disk” meldt drukt u op de uitwerpknop en neemt u de diskette uit de drive.
Zip-diskettes worden bij het uitschakelen auto-
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de TRACK­knop [1].
16
Navigeren binnen de MC-80
De SONG PLAY- en QUICK PLAY-pagina’s van de MC-80 vormen een soort uitvalsbasis van waaruit u de meeste functies kunt aanspreken.
Naam van de display-pagina
Bent u op een bepaald moment het noorden kwijt, dan kunt u steeds terugkeren naar deze pagina’s door herhaaldelijk op [EXIT] te drukken. Vanuit sommi­ge pagina’s kunt u hiervoor ook de [SEQUENCER]­knop gebruiken.
Contrast van het display aanpassen
Als het display slecht leesbaar is heeft dat in de regel te maken met de intensiteit en invalshoek van het omgevingslicht. In voorkomend geval kunt u het contrast van het display aanpassen door de [CHAIN PLAY]-knop ingedrukt te houden en aan het [VALUE]-wiel te draaien.
Aan de slag
1 3
4
2
1) Druk op [SELECT].
2) Steek de bijgeleverde diskette met demosongs in de drive, zorg daarbij dat het label zich aan de boven­kant bevindt. Als u een “klik” hoort zit de diskette goed.
Uitwerpknop
Label
2.2 (Demo)songs beluisteren
Song weergeven
Hieronder laten we zien hoe u de MC-80 songs kunt laten weergeven. Uiteraard geldt deze procedure niet enkel voor de demosongs, maar het is wel handig om die songs (op de bijgeleverde diskette) als “lesmateri­aal” te gebruiken.
De songs op de diskette werden opgenomen volgens de GM (General MIDI) specificaties. Het is dus wel zo handig als u een GM-compatibele klankmodule gebruikt om een en ander uit te proberen. Werkt u met een VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro dan is het helemaal feest, want de diskette bevat een aantal songs die speciaal op maat van deze instrumenten zijn gesneden (inclusief effectinstellingen e.d.).
Opmerking:
blz. 18.
Meer details over de demosongs vindt u op
Na enkele ogenblikken verschijnt een lijst met songs op het scherm.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste song blz. 18.
4) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
Hieronder ziet u wat u met de overige transport­knoppen kunt doen.
Deze indicator geeft het tempo van de weergave aan.
Hiermee gaat u naar de vorige maat.
Hiermee gaat u naar het begin van de song.
Hiermee stopt u de sequencer.
Mogelijke problemen
Hiermee start u de weergave.
Hiermee gaat u naar de volgende maat.
Hiermee gaat u naar het einde van de song.
Hiermee kunt u opnemen.
De externe klankmodule brengt geen geluid voort
Hebt u alle MIDI-verbindingen correct aangesloten (blz. 14)?
Hebt u de klankmodule wel verbonden met een mixer, versterker, enz.?
Misschien gebruikt u een defecte kabel?
Staat het volume van de klankmodule, de mixer, ver­sterker enz. wel open?
17
MC-80 Handleiding
De VE-GS Pro brengt geen geluid voort
Hebt u de VE-GS Pro op de juiste manier geïnstal­leerd (zie blz. 105)?
Staat de EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar misschien in de minimumpositie?
De klanken kloppen niet
Gebruikt u wel een GM/GS-compatibele klankmo­dule?
Hebt u in uw klankmodule de GM/GS-mode geko­zen?
Overzicht van de demosongs
Nr. Song-naam Bestandsnaam Componist
1 Ac. Piano Solo 1 01PIANO1.MID Tohru AKI 2 Ac. Piano Solo 2 02PIANO2.MID Tohru AKI 3 Ac. Piano Solo 3 03PIANO3.MID Tohru AKI 4 Piano + Rhythm 04PIANOD.MID Idecs 5 Rhodes + Effect 05EPIANO.MID Idecs 6 Organ + Rotary 06ORGANA.MID Idecs 7 Organ + Rhythm 07ORGANB.MID Music Brains 8 Accordion Demo 08ACDION.MID Team-khy 9 Nylon Gtr. Solo 09NYLON1.MID Music Brains 10 Steel Gtr. Solo 10STEEL1.MID Music Brains 11 Guitar EFX Menu 11GT_EFX.MID Idecs 12 Distortion Gtr. 12DISTG1.MID Music Brains 13 Wah Guitar Demo 13WAH_G .MID Music Brains 14 Funk Guitar 14FUNKG1.MID Music Brains 15 Jazz Guitar 15JAZZG1.MID Music Brains 16 Blues Guitar 16BLUSG1.MID Music Brains 17 Bass Demo 17BASS .MID Naoki Matsuura 18 Choir Demo 18CHOIR .MID Idecs 19 Strings Quart 19STRING.MID Team-khy 20 Str.s Ensemble 20STENS1.MID Team-khy 21 Orchestra 21OCHSTR.MID Team-khy 22 Alto&Tenor Sax 22SAX1 .MID Music Brains 23 TP & TB 23BRASS1.MID Music Brains 24 Samba & Salsa 24LATIN .MID Idecs 25 Japanese 25JAPAN .MID Idecs 26 Chinese 26CHINA .MID Team-khy 27 Lo-Fi Dance 27LOFI_D.MID Idecs 28 Lo-Fi Jazz 28LOFI_J.MID Idecs 29 Lo-Fi Synth 29LOFI_S.MID Music Brains 30 Synth+Humanizer 30SYN_H1.MID Idecs 31 Demo for VE-GS 31DEMO_A.SVQ Yuki Kato 32 Demo for GM 32DEMO_B.SVQ Yuki Kato 33 PhraseSeqDemoGS 33PSEQ_A.SVQ Yuki Kato 34 PhraseSeqDemoGM 34PSEQ_B.SVQ Yuki Kato
Nr. 1~34 : Copyright ©1999, Roland Corporation
Opmerkingen
Nrs. 1~33 en 34 zijn demosongs die speciaal voor de VE-GS Pro werden geschreven (ook geschikt voor de SC-88 Pro).
Nrs. 32 en 34 kunnen door gelijk welke GM-compatibele klankbron worden weergegeven (met een polyfonie van 64 noten of meer).
De diskette bevat ook een “Chain-bestand” (VE-GSPRO.SCV), dat een volgorde van weer te geven songs bevat. Het gaat met name om alle VE-GS Pro songs op een rijtje gezet. Zie “Chains weergeven” op blz. 48.
Deze demosongs zijn enkel bedoeld voor uw persoonlijk gebruik. Publieke vertoning, verspreiding enz. van dit materiaal mag enkel mits uitdrukkelijke toestemming van Roland Corporation.
18
Aan de slag
Tempo wijzigen
U kunt de MC-80 naar wens sneller of trager laten weergeven. Het leuke van een sequencer is dat niet – zoals bij een bandopnemer – gepaard gaat met ver­hoging resp. verlaging van de toonhoogte. Gebruikt u de sequencer bijvoorbeeld als begeleiding bij het oefenen, dan belet niets u om aanvankelijk traag te spelen en het tempo op te voeren naarmate u de par­tijen in de vingers krijgt. Nog een mogelijke toepas­sing: u neemt een moeilijke partij traag op, zodat u ze makkelijker kunt inspelen. Achteraf geeft u ze aan het normale tempo weer.
3
1
1) Druk op [TEMPO] om het tempo-venster te ope­nen.
2) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
3) Druk op [EXIT] zodra u klaar bent (het tempo-ven­ster wordt gesloten).
Opmerking:
song op diskette bewaart (zie blz. 90).
Opmerking:
kunt u opnieuw het originele tempo kiezen door op [F6] te drukken.
Deze waarde wordt mee opgeslagen als u een
Zolang u zich nog in het Tempo-venster bevindt
2
apart uitschakelen, waardoor het geen deel meer uit­maakt van de weergave. Dat gaat als volgt:
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro, kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de Track 10 (RHYTHM) knop.
De weergave van de drums wordt uitgeschakeld. De indicator op de knop knippert. Door nogmaals op deze knop te drukken schakelt u de weergave opnieuw in (de knop blijft branden).
Zelf een partij meespelen (Minus One)
Bij Minus One wordt de weergave van een spoor uit­geschakeld, maar kunt u meteen met de klank van dat spoor zelf een partij meespelen op het klavier. Een voor de hand liggende kandidaat voor deze behandeling is uiteraard het melodiespoor, maar ook andere sporen zijn mogelijk.
Druk op [F6 (RESET)].
Originele tempo (toen de song werd geladen).
Instrumenten uitschakelen
Individuele partijen uitschakelen
Een song in de MC-80 is doorgaans opgebouwd uit verschillende partijen (maximaal 16), die zich elk op een eigen spoor bevinden. Elk van die sporen kunt u
3
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro, kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de [MINUS ONE]-knop (de indicator licht op).
19
MC-80 Handleiding
3) Druk op de knop van het spoor dat u wilt uitscha­kelen.
4) Speel op het klavier dat u met de MC-80 hebt ver­bonden. U hoort nu de klank van het uitgeschakel­de spoor.
Druk nogmaals op [MINUS ONE] als u de functie wilt uitschakelen (de indicator dooft).
Spoor apart beluisteren (Solo)
Solo betekent dat u één spoor apart beluistert en de weergave van de overige sporen uitschakelt. Dat kan handig zijn als u probeert uit te vissen welk spoor welke klank weergeeft.
3
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro, kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de [SOLO]-knop (de indicator licht op).
3) Druk op de knop van spoor 10. U hoort nu enkel nog de drums.
4) Druk op de knop van spoor 2.
Nu hoort u enkel nog de bas. Zo kunt u uiteraard het hele rijtje afgaan en de sporen één voor één beluiste­ren. Wilt u opnieuw het hele arrangement horen, druk dan nogmaals op [SOLO].
2.3 Eerste opname
Nu we kennis hebben gemaakt met de voornaamste transportfuncties kunnen we ons aan een eerste opname wagen.
Verschillende opnamemethodes
De MC-80 kan op verschillende manieren opnemen. Alle beschikbare methodes komen in de onderstaande song aan bod, zo leert u meteen de mogelijkheden kennen.
De baspartij nemen we noot voor noot op.
2
De melodie kunnen we nu "live" inspelen omdat we intussen een begeleiding van drums
3
en bas hebben.
De eerste maat blijft leeg omdat hier de klankkeuze-data voor de toongenerator
4
worden opgenomen.
De drums bestaan ten dele uit een herhalend patroon. Het volstaat dat we dit n keer opnemen en
1
achteraf kopi ren. Bovendien kunnen we individuele (foute) noten wissen, verplaatsen, enz.
20
Aan de slag
Laten we, voor alle duidelijkheid, het verloop van onze eerste opname even op een rijtje zetten:
1) We maken de nodige voorbereidingen.
2) We nemen de drums op.
3) We nemen de bas stap voor stap op.
4) We nemen de melodie op terwijl we naar drums en bas luisteren.
5) We bewaren de afgewerkte song op diskette.
Voorbereiding
Opnemen doen we steeds vanuit de SONG PLAY­pagina. Daar komt u als volgt terecht:
2 1
1) Druk op [SEQUENCER].
Waarschijnlijk bevindt u zich nu reeds op de SONG PLAY-pagina, u kunt dat zien in de linker bovenhoek van het display:
plaatsen zorgt u dat bij de weergave automatisch de juiste drumset wordt gekozen.
3
5
4 2
1, 8
9
Laten we even stap voor stap bekijken hoe u zo’n programmakeuze-commando aan het begin van de song plaatst:
Ga naar de Microscope-pagina voor spoor 10
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de Microscope­pagina te gaan.
3) Druk op TRACK [10] (RHYTHM) om naar de pagi­na voor spoor 10 te gaan.
Aangezien er nog niets is opgenomen blijft het scherm voorlopig leeg.
6 7
2) Blijkt er linksboven “QUICK PLAY” te staan, druk dan op [F1 (INT SONG)] om naar de SONG PLAY­pagina te gaan.
Drums opnemen (Realtime opname)
Beginnen met de drums is een logische keuze: zo hebt u straks meteen een ritmische referentie waar­over u de andere partijen kunt inspelen.
Drum Set kiezen
De meeste klankmodules hebben verschillende “drumkits” aan boord, gaande van een akoestisch jazz-setje tot de vette beats van een vintage drumma­chine. De MC-80 kiest deze sets op dezelfde manier als hij bv. een piano- of basklank kiest, namelijk mid­dels MIDI-programmakeuzecommando’s. Door het relevante commando aan het begin van een song te
Voer het programmakeuze-commando in
4) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de pagina te gaan waarin u het type data kunt kiezen.
5) Plaats de cursor op Program Change.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Hiermee voegt u een programmakeuze-commando in op 1-1-0 (het begin van de eerste tel van de eerste maat).
7) Plaats de cursor op “q Prog” en kies met het [VALUE]-wiel “9”.
U hebt nu een programmakeuze ingevoerd die “9[Room]” kiest.
8) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de SEQUENCER-pagina.
21
MC-80 Handleiding
Hiermee zorgt u dat er — vanaf maat 2 — vier maten worden herhaald, zodat u "in een lus" kunt opnemen.
Hiermee zorgt u dat er voor het begin van de opname n maat wordt afgeteld.
Hiermee specifieert u dat de nieuwe noten die u bij iedere herhaling speelt bij de vorige noten worden gevoegd, zodat bv. de basdrum niet wordt gewist door de snare-drum die u er bij het volgende "rondje" aan toevoegt.
Rec Mode: Mix
Hiermee schakelt u de automatische timing-correctie (quantisering) uit.
Qntz: OFF
Tempo:
Loop/Punch: Loop (4 Meas)
Count in: 1 Meas
Hiermee stelt u het tempo in.
1
3
<Drum>
Hi-Hat
Middentom
Lage tom
Snare
Basdrum
Gesloten Hi-Hat Open Hi-Hat
Hoge tom
Middentom
Lage tom
Basdrum
Snare
Zend de programmakeuze naar de klankgenera­tor
9) Druk op [TOP] en vervolgens op [PLAY].
De song wordt nu vanaf maat 1 weergegeven en de programmakeuze wordt naar de klankmodule gezonden. Als alles goed gaat merkt u nu dat deze laatste Drum Set nr. 9 kiest.
Voorbereidingen voor “realtime” opnemen
3, 5
6
1 2 4
7
Opmerking:
Op dit moment zijn alle sporen nog gekoppeld aan het MIDI-kanaal met hetzelfde nummer, dus spoor 1 aan kanaal 1 enz. We kiezen dan ook spoor 10 omdat GM/ GS-compatibele klankmodules de drums in de regel aan kanaal 10 toewijzen.
7) Maak de onderstaande instellingen. Plaats eerst de cursor op een parameter en kies vervolgens met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
Realtime opnemen
Nu we de nodige voorbereidingen hebben getroffen kunnen we gaan opnemen.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de sequencer­pagina te gaan.
2) Ga met [BWD] en [FWD] naar het begin van de tweede maat (we beginnen pas op te nemen vanaf maat 2 omdat maat 1 de programmakeuze van daarnet bevat).
3) Draai de [CLICK LEVEL]-regelaar op het achterpa­neel naar de stand “0”.
THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
4) Druk op [REC] om de MC-80 klaar te maken voor opname.
5) Kies nu met de [CLICK LEVEL]-regelaar een aan­genaam metronoomvolume.
6) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de TRACK [10] (RHYTHM) knop.
U hebt nu spoor 10 voor opname geselecteerd. Als u nu op het klavier speelt zou u drumklanken moeten horen.
22
CAUTION
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
1) Druk op [PLAY].
De metronoom telt één maat af, daarna mag u begin­nen drummen. Hieronder ziet u welke drumklanken volgens de GM/GS-standaard aan welke toetsen zijn toegewezen.
Het staat u uiteraard vrij om een drumpartij op te bouwen zoals u dat het liefst doet, maar laten we voor dit voorbeeld even beginnen met een basdrum­snare patroon. Niet vergeten op de metronoom te letten!
Zoals u merkt keert u na het einde van maat 5 auto­matisch terug naar het begin van maat 2 en hoort u wat u daarnet hebt gespeeld. Dat geeft u de kans om de…
2) …hi-hat, toms enz. op te nemen.
Aan de slag
Bij iedere herhaling kunt u een partij toevoegen, die bovenop de aanwezige partijen wordt gestapeld.
3) Zodra de drumpartij naar wens is mag u op [STOP] drukken.
Hebt u een foutje gespeeld of bent u niet tevreden met de opname? Lees dan even verder, want hieron­der leggen we uit hoe u fouten kunt corrigeren. Op blz. 68 laten we bovendien zien hoe u een bestaande opname nog ingrijpend kunt wijzigen.
Fouten corrigeren
Misschien vindt u uw eerste drumpogingen maar niets en wilt u ze meteen wissen. Dat kan door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [EXIT] te druk­ken. De [EXIT]-knop fungeert in dit geval als “Undo”-knop. Door nogmaals op [SHIFT]+[EXIT] te drukken herstelt u de opname die u net had gewist (Redo). In feite wisselt u dus steeds tussen de volgen­de scenario’s:
Opnemen
V r de opname Na de opname
(of Redo)
[SHIFT]+[EXIT] (Undo)
Bas opnemen (stapsgewijze opna­me)
De baspartij van ons voorbeeld is relatief eenvoudig en strak, en is daarom bij uitstek geschikt om stap voor stap (Step Time) op te nemen.
Ga naar de Microscope-pagina voor spoor 2
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [TOP] om terug te keren naar het begin van de song.
3) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCO­PE-pagina te gaan.
4) Druk op TRACK [2] (BASS) om naar de pagina voor spoor 2 te gaan.
Aangezien er nog niets is opgenomen blijft het scherm voorlopig leeg.
Voer het programmakeuze-commando in
5) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de pagina te gaan waarin u het type data kunt kiezen.
6) Plaats de cursor op Program Change.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Hiermee voegt u een programmakeuze-commando in op 1-1-0 (het begin van de eerste tel van de eerste maat).
8) Plaats de cursor op “q Prog” en kies met het [VALUE]-wiel “34”.
U hebt nu een programmakeuze ingevoerd die “Fin­gered Bass” kiest.
Basklank kiezen
Net als voor de drums zoeken we eerst een program­makeuze-commando dat aan het begin van de song de juiste basklank oproept. Bij GM/GS-klankmodu­les zitten de bassen van nummer 33~40. Kies voor ons voorbeeld nr. 34, “Fingered Bass” (misschien heeft dit nummer op uw GM/GS-module een iets andere naam, maar het gaat in principe om hetzelfde soort klank).
4 5
3
1, 8
2 9
9) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Zend de programmakeuze naar de klankgenera­tor
10)Druk op [TOP] en vervolgens op [PLAY].
De song wordt nu vanaf maat 1 weergegeven en de programmakeuze wordt naar de klankmodule gezonden. Deze laatste kiest nu “Fingered Bass” op MIDI-kanaal 2.
6 7
23
MC-80 Handleiding
Voorbereidingen voor stapsgewijs opnemen
4
3
1 2
1) Ga met [BWD] en [FWD] naar het begin van de tweede maat (we beginnen pas op te nemen vanaf maat 2 omdat maat 1 de programmakeuze van daarnet bevat).
2) Houd [SHIFT] in gedrukt en druk op [REC] om de MC-80 klaar te maken voor opname.
3) Plaats de cursor op “Track” en kies “Trk 2”. Plaats de cursor vervolgens op “Mode” en kies “Mix”.
4) Druk op [F6 (STEP REC)] om naar de gelijknamige pagina te gaan.
waarde waarmee de noot werd gespeeld (in het onderstaande voorbeeld is dat “100).
Hebt u zonet een foute noot ingevoerd, druk dan op [F3 (BACK DEL)]. De laatst ingevoerde noot wordt daarmee gewist en u bevindt zich meteen op de juiste plaats om het nog eens te proberen.
Het volgende wat we op de partituur tegenkomen is een achtste rust.
3) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/8 (e).
Aangezien het hier om een rust gaat, hoeft u hier ver­der niets te specifiëren.
Stapsgewijs opnemen
De eerste noot van de baspartij is een kwartnoot op de toets G2.
1) Plaats de cursor op “Step Time” en kies “1/4 (q )”.
2) Druk op de G2-toets.
De noot wordt ingevoerd en de teller springt één stap verder. Rechts van de nootnaam ziet u de aanslag-
4) Druk op [F5 (REST)].
U komt nu terecht op positie 2-2-240; er werd dus een achtste rust ingevoerd.
Opmerking:
lende posities onderscheiden. We spreken daarom van een “resolutie van 480 tikken per tel”. Aangezien een achtste noot een halve tel beslaat, is het dus logisch dat de teller hierboven 240 tikken vooruitgaat.
We zijn nu toe aan een koppel 16de noten (G2).
5) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/16 (x )”.
Binnen één tel kan de MC-80 nog 480 verschil-
24
Aan de slag
6) Druk twee maal op G2.
Hiermee voegt u twee G2 noten in en gaat u naar het begin van de derde tel (2-3-0).
Vervolgens voeren we een halve rust in.
7) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/2 (h )”.
8) Druk op F5 (REST).
U komt nu terecht aan het begin van maat 3 (3-1-0). U hebt nu gezien hoe het werkt – nu kunt u op eigen
9) …druk dan op [STOP] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Opmerking:
klavier. Zie hiervoor blz. 56.
Opmerking:
stap-voor-stap opnemen) kunt u de volledige opname in één klap wissen m.b.v. de Undo-functie. Dat werkt op dezelfde manier als bij Realtime opnemen (zie blz. 23).
Stapsgewijs opnemen kan zelfs zonder MIDI-
Ook bij Step Recording (de officiële naam voor
houtje de overige maten van de baspartij invoeren (tot en met maat 5). Bent u hiermee klaar…
Melodie opnemen
Nu we de basis van bas en drums hebben afgewerkt kunnen we er een melodie aan toevoegen. Gebruik hiervoor de Realtime en Step technieken die u in het voorgaande hebt geleerd.
B3
B3 C4
In het geval u Step Recording gebruikt zou h et resultaat er zo moeten uitzien:
G4 D4 C4 B3 A3 C4 A3 G3
D4
C#4
Song opslaan
Als u de MC-80 nu uitschakelt bent u alles wat we daarnet hebben gedaan kwijt. Het is daarom een beter idee een en ander even op diskette te schrijven.
Diskette formateren
Net zoals een computer houdt de MC-80 er zijn eigen systeem van databeheer op na. Dat moet eerst even aan de diskette worden meegedeeld voor u er songs e.d. op kunt schrijven. We noemen dit proces formateren.
LET OP! tijdens het formateren worden alle op de diskette aanwezige data gewist. Controleer dus steeds of de diskette die u wilt formateren geen belangrijke data bevat!
Het formateren gaat als volgt in zijn werk:
1) Zet het wisbeveiligingsnokje van de diskette in de stand “beschrijfbaar”.
Beveiligingsnokje
"Schrijven" "Veilig"
2) Steek een diskette in de disk drive.
3) Druk op [TOOLS], vervolgens op [F5 (DISKUTIL)] en tenslotte op [F6 (MENU)] om naar het DISK MENU te gaan. Hierin kiest u [F4 (FORMAT)].
U komt nu terecht in de “DISK UTILITY/9 FOR­MAT”-pagina.
25
MC-80 Handleiding
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de diskette (dit is enkel nodig wanneer u nog andere media, bv. harde schijven, op de MC-80 hebt aangesloten).
5) Druk op [F6 (FORMAT)].
6) U moet de diskette een naam geven voor u ze for­mateert. Met de cursor stapt u doorheen de ver­schillende karakters en met het [VALUE]-wiel kiest u telkens het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (FORMAT)].
Het display vraagt nu of u wel degelijk de diskette wilt formateren: “Are you sure?” Druk op F1 (CAN­CEL) als u beslist toch niet te formateren.
8) Druk op [F6 (FORMAT)].
De diskette wordt nu geformateerd. In het display kunt u de geboekte vooruitgang volgen (van 0~ 100%). Zodra de diskette is geformateerd meldt het display “Completed”.
9) Druk op [F6 (ACCEPT)].
4) Druk op F6 (MC-80).
De song wordt dan in het eigen formaat van de MC-80 opgeslagen. Kies [F4 (SMF 0)] of [F5 (SMF
1)] enkel als u bestanden met sequencers of compu­ters wilt uitwisselen, want bij deze opties wordt niet alle informatie opgeslagen die bij de “MC-80”-optie wél op de diskette belandt.
5) Geef de song een naam. Met de cursor stapt u door­heen de verschillende karakters en met het [VALUE]-wiel kiest u telkens het gewenste karak­ter.
6) Druk op [F6 (OK)] zodra de naam volledig is. U komt nu terecht in een pagina waarin u de schrijf­bestemming kunt specifiëren.
7) Druk op [F6 (SAVE)].
De song wordt op diskette geschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar de SONG PLAY-pagina.
Song wegschrijven
4,6,7
3 2
1
1) Steek een geformateerde (zie hierboven) diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [F5 (SAVE)] om naar de “FILETYPE”­pagina te gaan.
1
5
Eenvoudige editfuncties
De MC-80 biedt uitgebreide mogelijkheden om in een bestaande opname wijzigingen aan te brengen. We laten u hier kennismaken met de twee voor­naamste, de rest komt in de overige hoofdstukken van deze handleiding aan bod.
Fouten uit een opname halen (Micro Edit)
We hebben tijdens onze eerste stap-voor-stap opna­me al kennisgemaakt met de Microscope-pagina, de pagina waarin de primaire gegevens voor iedere opgenomen noot staan afgebeeld. Al die gegevens kunt u wijzigen, we spreken dan van Micro Edit.
26
Aan de slag
Om de mogelijkheden te illustreren gaan we enkele foutjes uit een opname halen.
5
4
6 3
1,7
2
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [TOP].
3) Druk op F4 (MICRO) om naar de Microscope­pagina te gaan.
4) Druk op de TRACK-knop van het spoor dat u wilt editen om naar de Microscope-pagina voor dat spoor te gaan.
lijk kleine timing-afwijkingen “rechttrekken”, zodat alles ritmisch perfect zit.
4 7
2
5,6
3 1
1) Druk op de [SEQUENCER]-knop.
2) Druk op [F2 (QUANTIZE)].
3) Druk op [F1 (GRID)] om naar de “GRID QUANTI­ZE”-pagina te gaan.
Maat, tel, tik
5) Plaats de cursor op de data die u wilt wissen.
In de linkerkolom wordt de plaats van het geluid in de song aangegeven. Zo betekent “2-3-0” dat dit geluid zich aan het begin van de derde tel van de tweede maat bevindt.
6) Door op [F2 (ERASE)] te drukken wist u de data die u met de cursor hebt geselecteerd.
7) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Timing strakker maken (Quantize)
De ene muzikant is technisch al wat beter onderlegd dan de andere, en soms is het moeilijk om een partij echt strak te spelen, terwijl die partij daar misschien wel om vraagt. In dergelijke gevallen kan de Quanti­ze-functie uitkomst bieden. Hiermee kunt u name-
Nootdata
Aanslagwaarde (playing force)
Snelheid waarmee de toets wordt losgelaten
Hoe lang de toets ingedrukt blijft
4) Druk op de TRACK [10]-knop.
Laten we de drums quantiseren.
5) Plaats de cursor op “Resolution” en kies met het [VALUE]-wiel “1/16”,
Als vuistregel bij het quantiseren geldt dat u steeds de kortste nootwaarde moet kiezen die in de partij voorkomt, in dit geval is dan een zestiende noot.
6) Plaats de cursor op “Strength” en kies met het [VALUE]-wiel “100%”,
Dit wil zeggen dat alle noten worden verplaatst naar de dichtstbijzijnde 16de nootwaarde. Blijkt dit een te mechanische feel op te leveren, kies dan een lagere Strength-waarde.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de noten te quantise­ren.
Bent u niet tevreden met het resultaat, dan kunt u de bewerking annuleren door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [EXIT] te drukken.
Dit was slechts een summiere kennismaking met de Quantize-functie. Naast de hier gebruikte Grid Quantize bestaat er nog een Groove Quantize. Die trekt de noten niet zonder meer recht, maar kan een bepaalde “feel” aan een partij verlenen door noot­waarden te verplaatsen. Verder zijn er nog mogelijk­heden om slechts een beperkt aantal maten te quan­tiseren of om de gequantiseerde partij op een ander spoor te schrijven. Meer over dit alles leest u vanaf blz. 83.
27
MC-80 Handleiding
2.4 MC-80 live gebruiken
We hebben de MC-80 heel wat functies meegegeven waarmee hij uitstekend zijn mannetje kan staan op het podium.
Met n toets kunt u complexe notenreeksen aansturen
Hiermee kunt u tijdens de weergave transponeren.
Hiermee kunt u een song "uitfaden".
Hiermee kunt u meteen naar een bepaalde maat springen.
Hiermee kunt u de volgende song al selecteren terwijl u de vorige nog speelt
Door de maat op deze knop te tikken kunt u het tempo instellen.
Tempo intikken met de [TAP]-knop
Op blz. 19 hebben we al gezien hoe u het tempo kunt wijzigen met het [VALUE]-wiel. Dit kan echter ook intuïtiever, door in de maat op de [TAP]-knop te drukken.
1 2
1) Druk op [SEQUENCER] en start de weergave (zie blz. 17).
2) Tik in het gewenste tempo een vierkwartsmaat op de [TAP]-knop. U hoort nu hoe het tempo veran­dert naarmate u sneller of trager tikt.
Opmerking:
naar de Tempo-pagina, waarin u de tempo-gegevens meer in detail kunt bekijken.
Door op de [TEMPO]-knop te drukken gaat u
Tijdens het spelen de volgende song kiezen (Next Song)
Stel: u wilt een optreden ten beste geven waarbij u niet van tevoren bepaalt in welke volgorde u de num­mers speelt, maar u wilt wél een strakke set met naadloos aansluitende songs. In dat geval biedt de “Next Song”-functie soelaas: hiermee kunt u tijdens de weergave van een song reeds de volgende song
28
Aan de slag
opzoeken, zodat die straks meteen kan worden gestart.
4
3 2
5
1) Start de weergave van een song (zie blz. 17).
2) Druk op [SELECT] om naar de SONG SELECT­pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de diskette te selecteren.
de MC-80 kunt u die song tijdens de weergave trans­poneren, tot u de passende toonaard hebt gevonden.
4
2
1) Start de weergave van een song.
2) Druk op [TRANSPOSE]. U komt terecht in de “Set­tings”-pagina.
3) Kies met [INC/+][DEC/-] of met het [VALUE]-wiel de gewenste transpositie.
Transponeren gebeurt in stappen van een halve toon (positieve waarden transponeren omhoog, negatieve omlaag).
3
4) Plaats de cursor op de naam van de song die u als volgende wilt weergeven.
5) Druk op [ENTER].
De naam van de song verschijnt in het Next-venster, zoals in de onderstaande afbeelding.
dit wordt de volgende song
Wilt u de gemaakte keuze annuleren, druk dan op [EXIT].
Opmerking:
songs vastleggen, gebruik dan de Chain Play-functie (zie blz. 48).
Wilt u toch van tevoren de volgorde van alle
Transponeren tijdens de weergave
Nog zo’n live-scenario: de zanger(es) is die dag niet goed bij stem en de toonaard waarin u song x nor­maal speelt blijkt plots te hoog. Geen probleem, met
4) Hebt u de gewenste transpositie gevonden, druk dan op [EXIT] om terug te keren naar de SONG PLAY- of QUICK PLAY-pagina.
Opmerking:
neer u de song op diskette schrijft.
De transpositie-waarde wordt onthouden wan-
Songs “uitfaden”
De MC-80 kan songs laten eindigen met een fade-out, net zoals op de plaat.
Opmerking:
combinatie met niet-GS-compatibele klankmodules.
Het is mogelijk dat deze functie niet werkt in
2, 5
4
1) Start de weergave van een song.
2) Op de plaats waar u de fade-out wilt laten beginnen houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [END].
De MC-80 start nu de fade-out.
29
MC-80 Handleiding
Stop-toets
Tamb Shaker Drum Fill Bass Vari8 Bass Vari7 Bass Vari6 Bass Vari5 Bass Vari4 Bass Vari3 Bass Vari2 Bass Vari1 Bass Basic
Clav Backing EP
Seq Hit
Organ Mute TP
Mute GT Filter
Syn Lead
Clean GT Brass2
Brass
C2
C4
C3
7.
7.
6.
6
2
3 5
1
3) Na 10 seconden hoort u niets meer.
4) Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
5) Druk nogmaals op [SHIFT]+[END] om het origi­nele volume te herstellen.
Opmerking:
niet herstellen.
Tijdens de weergave kunt u het originele volume
Moeilijke riffs, licks enz. met één toets aansturen
Naast volledige songs kunt u met de MC-80 ook kor­te frases, riffs, melodietjes enz. opnemen en aan een klaviertoets koppelen. Dat kan handig zijn voor par­tijen die u niet kunt spelen (wegens te weinig handen of gewoon te moelijk). Bovendien is er ook nog een krachtige arpeggiator aan boord die u uw akkoorden omvormt tot notenreeksen.
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
We demonstreren deze functie aan de hand van een demosong.
druk dan nogmaals op dezelfde toets of op de “stop”­toets (in dit geval is dat C2).
7) Voeg op dezelfde manier andere partijen toe.
Zoals u uit de “7”-toetsen uit de onderstaande afbeelding kunt opmaken, zijn er – naast baspatro­nen – in deze song ook nog frases voor percussie, orgel, blazers, enz. beschikbaar. Uitproberen is hier de boodschap!
Opmerking:
aan bod. Zo kunt u uw eigen frases maken en het klavier kie­zen van waaruit u de frases wilt aansturen.
Arpeggiator
Vanaf blz. 61 komen nog meer mogelijkheden
De arpeggiator van de MC-80 vormt de akkoorden die u op het klavier speelt om tot gebroken noten­reeksen. Daarbij zijn er heel wat opties aangaande maatsoort, stijl, enz.
2 5
3 4
1
1) Steek de diskette met demosongs in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [SELECT].
4) Kies met het [VALUE]-wiel “33PhraseSeqDemoGS” (werkt u met een GM­compatibele klankmodule, kies dan “34PhraseSeqDemoGM”.
5) Druk op [PLAY] om de drumbegeleiding te starten.
6) Stuur met de klaviertoetsen de basfrases aan.
30
Met de toetsen die hieronder naast “6” zijn afgebeeld kunt u een reeks baspatronen weergeven. U hoeft de toets slechts kort in te drukken, het patroon gaat daarna vanzelf verder. Wilt u het patroon stoppen,
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAY­pagina te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een TRACK­knop.
Door een spoor te kiezen kiest u meteen het overeen­komstige MIDI-kanaal.
3) Druk op [ARPEGGIATOR] (de indicator licht op).
4) Speel een akkoord op het klavier.
U hoort nu hoe het akkoord wordt omgezet in een arpeggio. Laten we nu even kijken hoe we die arpeg­gio kunnen wijzigen.
Aan de slag
5) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [ARPEGGIA­TOR] om naar de ARPEGGIO-pagina te gaan.
6) Plaats de cursor op “Style” en kies met het [VALUE]-wiel een andere Style.
7) Druk nogmaals op [ARPEGGIATOR] om de arpeg­gio uit te schakelen (de indicator dooft).
Naar een gemarkeerde maat sprin­gen (Mark Jump)
U kunt bepaalde posities in een song markeren en er dan met één knopdruk naartoe springen. Om dat te demonstreren maken we gebruik van een demosong waarin reeds dergelijke markeerpunten zijn geplaatst.
bevindt. In de onderstaande afbeelding ziet u welke posities in de demosong zijn gemarkeerd.
Hoofdthema van de song
Tussenstuk met maatwijziging
Opmerking:
neer u de song opslaat (zie blz. 26).
Gemarkeerde posities worden onthouden wan-
Herhaling van het hoofdthema
Einde
Markeringen plaatsen
We gaan nu in de song van daarnet een markering verwijderen (Mark 1 aan het begin van maat 14) en er op een andere plaats (aan het begin van het thema, maat 2) een nieuwe aanbrengen.
5
1
2 4
6
7
3
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [SELECT].
3) Steek de diskette met demosongs in de disk drive.
4) Kies met het [VALUE]-wiel “31Demo for VE-GS” (werkt u met een GM-compatibele klankmodule, kies dan “32Demo for GM”.
5) Druk op F6 (LOAD) om de song te laden.
6) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
7) Druk tijdens de weergave op MARK JUMP [1]~[4].
Aan het einde van de huidige maat springt de weer­gave naar de plaats waarop het markeerpunt zich
3 1
1) Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
Opmerking:
plaatsen, maar hier beschrijven we hoe het werkt als u de weergave stopt.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op MARK JUMP [1].
De indicator dooft om aan te geven dat deze marke­ring werd gewist.
3) Ga met [BWD] of [FWD] naar maat 2.
4) Druk op MARK JUMP [1].
De indicator licht op om aan te geven dat deze posi­tie werd gemarkeerd.
U kunt ook tijdens de weergave markeringen
2 4
Maat 14Maat 2 Maat 30 Maat 38
Als u nu tijdens de weergave op MARK JUMP [1] drukt springt u naar het begin van maat 2.
Maat 46
31
Overzicht van de MC-80
Overzicht van de MC-80
3.
In dit hoofdstuk maakt u kennis met een aantal basisbegrippen, werkwijzen, enz. die essentieel zijn voor de MC-80. Als u nog nooit met een sequencer hebt gewerkt is dit verplichte leeskost, anders raakt u in het vervolg van de hand­leiding mogelijk het noorden kwijt.
3.1 Wat kan de MC-80?
De MC-80 kadert in de rijke familietraditie van de Roland MC-serie, een serie die uitblinkt in betrouw­baarheid en veelzijdigheid. Dit zijn de voornaamste eigenschappen van de jongste telg:
Sequencer]
Uiteraard is de MC-80 in eerste instantie een sequen­cer, waarmee u muziek kunt opnemen, weergeven, editen enz.
Creatieve begeleidingsfuncties
Met de Phrase Sequencer en de Arpeggiator heeft de MC-80 goed nieuws in huis voor wie graag live speelt en improviseert.
Eigentijdse opslagmedia
Naast de vertrouwde floppy disk drive biedt de MC-80 plaats aan een optionele Zip-drive (capaciteit 100 MB per schijf, equivalent aan ±70 2HD disket­tes) of een harde schijf (capaciteit 1~2.1GB, equiva­lent aan ±730~1460 2HDdiskettes). Bovendien kunt u via het (los verkrijgbare) SCSI-interface externe Zip-drives of harde schijven aansluiten.
Opmerking:
welke capaciteit, maar kan er maximaal 2.1 GB van gebrui­ken.
Optionele interne klankgenerator
Via MIDI kan de MC-80 met externe klavieren, drumpads, gitaren, klankmodules enz. communice­ren. Bovendien kunt u uw MIDI-sporen synchroni­seren met de audiosporen die u op uw Roland VS hard disk-recorder opneemt. Installeert u de VE-GS Pro uitbreiding, dan hebt u zelfs geen externe klank­bron meer nodig.
De MC-80 herkent harde schijven van gelijk
3.2 Hoe werkt een sequencer?
Wat is een sequencer?
Een MIDI-sequencer onthoudt wat u speelt op uw MIDI-klavier, -gitaar, -drumstel, enz., inclusief de bewegingen die u uitvoert met modulatiehendels, pedalen, enz. Al deze informatie wordt opgeslagen in de vorm van MIDI-commando’s. Bij de weergave wordt deze informatie opnieuw naar de aangesloten klankmodules e.d. gezonden. Deze voeren de com­mando’s uit en imiteren dus eigenlijk wat u tijdens de opname hebt gespeeld.
Voor een goed begrip: de MC-80 neemt geen geluid op, zoals een bandopnemer dat doet, maar enkel informatie. Dat heeft verschillende voordelen: infor­matie is manipuleerbaar, dus kunt u achteraf nog beslissen dat u een bepaalde partij liever met een andere klank hoort, het geheel liever wat sneller had (zónder de toonhoogte te wijzigen), graag een extra refrein had tussengevoegd, enz. De mogelijkheden zijn eindeloos, en aangezien het geluid steeds uit de klankmodules komt gaat de geluidskwaliteit er niet bij iedere manipulatie op achteruit, zoals bij mag­neetband wel het geval is.
MC-80
Weergave van de MC-80
MIDI OUT 1 of 2
Commando’s vertellen welke toet­sen moeten worden ingedrukt enz.
Klank­module
MIDI IN
De klankmodule voert de commando’s uit
32
Overzicht van de MC-80
Wat is een spoor?
Een spoor (Track in het Engels) bevat een bepaalde partij: een melodische partij, een ritme, tempo­informatie, enz. Sporen kunt u het best vergelijken met muzikanten in een orkest: er is een bassist, een drummer, enz. Eventueel een dirigent, die u als equi­valent van het tempospoor zou kunnen zien.
De MC-80 maakt gebruik van verschillende soorten sporen:
Phrase Tracks 1~16
Deze 16 sporen bevatten instrumentale partijen (noten dus). Dat kunnen zowel melodische als ritmi­sche partijen zijn. Elk van de 16 Phrase Tracks heeft een eigen knop, waarmee u de weergave van dat spoor kunt in- of uitschakelen.
Track-knoppen
Tempo Tracks
Tempo-sporen sturen eventuele tempoveranderin­gen die u in de loop van de song wilt opnemen.
Tempo/Beat-knop
Phrase Tracks 1~16, Tempo Tracks, Beat Tracks en Patterns.
SONG (MC-80 formaat)
Spoor 1
Spoor 2 Spoor 3
Spoor 16 Tempo-spoor
Beat-spoor
Pattern
¥De weergave van de song doet beroep op de sporen 1~16 en op eventuele Tempo- of Beat-sporen. ¥Patterns zijn losse patronen die in principe los van de song staan, maar desgewenst in n van de sporen 1~16 kunnen worden geplaatst.
Opmerking:
den in een song ook markeerpunten (zie blz. 47), Repeat­instellingen (zie blz. 45) en Track Mute-instellingen opgesla­gen. Let wel: dit is enkel het geval wanneer u een song opslaat als MC-80 song. Gebruik u het Standard MIDI File-formaat, dan gaat deze extra informatie verloren.
(1~100)
Pattern 001
Naast de hierboven vernoemde informatie wor-
Phrase Sequence
Transpositie
Mark 1/2/3/4
TRK INFO
Beat Tracks
Dit spoor onthoudt de maatsoort van de song, en eventuele maatwijzigingen.
Tempo/Beat-knop
Wat is een Song?
Dat een song in het Engels een “lied” betekent weet u waarschijnlijk wel. In MC-80 jargon is een Song de verzamelde informatie voor één muziekstuk van alle
Wat is een MIDI-kanaal?
We hebben daarnet gezien dat de MC-80 volledige arrangementen kan onthouden, met voor ieder instrument een partij. Dat alles gaat via één MIDI­kabeltje naar de klankmodules, synthesizers, enz. Gelukkig werkt MIDI met verschillende kanalen, op die manier weten de klankmodules welke partij voor welk instrument bedoeld is. Zo wordt bijvoorbeeld de pianopartij op MIDI-kanaal 1 gezonden, de bas op kanaal 2, enz.
MIDI-kanaal
Als u wilt u kunt u ieder spoor data voor alle 16 MIDI-kanalen laten ontvangen. Mensen die vroeger reeds met een MC-50, MC-500 of MC-300 hebben gewerkt kunnen dus hun vertrouwde gang van zaken op deze instrumenten nabootsen (zie blz. 51).
33
MC-80 Handleiding
Druk op de functieknop voor de pagina waar u naartoe wilt gaan.
Omhoog
Omlaag
Naar links
Naar rechts
Cursor
Intern geheugen versus diskettes
Tijdens de opname bewaart de MC-80 data in zijn
[F1]~[F6]. Door op zo’n functieknop te drukken gaat u naar de overeenkomstige pagina.
interne geheugen. Ook wanneer u songs die zich op diskette bevinden wilt editen moeten die eerst in het interne geheugen worden geladen. Het resultaat van uw werkzaamheden kunt u dan opnieuw op diskette schrijven.
Opnemen/Editen
schrijven
laden
Parameterwaarden wijzigen
Alle “variabelen” die u in de MC-80 kunt instellen
Zip disk Diskette
Opmerking:
Haal de diskette nooit uit de drive terwijl de
indicator op het frontpaneel nog knippert.
noemen we parameters. Alle pagina’s bevatten ver­schillende parameters, waartussen u kunt navigeren met de cursor. Plaats eerst de cursor op de parameter die u wilt wijzigen en kies vervolgens de gewenste waarde.
Om de cursor te bewegen gebruikt u de volgende knoppen:
3.3 Bediening via het frontpaneel
Display-pagina’s kiezen
Samenhorende functies zijn in principe gegroepeerd onder éénzelfde pagina, zodat u niet lang hoeft te zoeken. Zo bevindt de naam van de song (Song Name) zich op de Setup-pagina van de Sequencer­functies:
F1 (SETUP) F2 (QUANTIZE) F3 (TRK EDIT) F4 (MICRO) F5 (SAVE) F6 (TRK INFO)
SEQUENCER
Om de Song Name te bereiken drukt u dus eerst op [SEQUENCER] om naar de “basispagina” van de sequencer (dit is de SONG PLAY-pagina) te gaan. De verschillende functies die u vanuit deze pagina kunt kiezen worden afgebeeld boven de functieknoppen
F1 (SONG NAME) F2 (CPY RIGHT) F3 (PHRASE) F4 (ARPEGGIO) F5 (MARK JUMP) F6 (SONG INFO)
F1 (GRID) F2 (SHUFFLE) F3 (GROOVE)
Om een waarde te wijzigen kunt u gebruik maken van:
Het [VALUE]-wiel
Hiervoor kiest u best wanneer u grote waardespron­gen wilt overbruggen. Door naar rechts (in wijzer-
34
Overzicht van de MC-80
zin) te draaien verhoogt u de waarde, door naar links te draaien (tegenwijzerzin) verlaagt u ze.
[INC/+][DEC/-]-knoppen
Deze zijn handig als u waarden stap voor stap wilt wijzigen. Druk op [INC/+] om een hogere waarde te kiezen en op [DEC/-]om een lagere waarde te kiezen. Houd de betreffende knop ingedrukt als u de waarde doorlopend wilt verhogen resp. verlagen.
Wilt u nog sneller door de waarden stappen, houd dan [INC/+] (of [DEC/-]) ingedrukt en druk tegelijk op [DEC/-] (of [INC/+]).
[0]~[9] knoppen (cijferklavier)
3.4 Andere nuttige functies
Undo/Redo
De laatste waarde die u hebt ingevoerd of gewijzigd, of de laatste opname die u hebt gemaakt kunt u steeds annuleren door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [UNDO/REDO] te drukken. Beslist u vervol­gens dat de situatie vóór u de “Undo” uitvoerde u beter bevalt, druk dan nogmaals op [SHIFT]+[UNDO/REDO]. In dat geval wordt de geannuleerde wijziging hersteld.
Voor de opname
Opname
Na de opname
Gebruik deze knoppen als u precies weet welk waar­de u wilt invoeren.
Als u met de cijferknoppen een waarde intikt, wordt die eerst in een kadertje afgebeeld. Om de waarde effectief in te voeren moet u op [ENTER] drukken.
Met [SHIFT]+[0] kunt u bovendien wisselen tussen positieve (+) en negatieve waarden (-).
Enkele voorbeelden: Om 38 in te voeren: druk op [3] [8] [ENTER] Om -60 in te voeren: druk op [0] [6] [0]
[ENTER]
Opmerking:
[ENTER] te drukken om de waarde in te voeren.
Opmerking:
kunt u nog steeds tussen + en - wisselen.
Bij sommige parameters hoeft u niet op
Zolang u nog niet op [ENTER] hebt gedrukt
Help-functie
De Help-functie verschaft u uitleg bij de voornaam­ste functies van de MC-80. De verklaringen zijn georganiseerd volgens trefwoorden. Het werkt als volgt:
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op [F6 (HELP)].
U komt terecht in het onderstaande scherm:
Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar de SONG PLAY- of QUICK PLAY-pagina.
2) Kies met [F2 (UP)] of [F3 (DOWN)] het gewenste trefwoord.
3) Druk op [F6 (SELECT)]. In het display wordt nu de uitleg voor het gekozen trefwoord afgebeeld.
Opmerking:
keren naar de “HELP INDEX”.
4) Wilt u meteen naar de pagina met de parameters voor de gekozen functie, druk dan op [F6 (GO NOW)].
Door op [F1 (INDEX)] te drukken kunt u terug-
35
MC-80 Handleiding
Opmerking:
gekozen functie verschijnt [F6 (GO NOW)] niet in beeld.
Als er geen corresponderende pagina is voor de
File Sort-functie
Met deze functie kunt u in de SONG SELECT-pagina kiezen of u de afbeelding van de bestanden wilt rang­schikken volgens song-naam of volgens bestands­naam.
1) Druk op [SELECT] om naar de SONG SELECT­pagina te gaan.
2) Druk op [F2 (SORT)] om afwisselend “by song name” of “by file name” te kiezen.
Panic-functie
In een MIDI-setup kan het al eens voorkomen dat er noten “blijven hangen”, d.w.z. dat ze niet ophouden wanneer u de weergave stopt. In dat geval kunt u met de Panic-functie Note Off en Hold Off MIDI-com­mando’s naar de aangesloten klankmodules zenden.
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TOP] om de genoemde commando’s te zenden.
36
4.
MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen
MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen
Op de MC-80 vindt u twee MIDI IN- en twee MIDI OUT-connectors. Elk van deze connectors kan 16 kanalen verwerken. In totaal beschikt u dus over 32 in- en uitgangskanalen. Hieronder laten we zien hoe u de juiste MIDI-connector en het juiste MIDI­kanaal kunt kiezen.
In de praktijk bieden de twee ingangen u de moge­lijkheid om twee MIDI-stuurbronnen tegelijk aan te sluiten (MIDI-klavier, MIDI-gitaar, MIDI-percus­sie, enz.) en vervolgens tussen die twee heen en weer te schakelen. Twee uitgangen betekent dat u 32 MIDI-kanalen tegelijk kunt aanspreken, wat tegen­woordig geen overbodige luxe is, aangezien de mees­te klankmodules 16 multitimbrale partijen kunnen verwerken.
Opmerking:
verbinding met de VE-GS Pro gehanteerd. Als u die niet hebt geïnstalleerd zal de scherminhoud van uw MC-80 er uiter­aard anders uit zien.
Opmerking:
den opgeslagen in de System Configuration File. Meer gede­tailleerde informatie vindt u op blz. 101.
Opmerking:
worden mee opgeslagen wanneer u de song bewaart.
Opmerking:
pagina “Now Playing” wordt afgebeeld. Wilt u informatie over de inhoud van de sporen zien, dan moet u de weergave eerst stoppen.
Als voorbeeld wordt in de uitleg hieronder een
De MIDI SETUP-instellingen die u maakt wor-
De instellingen van de TRACK INFO-pagina
Tijdens de weergave wordt in de TRACK INFO-
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de vorige pagina.
Opmerking:
den opgeslagen in de System Configuration File (zie blz. 101).
De instellingen in de MIDI SETUP-pagina wor-
4.2 MIDI OUT-connector/interne
klankbron selecteren
U kunt kiezen of u de informatie van de MC-80 naar externe klankmodules (via MIDI OUT), naar de interne klankbron (VE-GS Pro) of naar beide wilt sturen. Als u de fabrieksinstellingen ongemoeid laat worden zowel interne als externe klankbronnen aan­gestuurd.
Opmerking:
Enkel externe klankbronnen aanstu­ren
Om enkel externe klankbronnen aan te sturen moe­ten we eerst de beide MIDI OUT-connectors active­ren.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”­pagina te gaan.
Meer over de VE-GS Pro vindt u vanaf blz. 105.
4.1 MIDI IN-connector selecteren
2) Kies voor MIDI OUT de optie “1&2” en voor To V­EXP “OFF”.
Vervolgens kunt u voor ieder spoor de te gebruiken connector kiezen.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”­pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op MIDI IN.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste connector: “IN1” als u uw MIDI-klavier, -gitaar, enz. op MIDI IN 1 hebt aangesloten, “IN2” als u voor MIDI IN 2 hebt geopteerd.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken (zie blz. 92).
37
MC-80 Handleiding
Kies "1" om Part-groep A aan te sturen en "2" om Part-groep B aan te sturen.
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina te gaan.
5) Plaats de cursor op OUTPUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende spoor naar MIDI OUT 1, 2 of beide wilt sturen.
Externe en interne klankbronnen aansturen
U kunt aparte instellingen maken voor de interne en externe klankgenerators.
Opmerking:
klankmodule met MIDI OUT 1 verbonden.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”­pagina te gaan.
In het onderstaande voorbeeld is de externe
Zorg eerst dat er in de VE-GS Pro twee Part-groepen (A en B) actief zijn (meer over Part-groepen en hoe u ze activeert vindt u op blz. 106).
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”­pagina te gaan.
2) Kies voor MIDI OUT de optie “OFF” en voor To V­EXP “A&B”.
Vervolgens kiest u voor ieder spoor naar welke Part­groep van de VE-GS Pro wordt aangesproken.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken (zie blz. 92).
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina te gaan.
2) Kies voor MIDI OUT de optie “1 Only” en voor To V-EXP “B Only”.
Vervolgens kiest u voor ieder spoor de interne of externe klankgenerator.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken (zie blz. 92).
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina te gaan.
Kies"1" als u het spoor naar de MIDI OUT wilt zenden en "2" als u het naar de VE-GS Pro wilt zenden.
5) Plaats de cursor op OUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende spoor naar de interne, externe of beide klankgenera­toren wilt sturen.
Enkel de interne klankgenerator aansturen
Volg de onderstaande procedure als u enkel de inter­ne klankbron (VE-GS Pro) wilt aanspreken. De MIDI OUT-connectors blijven in dit geval werkloos.
5) Plaats de cursor op OUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende spoor naar Part-groep A, B of beide wilt sturen.
4.3 Functie van MIDI THRU
“Thru Select”
De MIDI THRU-connector stuurt normaal de gege­vens die via MIDI IN worden ontvangen verder naar andere instrumenten. U kunt deze connector echter ook laten fungeren als MIDI OUT voor de VE-GS Pro. Vanuit de fabriek is voor “THRU” gekozen, omdat u deze instelling waarschijnlijk het meest zult gebruiken.
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS], [F3 (MIDI)] en [F1 (SETUP)] om naar de MIDI SETUP-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Thru Select”.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
THRU De connector fungeert als MIDI THRU.
EXP OUT
De connector fungeert als MIDI OUT voor de VE-GS Pro.
38
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
“Soft Thru”
Deze parameter hoeft u slechts in bepaalde gevallen in te stellen, bijvoorbeeld wanneer uw MIDI-klavier geen Local Off-functie heeft. Normaal mag u deze parameter op “ON” laten staan.
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS], [F3 (MIDI)] en [F1 (SETUP)] om naar de MIDI SETUP-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Soft Thru”.
3) Schakel het [VALUE]-wiel “ON” of “OFF”.
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen
4.4 MIDI-kanaal per spoor kiezen
Per spoor kunt het MIDI-kanaal definiëren waarop er data worden ontvangen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op Ch.
3) Ga vervolgens met de ▲ ▼ cursorknoppen naar het spoor waarvoor u het MIDI-kanaal wilt instel­len.
4) Kies het gewenste MIDI-kanaal.
Ch1~Ch16
ALL
Het spoor ontvangt enkel data op het gekozen MIDI-kanaal.
Het spoor ontvangt data op alle MIDI­kanalen.
Opmerking:
boven gedefinieerde kanalen gezonden.
Bij de weergave worden de data ook op de hier-
39
MC-80 Handleiding
Weergavefuncties
5.
De MC-80 biedt heel wat mogelijkheden bij het weergeven van Songs en Patterns. Die leert u kennen in het nu vol­gende hoofdstuk. Voor zover we geen expliciet onderscheid tussen Songs en Patterns maken geldt de uitleg voor beide.
5.1 Basisinstellingen
Metronoominstellingen
Opmerking:
noom relatief hoog afgeregeld, opdat u hem ook tijdens het spelen duidelijk zou kunnen horen. Desgewenst kunt u met de [CLICK LEVEL]-regelaar een lager volume kiezen.
Om naar de “METRONOME SETUP”-pagina te gaan drukt u achtereenvolgens op [TOOLS] en op [F2 (METRONOME)]. Eens u de nodige instellingen hebt gemaakt kunt u op [F6 (OK)] drukken om terug te keren naar de vorige pagina.
Dit zijn de parameters die u op deze pagina kunt instellen:
Mode
Hiermee bepaalt u wanneer de metronoom tikt.
OFF De metronoom tikt nooit.
PLAY Only
REC Only
REC&PLAY
Interval
Hiermee bepaalt u de nootwaarde van de metro­noomtikken:
In de fabriek werd het volume van de metro-
De metronoom tikt enkel tijdens de weergave.
De metronoom tikt enkel tijdens de opname.
De metronoom tikt enkel tijdens opname en weergave.
1/8 achtste noot 1/12 achtste noot triool 1/16 zestiende noot
Beep (ON, OFF)
Hiermee schakelt u het interne metronoomgeluid van de MC-80 in (ON) of uit (OFF).
MIDI Output
Hiermee bepaalt u of de metronoomklik naar MIDI OUT 1 of 2 wordt gezonden.
OFF
1 Only
2 Only
1&2
De klik wordt naar geen van beide MIDI-uit­gangen gezonden.
De klik wordt enkel naar MIDI OUT 1 gezonden.
De klik wordt enkel naar MIDI OUT 2 gezonden.
De klik wordt naar beide MIDI-uitgangen gezonden.
Channel (1~16)
Hiermee bepaalt u op welk MIDI-kanaal de klik wordt gezonden.
Gate Time (1~5)
Hiermee bepaalt u de duur van de metronoomtikken (dus hoe lang de externe klankmodule bij iedere tik blijft doorklinken).
Note (0~127 (C-1~G9)), Velo (1~127)
Hiermee kiest u het nootnummer (Note) en de aan­slagwaarde (Velo) waarmee de klik in de externe klankmodule wordt weergegeven.
De metronoom neemt de maatsoort van de
Auto
1/2 halve noot 3/8 gepunte kwartnoot 1/4 kwartnoot
40
geselecteerde song over. “Auto” wordt auto­matisch gekozen als u een nieuwe song selec­teert.
Overzicht van de sporen
Het grote display van de MC-80 biedt plaats aan handige overzichtspagina’s waarin u in één oogop­slag de voornaamste gegevens voor een aantal sporen kunt zien. Let wel: als u tijdens de weergave op [F6 (TRK INFO)] drukt wordt de aan- of afwezigheid van data op de sporen misschien niet aangeduid. U
Weergavefuncties
kunt hier een mouw aan passen door de weergave even te stoppen.
We gaan er van uit dat u de song die u wilt bekijken hebt geladen. Druk nu op [SEQUENCER], gevolgd door [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”­pagina te gaan.
PLAY/MUTE Opnamekanaal
Geselecteerde MIDI OUT-connector
Mute: In deze kolom wordt aangeduid of het spoor is in- of uitgeschakeld.
Ch: Hiermee kiest u op welk kanaal het betreffende spoor opneemt (zie blz. 40).
Out: Hiermee kiest u naar welke MIDI-uitgang het spoor wordt gezonden.
1…8, 9…16: Deze kolom geeft aan voor welk(e) MIDI-kana(a)l(en) het spoor data bevat. Een ““geeft aan dat er data aanwezig zijn.
Ex: Deze kolom dient om System Exclusive-data te signaleren. Een ““geeft aan waar deze data aanwe­zig zijn.
Pt: Deze kolom dient om Pattern Call-commando’s te signaleren. Een ““geeft aan waar deze comman­do’s aanwezig zijn.
Zijn er al dan niet data aanwezig
Quick Play
Bij deze methode worden songs rechtstreeks van dis­kette weergegeven. Dat gaat dus snel (vandaar de naam…) – de song hoeft tenslotte niet in het interne geheugen te worden geladen – maar impliceert met­een dat editen en opnemen niet mogelijk is. Boven­dien kunt u de Marker en Repeat functies niet gebruiken. Dit is dan ook de aangewezen methode als u een song gewoon wilt weergeven, zonder er nog iets aan te veranderen, bij op te nemen, enz.
Song Play
Bij deze weergavemethode moet de song eerst in het interne geheugen van de MC-80 worden geladen. Daar staat tegenover dat u in dit geval wel naar har­telust kunt editen en opnemen, en dat ook de Mar­ker- en Repeat-functies bruikbaar zijn.
Vooruit- en terugspoelen gebeuren bovendien snel­ler, aangezien de diskette niet hoeft te worden aange­sproken.
5.2 Twee weergavemethodes
De MC-80 kan weergeven op twee manieren – vol­gens twee methodes, zo u wilt. Welke van de twee u kiest hangt af van de toepassing die u voor ogen hebt, beide hebben namelijk specifieke voordelen. We kunnen hier alvast verklappen dat Song Play-mode een stabielere weergave garandeert als de song erg veel data bevat of met een resolutie van 480 of meer werd opgenomen. Maar laten we even kijken wat het fundamentele verschil tussen de twee methodes is.
5.3 Songs of Patterns weergeven
Voornaamste transportfuncties
Laten we even de transportknoppen overlopen:
[TOP]: Hiermee gaat u naar het begin van de Song of het Pattern.
[BWD]: Druk hierop om naar de vorige maat in een Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één maat terug; door de knop ingedrukt te houden spoelt u doorlopend terug. Houdt u tegelijk ook de
41
MC-80 Handleiding
[FWD]-knop ingedrukt, dan verloopt het terugspoe­len nog sneller terug.
[FWD]: Druk hierop om naar de volgende maat in een Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één maat vooruit; door de knop ingedrukt te hou­den spoelt u doorlopend vooruit. Houdt u tegelijk ook de [BWD]-knop ingedrukt, dan verloopt het terugspoelen nog sneller terug.
[END]: Druk op deze knop om naar het einde van een Song of Pattern te gaan. In Chain Play (zie blz. 48) start u hiermee ook de weergave van de vol­gende song.
[STOP]: Druk hierop om de opname of weergave te stoppen.
[PLAY]: Hiermee start u de weergave van een Song of Pattern.
[REC]: Hiermee start u de opname van een Song of Pattern.
[BEAT]: Deze indicator geeft de maat aan middels rode en groene indicators.
Songs weergeven
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SELECT] om naar de “Song Select”-pagi-
na te gaan.
Opmerking:
terecht in een pagina voor het selecteren van de bestandstypes die u in de “SONG SELECT”-pagina te zien wilt krijgen. Nadat u de cursor op een bestandstype hebt geplaatst kunt u met [INC/+][DEC/-] kiezen of u dat type al dan niet wilt laten afbeelden (aangekruiste types worden afgebeeld). Druk op [EXIT] als u wilt terugkeren naar de “SONG SELECT”­pagina.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de drive te selecteren.
4) Als u een song wilt weergeven die zich in een folder
bevindt, plaats dan de cursor op die folder en druk op [F5 (OPEN)].
Door op [F3 (VIEW SW)] te drukken komt u
5) Plaats de cursor op de song die u wilt weergeven.
6) Druk op [PLAY] als u de song rechtstreeks van de schijf wilt weergeven (Quick Play, zie vorige blz.). Verkiest u de Song Play-methode (zie vorige blz.), druk dan eerst op [F6 (LOAD)] om de song te laden en vervolgens op [PLAY].
Standard MIDI Files
De bovenstaande werkwijze kunt u ook gebruiken om songs in het Standard MIDI File-formaat (SMF) te laden en weer te geven.
SMF is een standaard-formaat, dat abstractie maakt van merk- en type-gebonden sequencerfuncties. Dat betekent dat u MC-80 songs, die u als SMF opslaat, op zowat iedere sequencer kunt weergeven. Het werkt ook in de andere richting: songs die u op gelijk welke andere sequencer als SMF “exporteert” kunt u probleemloos op de MC-80 weergeven.
In feite onderscheiden we bij SMF’s nog twee “sub­formaten”: formaat 0 en formaat 1. Dit is het verschil tussen de twee:
SMF Formaat
0 1 spoor
1 1~255 sporen
Aantal sporen
Spoorverdeling in de MC-80
Alle MIDI-kanalen komen op 1 spoor terecht.
Sporen worden één op één naar de MC-80 gekopieerd.
Opmerkingen in verband met SMF Formaat 0 en 1
Als u een song laadt die meer dan 16 sporen bevat, dan worden alle spoornummers hoger dan 16 samengebracht op spoor 16.
Bij de weergave van een SMF Formaat 1 song volgens de Quick Play-methode krijgt u spoor 17 en hoger niet te horen. U kunt deze sporen beschikbaar maken door de song eerst te laden.
Zoals gezegd komen bij een formaat 0 song alle data op spoor 1 terecht. Desgewenst kunt u deze data na het laden echter uitsplitsen over verschillende spo­ren. Zie “SMF uitsplitsen” op blz. 93.
Bij een QUICK PLAY-weergave van een formaat 0 song lichten alle spoorknoppen op. U kunt er in dit geval individuele MIDI-kanalen mee in- of uitscha­kelen.
Een correcte QUICK PLAY-weergave van SMF’s met een resolutie van 480 of meer is niet mogelijk op de MC-80. Dergelijke songs moet u eerst in de MC-80 laden en vervolgens weergeven (zie blz. 92).
42
Weergavefuncties
Songs uit de XP-50/60/80
Ook voor songs die met een instrument uit de Roland XP-serie zijn gemaakt kunt u de bovenstaan­de werkwijze volgen.
Songs uit de MC-50mkII, ...
Songs uit de Roland MC-50, MC-50mkII, MC-500, MC-500mkII en MC-300 (Super MRC-bestanden) kunt u niet zonder meer volgens de QUICK PLAY­methode weergeven. In stap 6 van de bovenstaande procedure moet u de song dus eerst laden alvorens u hem weergeeft. Bewaart u de geladen song vervol­gens als MC-80 Song, dan kunt u hem achteraf wél rechtstreeks van diskette weergeven.
Patterns weergeven
Iedere song kan tot 100 verschillende Patterns bevat­ten. Die Patterns worden steeds samen opgeslagen met de song waarin ze thuishoren. Om een bepaald Pattern weer te geven bent u dus verplicht eerst de bijbehorende song te laden.
Opmerking:
zing over van het song-spoor waarop het zich bevindt.
1) Laad de song die het Pattern bevat dat u wilt weer­geven (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [PAT­TERN] om naar de “PATTERN PLAY”-pagina te gaan.
Een Pattern neemt steeds de MIDI OUT-toewij-
Onder “Tempowijzigingen opnemen” hiernaast laten we zien hoe u een bepaald fragment van de song sneller of trager kunt weergeven.
Tempo wijzigen in het Tempo-venster
1) Druk op [TEMPO] om naar het “TEMPO”-venster te gaan.
2) Kies met het [VALUE]-wiel, de [INC/+][DEC/-] knoppen of het cijferklavier het gewenste tempo (5~300).
3) Druk op [EXIT] om het venster te verlaten.
Tempo tikken op de [TAP]-knop
1) Start de weergave van de song.
2) (Druk op [TEMPO] om naar het “TEMPO”-ven­ster te gaan.)
Deze stap is in feite niet nodig, maar het is wel zo handig om de tempowaarde te zien terwijl u ze intikt.
3) Tik een vierkwartsmaat op de [TAP]-knop. De intervallen die u tussen de tikken laat bepalen het nieuwe tempo, dat u meteen kunt aflezen in het Tempo-venster.
3) Plaats de cursor op het Pattern-nummer: “PTN***”.
4) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste Pattern.
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
Weergavetempo wijzigen
Dit doet u door de gewenste tempowaarde te speci­fiëren in het Tempo-venster. Nog makkelijker kan het door gewoon in de maat op de [TAP]-knop te tikken. Wilt u opnieuw het originele tempo kiezen, druk dan in het Tempo-venster op [F6 (RESET)].
Als u op de bovenstaande manier het tempo wijzigt, geldt dat voor de hele song. Bovendien is deze wijzi­ging slechts tijdelijk. Slechts indien u de song met het gewijzigde tempo opslaat blijft de nieuwe waarde behouden.
Tempowijzigingen opnemen
Stel dat u aan een song werkt waarin u de strofes traag en slepend wilt houden, maar de refreinen tel­kens snel en geagiteerd wilt laten klinken. Het goede nieuws is dan dat u de MC-80 opdracht kunt geven om vanaf een bepaalde maat naar een ander tempo te gaan. Deze zogenaamde “tempowijzigingen” wor­den opgenomen op het tempospoor. Net zoals de overige sporen kunt u dit spoor in detail bekijken op de “MICROSCOPE”-pagina.
Tik
Maat
Tel
1) Laad de song waarin u tempowijzigingen wilt aan­brengen.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgen sop [F4 (MICRO)] om naar de “Microscope”-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om het tempospoor te selecteren.
Tempo
43
MC-80 Handleiding
Opmerking:
lend het Tempo-spoor en het Beat-spoor.
Met de [TEMPO/BEAT]-knop kiest u afwisse-
4) Plaats de cursor op de maat, tik of tel-waarde.
5) Kies met het [VALUE]-wiel de plaats waarop u de tempowijziging wilt invoeren.
6) Druk op [F1 (CREATE)].
7) Plaats de cursor op de tempowaarde en kies het gewenste tempo.
Opmerking:
“Weergavetempo wijzigen” hierboven) voor een song waarin tempowijzigingen zijn aangebracht, dan worden alle tempo’s in de song relatief verhoogd of verlaagd. Bv.: als u in een song met de tempo’s 90 en 110 het globale tempo met “10” ver­hoogt worden de nieuwe tempo’s 100 en 120.
Opmerking:
volgen steeds het tempo van de song waarin ze zich bevinden.
Opmerking:
ziet u steeds het standaardtempo van de song. Dit is dus het tempo dat wordt gekozen wanneer u in de TEMPO-pagina op [F6 (RESET)] drukt.
Opmerking:
realtime kunt opnemen.
Als u een nieuwe globaal tempo kiest (zie
Patterns hebben geen eigen Tempo-spoor. Ze
Op de positie 1-1-0 van de Microscope-pagina
Op blz. 55 leest u hoe u tempowijzigingen in
2) Zorg dat de weergave gestopt is (tijdens de weerga­ve kunt de MIDI Update-functie niet gebruiken).
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PLAY].
Het display beeldt even “MIDI UPDATE…” af en vervolgens “Completed”. Daarmee geeft het aan dat alle “overgeslagen” commando’s inmiddels naar de klankmodules zijn gezonden.
5.4 Transponeren tijdens de weer-
gave (Realtime Transpose)
Transponeren
De MC-80 laat toe een andere toonaard te kiezen zonder de weergave te stoppen. Dat is bijvoorbeeld handig als de zanger(es) die u begeleidt even enkele toonaarden wilt laten langskomen tot hij/zij de juiste heeft gevonden.
Tempowijzigingen tijdelijk opheffen
U kunt het tempospoor even uitschakelen als u de song zonder tempowijzigingen wilt horen.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAY­pagina te gaan.
2) Zorg dat de weergave gestopt is (tijdens de weerga­ve kunt het tempospoor niet uitschakelen).
3) Druk op [TEMPO/BEAT] (de indicator dooft).
Om het tempospoor weer in te schakelen drukt u nogmaals op [TEMPO/BEAT] (de indicator licht op).
Weergave na het begin van de song starten (MIDI Update)
Naast nootinformatie bevat een song uiteraard nog heel wat andere MIDI-commando’s, bv. pitch­bends, klankkeuzes, enz. Als u de weergave ergens in het midden van een song start (door eerst vooruit of terug te spoelen) worden waarschijnlijk een aantal van die commando’s overgeslagen. U hoort dan mis­schien foute klanken, of de toonhoogte klopt niet, enz.
De MIDI Update-functie van de MC-80 gaat even kijken welke commando’s er vanaf het begin van de song tot aan de plaats waar u de weergave start zijn overgeslagen en stuurt deze commando’s alsnog naar de klankmodules.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAY­pagina te gaan.
1) Druk op [TRANSPOSE] om naar de “TRANSPO­SE”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op het “Value”-veld.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste transposi­tie (-24~+24”.
Iedere stap staat voor een halve toon. “+2” betekent dus een toon hoger; “-3” is anderhalve toon lager.
Opmerking:
opnieuw “0” (geen transpositie).
Door op [F6(CENTER)] te drukken kiest u
4) Druk op [EXIT] zodra u de nodige instellingen hebt gemaakt. U keert dan terug naar de vorige pagina.
Als u liever transponeert door meteen een nieuwe toonaard te specifiëren, dan moet u stap 1~3 hierbo­ven vervangen door het onderstaande trio:
1) Druk op [TRANSPOSE].
2) Plaats de cursor op het “Transpose”-veld.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste transposi­tie (-24~+24”.
Wilt u bijvoorbeeld van C naar F transponeren, kies dan “C1->F1” of “C2->F2”. In het “Value”-veld ver­schijnt dan automatisch “+5”.
Kanaal “vrijwaren” van transpositie
U kunt de transpositie voor ieder MIDI-kanaal apart in- en uitschakelen. Dat laatste werd in de fabriek
44
Weergavefuncties
reeds gedaan voor kanaal 10, aangezien dat in de regel voor drums en percussie dient. Zou u die trans­poneren, dan zou de basdrum bv. plots een hi-hat worden enz., wat weinig nuttig lijkt.
In de onderstaande pagina kunt u zoals gezegd ook voor andere kanalen de transpositie uitschakelen.
1) Druk op [TRANSPOSE] om naar de “TRANSPO­SE”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op de “On/Off”-rij onder “Trans­pose Switch”.
3) Kies achtereenvolgens de kanalen 1~16 en schakel met [INC/+][DEC/-] de transpositie in () of uit (_).
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
5.5 Song laten “uitfaden”
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F1 (SETUP)] om naar de “SONG INFO”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Fade out time”.
3) Stel de gewenste duur (1~30) voor de fade-out in.
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Opmerking:
songs die zich in het interne geheugen bevinden (zie blz. 41). Hij werkt dus niet in Quick Play.
Deze parameter kunt u enkel instellen voor
5.6 Herhaalde weergave (Repeat)
Met de hieronder beschreven functie kunt u de vol­ledige song, of een deel ervan, herhaald weergeven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Ook deze functie werkt enkel voor songs die zich in het interne geheugen bevinden. Indien nodig moet u de song dus eerst laden (zie blz. 92).
Opmerking:
ingestelde herhaling ook bewaren, zodat ze bij de volgende weergave automatisch wordt uitgevoerd.
Voor songs in het MC-80 formaat kunt u de
Heel wat professionele opnames eindigen met een “fade-out”, waarbij het volume geleidelijk daalt. De MC-80 biedt een functie waarmee u een song op deze manier kunt laten eindigen.
1) Start de weergave van de song.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [END].
Het volume daalt geleidelijk, tot u niets meer hoort. Tijdens de fade-out kunt u enkel de [STOP]-knop gebruiken.
3) Druk, zodra u niets meer hoort, op [STOP] om de weergave te stoppen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [END] om opnieuw het originele volume te kiezen.
Opmerking:
drukt wordt het originele volume herstel.d.
Opmerking:
volume herstel.d.
Opmerking:
aangesloten klankmodule “Master Volume”-commando’s herkent. Dit commando hoort thuis onder de zgn. Universal Realtime System Exclusive Messages.
Duur van de fade-out instellen
Ook als u op [TOP], [BWD], [FWD] of [END]
Als u een andere song kiest wordt het originele
Deze functie werkt enkel op voorwaarde dat de
Volg de onderstaande stappen als u de duur van de fade-out wilt aanpassen.
3) Plaats de cursor op “Repeat” en kies het gewenste aantal herhalingen.
1~99
OFF
De song of het fragment wordt het gespeci­fieerde aantal keren herhaald.
De song wordt eindeloos herhaald, tot u “OFF” kiest.
4) Plaats de cursor op “a” (zie bovenstaande afbeel­ding) en kies het begin van het te herhalen frag­ment.
5) Plaats de cursor op “b” (zie bovenstaande afbeel­ding) en kies het einde van het te herhalen frag­ment.
Voor “a” en “b” kunt u enkel maten en tellen speci­fiëren.
6) Druk op [REPEAT] (de indicator licht op).
7) Druk op [PLAY] om de weergave te starten. Het gespecifieerde fragment wordt hierbij herhaald.
Opmerking:
ken maakt u een einde aan de herhaalde weergave. Aanpas­sen van andere Repeat-parameters gaat enkel indien u de weergave stopt.
Door tijdens de weergave op [REPEAT] te druk-
a b
45
MC-80 Handleiding
Opmerking:
u de song opslaat in het MC-80 formaat (dat is dus niet het geval als u voor het SMF-formaat opteert).
Opmerking:
volledige song herhalen. Hebt u echter eerder een te herhalen fragment gespecifieerd en samen met de song (in MC-80 for­maat) opgeslagen, dan wordt dat fragment ook tijdens Quick Play herhaald. Wilt u een nieuw fragment specifiëren, dan moet u de song eerst in het interne geheugen laden (druk hier­voor op [F6 (LOAD)].
De Repeat-instellingen worden mee bewaard als
Tijdens Quick Play-weergave kunt u enkel de
Opmerking:
staande functies niet voor sporen, maar voor individuele MIDI-kanalen.
Opmerking:
alle spoorknoppen op, ongeacht of u ze had in- of uitgescha­keld. Deze knoppen dienen in dit geval om individuele MIDI­kanalen in of uit te schakelen. Op blz. 93 leest u trouwens hoe u de individuele partijen van zo’n SMF over verschillende sporen kunt uitsplitsen.
Sporen uitschakelen (Track Mute)
Om de weergave van individuele sporen uit te scha-
5.7 Volgende song “klaarzetten”
kelen gaat u als volgt te werk:
(Next Song)
Tijdens de weergave van een song kunt u reeds kie­zen wat de volgende song gaat worden.
1) Druk tijdens de weergave van een song op [SELECT] om naar de “SELECT”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op de song die u hierna wilt weer­geven.
3) Druk op [ENTER].
De naam van de geselecteerde song verschijnt in het “Next”-veld.
1) Druk op TRACK [1]~[16]. De indicators van spo­ren die u op deze manier uitschakelt beginnen te knipperen.
2) Druk nogmaals op de knop van een “knipperend” spoor als u de weergave opnieuw wilt inschakelen.
Opmerking:
bevatten geen data.
Opmerking:
den als u de song opslaat in het MC-80 formaat. Dat is niet het geval indien u opteert voor het SMF formaat.
Bij de weergave van Patterns gelden boven-
Als u SMF Formaat 0-songs weergeeft lichten
Sporen waarvan de indicators niet oplichten
De aan/uit-status van de sporen wordt onthou-
Opmerking:
weergave maken.
Opmerking:
op.
Opmerking:
dan stopt de weergave van de huidige song en wordt meteen de nieuwe song gestart. Dit heeft dan ook niets meer met pres­electie te maken, maar is de normale manier om een nieuwe song te selecteren.
Een dergelijke preselectie kunt u enkel tijdens de
Door op [EXIT] te drukken heft u de preselectie
Als u op [PLAY] drukt in plaats van [ENTER],
5.8 Sporen in- en uitschakelen
U kunt voor ieder spoor de weergave in- en uitscha­kelen (Track Mute). Verder kunt u ieder gewenst spoor in isolatie beluisteren (Solo) en de bekende Roland “Minus One”-functie gebruiken (waarbij u één spoor uitschakelt en vervangt door wat u zelf speelt). Hieronder bekijken we al deze mogelijkhe­den in detail.
Spoor geïsoleerd beluisteren (Solo)
“Solo” schakelt de weergave van alle sporen uit, behalve van het spoor dat u selecteert. Deze functie kan bijvoorbeeld handig zijn als u in een arrange­ment een partij hoort maar niet zeker bent door welk spoor die wordt weergeven: u soleert dan gewoon spoor voor spoor tot u de partij hebt gevonden.
1) Druk op [SOLO] (de indicator licht op).
2) Druk vervolgens op de knop van het spoor (TRACK [1]~[16]) dat u apart wilt beluisteren.
U hoort nu enkel het spoor waarvan u de knop hebt ingedrukt. Druk nogmaals op [SOLO] als u opnieuw de overige sporen wilt horen.
46
Weergavefuncties
Eén spoor uitschakelen (Minus One)
Met deze functie schakelt u de weergave van één spoor tijdelijk uit, zodat u hier zelf een partij voor in de plaats kunt spelen.
1) Druk op [MINUS ONE] (de indicator licht op).
2) Druk vervolgens op de knop van het spoor (TRACK [1]~[16]) dat u wilt uitschakelen.
Druk nogmaals op [MINUS ONE] om de functie te verlaten (het spoor wordt dan opnieuw ingescha­keld).
5.9 Naar een gemarkeerde positie
4) Zodra het punt dat u wilt markeren voorbijkomt drukt u op een MARK JUMP-knop [1]~[4] waar­van de indicator nog niet oplicht.
De indicator van de knop licht nu op om aan te geven dat de positie werd vastgelegd.
5) Door op een MARK JUMP-knop waarvan de indi­cator oplicht te drukken kunt u nu naar de positie springen die onder die knop is vastgelegd.
Opmerking:
Mark Jump-functie niet gebruiken.
Opmerking:
sen en er naartoe springen.
Marker wissen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de MARK JUMP-knop van de Marker die u wilt wissen.
De indicator van de knop dooft om aan te geven dat de Marker werd gewist.
Opmerking:
[SHIFT] ingedrukt te houden en nogmaals op de Marker­knop te drukken.
springen (Mark Jump)
Tijdens Quick Play of Chain Play kunt u de
Ook bij gestopte weergave kunt u Markers plaat-
U kunt de gewiste Marker nog herstellen door
Markers zijn merktekens die u aan iedere gewenste
positie in een song (bijvoorbeeld het begin van stro­fe, refrein, enz.) kunt toekennen. De Jump-functie laat toe om met één knopdruk naar zo’n Marker te springen. Met “positie” bedoelen we een combinatie van maat en tel, tikken kunt u in dit geval niet speci­fiëren. Bovendien kunt u enkel Markers plaatsen in Songs, niet in Patterns.
Marker plaatsen en er naartoe sprin­gen
De MC-80 kan vier Markers onthouden. Elke Mar­ker heeft een eigen MARK JUMP-knop (1~4). Knoppen waarvan de indicator oplicht bevatten reeds een Marker. Voor de onderstaande werkwijze moet u dus een knop kiezen waarvan de indicator nog niet oplicht.
Marker verplaatsen
Ga als volgt te werk indien u een reeds gedefinieerde Marker wilt verplaatsen.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol­gens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de coördinaten van de vier markers afgebeeld.
Mark-nummer
Maat - Tik - Tel
Uren, minuten, seconden, frames (enkel in het display)
2) Plaats de cursor achtereenvolgens op de coördina­ten van de Marker die u wilt verplaatsen en voer met het [VALUE]-wiel of [INC/+][DEC/-] de gewenste waarde in.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG PLAY”-pagina te gaan.
2) Laad de song waarin u Markers wilt plaatsen (zie blz. 92).
3) Start de weergave van de song.
Markers automatisch op de juiste plaats zetten
Tijdens de weergave moet u uiteraard al nauw mik­ken om een Marker precies aan het begin van een maat te plaatsen. Lukt dat niet zo goed, dan raden we u aan de “Mark Set Timing”-functie te activeren.
47
MC-80 Handleiding
Deze plaats Markers automatisch op de dichtstbij­zijnde maat of tel.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol-
gens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de coördinaten van de vier markers afgebeeld.
2) Plaats de cursor op “Mark Set Timing”.
3) Kies de gewenste optie:
At Beat
At Bar Line
De marker wordt op de dichtstbijzijnde tel geplaatst.
De marker wordt op de dichtstbijzijnde maatgrens geplaatst.
“Muzikaal” springen
Deze functie zorgt het fragment waarnaar u met de MARK JUMP-knoppen springt automatisch op de dichtstbijzijnde maat of tel terechtkomt. Op die manier blijft de muziek steeds “in de maat” en lijkt het niet alsof de sequencer zich verslikt.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol-
gens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de coördinaten van de vier markers afgebeeld.
2) Plaats de cursor op “Mark Jump Timing”.
3) Kies de gewenste optie:
At Beat
At Bar Line
De weergave van het gemarkeerde frag­ment begint vanaf de volgende tel.
De weergave van het gemarkeerde frag­ment begint vanaf de volgende maat.
Volgorde vastleggen
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [CHAIN PLAY].
3) Druk op [F6 (EDIT)] om naar de “CHAIN EDIT”­pagina te gaan.
4) Plaats de cursor daar waar u een song wilt toevoe­gen.
5) Druk op [F3 (INSERT)] of op [SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te gaan.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop de gewenste song zich bevindt.
7) Bevindt de song zich in een folder, plaats de cursor dan op de betreffende folder en druk op [F3 (OPEN)] om de inhoud van de folder af te beelden.
8) Plaats de cursor op de gewenste song.
9) Druk op [ENTER] om de song toe te voegen aan de Chain.
Tijdens het samenstellen van een Chain kunt u met de [F1], [F4], [F5] en [F6] knoppen een aantal han­dige functies aanspreken:
Hiermee roept u informatie op over de song waarop de cursor zich
F1 (INFO)
F4 (DELETE)
F5 (CLEAR ALL)
F6 (WAIT)
In de “CHAIN SONG SELECT”-pagina zijn de vol­gende functieknoppen vermeldenswaard:
bevindt. “FD:\LIVE” wilt bijvoor­beeld zeggen dat de song zich in de “LIVE”-folder op de diskette bevindt.
Hiermee wist u de song waarop de cursor zich bevindt.
Hiermee wist u alle songs uit de Chain, zodat u overnieuw kunt beginnen.
Hiermee last u een pauze in na de weergave van de song waarop de cursor zich bevindt. (Deze functie doet hetzelfde als [F2 (WAIT)] in de CHAIN PLAY­pagina.)
5.10 Ononderbroken weergave van songs (Chain Play)
Net zoals de “Program”-functie op uw CD-speler laat Chain Play toe de weergavevolgorde van de songs vast te leggen en ze dan – ononderbroken – van diskette weer te geven. Van diskette, dat betekent at Chain Play enkel in Quick Play werkt.
48
Chains weergeven
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Maak een nieuwe Chain (zie hierboven) of laad een
Als u hierop drukt kunt u de songs
F2 (SORT)
F3 (VIEW SW) Hiermee kiest u het display-type.
F6 (ADD ALL)
naar keuze volgens song naam of bestandsnaam ordenen.
Hiermee voegt u alle songs binnen de geselecteerde folder toe aan de Chain.
Chain die u reeds eerder had gemaakt.
Weergavefuncties
3) Kies met het [VALUE]-wiel de song waarmee u de weergave wilt laten beginnen.
4) Druk op [PLAY] om de weergave van de Chain te starten.
In de Chain Play-pagina hebben de functieknoppen [F1]~[F5] de volgende functies:
Bij gestopte weergave kunt u
F1 (CHAINTOP)
F2 (WAIT)
F3 (ALL RPT)
F4 (LOAD CHN) Hiermee laad u een Chain. F5 (SAVE CHN) Hiermee bewaart u een Chain.
Opmerking:
Chain-bestand dat alle demosongs voor de VE-GS Pro of de SC-88 Pro in volgorde weergeeft.
Op de bijgeleverde demodiskette vindt u een
hiermee naar de eerste song in de Chain springen.
Na de weergave van de huidige song wordt de Chain onderbro­ken tot u op [PLAY] drukt.
Hiermee herhaalt u de Chain vanaf de eerste song.
De Chain onthoudt de diskettes of folder waarin de songs zich bevinden. Correcte weergave van een Chain is dus enkel mogelijk wanneer de songs zich nog op hun oorspronkelijk plaats bevinden.
Chains bewaren
Om uw zelfgemaakte Chain op diskette te bewaren doet u het volgende:
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F5 (SAVE CHN)].
Opmerking:
play “Chain Empty!” af.
Bevat de Chain geen songs, dan beeldt het dis-
U komt nu terecht in een venster waarin u de Chain een naam kunt geven. Kies met de cursorknoppen en het [VALUE]-wiel de gewenste naam.
3) Zodra u de gewenste naam hebt gespecifieerd mag u op [F6 (OK)] drukken.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop u de Chain wilt bewaren.
5) Wilt u de Chain in een folder opslaan, plaats dan de cursor op de gewenste folder en druk op [F5 (OPEN)] om deze te openen.
6) Druk op [F6 (SAVE)] om de Chain te bewaren.
Chains laden
Zo laadt u een Chain van diskette:
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste Chain.
4) Druk op [F6 (LOAD)] om de Chain te laden.
Opmerking:
eens uitproberen op het “VE-GSPRO.SVC”-bestand op de demodiskette.
De bovenstaande werkwijze kunt u bijvoorbeeld
Plaats opzoeken van songs in een Chain
Zo kunt u kijken op welke diskette en/of in welke fol­der een song uit een Chain zich bevindt.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F6 (EDIT)].
3) Druk op [F3 (INFO)] om naar de “CHAIN INFO”­pagina te gaan.
4) Kies met het [VALUE]-wiel de song waarover u meer informatie wilt. Die informatie wordt prompt afgebeeld.
5) Druk op [F6 (OK)] als u genoeg hebt gezien.
6) Druk herhaaldelijk op [EXIT] om terug te keren naar de “CHAIN PLAY”-pagina.
Volgorde van songs in een Chain wij­zigen
In een bestaande Chain kunt u alsnog de volgorde van de songs wijzigen.
1) Maak een nieuwe Chain (zie hierboven) of laad een Chain die u reeds eerder had gemaakt.
2) Druk op [CHAIN PLAY] en vervolgens op [F6 (EDIT)] om naar de “CHAIN EDIT”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor op de song die u wilt verplaatsen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met het [VALUE]­wiel de nieuwe plaats voor die song.
5.11 Song Info
Op de volgende manier roept u een tekstblokje te voorschijn met daarin de naam van de song, infor­matie over het auteursrecht, en de totale speelduur.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op {F1 (SETUP)] om naar de SONG INFO-pagina te gaan.
2) Als u genoeg gezien hebt kunt u op [EXIT] drukken om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F4 (LOAD CHN)] om naar de “LOAD CHAIN”-pagina te gaan.
49
MC-80 Handleiding
Opnamefuncties
6.
6.1 Basisinstellingen
Metronoominstellingen
Zie “Metronoominstellingen” op blz. 40.
Overzicht van de sporen
Zie “Overzicht van de sporen” op blz. 40.
6.2 Opname voorbereiden
Waarschijnlijk wilt u noten spelen of stapsgewijs invoeren met een MIDI-klavier. Dat moet u dan om te beginnen even aansluiten. Hoe dat in zijn werk gaat kunt u nalezen op blz. 14.
Song Initialize
Als er reeds een song in de MC-80 is geladen moet u die eerst “leeg” maken, zodat u aan een nieuwe song kunt beginnen. We noemen dit initialiseren.
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F4 (CLEAR)].
3) Kies de gewenste initialisatiemethode:
Maatsoort kiezen
Als u een song initialiseert of de MC-80 inschakelt wordt automatisch de maatsoort 4/4 gekozen. Des­gewenst kunt u op de volgende manier een andere maatsoort kiezen.
Opmerking:
van de song kunt laten veranderen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F4 (Micro)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
2) Druk herhaaldelijk op [TEMPO/BEAT] om “Trk Beat” te kiezen.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op teller (1~32) en noemer (2, 4, 8, 16) en kies de gewenste maat­soort.
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina.
Opmerking:
voor zorgen dat die dezelfde maatsoort hebben als de song waarin ze thuishoren. Heeft de Pattern namelijk een andere maatsoort, dan krijgt die voorrang op de maatsoort van de song, en dan klinkt niet altijd even fraai…
Op blz. 72 leest u hoe u de maatsoort in de loop
Als u Patterns in een song gebruikt kunt u er best
1 NEW SONG
2 GM SETUP
3 GS SETUP
4 Demo for GS Pro
4) Druk op [F6 (SELECT)].
5) Het display vraagt naar bevestiging.
6) Druk op [F6 (CLEAR)] om de initialisatie uit te voeren.
50
U vertrekt van een volledig lege song.
Bij de initialisatie worden reeds de GM-standaardinstellingen aangemaakt.
Bij de initialisatie worden reeds de GS-standaardinstellingen aangemaakt.
De demosong voor de VE-GS Pro wordt geladen.
Aftel voor de opname
Als de partij die u wilt opnemen vanaf maat 1 begint hoort u waarschijnlijk graag een aftel, zodat u weet wanneer u moet beginnen spelen.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [REC] om naar de “REC STANDBY’-pagi­na te gaan.
3) Plaats de cursor op “Count In”.
4) Kies de gewenste aftel.
OFF
1 Meas
2 Meas
Wait Note
De opname begint op het moment dat u op [PLAY] drukt.
De metronoom telt 1 maat af voor het begin van de opname.
De metronoom telt 2 maten af voor het begin van de opname.
De opname begint zodra u een noot op het klavier speelt of een pedaal indrukt.
Opnamefuncties
5) Druk op [PLAY] op de opname te starten.
MIDI-kanaal voor opname specifië­ren
Als u de fabrieksinstellingen ongemoeid laat neemt spoor 1 op via MIDI-kanaal 1, spoor 2 via MIDI­kanaal 2, enz. Het staat u echter vrij om andere kana­len te kiezen.
Opmerking:
nomen data. Na de opname kunt u de kanaaltoewijzing dan ook niet meer wijzigen.
Opmerking:
met de song opgeslagen.
Het MIDI-kanaal maakt deel uit van de opge-
De toewijzing van opnamekanalen wordt samen
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor in de “Ch”-kolom van het spoor dat u op een ander kanaal wilt laten opnemen.
3) Kies het gewenste kanaal.
Als u “Ch 1”~”Ch 16” kiest plaatst het betreffende spoor alle opgenomen data op het gekozen kanaal. Bijvoorbeeld: u kiest voor spoor 1 het MIDI-kanaal 3 en maakt een opname met een multitimbraal key­board dat tegelijk op kanaal 4 en 5 zendt. Alle noten die u op dat keyboard speelt komen op MIDI-kanaal 3 terecht. Wilt u dat de aparte informatie voor kanaal 4 en 5 behouden blijft, kies dan “ALL” in de “Ch”­kolom. In dat gevallen neemt het betreffende spoor informatie voor alle MIDI-kanalen op. In het voor­beeld van daarnet bevat spoor 1 dan data voor MIDI­kanaal 4 en 5.
Opmerking:
ben gewerkt hebben waarschijnlijk al gemerkt dat de “ALL”­optie in feite het opnamegedrag van deze illustere telg van het MC-geslacht emuleert.
Opmerking:
staande pagina krijgt u dan ook niet te zien als u met Patterns werkt. Wanneer een Pattern in opname-pauze staat kunt u wél kiezen welke MIDI-kanalen al dan niet worden opgeno­men.
Voor mensen die nog met een MC-50mkII heb-
Patterns bestaan uit slechts één spoor. De boven-
6.3 Opnemen terwijl u speelt
(Realtime)
Realtime opnemen wilt zeggen dat de MC-80 alles precies onthoudt zoals u het speelt, inclusief de
bewegingen die u uitvoert met speelhulpen (pitch­bend hendel, enz.).
Laten we eerst even overlopen welke parameters u kunt instellen voor u aan zo’n opname begint.
Realtime-opnameparameters
Al deze parameters vindt u terug in de REC STAND­BY-pagina, die u bereikt door achtereenvolgens te drukken op [SEQUENCER], [REC] en tenslotte op de TRACK-knop van het spoor waarop u wilt opne­men.
Track
Hiermee kiest u het spoor waarop u wilt opnemen. Eens u de cursor op dit veld hebt geplaatst kunt u met [SHIFT]+TRACK [1]~[16] knoppen het gewenste spoor kiezen. Wilt u in een Pattern opne­men, druk dan op [PATTERN] en kies vervolgens met het [VALUE]-wiel het gewenste Pattern.
Count In
Hiermee bepaalt u welke aftel u voor het begin van de opname wilt horen.
OFF
1 Meas
2 Meas
Wait Note
Rec Mode
Hiermee kiest u de gewenste opnamemethode:
Replace
Mix
De opname begint op het moment dat u op [PLAY] drukt.
De metronoom telt 1 maat af voor het begin van de opname.
De metronoom telt 2 maten af voor het begin van de opname.
De opname begint zodra u een noot op het klavier speelt of een pedaal indrukt.
Bij deze methode worden aanwezige data op een spoor gewist wanneer u er nieuwe data over opneemt. Dit is de aangewezen k euze als u foutjes wilt corrigeren of als de eerste opname u gewoonweg niet bevalt.
Dit is de meest gangbare opnamemethode. Hierbij worden nieuwe opnames bij de bestaande data op een spoor gevoegd. Deze werkwijze kunt u bijvoorbeeld gebruiken om een drumpartij op te bouwen, waarbij u eerst de basdrum speelt, vervolgens de snare, enz. Of wat dacht u van een strijkje waarbij u eerst de cello’s speelt, dan de altviolen, enz. Nog leuker wordt het wanneer u bij deze methode de Loop-functie activeert.
51
MC-80 Handleiding
Measure
Hiermee bepaalt u vanaf welke maat u wilt beginnen opnemen.
Beat
Hiermee wordt de gekozen maatsoort aangeduid. Die kunt u hier niet instellen, daarvoor moet u naar de “MICROSCOPE”-pagina (zie blz. 72).
Ch
Hiermee bepaalt u op welk MIDI-kanaal dit spoor opneemt. Bij Songs kunt u voor ieder spoor het gewenste kanaal kiezen; Patterns gebruiken slechts één spoor, dus kunt u ook maar één kanaal kiezen.
Tempo
Hiermee kiest u het tempo.
Loop/Punch
Hieronder zijn een aantal opties gegroepeerd met betrekking tot Loop-opnames en Punch-In/Out. Loop wilt zeggen dat u een start- en eindpunt defini­eert, waartussen ononderbroken wordt opgenomen. Bij iedere herhaling kunt u nieuwe partijen toevoe­gen. Bij Punch-In/Out definieert u ook een start- en een eindpunt, alleen wordt er in dit geval niets her­haald, maar wordt er bij het startpunt automatisch in opname gegaan en bij het eindpunt automatisch uit opname.
Dit zijn de mogelijke opties:
OFF Er wordt geen Loop gebruikt.
De Loop bevindt zich tussen het start- en eindpunt dat u hebt
Loop(POINT)
Loop(1 Meas)
Loop(2 Meas)
Loop(4 Meas)
Loop(8 Meas)
Loop(16 Meas)
Loop(ALL) De volledige song wordt geloopt.
gedefinieerd. Die punten worden ook afgebeeld. Plaats de cursor erop als u ze wilt wijzigen.
De eerste maat vanaf het begin van de opname wordt geloopt.
De eerste twee maten vanaf het begin van de opname wordt geloopt.
De eerste vier maten vanaf het begin van de opname wordt geloopt.
De eerste acht maten vanaf het begin van de opname wordt geloopt.
De eerste zestien maten vanaf het begin van de opname wordt geloopt.
Hierbij legt u de Punch-punten van tevoren vast. De MC-80 gaat
Auto Punch In
Manual Punch In
dan automatisch in opname zodra het Punch In punt wordt bereikt.
Hierbij drukt u een knop of een pedaal in om afwisselend in en uit opname te gaan.
Loop
Hiermee specifieert u de omvang van de loop in maten en tellen (tikken kunt u niet specifiëren). De bovenste coördinaat bepaalt het startpunt, de onder­ste het eindpunt. Deze coördinaten kunt u logischer­wijze enkel instellen indien u “Loop (Point)” of “Auto Punch In” hebt geselecteerd. De minimum­omvang van een loop is één maat.
Tempo Rec
Schakel deze optie in als u tijdens het spelen tempo­wijzigingen wilt opnemen op het tempospoor. Door achtereenvolgens op [SEQUENCER], [F4 (MICRO)] en [TEMPO/PATTERN] te drukken gaat u naar de “TEMPO TRACK”-pagina, waarin u de opgenomen tempo-informatie kunt bekijken.
Qntz (Quantize)
De Quantize-functie is een timing-correctie die de noten die u speelt automatisch op hun mathema­tisch juiste positie plaatst (Grid Quantize) of uw par­tij van een bepaalde feel voorziet (Shuffle Quantize).
Let wel: we hebben het hier over quantiseren tijdens de opname. De correcties die hier worden uitgevoerd zijn dus onherroepelijk. Niets belet u om zonder quantisering op te nemen en achteraf met deze func­tie te experimenteren (zie blz. 83).
Dit zijn de beschikbare opties bij opname:
OFF
Grid
Shuffle
Voor beide quantiseringstypes kunt u nog een aantal gedetailleerde parameters instellen:
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [REC] om naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met TRACK [1]~ [16] het spoor waarop u wilt opnemen.
Opmerking:
[PATTERN] en kies met het [VALUE]-wiel het gewenste Pattern. Door de cursor op “Ch” te plaatsen kunt u ook nog het MIDI-kanaal specifiëren waarop het Pattern opneemt.
Er wordt niet gequantiseerd tijdens de opname.
Tijdens de opname wordt Grid Quantize gebruikt.
Tijdens de opname wordt Shuffle Quantize gebruikt.
Wilt u een Pattern opnemen, druk dan op
52
Opnamefuncties
3) Kies de gewenste quantize-optie.
Voor Grid kunt u de volgende parameters instellen:
Reso: Hiermee kiest u de resolutie. Kiest u bijvoor­beeld 1/8, dan worden alle noten naar de dichtstbij­zijnde achtste nootwaarde verplaatst. Als vuistregel mag u er van uitgaan dat de resolutie niet groter mag zijn dan de kleinste nootwaarde in de partij die u speelt. Speelt u bv. veel zestiende noten kies dan 1/16.
Dit zijn de opties voor de Reso-parameter:
1/32 Tweeëndertigste noot 1/16T Zestiende noot triool 1/16 Zestiende noot 1/8T Achtste noot triool 1/8 Achtste noot 1/4T Kwartnoot triool 1/4 Kwartnoot
Str (Strength): Hiermee bepaalt u de mate waarin de timing van de noten wordt gecorrigeerd. Kiest u 100%, dan wordt het begin van de noot exact op de dichtstbijzijnde nootwaarde (afhankelijk van uw keuze voor Reso) geplaatst. Mindere procenten trek­ken de noot “in de juiste richting”, zonder ze perfect juist te plaatsen, wat soms een natuurlijker klinkend resultaat kan opleveren.
Voor Shuffle kunt u de volgende parameters instel­len:
Realtime opnemen
Nu we alle voorbereidende instellingen hebben gemaakt kunnen we ons aan de eerste “realtime” opname wagen.
1) Druk op [SEQUENCER].
Vergeet niet Song Initialize (zie blz. 50) te gebruiken als u een nieuwe song wilt beginnen, of de gewenste song te kiezen als u opnames aan een bestaande song wilt toevoegen.
Wilt u een Pattern opnemen, druk dan op [Pattern], plaats de cursor op het gewenste Pattern-nummer, en druk op [ENTER].
2) Druk op [REC] om naar de “REC STANDY”-pagi­na te gaan.
3) Plaats de cursor op “Track”, houd [SHIFT] inge­drukt en kies met TRACK [1]~[16] het spoor waar­op u wilt opnemen (gaat het om een Pattern, kies dan voor “Ch” het MIDI-kanaal waarop u wilt opnemen). De indicator van het gekozen spoor licht op.
4) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
De [REC]-indicator licht op. Bovendien knippert de BEAT-indicator (rood op de eerste tel, groen op de overige tellen).
5) Druk op [STOP] zodra u klaar bent met opnemen.
Auto Punch In
Zoals gezegd bakent u bij deze manier van “inprik­ken” van tevoren waar u in en uit opname wilt gaan. Wilt u bijvoorbeeld maat 1~16 van een song weerge­ven, maar enkel maat 5 opnemen, kiezen dan de prikpunten “5-01-000~6-01-000”.
1) Volg stap 1~2 uit de werkwijze van hierboven om naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Loop/Punch” en kies “Auto Punch In”.
3) Specifieer begin (a) en einde (b) van de punch.
Reso: Zie hierboven, alleen zijn hier enkel de opties 1/ 8 en 1/16 beschikbaar.
Rate: Hiermee bepaalt u volgens welke verhoudingen de afstand tussen de noten wordt bepaald, m.a.w. hoe de groove wordt gemaakt. Kiest u “50%”, dan zijn de eerste en derde tel van de maat exact even ver verwijderd van de tweede als van de vierde tel. Als u andere percentages kiest worden deze afstanden one­venredig, waardoor de shuffle-feel ontstaat.
4) Ga naar een maat die zich vóór het “a”-punt bevindt en druk op [PLAY].
Zodra het punt “a” voorbijkomt gaat de MC-80 in opname. Bij punt “b” gaat hij weer uit opname.
5) Druk op [STOP] zodra u klaar bent met opnemen.
Manual Punch In
Bij deze manier van inprikken gebruikt u een knop of een pedaal om in en uit opname te gaan. Opteert u
53
a b
MC-80 Handleiding
voor een pedaal, lees dan eerst de instructies op blz. 102 omtrent het gebruik van pedalen.
1) Volg stap 1~2 uit de werkwijze van hierboven om naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Loop/Punch” en kies “Manual Punch In”.
3) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
4) Druk, op de plaats waar u wilt beginnen opnemen, op [F6 (PUNCH IN)].
Rechtsboven in het display verschijnt “REC” om aan te geven dat de MC-80 intussen opneemt.
5) Druk nogmaals op [F6 (PUNCH IN)] op het moment dat u uit opname wilt gaan.
Het staat u vrij om verderop in de weergave nog meedere keren in te prikken, telkens met de [F6}­knop.
Tijdens de opname naar een ander spoor gaan
U kent dat waarschijnlijk wel: u begint met een een­voudig drumpatroontje en plots slaat de inspiratie toe, u hoort meteen passende partijen voor bas, pia­no, percussie, enz. in uw hoofd en u wilt die zo snel mogelijk opnemen. Voor dergelijke momenten biedt de MC-80 een interessante opnamemethode – we noemen ze Nonstop Loop Recording. Het komt er op neer dat u opneemt in een lus (loop) en, zonder die lus te onderbreken, vrij van spoor kunt wisselen. U kunt dus binnen een fragment partij na partij toe­voegen zonder de opname stil te leggen.
Opmerking:
tussen Patterns en Phrase Tracks wisselen.
Opmerking:
selt kan dat tot storingen in de weergave leiden.
Tijdens zo’n ononderbroken loop kunt u niet
Als u voortdurend snel na elkaar van spoor wis-
Om op deze manier op te nemen hoeft u geen specia­le functie te activeren. Start gewoon een loop-opna­me (zie blz. 52) en kies met [SHIFT]+TRACK [1]~ [16] telkens het spoor waar u naartoe wilt gaan. Bij de opname van Patterns kunt u geen sporen kiezen (Patterns gebruiken slechts één spoor). Als u de cur­sor op “Ch” plaatst kunt u wel MIDI-kanalen kiezen.
Even uit opname gaan om te oefe­nen (Rehearsal-functie)
Stel dat u in het scenario van daarnet een drumpartij hebt opgenomen, en daar nu een baslijn aan toe wilt voegen. U wilt nog even experimenteren met par­tijen en klanken, maar u wilt de opname niet stop­pen, want u zit nu net lekker “in de groove”. Door de MC-80 in “Rehearsal” te schakelen kunt u blijven spelen terwijl u de overige sporen hoort, maar er wordt even niets opgenomen.
1) Druk tijdens de (Realtime) opname op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat er op dat spoor even niets wordt opgenomen.
2) Druk nogmaals op [REC] als u opnieuw in opname wilt gaan.
Data wissen tijdens het opnemen
Ook data wissen kan zonder dat u de Loop-opname stopt. Hebt u bijvoorbeeld net een hi-hat ingespeeld die niet zo geslaagd blijkt, dan kunt u die verwijderen zonder de opname te stoppen en zonder de rest van de drumpartij (die u wel bevalt) te beïnvloeden.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [REC].
2) Plaats de cursor op “Rec Mode” en kies hiervoor “MIX”.
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met TRACK [1]~ [16] het spoor waarop u data wilt wissen.
4) Druk op [PLAY].
5) Druk op [F6 (ERASE)] om naar de “REALTIME ERASE”-pagina te gaan.
6) Wis de gewenste data. Dit kan op vier manieren:
Wilt u enkel de noten wissen die met een bepaalde toets werden gespeeld (denk bv. aan de hi-hat van daarnet), houd dan die toets ingedrukt. Zolang u dit doet worden alle noten voor die toets ingedrukt.
Hetzelfde kunt u doen met een reeks toetsen door de hoogste en laagste toets van de reeks ingedrukt te houden.
Zolang u [F4 (ALL NOTE)] ingedrukt houdt worden alle noten van alle toetsen gewist.
Wilt u niet enkel alle noten, maar ook alle overige MIDI-commando’s wissen, houd dan [F5 (ALLE­VENT)] ingedrukt (Pattern Call-commando’s wor­den hierdoor niet gewist).
7) Druk op [F6 (DONE)] om de REALTIME ERASE­pagina te verlaten en terug te keren naar de opna­me.
Opmerking:
dat u in de TRACK INFO-pagina (zie blz. 40) hebt gekozen. Hebt u “ALL” gekozen, dan wordt het kanaal waarop de data werden gezonden gekozen.
Opmerking:
alle MIDI-kanalen gewist.
Opmerking:
bevindt kunt u geen ander spoor kiezen.
Data worden enkel gewist op het MIDI-kanaal
Werkt u met een Pattern, dan worden data voor
Zolang u zich in de REALTIME ERASE-pagina
54
Opnamefuncties
Tempowijzigingen opnemen
Net zoals u noten opneemt op de Phrase Tracks kunt u tempowijzigingen in realtime opnemen op een tempospoor. Dat is enkel mogelijk voor songs, niet voor Patterns. Bovendien moeten de maten waar­voor u tempowijzigingen wilt opnemen ook noten bevatten op andere sporen. Tempowijzigingen opnemen in een “leeg” stukje song kan dus niet.
1) Laad de song waarin u tempowijzigingen wilt opnemen (zie blz. 92).
2) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat waarin de tempowijzigingen moeten beginnen.
3) Druk op [REC].
4) Plaats de cursor op “Tempo Rec” en kies “ON”.
5) Plaats de cursor op “Count In” en kies de gewenste aftel (zie blz. 50).
6) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
7) Voer de gewenste tempowijzigingen uit.
U kunt nu op twee manieren werken: wilt u een plot­se temposprong, kies dan met [INC/+][DEC/-] het nieuwe tempo en druk op de plaats waar u het wilt invoeren op [ENTER]. Geleidelijk versnellen of ver­tragen kan door aan het [VALUE]-wiel te draaien. Tenslotte kunt u het nieuwe tempo ook invoeren door op de TAP TEMPO-knop te tikken.
8) Druk op [STOP] om de opname te stoppen.
Opmerking:
wijzigingen kunt invoeren. Het kan echter ook iets preciezer, in de MICROSCOPE-pagina. Zie blz. 43.
Hierboven hebt u gezien hoe u realtime tempo-
Opname wissen (Undo/Redo)
Vindt u het hele arrangement dat u zonet in realtime hebt opgenomen eigenlijk maar niks, dan kunt u het in één klap wissen door [SHIFT] ingedrukt te hou­den en op [UNDO/REDO] te drukken. Door nog­maals op deze combinatie te drukken herstelt u de zonet gewiste opname.
6.4 Stap voor stap opnemen
Op de voorgaande bladzijden hebben we ons bezig­gehouden met realtime opnemen. Dit is de meest intuïtieve manier van opnemen, maar vereist tegelijk enige speeltechnische vaardigheid. Alles wordt immer exact opgenomen zoals u het speelt. Achteraf kunt u weliswaar nog één en ander corrigeren, maar voor bepaalde moeilijke of uiterst strakke partijen is het misschien een beter idee om meteen voor staps­gewijze opname te opteren. Hierbij specifieert u voor iedere noot apart de toonhoogte, duur, enz. Het
werkt wat omslachtiger, maar daar staat tegenover dat u geen virtuoos op MIDI-klavier, -gitaar, -drum, enz. hoeft te zijn om superstrakke partijen neer te zetten.
Noten en rusten stapsgewijs invoe­ren
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Laad de song waarin u wilt opnemen (zie blz. 92).
3) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat waarin u wilt beginnen opnemen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [REC] om naar de “STEP REC”-pagina te gaan.
5) Plaats de cursor op “TRACK” en kies het spoor waarop u wilt opnemen.
Misschien wilt u voor dat spoor meteen een ander MIDI-kanaal kiezen; dat kunt u doen met de “Rec Ch”-parameter.
6) Plaats de cursor op “Rec Mode” en kies de gewenste opnamemethode.
7) Druk op [F6 (STEP REC)] om naar de “STEP REC”­pagina te gaan.
8) Druk op [F1 (NOTE)].
9) Plaats de cursor op “Step Time” en kies de gewens­te nootwaarde (hiervoor kunt u ook de cijferknop­pen gebruiken).
10)Plaats de cursor op “Gate Ratio” en kies de gewens­te duur.
Ratio betekent “verhouding”; deze waarde staat dan ook voor een percentage van de zonet gekozen noot­waarde. Hoe lager deze waarde, hoe meer staccato de noten klinken. Hogere waarden gaan meer richting tenuto. Misschien zijn deze muziektermen u vreemd, maar als u even experimenteert met enkel percenta­ges hoort u meteen wat we bedoelen.
11)Plaats de cursor op “Velocity” en kies de gewenste aanslagwaarde.
Als u “Real” kiest wordt gewoon de aanslagwaarde gebruikt waarmee u zo meteen de toets indrukt. Wilt u bv. dat alle noten precies even hard klinken, dan is het waarschijnlijk handiger om hier een vaste waarde (1~127) te specifiëren. Voor wie hier ook liever in muziekjargon denkt de volgende vuistregel: 60=pia­no, 90=mf (mezzoforte) en 120=f (forte).
12)Druk op de toets van de noot die u wilt invoeren.
55
MC-80 Handleiding
In het display worden het MIDI-kanaal (Ch), de nootnaam (Note), de aanslagwaarde (Vel) en de duur (Gate) van de noot afgebeeld.
Wilt u een akkoord invoeren, druk dan alle noten van het akkoord in. Om een rust in te voeren drukt u op [F5 (Del)].
Hebt u geen MIDI-klavier aangesloten, kies dan het gewenste nootnummer en druk op [ENTER]. Wilt u u zonder klavier akkoorden invoeren, druk dan eerst op [F6 (KEY HOLD)], specifieer de eerste noot van het akkoord en druk op [ENTER]. Vervolgens spe­cifeert u de tweede noot van het akkoord en drukt nogmaals op [ENTER], enz. Alle noten die u op deze manier invoert komen op dezelfde plaats terecht en vormen dus een akkoord. Eens u de laatste noot van het akkoord hebt ingevoerd drukt u nogmaals op [F6 (KEY HOLD)] om naar de volgende positie te gaan.
13)Zodra u alle toetsen hebt losgelaten of op [ENTER] (en eventueel op [F6 (KEY HOLD)] hebt gedrukt springt u automatisch naar de volgende noot, in functie van de gekozen nootwaarde. Zo merkt u in het onderstaande voorbeeld dat u op positie 1-2-0 (tweede tel van de eerste maat) terechtkomt. Dat is logisch want hierboven hadden we de nootwaarde 1/4 gekozen.
14)Herhaal stap 8~12 voor de andere noten die u wilt invoeren.
15)Is de partij volledig, druk dan op [EXIT] of [STOP] om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Bijvoorbeeld: om een gepunte kwartnoot in te voe­ren begint u met een ongepunte kwartnoot. Daarna kiest u een Step Time van 1/8 en drukt u op [F4 (Tie)].
Noten wissen
Door op [F3 (BACK DEL)] te drukken wist u de voorgaande noot.
Patterns gebruiken in een song
In plaats van een noot kunt u ook een volledig Pat­tern op een “stap” plaatsen. In feite wordt dan niet het volledige Pattern zelf, maar een zogenaamd Pat- tern Call Event ingevoerd. Een verwijzend comman­do dus, dat opdracht geeft om op die plaats het Pat­tern weer te geven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat waarin u wilt beginnen opnemen.
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [REC] om naar de “STEP REC”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op “TRACK”, houd [SHIFT] inge­drukt en kies met de TRACK [1]~[16] knoppen het spoor waarop u wilt opnemen.
5) Druk op [F2 (Pattern)].
6) Kies het nummer van het Pattern dat u wilt invoe­ren.
7) Druk op [F6 (Put Ptn)].
Het voornoemde Pattern Call-commando wordt nu ingevoerd en u springt automatisch naar de volgende positie, die evenveel maten verder ligt als het Pattern lang is.
Opmerking:
Een leeg Pattern kunt u niet plaatsen.
Noten overbinden
Kies eerst de nootwaarde (Step Time) voor de noten die u wilt overbinden en druk vervolgens op [F4 (Tie)]. De gebonden noot wordt ingevoerd en u gaat automatisch naar de plaats voor de volgende noot.
Bijvoorbeeld: u wilt een halve noot overbinden naar een kwartnoot. Voer eerst de halve noot in, specifieer vervolgens de Step Time voor de kwartnoot en druk tenslotte op [F4 (Tie)].
Gepunte noten
Voer eerst de ongepunte nootwaarde in en bindt deze vervolgens over met een noot die de halve lengte heeft.
56
8) Herhaal stap 7 en 8 als u nog meer Patterns wilt invoeren.
Door op [F3 (DEL)] te drukken wist u het voorgaan­de Pattern.
Zodra u alle gewenste Patterns hebt geplaatst kunt u op [EXIT] of [STOP] drukken om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Opmerking:
wijst volgen steeds de maatsoort van de song waarin ze terechtkomen. De maatsoort van het Pattern zelf wordt dus genegeerd. Is dat een andere maatsoort dan die van de song, dan “past” het Pattern misschien niet in de matenstructuur van de song. In dat geval zit er niets anders op dan de maat­soort in het Beat-spoor aan te passen (zie blz. 50).
Patterns die u op de bovenstaande manier toe-
Opnamefuncties
Opmerking:
sen kan, in de Microscope-pagina. Zie “Pattern Call” op blz. 71.
Opmerking:
tegelijk weergeven. Wilt u verschillende Patterns tegelijk weergeven, voer dan Pattern Call-commando’s in op andere sporen.
Opmerking:
Call-commando plaatsen, maar dat had u waarschijnlijk ook niet verwacht.
Achteraf een Pattern Call-commando verplaat-
Binnen één spoor kunt u slechts één Pattern
In een Pattern kunt u niet nog eens een Pattern
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [F5 (SAVE)].
4) Kies met [F4]~[F6] het gewenste bestandstype:
5) Druk op [F6 (OK)].
Invoer annuleren (Undo/Redo)
Als dit de eerste keer is dat u deze song opslaat komt
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [UNDO/ REDO] te drukken wist u de laatst toegevoegde data (noot, Pattern Call-commando, enz.). U kunt deze
Hebt u deze song al eens opgeslagen, ga dan onmid-
data herstellen door nogmaals op de combinatie [SHIFT]+[UNDO/REDO] te drukken.
6.5 Songs bewaren op diskette
Alles wat u in de MC-80 opneemt komt terecht in
6) Plaats de cursor op het eerste karakter dat u wilt
7) Ga zo verder voor de overige karakters. Als de
8) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
een tijdelijke geheugenbuffer. Die wordt leegge­maakt wanneer u een andere song kiest of de MC-80 uitschakelt. Als u de opname wilt bijhouden moet u ze dan ook eerst op diskette, harde schijf, enz. schrij­ven.
Song bewaren
Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
U kunt een song opslaan in het MC-80 formaat of in het SMF-formaat. Zoals uit de onderstaande tabel mag blijken, heeft dat implicaties voor de data die al dan niet worden opgeslagen.
F6 MC-80 song F5 Standard MIDI File formaat 1 F6 Standard MIDI File formaat 0
u nu terecht in een venster waarin u het bestand een naam kunt geven. Hoe dat gaat leest u in stap 6 en 7 hieronder.
dellijk naar stap 9.
wijzigen en kies met [INC/+][DEC/-], het [VALUE]-wiel of de cijferknoppen het gewenste karakter.
naam volledig is drukt u op [F6 (OK)].
Linksboven in het display ziet u de naam van de gese­lecteerde folder. Had u deze song al eens opgeslagen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk op [F5 (OPEN®)].
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort), druk dan op [F4 (CLOSE)].
MC-80 SMF Song Ja Ja Patterns in de song Ja *1 Marker-instellingen Ja Nee Repeat-instellingen Ja Nee TRACK INFO-instellingen Ja *2 Phrase Sequence-instellingen Ja Nee Transpositie-instellingen Ja Nee
*1: In een SMF worden Patterns opgeslagen als gewone spoordata.
*2: Uitgeschakelde sporen worden in een SMF niet opgeslagen.
Opmerking:
in geen van beide formaten opgeslagen.
De aan/uit-status van het Tempo-spoor wordt
9) Druk op [F6 (SAVE)].
10)Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestands­naam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLA­CE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
Het bestand krijgt automatisch de extensie “.SVQ” mee (gaat het om een SMF, dan wordt de extensie “.MID” gebruikt).
Opmerking:
beschermd (zie blz. 68). Deze kunt u enkel in het MC-80 for­maat opslaan, niet als SMF.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk
57
MC-80 Handleiding
Folder aanmaken
Desgewenst kunt u ook een nieuwe folder aanma­ken, wat nodig kan zijn als u een reeks samenhoren­de songs op dezelfde plaats wilt bewaren.
1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F5 (DISKUT­IL)].
2) Druk op [F6 (MENU)], kies “FILE MENU” en druk vervolgens op [F5 (FOLDER)] om naar de “DISK UTILITY/FOLDER”-pagina te gaan.
Linksboven ziet u de naam van de folder waarin de nieuwe folder zal terechtkomen. Wilt u een andere folder kiezen, druk dan op [F5 (OPEN®)] om een subfolder te kiezen of op [F4 (CLOSE)] om hoger in de hiërarchie te gaan.
3) Zodra u de juiste plaats voor de nieuwe folder hebt gevonden drukt u op [F6 (FOLDER)].
4) U kunt nu de nieuwe folder een naam geven. Plaats de cursor op het eerste karakter dat u wilt wijzigen en kies met [INC/+][DEC/-], het [VALUE]-wiel of de cijferknoppen het gewenste karakter.
5) Ga zo verder voor de overige karakters. Als de naam volledig is drukt u op [F6 (OK)].
De nieuwe folder wordt nu aangemaakt.
Opmerking:
maximaal 9 niveaus bestaan.
Opmerking:
MC-80 hebt geformateerd worden herkend door Mac OS en Microsoft Windows.
De folderhiërarchie van de MC-80 kan uit
Folders die u aanmaakt op diskettes die u in de
58
7.
Werken met Patterns
Werken met Patterns
7.1 Wat is een Pattern?
Een Pattern is een stukje opname dat slechts één spoor gebruikt en dat over het algemeen gebruikt wordt om herhalende riffs, motiefjes, lijntje of hoe u het wilt noemen op te nemen. De voornaamste ver­schillen met een song kunnen we als volgt samenvat­ten:
Patterns gebruiken slechts één spoor
Het is mogelijk om verschillende Patterns op ver­schillende sporen te plaatsen, maar binnen een Pat­tern kunt u niet meerdere sporen combineren. Een Pattern kan wel informatie voor verschillende MIDI­kanalen (16 als het moet) tegelijk bevatten.
U kunt maximaal 100 Patterns maken
Binnen een song kunt u maximaal 100 Patterns aan­maken.
Patterns worden samen met de song opgeslagen
Patterns bestaan niet onafhankelijk van songs. Ze worden steeds samen opgeslagen met de song waar­aan ze gerelateerd zijn. Het is dus niet mogelijk om een reeks losse Patterns op te nemen en apart op dis­kette te zetten – u moet ze allemaal samen opslaan bij de song waarin u ze hebt gemaakt.
Als u de song opslaat als SMF wordt de inhoud van de Patterns geconverteerd naar “gewone” spoordata. Als u die song in een andere sequencer laadt verschil­len deze data dus niet meer van de overige sporen. Bovendien worden Patterns die niet in een song aan bod komen niet opgeslagen in de SMF.
Met de spoorknoppen schakelt u MIDI-kanalen in of uit
Track Mute, Solo en Minus One werken in het geval van Patterns niet op sporen maar op MIDI-kanalen. Merk trouwens op dat zodra u een Pattern kiest alle spoorknoppen oplichten, of er zich nu iets op het overeenkomstige MIDI-kanaal bevindt of niet.
7.2 Verschil tussen een Pattern­spoor en een Song-spoor
Algemene aanwijzigingen omtrent de opnamemoge­lijkheden kunt u nalezen vanaf blz. 50. Hieronder gaan we dieper in op de specifieke verschillen tussen het opnemen van Patterns en Songs.
Pattern Play-pagina
Op deze pagina komt u terecht door op [SEQUEN­CER] en vervolgens op [PATTERN] te drukken. Door nogmaals op [PATTERN] te drukken keert u terug naar de SONG PLAY-pagina.
Sporen
Alle MIDI-kanalen komen op één spoor terecht. De werkwijze voor het opnemen staat beschreven vanaf blz. 50.
Maatsoort
Net als voor de overige sporen kiest u de maatsoort in de MICROSCOPE-pagina van het Beat-spoor (zie blz. 50).
Tempo
Pattern hebben geen eigen Tempo-spoor. Ze nemen steeds de tempo-informatie over van de song waar­toe ze behoren.
7.3 Waarvoor zijn Patterns nut­tig?
Patterns in een song gebruiken
Zoals gezegd worden Patterns doorgaans gebruikt voor korte, herhalende patronen. Zo kunt u bijvoor­beeld een drumpatroon van één maat in een Pattern opnemen en dit steeds laten herhalen. Op een ander spoor neemt u dan accenten, roffels enz. op die de overgangen (bv. strofe naar refrein) in de song accentueren. De voordelen zijn legio: u hoeft de basisbeat slechts één keer in te spelen en bovendien neemt het Pattern veel minder geheugen in beslag. Die geheugenbesparing wordt duidelijk als u de onderstaande afbeelding even bekijkt: het Pattern
59
MC-80 Handleiding
spoor bevat slechts één maat “noten”. In de overige maten wordt telkens een zogenaamd Pattern Call­commando geplaatst dat de MC-80 opdraagt het betreffende Pattern nogmaals weer te geven.
Enkel noten
Maat 1 Maat 2 Maat 3
Met Pattern Call-commando’s
Maat 1 Maat 2 Maat 3
Pattern 001 Pattern 001
Pattern 001
In iedere maat wordt een Pattern Call-commando geplaatst
Patterns in een Phrase Sequence ge­bruiken
Met de Phrase Sequence-functie kunt u volledige “frases” (muzikale motiefjes) koppelen aan klavier­toetsen. Met andere woorden: door één toets in te drukken geeft u een volledig stukje muziek weer. Het materiaal voor die frases haalt u uit de Patterns aan boord van de MC-80. Zo kunt u voor iedere toets specifiëren welk Pattern-nummer er wordt weerge­geven. In de hitte van de strijd kunt u desgewenst verschillende Pattern tegelijk starten door verschil­lende toetsen in te drukken. De toetsverdeling zou er als volgt kunnen uitzien:
Voorbeeld
7.4 Patterns weergeven
Dit gaat iets anders in zijn werk dan het weergeven van songs. Ziehier de voornaamste verschillen:
De TRACK-knoppen werken als aan/uit-knoppen voor de verschillende MIDI-kanalen.
U kunt Patterns niet weergeven volgens de Quick Play-methode.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAY­pagina te gaan.
2) Wilt u een Pattern weergeven dat bij een song op diskette hoort, laad dan de betreffende song (zie blz. 92).
3) Druk op [SEQUENCER] (de indicator licht op) en vervolgens op [PATTERN] om naar de “PATTERN PLAY”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op het Pattern-nummer “PTN 000” en kies het nummer van het Pattern dat u wilt weergeven.
5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
Druk op [STOP] zodra u de weergave wilt stoppen.
Opmerking:
manier als voor songs (zie blz. 41).
De overige transportknoppen werken op dezelfde
7.5 Patterns kiezen uit een lijst
60
Pattern006 (Bass 2) Pattern005 (Bass 1)
Pattern004 (Fill 2) Pattern003 (Fill 1)
Pattern002 (Rhythm 2) Pattern001 (Rhythm 1)
Stop-toets
Een handige manier om Patterns te kiezen is de vol­gende, waarbij een overzichtelijke lijst te voorschijn roept:
1) Wilt u een Pattern kiezen dat bij een song op dis­kette hoort, laad dan de betreffende song (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER] (de indicator licht op) en vervolgens op [PATTERN] om naar de “PATTERN PLAY”-pagina te gaan.
3) Druk op [F6 (PTN SEL)] om naar de “PATTERN SELECT”-pagina te gaan.
4) Kies met het [VALUE]-wiel het Pattern dat u wilt weergeven.
5) Druk op [F6 (SELECT)] om het Pattern te kiezen en terug te keren naar de “PATTERN PLAY”-pagina.
Opmerking:
“PATTERN SELECT”-pagina op [PLAY] drukken om het Pattern weer te geven.
In plaats van stap 5 kunt u ook rechtstreeks in de
8.
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
8.1 Wat is Phrase Sequence?
Phrase Sequencing is een bijzonder interessante func­tie. Ze stelt u namelijk in staat om Patterns uit de Pattern spoor van een song weer te geven door op vrij te definiëren klaviertoetsen te drukken.
Zo zou u, om een slagwerkpartij te spelen, een bepaalde Fill-in in een Pattern kunnen opnemen en deze Pattern in de Phrase Sequence-functie kunnen registreren. Als u dan op het klavier zit te drummen kunt u met één toetsdruk die wereldse fill-in door de luidsprekers laten knallen.
U kunt maximaal acht Patterns tegelijk weergeven. Dat biedt u de mogelijkheid om Patterns op te nemen voor drums, bas, klavier, enz. en deze al spe­lend te combineren tot een nieuwe song. Aangezien de sequencer kan onthouden welke toetsen u indrukt kunt u die song ook meteen opnemen!
STOP
Opmerking:
alle toewijzingen. Op de toetsen waaraan een Pattern is toe­gewezen staat een “|”, de STOP-toets wordt aangeduid met een “+”. Aan alle overige toetsen is geen Pattern toegewezen (OFF).
7) Plaats de cursor op “Playback Mode” en kies de gewenste weergavemethode:
Loop1
Loop2
One Shot
8.2 Voorbereidingen voor Phrase Sequence
8) Plaats de cursor op “Mute Group” en definieer de gewenste groepen:
Met deze toets kunt u de weergave van het Pattern stoppen
Het display in het klavier geeft een overzicht van
Het Pattern wordt herhaald zolang u de toets ingedrukt houdt.
Het Pattern wordt herhaald, ook nadat u de toets loslaat. Druk nogmaals op de toets waarmee u het Pattern hebt gestart of op de STOP-toets om de weergave te stoppen.
Het Pattern wordt slechts één keer weer­gegeven. Nadat u de toets loslaat gaat de weergave door tot aan het einde van het Pattern.
Eerst moet u natuurlijk de nodige Patterns opnemen (zie blz. 50), deze aan klaviertoetsen toewijzen en het geheel opslaan als onderdeel van een song.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG PLAY”-pagina te gaan.
2) Wilt u met een song werken die zich op diskette bevindt, laad dan eerst de song (zie blz. 92).
3) Druk op [F1 (SETUP)].
4) Druk op [F3 (PHRASE)] om naar de PHRASE SEQUENCE-pagina te gaan.
Maak de volgende instellingen voor iedere toets:
5) Druk op de toets waarvoor u instellingen wilt maken.
6) Plaats de cursor op “Pattern” en kies het gewenste Pattern:
Het Pattern met het nummer dat u kiest
PTN 1~100
OFF
wordt aan de toets toegewezen. De naam van het Pattern verschijnt tussen haakjes.
Er wordt geen Pattern aan deze toets toe­gewezen.
OFF
1~31
Stel de volgende parameters voor het volledige kla­vier in.
9) Plaats de cursor op “Trigger Quantize” en kies de gewenste optie:.
Realtime
Het Pattern wordt niet aan een Mute Group toegewezen.
Patterns die aan dezelfde groep zijn toe­gewezen kunt u niet tegelijk weergeven. Wilt u bijvoorbeeld dat een Patt ern dat is toegewezen aan de toets C3 nooit samen klinkt met een Pattern dat is toegewezen aan G5, wijs dan C3 en G5 toe aan dezelfde Mute Gr oup (bijvoorbeeld “1”). Op die manier kunt u dus tot 31 groepen gebruiken.
De weergave van de Pattern begint onmiddellijk als u een toets indrukt.
61
MC-80 Handleiding
Als u tijdens de weergave van een Song ergens in het midden van een tel op een
At Beat
At Measure
toets drukt, wordt het corresponderende Pattern weergegeven vanaf het begin van de volgende tel.
Als u tijdens de weergave van een Song ergens in het midden van een maat op een toets drukt, wordt het corresponde­rende Pattern weergegeven vanaf het begin van de volgende maat.
10)Plaats de cursor op “Velocity Sens” en kies de gewenste optie:
OFF
LOW, MID en HIGH
Het Pattern wordt steeds weergegeven aan het volume waarmee u het hebt opgenomen.
Het weergavevolume van de Pattern wordt in toenemende mate afhankelijk van de kracht waarmee u de overeenkomstige toets aan­slaat.
8.4 Phrase Sequence-partijen op­nemen
11)Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina.
12)Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator licht op).
13)Druk op een toets waaraan een Phrase Sequence is toegewezen.
Opmerking:
dooft) als u de Phrase Sequence-functie niet langer wilt gebruiken.
Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator
1) Volg de aanwijzigingen onder “Voorbereidingen
2) Volg de aanwijzigingen onder “Opnemen terwijl u
3) Start de opname
8.3 Phrase Sequences gebruiken
U kunt Phrase Sequences zowel bij gestopte als bij lopende weergave gebruiken. Bevinden de Phrase Sequences zich in een song die u in het MC-80 for­maat op diskette hebt geschreven, dan kunt u ze zelfs tijdens Quick Play weergeven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Zorg dat u alle daarnet besproken parameters cor­rect hebt ingesteld.
3) Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator licht op).
4) Wilt u meespelen met de song, start dan de weerga­ve door op [PLAY] te drukken.
5) Druk nu op een toets waaraan een Pattern is toege­wezen.
Om de weergave van een Pattern te onderbreken drukt u op de als “STOP” gedefinieerde toets. Hebt u de Playback Mode-parameter op LOOP2 ingesteld, dan kunt u de weergave ook onderbreken door nog-
4) Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
Neem enkel nootcommando’s op in een Pattern dat
maals op de toets te drukken waarmee u dat Pattern in gang hebt gezet.
Opmerking:
wijl de Phrase Sequence-functie actief is, dan wordt de status van de functie mee opgeslagen. Als u later deze song selecteert kunt u dus meteen gebruik maken van de Phrase Sequence­functie. Bewaart u de song echter als SMF, dan wordt de sta­tus noch de Patterns van de Phrase Sequence-functie opgesla­gen.
Als u de song in het MC-80 formaat opslaat ter-
Alles wat u met Phrase Sequences uitvoert kunt u in realtime opnemen. Die mogelijkheid is uiteraard vooral interessant om snel een arrangement te bou­wen met een reeks Patterns die u van tevoren hebt opgenomen.
Let wel: hier worden geen Pattern Call commando’s opgenomen (zoals bij Step opname), maar de Patte­rns worden omgezet in realtime opnamedata, alsof u dus alle noten e.d. uit zo’n Pattern daadwerkelijk zou spelen.
voor Phrase Sequence” op blz. 61 om de juiste Phrase Sequence-instellingen te maken.
speelt (Realtime)” op blz. 51 om de MC-80 klaar te maken voor Realtime-opnemen.
Opmerking:
op “Wait Note” zijn ingesteld, want dan start de opname niet, zelfs niet wanneer u drukt op de toets waaraan het Pat­tern is toegewezen of op de STOP toets.
De Count In-parameter (zie blz. 51) mag niet
Op de toetsen waaraan u geen Pattern hebt toegewe­zen (OFF) kunt u normaal spelen. Met de toets die u als STOP toets hebt gedefinieerd kunt u de weergave van alle Patterns stoppen.
Tips bij het gebruik van de Phrase Sequence­functie
u als Phrase Sequence wilt gebruiken
Als u ook nog andere commando’s opneemt (modu­latie, Pitch Bend e.d.), loopt de weergave van de noten misschien vertraging op. Niet-nootcomman­do’s neemt u dan ook best op in een Phrase spoor.
62
Patterns synchroon weergeven
Dit kan enkel wanneer de weergave van de song loopt, aangezien de Patterns zich in dat geval richten naar de maatsoort (op het Beat spoor) van de song.
Gaat het nu om een song waarbij er geen data op de Phrase sporen aanwezig zijn, dan kunt u geen Patte­rns synchroon weergeven. In dat geval kunt u best enkele lege maten opnemen op een Phrase spoor en deze vervolgens in een Loop weergeven.
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
63
MC-80 Handleiding
Arpeggiator
9.
9.1 Wat is een arpeggiator?
De Arpeggiator van de MC-80 vormt de akkoorden die u speelt om tot arpeggio’s (gebroken akkoorden). Speelt u bijvoorbeeld het onderstaande C majeur akkoord, dan krijgt u een arpeggio te horen van de noten C3, E3, G3, C3, E3, G3…
De arpeggio’s volgens steeds het tempo van de song. Bovendien zult u hieronder merken dat de mogelijk­heden ver uitstijgen boven wat u van een arpeggiator gewend bent.
9.2 Eerste kennismaking
Misschien hebt u nog nooit met een arpeggiator gewerkt, daarom laten we u meteen even kennisma­ken.
1) Druk op [ARPEGGIATOR] (de indicator licht op) om de arpeggiator in te schakelen.
2) Speel een akkoord en luister hoe hiervan een arpeg­gio wordt gemaakt.
Laten we nu de arpeggio variëren.
3) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SET­UP)] en tenslotte op [F4 (ARPEGGIO)] om naar de “Arpeggio”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op “Style” en kies met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] een andere stijl voor de arpeggio.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de vorige pagina. Druk nogmaals op [ARPEGGIATOR] als u de arpeggiator wilt uitschakelen (de indicator dooft). U kunt dan opnieuw “normaal” op het klavier spe­len.
9.3 Tempo van de arpeggio wijzi­gen
De arpeggio volgt steeds het tempo van de geselec­teerde song. Om de arpeggio te versnellen/vertragen moet u dus het globale songtempo wijzigen:
1) Druk op [TE MPO].
2) Kies met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het gewenste tempo.
3) Druk nogmaals op [TEMPO] om het Tempo-ven­ster te sluiten.
9.4 Arpeggio-parameters
Er zijn in totaal zes parameters die u voor de Arpeg­giator kunt instellen. De belangrijkste daarvan is de Arpeggio Style-parameter, want die heeft het meeste invloed op het soort arpeggio dat u te horen krijgt.
Als u een Arpeggio Style kiest worden automatisch de Accent Rate, Motif, Beat Pattern, en Shuffle Rate parameters ingesteld. Op die manier hebt u door een Arpeggio Style te kiezen al de meeste parameters ingesteld en hoeft u enkel nog het Tempo, de Octave Range enz. te bepalen. Vandaar dat u we u aanraden om eerst de Style te kiezen, dat is meestal de snelste manier van werken.
Kunt u echter met de automatisch gekozen waarden niet tot het patroon komen dat u in gedachten had, wijzig dan ook de waarden van de vier basisparame­ters.
64
Arpeggiator
Style
We hebben daarnet al even gestoeid met de Style-parameter. Ziehier de uitgebreide waslijst opties die de MC-80 voor deze parameter biedt:
1/4 Het ritme wordt verdeeld in kwartnoten. 1/6 Het ritme wordt verdeeld in kwartnoot-triolen. 1/8 Het ritme wordt verdeeld in achtste noten. 1/12 Het ritme wordt verdeeld in triolen van achtste noten. 1/16 Het ritme wordt verdeeld in zestiende noten. 1/32 Het ritme wordt verdeeld in tweeëndertigste noten. PORTAMENTO A, B Deze Style maakt gebruik van een Portamento-effect. GLISSANDO Glissando stijl. SEQUENCE A~D Deze vier stijlen hebben veel weg van sequencerpatronen. ECHO Echo-achtige stijl. SYNTH BASS, HEAVY SLAP, LIGHT
SLAP, WALK BASS
RHYTHM GTR A~E
3FINGER Om met drie vingers gespeelde gitaarpartijen na te bootsen.
STRUMMING GTR
KBD COMPING A~E
PERCUSSION Een stijl die zich goed leent voor percussie-instrumentklanken. HARP Deze stijl bootst de speeltechniek van een harp na; SHAMISEN Deze stijl bootst de speeltechniek van een shamisen na; BOUND BALL Deze stijl heeft het gevoel van een op- en neerkaatsende bal. RANDOM Bij deze stijl worden de noten willekeurig geordend.
BOSSANOVA
SALSA Typische salsa-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat. MAMBO Typische mambo-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat.
LATIN PERCUSSION
Met deze stijlen kunt u baspartijen spelen.
Dit zijn stijlen voor slaggitaar-partijen. Optie 2~5 moet u kiezen als u een akkoord van 3 of 4 noten indrukt.
Deze stijl bootst het opwaarts of neerwaarts tokkelen van akkoorden op een gitaar na. Aan te bevelen wanneer u akkoorden van 5 of 6 noten speelt.
Zoals hun naam al doet vermoeden werken deze stijlen goed op klavierinstrumen­ten. C is een wals, D een swing-wals en E een reggae-stijl.
Stijl met onmiskenbare bossa-nova gitaarlicks. Het beste resultaat krijgt u als u 3~4 noten ingedrukt houdt. Door het tempo op te voeren maakt u hiervan een samba.
Dit is een Rhythm Style waarbij latijns-amerikaanse percussie-instrumenten zoals Clave, Cowbell, Clap, Bongo, Conga, Agogo, enz. de revue passeren.
SAMBA Typische samba-stijl. Geschikt voor ritmische patronen of baslijnen.
TANGO
HOUSE
LIMITLESS
Typische tango-ritmes. Houd de grondnoot, terts en kwint ingedrukt voor het beste resultaat.
Met deze stijl kunt u House-pianobegeleidingen spelen. Het beste resultaat krijgt u door 3~4 noten ingedrukt te houden.
Bij deze stijl kunt u de waarden voor de “Accent Rate”, “Motif”, “Beat Pattern”, en “Shuffle Rate” parameters zelf instellen en ze ook als dusdanig opslaan.
65
MC-80 Handleiding
Volgorde van de noten (Motif)
Met deze parameter bepaalt u de volgorde waarin de Arpeggiator de noten van het akkoord weergeeft.
SINGLE UP
SINGLE DOWN
SINGLE UP&DOWN
SNGLE RANDOM De noten worden één voor één weergegeven in een willekeurige volgorde. DUAL UP De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste. DUAL DOWN De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de hoogste.
DUAL UP&DOWN
DUAL RANDOM De noten worden twee per twee weergegeven in een willekeurige volgorde. TRIPLE UP De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste. TRIPLE DOWN De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de hoogste.
TRIPLE UP&DOWN
TRIPLE RANDOM De noten worden drie per drie weergegeven in een willekeurige volgorde.
NOTE ORDER
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de laagste noot die u op het klavier indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de hoogste noot die u op het klavier indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de laagste noot die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het klavier indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden weergegeven in de volgorde waarin u ze hebt ingedrukt. Door de toetsen in de juiste volgorde in te drukken kunt u melodieën mak en. Dat kunnen z elfs behoorlijk co mplexe melo­dieën zijn, want de Arpeggiator kan tot 128 noten onthouden!
GLISSANDO
CHORD Alle noten die u speelt worden tegelijk weergegeven.
BASS+CHORD1~5
BASS+UP 1~8
BASS+RANDOM 1~3
TOP+UP 1~6
BASS+UP+TOP U hoort afwisselend de hoogste+laagste noot die u indrukt en de overige noten.
Maatsoort (Beat Pattern)
Hiermee bepaalt u de maatsoort van de arpeggio. Deze parameter beïnvloedt de lengte van de noten en de plaats van de geaccentueerde tellen en bepaalt op die manier de maatsoort en het “ritmische gevoel” van de arpeggio.
Opties: 1/4, 1/6, 1/8, 1/12, 1/16 1~3, 1/32 1~3, SEQ­A 1~7, SEQ-B 1~4, SEQ-C 1~2, SEQ-D 1~8, ECHO 1~3, MUTE 1~16, STRUM 1~8, REGGAE 1~2, REFRAIN 1~2, PERC 1~4, WALKBS, HARP, BOUND, RANDOM, BOSSA G, SALSA B, SALSA-P 1~3, MAMBO B, MAMBO BRS, CLAVE, REV CLA,
De Arpeggiator speelt stijgende en dalende chromatische toonladders tussen de laagste en de hoog­ste noot die u speelt. U hoeft dus maar twee noten in te drukken: de hoogste en de laagste.
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een akkoord. Hierdoor ontstaat een soort stride piano stijl (cf. Scott Joplin).
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een arpeggio.
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten in een wille­keurige volgorde.
De Arpeggiator geeft eerst de hoogstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een arpeggio.
GUIRO, SAMBA AGO, SAMBA B, TANGO-B 1~2, TANGO-ACD, TANGO-SNA, HOUSE P, HOUSE B
Opmerking:
samen met de arpeggio Style die u kiest. Kiest u LIMITLESS, dan kunt u gelijk welke Beat Pattern kiezen. Bij andere Style­keuzes zijn enkel de meest geschikte Beat Pattern-opties beschikbaar.
De opties die u voor deze parameter hebt hangen
Shuffle Rate (50~90%)
Met deze parameter kunt u de timing van de gear­peggieerde noten verschuiven, zodat er Shuffle patronen ontstaan. Het instelbereik gaat van 50~ 90%. Bij een waarde van 50% staan alle noten even
66
Arpeggiator
“ver” van elkaar. Naarmate u een hogere waarde kiest wordt het Shuffle effect meer uitgesproken.
Accent Rate (0~100)
Met deze parameter wijzigt u de sterkte van de accenten en de nootlengtes. Op die manier wijzigt u de “groove” of “Feel” van de arpeggio. Het instelbe­reik gaat van 0~100.
Octave Range (-3~+3)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de Arpeg­giator actief is.
+1~+3
0
-3~-1
De arpeggio wordt tot 3 octaven hoger getransponeerd.
De arpeggio blijft beperkt tot het octaaf waarin u het akkoord speelt.
De arpeggio wordt tot 3 octaven lager getransponeerd.
Key Velocity
Hiermee bepaalt u de aanslagwaarde waarmee de arpeggiator de noten weergeeft. Velocity staat voor de kracht waarmee de toetsen worden aangeslagen en heeft in de eerste plaats een invloed op het volume waarop de noten wordt weergegeven.
1) Maak de MC-80 klaar voor Realtime-opname (zie blz. 50).
2) Druk op [ARPEGGIATOR] om de arpeggiator in te schakelen.
3) Druk op [F5 (ARPEGGIO)] om naar de pagina te gaan waarin u de gewenste instellingen voor de arpeggiator (zie blz. 64) kunt maken.
4) Start de opname. De arpeggio’s die u aanstuurt worden opgenomen.
5) Druk op [STOP] als u klaar bent met opnemen.
De arpeggiator neemt de aanslagwaarden
REAL
1~127
overwaarmee u de noten op het klavier aan­slaat.
Alle noten worden met de gekozen waarde weergegeven en de reële aanslagwaarde wordt genegeerd.
9.5 Andere mogelijkheden
Arpeggio’s laten doorklinken
Als u een Hold- (of Sustain-)pedaal op uw MIDI­klavier hebt aangesloten kunt u de arpeggio’s laten doorklinken nadat u de toetsen loslaat.
1) Verbind een Hold-pedaal (DP-2, DP-6 of FS-5U, los verkrijgbaar) met de HOLD-ingang van uw MIDI-klavier.
2) Sla een akkoord en druk daarna het pedaal in.
3) Laat de toetsen los. De arpeggio blijft doorklinken tot u het pedaal loslaat.
Arpeggio’s opnemen
U kunt de partij van de arpeggiator opnemen op één van de Phrase Tracks 1~16.
67
Songs en Patterns editen
10.
Songs en Patterns editen
In dit hoofdstuk maken we kennis met de uitgebrei­de mogelijkheden die de MC-80 in huis heeft om opnames te bewerken. Voor we daarmee van start gaan, moeten we de song die we willen bewerken laden.
10.1 Song laden
1) Steek de diskette waarop de song zich bevindt in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, plaats de cur­sor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display:
5) Plaats de cursor op de naam van de song die u wilt laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden.
laadt, bijvoorbeeld met de melding “(C) 1998 Roland Corporation”. Namen van auteursrechtelijk beschermde songs kunt u niet wijzigen.
1) Laad de song waarvan u de naam wilt wijzigen (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SET­UP)] en tenslotte op [F1 (SONG NAME)] om naar de “SONG NAME”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste karakter.
Karakters invoeren kan ook met de cijferknoppen: telkens wanneer u bijvoorbeeld op “1” drukt kiest u achtereenvolgens “1 A B C 1…”. Als u [SHIFT] ingedrukt houdt kunt u bovendien met de cijferknoppen 1~5 het lettertype in de SONG PLAY­en PATTERN PLAY-pagina’s kiezen. Het gekozen lettertype blijft actief tot u de MC-80 uitschakelt.
4) Zodra de naam volledig is kunt u door op [F6 (OK)] te drukken terugkeren naar de “SONG PLAY”­pagina.
10.2 Instellingen per song
De onderstaande instellingen worden samen met de song op diskette bewaard.
Naam van de song
Via de onderstaande stappen kunt u de song een nieuwe naam geven of de bestaande naam wijzigen. De MC-80 maakt een onderscheid tussen de naam van het bestand en de naam van de song. De bestandsnaam is de naam waarmee de song op dis­kette wordt geschreven (zie blz. 90). Hij kan uit maximaal acht karakters bestaan. De song naam mag iets langer zijn, tot vijftien karakters. Deze naam krijgt u te zien als u de song in de MC-80 bewerkt.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk beschermd. U wordt daarop attent gemaakt wanneer u zo’n SMF
Auteursgegevens toevoegen
Als u zelf songs maakt wilt u daar misschien graag informatie over het auteursrecht aan toevoegen. Dat kan als volgt:
Opmerking:
al auteursgegevens. Deze kunt u niet wijzigen. Auteursrechte­lijk beveiligde songs kunt u bovendien niet kopiëren naar een andere diskette of opslaan als SMF.
1) Laad de song waaraan u de auteursgegevens wilt toevoegen (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SET­UP)] en tenslotte op [F2 (CPYRIGHT)] om naar de “SONG NAME”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste karakter.
Karakters invoeren kan ook met de cijferknoppen: telkens wanneer u bijvoorbeeld op “1” drukt kiest u achtereenvolgens “1 A B C 1…”.
In de handel verkrijgbare SMF’s bevatten soms
68
Songs en Patterns editen
4) Zodra de gegevens volledig zijn kunt u door op [F6 (OK)] te drukken terugkeren naar de “SONG PLAY”-pagina.
Naam van een Pattern
Ook de namen van Patterns kunt u wijzigen. Zo’n naam kan uit maximaal tien karakters bestaan.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [PATTERN].
3) Plaats de cursor op het Pattern-nummer en kies het Pattern waaraan u een naam wilt geven.
4) Druk op [F1 (PTN NAME)] om naar de “PATTERN NAME”-pagina te gaan.
5) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste karakter.
6) Zodra de gegevens volledig zijn kunt u door op [F6 (OK)] te drukken terugkeren naar de “PATTERN PLAY”-pagina.
Op de verschillende types data die u te zien krijgt gaan we verder nog dieper in, maar laten we eerst even kijken hoe het werkt:
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt afbeelden.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien krijgt.
4) Met de cursor ▲ ▼ knoppen beweegt u op en neer door de lijst.
Het “®”-pijltje geeft aan welke data geselecteerd zijn. Dit pijltje kunt u verplaatsen met het [VALUE]­wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen. Wilt u maat per maat vooruitgaan, plaats de cursor dan op de maatwaarde en ga met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen naar de gewenste maat. Zoals u zich misschien herinnert kunt u ook de [BWD] en [FWD] knoppen gebruiken om maat per maat vooruit of terug te gaan.
Stapt u liever tel per tel door de data, plaats dan de cursor op de tel en kies met [INC/+][DEC/-] of het [VALUE]-wiel de gewenste tel.
10.3 Gedetailleerde wijzigingen aanbrengen (MICRO EDIT)
We hebben al enkele keren kennis gemaakt met de MICROSCOPE-pagina. Het ging dan om het invoe­ren van programmakeuze-commando’s, tempowij­zigingen, enz.Daarbij hebt u al kunnen zien waar het in deze pagina om draait: per spoor worden hier een gedetailleerde lijst van alle “gebeurtenissen” (in het Engels wordt vaak de term events gebruikt) afge­beeld. Zo’n gebeurtenis kan een gespeelde noot zijn, maar ook een ingedrukt pedaal en ga zo maar door. Niet alleen de gebeurtenis, maar ook het tijdstip waarop die gebeurt en andere “randgegevens” zoals aanslagwaarde (voor noten), controlenummer (voor speelhulpen) enz. worden afgebeeld. Als we er nog bij vertellen dat u al deze gegevens individueel kunt wijzigen begrijpt u waarschijnlijk waarom deze pagi­na de Microscope-pagina wordt genoemd.
5) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina.
Als u net een Pattern onder de loep nam in de Micro­scope-pagina moet u twee keer op [EXIT] drukken om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina, want de eerste keer komt u in de “PATTERN PLAY”­pagina terecht.
Nootnummers als klaviertoetsen af­beelden
Een handige functie van de Microscope-pagina is de mogelijkheid om een klavier af te beelden waarop u de noten kunt aflezen. Als u dit principe al kent van software-sequencers weet u dat het vaak overzichte­lijker werkt dan een droge opsomming van nootna­men of -nummers.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG PLAY”-pagina te gaan.
2) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
69
MC-80 Handleiding
MIDI-kanaal Nootnummer Waarde
MIDI-kanaal
Controlenummer (Naam van de functie)
Waarde
MIDI-kanaal Programmanummer (Tone-naam)
3) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (VIEW SW)] om naar de “VIEW SW”­pagina te gaan.
5) Druk op [F1 (NOTE MAP)].
Zoals u merkt verandert de waarde voor “Note Map” in “ON”. In het display wordt een klaviertje afge­beeld.
6) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “MICROSCOPE”-pagina. Het klaviertje blijft afge­beeld.
Opmerking:
gewenst moment in- en uitschakelen door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F6 (VIEW SW)] te drukken.
U kunt de afbeelding van het klaviertje op ieder
Individuele nootcommando’s beluis­teren
Het is u waarschijnlijk al opgevallen dat u, zodra u de cursor op een noot plaatst, die noot ook hoort. Dit bewijst bijvoorbeeld zijn nut als u een drumpartij bewerkt en even wilt controleren welke klank aan dit nootnummer is toegewezen.
Wilt u de noot waarop de cursor zich bevindt nog­maals horen, druk dan op [ENTER].
Polyfone Aftertouch
Een aantal MIDI-klavieren zijn uitgerust met after­touch: dat is de controlewaarde die aangeeft in welke
mate u een toets verder indrukt, nádat u ze hebt aan­geslagen. Bovendien gaat het hier om polyfone after­touch, dat is de variant waarbij de toetsdruk voor iedere noot apart kan worden bepaald.
MIDI-kanaal
Nootnummer
Waarde Mate waarin u de toets indrukt.
Het MIDI-kanaal waarop dit com­mando werd opgenomen.
Toonhoogte van de noot waarvoor de toetsdrukwaarde geldt.
Controlecommando’s (Control Change)
Dit is een bonte verzameling MIDI-commando’s die modulatie, volume, enz. aansturen.
Opmerking:
controlenummers en hun functies vindt u in de MIDI-imple­mentatie van de MC-80 (zie blz. 125; voor een uitgebreide implementatie verwijzen we naar de Engelstalige handlei­ding).
Een uitgebreid overzicht van de verschillende
Welke data ziet u in de MICROSCOPE­pagina?
We hebben aan het begin van dit hoofdstuk beloofd dat we u in detail zouden uitleggen waar al die cryp­tische letter en cijfers in de MICROSCOPE-pagina voor staan. Laten we die belofte nu maar meteen nakomen – ziehier een overzicht van alle soorten muzikale events die u te zien kunt krijgen.
Noten
MIDI noot-aan en noot-uit commando’s worden opgenomen wanneer u een toets indrukt, respectie­velijk loslaat.
Duur ("Gate Time")
On Velocity
(Tel - tik)
Off Velocity
Nootnummer
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
Nootnummer Toonhoogte van de noot. On Velocity Kracht waarmee u de noot aanslaat.
Gate Time
Off Velocity Kracht waarmee u de toets loslaat.
Het MIDI-kanaal waarop deze noot werd opgenomen.
Tijd tussenhet moment dat u de noot aanslaat en het moment dat u ze loslaat.
MIDI-kanaal
Controlenummer
Waarde
Het MIDI-kanaal waarop dit com­mando werd opgenomen.
Welke controlefunctie wordt er gebruikt.
Welke waarde wordt voor deze functie gestuurd.
Programmakeuze (Program Change)
Met deze MIDI-commando’s worden klanken geko­zen.
MIDI-kanaal
Programma­nummer
Het MIDI-kanaal waarop dit com­mando werd opgenomen.
Nummer en naam van de gekozen klank. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse klankindelingen (zie blz. 73).
Kanaal Aftertouch
Wat aftertouch is hebben we daarnet uitgelegd. Hier gaat het om de variant waarbij een globale waarde
70
Songs en Patterns editen
voor alle noten van een bepaald MIDI-kanaal wordt gezonden.
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
Waarde Mate waarin u de toets indrukt.
Het MIDI-kanaal waarop dit com­mando werd opgenomen.
Waarde
Pitch Bend
Deze commando’s geven de bewegingen van de Pitch Bend-hendel door en sturen dus “buigingen” van de toonhoogte aan.
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
Waarde De waarde van de toonhoogte.
Het MIDI-kanaal waarop dit com­mando werd opgenomen.
Waarde
Tune (Tune Request)
Deze commando’s dienen om bepaalde modellen analoge synthesizers te stemmen.
Pattern Call
Een Pattern Call-commando start de weergave van een bepaald Pattern in de loop van de song. Tussen haakjes staat de plaats aangegeven waar de weergave ophoudt.
Data in het Tempo-spoor
In het tempo-spoor worden “tempo-commando’s” opgetekend. De hier vastgelegde waarde bepaalt het tempo waaraan de song wordt weergegeven.
Data in het Beat-spoor
Beat Change
Met deze commando’s voert u maatwisselingen in op het daarvoor bestemde spoor.
Maatsoort
Enkel bepaalde types data afbeelden
Bij een gemiddelde opname komen grote tot enorme hoeveelheden data op de sporen terecht. Denk maar eens aan de lange reeksen individuele waarden waar­uit een Pitch Bend- of aftertouch-beweging is opge­bouwd. De MICROSCOPE-pagina wordt dan al snel onoverzichtelijk. Vandaar dat we een mogelijkheid hebben voorzien om slechts een bepaald soort data af te beelden.
1) Ga naar de MICROSCOPE-pagina.
2) Druk op [F6 (VIEW)] om naar de VIEW SWITCH­pagina te gaan.
Pattern-num­mer
Einde van het Pattern
Pattern nummer: Pattern-naam
Welk Pattern moet worden weergege­ven.
Op deze plaats bevindt zich eventueel het Pattern Call-commando voor het volgende Pattern dat moet worden weergegeven.
Einde van het Pattern
SysEx (System Exclusive)
Hiermee kunnen heel wat uiteenlopende functies worden aangestuurd, die specifiek zijn voor een bepaald merk of type instrument. Soms worden deze data niet regel voor regel afgebeeld. In dat geval ver­schijnt er een “>” rechts in het display.
Data
3) Plaats de cursor op “MIDI Ch” en kies het MIDI­kanaal waarvoor u data wilt kiezen.
Wilt u alle data van alle kanalen afbeelden, kies dan ALL. Wilt u de data van slechts één kanaal afbeelden, kies dan het nummer van het gewenste kanaal (1~
16).
4) Plaats de cursor op de naam van de gewenste data en druk op [INC/+] als u die data wilt afbeelden (er verschijnt dan een “” voor de naam). Druk op [DEC/-] als u de data niet wilt afbeelden. Met de opties [F6 (ALL ON)] en [F5 (ALL OFF)] kunt u res­pectievelijk alle data selecteren of deselecteren.
5) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de MICRO­SCOPE-pagina.
Data wijzigen
Nu komen we tot de essentie van de MICROSCOPE­pagina: al die gedetailleerde gegevens kunt u niet enkel bekijken, maar ook wijzigen (met uitzondering van het Tune Request-commando, want dat heeft geen parameters).
71
MC-80 Handleiding
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt bewerken.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer.
4) Met de cursor ▲ ▼ knoppen beweegt u op en neer door de lijst.
Het “®”-pijltje geeft aan welke data geselecteerd zijn.
5) Kies met de cursor √ ® knoppen de parameter die u wilt wijzigen en stel de gewenste waarde in.
Opmerking:
(dus ook bij polyfone aftertouch) kunt u de waarde ook instel­len door op de overeenkomstige toets van het klavier te druk­ken of door [SHIFT] ingedrukt te houden en met de cijfer­knoppen te werken.
Opmerking:
den kunt u wijzigen door de toetsen met de gewenste kracht aan te slaan resp. los te laten.
Opmerking:
gen die u hebt uitgevoerd vanaf het moment dat u bent begin­nen editen tot wanneer u de MICROSCOPE-pagina hebt verlaten.
System Exclusive-commando’s wijzigen
Overal waar noten moeten worden gespecifieerd
Ook de “On Velocity” en “Off Velocity” waar-
Undo/Redo (zie blz. 35) werkt op alle wijzigin-
Dit werkt iets anders als voor de overige comman­do’s:
1) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het System Exclusive-commando dat u wilt wijzigen.
2) Kies met de cursor ® knop de data die uw wilt wij­zigen. U komt automatisch in de “SYSEX EDIT”­pagina terecht.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op cursor of ® te drukken springt u meteen naar het begin, respectievelijk het einde van de data.
Opmerking:
SysEx-commando aan en kunnen als dusdanig niet worden gewijzigd. Daarom komt u met de zonet beschreven cursorbe­wegingen steeds op de eerste data na F0 of de laatste data voor F7 terecht.
F0 en F7 geven het begin en het einde van een
3) Kies de gewenste waarde.
A~F kunt u invoeren door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [0]~[5] te drukken. Om tussen F0 en F7 een waarde toe te voegen drukt u op [F3 (Insert)]. Aanvankelijk wordt dan 00 ingevoegd, maar u kunt daar uiteraard iedere gewenste waarde van maken. U kunt een waarde wissen door de cursor erop te plaat­sen en op [F4 (Delete)] te drukken.
4) Hebt u alle instellingen gemaakt, druk dan op [F6 (WRITE)] om het System Exclusive-commando vast te leggen.
U kunt nu nog op [EXIT] drukken om de wijzigin­gen te annuleren en terug te keren naar de MICRO­SCOPE-pagina. Als de cursor zich aan het begin van het SysEx-commando bevindt kunt u de wijzigingen ook opheffen door op cursor te drukken.
Opmerking:
een automatische berekening van de Checksum uit. Dit wordt aangegeven door “AUTO CSUM” bovenaan in het display. Wilt u dat de checksum niet automatisch wordt berekend, druk dan op [F1 (CHECKSUM)], zodat “AUTO CSUM” verdwijnt.
Door op [F1 (CHECKSUM)] te drukken voert u
Maatwijzigingen invoeren
Om in de loop van de song naar een andere maat­soort te gaan moet u op het Beat-spoor een maat invoegen met de nieuwe maatsoort. Hoe u een maat invoegt leest u op blz. 77.
Opmerking:
de song waarin hij terechtkomt, dan krijgt de maatsoort van de song voorrang. Dat leidt waarschijnlijk tot ongewenste rit­mische afwijkingen (bv. een 3/4 Pattern weergeven in een 4/4 song). Wilt u dit Pattern in de originele maatsoort weergeven, voer dan een maatwisseling naar 3/4 in op het Beat-spoor.
Als een Pattern een andere maatsoort heeft dan
72
Maatwijzigingen editen
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
Songs en Patterns editen
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCO­PE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om “Trk Beat” te selecte­ren.
Telkens als u op deze knop drukt kiest u afwisselend “Trk Tempo” en “Trk Beat”.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de maatwijziging die u wilt aanpassen.
5) Plaats de cursor met en ® rechts op teller en noemer en kies de gewenste maatsoort.
Maatsoort van een Pattern wijzigen
Ook voor ieder Pattern kunt u een maatsoort kiezen. Deze dient enkel als referentie bij het opnemen en weergeven (in plaats van de maatsoort voor de song die is opgeslagen op het Beat-spoor).
Normaal heeft een Pattern de maat 4/4, maar door de Pattern Beat-waarde te wijzigen kunt u een andere maatsoort kiezen. Deze waarde kunt u aan het begin van iedere Pattern instellen. U kunt hem niet wissen, verplaatsen of kopiëren.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCO­PE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT].
4) Kies de gewenste maatsoort voor het Pattern.
Opmerking:
tern laten wijzigen.
De maatsoort kunt u niet in de loop van het Pat-
Nieuwe data aanmaken (Create)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt afbeelden.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer.
4) Ga met de cursor ▲ ▼ knoppen naar de plaats waar u de data wilt invoegen.
Misschien wordt de gewenste plaats niet in het dis­play afgebeeld. Plaats in dat geval de cursor op een positie (maat - tel - tik) en kies met de cijferknoppen de gewenste coördinaten.
5) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de “CREATE EVENT”-pagina te gaan.
6) Plaats de cursor op het type data dat u wilt invoe­ren.
Kiest u hier Program Change, dan kunt u op [F5 (LIST)] drukken om een overzicht van de klanken in de VE-GS Pro af te beelden.
Tempowijzigingen invoeren
Zie “Tempowijzigingen opnemen” op blz. 43.
Tempowijzigingen editen
Als u een tempowaarde in het Tempo-spoor aanpast geldt de gewijzigde waarde slechts tot aan de volgen­de tempowaarde. Om het globale tempo van de song te wijzigen wijzigt u beter de tempowaarde in de “SONG PLAY”-pagina.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCO­PE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om “Trk Tempo” te selecteren.
Telkens als u op deze knop drukt kiest u afwisselend “Trk Tempo” en “Trk Beat”.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de tempowijzi­ging die u wilt aanpassen.
5) Plaats de cursor met ® rechts van “q = “ en kies het gewenste tempo.
Als u de cursor op een klank plaatst worden de over­eenkomstige bankkeuze- en programmakeuze-com­mando’s gezonden, zodat u de klank meteen op uw klavier kunt spelen. Zodra u de gewenste klank hebt gevonden drukt op [F6 (CREATE)] om de voor­noemde commando’s in de partij te schrijven.
In het venster met klanklijsten kunt u bovendien de volgende functies gebruiken:
[F3 (55 MAP)]
[F4 (88 MAP)]
[F5 (88 PRO)]
Opmerking:
zijn “legato”-klanken: als u gebonden noten speelt hoort u enkel bij de eerst noot de “attack”.
Hiermee beeldt u de klankindeling van de SC-55 af.
Hiermee beeldt u de klankindeling van de SC-88 af.
Hiermee beeldt u de klankindeling van de SC-88 Pro af.
Klanken waarvan de naam eindigt met een “:”
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om een Event in te voe­ren.
73
MC-80 Handleiding
8) U komt terecht in de MICROSCOPE-pagina, waar­in u eventueel de parameters van het Event kunt wijzigen.
Zie “Welke data ziet u in de MICROSCOPE-pagi­na?” op blz. 70 voor een overzicht van de events die u kunt invoegen. Wat SysEx-commando’s betreft zijn er de volgende mogelijkheden:
Sys.Ex: Dit is een “aankondiging” dat er een System Exclusive-commando volgt.
Sys.Ex(GM ON): Hiermee initialiseert u de aangeslo- ten klankmodule volgens de GM-instellingen.
Sys.Ex(GM OFF): Hiermee verwijdert u de GM-stan- daardinstellingen.
Sys.Ex(GS Reset): Hiermee initialiseert u de aange­sloten klankmodule volgens de GS-instellingen.
We moeten hier ook nog enkele opmerkingen omtrent Pattern Call-commando’s kwijt:
Een Pattern Call-commando kunt u niet in een Pat­tern plaatsen.
Als het einde van het Pattern dat u invoegt voorbij het einde van de song ligt wordt het gedeelte dat de song-grens overschrijdt verwijderd.
Er kan slechts één Pattern tegelijk door een Pattern Call-commando worden aangestuurd. Als u een Pat­tern Call-commando plaatst voor het einde van een ander Pattern, dan wordt de weergave van dat Pat­tern onderbroken om plaats te maken voor het nieu­we Pattern. Bevinden er zich meerdere Pattern Call­commando’s op dezelfde plaats, dan wordt enkel het commando uitgevoerd dat het laatst in de MICRO­SCOPE-pagina wordt afgebeeld.
Events wissen (Erase)
Met uitzondering van de eerste tempowaarde aan het begin van het Tempo-spoor, alsook de eerste maat­soort aan het begin van het Beat-spoor, kunt u alle events individueel wissen.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u wilt wissen.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F2 (ERASE)] om de data te wissen.
Events verplaatsen (Move)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u wilt verplaatsen.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F3 (MOVE)] om naar de “MOVE EVENT”-pagina te gaan. Hierin wordt enkel het event dat u wilt verplaatsen afgebeeld. Gaat het om meerdere events, dan worden begin- en eindpositie van de reeks afgebeeld.
6) Specifieer de positie (maat, tel, tik) waarnaar u het event wilt verplaatsen.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het event te verplaat­sen en terug te keren naar de MICROSCOPE-pagi­na.
Events kopiëren (Copy)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
74
Songs en Patterns editen
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCO­PE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16] knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op [PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”­pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pat­tern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u wilt kopiëren.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F3 (COPY)] om de selectie vast te leggen.
6) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de plaats waarop u de kopie wilt invoegen.
Misschien wordt de gewenste plaats niet in het dis­play afgebeeld. Plaats in dat geval de cursor op een positie (maat - tel - tik) en kies met de cijferknoppen de gewenste coördinaten.
Wilt u de data naar een ander spoor of Pattern kopië­ren, kies dan eerst het betreffende spoor of Pattern en specifieer vervolgens de positie.
7) Druk op [F5 (PLACE)] om de kopie uit te voeren.
gewenste functie en druk op [ENTER] om deze te kiezen.
De te bewerken data worden bij deze functies gespe­cifieerd als een reeks maten. Bijvoorbeeld “Measure 5, for 4” betekent: “bewerk de vier maten die begin­nen bij maat 5”. Met andere woorden: maat 5~8 worden bewerkt.
1) Plaats de cursor op “Measure” en specifieer de eer­ste maat die u wilt bewerken.
2) Plaats de cursor op “for” en stel het aantal maten in dat u vanaf de in stap 1 gekozen maat wilt bewer­ken.
Kies “ALL” als u alle maten vanaf de in stap1 gekozen maat tot aan het einde van de song wilt bewerken.
Maten wissen (Erase)
Hiermee wist u de geselecteerde maten. De maten blijven leeg achter, met andere woorden: de song wordt niet korter, enkel de data uit de geselecteerde maten worden gewist (niet de maten zelf).
Opmerking:
de (respectievelijk uit het Tempo-spoor en het Beat-spoor) kunt u niet wissen.
De eerste tempowaarde en de eerste maatwaar-
10.4 Hele maten en sporen bewer­ken (Track Edit)
Voor het bewerken (wissen, verplaatsen, kopiëren, enz.) van grotere fragmenten in een song is het wer­ken met individuele events niet de meest handige manier. Daarom kan de MC-80 ook hele maten of sporen bewerken.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG PLAY”-pagina te gaan.
2) Wilt u een song bewerken die zich op diskette bevindt, laad dan deze song. Ook een song die u volgens de Quick Play-methode weergeeft moet u eerst laden door op [F6 (LOAD)] te drukken.
3) Druk op [F3 (TRK EDIT)] om naar de “TRK EDIT MENU”-pagina te gaan.
Op deze pagina worden 15 functies afgebeeld die u op sporen kunt toepassen. Plaats de cursor op de
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F1 (ERASE)]].
Opmerking:
sen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [1] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt wissen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffen­de spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern.
4) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt wis­sen en voor “for” het aantal maten vanaf die maat.
5) Plaats de cursor op “Status” en kies het type data dat u wilt wissen.
ALL Alle data Note Enkel noten Poly Aft Polyfone aftertouch CC Controledata
U kunt ook gewoon de cursor op “1 Erase” plaat-
75
MC-80 Handleiding
PC Programmakeuzes Ch Af Kanaal aftertouch P.BEND Pitch Bend-data SysEx System Exclusive data TuneReq Tune Request-data PTNCall Pattern Call-commando’s
Opmerking:
het Tempo-spoor hebt gekozen.
Deze parameters kunt u niet selecteren indien u
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt wissen. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te wissen speci­fieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 wissen, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenum­mers kunt u selecteren uit de reeks 0~127, bij de pro­grammanummers is dat 1~128. Om bv. enkel pro­grammanummer 4 te wissen specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te wissen specifieert u “3~14” enz.
6) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDI­kanaal waarop u de data wilt wissen.
Kies “ALL” als u alle data van alle kanalen wilt wis­sen. Wilt u enkel de data van een specifiek MIDI­kanaal wijzigen, specifieer dan het betreffende kanaal.
Opmerking:
het Tempo-spoor als bestemming hebt gekozen of indien u voor de Status-parameter “SysEx”, “TuneReq” of “PTNCall” hebt gekozen.
Deze parameter kunt u niet instellen indien u
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te wissen.
3) Druk op [F1 (DELETE)].
4) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt verwijderen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffen­de spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern.
5) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt ver­wijderen en voor “for” het aantal maten vanaf die maat.
Opmerking:
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verwijde­ren.
Pauzes aan het begin van de song verwijderen (Truncate)
Door het gebruik van de Copy-functie en dergelijke zit u misschien plots met een aantal lege maten aan het begin van het spoor of het Pattern opgescheept. De Truncate-functie verwijdert “lege ruimte” tussen het begin van de song en het eerste noot-aan com­mando.
Opmerking:
en dergelijke commando’s wordt enkel het laatste commando voor het eerste noot-aan commando behouden.
Van de aanwezige programmakeuze-, controle-
Maten verwijderen (Delete)
Hiermee verwijdert u de geselecteerde maten. De maten worden uit de song weggehaald, met andere woorden: de achterliggende maten schuiven naar voren en de song wordt korter.
Opmerking:
de (respectievelijk uit het Tempo-spoor en het Beat-spoor) kunt u niet wissen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F2 (DELETE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [2] drukken, gevolgd door [ENTER].
76
De eerste tempowaarde en de eerste maatwaar-
U kunt ook gewoon de cursor op “2 Delete”
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F2 (DELETE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [2] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “2 Delete”
3) Druk op [F2 (TRUNCATE)].
4) Kies voor “Track” het spoor of Pattern waarop u blanco’s wilt verwijderen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Kies “TRK 1”~”TRK 16” of “PTN 1”~”PTN 100”.
5) De “From” en “To” velden geven de grenzen aan waarbinnen data zullen worden weggehaald.
Opmerking:
duren.
Het invullen van de From en To velden kan even
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verwijde­ren.
Songs en Patterns editen
Maten kopiëren (Copy)
De toepassingsmogelijkheden van deze functie zijn natuurlijk legio: een refreintje herhalen, de beste stukken uit verschillende solo’s samenplakken, enz. Een leuk detail is dat u van een spoor naar een Pat­tern en vice versa kunt kopiëren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F3 (COPY)].
Opmerking:
sen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [3] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat waaruit u wilt kopiëren. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffen­de spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern.
4) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt kopiëren en voor “for” het aantal maten vanaf die maat.
5) Herhaal stap 3 en 4 voor het “DESTINATION”­blok om de bestemming van uw kopie te specifië­ren.
Wilt u dat de kopie na de laatste maat van de song terechtkomt, kies dan “END” voor de Measure­parameter.
Hebt u voor SOURCE “ALL” gekozen, doe dit dan ook voor DESTINATION. U kunt ook PTN 1~PTN 100 kiezen, in dat geval worden de data van zestien sporen samengebracht in één Pattern.
Als u voor SOURCE het Tempo-spoor hebt gekozen is dat ook voor DESTINATION de enige mogelijke keuze.
6) Plaats de cursor op “Times” en specifieer hoe vaak u het fragment wilt kopiëren.
7) Plaats de cursor op “Status” en kies het type data dat u wilt kopiëren.
ALL Alle data
U kunt ook gewoon de cursor op “3 Copy” plaat-
Ch Af Kanaal aftertouch P.BEND Pitch Bend-data SysEx System Exclusive data TuneReq Tune Request-data PTNCall Pattern Call-commando’s
Opmerking:
het Tempo-spoor hebt gekozen.
Deze parameters kunt u niet selecteren indien u
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te kopiëren specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 kopiëren, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127, bij de programmanummers is dat 1~
128. Om bv. enkel programmanummer 4 te kopiëren specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te kopiëren specifieert u “3~14” enz.
8) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDI­kanaal waarop u de data wilt kopiëren.
Kies “ALL” als u alle data van alle kanalen wilt kopië­ren. Wilt u enkel de data van een specifiek MIDI­kanaal kopiëren, specifieer dan het betreffende kanaal.
Opmerking:
het Tempo-spoor als bestemming hebt gekozen of indien u voor de Status-parameter “SysEx”, “TuneReq” of “PTNCall” hebt gekozen.
Deze parameter kunt u niet instellen indien u
9) Plaats de cursor op “Mode” en kies de kopieerme­thode:
De gekopieerde data worden toegevoegd aan
Mix
Replace
de reeds aanwezige data op de kopieerbe­stemming.
De aanwezige data op de kopieerbestemming worden gewist en vervangen door de gekopi­eerde data. Let wel: hierbij wordt enkel de data op het gespecifieerde MIDI-kanaal ver­vangen.
10)Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te kopiëren.
Maten invoegen (Insert)
Hiermee plaatst u een nieuwe, lege maat op de gespe­cifieerde positie. Voor ingevoegde maten kunt u een andere maatsoort specifiëren, wat dit dus meteen
Note Enkel noten Poly Aft Polyfone aftertouch CC Controledata PC Programmakeuzes
77
MC-80 Handleiding
ook de aangewezen functie maakt om maatwisselin­gen te programmeren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F4 (INSERT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [4] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “4 Insert”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern waarop u een maat wilt invoegen. Als u een Pattern wilt kie­zen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffen­de spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern.
4) Kies met “Measure” de maat waarna u maten wilt invoegen en met “for” het aantal maten dat u wilt invoegen.
5) Als u als Target “ALL” hebt gekozen kunt u desge­wenst de cursor op “Beat” plaatsen en een andere maatsoort kiezen.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de maten in te voe­gen.
Maten transponeren (Transpose)
Hiermee transponeert u de geselecteerde data, over een bereik van 127 halve tonen. Een mogelijke toe­passing is het laten moduleren van de song vanaf een bepaalde maat.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u één Pattern. Uiteraard heeft het geen zin om het Tempo- of Beat-spoor te transponeren.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt transponeren.
5) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt transponeren en voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
6) Kies met “Bias” het aantal halve tonen dat u wilt transponeren.
Bv. “-1” transponeert de song een halve toon lager, “+1” een halve toon hoger.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te transpone­ren.
Voorbeelden
Bas één octaaf lager transponeren
Typische situatie: u hebt een baspartij ingespeeld en u kiest hiervoor achteraf een andere klank, die echter een octaaf hoger blijkt te klinken. Om die bas een octaaf lager te doen klinken kiest u het volledige nootbereik en stelt u de “Bias”-parameter op “-12” in.
Andere slagwerkklanken kiezen
Aangezien slagwerksets volgens het klank-per-toets principe zijn opgebouwd kunt u een slagwerkklank door een andere vervangen door één noot te trans­poneren. Stel bijvoorbeeld dat aan de noot D4 een conga is toegewezen, en u wilt die voor de hele partij vervangen door een trommel, die zich op “C3” bevindt. Kies in dat geval de Note Range “D4~D4” en de Bias “-14”.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op [F5 (TRANSPOSE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [5] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “5 Transpose”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
78
Aanslagwaarden wijzigen (Change Velocity)
U kunt de aanslagwaarden waarmee u een partij hebt ingespeeld achteraf wijzigen, waardoor het mogelijk wordt die partij harder, zachter, dynamischer of juist strakker, enz. te laten klinken.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op [F1 (CHG VELO)].
Songs en Patterns editen
Opmerking:
ty” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [6] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “6 Chg Veloci-
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u één Pattern. Uiteraard heeft het hier geen zin om het Tempo- of Beat-spoor te bewerken.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Plaats de cursor op “Curve” en kies volgens welke curve u de aanslagwaarden wilt bewerken.
Linear: alle aanslagwaarden worden in dezelfde mate verhoogd of verlaagd.
EXP1, EXP2: vooral gemiddelde waarden worden extra verlaagd.
7) Plaats de cursor op “Magnify” en kies de mate waarin u de dynamiek (het verschil tussen de klein­ste en de grootste aanslagwaarde) wilt verkleinen of vergroten.
Door een waarde van 99% of lager te kiezen verkleint u de dynamiek. Het hoorbare effect heeft wat weg van de werking van een compressor: zachte signalen worden luider, terwijl de luidste pieken worden inge­perkt.
8) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt transponeren en voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de aanslagwaarden te wijzigen.
Data naar een ander MIDI-kanaal stu­ren (Change Channel)
Met de onderstaande functie kunt u bepaalde data uit een partij selecteren en deze naar een ander MIDI-kanaal sturen.
LOG1, LOG2: vooral gemiddelde waarden worden extra verhoogd.
Spline: hoge aanslagwaarden worden nog hoger, lage aanslagwaarden nog lager.
Loud 1, Loud 2: vooral lage aanslagwaarden worden verhoogd, waardoor het geheel subjectief “luider” gaat klinken.
6) Plaats de cursor op “Bias” en kies de mate waarin u de aanslagwaarden wilt verhogen of verlagen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op [F2 (CHG CH)].
Opmerking:
nel” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [7] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “7 Chg Chan-
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies voor “Status” het type data waarvoor u een ander MIDI-kanaal wilt kiezen: ALL (alle data), Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af, P.Bend (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~ 127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om
79
MC-80 Handleiding
bv. enkel programmanummer 4 te bewerken speci­fieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken speci­fieert u “3~14” enz.
6) Kies met “Channel” de gewenste MIDI-kanalen.
Links van de pijl (“ “) kiest u welk MIDI-kanaal u wilt bewerken (ALL, 1~16). Rechts van de pijl speci­fieert u het nieuwe kanaal waarop de data terechtko­men (1~16, ALL is hier niet mogelijk).
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het nieuwe kanaal toe te wijzen.
Duur van de noten wijzigen (Gate Ti­me)
Gate Time bepaalt de tijd tussen een noot-aan en een noot-uit commando. Door deze parameter te varië­ren maakt u de geselecteerde noten korter, percussie­ver (meer staccato) of juist langgerekter (tenuto).
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op [F3 (CHG GATE)].
Opmerking:
Time” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [8] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Plaats de cursor op “Bias” en kies met hoeveel een­heden u de Gate Time wilt verhogen of verlagen.
De waarde die u hier specifieert wordt bij de Gate Time van alle geselecteerde data opgeteld of er van afgetrokken.
6) Met “Magnify” kunt u een proportionele vergro­ting of verkleining van de Gate Time specifiëren.
Door een waarde van 99% of lager maakt u alle Gate Times proportioneel kleiner. Met waarden boven 100% maakt u ze groter.
7) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt transponeren en voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
8) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u Gate Times wilt wijzigen.
U kunt ook gewoon de cursor op “8 Chg Gate
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de Gate Time van de geselecteerde data te wijzigen.
Twee sporen of Patterns samenvoe­gen (Merge)
Hiermee schrijft u de data van twee sporen of Patte­rns samen naar één spoor of Pattern.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op [F4 (MERGE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [9] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies onder SOURCE het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u een spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies onder DESTINATION het spoor of Pattern dat u wilt combineren met het vorige en dat meteen het resultaat van de combinatie zal bevatten. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u een spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
5) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de sporen te combi­neren.
U kunt ook gewoon de cursor op “9 Merge”
Data uit één spoor of Pattern over verschillende sporen of Patterns ver­delen (Extract)
Hiermee selecteert u bepaalde data uit een spoor/ Pattern en verplaatst deze naar dezelfde plaats op een ander spoor/Pattern. Deze functie kunt u ook gebruiken om de data van een Standard MIDI File (SMF) formaat 0 uit te splitsen over verschillende sporen (zoals u weet worden bij SMF formaat 0 data voor alle MIDI-kanalen aanvankelijk op één spoor geschreven).
80
Songs en Patterns editen
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op [F5 (EXTRACT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1] en [0] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “10 Extract”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies onder DESTINATION het spoor of Pattern waarnaar u de data wilt verplaatsen.
Als u “ALL” kiest worden de data van MIDI-kanaal 1 naar spoor 1 geschreven, die van MIDI-kanaal 2 naar spoor 2, enz. Dit is dus de aangewezen optie om een SMF formaat 0 “uit te splitsen”. Kiest u “TRK 1”~ ”TRK 16” of “PTN 1”~”PTN 100”, dan worden de data naar het betreffende spoor of Pattern verplaatst.
6) Kies voor “Status” het type data waarvoor u een ander MIDI-kanaal wilt kiezen: ALL (alle data), Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af, P.Bend, SysEx, Tune­Req of PTNCall (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~ 127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om bv. enkel programmanummer 4 te bewerken speci­fieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken speci­fieert u “3~14” enz.
7) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt geselecteerd.
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
8) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het nieuwe kanaal toe te wijzen.
Data verschuiven (Shift Clock)
Hiermee verschuift u de timing van data in stappen van 1 tik (1 clock). Op die manier kunt u partijen wat meer “voor de tijd” of juist laid back laten klinken.
Opmerking:
terechtkomen. Probeert u ze toch zo ver terug te schuiven, dan komen ze helemaal aan het begin van de song terecht. Schuift u data voorbij het einde van de song, dan wordt er automa­tisch een extra maat aangemaakt waarin de verschoven data terecht kunnen. Deze maat heeft steeds dezelfde maatsoort als de rest van de song.
Data kunnen nooit vóór het begin van de song
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op [F1 (SHIFTCLK)].
Opmerking:
Clock” plaatsen en op [ENTER] drukken, of tweemaal op de cijferknop [1] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “11 Shift
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd, inclusief het Tempo-spoor. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Kies “Tem­po” als u enkel het Tempo-spoor wilt bewerken. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies voor “Bias” het aantal tikken waarmee u de data naar voor (negatieve waarden) of naar achter (positieve waarden) wilt verplaatsen.
6) Kies voor “Status” het type data dat u wilt verplaat­sen: ALL (alle data), Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af, P.Bend, SysEx, TuneReq of PTNCall (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~ 127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om bv. enkel programmanummer 4 te bewerken speci­fieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken speci­fieert u “3~14” enz.
7) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt geselecteerd.
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
8) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verplaat­sen.
81
MC-80 Handleiding
Overbodige data wissen (Data Thin)
Bij aftertouch-, volume-, Pitch Bend-bewegingen enz. worden enorme hoeveelheden data gegene­reerd. Zo’n beweging is tenslotte opgebouwd uit een lange reeks individuele waarden. Data Thin haalt hier en daar enkele van die waarden weg. Dat heeft geen hoorbare gevolgen voor de beweging, maar scheelt wel een flinke hap intern geheugen!
Opmerking:
mene regels te vatten. Het is dus een kwestie van een beetje experimenteren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op [F2 (DATATHIN)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1] en [2] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selec­teert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies voor “Value” de mate waarin u data wilt uit­dunnen. Hoe hoger deze waarde, hoe meer data er worden weggehaald.
6) Kies voor “Time” een hoge waarde als u met lange tijdsintervallen wilt uitdunnen, of een lage waarde als u liever korte tijdsintervallen gebruikt.
7) Kies voor “Status” het type data dat u wilt uitdun­nen: ALL (alle data), Poly Af, CC, Ch Af, P.Bend (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Poly Af of CC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle polyfone aftertou­ch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~ 127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
8) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt geselecteerd.
Hoeveel data u kunt weghalen valt niet in alge-
U kunt ook gewoon de cursor op “12 Data Thin”
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verplaat­sen.
Sporen of Patterns uitwisselen (Ex­change)
Hiermee laat u hele sporen of Patterns van plaats wisselen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op [F3 (EXCHANGE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1] en [3] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “13 Exchange”
3) Kies achtereenvolgens voor TARGET A en TAR­GET B de twee sporen of Patterns die u wilt uitwis­selen.
4) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data uit te wisse­len.
Duur van de hele song aanpassen (Ti­me Fit)
Hiermee kunt u de song in een van tevoren gespeci­fieerde totaalduur doen passen. Daar doet u bijvoor­beeld uw voordeel mee als u muziek voor een recla­mespot e.d. maakt.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op [F4 (TIME FIT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1] en [4] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
4) Kies voor “Time” de nieuwe totaalduur waarin de song moet passen.
Links van de pijl staat de originele speelduur van het gekozen fragment. Rechts kunt u de nieuwe speel­duur specifiëren.
U kunt ook gewoon de cursor op “14 Time Fit”
82
Songs en Patterns editen
Opmerking:
drukbaar” of “uitrekbaar”. Als u de limiet van wat haalbaar is overschrijdt, verschijnt “Playback Tempo Range Over!” in het display. In dat geval wordt de dichtstbijzijnde “haalbare” waarde gekozen.
Een song is uiteraard niet eindeloos “samen-
5) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de speelduur aan te passen.
Data converteren (Modify Value)
Hiermee kunt u verschillende bewerkingen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3 (TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op [F5 (MODIFY)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1] en [5] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd, inclusief het Tempo-spoor. Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Kies “Tem­po” als u enkel het Tempo-spoor wilt bewerken. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
Verder hangt het er nu van af of u met MODIFY of SHIFT# wilt werken.
Met MODIFY
5) Druk op [F1 (MODIFY)].
6) Plaats de cursor op “TYPE” en kies de gewenste optie.
Compand
Reverse
7) Kies voor “Status” het type data dat u wilt bewer­ken: Note, Velocity (aanslagwaarde van de noot) Poly Af, CC, Ch Af, P.Bend(zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af of CC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waar­over u deze data wilt bewerken. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken spe-
U kunt ook gewoon de cursor op “15 Time Fit”
Deze optie laat u de waarde vermenigvul­digen met een factor 0.00~2.00.
Bij deze optie worden alle waarden rond een centrale waarde “gespiegeld”.
cifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewer­ken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controle­nummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
8) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDI­kanaal waarop u data wilt bewerken.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Met SHIFT
10)Druk op [F2 (SHIFT)].
11)Kies voor “Source” welke originele waarde u wilt wijzigen.
12)Kies voor “Destination” tot welke nieuwe waarde u de “Source”-waarde wilt converteren.
13)Kies voor “Status” het type data dat u wilt bewer­ken: Note, Velocity (aanslagwaarde van de noot), CC, PC, All Oct (de geselecteerde noot in alle octa­ven) (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af of CC hebt gekozen mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waar­over u deze data wilt bewerken. Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken spe­cifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewer­ken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controle­nummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
14)Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDI­kanaal waarop u data wilt bewerken.
15)Druk op [F6 (EXECUTE)].
10.5 Timing corrigeren (Quantize)
Wat is Quantize?
De Quantize-functie verplaatst de starttijd van de noten. Naar gelang de opties en instellingen die u kiest stelt u dat in staat uw muziek strak of juist los en swingend te laten klinken.
De MC-80 biedt drie soorten quantisering, die elk een ander effect op de muziek hebben. Welk type u in een bepaalde situatie kiest hangt af van het soort muziek en het effect dat u wilt bereiken:
Grid Quantize
Grid Quantize verplaatst het startpunt van de opge­nomen noten naar het dichtstbijzijnde “stapje” in de resolutie waarmee u opneemt (dus bijvoorbeeld zes­tiende noten, achtste noten enz.).
83
MC-80 Handleiding
Shuffle Quantize
Shuffle Quantize is een type quantisering dat een “swing” Feel aan de muziek geeft, door de tweede en vierde tel van iedere maat te verschuiven.
Groove Quantize
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een reeks “quan­tiseringssjablonen”. Elk van deze sjablonen bevat andere timing- en velocity-instellingen en geeft u de mogelijkheid verschillende ritmische “Feels” aan een partij te geven.
Preview-functie
De resultaten van uw Quantize-instellingen kunt u reeds beluisteren terwijl u ze maakt. We noemen dit de Preview-functie.
Opmerking:
mando’s. Ook sporen waarvoor de weergave is uitgeschakeld (Mute) kunt u niet op deze manier beluisteren.
Preview is niet mogelijk voor Pattern Call-com-
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F2 (QUANTIZE)].
2) Ga met [FWD] en [BWD] naar het begin van het fragment dat u wilt voorbeluisteren.
Opmerking:
ter voorbeluistering, steeds de volgende twee maten vanaf deze positie herhaald. In Groove Quantize zijn dat vier maten. Uiteraard hoort u niets als er in de betreffende maten niets is opgenomen.
In Grid Quantize en Shuffle Quantize worden,
3) Druk op [PLAY] om de voorbeluistering te starten.
4) Druk op [STOP] als u de weergave wilt stoppen.
Grid Quantize
Aangezien hierbij alle noten op hun mathematisch “perfecte” positie worden geplaatst is dit de aange­wezen optie om een partij “superstrak” te maken.
Opmerking:
altijd even fraai, omdat onze oren de menselijke imperfectie van een mathematisch niet correcte timing missen. Wilt u iets van die menselijke imperfectie behouden en toch de timing van een Pattern corrigeren, kies dan een kleine resolutie of stel de Strength parameter op een relatief lage waarde in.
1) Druk in de “SONG PLAY”-pagina op [F2 (QUAN­TIZE)].
2) Druk op [F1 (GRID)] om naar de “GRID QUANTI­ZE”-pagina te gaan.
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken.
Een “te strak” gequantiseerde partij klinkt niet
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PAT­TERN] drukken en daarna het gewenste nummer kiezen.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u data wilt bewerken.
6) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen op het klavier in te drukken.
7) Kies de gewenste “Resolution”.
Hiermee bepaalt u het tijdsinterval waarmee wordt gequantiseerd (dit is het kleinste “stapje” waarnaar de noten worden verplaatst). De resolutie stelt u in als een nootwaarde.
8) Kies de gewenste “Strength”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten naar het dichtstbijzijnde interval (dat u met de resolutie-parameter instelt) worden verplaatst. Wilt u dat de noten vlak op dit interval worden geplaatst, kies dan 100%. Bij lagere waarden komt de noot steeds verder van het dichtstbijzijnde timing interval te liggen. Als u 0% kiest wordt er helemaal niets gecorrigeerd.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data te quantiseren.
Shuffle Quantize
Deze manier van quantiseren dient niet zozeer om een partij strak te maken maar net om er een losse, swingende feel aan te geven.
1) Druk in de “SONG PLAY”-pagina op [F2 (QUAN­TIZE)].
2) Druk op [F2 (SHUFFLE)] om naar de “SHUFFLE QUANTIZE”-pagina te gaan.
3) Kies de gewenste “Resolution” (zie uitleg hierbo­ven).
4) Kies de gewenste “Rate”.
Met deze parameter bepaalt u waar u de tweede en de vierde tel in de maat plaatst ten opzichte van de eer­ste en de derde tel. Een waarde van 50% betekent dat de even tellen zich in het exacte midden tussen twee oneven tellen bevinden (waarbij u dus gewoon binair, dus “niet-swingend” quantiseert, vergelijk­baar met Grid Quantize). De waarde 0% plaatst iede­re even tel steeds op dezelfde plaats als de voorgaan­de oneven tel. Met waarden die voldoende afwijken
84
Songs en Patterns editen
van 0% en 50% krijgt u een hele waaier aan ternaire, “swing Feel” quantiseringen.
l Als u quantiseert op achtste noten
0 240 0 240 0
l ziet het bovenstaande patroon en bij Rate=50~67% z uit:
0 320 0 320 0
Naarmate de Rate-waarde dichter in de buurt van 67% komt begint het zaakje meer te swingen.
l Achtste-noot triolen komen overeen met een Rate-waarde van –67%)
0 320 0 320 0
noten
5) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken.
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PAT­TERN] drukken en daarna het gewenste nummer kiezen.
6) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
7) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u data wilt bewerken.
8) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen op het klavier in te drukken.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data te quantiseren.
Groove Quantize
De MC-80 biedt 71 “quantiseringssjablonen”. Elk van deze sjablonen bevat andere timing- en velocity­instellingen en geeft u de mogelijkheid verschillende ritmische “Feels” aan een Pattern te geven.
Bovendien kunt u 16 sjablonen van eigen makelij opslaan, bijvoorbeeld een toevallig goed geslaagde “feel” die u uit een eigen song hebt geplukt.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F2 (QUANTIZE)].
2) Druk op [F3 (GROOVE)] om naar de “GROOVE QUANTIZE”-pagina te gaan.
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt bewerken.
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PAT­TERN] drukken en daarna het gewenste nummer kiezen.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt bewerken.
5) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u data wilt bewerken.
6) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen op het klavier in te drukken.
7) Kies voor “Template” het gewenste sjabloon.
Op de volgende bladzijde vindt u een overzicht van de sjablonen waaruit u kunt kiezen. De Preset-sja­blonen volgen de nummering “Preset 1”~”Preset 71”, voor de User-sjablonen wordt dat “User 1”~ ”User 16”.
Opmerking:
User-sjablonen nog de standaardinstellingen. Vandaar dat ieder sjabloon op dat moment nog “Initial Template” heet. Om een set User-sjablonen effectief te gebruiken moet u die eerst laden.
Bij het inschakelen van de MC-80 bevatten de
8) Kies de gewenste “Strength Timing”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten worden verplaatst naar het timing-interval van het sjabloon dat u kiest. De waarde 100% bete­kent dat de noot perfect wordt gequantiseerd. Bij de waarde 0% worden er geen noten verplaatst.
9) Kies de gewenste “Strength Velocity”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de noten worden aangepast aan de aanslagwaarden van het sjabloon dat u kiest. De waarde 100% betekent dat de aanslag exact gelijk wordt aan die van het sja­bloon. Bij de waarde 50% krijgen de noten waarden die het gemiddelde vormen tussen de originele aan­slag en die van het sjabloon. Bij de waarde 0% wor­den den aanslagwaarden niet gewijzigd.
10)Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data te quantiseren.
85
MC-80 Handleiding
U kunt kiezen uit de volgende Preset-sjablonen:
16Beat Dance
Kleine dynamiek Grote dynamiek Lichte swing Zware swing Normal Heavy Pushed
001: 16 Norm. Dance L.Acc 002: 16 Norm. Dance H.Acc 003: 16 Norm. Dance L.Swg 004: 16 Norm. Dance H.Swg
005: 16 Heavy Dance L.Acc 006: 16 Heavy Dance H.Acc 007: 16 Heavy Dance L.Swg 008: 16 Heavy Dance H.Swg
009: 16 Pushed Dance L.Acc 010: 16 Pushed Dance H.Acc 011: 16 Pushed Dance L.Swg 012: 16 Pushed Dance H.Swg
16Beat Fusion
Kleine dynamiek Grote dynamiek Lichte swing Zware swing Normal Heavy Pushed
013: 16 Norm. Fusion L.Acc 014: 16 Norm. Fusion H.Acc 015: 16 Norm. Fusion L.Swg 016: 16 Norm. Fusion H.Swg
017: 16 Heavy Fusion L.Acc 018: 16 Heavy Fusion H.Acc 019: 16 Heavy Fusion L.Swg 020: 16 Heavy Fusion H.Swg
021: 16 Pushed Fusion L.Acc 022: 16 Pushed Fusion H.Acc 023: 16 Pushed Fusion L.Swg 024: 16 Pushed Fusion H.Swg
16Beat Reggae
Kleine dynamiek Grote dynamiek Lichte swing Zware swing Normal Heavy Pushed
025: 16 Norm. Reggae L.Acc 026: 16 Norm. Reggae H.Acc 027: 16 Norm. Reggae L.Swg 028: 16 Norm. Reggae H.Swg
029: 16 Heavy Reggae L.Acc 030: 16 Heavy Reggae H.Acc 031: 16 Heavy Reggae L.Swg 032: 16 Heavy Reggae H.Swg
033: 16 Pushed Reggae L.Acc 034: 16 Pushed Reggae H.Acc 035: 16 Pushed Reggae L.Swg 036: 16 Pushed Reggae H.Swg
8Beat Pops
Kleine dynamiek Grote dynamiek Lichte swing Zware swing Normal Heavy Pushed
037: 8 Norm. Pops L.Acc 038: 8 Norm. Pops H.Acc 039: 8 Norm. Pops L.Swg 040: 8 Norm. Pops H.Swg
041: 8 Heavy Pops L.Acc 042: 8 Heavy Pops H.Acc 043: 8 Heavy Pops L.Swg 044: 8 Heavy Pops H.Swg
045: 8 Pushed Pops L.Acc 046: 8 Pushed Pops H.Acc 047: 8 Pushed Pops L.Swg 048: 8 Pushed Pops H.Swg
8Beat Rhumba
Kleine dynamiek Grote dynamiek Lichte swing Zware swing Normal Heavy Pushed
049: 8 Norm. Rhumba L.Acc 050: 8 Norm. Rhumba H.Acc 051: 8 Norm. Rhumba L.Swg 052: 8 Norm. Rhumba H.Swg
053: 8 Heavy Rhumba L.Acc 054: 8 Heavy Rhumba H.Acc 055: 8 Heavy Rhumba L.Swg 056: 8 Heavy Rhumba H.Swg
057: 8 Pushed Rhumba L.Acc 058: 8 Pushed Rhumba H.Acc 059: 8 Pushed Rhumba L.Swg 060: 8 Pushed Rhumba H.Swg
Samba
061: Samba 1 (Pandero enz.) 062: Samba 2 (Surdo/Timba)
Axe
063: Axe 1 (Caixa) 064: Axe 2 (Surdo)
Tuplets
067: Triplets (triolen) 068: Quintuplets (kwintolen) 069: Sextuplets (sextolen) 070: 7 Against 2 QuaterNo 071: Lagging Triplets (“slepende” triolen)
Salsa
065: Salsa 1 (Cascala) 066: Salsa 2 (Conga)
86
Songs en Patterns editen
Hoe kiest u het juiste sjabloon?
1) Kies eerst een genre.
Zoals u kunt opmaken uit de tabellen zijn de sjablo­nen onderverdeeld volgens de stijlen Dance, Fusion, Reggae (deze sjablonen zijn onderverdeeld in zes­tiende noten) en Pops, Rhumba, Samba, Axe en Salsa (deze zijn onderverdeeld in achtste noten).
2) Kies op de verticale as de gewenste “groove”.
Wilt u de feel van de opname behouden, kies dan “Normal”. Wilt u dat de noten iets voor de tijd zit­ten, kies dan “Pushed”. “Heavy”, tenslotte, moet u kiezen als u de noten iets na de tijd wilt laten klinken, voor een laid back feel.
3) Kies op de horizontale as de gewenste variatie.
Dynamiek is het verschil tussen de zachtste en luidste noot. Wilt u dat alle noten ongeveer even hard klin­ken, kies dan “kleine dynamiek”. Hebt u liever dat bepaalde accenten duidelijk luider klinken dan de rest, kies dan “grote dynamiek”.
Bij de swing-opties gaat het van een milde swing tot werkelijk “uit de pan”.
4) De combinatie van genre en uw “verticale” en “horizontale” keuze zou u bij het juiste sjabloon moeten brengen. Tik het nummer van dit sjabloon in met de cijferknoppen.
Een praktijkvoorbeeld: u bent op zoek naar een Fusion-groove met een lichte swing, die een beetje na de tel sleept. De aangewezen stijl is dan “16 Heavy Fusion L. Swing”. Mag het iets jazzier, kies dan “16 Heavy Fusion H. Swing”. Wilt u meer richting 70’s, ga dan voor “8 Norm. Pops L.Acc”.
Tips bij het gebruik van Groove-sjablonen
De muzikale genres in de bovenstaande tabel moet u louter als een richtlijn zien. Experimenteren levert vaak interessante resultaten op!
Bij een erg slordige timing kan Groove Quantize ook niet veel meer goedmaken. Dan is het beter dat u de partij eerst “rechttrekt” met Grid Quantize en er ver­volgens met Groove Quantize weer wat leven in brengt.
Al deze sjablonen zijn bedoeld voor de maatsoort 4/
4. Als u ze op andere maatsoorten toepast leveren ze waarschijnlijk niet het gewenste effect op.
Voor de sjablonen uit de categorieën Samba, Axe, Salsa en Tuplets kunt u geen “groove”- of “variatie”­opties kiezen.
Groove Quantize werkt vooral goed op drums en bas, instrumenten die de “Groove” van een Song bepalen. Als u de functie op andere instrumenten toepast doet u dat best in mindere mate.
Over het algemeen zijn de sjablonen patronen van vier maten met een zekere dynamische opbouw. Met andere woorden: het gaat niet om een herhaling van
vier keer dezelfde maat. Dat heeft consequenties voor de manier waarop u zo’n sjabloon best toepast. Stel dat maat 1 van uw song geen muziek, maar enkel programmakeuzes e.d. bevat. De muziek begint dus vanaf maat 2. Start u nu de quantisering vanaf maat 1, dan komt de tweede maat van het sjabloon terecht op de eerst maat van de muziek enz., en klinkt het sjabloon anders dan bedoeld. Dat kan verrassende en soms misschien interessante resultaten opleveren, maar over het algemeen valt het in voorkomend geval toch aan te raden de quantisering vanaf maat 2 te starten.
Deze sjablonen zijn bedoeld voor tempo’s tussen 120~140 BPM. Wilt u ze met een sneller tempo gebruiken, zet dan de Strength-parameter op 100%. Voor een trager tempo kiest u best een Strength waarde onder 100%.
Bij het gebruik van sjablonen die de muziek van een “swing feel” voorzien moet u de sterkte van de quan­tisering aanpassen aan het soort muziek. Een trage jazz ballad mag u intenser bewerken als een snel be­bop nummer. Een hoge intensiteit geeft bij snelle dansmuziek een “kaatsend” effect.
SMF als User-sjabloon gebruiken
Hoe zit het nu met die User-sjablonen, vraagt u zich intussen misschien af. We houden u niet langer in spanning. Een User-sjabloon is in feite niets meer dan een SMF die voor dat doel wordt gebruikt. Niets belet u dus om een SMF te maken van een eigen song met een goeie groove, om deze te “recycleren” als sja­bloon voor andere songs.
Een tip: maak minstens één sjabloon voor de bas en één voor de drums, want deze tandem bepaalt uiter­aard voor het grootste deel de groove van de song.
1) Steek de diskette met de gewenste song in de disk drive.
2) Laad de song die u als User-sjabloon wilt gebrui­ken.
3) Kies de vier maten waaruit u het sjabloon wilt dis­tilleren en wis de overige maten (zie “Maten verwij­deren (Delete)” op blz. 76).
4) Druk op [F5 (SAVE)].
5) Druk op [F4 (SMF-0)].
Enkel SMF’s formaat 0 komen in aanmerking om als groove-sjabloon te fungeren.
6) Geef het sjabloon een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en met het [VALUE]-wiel het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (OK)].
8) Kies de bestemming waar u het sjabloon wilt opslaan en druk op [F6 (SAVE)].
87
MC-80 Handleiding
Als de bestandsnaam die u hebt gekozen reeds bestaat meldt het display “File Name duplicate. Overwrite?” Druk op [F6 (REPLACE)] als u het vori­ge bestand met die naam wilt overschrijven of op [F1 (CANCEL)] als u bestaande bestand ongemoeid wilt laten en de operatie wilt afbreken.
U hebt nu een SMF gemaakt die u als groove-sja­bloon kunt gebruiken.
SMF laden als groove-sjabloon
We hebben daarnet een SMF gemaakt die als groove­sjabloon kan dienst doen. Voor we hem kunnen gebruiken moeten we hem in één van de User 1~16 geheugens laden.
Opmerking:
neer u de MC-80 uitschakelt (als u opnieuw inschakelt heten ze allemaal “Initial Templates”). Wilt u de inhoud van deze geheugens bewaren, schrijf ze dan op diskette (zie hieronder).
Opmerking:
laadt zonder die eerst “op maat te snijden”, dan worden automatisch de eerste vier maten van de song tot “sjabloon” gemaakt. Dat is vaak niet wenselijk, omdat er in die maten bijvoorbeeld programmakeuzes, een intro-lijntje,… dus allesbehalve “groove” zit. We raden u daarom toch aan om de werkwijze van daarnet te volgen om ee SMF voor Groove Quantize doeleinden aan te maken.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2 (QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
De User 1~16 geheugens worden gewist wan-
Als u een SMF formaat 0 in een User-geheugen
zo’n User Groove Template krijgen alle User-geheu­gens dus tegelijk een nieuwe inhoud.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2 (QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F5 (SAVE GRV)] om naar de “SAVE GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Geef het User Groove Template een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het gewenste karakter.
5) Herhaal stap 4 als u nog andere User Groove Tem­plates wilt benoemen.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)]. De extensie .SVT wordt toegevoegd.
Als de bestandsnaam die u hebt gekozen reeds bestaat meldt het display “File Already Exists!” Druk op [F5 (OK)] als u het vorige bestand met die naam wilt overschrijven of op [F6 (CANCEL)] als u bestaande bestand ongemoeid wilt laten en de opera­tie wilt afbreken.
7) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “GROO­VE QUANTIZE”-pagina.
User Groove Template-bestand laden
Hiermee wijzigt u zoals gezegd in één klap de inhoud van de User 1~16 geheugens.
4) Druk op [F5 (SMF)].
5) Kies met het [VALUE]-wiel in welk User geheugen (1~16) u het sjabloon wilt laden en druk op [F6 (SELECT)].
6) Kies met het [VALUE]-wiel de SMF die u wilt laden.
7) Druk op [F6 (LOAD SMF)] om het sjabloon te laden.
User sjablonen in sets op diskette be­waren
U kunt de inhoud van alle User-geheugens (1~16) als een zgn. User Groove Template op diskette bewa­ren. De “set” sjablonen krijgt een eigen naam en wordt in een specifiek MC-80 bestandsformaat (met de extensie .SVT) opgeslagen. Ook bij het laden van
88
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2 (QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (TEMPLATE)].
5) Kies met de cursor het template dat u wilt laden.
6) Druk op [F6 (LOAD SVT)] om het User Groove Template te laden.
Huishouding
11.
Huishouding
11.1 Welke media kunt u in de
Harde schijven
MC-80 gebruiken?
Naast de klassieke floppy disk drive biedt de MC-80 ook plaats aan een interne harde schijf of Zip-drive. Bovendien kunt u een VS4S-1 SCSI-interface instal­leren, waarop u tot zeven externe media kunt aan­sluiten.
Diskettes
De ingebouwde floppy disk drive kan overweg met 2DD (720 KB) en 2HD (1440KB = 1.4 MB) diskettes.
Zip-schijven
Een Zip-schijf is een relatief nieuw verwisselbaar medium dat niet veel groter is dan een gewone dis­kette, maar wel een veelvoud van de data van deze laatste kan bevatten (100 MB). De MC-80 biedt plaatst aan een interne Zip-drive (los verkrijgbaar), maar u kunt ook een VS4S-1 SCSI-interface (even­eens los verkrijgbaar) installeren en hierop tot twee externe Zip-drives aansluiten (de beperking tot twee externe drives vloeit voort uit het feit dat Zip-drives enkel de SCSI ID’s 5 en 6 herkennen).
Opmerking:
het gebruik van Zip-schijven neemt u best contact op met uw Roland dealer.
Voor specifieke details omtrent de installatie en
11.2 Bestanden opslaan (Save)
Welke data kunt u opslaan?
HDP-88 serie
Diskettes en Zip-schijven zijn verwisselbare media. U kunt ook opteren voor een vast medium, in de vorm van een interne harde schijf (HDP-88 serie, los verkrijgbaar). De capaciteit hiervan kan variëren van enkele honderden Megabytes tot verschillende Giga­bytes.
Her voordeel van een harde schijf is dat ze steeds in de MC-80 aanwezig blijft en u dus nooit naar het juiste schijfje hoeft te zoeken. Bovendien biedt zo’n schijf heel wat meer opslagruimte dan een diskette of Zip-schijf. Verwisselbare media hebben het voordeel dat u steeds een nieuw medium kunt kopen als het oude “vol” zit. Ook als u veel data moet uitwisselen met collega-muzikanten biedt een verwisselbaar medium onmiskenbare voordelen.
Hoe u de harde schijf moet installeren leest u op blz. 98.
Opmerking:
gewag wordt gemaakt van de MC-80, kunt u deze harde schijven probleemloos in de MC-80 gebruiken.
Naast Songs kan de MC-80 ook Chains en User Groove Templates op schijf kwijt. Data worden steeds op schijf gezet als een “bestand” (file in het Engels). Om de verschillende bestandstypes uit elkaar te houden wordt aan het einde van iedere bestandsnaam een “extensie” toegevoegd, bijvoor­beeld “.SVQ” voor een song. Dit zijn de bestandsfor­maten waarvan de MC-80 gebruik maakt:
Song (.SVQ): Songs, inclusief alle bijbehorende Pat­terns, Marker-, Track Mute- en Repeat-instellingen.
Standard MIDI File: (.MID): Dezelfde song, maar dan minus de typische MC-80 instellingen (Marker,
Hoewel in de handleiding van de HDP88 geen
89
MC-80 Handleiding
Mute, Repeat, …), zodat u hem ook in andere instrumenten kunt weergeven.
Chain (.SVC): Chain Play-bestanden (zie blz. 48). User Groove Template (.SVT): Sets van zelfgemaakte
User Groove Sjablonen (zie blz. 88). Configuration (.SVF): Alle “algemene” instellingen
van de MC-80. Voor alle duidelijkheid laten we hier nog even zien
wat er wel en niet wordt opgeslagen wanneer u res­pectievelijk het MC-80 of het SMF formaat gebruikt.
MC-80 SMF Song Ja Ja Patterns in de song Ja *1 Marker-instellingen Ja Nee Repeat-instellingen Ja Nee TRACK INFO-instellingen Ja *2 Phrase Sequence-instellingen Ja Nee Transpositie-instellingen Ja Nee
*1: In een SMF worden Patterns opgeslagen als gewone spoordata.
*2: Uitgeschakelde sporen worden in een SMF niet opgeslagen.
Opmerking:
in geen van beide formaten opgeslagen.
De aan/uit-status van het Tempo-spoor wordt
Song (.SVQ)/Standard MIDI File (.MID)
Volg de onderstaande werkwijze om een song op dis­kette te bewaren.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [F5 (SAVE)] om naar de “SAVE SONG”­pagina te gaan.
3) Kies met [F4~F6] het gewenste bestandstype.
MC-80 formaat, waarbij ook de Patterns en
MC-80
de Marker- en Repeat-instellingen worden onthouden.
Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de cursorpositie.
5) Zodra de naam volledig is mag u op [F6 (OK)] drukken.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarin u het bestand wilt opslaan.
7) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de gese­lecteerde folder. Had u deze song al eens opgeslagen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk op [F5 (OPEN®)].
Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort), druk dan op [F4 (CLOSE)].
8) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestands­naam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
Het bestand krijgt automatisch de extensie “.SVQ” mee (gaat het om een SMF, dan wordt de extensie “.MID” gebruikt).
Opmerking:
beschermd (zie blz. 68). Deze kunt u enkel in het MC-80 for­maat opslaan, niet als SMF.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk
SMF-1 Meersporen Standard MIDI File.
SMF-0
Standard MIDI File waarbij alle MIDI-kana­len op één spoor terechtkomen.
Nu moeten we het bestand nog een naam geven.
4) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste karakter.
90
Chain-bestanden (.SVC)
Chains kunt u bewaren vanuit de “CHAIN PLAY”­pagina.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F5 (SAVE CHN)].
Opmerking:
play “Chain Empty!” af.
U komt nu terecht in een venster waarin u de Chain een naam kunt geven. Kies met de cursorknoppen en
Bevat de Chain geen songs, dan beeldt het dis-
Huishouding
het [VALUE]-wiel de gewenste naam. Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de cursorpositie.
3) Zodra u de gewenste naam hebt gespecifieerd mag u op [F6 (OK)] drukken.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop u de Chain wilt bewaren.
5) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de gese­lecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgesla­gen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk op [F5 (OPEN®)].
Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort), druk dan op [F4 (CLOSE)].
3) Druk op [F6 (OK)]. De extensie .SVT wordt toege­voegd.
4) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de gese­lecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgesla­gen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk op [F5 (OPEN®)].
Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort), druk dan op [F4 (CLOSE)].
5) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestands­naam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
6) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestands­naam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
User Groove Template-bestanden (.SVT)
User Groove Templates kunt u bewaren vanuit de “GROOVE QUANTIZE”-pagina.
1) Druk op [F5 (SAVE GRV)] om naar de “SAVE GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
2) Geef het User Groove Template een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het gewenste karakter. Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de cursorpositie.
Configuration-bestanden (.SVF)
Hiermee bewaart u alle instellingen die niet met een specifieke song verband houden maar voor de MC-80 in zijn geheel gelden.
1) Druk op [TOOLS}.
2) Druk op [F1 (SYSTEM)].
3) Druk op [F5 (SAVE CFG)] om naar de “SAVE SYS­TEM CONFIG”-pagina te gaan.
4) Geef het Configuration-bestand een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het gewenste karakter. Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
5) Druk op [F6 (OK)]. De extensie .SVF wordt toege­voegd.
6) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de gese­lecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgesla­gen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
Hiermee voegt u een karakter in op de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de cursorpositie.
91
MC-80 Handleiding
Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk op [F5 (OPEN®)].
Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort), druk dan op [F4 (CLOSE)].
7) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestands­naam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
11.3 Bestanden laden (Load)
Laten we eerst even een overzicht geven van wat u allemaal kunt laden:
Song (.SVQ): Songs, inclusief alle bijbehorende Pat­terns, Marker-, Track Mute- en Repeat-instellingen.
Standard MIDI File: (.MID): In de handel verkrijgba­re SMF’s of songs die u in een andere sequencer onder dat formaat hebt opgeslagen.
Super MRC songbestanden: Dit is een formaat dat in de Roland MC-50, 300/500 serie werd gebruikt. Songs die u in één van deze sequencers als Super MRC-song hebt bewaard kunt u dus zonder meer in de MC-80 laden.
Chain (.SVC): Chain Play-bestanden (zie blz. 48). User Groove Template (.SVT): Sets van zelfgemaakte
User Groove Sjablonen (zie blz. 88). Configuration (.SVF): Alle “algemene” instellingen
van de MC-80.
Song (.SVQ)/Standard MIDI File (.MID)
Volg de onderstaande werkwijze om een MC-80 song of een SMF te laden.
1) Steek een diskette in de drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
Met [F2 (SORT)] kiest u of u de bestanden volgens song-naam of bestandsnaam wilt ordenen.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, plaats de cur­sor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
5) Plaats de cursor op de naam van de song die u wilt laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden.
U kunt ook meteen op [PLAY] drukken. In dat geval wordt de song weergegeven zonder dat u hem eerst in de MC-80 hoeft te laden (dit heet Quick Play, zie blz. 41).
Chains (.SVC)
Zo laadt u een Chain:
1) Druk op [CHAIN PLAY] om naar de “CHAIN PLAY”-pagina te gaan.
2) Druk op [F4 (LOAD CHN)] om naar de “LOAD CHAIN”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
4) Wilt u een Chain in een folder kiezen, plaats de cur­sor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
5) Plaats de cursor op de naam van de Chain die u wilt laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de Chain te laden.
Opmerking:
de diskette bevindt, dan beeldt het display “NO SONG” af. Druk op de uitwerptoets van de disk drive om de diskette uit te werpen en steek de diskette met de betreffende song erin. U kunt ook op [END] drukken om de ontbrekende song over te slaan en meteen naar de volgende song te springen.
Opmerking:
niet in de MC-80 laden.
Als een bepaalde song uit de Chain zich niet op
Chain-bestanden uit de XP-50/60/80 kunt u
User Groove Templates (.SVT)
1) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2 (QUANTIZE)].
Wordt de song weergegeven volgens de Quick Play­methode, dan vraagt de MC-80 u om die song te laden. Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden of op [F1 (CANCEL)] om ermee op te houden.
2) Druk op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (TEMPLATE)].
92
Huishouding
5) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
6) Wilt u een Template in een folder kiezen, plaats de cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
7) Kies met de cursor het template dat u wilt laden.
8) Druk op [F6 (LOAD SVT)] om het User Groove Template te laden.
Configurations (.SVF)
1) Druk op [TOOLS}.
2) Druk op [F1 (SYSTEM)].
3) Druk op [F4 (LOAD CFG)] om naar de “LOAD SYSTEM CONFIG”-pagina te gaan.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] om de drive te kiezen waar­van u het bestand wilt halen.
5) Wilt u een bestand in een folder kiezen, plaats de cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
6) Kies met de cursor of met het [VALUE]-wiel het bestand dat u wilt laden.
7) Druk op [F6 (LOAD)] om het bestand te laden.
SB-55, SD-35, MV-30, JW-50, G-1000, G-800, MT­serie, KR-serie, HP-serie, enz.
De MC-80 kan geen songs laden van instrumenten die niet in de bovenstaande lijst staan en die boven­dien geen songs als SMF kunnen opslaan.
SMF uitsplitsen
Vergeet niet dat bij een SMF formaat 0 data voor alle MIDI-kanalen op één spoor zijn geconcentreerd. Wilt u die data “uitsplitsen” op een kanaal-per-spoor basis, doe dan het volgende:
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS]-[F1 (SYS­TEM)]-[F2 (OPTION)].
2) Plaats de cursor op “SMF FORMAT 0 ch Extract Switch”.
3) Kies “ON”.
4) Laad de song in het SMF formaat0 (zie blz. 90).
Bij een SMF formaat 1 zitten de data voor verschil­lende kanalen al op verschillende sporen, tenminste, voor de eerste 16 sporen. Bij een SMF die uit meer sporen bestaat worden spoor 17 en volgende samen­geschreven op spoor 16 van de MC-80. Bovendien worden vanaf spoor 34 alle data genegeerd.
Fragment van een bestaande song
11.4 Songs van andere Roland-in­strumenten laden
De MC-80 kan bepaalde songs van andere Roland­instrumenten laden en weergeven. Voor zover dat niet “rechtstreeks” kan, kunt u uiteraard nog altijd de “omweg” via SMF’s gebruiken.
Rechtstreeks laden
De MC-80 kan zonder meer songs laden van de vol­gende instrumenten. Let wel: specifieke instellingen zoals Markers en Repeats worden hierbij niet gela­den.
XP-80, XP-60, XP-50, MC-500mkII, MC-50, MC­50mkII, JV-1000
MC-300, MC-500 (enkel Super MRC-bestanden).
Via SMF-omweg
Songs uit de volgende instrumenten kunt u bewaren als SMF’s en in die vorm in de MC-80 laden. De lijst is niet exhaustief, bovendien zijn er ook heel wat instrumenten van andere merken die deze mogelijk­heid bieden.
laden
Het is mogelijk om een deel van een bestaande song in de “interne” song van de MC-80 te laden. Op die manier kunt u bijvoorbeeld een toffe baslijn of een leuke drumgroove zonder al te veel omhaal in een nieuwe song gebruiken. Voorwaarde is wel dat de song waaruit u het fragment wilt halen in het MC-80 formaat of SMF formaat 0 is opgeslagen.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], gevolgd door [SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de gewenste drive te selecteren.
Met [F2 (SORT)] kunt u als vanouds kiezen tussen een rangschikking op song naam of bestandsnaam.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, druk dan op [F5 (OPEN)] om die folder te openen.
5) Plaats de cursor op de song waaruit u een fragment wilt laden.
6) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F6 (IMPORT)] (zodra u [SHIFT] indrukt verandert F6
93
MC-80 Handleiding
b
van “LOAD” naar “IMPORT”) om naar de “LOAD TRACK/PATTERN”-pagina te gaan.
a
7) Gaat het om een song in het MC-80 formaat, speci­fieer dan het spoor (of het Pattern) dat u wilt laden (“a” in de afbeelding hierboven). Bij een song in het SMF-formaat hoeft u dit niet te specifiëren.
8) Kies voor “b” het spoor van de interne song waarop u de data wilt plaatsen.
9) Druk op [F6 (IMPORT)].
Als het spoor dat u in stap 8 hebt gekozen reeds data bevat wordt u gevraagd of u die data wilt wissen. Druk op [F6 (IMPORT)] als u de bestaande data wilt vervangen door de nieuwe data of op [F1 (CAN­CEL)] als u de bestaande data ongemoeid wilt laten.
10)Zodra alle data zijn geladen meldt het display “Completed!”.
11.5 Songs van de MC-80 op ande-
re instrumenten gebruiken
Opmerking:
lijk om bestanden van verschillende schijven te kopiëren.
2) Druk op [TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU” te gaan.
5) Druk op [F1 (COPY)] om naar het selectievenster te gaan.
6) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die u wilt kopiëren.
Wilt u verschillende bestanden kopiëren, plaats dan de cursor op het eerste bestand en druk op [ENTER]. Plaats de cursor nu op het volgende bestand en druk weer op [ENTER], enz. Alle bestanden die u op deze manier selecteert worden nu voorafgegaan door een merkteken en zullen worden gekopieerd. Wilt u de selectie van een bestand opheffen, plaats de cursor er dan op en druk op [ENTER]. Wilt u opnieuw één bestand kiezen, druk dan op [EXIT].
7) Druk op [F6 (COPY SRC)].
8) U komt nu in een venster waarin u de bestemming van de kopie kunt kiezen. Doe dat en druk vervol­gens op [F6 (COPY DST)] om de kopie uit te voe­ren.
In het onderstaande voorbeeld wordt de kopie in de “LIVE”-folder geplaatst.
Als u slechts één drive gebruikt is het niet moge-
Als u een MC-80 song als SMF opslaat (zie blz. 90) kunt u hem laden in gelijk welke andere sequencer die met SMF’s overweg kan.
Het instrument moet dus wel degelijk compatibel zijn met het SMF formaat.
De diskette waarop u de data schrijft moet van het 2DD of 2HD type zijn en moet uiteraard door het instrument waarin u de data wilt laden kunnen wor­den gelezen.
Als u een song in de MC-80 opslaat als SMF, mag u hem niet in een folder onderbrengen.
11.6 Functies die verband houden
met bestanden en folders
Bestanden en folders kopiëren (Co-
Als de bestemming een bestand of een folder met dezelfde naam bevat, dan meldt het display “Path Duplicate!” en wordt de kopie niet uitgevoerd.
Bestanden en folders wissen (Dele­te)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder wis­sen. In dat laatste geval worden ook alle bestanden die deel uitmaken van die folder gewist.
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU” te gaan.
4) Druk op [F2 (DELETE)] om naar het selectieven­ster te gaan.
py)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder kopiëren. In dat laatste geval worden ook alle bestan­den die deel uitmaken van die folder gekopieerd.
1) Steek de diskette met het bestand dat u wilt kopië­ren in de disk drive.
94
Huishouding
5) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die u wilt wissen.
Wilt u verschillende bestanden wissen, plaats dan de cursor op het eerste bestand en druk op [ENTER]. Plaats de cursor nu op het volgende bestand en druk weer op [ENTER], enz. Alle bestanden die u op deze manier selecteert worden nu voorafgegaan door een merkteken en zullen worden gewist. Wilt u de selec­tie van een bestand opheffen, plaats de cursor er dan op en druk op [ENTER]. Wilt u opnieuw één bestand kiezen, druk dan op [EXIT].
6) Druk op [F6 (DELETE)].
Een prompt vraagt dat u uw keuze bevestigt.
7) Druk op [F6 (DELETE)] om het bestand/de folder te wissen.
Bestanden en folders verplaatsen (Move)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder ver­plaatsen. In dat laatste geval worden ook alle bestan­den die deel uitmaken van die folder verplaatst.
In het onderstaande voorbeeld wordt het bestand naar de “LIVE”-folder geplaatst.
Als de bestemming een bestand of een folder met dezelfde naam bevat, dan meldt het display “Path Duplicate!” en wordt de kopie niet uitgevoerd.
Nieuwe naam geven aan bestanden en folders (Rename)
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU” te gaan.
4) Druk op [F4 (RENAME)] om naar de “DISK UTI­LITY/4 RENAME”-pagina te gaan.
5) Druk op [F1 (DRIVE)] om de gewenste drive te kie­zen en ga vervolgens met [F4 (CLOSE)] en [F5 (OPEN)] naar de gewenste folder. Plaats tenslotte de cursor op het bestand dat u wilt herbenoemen.
6) Druk op [F6 (RENAME)].
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU” te gaan.
4) Druk op [F3 (MOVE)] om naar het selectievenster te gaan.
5) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die u wilt verplaatsen.
Wilt u verschillende bestanden verplaatsen, plaats dan de cursor op het eerste bestand en druk op [ENTER]. Plaats de cursor nu op het volgende bestand en druk weer op [ENTER], enz. Alle bestan­den die u op deze manier selecteert worden nu voor­afgegaan door een merkteken en zullen worden gekopieerd. Wilt u de selectie van een bestand ophef­fen, plaats de cursor er dan op en druk op [ENTER]. Wilt u opnieuw één bestand kiezen, druk dan op [EXIT].
6) Druk op [F6 (MOVE SRC)].
7) U komt nu in een venster waarin u de bestemming kunt kiezen. Doe dat en druk vervolgens op [F6 (MOVE)] om de verplaatsing uit te voeren.
7) Plaats de cursor op de gewenste karakterpositie en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen het gewenste karakter.
8) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (WRITE)] om de nieuwe naam vast te leggen.
Nieuwe folder aanmaken (Folder)
Met de “Folder”-functie kunt u nieuwe folder aan­maken. Op die manier kunt u uw bestanden organi­seren volgens een “boomstructuur”, met bv. voor ieder genre een folder. Vooral wanneer u met media zoals Zip-schijven of harde schijven werkt – die grote hoeveelheden data kunnen verwerken – blijkt deze functie van onschatbare waarde.
95
MC-80 Handleiding
Zo maakt u een nieuwe folder aan:
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU” te gaan.
4) Druk op [F5 (FOLDER)].
5) Plaats de cursor daar waar u een nieuwe folder wilt aanmaken.
In het onderstaande voorbeeld zal de nieuwe folder in de “LIVE”-folder worden aangemaakt.
6) Druk op [F6 (FOLDER)].
7) Geef de folder een naam. Plaats de cursor op de gewenste karakterpositie en kies met het [VALUE]­wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen het gewenste karakter.
8) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (OK)] om de nieuwe folder aan te maken.
Opmerking:
een bestand bestaat er een mogelijkheid om een nieuwe folder aan te maken.
Ook tijdens de procedure voor het opslaan van
11.7 Functies die verband houden
Volume Name: naam van de schijf. Device Name: het type drive. Protect: status van de schrijfbeveiliging (aan of uit). Size: beschikbare schijfruimte/totale schijfruimte.
Opmerking:
trole uitvoeren op beschadigingen. Als u na de controle “Completed” te zien krijgt weet u dat er niets mis is met de diskette.
Opmerking:
de schrijfbeveiliging in- en uitschakelen.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive die u wilt bekijken.
7) Als u genoeg hebt gezien kunt u op [SEQUENCER] drukken om terug te keren naar de “SONG PLAY”­pagina.
Andere naam geven aan een schijf (Volume Label)
Hiermee geeft u een naam aan de volledige schijf.
1) Steek de schijf waarvan u de naam wilt veranderen in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU” te gaan.
5) Druk op [F2 (LABEL)] om naar de “DISKUTILITY/ 7 VOLUME LABEL”-pagina te gaan.
met opslagmedia
Bij diskettes kunt u met [F6 (VERIFY)] een con-
Bij Zip-schijven kunt u met [F5 (PROTECT)]
Inhoud van een schijf bekijken (Disk Info)
In dit venster kunt u de naam van de schijf en van het type drive zien, of de schrijfbeveiliging al dan niet is ingeschakeld, de capaciteit van de schijf en hoeveel ruimte er nog vrij is op die schijf.
1) Steek de diskette die u wilt bekijken in de disk dri­ve.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU” te gaan.
5) Druk op [F1 (DISKINFO)] om naar de “DISKUTI­LITY/6 DISK INFO”-pagina te gaan. Hierin ziet u:
96
6) Kies de drive waarvan u de naam wilt wijzigen.
7) Als u genoeg hebt gezien kunt u op [SEQUENCER] drukken om terug te keren naar de “SONG PLAY”­pagina.
8) Plaats de cursor op de gewenste karakterpositie en kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen het gewenste karakter.
Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
9) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (WRITE)] om de nieuwe naam vast te leggen. Zodra dat is gebeurd meldt het display “Completed”.
Hiermee voegt u een karakter in op de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de cursorpositie.
Huishouding
Opmerking:
inhoud van de schijf bekijken.
Door op [F5 (FILELIST)] te drukken kunt u de
10)Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina.
Schijf kopiëren (Disk Copy)
Hiermee kopieert u een volledige diskette of Zip­schijf. Enkele belangrijke opmerkingen in dit ver­band:
Alle data op de schijf waar u naartoe kopieert worden gewist. Controleer dus of er geen belangrijke bestan­den op die schijf staan.
Schijven met in de handel aangekochte SMF-data zijn auteursrechtelijk beschermd, die kunt u niet kopiëren.
U kunt enkel diskettes naar diskettes en Zip-schijven naar Zip-schijven kopiëren. Voor dat laatste hebt u trouwens twee of meer Zip-drives nodig.
Kopieer een 2HD diskette steeds naar een ander 2HD diskette en een 2DD diskette naar een andere 2DD diskette.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU” te gaan.
4) Druk op [F3 (DISKCOPY)].
5) Druk op [F5 (FD)] als u een diskette wilt kopiëren of op [F6 (ZIP)] als u een Zip-schijf wilt kopiëren.
De rest van het verhaal ziet er iets anders uit naar gelang u diskettes of Zip-schijven kopieert.
Voor diskettes
6) Steek de diskette die u wilt kopiëren in de disk dri­ve.
De naam van de diskette wordt afgebeeld. Controleer of dit de diskette is die u wilt kopiëren. U kunt bij­voorbeeld even op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien welke bestanden die diskette bevat. Druk daarna op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagi­na.
7) Druk op [F6 (OK)]; de diskette wordt geladen.
Opmerking:
onderbreken moet u op [F1 (ABORT)] drukken.
Na enkel ogenblikken meldt het display “Insert Des­tination Disk”.
8) Steek de diskette in waarop u de kopie wilt plaat­sen.
De naam van de diskette wordt afgebeeld. Controleer of dit de juiste diskette is. U kunt bijvoorbeeld even op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien welke
Als u om één of andere reden het laden wilt
bestanden die diskette bevat. Druk daarna op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
9) Druk op [F6 (OK)].
10)Er verschijnt een prompt die u attent maakt op het feit dat de inhoud van de diskette waarnaar u kopi­eert zal worden gewist. Druk op [F6 (DISKCOPY)] om de kopie uit te voeren of op [F1 (CANCEL)] om de operatie te annuleren.
De data worden nu op de “bestemmings”-diskette geschreven.
Opmerking:
u nog enkele malen diskettes moet wisselen. Het display maakt u daarop attent met de prompts “Insert Source Disk” en “Insert Destination Disk”. Eens alles is gekopieerd krijgt u “DISK COPY Completed” te zien.
Als het om erg veel data gaat is het mogelijk dat
11)Druk op [F6 (ACCEPT)].
Voor Zip-schijven
6) Steek de Zip-schijf die u wilt kopiëren in de eerste Zip drive.
Bevindt de schijf zich al in de drive, druk dan op [F1 (DRIVE)] om de juiste drive te kiezen.
Opmerking:
welke bestanden de geselecteerde drive bevat. Blijkt het om de juist drive te gaan, druk dan op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
U kunt op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien
7) Druk op [F6 (OK)].
8) Steek de Zip-schijf waarop u de kopie wilt plaatsen in de tweede Zip drive.
Bevindt de schijf zich al in de drive, druk dan op [F1 (DRIVE)] om de juiste drive te kiezen.
Opmerking:
welke bestanden de geselecteerde drive bevat. Blijkt het om de juist drive te gaan, druk dan op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
U kunt op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien
9) Druk op [F6 (OK)].
10)Er verschijnt een prompt die u attent maakt op het feit dat de inhoud van de Zip-schijf waarnaar u kopieert zal worden gewist. Druk op [F6 (DISKCO­PY)] om de kopie uit te voeren of op [F1 (CAN­CEL)] om de operatie te annuleren.
De data worden nu van de ene naar de andere Zip­schijf geschreven.
11)Zodra alles is gekopieerd krijgt u “DISK COPY Completed” te zien.
12)Druk op [F6 (ACCEPT)].
Diskette formateren (Format)
Net zoals een computer houdt de MC-80 er zijn eigen systeem van databeheer op na. Dat moet eerst even aan de diskette worden meegedeeld voor u er songs e.d. op kunt schrijven. We noemen dit proces formateren.
97
MC-80 Handleiding
LET OP! tijdens het formateren worden alle op de diskette aanwezige data gewist. Controleer dus steeds of de diskette die u wilt formateren geen belangrijke data bevat!
Het formateren gaat als volgt in zijn werk:
1) Zet het wisbeveiligingsnokje van de diskette in de stand “beschrijfbaar”.
Beveiligingsnokje
"Schrijven" "Veilig"
2) Steek een diskette in de disk drive.
3) Druk op [TOOLS], vervolgens op [F5 (DISKUTIL)] en tenslotte op [F6 (MENU)] om naar het DISK MENU te gaan. Hierin kiest u [F4 (FORMAT)].
U komt nu terecht in de “DISK UTILITY/9 FOR­MAT”-pagina.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de diskette (dit is enkel nodig wanneer u nog andere media, bv. harde schijven, op de MC-80 hebt aangesloten).
schijven werkt dit niet via een schakelaartje, maar softwarematig:
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU” te gaan.
4) Druk op [F1 (DISKINFO)].
5) Steek de Zip-schijf waarvoor u de beveiliging wilt in-/uitschakelen in de drive.
Aan de status van de Protect-parameter kunt u zien of de schrijfbeveiliging al (ON) dan niet (OFF) is ingeschakeld.
Opmerking:
gen dat er vanuit een ander instrument een beveiliging is aangebracht die u met de MC-80 niet kunt verwijderen.
6) Druk op [F5 (PROTECT)] om de schrijfbeveiliging in of uit te schakelen.
7) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina.
Als het display “Password” afbeeldt wilt dat zeg-
5) Druk op [F6 (FORMAT)].
6) U moet de diskette een naam geven voor u ze for­mateert. Met de cursor stapt u doorheen de ver­schillende karakters en met het [VALUE]-wiel kiest u telkens het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (FORMAT)].
Het display vraagt nu of u wel degelijk de diskette wilt formateren: “Are you sure?” Druk op [F1 (CAN­CEL)] als u beslist toch niet te formateren.
8) Druk op [F6 (FORMAT)].
De diskette wordt nu geformateerd. In het display kunt u de geboekte vooruitgang volgen (van 0~ 100%). Zodra de diskette is geformateerd meldt het display “Completed”.
9) Druk op [F6 (ACCEPT)].
Schrijfbeveiliging in- en uitschake­len
Hoe u voor een gewone diskette de schrijfbeveiliging (des)activeert hebben we daarnet gezien. Voor Zip-
11.8 Interne of externe schijven toevoegen
Om de opslagcapaciteit van de MC-80 uit te breiden kunt u een Zip drive of harde schijf toevoegen. Dat kan zowel intern (instructies omtrent de installatie vindt u hieronder) als extern, via het los verkrijgbare VS4S-1 SCSI-interface.
Extra schijf inbouwen
Zip drive
Het inbouwen van een Zip drive is een klus voor de Roland hersteldienst in uw buurt.
Harde schijf
De interne harde schijf (Roland HDP88 serie) kunt u zelf installeren. We laten u meteen zien hoe dat in zijn werk gaat. Eerst echter enkele belangrijke waar­schuwingen:
Gebruik een kruisschroevendraaier met dezelfde breedte als de schroeven, anders riskeert u het schroefkruis te beschadigen.
Bevestig de harde schijf enkel met de schroeven die we in de onderstaande aanwijzingen vermelden.
Zorg dat er geen schroeven in het inwendige van de MC-80 terechtkomen.
Raak nooit aan de connectors of de circuits.
98
Huishouding
Zorg dat u uw hand niet snijdt aan de opening van de uitsparing voor de harde schijf.
Vergeet niet na de installatie het afdekplaatje opnieuw over de uitsparing aan te brengen.
1) Schakel de MC-80 en alle aangesloten instrumen­ten uit en verbreek alle kabelverbindingen.
2) Wikkel de kop van een platte schroevendraaier in een vod of iets dergelijks en schuif deze zachtjes in de uitsparing die op de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.
Steek een platte schroevendraaier waarrond een vod is gewikkeld in de gleuf onder het klepje.
6) Gebruik de schroeven die u in stap 4 hebt losge­maakt om de harde schijf vast te schroeven.
7) Klap de handgreep van de harde schijf naar binnen en breng het klepje van het frontpaneel opnieuw aan.
a.
b. c.
a. Breng eerst het bovenste gedeelte in positie. Pro­beer het klepje zo verticaal mogelijk te houden, dan valt het makkelijker te installeren.
b. Druk op de plaats van het pijltje. c. Klik het klepje op zijn plaats.
8) Initialiseer de harde schijf (zie blz. 97).
9) Schakel de MC-80 uit en weer in en controleer of hij normaal opstart. In dat geval moet u ook het icoon van de nieuwe harde schijf te zien krijgen:
Opmerking:
draaier, anders dreigt u de behuizing van de MC-80 te beschadigen.
Wikkel steeds iets rond de kop van de schroeven-
3) Duw de schroevendraaier lichtjes naar beneden om het klepje te verwijderen.
Dwarsdoorsnede
Wip het klepje omhoog door de schroevendraai­er zachtjes naar beneden te drukken.
Schroevendraaier met vod rond de kop.
4) Verwijder de schroeven die we in de onderstaande afbeelding hebben aangeduid (deze schroeven zul­len in stap 6 dienen om de harde schijf te bevesti­gen).
5) Steek de harde schijf zachtjes in de uitsparing, met het label naar de bovenkant. Zorg dat de schijf vol­ledig in de uitsparing zit.
Externe schijven
De (los verkrijgbare) VS4S-1 SCSI-kaart voorziet de MC-80 van een SCSI-interface, waarop u een externe Zip drive kunt aansluiten. De installatie van de VS4S-1 moet u laten uitvoeren bij de dichtstbijzijnde Roland hersteldienst.
Opmerking over de handleiding van de VS4S-1
Waarschijnlijk staat in de handleiding van uw VS4S-1 vermeld dat de kaart enkel geschikt is voor de Roland VS-840. Op het moment dat de handleiding voor de VS4S-1 werd geschreven was er namelijk nog geen sprake van een MC-80. Geen nood echter, de VS4S-1 is zonder meer geschikt voor gebruik in de MC-80. Bovendien heeft de uitleg in de handleiding van de VS4S-1 betrekking op functies van de VS-840. Specifieke instructies voor de MC-80 vindt u hieron­der.
Wat hebt u nodig om de VS4S-1 te gebrui­ken?
Uiteraard een Zip drive, maar niet te vergeten een SCSI-kabel met (mannelijke) DB-25 connectors (deze kabel wordt doorgaans bij de Zip drive gele­verd).
99
MC-80 Handleiding
Schakel de “Termination” op de achterzijde van de Zip drive in (“ON”).
Zip drive aansluiten
1) Schakel de MC-80 en de Zip drive uit.
2) Verbind de SCSI-connector van de VS4S-1 met die
van de Zip drive. Vergeet niet de schroefjes vast te draaien, zodat de connector stevig op zijn plaats zit.
SCSI ID instellen
Het SCSI ID is een identificatienummer dat de ver­schillende apparaten die u eventueel op de MC-80 aansluit uit elkaar houdt. Ieder apparaat in de keten krijgt namelijk een ander SCSI ID-nummer.
Zip drives hebben hiervoor een speciale schakelaar, waarmee u het SCSI ID 5 of 6 kunt kiezen.
Achterpaneel (Zip drive)
Termination
Off - 0
On - 1
SCSI ID
6 5
dan alle apparaten uit, controleer de verbindingen en probeer het nog eens.
Zip-schijf formateren
Zoals alle media moet u een Zip-schijf formateren voor u ze in combinatie met de MC-80 kunt gebrui­ken. Aangezien het om een verwisselbaar medium gaat, moet u dit bovendien doen voor iedere nieuwe Zip-schijf die u in gebruik neemt.
We herinneren u er nog even aan dat tijdens het for­materen alle data op de schijf verloren gaan. Contro­leer dus even of er geen belangrijke data op de schijf staan.
Voor de werkwijze, zie blz. 97.
Volgorde bij het inschakelen
Bij het inschakelen moet u steeds de onderstaande volgorde respecteren, anders wordt de Zip drive niet herkend.
1) Schakel de Zip drive in.
2) Schakel de MC-80 in.
Als de MC-80 de Zip drive herkent krijgt u het onderstaande display te zien. Let op het icoon in de rechter benedenhoek. Krijgt u dit niet te zien, schakel
100
Loading...