Bedankt voor en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland MC-80 Micro Composer.
We raden u aan om deze handleiding helemaal door te lezen. Op die manier ziet u geen enkele mogelijkheid van
uw nieuwe aanwinst over het hoofd en kunt u er jarenlang plezier aan beleven. Vergeet vooral niet de voorzorgsmaatregelen (onder meer omtrent het gebruik van de disk drive) op blz. 2 te lezen.
Ongeduldige mensen die een instrument recht uit de doos willen gebruiken (dat geldt waarschijnlijk voor de meesten onder ons) lezen best meteen “Aan de slag”. In dit hoofdstuk passeren de voornaamste functies van de MC-80
de revue, zonder dat daarbij op details wordt ingegaan.
Die details vindt u wél in de overige hoofdstukken, waarin werkelijk iedere functie aan bod komt en u verder nog
aanvullende informatie zoals MIDI-implementatie e.d. vindt.
Opmerking:
die manier vermijden we verwarring met de “toetsen” van het klavier dat u op de MC-80 aansluit.
Opmerking:
leerd. In deze handleiding wordt met “MC-80” naar beide modellen verwezen. Als we het expliciet over de “MC-80EX” hebben gaat
het om functies die enkel voor dat model beschikbaar zijn.
Als we het in deze handleiding over de bedieningstoetsen van de MC-80 hebben gebruiken we het woord “knoppen”. Op
Een MC-80EX is in feite een MC-80 waarin een (ook los verkrijgbaar) VE-GS Pro Voice Expansion Board is geïnstal-
MC-80 Handleiding
Voeding
• Schakel de MC-80 en de overige instrumenten altijd uit
voordat u ze op elkaar aansluit.
• Sluit het netsnoer van de MC-80 nooit aan op een stopcontact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken
(b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op
zijn aangesloten.
• Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op
het voltage.
• Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat
er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van
de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en
nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
• Als u de MC-80 lange tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u best de aansluiting op het lichtnet.
• Het zou kunnen gebeuren dat de MC-80 niet naar behoren
werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer
inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u
hem weer inschakelt.
Plaatsing
• Om problemen te vermijden, dient u de MC-80 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
• Plaats de MC-80 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en
anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
• Stel de MC-80 niet bloot aan overmatige trillingen terwijl de disk drive werkt.
Onderhoud
• Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een
zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig
vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf de MC-80 daarna droog met een zachte doek.
• Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners
want deze kunnen de behuizing beschadigen.
Andere voorzorgsmaatregelen
• Behandel de MC-80 zachtjes.
• Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.)
of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige
terechtkomen.
• Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland hersteldienst voordat u de MC-80 in het buitenland gebruikt.
• Als de MC-80 niet naar behoren werkt, schakel hem dan
onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de
Roland hersteldienst.
Behandeling van (Zip) diskettes
• Gebruik de drive nooit op vochtige plaatsen omdat een hoge vochtigheidsgraad de werking van de drive in de war kan
brengen. Soms leidt dit zelf tot een beschadiging van de diskette.
• Wacht, wanneer u de MC-80 van een koude plaats (bv. een
auto) naar een warme brengt, ongeveer één uur voordat u
de drive gebruikt.
• Verwijder de diskette nooit uit de drive wanneer de indicator van de drive oplicht.
• Haal de diskette uit de drive voordat de MC-80 in- of uitschakelt.
• Diskettes zijn heel gevoelig voor vet en stof. Raak daarom
nooit het magnetisch oppervlak aan en open nooit zelf het
metalen klepje.
• Diskettes kunnen na verloop van tijd onleesbaar worden.
Sla uw belangrijke data daarom altijd op twee verschillende
diskettes op en bewaar één van de twee op een veilige
plaats.
• Stel uw floppies nooit bloot aan temperaturen beneden de
10° en boven de 50°C. Voor Zip-diskettes mag het iets frisser: -22~51°C.
• Kleef altijd de bijgeleverde sticker op de daarvoor voorziene
plaats en noteer er de inhoud van de diskette op om uw data zo snel mogelijk terug te kunnen vinden.
• Zet het wisbeveiligingsnokje van diskettes best in de stand
“veilig” (schrijven niet mogelijk), zo voorkomt u dat u per
ongeluk data wist. Kies de stand “beschrijfbaar” enkel wanneer u data op de diskette wilt schrijven.
Beveiligingsnokje
"Schrijven"
"Veilig"
■
Paniek!
De Quick Play en Song Play pagina’s vormen het uitgangspunt van alles wat u met de MC-80 kunt doen.
Raakt u op een bepaald moment het noorden kwijt,
dan kunt u best terugkeren naar één van deze pagina’s en het even opnieuw proberen. Terugkeren kan
op twee manieren:
1. Druk herhaaldelijk op [EXIT], tot u in één van de
voornoemde pagina’s terechtkomt. U stapt dan in
achterwaartse volgorde door alle schermen die u
hebt doorlopen om bij het “probleemscherm”
terecht te komen.
2. Druk op [QUICK PLAY] of [SONG PLAY].
Voorzorgsmaatregelen
2
Voornaamste kenmerken
Voornaamste kenmerken
☛
Talloze nuttige voorzieningen
☛
Quick Play
De MC-80 kan songs rechtstreeks van diskette weergeven. U hoeft ze dus niet eerst in het interne geheugen te laden.
☛
File Sort functie
U kunt in uw MC-80 een harde schijf of Zip drive
(beide optioneel) inbouwen. Aangezien deze media
enorme aantallen bestanden kunnen bevatten hebben we voorzien in een functie waarmee u bestanden
en songs volgens bepaalde criteria kunt rangschikken.
☛
Tap Tempo
Om het juiste tempo in te stellen volstaat het dat u in
de maat op een knop tikt.
☛
Twee onafhankelijke MIDI-uitgangen
Dit betekent dat u 32 MIDI-kanalen apart kunt aansturen.
☛
Compatibel met verschillende song-types
De MC-80 kan overweg met songs uit een Roland
XP-80/60/50 alsook uit een MC-50/300/500. Bovendien is het mogelijk om songs zowel te lezen als op te
slaan in het SMF formaat 0 en 1.
☛
Synchroniseren met Roland VS-hard disk recorders
Via MIDI kunt u uw MC-80 synchroniseren met de
populaire VS-recorders van Roland. Op die manier
kan de VS instaan voor de “akoestische” partijen
(zang enz.), terwijl de MC-80 de MIDI-partijen voor
zijn rekening neemt.
Flexibele weergavefuncties
☛
Ononderbroken weergeven
De Chain Play-functie werkt ongeveer zoals de programmeerfunctie op uw CD-speler: u kiest de
gewenste volgorde van de nummers en de MC-80
geeft ze zonder onderbreken weer.
☛
Mark Jump
Deze functie laat u bepaalde posities in een song
markeren (“Mark”), zodat u er met één knopdruk
naartoe kunt springen (“Jump”). Dat werkt uitermate handig als u een bepaald fragment steeds opnieuw
wilt weergeven of opnemen.
Solo/Minus One
Met deze functies kunt u respectievelijk een partij los
van de overige partijen beluisteren of de weergave
van één partij uitschakelen en daar zelf iets voor in de
plaats spelen.
☛
Realtime transpose
Hiermee kunt u een song zelfs tijdens de weergave
naar een andere toonaard transponeren.
☛
Repeat Play
Uiteraard kunt u een stukje in een lus weergeven,
maar minder voor de hand liggend is dat u met een
voetschakelaar naar de eerste maat na de lus kunt
springen. Net zo eenvoudig kunt u van gelijk waar in
de song terug naar de lus springen.
Geschikt voor live-gebruik
☛
Phrase Sequence
Deze functie koppelt stukjes muziek aan toetsen op
uw klavier, zodat u loops, breaks enz. vlot en intuïtief
kunt laten voorbijkomen. Want in de hitte van de
strijd wilt u uiteraard niet door display-pagina’s liggen struinen!
☛
Arpeggiator
Hiermee maakt u van de akkoorden die u op het klavier speelt strakke arpeggio’s.
Gebruiksvriendelijke opname-/
editfuncties
☛
Hoge resolutie (480:1)
De MC-80 verdeelt iedere tel die hij opneemt in 480
stukjes. Dat betekent dat hij precies onthoudt waar u
de noten hebt gespeeld en dat hij alle nuances kan
weergeven.
☛
Opnemen in een lus
U kunt spoor na spoor opnemen zonder telkens de
opname te moeten stoppen. Op die manier kunt u
een ritmesectie opbouwen terwijl u “in de groove”
blijft.
☛
Quantize
Met Grid, Shuffle en Group Quantize beschikt u over
een palet krachtige werktuigen om de timing van uw
opnames “recht te trekken”.
☛
Undo/Redo
Hiermee maakt u de laatste wijziging die u hebt aangebracht ongedaan. Met Redo kunt u die wijziging
3
MC-80 Handleiding
weer herstellen – voor/na vergelijkingen worden dus
kinderspel.
Uitbreidingsmogelijkheden
☛
Voice Expansion Board voegt interne klanken toe
Door een (los verkrijgbaar) VE-GS Pro Voice Expansion Board te installeren voorziet u de MC-80 van
een interne klankbron die rechtstreeks is afgeleid van
de SC-88 Pro (64 stemmen, 32 Parts).
☛
Mogelijkheid om harde schijf of Zip drive in te
bouwen
De MC-80 is intern voorzien op de inbouw van een
2.5” harde schijf (HDP-88 serie) of een Zip drive
(ZIP-EXT-2S). De media kunnen enorme hoeveelheden data bevatten. Bovendien kunt u nog meer
opslagcapaciteit in stelling brengen door een (los
verkrijgbaar) SCSI Board te installeren. Dat laatste is
ook interessant als u backups wilt maken van de
interne harde schijf.
Opmerking:
welke capaciteit overweg, maar kan nooit meer dan 2.1 GB
van de beschikbare opslagruimte gebruiken.
2.Aan de slag ...........................................................................................................14
2.1 Aansluiten en bedienen ...............................................................................................................................14
GM en GS ...................................................................................................................................................................15
Opgelet bij het uitschakelen ......................................................................................................................................16
Navigeren binnen de MC-80 .....................................................................................................................................17
Contrast van het display aanpassen ..........................................................................................................................17
Song weergeven ..........................................................................................................................................................17
Tempo wijzigen ..........................................................................................................................................................19
2.3 Eerste opname............................................................................................................................................ 20
Verschillende opnamemethodes ...............................................................................................................................20
Bas opnemen (stapsgewijze opname) .......................................................................................................................23
Song opslaan ...............................................................................................................................................................25
2.4 MC-80 live gebruiken................................................................................................................................. 28
Tempo intikken met de [TAP]-knop ........................................................................................................................28
Tijdens het spelen de volgende song kiezen (Next Song) ........................................................................................28
Transponeren tijdens de weergave ............................................................................................................................29
Moeilijke riffs, licks enz. met één toets aansturen ....................................................................................................30
Naar een gemarkeerde maat springen (Mark Jump) ...............................................................................................31
Markeringen plaatsen ................................................................................................................................................31
Inhoud
,
3.Overzicht van de MC-80 ......................................................................................32
3.1 Wat kan de MC-80? ....................................................................................................................................32
3.2 Hoe werkt een sequencer? ...........................................................................................................................32
Wat is een sequencer? ................................................................................................................................................32
Wat is een spoor? .......................................................................................................................................................33
Wat is een Song? .........................................................................................................................................................33
Wat is een MIDI-kanaal? ...........................................................................................................................................33
Intern geheugen versus diskettes ...............................................................................................................................34
3.3 Bediening via het frontpaneel .....................................................................................................................34
3.4 Andere nuttige functies ...............................................................................................................................35
Overzicht van de sporen ............................................................................................................................................40
5.2 Twee weergavemethodes .............................................................................................................................41
Quick Play ..................................................................................................................................................................41
Song Play .................................................................................................................................................................... 41
5.3 Songs of Patterns weergeven .......................................................................................................................41
Kanaal “vrijwaren” van transpositie .........................................................................................................................44
5.5 Song laten “uitfaden” ..................................................................................................................................45
5.9 Naar een gemarkeerde positie springen (Mark Jump) ..............................................................................47
Marker plaatsen en er naartoe springen ...................................................................................................................47
Markers automatisch op de juiste plaats zetten ....................................................................................................... 47
Plaats opzoeken van songs in een Chain .................................................................................................................. 49
Volgorde van songs in een Chain wijzigen ...............................................................................................................49
6
Inhoud
5.11 Song Info .....................................................................................................................................................49
Overzicht van de sporen ............................................................................................................................................50
Song Initialize .............................................................................................................................................................50
Aftel voor de opname ................................................................................................................................................50
MIDI-kanaal voor opname specifiëren .....................................................................................................................51
6.3 Opnemen terwijl u speelt (Realtime) .........................................................................................................51
Auto Punch In ............................................................................................................................................................53
Manual Punch In .......................................................................................................................................................53
Tijdens de opname naar een ander spoor gaan ........................................................................................................54
Even uit opname gaan om te oefenen (Rehearsal-functie) ......................................................................................54
Data wissen tijdens het opnemen ..............................................................................................................................54
6.4 Stap voor stap opnemen .............................................................................................................................55
Noten en rusten stapsgewijs invoeren .......................................................................................................................55
Patterns gebruiken in een song .................................................................................................................................56
6.5 Songs bewaren op diskette ..........................................................................................................................57
Song bewaren .............................................................................................................................................................57
7.Werken met Patterns ...........................................................................................59
7.1 Wat is een Pattern? ......................................................................................................................................59
7.2 Verschil tussen een Pattern-spoor en een Song-spoor ..............................................................................59
7.3 Waarvoor zijn Patterns nuttig? ...................................................................................................................59
Patterns in een song gebruiken .................................................................................................................................59
Patterns in een Phrase Sequence gebruiken .............................................................................................................60
7.5 Patterns kiezen uit een lijst .........................................................................................................................60
8.Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence) ...............................................61
8.1 Wat is Phrase Sequence? .............................................................................................................................61
8.2 Voorbereidingen voor Phrase Sequence ....................................................................................................61
9.1 Wat is een arpeggiator? ...............................................................................................................................64
9.2 Eerste kennismaking ...................................................................................................................................64
9.3 Tempo van de arpeggio wijzigen ................................................................................................................64
9.5 Andere mogelijkheden ................................................................................................................................67
10.Songs en Patterns editen ....................................................................................68
10.1 Song laden ....................................................................................................................................................68
10.2 Instellingen per song ...................................................................................................................................68
Naam van de song .....................................................................................................................................................68
Naam van een Pattern ............................................................................................................................................... 69
Nootnummers als klaviertoetsen afbeelden .............................................................................................................69
Welke data ziet u in de MICROSCOPE-pagina? .....................................................................................................70
Enkel bepaalde types data afbeelden ........................................................................................................................ 71
Data wijzigen ............................................................................................................................................................. 71
Nieuwe data aanmaken (Create) ..............................................................................................................................73
Data naar een ander MIDI-kanaal sturen (Change Channel) ................................................................................79
Duur van de noten wijzigen (Gate Time) ................................................................................................................80
Twee sporen of Patterns samenvoegen (Merge) ...................................................................................................... 80
Data uit één spoor of Pattern over verschillende sporen of Patterns verdelen (Extract) ......................................80
Data verschuiven (Shift Clock) ................................................................................................................................. 81
Overbodige data wissen (Data Thin) ........................................................................................................................82
Sporen of Patterns uitwisselen (Exchange) ..............................................................................................................82
Duur van de hele song aanpassen (Time Fit) .......................................................................................................... 82
Data converteren (Modify Value) ............................................................................................................................ 83
Wat is Quantize? ........................................................................................................................................................83
SMF als User-sjabloon gebruiken .............................................................................................................................87
SMF laden als groove-sjabloon .................................................................................................................................88
User sjablonen in sets op diskette bewaren ..............................................................................................................88
User Groove Template-bestand laden ...................................................................................................................... 88
Welke data kunt u opslaan? ......................................................................................................................................89
Song (.SVQ)/Standard MIDI File (.MID) ................................................................................................................ 90
User Groove Templates (.SVT) .................................................................................................................................92
Via SMF-omweg .........................................................................................................................................................93
Fragment van een bestaande song laden ...................................................................................................................93
11.5 Songs van de MC-80 op andere instrumenten gebruiken ........................................................................94
11.6 Functies die verband houden met bestanden en folders ...........................................................................94
Bestanden en folders kopiëren (Copy) .....................................................................................................................94
Bestanden en folders wissen (Delete) ........................................................................................................................94
Bestanden en folders verplaatsen (Move) .................................................................................................................95
Nieuwe naam geven aan bestanden en folders (Rename) .......................................................................................95
Nieuwe folder aanmaken (Folder) ............................................................................................................................95
11.7 Functies die verband houden met opslagmedia ........................................................................................96
Inhoud van een schijf bekijken (Disk Info) ..............................................................................................................96
Andere naam geven aan een schijf (Volume Label) .................................................................................................96
Schrijfbeveiliging in- en uitschakelen .......................................................................................................................98
11.8 Interne of externe schijven toevoegen ........................................................................................................98
Extra schijf inbouwen ................................................................................................................................................98
12.Globale instellingen voor de MC-80 .................................................................101
12.1 Opgelet bij het uitschakelen ......................................................................................................................101
12.2 Contrast van het display aanpassen ..........................................................................................................101
12.3 Wat is een Configuration-bestand? ..........................................................................................................101
Voorrang geven aan MIDI-kanaal 10 .....................................................................................................................104
13.Werken met de interne klankgenerator (VE-GS Pro) ........................................105
13.1 VE-GS Pro installeren ...............................................................................................................................105
13.2 Demosongs van de VE-GS Pro beluisteren ..............................................................................................106
13.3 Structuur van de VE-GS Pro ....................................................................................................................106
13.4 VE-GS Pro initialiseren .............................................................................................................................106
13.6 Instellingen per Part ..................................................................................................................................107
Diepte van de Reverb ...............................................................................................................................................108
Diepte van de Chorus ..............................................................................................................................................108
Diepte van de Delay .................................................................................................................................................108
Parts uitschakelen .....................................................................................................................................................108
Attack Time (TVF&TVA Attack) ...........................................................................................................................108
Decay Time (TVF&TVA Decay) .............................................................................................................................108
Release Time (TVF&TVA Release) ......................................................................................................................... 109
13.9 Instellingen van de VE-GS Pro bewaren ..................................................................................................110
13.10 VE-GS Pro als externe klankgenerator gebruiken ...................................................................................111
Klankmodule met 32 Parts ......................................................................................................................................111
Klankmodule met 16 Parts ......................................................................................................................................111
14.MC-80 combineren met externe instrumenten .................................................112
14.1 Combinatie met MIDI-klavier en externe klankmodule ........................................................................112
MIDI-klavier zonder Local Control gebruiken ..................................................................................................... 112
Verbinden met twee externe klankmodules ...........................................................................................................113
Verbinden met drie of meer klankmodules ........................................................................................................... 113
Instellingen van een externe module bewaren in de MC-80 .................................................................................113
14.2 Synchroniseren met een andere sequencer ..............................................................................................114
Externe sequencer volgt het tempo van de MC-80 ................................................................................................ 114
MC-80 volgt het tempo van de externe sequencer ................................................................................................ 114
14.3 MC-80 synchroniseren met recorders uit de Roland VS-serie ...............................................................114
Synchroniseren met songs die geen tempowijzigingen bevatten ..........................................................................114
Synchroniseren met songs die temposprongen bevatten ...................................................................................... 116
Synchroniseren met songs die continue tempowijzigingen bevatten ................................................................... 116
MIDI Clock versus MTC .........................................................................................................................................117
Parameters op de “SYNC”-pagina .......................................................................................................................... 118
15.3 Wat is SCSI? ...............................................................................................................................................124
Aansluitingen en kabels ........................................................................................................................................... 124
SCSI ID ..................................................................................................................................................................... 124
Index ..................................................................................................................... 127
10
Voorzieningen op de panelen
1.
1.1 Frontpaneel
Voorzieningen op de panelen
2
1
3
11
1012
1314
20
21
24
25
22
15
26
35
4
9
17
16
27
23
18
28
29
7
5
8
6
30
31
32
33
19
34
36
1) EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de interne klankgenerator (enkel wanneer u een VE-GS Pro Voice
Expansion Board hebt geïnstalleerd (zie blz. 105).
2) [TEMPO/BEAT]-knop
Hiermee schakelt u het spoor waarop tempowijzigingen worden opgenomen (het “tempo-spoor”) in
en uit. Tijdens het editen schakelt u hiermee tussen
het Tempo-spoor en het Beat-spoor (in dit laatste
worden veranderingen van maatsoort opgeslagen).
Opmerking:
knop steeds op. Aan het begin van een song bevindt zich
namelijk per definitie informatie over het tempo en de maatsoort.
3) [PATTERN]-knop
Druk hierop als u Patterns wilt weergeven, opnemen
of editen.
Na het inschakelen van de MC-80 licht deze
4) [TRACK]-knoppen [1]~[16]
Hiermee kiest u welke sporen u wilt opnemen of welke sporen u al dan niet wilt horen tijdens de weergave.
5) [SOLO]-knop
Druk hierop om een spoor apart te beluisteren (zie
blz. 46).
6) [MINUS ONE]-knop
Druk hierop om de Minus One partij uit te schakelen
(zie blz. 47).
7) [ARPEGGIATOR]-knop
Hiermee schakelt u de Arpeggiator in en uit (zie
blz. 64).
8) [PHRASE SEQUENCE]-knop
Hiermee schakelt u de Phrase Sequencer-functie in.
Deze knop heeft ook een functie bij het editen van
parameters (zie blz. 61).
11
MC-80 Handleiding
9) Display
Hierin worden de namen van Songs en Patterns afgebeeld. Tijdens het editen krijgt u bovendien nuttige
afbeeldingen en teksten te zien.
10)[TOOLS]-knop
Onder deze knop zitten de hulpfuncties, MIDI- en
disk-verwante functies en algemene instellingen.
11)[F1]~[F6] knoppen
Deze knoppen kunnen verschillende functies hebben, naar gelang de inhoud van het display. De
namen van de huidige functies worden steeds onderaan in het display afgebeeld.
12)[EXIT (UNDO/REDO)]-knop
Door één keer op deze knop te drukken keert u terug
naar het vorige scherm. Blijft u drukken, dan komt u
uiteindelijk terecht in het sequencer-scherm.
In combinatie met [SHIFT] wordt dit een Undo/
Redo-knop, waarmee u opnames/wijzigingen kunt
annuleren of herstellen (zie blz. 35).
13)[SEQUENCER]-knop
Druk hierop als u songs wilt weergeven, opnemen en
editen.
14)[CHAIN PLAY]-knop
Hiermee gaat u naar de Chain Play-functie, waarmee
u kunt bepalen in welke volgorde de songs worden
weergegeven.
15)[BEAT]-indicator
Deze indicator knippert in de maat van de song.
16)[TRANSPOSE]-knop
Druk op deze knop als u de song in een andere toonaard wilt weergeven.
17)[TEMPO]-knop
Druk hierop als u het tempo van de song wilt wijzigen (zie blz. 43).
18)[SELECT]-knop
Druk hierop als u songs of Chain Play-bestanden wilt
kiezen.
19)[VALUE]-regelaar
Hiermee kunt u snel waarden van parameters e.d.
wijzigen. Wilt u iets preciezer inregelen, dan kiest u
best voor de [INC/+][DEC/-]-knoppen.
20)[TOP]-knop
Druk hierop om naar het begin van een Song of Pattern te gaan (zie blz. 41).
21)[BWD]-knop
Druk hierop om naar de vorige maat in een Song of
Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één maat
terug; door de knop ingedrukt te houden spoelt u
doorlopend terug (zie blz. 41).
22)[FWD]-knop
Druk hierop om naar de volgende maat in een Song
of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u één
maat vooruit; door de knop ingedrukt te houden
spoelt u doorlopend vooruit (zie blz. 41).
23)[END]-knop
Druk op deze knop om naar het einde van een Song
of Pattern te gaan (zie blz. 41).
24)[STOP]-knop
Druk hierop om de opname of weergave te stoppen
(zie blz. 41).
25)[PLAY]-knop
Hiermee start u de weergave van een Song of Pattern
(zie blz. 41).
26)[REC]-knop
Hiermee start u de opname van een Song of Pattern
(zie blz. 41).
27)[REPEAT]-knop
Druk hierop om de Repeat-functie te activeren (zie
blz. 45).
28)[SHIFT]-knop
Bepaalde knoppen hebben een tweede functie, die u
aanspreekt door ze tegelijk met [SHIFT] in te drukken.
29)MARK JUMP [1]~[4] knoppen
Hiermee kunt u posities markeren of naar gemarkeerde posities springen (zie blz. 47).
30)[TAP]-knop
Tik in de maat van de song op deze knop om het
tempo in te stellen (zie blz. 43).
31)[CURSOR]-knoppen
Hiermee beweegt u de cursor in het scherm (zie
blz. 34).
32)[INC/+][DEC/-]-knoppen
Hiermee kunt u songs kiezen en parameterwaarden
wijzigen. Druk op [INC/+] om een hogere waarde te
kiezen en op [DEC/-] om een lagere waarde te kiezen
(zie blz. 34).
33)Numeriek toetsenblok
Ook hiermee kunt u songs kiezen en waarden wijzigen. Vergeet niet op [ENTER] te drukken nadat u de
gewenste waarde hebt ingetikt (zie blz. 34).
34)[ENTER]-knop
Hiermee voert u dus de waarden in die u met het
numerieke blok hebt gespecifieerd (zie blz. 34).
35)Disk drive
Steek hier diskettes in die muziekdata bevatten (zie
blz. 89).
36)Uitsparing voor drives
Hierin kunt u een Zip drive (ZIP-EXT-2S, los verkrijgbaar) of een harde schijf (HDP-88, los verkrijgbaar) installeren (zie blz. 89).
12
1.2 Achterpaneel
Voorzieningen op de panelen
2
1
1) [POWER]-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-80 in en uit.
Opmerking:
steeds de procedure zoals beschreven op blz. 101.
Schakel de MC-80 nooit zo maar uit – volg
2) AC IN
Verbind de bijgeleverde stroomkabel met deze
ingang (zie blz. 15).
3) MIDI IN 1/IN 2 connectors
Sluit hier de uitgangen van externe MIDI-keyboards
en -klankmodules op aan (zie blz. 37).
4) MIDI THRU-connector
Deze uitgang levert een ongewijzigde kopie van het
signaal dat via MIDI IN wordt ontvangen.
5) MIDI OUT1/OUT 2 connectors
Verbind deze connectors met de MIDI-ingangen van
externe klankmodules, samplers, hard disk recorders, enz. (zie blz. 37).
6) SCSI-slot
Hierin kunt u de (los verkrijgbare) SCSI-aansluiting
(VS4S-1) installeren (zie blz. 99).
7) FOOT SW-connector
Hier kunt u een voetschakelaar (bijvoorbeeld een
DP-2, los verkrijgbaar) op aansluiten (zie blz. 102).
8) CLICK LEVEL-regelaar
Hiermee regelt u het volume van de metronoomklik.
9) OUTPUT (R/L (MONO))-connectors
Als u een VE-GS Pro Voice Expansion Board hebt
geïnstalleerd kunt u het geluid daarvan via deze connectors naar een mengtafel e.d. sturen (zie blz. 105).
10)PHONES-uitgang
Hierop kunt u een hoofdtelefoon aansluiten, waarmee u de metronoom van de MC-80 of het geluid
van het VE-GS Pro Voice Expansion Board kunt
beluisteren.
Opmerking:
naal van de OUTPUT (R/L (MONO))-connectors niet
onderbroken.
Als u een hoofdtelefoon aansluit wordt het sig-
11)Bevestiging voor veiligheidsslot
Hierop kunt u een in de handel verkrijgbaar veiligheidsslot (bv. Kensington) bevestigen. Deze aansluiting is compatibel met het Kensington Micro Saver
systeem.
In dit hoofdstuk nemen we u in sneltreinvaart mee langs de voornaamste functies van de MC-80, zodat u binnen
de kortste keren een stukje muziek kunt opnemen en weergeven. We raden u echter aan achteraf ook tijd te maken
voor de overige hoofdstukken, dan ontdekt u waarschijnlijk heel wat creatieve mogelijkheden die u op het eerste
zicht niet had vermoed. Maar laten we eerst eens kijken hoe u één en ander moet…
2.1 Aansluiten en bedienen
We gaan hier uit van een relatief simpele opstelling.
Voor complexere scenario’s met veel MIDI-instrumenten verwijzen we naar blz. 112.
Opmerking:
is dat u best alle volumes in de minimumstand zet en alle
instrumenten uitschakelt voor u aansluitingen maakt, verandert, enz. We raden u aan deze regel ook in het geval van de
MC-80 toe te passen.
■
Voorbeeld 1: U gebruikt een MIDI-klavier
(zonder interne klankgenerator) en een
externe klankmodule
Een standaardregel bij electronische apparatuur
MIDI-klavier (zonder klankgenerator)
MIDI OUT
Klankmodule
AC IN
MIDI OUT 1MIDI IN 1
MIDI IN
dule. De MIDI-data leggen dus de volgende weg af:
klavier → sequencer (MC-80) → klankmodule.
Audiokabels
U wilt uiteraard ook iets horen, daarom moet u de
klankmodule middels audiokabels verbinden met
een versterker+luidspreker(s).
■
Voorbeeld 2: U gebruikt een MIDI-klavier
(zonder interne klankgenerator) en de VE-GS
Pro kaart
MIDI-verbindingen
MIDI hebt u zeker nodig. Tenslotte wordt via deze
verbinding alles wat u op uw klavier speelt naar de
MC-80 gestuurd. Bij de weergave stuurt de MC-80
de opgenomen data naar een klankbron; in het
bovenstaande scenario is dat een externe klankmo-
14
naar stopcontact
MC-80
Actieve luidsprekers,
hoodtelefoon, enz.
MIDI-verbindingen
De klankgenerator uit het vorige voorbeeld zit dit
keer in de MC-80, dus hoeft u enkel het klavier met
de MC-80 te verbinden.
VE-GS Pro installeren
Op blz. 105 laten we zien hoe u de VE-GS Pro moet
installeren. Deze instructies vindt u overigens ook in
de handleiding die bij de VE-GS Pro wordt geleverd.
Aan de slag
Opmerking:
boord, daarbij hoeft u dus niets te installeren.
Een MC-80EX heeft reeds een VE-GS Pro aan
Audiokabels
In dit geval moet u de OUTPUT L(MONO)/R-connectors op het achterpaneel van de MC-80 verbinden met de versterker, luidsprekers, enz.
■
Voorbeeld 3: U gebruikt een MIDI-klavier met
interne klankgenerator
MIDI-klavier (met klankgenerator)
MIDI OUT
AC IN
Klaviergedeelte
MIDI IN
MIDI OUT1MIDI IN1
Klankgedeelte
GM en GS
■
Wat is General MIDI System?
General MIDI System (kortweg GM) is een aanvullende norm voor de MIDI-standaard, die door de
Japanese MIDI Standards Committee en de Amerikaanse MMA (MIDI Manufacturers’ Association)
officieel wordt ondersteund.
Maar MIDI is toch al een algemene norm, denkt u
nu? Het antwoord hierop is “ja en nee”. Natuurlijk
worden de opgenomen MIDI-data door gelijk welke
klankbron aanvaard en uitgevoerd. Er is echter één
belangrijk probleem. Vroeger hield iedere fabrikant
van muziekinstrumenten er een eigen geheugenindeling op na, met als gevolg dat klankgeheugen 3 van
het ene instrument een bas bevatte, terwijl dat bij een
andere een trompet was.
De specificaties van General MIDI zorgen echter dat
u een sequence (een stuk dat u met een sequencer
hebt opgenomen) op gelijk welk GM compatibel
instrument kunt afspelen. Er zijn weliswaar nog verschillen tussen de geluiden onderling, maar er zijn
geen (onaangename) verrassingen meer.
MC-80
Actieve luidsprekers,
naar stopcontact
hoofdtelefoon, enz.
Ook hier kunnen we analogie met voorbeeld 1 nog
eens bovenhalen, zij het dat ditmaal de klankgenerator in het klavier zit. Dat levert automatisch het volgende probleem op: het klavier en de klankgenerator
van het MIDI-keyboard zijn normaal intern met
elkaar verbonden, anders zou u niets horen als u
speelde. Die verbinding kunt u bij de meeste instrumenten echter opheffen (we spreken dan van “Local
Off” in tegenstelling tot “Local On”). Dat is in het
bovenstaande aansluitschema ook nodig, want
anders krijgt de interne klankgenerator tweemaal
dezelfde noten voor de kiezen: éénmaal vanuit het
klavier en éénmaal via de MC-80. De functie die verantwoordelijk is voor het opheffen van de verbinding
tussen klavier en klankgedeelte heet “Local Control”
of “Local Switch”. Zowel de precieze naam van de
functie als de procedure om ze in te stellen verschillen van fabrikant tot fabrikant, raadpleeg dus best
even de handleiding van het instrument waarmee u
werkt.
Werkt u met een instrument dat niet over een “Local
Control”-parameter beschikt, zie dan blz. 112.
■
Wat is het Roland GS formaat?
Het GS formaat gaat nog iets verder dan GM. Ook de
functies voor het wijzigen van de parameters worden
namelijk gestandaardiseerd, net zoals de parameters
voor het instellen van de effecten en de aard van de
MIDI-commando’s die een GS-compatibel instrument moet kunnen uitvoeren.
In de regel kan een GS-compatibel instrument alle
GM-commando’s aan. Vandaar dat op de behuizing
van een GS-instrument naast het GS logo ook het
GM logo pronkt (dat is bv. het geval op de MC-80).
Bij de dingen die alleen in het GS formaat kunnen,
horen parameters voor het editen van klanken en de
effecten (Chorus en Reverb) en ook een aantal gegevens i.v.m. de manier waarop een klankbron op
MIDI-commando’s reageert. Elk instrument dat
voorzien is van het GS logo, kan natuurlijk ook
sequences in het GS formaat weergeven (sequences
die speciaal voor GS-klankbronnen gemaakt zijn).
Instrumenten die van beide logo’s voorzien zijn
(zoals de MC-80) kunnen zowel GM als GS data zonder problemen weergeven.
MC-80 inschakelen
Respecteer bij het inschakelen steeds de volgorde die
we hieronder aangeven, anders riskeert u luidsprekers e.d. te beschadigen.
1) Controleer voor het inschakelen de volgende punten:
15
MC-80 Handleiding
Informatie over wat u speelt
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op 1.
De data worden ontvangen
op kanaal 1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op 2.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op 3.
While holding down
[SHIFT], press 16.
De data worden ontvangen
op kanaal 2.
De data worden ontvangen
op kanaal 3.
De data worden ontvangen
op kanaal 16.
Piano
Gitaar
Bas
Piano
Klankgenerator
•Zorg dat alle apparaten correct zijn aangesloten.
•Zet de EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar of
het volume van de aangesloten mixer in de minimumstand.
•Zorg dat er geen diskette in de drive zit.
2) Schakel eerst de externe klankgenerator in en vervolgens de MC-80.
Na enkele seconden komt u in de SONG PLAY-pagina terecht.
Achterpaneel van de MC-80
Na enkele seconden
3) Schakel de versterker in.
4) Speel op het klavier of start een demosong (zie
blz. 17) en stel vervolgens een aangenaam luistervolume in op de externe klankgenerator.
5) Maakt u gebruik van de VE-GS Pro, kies dan met de
EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar het
gewenste volume.
3) In het display verschijnt nu “The MC-80 may now
be shut down safely”. U mag nu op de POWERschakelaar drukken om de MC-80 uit te schakelen.
Opmerking:
zetten tijdens de opname of weergave. In voorkomend geval
moet u eerst op [STOP] drukken.
De Shut Down-procedure kunt u niet in gang
MIDI-kanalen selecteren
De data die de MC-80 verlaten doen dat via een
bepaald MIDI-kanaal. Het nummer van dat kanaal
bepaalt door welke aangesloten klankmodule de partij wordt weergegeven. De meeste klankmodules
kunnen tegenwoordig verschillende klanken op verschillende MIDI-kanalen weergeven. We spreken
dan van multitimbrale instrumenten (ook de VE-GS
Pro kaart behoort hiertoe). In de praktijk beschikt u
dan over bv. 16 onafhankelijke klankbronnen in één
instrument.
Laten we bij wijze van voorbeeld even aannemen dat
u een klankmodule gebruikt die op dit moment een
pianoklank heeft klaarstaan op kanaal 1. Om die aan
te spreken moeten we de MC-80 op kanaal 1 laten
zenden:
Opmerking:
MC-80 gebeurt natuurlijk ook over een bepaald zendkanaal,
maar daar houden we ons nu even niet mee bezig).
De communicatie van het klavier naar de
Opmerking:
Kies steeds een redelijk luistervolume. Zo houd u
uw buren te vriend en vermijd u schade aan versterkers, luidsprekers maar vooral aan uw oren!
Opgelet bij het uitschakelen
De MC-80 is geen instrument wat u zo maar op gelijk
welk moment mag uitschakelen door op de
[POWER]-schakelaar te drukken. U moet steeds de
hieronder beschreven procedure volgen, anders is
het mogelijk dat u data verliest of de diskette/disk
drive beschadigt.
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [STOP].
Het display vraagt dat u uw keuze bevestigt. Druk op
[F6 (SHUTDOWN)] om de procedure uit te voeren
of op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt.
Opmerking:
matisch uitgeworpen.
2) Zodra het display “Please remove the floppy disk”
meldt drukt u op de uitwerpknop en neemt u de
diskette uit de drive.
Zip-diskettes worden bij het uitschakelen auto-
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de TRACKknop [1].
16
Navigeren binnen de MC-80
De SONG PLAY- en QUICK PLAY-pagina’s van de
MC-80 vormen een soort uitvalsbasis van waaruit u
de meeste functies kunt aanspreken.
Naam van de display-pagina
Bent u op een bepaald moment het noorden kwijt,
dan kunt u steeds terugkeren naar deze pagina’s door
herhaaldelijk op [EXIT] te drukken. Vanuit sommige pagina’s kunt u hiervoor ook de [SEQUENCER]knop gebruiken.
Contrast van het display aanpassen
Als het display slecht leesbaar is heeft dat in de regel
te maken met de intensiteit en invalshoek van het
omgevingslicht. In voorkomend geval kunt u het
contrast van het display aanpassen door de [CHAIN
PLAY]-knop ingedrukt te houden en aan het
[VALUE]-wiel te draaien.
Aan de slag
1
3
4
2
1) Druk op [SELECT].
2) Steek de bijgeleverde diskette met demosongs in de
drive, zorg daarbij dat het label zich aan de bovenkant bevindt. Als u een “klik” hoort zit de diskette
goed.
Uitwerpknop
Label
2.2 (Demo)songs beluisteren
Song weergeven
Hieronder laten we zien hoe u de MC-80 songs kunt
laten weergeven. Uiteraard geldt deze procedure niet
enkel voor de demosongs, maar het is wel handig om
die songs (op de bijgeleverde diskette) als “lesmateriaal” te gebruiken.
De songs op de diskette werden opgenomen volgens
de GM (General MIDI) specificaties. Het is dus wel
zo handig als u een GM-compatibele klankmodule
gebruikt om een en ander uit te proberen. Werkt u
met een VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro dan is het
helemaal feest, want de diskette bevat een aantal
songs die speciaal op maat van deze instrumenten
zijn gesneden (inclusief effectinstellingen e.d.).
Opmerking:
blz. 18.
Meer details over de demosongs vindt u op
Na enkele ogenblikken verschijnt een lijst met songs
op het scherm.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste song
blz. 18.
4) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
Hieronder ziet u wat u met de overige transportknoppen kunt doen.
Deze indicator geeft het tempo van de weergave aan.
Hiermee gaat u naar
de vorige maat.
Hiermee gaat u naar
het begin van de song.
Hiermee stopt u de
sequencer.
■
Mogelijke problemen
Hiermee start u
de weergave.
Hiermee gaat u naar de
volgende maat.
Hiermee gaat u naar
het einde van de song.
Hiermee kunt u opnemen.
De externe klankmodule brengt geen geluid voort
•Hebt u alle MIDI-verbindingen correct aangesloten
(blz. 14)?
•Hebt u de klankmodule wel verbonden met een
mixer, versterker, enz.?
•Misschien gebruikt u een defecte kabel?
•Staat het volume van de klankmodule, de mixer, versterker enz. wel open?
17
MC-80 Handleiding
De VE-GS Pro brengt geen geluid voort
•Hebt u de VE-GS Pro op de juiste manier geïnstalleerd (zie blz. 105)?
•Staat de EXPANSION OUTPUT LEVEL-regelaar
misschien in de minimumpositie?
De klanken kloppen niet
•Gebruikt u wel een GM/GS-compatibele klankmodule?
•Hebt u in uw klankmodule de GM/GS-mode gekozen?
■ Overzicht van de demosongs
Nr. Song-naamBestandsnaamComponist
1Ac. Piano Solo 101PIANO1.MIDTohru AKI
2Ac. Piano Solo 202PIANO2.MIDTohru AKI
3Ac. Piano Solo 303PIANO3.MIDTohru AKI
4Piano + Rhythm04PIANOD.MIDIdecs
5Rhodes + Effect05EPIANO.MIDIdecs
6Organ + Rotary06ORGANA.MIDIdecs
7Organ + Rhythm07ORGANB.MIDMusic Brains
8Accordion Demo08ACDION.MIDTeam-khy
9Nylon Gtr. Solo09NYLON1.MIDMusic Brains
10Steel Gtr. Solo10STEEL1.MIDMusic Brains
11Guitar EFX Menu11GT_EFX.MIDIdecs
12Distortion Gtr.12DISTG1.MIDMusic Brains
13Wah Guitar Demo13WAH_G .MIDMusic Brains
14Funk Guitar14FUNKG1.MIDMusic Brains
15Jazz Guitar15JAZZG1.MIDMusic Brains
16Blues Guitar16BLUSG1.MIDMusic Brains
17Bass Demo17BASS .MIDNaoki Matsuura
18Choir Demo18CHOIR .MIDIdecs
19Strings Quart19STRING.MIDTeam-khy
20Str.s Ensemble20STENS1.MIDTeam-khy
21Orchestra21OCHSTR.MIDTeam-khy
22Alto&Tenor Sax22SAX1 .MIDMusic Brains
23TP & TB23BRASS1.MIDMusic Brains
24Samba & Salsa24LATIN .MIDIdecs
25Japanese25JAPAN .MIDIdecs
26Chinese26CHINA .MIDTeam-khy
27Lo-Fi Dance27LOFI_D.MIDIdecs
28Lo-Fi Jazz28LOFI_J.MIDIdecs
29Lo-Fi Synth29LOFI_S.MIDMusic Brains
30Synth+Humanizer30SYN_H1.MIDIdecs
31Demo for VE-GS31DEMO_A.SVQYuki Kato
32Demo for GM32DEMO_B.SVQYuki Kato
33PhraseSeqDemoGS33PSEQ_A.SVQYuki Kato
34PhraseSeqDemoGM34PSEQ_B.SVQYuki Kato
•Nrs. 1~33 en 34 zijn demosongs die speciaal voor de VE-GS Pro werden geschreven (ook geschikt voor de SC-88
Pro).
•Nrs. 32 en 34 kunnen door gelijk welke GM-compatibele klankbron worden weergegeven (met een polyfonie van
64 noten of meer).
•De diskette bevat ook een “Chain-bestand” (VE-GSPRO.SCV), dat een volgorde van weer te geven songs bevat. Het
gaat met name om alle VE-GS Pro songs op een rijtje gezet. Zie “Chains weergeven” op blz. 48.
•Deze demosongs zijn enkel bedoeld voor uw persoonlijk gebruik. Publieke vertoning, verspreiding enz. van dit
materiaal mag enkel mits uitdrukkelijke toestemming van Roland Corporation.
18
Aan de slag
Tempo wijzigen
U kunt de MC-80 naar wens sneller of trager laten
weergeven. Het leuke van een sequencer is dat niet –
zoals bij een bandopnemer – gepaard gaat met verhoging resp. verlaging van de toonhoogte. Gebruikt
u de sequencer bijvoorbeeld als begeleiding bij het
oefenen, dan belet niets u om aanvankelijk traag te
spelen en het tempo op te voeren naarmate u de partijen in de vingers krijgt. Nog een mogelijke toepassing: u neemt een moeilijke partij traag op, zodat u ze
makkelijker kunt inspelen. Achteraf geeft u ze aan
het normale tempo weer.
3
1
1) Druk op [TEMPO] om het tempo-venster te openen.
2) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
3) Druk op [EXIT] zodra u klaar bent (het tempo-venster wordt gesloten).
Opmerking:
song op diskette bewaart (zie blz. 90).
Opmerking:
kunt u opnieuw het originele tempo kiezen door op [F6] te
drukken.
Deze waarde wordt mee opgeslagen als u een
Zolang u zich nog in het Tempo-venster bevindt
2
apart uitschakelen, waardoor het geen deel meer uitmaakt van de weergave. Dat gaat als volgt:
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie
blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro,
kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de Track 10 (RHYTHM) knop.
De weergave van de drums wordt uitgeschakeld. De
indicator op de knop knippert. Door nogmaals op
deze knop te drukken schakelt u de weergave
opnieuw in (de knop blijft branden).
■
Zelf een partij meespelen (Minus One)
Bij Minus One wordt de weergave van een spoor uitgeschakeld, maar kunt u meteen met de klank van
dat spoor zelf een partij meespelen op het klavier.
Een voor de hand liggende kandidaat voor deze
behandeling is uiteraard het melodiespoor, maar
ook andere sporen zijn mogelijk.
Druk op [F6 (RESET)].
Originele tempo (toen de song werd geladen).
Instrumenten uitschakelen
■
Individuele partijen uitschakelen
Een song in de MC-80 is doorgaans opgebouwd uit
verschillende partijen (maximaal 16), die zich elk op
een eigen spoor bevinden. Elk van die sporen kunt u
3
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie
blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro,
kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de [MINUS ONE]-knop (de indicator licht
op).
19
MC-80 Handleiding
3) Druk op de knop van het spoor dat u wilt uitschakelen.
4) Speel op het klavier dat u met de MC-80 hebt verbonden. U hoort nu de klank van het uitgeschakelde spoor.
Druk nogmaals op [MINUS ONE] als u de functie
wilt uitschakelen (de indicator dooft).
■
Spoor apart beluisteren (Solo)
Solo betekent dat u één spoor apart beluistert en de
weergave van de overige sporen uitschakelt. Dat kan
handig zijn als u probeert uit te vissen welk spoor
welke klank weergeeft.
3
2
1) Start de weergave van de “Demo for VE-GS” (zie
blz. 17).
Gebruikt u geen VE-GS Pro, SC-880 of SC-88 Pro,
kies dan de demosong “Demo for GM”.
2) Druk op de [SOLO]-knop (de indicator licht op).
3) Druk op de knop van spoor 10. U hoort nu enkel
nog de drums.
4) Druk op de knop van spoor 2.
Nu hoort u enkel nog de bas. Zo kunt u uiteraard het
hele rijtje afgaan en de sporen één voor één beluisteren. Wilt u opnieuw het hele arrangement horen,
druk dan nogmaals op [SOLO].
2.3 Eerste opname
Nu we kennis hebben gemaakt met de voornaamste transportfuncties kunnen we ons aan een eerste opname
wagen.
Verschillende opnamemethodes
De MC-80 kan op verschillende manieren opnemen. Alle beschikbare methodes komen in de onderstaande song
aan bod, zo leert u meteen de mogelijkheden kennen.
De baspartij nemen we noot voor noot op.
2
De melodie kunnen we nu "live" inspelen omdat we intussen een begeleiding van drums
3
en bas hebben.
De eerste maat blijft leeg omdat hier de klankkeuze-data voor de toongenerator
4
worden opgenomen.
De drums bestaan ten dele uit een herhalend patroon. Het volstaat dat we dit n keer opnemen en
1
achteraf kopi ren. Bovendien kunnen we individuele (foute) noten wissen, verplaatsen, enz.
20
Aan de slag
Laten we, voor alle duidelijkheid, het verloop van
onze eerste opname even op een rijtje zetten:
1) We maken de nodige voorbereidingen.
2) We nemen de drums op.
3) We nemen de bas stap voor stap op.
4) We nemen de melodie op terwijl we naar drums en
bas luisteren.
5) We bewaren de afgewerkte song op diskette.
Voorbereiding
Opnemen doen we steeds vanuit de SONG PLAYpagina. Daar komt u als volgt terecht:
2
1
1) Druk op [SEQUENCER].
Waarschijnlijk bevindt u zich nu reeds op de SONG
PLAY-pagina, u kunt dat zien in de linker bovenhoek
van het display:
plaatsen zorgt u dat bij de weergave automatisch de
juiste drumset wordt gekozen.
3
5
4
2
1, 8
9
Laten we even stap voor stap bekijken hoe u zo’n
programmakeuze-commando aan het begin van de
song plaatst:
Ga naar de Microscope-pagina voor spoor 10
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de Microscopepagina te gaan.
3) Druk op TRACK [10] (RHYTHM) om naar de pagina voor spoor 10 te gaan.
Aangezien er nog niets is opgenomen blijft het
scherm voorlopig leeg.
6
7
2) Blijkt er linksboven “QUICK PLAY” te staan, druk
dan op [F1 (INT SONG)] om naar de SONG PLAYpagina te gaan.
Drums opnemen (Realtime opname)
Beginnen met de drums is een logische keuze: zo
hebt u straks meteen een ritmische referentie waarover u de andere partijen kunt inspelen.
■
Drum Set kiezen
De meeste klankmodules hebben verschillende
“drumkits” aan boord, gaande van een akoestisch
jazz-setje tot de vette beats van een vintage drummachine. De MC-80 kiest deze sets op dezelfde manier
als hij bv. een piano- of basklank kiest, namelijk middels MIDI-programmakeuzecommando’s. Door het
relevante commando aan het begin van een song te
Voer het programmakeuze-commando in
4) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de pagina te gaan
waarin u het type data kunt kiezen.
5) Plaats de cursor op Program Change.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Hiermee voegt u een programmakeuze-commando
in op 1-1-0 (het begin van de eerste tel van de eerste
maat).
7) Plaats de cursor op “q Prog” en kies met het
[VALUE]-wiel “9”.
U hebt nu een programmakeuze ingevoerd die
“9[Room]” kiest.
8) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
SEQUENCER-pagina.
21
MC-80 Handleiding
Hiermee zorgt u dat er — vanaf maat 2 — vier maten
worden herhaald, zodat u "in een lus" kunt opnemen.
Hiermee zorgt u dat er voor het begin van de opname n maat wordt afgeteld.
Hiermee specifieert u dat de nieuwe noten die u bij iedere herhaling speelt bij de vorige noten
worden gevoegd, zodat bv. de basdrum niet wordt gewist door de snare-drum die u er bij het
volgende "rondje" aan toevoegt.
Rec Mode: Mix
Hiermee schakelt u de automatische timing-correctie (quantisering) uit.
Qntz: OFF
Tempo:
Loop/Punch: Loop (4 Meas)
Count in: 1 Meas
Hiermee stelt u het tempo in.
1
3
<Drum>
Hi-Hat
Middentom
Lage tom
Snare
Basdrum
Gesloten Hi-Hat
Open Hi-Hat
Hoge tom
Middentom
Lage tom
Basdrum
Snare
Zend de programmakeuze naar de klankgenerator
9) Druk op [TOP] en vervolgens op [PLAY].
De song wordt nu vanaf maat 1 weergegeven en de
programmakeuze wordt naar de klankmodule
gezonden. Als alles goed gaat merkt u nu dat deze
laatste Drum Set nr. 9 kiest.
■
Voorbereidingen voor “realtime” opnemen
3, 5
6
1
2
4
7
Opmerking:
Op dit moment zijn alle sporen nog gekoppeld
aan het MIDI-kanaal met hetzelfde nummer, dus spoor 1
aan kanaal 1 enz. We kiezen dan ook spoor 10 omdat GM/
GS-compatibele klankmodules de drums in de regel aan
kanaal 10 toewijzen.
7) Maak de onderstaande instellingen. Plaats eerst de
cursor op een parameter en kies vervolgens met het
[VALUE]-wiel de gewenste waarde.
■
Realtime opnemen
Nu we de nodige voorbereidingen hebben getroffen
kunnen we gaan opnemen.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de sequencerpagina te gaan.
2) Ga met [BWD] en [FWD] naar het begin van de
tweede maat (we beginnen pas op te nemen vanaf
maat 2 omdat maat 1 de programmakeuze van
daarnet bevat).
3) Draai de [CLICK LEVEL]-regelaar op het achterpaneel naar de stand “0”.
THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS
SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY
NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST
ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE
THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
4) Druk op [REC] om de MC-80 klaar te maken voor
opname.
5) Kies nu met de [CLICK LEVEL]-regelaar een aangenaam metronoomvolume.
6) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de TRACK
[10] (RHYTHM) knop.
U hebt nu spoor 10 voor opname geselecteerd. Als u
nu op het klavier speelt zou u drumklanken moeten
horen.
22
CAUTION
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC
ELECTRIQUE NE PAS
OUVRIR
1) Druk op [PLAY].
De metronoom telt één maat af, daarna mag u beginnen drummen. Hieronder ziet u welke drumklanken
volgens de GM/GS-standaard aan welke toetsen zijn
toegewezen.
Het staat u uiteraard vrij om een drumpartij op te
bouwen zoals u dat het liefst doet, maar laten we
voor dit voorbeeld even beginnen met een basdrumsnare patroon. Niet vergeten op de metronoom te
letten!
Zoals u merkt keert u na het einde van maat 5 automatisch terug naar het begin van maat 2 en hoort u
wat u daarnet hebt gespeeld. Dat geeft u de kans om
de…
2) …hi-hat, toms enz. op te nemen.
Aan de slag
Bij iedere herhaling kunt u een partij toevoegen, die
bovenop de aanwezige partijen wordt gestapeld.
3) Zodra de drumpartij naar wens is mag u op [STOP]
drukken.
Hebt u een foutje gespeeld of bent u niet tevreden
met de opname? Lees dan even verder, want hieronder leggen we uit hoe u fouten kunt corrigeren. Op
blz. 68 laten we bovendien zien hoe u een bestaande
opname nog ingrijpend kunt wijzigen.
■
Fouten corrigeren
Misschien vindt u uw eerste drumpogingen maar
niets en wilt u ze meteen wissen. Dat kan door
[SHIFT] ingedrukt te houden en op [EXIT] te drukken. De [EXIT]-knop fungeert in dit geval als
“Undo”-knop. Door nogmaals op [SHIFT]+[EXIT]
te drukken herstelt u de opname die u net had gewist
(Redo). In feite wisselt u dus steeds tussen de volgende scenario’s:
Opnemen
V r de opnameNa de opname
(of Redo)
[SHIFT]+[EXIT] (Undo)
Bas opnemen (stapsgewijze opname)
De baspartij van ons voorbeeld is relatief eenvoudig
en strak, en is daarom bij uitstek geschikt om stap
voor stap (Step Time) op te nemen.
Ga naar de Microscope-pagina voor spoor 2
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [TOP] om terug te keren naar het begin
van de song.
3) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCOPE-pagina te gaan.
4) Druk op TRACK [2] (BASS) om naar de pagina
voor spoor 2 te gaan.
Aangezien er nog niets is opgenomen blijft het
scherm voorlopig leeg.
Voer het programmakeuze-commando in
5) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de pagina te gaan
waarin u het type data kunt kiezen.
6) Plaats de cursor op Program Change.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Hiermee voegt u een programmakeuze-commando
in op 1-1-0 (het begin van de eerste tel van de eerste
maat).
8) Plaats de cursor op “q Prog” en kies met het
[VALUE]-wiel “34”.
U hebt nu een programmakeuze ingevoerd die “Fingered Bass” kiest.
■
Basklank kiezen
Net als voor de drums zoeken we eerst een programmakeuze-commando dat aan het begin van de song
de juiste basklank oproept. Bij GM/GS-klankmodules zitten de bassen van nummer 33~40. Kies voor
ons voorbeeld nr. 34, “Fingered Bass” (misschien
heeft dit nummer op uw GM/GS-module een iets
andere naam, maar het gaat in principe om hetzelfde
soort klank).
4
5
3
1, 8
2
9
9) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
SONG PLAY-pagina.
Zend de programmakeuze naar de klankgenerator
10)Druk op [TOP] en vervolgens op [PLAY].
De song wordt nu vanaf maat 1 weergegeven en de
programmakeuze wordt naar de klankmodule
gezonden. Deze laatste kiest nu “Fingered Bass” op
MIDI-kanaal 2.
6
7
23
MC-80 Handleiding
■
Voorbereidingen voor stapsgewijs opnemen
4
3
1
2
1) Ga met [BWD] en [FWD] naar het begin van de
tweede maat (we beginnen pas op te nemen vanaf
maat 2 omdat maat 1 de programmakeuze van
daarnet bevat).
2) Houd [SHIFT] in gedrukt en druk op [REC] om de
MC-80 klaar te maken voor opname.
3) Plaats de cursor op “Track” en kies “Trk 2”. Plaats
de cursor vervolgens op “Mode” en kies “Mix”.
4) Druk op [F6 (STEP REC)] om naar de gelijknamige
pagina te gaan.
waarde waarmee de noot werd gespeeld (in het
onderstaande voorbeeld is dat “100).
Hebt u zonet een foute noot ingevoerd, druk dan op
[F3 (BACK DEL)]. De laatst ingevoerde noot wordt
daarmee gewist en u bevindt zich meteen op de juiste
plaats om het nog eens te proberen.
Het volgende wat we op de partituur tegenkomen is
een achtste rust.
3) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/8 (e).
Aangezien het hier om een rust gaat, hoeft u hier verder niets te specifiëren.
■
Stapsgewijs opnemen
De eerste noot van de baspartij is een kwartnoot op
de toets G2.
1) Plaats de cursor op “Step Time” en kies “1/4 (q )”.
2) Druk op de G2-toets.
De noot wordt ingevoerd en de teller springt één stap
verder. Rechts van de nootnaam ziet u de aanslag-
4) Druk op [F5 (REST)].
U komt nu terecht op positie 2-2-240; er werd dus
een achtste rust ingevoerd.
Opmerking:
lende posities onderscheiden. We spreken daarom van een
“resolutie van 480 tikken per tel”. Aangezien een achtste noot
een halve tel beslaat, is het dus logisch dat de teller hierboven
240 tikken vooruitgaat.
We zijn nu toe aan een koppel 16de noten (G2).
5) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/16 (x )”.
Binnen één tel kan de MC-80 nog 480 verschil-
24
Aan de slag
6) Druk twee maal op G2.
Hiermee voegt u twee G2 noten in en gaat u naar het
begin van de derde tel (2-3-0).
Vervolgens voeren we een halve rust in.
7) Plaats de cursor op “Step Time” en kies 1/2 (h )”.
8) Druk op F5 (REST).
U komt nu terecht aan het begin van maat 3 (3-1-0).
U hebt nu gezien hoe het werkt – nu kunt u op eigen
9) …druk dan op [STOP] om terug te keren naar de
SONG PLAY-pagina.
Opmerking:
klavier. Zie hiervoor blz. 56.
Opmerking:
stap-voor-stap opnemen) kunt u de volledige opname in één
klap wissen m.b.v. de Undo-functie. Dat werkt op dezelfde
manier als bij Realtime opnemen (zie blz. 23).
Stapsgewijs opnemen kan zelfs zonder MIDI-
Ook bij Step Recording (de officiële naam voor
houtje de overige maten van de baspartij invoeren
(tot en met maat 5). Bent u hiermee klaar…
Melodie opnemen
Nu we de basis van bas en drums hebben afgewerkt kunnen we er een melodie aan toevoegen. Gebruik hiervoor de
Realtime en Step technieken die u in het voorgaande hebt geleerd.
B3
B3 C4
In het geval u Step Recording gebruikt zou h et resultaat er zo moeten uitzien:
G4 D4 C4 B3 A3C4 A3 G3
D4
C#4
Song opslaan
Als u de MC-80 nu uitschakelt bent u alles wat we
daarnet hebben gedaan kwijt. Het is daarom een
beter idee een en ander even op diskette te schrijven.
■
Diskette formateren
Net zoals een computer houdt de MC-80 er zijn
eigen systeem van databeheer op na. Dat moet eerst
even aan de diskette worden meegedeeld voor u er
songs e.d. op kunt schrijven. We noemen dit proces
formateren.
LET OP! tijdens het formateren worden alle op de
diskette aanwezige data gewist. Controleer dus
steeds of de diskette die u wilt formateren geen
belangrijke data bevat!
Het formateren gaat als volgt in zijn werk:
1) Zet het wisbeveiligingsnokje van de diskette in de
stand “beschrijfbaar”.
Beveiligingsnokje
"Schrijven"
"Veilig"
2) Steek een diskette in de disk drive.
3) Druk op [TOOLS], vervolgens op [F5 (DISKUTIL)]
en tenslotte op [F6 (MENU)] om naar het DISK
MENU te gaan. Hierin kiest u [F4 (FORMAT)].
U komt nu terecht in de “DISK UTILITY/9 FORMAT”-pagina.
25
MC-80 Handleiding
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de diskette (dit is
enkel nodig wanneer u nog andere media, bv. harde
schijven, op de MC-80 hebt aangesloten).
5) Druk op [F6 (FORMAT)].
6) U moet de diskette een naam geven voor u ze formateert. Met de cursor stapt u doorheen de verschillende karakters en met het [VALUE]-wiel kiest
u telkens het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (FORMAT)].
Het display vraagt nu of u wel degelijk de diskette
wilt formateren: “Are you sure?” Druk op F1 (CANCEL) als u beslist toch niet te formateren.
8) Druk op [F6 (FORMAT)].
De diskette wordt nu geformateerd. In het display
kunt u de geboekte vooruitgang volgen (van 0~
100%). Zodra de diskette is geformateerd meldt het
display “Completed”.
9) Druk op [F6 (ACCEPT)].
4) Druk op F6 (MC-80).
De song wordt dan in het eigen formaat van de
MC-80 opgeslagen. Kies [F4 (SMF 0)] of [F5 (SMF
1)] enkel als u bestanden met sequencers of computers wilt uitwisselen, want bij deze opties wordt niet
alle informatie opgeslagen die bij de “MC-80”-optie
wél op de diskette belandt.
5) Geef de song een naam. Met de cursor stapt u doorheen de verschillende karakters en met het
[VALUE]-wiel kiest u telkens het gewenste karakter.
6) Druk op [F6 (OK)] zodra de naam volledig is. U
komt nu terecht in een pagina waarin u de schrijfbestemming kunt specifiëren.
7) Druk op [F6 (SAVE)].
De song wordt op diskette geschreven. Zodra dit is
gebeurd keert u terug naar de SONG PLAY-pagina.
■
Song wegschrijven
4,6,7
3
2
1
1) Steek een geformateerde (zie hierboven) diskette in
de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [F5 (SAVE)] om naar de “FILETYPE”pagina te gaan.
1
5
Eenvoudige editfuncties
De MC-80 biedt uitgebreide mogelijkheden om in
een bestaande opname wijzigingen aan te brengen.
We laten u hier kennismaken met de twee voornaamste, de rest komt in de overige hoofdstukken
van deze handleiding aan bod.
■
Fouten uit een opname halen (Micro Edit)
We hebben tijdens onze eerste stap-voor-stap opname al kennisgemaakt met de Microscope-pagina, de
pagina waarin de primaire gegevens voor iedere
opgenomen noot staan afgebeeld. Al die gegevens
kunt u wijzigen, we spreken dan van Micro Edit.
26
Aan de slag
Om de mogelijkheden te illustreren gaan we enkele
foutjes uit een opname halen.
5
4
6
3
1,7
2
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [TOP].
3) Druk op F4 (MICRO) om naar de Microscopepagina te gaan.
4) Druk op de TRACK-knop van het spoor dat u wilt
editen om naar de Microscope-pagina voor dat
spoor te gaan.
lijk kleine timing-afwijkingen “rechttrekken”, zodat
alles ritmisch perfect zit.
4
7
2
5,6
3
1
1) Druk op de [SEQUENCER]-knop.
2) Druk op [F2 (QUANTIZE)].
3) Druk op [F1 (GRID)] om naar de “GRID QUANTIZE”-pagina te gaan.
Maat, tel, tik
5) Plaats de cursor op de data die u wilt wissen.
In de linkerkolom wordt de plaats van het geluid in
de song aangegeven. Zo betekent “2-3-0” dat dit
geluid zich aan het begin van de derde tel van de
tweede maat bevindt.
6) Door op [F2 (ERASE)] te drukken wist u de data die
u met de cursor hebt geselecteerd.
7) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
SONG PLAY-pagina.
■
Timing strakker maken (Quantize)
De ene muzikant is technisch al wat beter onderlegd
dan de andere, en soms is het moeilijk om een partij
echt strak te spelen, terwijl die partij daar misschien
wel om vraagt. In dergelijke gevallen kan de Quantize-functie uitkomst bieden. Hiermee kunt u name-
Nootdata
Aanslagwaarde
(playing force)
Snelheid waarmee
de toets wordt
losgelaten
Hoe lang de toets
ingedrukt blijft
4) Druk op de TRACK [10]-knop.
Laten we de drums quantiseren.
5) Plaats de cursor op “Resolution” en kies met het
[VALUE]-wiel “1/16”,
Als vuistregel bij het quantiseren geldt dat u steeds de
kortste nootwaarde moet kiezen die in de partij
voorkomt, in dit geval is dan een zestiende noot.
6) Plaats de cursor op “Strength” en kies met het
[VALUE]-wiel “100%”,
Dit wil zeggen dat alle noten worden verplaatst naar
de dichtstbijzijnde 16de nootwaarde. Blijkt dit een te
mechanische feel op te leveren, kies dan een lagere
Strength-waarde.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de noten te quantiseren.
Bent u niet tevreden met het resultaat, dan kunt u de
bewerking annuleren door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [EXIT] te drukken.
Dit was slechts een summiere kennismaking met de
Quantize-functie. Naast de hier gebruikte Grid
Quantize bestaat er nog een Groove Quantize. Die
trekt de noten niet zonder meer recht, maar kan een
bepaalde “feel” aan een partij verlenen door nootwaarden te verplaatsen. Verder zijn er nog mogelijkheden om slechts een beperkt aantal maten te quantiseren of om de gequantiseerde partij op een ander
spoor te schrijven. Meer over dit alles leest u vanaf
blz. 83.
27
MC-80 Handleiding
2.4 MC-80 live gebruiken
We hebben de MC-80 heel wat functies meegegeven waarmee hij uitstekend zijn mannetje kan staan op het
podium.
Met n toets kunt u complexe notenreeksen aansturen
Hiermee kunt u tijdens de
weergave transponeren.
Hiermee kunt u een song
"uitfaden".
Hiermee kunt u meteen naar een bepaalde
maat springen.
Hiermee kunt u de volgende song
al selecteren terwijl u de vorige nog speelt
Door de maat op deze knop te tikken
kunt u het tempo instellen.
Tempo intikken met de [TAP]-knop
Op blz. 19 hebben we al gezien hoe u het tempo kunt
wijzigen met het [VALUE]-wiel. Dit kan echter ook
intuïtiever, door in de maat op de [TAP]-knop te
drukken.
1
2
1) Druk op [SEQUENCER] en start de weergave (zie
blz. 17).
2) Tik in het gewenste tempo een vierkwartsmaat op
de [TAP]-knop. U hoort nu hoe het tempo verandert naarmate u sneller of trager tikt.
Opmerking:
naar de Tempo-pagina, waarin u de tempo-gegevens meer in
detail kunt bekijken.
Door op de [TEMPO]-knop te drukken gaat u
Tijdens het spelen de volgende song
kiezen (Next Song)
Stel: u wilt een optreden ten beste geven waarbij u
niet van tevoren bepaalt in welke volgorde u de nummers speelt, maar u wilt wél een strakke set met
naadloos aansluitende songs. In dat geval biedt de
“Next Song”-functie soelaas: hiermee kunt u tijdens
de weergave van een song reeds de volgende song
28
Aan de slag
opzoeken, zodat die straks meteen kan worden
gestart.
4
3
2
5
1) Start de weergave van een song (zie blz. 17).
2) Druk op [SELECT] om naar de SONG SELECTpagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de diskette te selecteren.
de MC-80 kunt u die song tijdens de weergave transponeren, tot u de passende toonaard hebt gevonden.
4
2
1) Start de weergave van een song.
2) Druk op [TRANSPOSE]. U komt terecht in de “Settings”-pagina.
3) Kies met [INC/+][DEC/-] of met het [VALUE]-wiel
de gewenste transpositie.
Transponeren gebeurt in stappen van een halve toon
(positieve waarden transponeren omhoog, negatieve
omlaag).
3
4) Plaats de cursor op de naam van de song die u als
volgende wilt weergeven.
5) Druk op [ENTER].
De naam van de song verschijnt in het Next-venster,
zoals in de onderstaande afbeelding.
dit wordt de volgende song
Wilt u de gemaakte keuze annuleren, druk dan op
[EXIT].
Opmerking:
songs vastleggen, gebruik dan de Chain Play-functie (zie
blz. 48).
Wilt u toch van tevoren de volgorde van alle
Transponeren tijdens de weergave
Nog zo’n live-scenario: de zanger(es) is die dag niet
goed bij stem en de toonaard waarin u song x normaal speelt blijkt plots te hoog. Geen probleem, met
4) Hebt u de gewenste transpositie gevonden, druk
dan op [EXIT] om terug te keren naar de SONG
PLAY- of QUICK PLAY-pagina.
Opmerking:
neer u de song op diskette schrijft.
De transpositie-waarde wordt onthouden wan-
Songs “uitfaden”
De MC-80 kan songs laten eindigen met een
fade-out, net zoals op de plaat.
Opmerking:
combinatie met niet-GS-compatibele klankmodules.
Het is mogelijk dat deze functie niet werkt in
2, 5
4
1) Start de weergave van een song.
2) Op de plaats waar u de fade-out wilt laten beginnen
houdt u [SHIFT] ingedrukt en drukt u op [END].
5) Druk nogmaals op [SHIFT]+[END] om het originele volume te herstellen.
Opmerking:
niet herstellen.
Tijdens de weergave kunt u het originele volume
Moeilijke riffs, licks enz. met één
toets aansturen
Naast volledige songs kunt u met de MC-80 ook korte frases, riffs, melodietjes enz. opnemen en aan een
klaviertoets koppelen. Dat kan handig zijn voor partijen die u niet kunt spelen (wegens te weinig handen
of gewoon te moelijk). Bovendien is er ook nog een
krachtige arpeggiator aan boord die u uw akkoorden
omvormt tot notenreeksen.
■
Frases met één toets aansturen (Phrase
Sequence)
We demonstreren deze functie aan de hand van een
demosong.
druk dan nogmaals op dezelfde toets of op de “stop”toets (in dit geval is dat C2).
7) Voeg op dezelfde manier andere partijen toe.
Zoals u uit de “7”-toetsen uit de onderstaande
afbeelding kunt opmaken, zijn er – naast baspatronen – in deze song ook nog frases voor percussie,
orgel, blazers, enz. beschikbaar. Uitproberen is hier
de boodschap!
Opmerking:
aan bod. Zo kunt u uw eigen frases maken en het klavier kiezen van waaruit u de frases wilt aansturen.
■
Arpeggiator
Vanaf blz. 61 komen nog meer mogelijkheden
De arpeggiator van de MC-80 vormt de akkoorden
die u op het klavier speelt om tot gebroken notenreeksen. Daarbij zijn er heel wat opties aangaande
maatsoort, stijl, enz.
2
5
3
4
1
1) Steek de diskette met demosongs in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [SELECT].
4) Kies met het [VALUE]-wiel
“33PhraseSeqDemoGS” (werkt u met een GMcompatibele klankmodule, kies dan
“34PhraseSeqDemoGM”.
5) Druk op [PLAY] om de drumbegeleiding te starten.
6) Stuur met de klaviertoetsen de basfrases aan.
30
Met de toetsen die hieronder naast “6” zijn afgebeeld
kunt u een reeks baspatronen weergeven. U hoeft de
toets slechts kort in te drukken, het patroon gaat
daarna vanzelf verder. Wilt u het patroon stoppen,
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAYpagina te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een TRACKknop.
Door een spoor te kiezen kiest u meteen het overeenkomstige MIDI-kanaal.
3) Druk op [ARPEGGIATOR] (de indicator licht op).
4) Speel een akkoord op het klavier.
U hoort nu hoe het akkoord wordt omgezet in een
arpeggio. Laten we nu even kijken hoe we die arpeggio kunnen wijzigen.
Aan de slag
5) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [ARPEGGIATOR] om naar de ARPEGGIO-pagina te gaan.
6) Plaats de cursor op “Style” en kies met het
[VALUE]-wiel een andere Style.
7) Druk nogmaals op [ARPEGGIATOR] om de arpeggio uit te schakelen (de indicator dooft).
Naar een gemarkeerde maat springen (Mark Jump)
U kunt bepaalde posities in een song markeren en er
dan met één knopdruk naartoe springen. Om dat te
demonstreren maken we gebruik van een demosong
waarin reeds dergelijke markeerpunten zijn
geplaatst.
bevindt. In de onderstaande afbeelding ziet u welke
posities in de demosong zijn gemarkeerd.
Hoofdthema van
de song
Tussenstuk met
maatwijziging
Opmerking:
neer u de song opslaat (zie blz. 26).
Gemarkeerde posities worden onthouden wan-
Herhaling van het hoofdthema
Einde
Markeringen plaatsen
We gaan nu in de song van daarnet een markering
verwijderen (Mark 1 aan het begin van maat 14) en
er op een andere plaats (aan het begin van het thema,
maat 2) een nieuwe aanbrengen.
5
1
2
4
6
7
3
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [SELECT].
3) Steek de diskette met demosongs in de disk drive.
4) Kies met het [VALUE]-wiel “31Demo for VE-GS”
(werkt u met een GM-compatibele klankmodule,
kies dan “32Demo for GM”.
5) Druk op F6 (LOAD) om de song te laden.
6) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
7) Druk tijdens de weergave op MARK JUMP [1]~[4].
Aan het einde van de huidige maat springt de weergave naar de plaats waarop het markeerpunt zich
3
1
1) Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
Opmerking:
plaatsen, maar hier beschrijven we hoe het werkt als u de
weergave stopt.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op MARK JUMP
[1].
De indicator dooft om aan te geven dat deze markering werd gewist.
3) Ga met [BWD] of [FWD] naar maat 2.
4) Druk op MARK JUMP [1].
De indicator licht op om aan te geven dat deze positie werd gemarkeerd.
U kunt ook tijdens de weergave markeringen
2
4
Maat 14Maat 2Maat 30Maat 38
Als u nu tijdens de weergave op MARK JUMP [1]
drukt springt u naar het begin van maat 2.
Maat 46
31
Overzicht van de MC-80
Overzicht van de MC-80
3.
In dit hoofdstuk maakt u kennis met een aantal basisbegrippen, werkwijzen, enz. die essentieel zijn voor de MC-80.
Als u nog nooit met een sequencer hebt gewerkt is dit verplichte leeskost, anders raakt u in het vervolg van de handleiding mogelijk het noorden kwijt.
3.1 Wat kan de MC-80?
De MC-80 kadert in de rijke familietraditie van de
Roland MC-serie, een serie die uitblinkt in betrouwbaarheid en veelzijdigheid. Dit zijn de voornaamste
eigenschappen van de jongste telg:
☛ Sequencer]
Uiteraard is de MC-80 in eerste instantie een sequencer, waarmee u muziek kunt opnemen, weergeven,
editen enz.
☛ Creatieve begeleidingsfuncties
Met de Phrase Sequencer en de Arpeggiator heeft de
MC-80 goed nieuws in huis voor wie graag live speelt
en improviseert.
☛ Eigentijdse opslagmedia
Naast de vertrouwde floppy disk drive biedt de
MC-80 plaats aan een optionele Zip-drive (capaciteit
100 MB per schijf, equivalent aan ±70 2HD diskettes) of een harde schijf (capaciteit 1~2.1GB, equivalent aan ±730~1460 2HDdiskettes). Bovendien kunt
u via het (los verkrijgbare) SCSI-interface externe
Zip-drives of harde schijven aansluiten.
Opmerking:
welke capaciteit, maar kan er maximaal 2.1 GB van gebruiken.
☛ Optionele interne klankgenerator
Via MIDI kan de MC-80 met externe klavieren,
drumpads, gitaren, klankmodules enz. communiceren. Bovendien kunt u uw MIDI-sporen synchroniseren met de audiosporen die u op uw Roland VS
hard disk-recorder opneemt. Installeert u de VE-GS
Pro uitbreiding, dan hebt u zelfs geen externe klankbron meer nodig.
De MC-80 herkent harde schijven van gelijk
3.2 Hoe werkt een sequencer?
Wat is een sequencer?
Een MIDI-sequencer onthoudt wat u speelt op uw
MIDI-klavier, -gitaar, -drumstel, enz., inclusief de
bewegingen die u uitvoert met modulatiehendels,
pedalen, enz. Al deze informatie wordt opgeslagen in
de vorm van MIDI-commando’s. Bij de weergave
wordt deze informatie opnieuw naar de aangesloten
klankmodules e.d. gezonden. Deze voeren de commando’s uit en imiteren dus eigenlijk wat u tijdens
de opname hebt gespeeld.
Voor een goed begrip: de MC-80 neemt geen geluid
op, zoals een bandopnemer dat doet, maar enkel
informatie. Dat heeft verschillende voordelen: informatie is manipuleerbaar, dus kunt u achteraf nog
beslissen dat u een bepaalde partij liever met een
andere klank hoort, het geheel liever wat sneller had
(zónder de toonhoogte te wijzigen), graag een extra
refrein had tussengevoegd, enz. De mogelijkheden
zijn eindeloos, en aangezien het geluid steeds uit de
klankmodules komt gaat de geluidskwaliteit er niet
bij iedere manipulatie op achteruit, zoals bij magneetband wel het geval is.
MC-80
Weergave van de
MC-80
MIDI OUT 1 of 2
Commando’s vertellen welke toetsen moeten worden ingedrukt enz.
Klankmodule
MIDI IN
De klankmodule voert
de commando’s uit
32
Overzicht van de MC-80
Wat is een spoor?
Een spoor (Track in het Engels) bevat een bepaalde
partij: een melodische partij, een ritme, tempoinformatie, enz. Sporen kunt u het best vergelijken
met muzikanten in een orkest: er is een bassist, een
drummer, enz. Eventueel een dirigent, die u als equivalent van het tempospoor zou kunnen zien.
De MC-80 maakt gebruik van verschillende soorten
sporen:
■
Phrase Tracks 1~16
Deze 16 sporen bevatten instrumentale partijen
(noten dus). Dat kunnen zowel melodische als ritmische partijen zijn. Elk van de 16 Phrase Tracks heeft
een eigen knop, waarmee u de weergave van dat
spoor kunt in- of uitschakelen.
Track-knoppen
■
Tempo Tracks
Tempo-sporen sturen eventuele tempoveranderingen die u in de loop van de song wilt opnemen.
Tempo/Beat-knop
Phrase Tracks 1~16, Tempo Tracks, Beat Tracks en
Patterns.
SONG (MC-80 formaat)
Spoor 1
Spoor 2
Spoor 3
Spoor 16
Tempo-spoor
Beat-spoor
Pattern
¥De weergave van de song doet beroep op de sporen 1~16
en op eventuele Tempo- of Beat-sporen.
¥Patterns zijn losse patronen die in principe los van de song
staan, maar desgewenst in n van de sporen 1~16 kunnen
worden geplaatst.
Opmerking:
den in een song ook markeerpunten (zie blz. 47), Repeatinstellingen (zie blz. 45) en Track Mute-instellingen opgeslagen. Let wel: dit is enkel het geval wanneer u een song opslaat
als MC-80 song. Gebruik u het Standard MIDI File-formaat,
dan gaat deze extra informatie verloren.
(1~100)
Pattern 001
Naast de hierboven vernoemde informatie wor-
Phrase Sequence
Transpositie
Mark 1/2/3/4
TRK INFO
■
Beat Tracks
Dit spoor onthoudt de maatsoort van de song, en
eventuele maatwijzigingen.
Tempo/Beat-knop
Wat is een Song?
Dat een song in het Engels een “lied” betekent weet u
waarschijnlijk wel. In MC-80 jargon is een Song de
verzamelde informatie voor één muziekstuk van alle
Wat is een MIDI-kanaal?
We hebben daarnet gezien dat de MC-80 volledige
arrangementen kan onthouden, met voor ieder
instrument een partij. Dat alles gaat via één MIDIkabeltje naar de klankmodules, synthesizers, enz.
Gelukkig werkt MIDI met verschillende kanalen, op
die manier weten de klankmodules welke partij voor
welk instrument bedoeld is. Zo wordt bijvoorbeeld
de pianopartij op MIDI-kanaal 1 gezonden, de bas
op kanaal 2, enz.
MIDI-kanaal
Als u wilt u kunt u ieder spoor data voor alle 16
MIDI-kanalen laten ontvangen. Mensen die vroeger
reeds met een MC-50, MC-500 of MC-300 hebben
gewerkt kunnen dus hun vertrouwde gang van zaken
op deze instrumenten nabootsen (zie blz. 51).
33
MC-80 Handleiding
Druk op de functieknop voor
de pagina waar u naartoe wilt
gaan.
Omhoog
Omlaag
Naar links
Naar rechts
Cursor
Intern geheugen versus diskettes
Tijdens de opname bewaart de MC-80 data in zijn
[F1]~[F6]. Door op zo’n functieknop te drukken
gaat u naar de overeenkomstige pagina.
interne geheugen. Ook wanneer u songs die zich op
diskette bevinden wilt editen moeten die eerst in het
interne geheugen worden geladen. Het resultaat van
uw werkzaamheden kunt u dan opnieuw op diskette
schrijven.
Opnemen/Editen
schrijven
laden
Parameterwaarden wijzigen
Alle “variabelen” die u in de MC-80 kunt instellen
Zip diskDiskette
Opmerking:
Haal de diskette nooit uit de drive terwijl de
indicator op het frontpaneel nog knippert.
noemen we parameters. Alle pagina’s bevatten verschillende parameters, waartussen u kunt navigeren
met de cursor. Plaats eerst de cursor op de parameter
die u wilt wijzigen en kies vervolgens de gewenste
waarde.
Om de cursor te bewegen gebruikt u de volgende
knoppen:
3.3 Bediening via het frontpaneel
Display-pagina’s kiezen
Samenhorende functies zijn in principe gegroepeerd
onder éénzelfde pagina, zodat u niet lang hoeft te
zoeken. Zo bevindt de naam van de song (Song
Name) zich op de Setup-pagina van de Sequencerfuncties:
Om de Song Name te bereiken drukt u dus eerst op
[SEQUENCER] om naar de “basispagina” van de
sequencer (dit is de SONG PLAY-pagina) te gaan. De
verschillende functies die u vanuit deze pagina kunt
kiezen worden afgebeeld boven de functieknoppen
Om een waarde te wijzigen kunt u gebruik maken
van:
■
Het [VALUE]-wiel
Hiervoor kiest u best wanneer u grote waardesprongen wilt overbruggen. Door naar rechts (in wijzer-
34
Overzicht van de MC-80
zin) te draaien verhoogt u de waarde, door naar links
te draaien (tegenwijzerzin) verlaagt u ze.
■
[INC/+][DEC/-]-knoppen
Deze zijn handig als u waarden stap voor stap wilt
wijzigen. Druk op [INC/+] om een hogere waarde te
kiezen en op [DEC/-]om een lagere waarde te kiezen.
Houd de betreffende knop ingedrukt als u de waarde
doorlopend wilt verhogen resp. verlagen.
Wilt u nog sneller door de waarden stappen, houd
dan [INC/+] (of [DEC/-]) ingedrukt en druk tegelijk
op [DEC/-] (of [INC/+]).
■
[0]~[9] knoppen (cijferklavier)
3.4 Andere nuttige functies
Undo/Redo
De laatste waarde die u hebt ingevoerd of gewijzigd,
of de laatste opname die u hebt gemaakt kunt u
steeds annuleren door [SHIFT] ingedrukt te houden
en op [UNDO/REDO] te drukken. Beslist u vervolgens dat de situatie vóór u de “Undo” uitvoerde u
beter bevalt, druk dan nogmaals op
[SHIFT]+[UNDO/REDO]. In dat geval wordt de
geannuleerde wijziging hersteld.
Voor de opname
Opname
Na de opname
Gebruik deze knoppen als u precies weet welk waarde u wilt invoeren.
Als u met de cijferknoppen een waarde intikt, wordt
die eerst in een kadertje afgebeeld. Om de waarde
effectief in te voeren moet u op [ENTER] drukken.
Met [SHIFT]+[0] kunt u bovendien wisselen tussen
positieve (+) en negatieve waarden (-).
Enkele voorbeelden:
Om 38 in te voeren: druk op [3]→ [8]→ [ENTER]
Om -60 in te voeren: druk op [0]→ [6]→ [0]→
[ENTER]
Opmerking:
[ENTER] te drukken om de waarde in te voeren.
Opmerking:
kunt u nog steeds tussen + en - wisselen.
Bij sommige parameters hoeft u niet op
Zolang u nog niet op [ENTER] hebt gedrukt
Help-functie
De Help-functie verschaft u uitleg bij de voornaamste functies van de MC-80. De verklaringen zijn
georganiseerd volgens trefwoorden. Het werkt als
volgt:
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op [F6 (HELP)].
U komt terecht in het onderstaande scherm:
Druk op [F1 (CANCEL)] als u wilt terugkeren naar
de SONG PLAY- of QUICK PLAY-pagina.
2) Kies met [F2 (UP)] of [F3 (DOWN)] het gewenste
trefwoord.
3) Druk op [F6 (SELECT)]. In het display wordt nu de
uitleg voor het gekozen trefwoord afgebeeld.
Opmerking:
keren naar de “HELP INDEX”.
4) Wilt u meteen naar de pagina met de parameters
voor de gekozen functie, druk dan op [F6 (GO
NOW)].
Door op [F1 (INDEX)] te drukken kunt u terug-
35
MC-80 Handleiding
Opmerking:
gekozen functie verschijnt [F6 (GO NOW)] niet in beeld.
Als er geen corresponderende pagina is voor de
File Sort-functie
Met deze functie kunt u in de SONG SELECT-pagina
kiezen of u de afbeelding van de bestanden wilt rangschikken volgens song-naam of volgens bestandsnaam.
1) Druk op [SELECT] om naar de SONG SELECTpagina te gaan.
2) Druk op [F2 (SORT)] om afwisselend “by song
name” of “by file name” te kiezen.
Panic-functie
In een MIDI-setup kan het al eens voorkomen dat er
noten “blijven hangen”, d.w.z. dat ze niet ophouden
wanneer u de weergave stopt. In dat geval kunt u met
de Panic-functie Note Off en Hold Off MIDI-commando’s naar de aangesloten klankmodules zenden.
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [TOP] om de
genoemde commando’s te zenden.
36
4.
MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen
MIDI-connectors en MIDI-kanalen
instellen
Op de MC-80 vindt u twee MIDI IN- en twee MIDI
OUT-connectors. Elk van deze connectors kan 16
kanalen verwerken. In totaal beschikt u dus over 32
in- en uitgangskanalen. Hieronder laten we zien hoe
u de juiste MIDI-connector en het juiste MIDIkanaal kunt kiezen.
In de praktijk bieden de twee ingangen u de mogelijkheid om twee MIDI-stuurbronnen tegelijk aan te
sluiten (MIDI-klavier, MIDI-gitaar, MIDI-percussie, enz.) en vervolgens tussen die twee heen en weer
te schakelen. Twee uitgangen betekent dat u 32
MIDI-kanalen tegelijk kunt aanspreken, wat tegenwoordig geen overbodige luxe is, aangezien de meeste klankmodules 16 multitimbrale partijen kunnen
verwerken.
Opmerking:
verbinding met de VE-GS Pro gehanteerd. Als u die niet hebt
geïnstalleerd zal de scherminhoud van uw MC-80 er uiteraard anders uit zien.
Opmerking:
den opgeslagen in de System Configuration File. Meer gedetailleerde informatie vindt u op blz. 101.
Opmerking:
worden mee opgeslagen wanneer u de song bewaart.
Opmerking:
pagina “Now Playing” wordt afgebeeld. Wilt u informatie
over de inhoud van de sporen zien, dan moet u de weergave
eerst stoppen.
Als voorbeeld wordt in de uitleg hieronder een
De MIDI SETUP-instellingen die u maakt wor-
De instellingen van de TRACK INFO-pagina
Tijdens de weergave wordt in de TRACK INFO-
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de vorige
pagina.
Opmerking:
den opgeslagen in de System Configuration File (zie blz. 101).
De instellingen in de MIDI SETUP-pagina wor-
4.2 MIDI OUT-connector/interne
klankbron selecteren
U kunt kiezen of u de informatie van de MC-80 naar
externe klankmodules (via MIDI OUT), naar de
interne klankbron (VE-GS Pro) of naar beide wilt
sturen. Als u de fabrieksinstellingen ongemoeid laat
worden zowel interne als externe klankbronnen aangestuurd.
Opmerking:
Enkel externe klankbronnen aansturen
Om enkel externe klankbronnen aan te sturen moeten we eerst de beide MIDI OUT-connectors activeren.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”pagina te gaan.
Meer over de VE-GS Pro vindt u vanaf blz. 105.
4.1 MIDI IN-connector selecteren
2) Kies voor MIDI OUT de optie “1&2” en voor To VEXP “OFF”.
Vervolgens kunt u voor ieder spoor de te gebruiken
connector kiezen.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op MIDI IN.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste connector:
“IN1” als u uw MIDI-klavier, -gitaar, enz. op MIDI
IN 1 hebt aangesloten, “IN2” als u voor MIDI IN 2
hebt geopteerd.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken
(zie blz. 92).
37
MC-80 Handleiding
Kies "1" om Part-groep A aan te sturen en "2" om Part-groep B
aan te sturen.
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6
(TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina
te gaan.
5) Plaats de cursor op OUTPUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende
spoor naar MIDI OUT 1, 2 of beide wilt sturen.
Externe en interne klankbronnen
aansturen
U kunt aparte instellingen maken voor de interne en
externe klankgenerators.
Opmerking:
klankmodule met MIDI OUT 1 verbonden.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”pagina te gaan.
In het onderstaande voorbeeld is de externe
Zorg eerst dat er in de VE-GS Pro twee Part-groepen
(A en B) actief zijn (meer over Part-groepen en hoe
u ze activeert vindt u op blz. 106).
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op [F3 (MIDI)] om naar de “MIDI Setup”pagina te gaan.
2) Kies voor MIDI OUT de optie “OFF” en voor To VEXP “A&B”.
Vervolgens kiest u voor ieder spoor naar welke Partgroep van de VE-GS Pro wordt aangesproken.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken
(zie blz. 92).
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6
(TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina
te gaan.
2) Kies voor MIDI OUT de optie “1 Only” en voor To
V-EXP “B Only”.
Vervolgens kiest u voor ieder spoor de interne of
externe klankgenerator.
3) Laad de song waarvoor u instellingen wilt maken
(zie blz. 92).
4) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6
(TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina
te gaan.
Kies"1" als u het spoor naar de MIDI OUT wilt zenden en "2"
als u het naar de VE-GS Pro wilt zenden.
5) Plaats de cursor op OUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende
spoor naar de interne, externe of beide klankgeneratoren wilt sturen.
Enkel de interne klankgenerator
aansturen
Volg de onderstaande procedure als u enkel de interne klankbron (VE-GS Pro) wilt aanspreken. De
MIDI OUT-connectors blijven in dit geval werkloos.
5) Plaats de cursor op OUT.
Kies “1”, “2” of “1 2” naar gelang u het betreffende
spoor naar Part-groep A, B of beide wilt sturen.
4.3 Functie van MIDI THRU
“Thru Select”
De MIDI THRU-connector stuurt normaal de gegevens die via MIDI IN worden ontvangen verder naar
andere instrumenten. U kunt deze connector echter
ook laten fungeren als MIDI OUT voor de VE-GS
Pro. Vanuit de fabriek is voor “THRU” gekozen,
omdat u deze instelling waarschijnlijk het meest zult
gebruiken.
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS], [F3 (MIDI)]
en [F1 (SETUP)] om naar de MIDI SETUP-pagina
te gaan.
2) Plaats de cursor op “Thru Select”.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
THRUDe connector fungeert als MIDI THRU.
EXP OUT
De connector fungeert als MIDI OUT voor
de VE-GS Pro.
38
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
SONG PLAY-pagina.
“Soft Thru”
Deze parameter hoeft u slechts in bepaalde gevallen
in te stellen, bijvoorbeeld wanneer uw MIDI-klavier
geen Local Off-functie heeft. Normaal mag u deze
parameter op “ON” laten staan.
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS], [F3 (MIDI)]
en [F1 (SETUP)] om naar de MIDI SETUP-pagina
te gaan.
2) Plaats de cursor op “Soft Thru”.
3) Schakel het [VALUE]-wiel “ON” of “OFF”.
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
SONG PLAY-pagina.
MIDI-connectors en MIDI-kanalen instellen
4.4 MIDI-kanaal per spoor kiezen
Per spoor kunt het MIDI-kanaal definiëren waarop
er data worden ontvangen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6
(TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina
te gaan.
2) Plaats de cursor op Ch.
3) Ga vervolgens met de ▲ ▼ cursorknoppen naar
het spoor waarvoor u het MIDI-kanaal wilt instellen.
4) Kies het gewenste MIDI-kanaal.
Ch1~Ch16
ALL
Het spoor ontvangt enkel data op het
gekozen MIDI-kanaal.
Het spoor ontvangt data op alle MIDIkanalen.
Opmerking:
boven gedefinieerde kanalen gezonden.
Bij de weergave worden de data ook op de hier-
39
MC-80 Handleiding
Weergavefuncties
5.
De MC-80 biedt heel wat mogelijkheden bij het weergeven van Songs en Patterns. Die leert u kennen in het nu volgende hoofdstuk. Voor zover we geen expliciet onderscheid tussen Songs en Patterns maken geldt de uitleg voor
beide.
5.1 Basisinstellingen
Metronoominstellingen
Opmerking:
noom relatief hoog afgeregeld, opdat u hem ook tijdens het
spelen duidelijk zou kunnen horen. Desgewenst kunt u met de
[CLICK LEVEL]-regelaar een lager volume kiezen.
Om naar de “METRONOME SETUP”-pagina te
gaan drukt u achtereenvolgens op [TOOLS] en op
[F2 (METRONOME)]. Eens u de nodige instellingen
hebt gemaakt kunt u op [F6 (OK)] drukken om
terug te keren naar de vorige pagina.
Dit zijn de parameters die u op deze pagina kunt
instellen:
Mode
Hiermee bepaalt u wanneer de metronoom tikt.
OFFDe metronoom tikt nooit.
PLAY Only
REC Only
REC&PLAY
Interval
Hiermee bepaalt u de nootwaarde van de metronoomtikken:
In de fabriek werd het volume van de metro-
De metronoom tikt enkel tijdens de
weergave.
De metronoom tikt enkel tijdens de
opname.
De metronoom tikt enkel tijdens
opname en weergave.
Hiermee schakelt u het interne metronoomgeluid
van de MC-80 in (ON) of uit (OFF).
MIDI Output
Hiermee bepaalt u of de metronoomklik naar MIDI
OUT 1 of 2 wordt gezonden.
OFF
1 Only
2 Only
1&2
De klik wordt naar geen van beide MIDI-uitgangen gezonden.
De klik wordt enkel naar MIDI OUT 1
gezonden.
De klik wordt enkel naar MIDI OUT 2
gezonden.
De klik wordt naar beide MIDI-uitgangen
gezonden.
Channel (1~16)
Hiermee bepaalt u op welk MIDI-kanaal de klik
wordt gezonden.
Gate Time (1~5)
Hiermee bepaalt u de duur van de metronoomtikken
(dus hoe lang de externe klankmodule bij iedere tik
blijft doorklinken).
Note (0~127 (C-1~G9)), Velo (1~127)
Hiermee kiest u het nootnummer (Note) en de aanslagwaarde (Velo) waarmee de klik in de externe
klankmodule wordt weergegeven.
De metronoom neemt de maatsoort van de
Auto
1/2halve noot
3/8gepunte kwartnoot
1/4kwartnoot
40
geselecteerde song over. “Auto” wordt automatisch gekozen als u een nieuwe song selecteert.
Overzicht van de sporen
Het grote display van de MC-80 biedt plaats aan
handige overzichtspagina’s waarin u in één oogopslag de voornaamste gegevens voor een aantal sporen
kunt zien. Let wel: als u tijdens de weergave op [F6
(TRK INFO)] drukt wordt de aan- of afwezigheid
van data op de sporen misschien niet aangeduid. U
Weergavefuncties
kunt hier een mouw aan passen door de weergave
even te stoppen.
We gaan er van uit dat u de song die u wilt bekijken
hebt geladen. Druk nu op [SEQUENCER], gevolgd
door [F6 (TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”pagina te gaan.
PLAY/MUTE Opnamekanaal
Geselecteerde
MIDI OUT-connector
Mute: In deze kolom wordt aangeduid of het spoor is
in- of uitgeschakeld.
Ch: Hiermee kiest u op welk kanaal het betreffende
spoor opneemt (zie blz. 40).
Out: Hiermee kiest u naar welke MIDI-uitgang het
spoor wordt gezonden.
1…8, 9…16: Deze kolom geeft aan voor welk(e)
MIDI-kana(a)l(en) het spoor data bevat. Een
“■“geeft aan dat er data aanwezig zijn.
Ex: Deze kolom dient om System Exclusive-data te
signaleren. Een “■“geeft aan waar deze data aanwezig zijn.
Pt: Deze kolom dient om Pattern Call-commando’s
te signaleren. Een “■“geeft aan waar deze commando’s aanwezig zijn.
Zijn er al dan niet data
aanwezig
Quick Play
Bij deze methode worden songs rechtstreeks van diskette weergegeven. Dat gaat dus snel (vandaar de
naam…) – de song hoeft tenslotte niet in het interne
geheugen te worden geladen – maar impliceert meteen dat editen en opnemen niet mogelijk is. Bovendien kunt u de Marker en Repeat functies niet
gebruiken. Dit is dan ook de aangewezen methode
als u een song gewoon wilt weergeven, zonder er nog
iets aan te veranderen, bij op te nemen, enz.
Song Play
Bij deze weergavemethode moet de song eerst in het
interne geheugen van de MC-80 worden geladen.
Daar staat tegenover dat u in dit geval wel naar hartelust kunt editen en opnemen, en dat ook de Marker- en Repeat-functies bruikbaar zijn.
Vooruit- en terugspoelen gebeuren bovendien sneller, aangezien de diskette niet hoeft te worden aangesproken.
5.2 Twee weergavemethodes
De MC-80 kan weergeven op twee manieren – volgens twee methodes, zo u wilt. Welke van de twee u
kiest hangt af van de toepassing die u voor ogen hebt,
beide hebben namelijk specifieke voordelen. We
kunnen hier alvast verklappen dat Song Play-mode
een stabielere weergave garandeert als de song erg
veel data bevat of met een resolutie van 480 of meer
werd opgenomen. Maar laten we even kijken wat het
fundamentele verschil tussen de twee methodes is.
5.3 Songs of Patterns weergeven
Voornaamste transportfuncties
Laten we even de transportknoppen overlopen:
[TOP]: Hiermee gaat u naar het begin van de Song of
het Pattern.
[BWD]: Druk hierop om naar de vorige maat in een
Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat u
één maat terug; door de knop ingedrukt te houden
spoelt u doorlopend terug. Houdt u tegelijk ook de
41
MC-80 Handleiding
[FWD]-knop ingedrukt, dan verloopt het terugspoelen nog sneller terug.
[FWD]: Druk hierop om naar de volgende maat in
een Song of Pattern te gaan. Als u één keer drukt gaat
u één maat vooruit; door de knop ingedrukt te houden spoelt u doorlopend vooruit. Houdt u tegelijk
ook de [BWD]-knop ingedrukt, dan verloopt het
terugspoelen nog sneller terug.
[END]: Druk op deze knop om naar het einde van
een Song of Pattern te gaan. In Chain Play (zie
blz. 48) start u hiermee ook de weergave van de volgende song.
[STOP]: Druk hierop om de opname of weergave te
stoppen.
[PLAY]: Hiermee start u de weergave van een Song of
Pattern.
[REC]: Hiermee start u de opname van een Song of
Pattern.
[BEAT]: Deze indicator geeft de maat aan middels
rode en groene indicators.
Songs weergeven
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SELECT] om naar de “Song Select”-pagi-
na te gaan.
Opmerking:
terecht in een pagina voor het selecteren van de bestandstypes
die u in de “SONG SELECT”-pagina te zien wilt krijgen.
Nadat u de cursor op een bestandstype hebt geplaatst kunt u
met [INC/+][DEC/-] kiezen of u dat type al dan niet wilt
laten afbeelden (aangekruiste types worden afgebeeld). Druk
op [EXIT] als u wilt terugkeren naar de “SONG SELECT”pagina.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de drive te selecteren.
4) Als u een song wilt weergeven die zich in een folder
bevindt, plaats dan de cursor op die folder en druk
op [F5 (OPEN)].
Door op [F3 (VIEW SW)] te drukken komt u
5) Plaats de cursor op de song die u wilt weergeven.
6) Druk op [PLAY] als u de song rechtstreeks van de
schijf wilt weergeven (Quick Play, zie vorige blz.).
Verkiest u de Song Play-methode (zie vorige blz.),
druk dan eerst op [F6 (LOAD)] om de song te laden
en vervolgens op [PLAY].
■
Standard MIDI Files
De bovenstaande werkwijze kunt u ook gebruiken
om songs in het Standard MIDI File-formaat (SMF)
te laden en weer te geven.
SMF is een standaard-formaat, dat abstractie maakt
van merk- en type-gebonden sequencerfuncties. Dat
betekent dat u MC-80 songs, die u als SMF opslaat,
op zowat iedere sequencer kunt weergeven. Het
werkt ook in de andere richting: songs die u op gelijk
welke andere sequencer als SMF “exporteert” kunt u
probleemloos op de MC-80 weergeven.
In feite onderscheiden we bij SMF’s nog twee “subformaten”: formaat 0 en formaat 1. Dit is het verschil
tussen de twee:
SMF
Formaat
01 spoor
11~255 sporen
Aantal sporen
Spoorverdeling in de
MC-80
Alle MIDI-kanalen komen
op 1 spoor terecht.
Sporen worden één op één
naar de MC-80 gekopieerd.
Opmerkingen in verband met SMF Formaat 0 en 1
•Als u een song laadt die meer dan 16 sporen bevat,
dan worden alle spoornummers hoger dan 16
samengebracht op spoor 16.
•Bij de weergave van een SMF Formaat 1 song volgens
de Quick Play-methode krijgt u spoor 17 en hoger
niet te horen. U kunt deze sporen beschikbaar
maken door de song eerst te laden.
•Zoals gezegd komen bij een formaat 0 song alle data
op spoor 1 terecht. Desgewenst kunt u deze data na
het laden echter uitsplitsen over verschillende sporen. Zie “SMF uitsplitsen” op blz. 93.
•Bij een QUICK PLAY-weergave van een formaat 0
song lichten alle spoorknoppen op. U kunt er in dit
geval individuele MIDI-kanalen mee in- of uitschakelen.
•Een correcte QUICK PLAY-weergave van SMF’s met
een resolutie van 480 of meer is niet mogelijk op de
MC-80. Dergelijke songs moet u eerst in de MC-80
laden en vervolgens weergeven (zie blz. 92).
42
Weergavefuncties
■
Songs uit de XP-50/60/80
Ook voor songs die met een instrument uit de
Roland XP-serie zijn gemaakt kunt u de bovenstaande werkwijze volgen.
■
Songs uit de MC-50mkII, ...
Songs uit de Roland MC-50, MC-50mkII, MC-500,
MC-500mkII en MC-300 (Super MRC-bestanden)
kunt u niet zonder meer volgens de QUICK PLAYmethode weergeven. In stap 6 van de bovenstaande
procedure moet u de song dus eerst laden alvorens u
hem weergeeft. Bewaart u de geladen song vervolgens als MC-80 Song, dan kunt u hem achteraf wél
rechtstreeks van diskette weergeven.
Patterns weergeven
Iedere song kan tot 100 verschillende Patterns bevatten. Die Patterns worden steeds samen opgeslagen
met de song waarin ze thuishoren. Om een bepaald
Pattern weer te geven bent u dus verplicht eerst de
bijbehorende song te laden.
Opmerking:
zing over van het song-spoor waarop het zich bevindt.
1) Laad de song die het Pattern bevat dat u wilt weergeven (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [PATTERN] om naar de “PATTERN PLAY”-pagina te
gaan.
Een Pattern neemt steeds de MIDI OUT-toewij-
Onder “Tempowijzigingen opnemen” hiernaast
laten we zien hoe u een bepaald fragment van de
song sneller of trager kunt weergeven.
■
Tempo wijzigen in het Tempo-venster
1) Druk op [TEMPO] om naar het “TEMPO”-venster
te gaan.
2) Kies met het [VALUE]-wiel, de [INC/+][DEC/-]
knoppen of het cijferklavier het gewenste tempo
(5~300).
3) Druk op [EXIT] om het venster te verlaten.
■
Tempo tikken op de [TAP]-knop
1) Start de weergave van de song.
2) (Druk op [TEMPO] om naar het “TEMPO”-venster te gaan.)
Deze stap is in feite niet nodig, maar het is wel zo
handig om de tempowaarde te zien terwijl u ze intikt.
3) Tik een vierkwartsmaat op de [TAP]-knop. De
intervallen die u tussen de tikken laat bepalen het
nieuwe tempo, dat u meteen kunt aflezen in het
Tempo-venster.
3) Plaats de cursor op het Pattern-nummer:
“PTN***”.
4) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste Pattern.
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te
starten.
Weergavetempo wijzigen
Dit doet u door de gewenste tempowaarde te specifiëren in het Tempo-venster. Nog makkelijker kan
het door gewoon in de maat op de [TAP]-knop te
tikken. Wilt u opnieuw het originele tempo kiezen,
druk dan in het Tempo-venster op [F6 (RESET)].
Als u op de bovenstaande manier het tempo wijzigt,
geldt dat voor de hele song. Bovendien is deze wijziging slechts tijdelijk. Slechts indien u de song met het
gewijzigde tempo opslaat blijft de nieuwe waarde
behouden.
Tempowijzigingen opnemen
Stel dat u aan een song werkt waarin u de strofes
traag en slepend wilt houden, maar de refreinen telkens snel en geagiteerd wilt laten klinken. Het goede
nieuws is dan dat u de MC-80 opdracht kunt geven
om vanaf een bepaalde maat naar een ander tempo te
gaan. Deze zogenaamde “tempowijzigingen” worden opgenomen op het tempospoor. Net zoals de
overige sporen kunt u dit spoor in detail bekijken op
de “MICROSCOPE”-pagina.
Tik
Maat
Tel
1) Laad de song waarin u tempowijzigingen wilt aanbrengen.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgen sop [F4
(MICRO)] om naar de “Microscope”-pagina te
gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om het tempospoor te
selecteren.
Tempo
43
MC-80 Handleiding
Opmerking:
lend het Tempo-spoor en het Beat-spoor.
Met de [TEMPO/BEAT]-knop kiest u afwisse-
4) Plaats de cursor op de maat, tik of tel-waarde.
5) Kies met het [VALUE]-wiel de plaats waarop u de
tempowijziging wilt invoeren.
6) Druk op [F1 (CREATE)].
7) Plaats de cursor op de tempowaarde en kies het
gewenste tempo.
Opmerking:
“Weergavetempo wijzigen” hierboven) voor een song waarin
tempowijzigingen zijn aangebracht, dan worden alle tempo’s
in de song relatief verhoogd of verlaagd. Bv.: als u in een song
met de tempo’s 90 en 110 het globale tempo met “10” verhoogt worden de nieuwe tempo’s 100 en 120.
Opmerking:
volgen steeds het tempo van de song waarin ze zich bevinden.
Opmerking:
ziet u steeds het standaardtempo van de song. Dit is dus het
tempo dat wordt gekozen wanneer u in de TEMPO-pagina
op [F6 (RESET)] drukt.
Opmerking:
realtime kunt opnemen.
Als u een nieuwe globaal tempo kiest (zie
Patterns hebben geen eigen Tempo-spoor. Ze
Op de positie 1-1-0 van de Microscope-pagina
Op blz. 55 leest u hoe u tempowijzigingen in
2) Zorg dat de weergave gestopt is (tijdens de weergave kunt de MIDI Update-functie niet gebruiken).
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PLAY].
Het display beeldt even “MIDI UPDATE…” af en
vervolgens “Completed”. Daarmee geeft het aan dat
alle “overgeslagen” commando’s inmiddels naar de
klankmodules zijn gezonden.
5.4 Transponeren tijdens de weer-
gave (Realtime Transpose)
Transponeren
De MC-80 laat toe een andere toonaard te kiezen
zonder de weergave te stoppen. Dat is bijvoorbeeld
handig als de zanger(es) die u begeleidt even enkele
toonaarden wilt laten langskomen tot hij/zij de juiste
heeft gevonden.
■
Tempowijzigingen tijdelijk opheffen
U kunt het tempospoor even uitschakelen als u de
song zonder tempowijzigingen wilt horen.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAYpagina te gaan.
2) Zorg dat de weergave gestopt is (tijdens de weergave kunt het tempospoor niet uitschakelen).
3) Druk op [TEMPO/BEAT] (de indicator dooft).
Om het tempospoor weer in te schakelen drukt u
nogmaals op [TEMPO/BEAT] (de indicator licht
op).
Weergave na het begin van de song
starten (MIDI Update)
Naast nootinformatie bevat een song uiteraard nog
heel wat andere MIDI-commando’s, bv. pitchbends, klankkeuzes, enz. Als u de weergave ergens in
het midden van een song start (door eerst vooruit of
terug te spoelen) worden waarschijnlijk een aantal
van die commando’s overgeslagen. U hoort dan misschien foute klanken, of de toonhoogte klopt niet,
enz.
De MIDI Update-functie van de MC-80 gaat even
kijken welke commando’s er vanaf het begin van de
song tot aan de plaats waar u de weergave start zijn
overgeslagen en stuurt deze commando’s alsnog
naar de klankmodules.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAYpagina te gaan.
1) Druk op [TRANSPOSE] om naar de “TRANSPOSE”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op het “Value”-veld.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste transpositie (-24~+24”.
Iedere stap staat voor een halve toon. “+2” betekent
dus een toon hoger; “-3” is anderhalve toon lager.
Opmerking:
opnieuw “0” (geen transpositie).
Door op [F6(CENTER)] te drukken kiest u
4) Druk op [EXIT] zodra u de nodige instellingen
hebt gemaakt. U keert dan terug naar de vorige
pagina.
Als u liever transponeert door meteen een nieuwe
toonaard te specifiëren, dan moet u stap 1~3 hierboven vervangen door het onderstaande trio:
1) Druk op [TRANSPOSE].
2) Plaats de cursor op het “Transpose”-veld.
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste transpositie (-24~+24”.
Wilt u bijvoorbeeld van C naar F transponeren, kies
dan “C1->F1” of “C2->F2”. In het “Value”-veld verschijnt dan automatisch “+5”.
Kanaal “vrijwaren” van transpositie
U kunt de transpositie voor ieder MIDI-kanaal apart
in- en uitschakelen. Dat laatste werd in de fabriek
44
Weergavefuncties
reeds gedaan voor kanaal 10, aangezien dat in de
regel voor drums en percussie dient. Zou u die transponeren, dan zou de basdrum bv. plots een hi-hat
worden enz., wat weinig nuttig lijkt.
In de onderstaande pagina kunt u zoals gezegd ook
voor andere kanalen de transpositie uitschakelen.
1) Druk op [TRANSPOSE] om naar de “TRANSPOSE”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op de “On/Off”-rij onder “Transpose Switch”.
3) Kies achtereenvolgens de kanalen 1~16 en schakel
met [INC/+][DEC/-] de transpositie in (❍) of uit
(_).
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SONG
PLAY-pagina.
5.5 Song laten “uitfaden”
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F1
(SETUP)] om naar de “SONG INFO”-pagina te
gaan.
2) Plaats de cursor op “Fade out time”.
3) Stel de gewenste duur (1~30) voor de fade-out in.
4) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SONG
PLAY-pagina.
Opmerking:
songs die zich in het interne geheugen bevinden (zie blz. 41).
Hij werkt dus niet in Quick Play.
Deze parameter kunt u enkel instellen voor
5.6 Herhaalde weergave (Repeat)
Met de hieronder beschreven functie kunt u de volledige song, of een deel ervan, herhaald weergeven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Ook deze functie werkt enkel voor songs die zich in
het interne geheugen bevinden. Indien nodig moet
u de song dus eerst laden (zie blz. 92).
Opmerking:
ingestelde herhaling ook bewaren, zodat ze bij de volgende
weergave automatisch wordt uitgevoerd.
Voor songs in het MC-80 formaat kunt u de
Heel wat professionele opnames eindigen met een
“fade-out”, waarbij het volume geleidelijk daalt. De
MC-80 biedt een functie waarmee u een song op
deze manier kunt laten eindigen.
1) Start de weergave van de song.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [END].
Het volume daalt geleidelijk, tot u niets meer hoort.
Tijdens de fade-out kunt u enkel de [STOP]-knop
gebruiken.
3) Druk, zodra u niets meer hoort, op [STOP] om de
weergave te stoppen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [END] om
opnieuw het originele volume te kiezen.
Opmerking:
drukt wordt het originele volume herstel.d.
Opmerking:
volume herstel.d.
Opmerking:
aangesloten klankmodule “Master Volume”-commando’s
herkent. Dit commando hoort thuis onder de zgn. Universal
Realtime System Exclusive Messages.
■
Duur van de fade-out instellen
Ook als u op [TOP], [BWD], [FWD] of [END]
Als u een andere song kiest wordt het originele
Deze functie werkt enkel op voorwaarde dat de
Volg de onderstaande stappen als u de duur van de
fade-out wilt aanpassen.
3) Plaats de cursor op “Repeat” en kies het gewenste
aantal herhalingen.
1~99
OFF
De song of het fragment wordt het gespecifieerde aantal keren herhaald.
De song wordt eindeloos herhaald, tot u
“OFF” kiest.
4) Plaats de cursor op “a” (zie bovenstaande afbeelding) en kies het begin van het te herhalen fragment.
5) Plaats de cursor op “b” (zie bovenstaande afbeelding) en kies het einde van het te herhalen fragment.
Voor “a” en “b” kunt u enkel maten en tellen specifiëren.
6) Druk op [REPEAT] (de indicator licht op).
7) Druk op [PLAY] om de weergave te starten. Het
gespecifieerde fragment wordt hierbij herhaald.
Opmerking:
ken maakt u een einde aan de herhaalde weergave. Aanpassen van andere Repeat-parameters gaat enkel indien u de
weergave stopt.
Door tijdens de weergave op [REPEAT] te druk-
a
b
45
MC-80 Handleiding
Opmerking:
u de song opslaat in het MC-80 formaat (dat is dus niet het
geval als u voor het SMF-formaat opteert).
Opmerking:
volledige song herhalen. Hebt u echter eerder een te herhalen
fragment gespecifieerd en samen met de song (in MC-80 formaat) opgeslagen, dan wordt dat fragment ook tijdens Quick
Play herhaald. Wilt u een nieuw fragment specifiëren, dan
moet u de song eerst in het interne geheugen laden (druk hiervoor op [F6 (LOAD)].
De Repeat-instellingen worden mee bewaard als
Tijdens Quick Play-weergave kunt u enkel de
Opmerking:
staande functies niet voor sporen, maar voor individuele
MIDI-kanalen.
Opmerking:
alle spoorknoppen op, ongeacht of u ze had in- of uitgeschakeld. Deze knoppen dienen in dit geval om individuele MIDIkanalen in of uit te schakelen. Op blz. 93 leest u trouwens hoe
u de individuele partijen van zo’n SMF over verschillende
sporen kunt uitsplitsen.
Sporen uitschakelen (Track Mute)
Om de weergave van individuele sporen uit te scha-
5.7 Volgende song “klaarzetten”
kelen gaat u als volgt te werk:
(Next Song)
Tijdens de weergave van een song kunt u reeds kiezen wat de volgende song gaat worden.
1) Druk tijdens de weergave van een song op
[SELECT] om naar de “SELECT”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op de song die u hierna wilt weergeven.
3) Druk op [ENTER].
De naam van de geselecteerde song verschijnt in het
“Next”-veld.
1) Druk op TRACK [1]~[16]. De indicators van sporen die u op deze manier uitschakelt beginnen te
knipperen.
2) Druk nogmaals op de knop van een “knipperend”
spoor als u de weergave opnieuw wilt inschakelen.
Opmerking:
bevatten geen data.
Opmerking:
den als u de song opslaat in het MC-80 formaat. Dat is niet
het geval indien u opteert voor het SMF formaat.
Bij de weergave van Patterns gelden boven-
Als u SMF Formaat 0-songs weergeeft lichten
Sporen waarvan de indicators niet oplichten
De aan/uit-status van de sporen wordt onthou-
Opmerking:
weergave maken.
Opmerking:
op.
Opmerking:
dan stopt de weergave van de huidige song en wordt meteen
de nieuwe song gestart. Dit heeft dan ook niets meer met preselectie te maken, maar is de normale manier om een nieuwe
song te selecteren.
Een dergelijke preselectie kunt u enkel tijdens de
Door op [EXIT] te drukken heft u de preselectie
Als u op [PLAY] drukt in plaats van [ENTER],
5.8 Sporen in- en uitschakelen
U kunt voor ieder spoor de weergave in- en uitschakelen (Track Mute). Verder kunt u ieder gewenst
spoor in isolatie beluisteren (Solo) en de bekende
Roland “Minus One”-functie gebruiken (waarbij u
één spoor uitschakelt en vervangt door wat u zelf
speelt). Hieronder bekijken we al deze mogelijkheden in detail.
Spoor geïsoleerd beluisteren (Solo)
“Solo” schakelt de weergave van alle sporen uit,
behalve van het spoor dat u selecteert. Deze functie
kan bijvoorbeeld handig zijn als u in een arrangement een partij hoort maar niet zeker bent door welk
spoor die wordt weergeven: u soleert dan gewoon
spoor voor spoor tot u de partij hebt gevonden.
1) Druk op [SOLO] (de indicator licht op).
2) Druk vervolgens op de knop van het spoor
(TRACK [1]~[16]) dat u apart wilt beluisteren.
U hoort nu enkel het spoor waarvan u de knop hebt
ingedrukt. Druk nogmaals op [SOLO] als u opnieuw
de overige sporen wilt horen.
46
Weergavefuncties
Eén spoor uitschakelen (Minus One)
Met deze functie schakelt u de weergave van één
spoor tijdelijk uit, zodat u hier zelf een partij voor in
de plaats kunt spelen.
1) Druk op [MINUS ONE] (de indicator licht op).
2) Druk vervolgens op de knop van het spoor
(TRACK [1]~[16]) dat u wilt uitschakelen.
Druk nogmaals op [MINUS ONE] om de functie te
verlaten (het spoor wordt dan opnieuw ingeschakeld).
5.9 Naar een gemarkeerde positie
4) Zodra het punt dat u wilt markeren voorbijkomt
drukt u op een MARK JUMP-knop [1]~[4] waarvan de indicator nog niet oplicht.
De indicator van de knop licht nu op om aan te
geven dat de positie werd vastgelegd.
5) Door op een MARK JUMP-knop waarvan de indicator oplicht te drukken kunt u nu naar de positie
springen die onder die knop is vastgelegd.
Opmerking:
Mark Jump-functie niet gebruiken.
Opmerking:
sen en er naartoe springen.
Marker wissen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de MARK
JUMP-knop van de Marker die u wilt wissen.
De indicator van de knop dooft om aan te geven dat
de Marker werd gewist.
Opmerking:
[SHIFT] ingedrukt te houden en nogmaals op de Markerknop te drukken.
springen (Mark Jump)
Tijdens Quick Play of Chain Play kunt u de
Ook bij gestopte weergave kunt u Markers plaat-
U kunt de gewiste Marker nog herstellen door
Markers zijn merktekens die u aan iedere gewenste
positie in een song (bijvoorbeeld het begin van strofe, refrein, enz.) kunt toekennen. De Jump-functie
laat toe om met één knopdruk naar zo’n Marker te
springen. Met “positie” bedoelen we een combinatie
van maat en tel, tikken kunt u in dit geval niet specifiëren. Bovendien kunt u enkel Markers plaatsen in
Songs, niet in Patterns.
Marker plaatsen en er naartoe springen
De MC-80 kan vier Markers onthouden. Elke Marker heeft een eigen MARK JUMP-knop (1~4).
Knoppen waarvan de indicator oplicht bevatten
reeds een Marker. Voor de onderstaande werkwijze
moet u dus een knop kiezen waarvan de indicator
nog niet oplicht.
Marker verplaatsen
Ga als volgt te werk indien u een reeds gedefinieerde
Marker wilt verplaatsen.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervolgens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u
drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP
SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de
coördinaten van de vier markers afgebeeld.
Mark-nummer
Maat - Tik - Tel
Uren, minuten, seconden, frames (enkel in het display)
2) Plaats de cursor achtereenvolgens op de coördinaten van de Marker die u wilt verplaatsen en voer
met het [VALUE]-wiel of [INC/+][DEC/-] de
gewenste waarde in.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG
PLAY”-pagina te gaan.
2) Laad de song waarin u Markers wilt plaatsen (zie
blz. 92).
3) Start de weergave van de song.
Markers automatisch op de juiste
plaats zetten
Tijdens de weergave moet u uiteraard al nauw mikken om een Marker precies aan het begin van een
maat te plaatsen. Lukt dat niet zo goed, dan raden we
u aan de “Mark Set Timing”-functie te activeren.
47
MC-80 Handleiding
Deze plaats Markers automatisch op de dichtstbijzijnde maat of tel.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol-
gens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u
drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP
SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de
coördinaten van de vier markers afgebeeld.
2) Plaats de cursor op “Mark Set Timing”.
3) Kies de gewenste optie:
At Beat
At Bar Line
De marker wordt op de dichtstbijzijnde
tel geplaatst.
De marker wordt op de dichtstbijzijnde
maatgrens geplaatst.
“Muzikaal” springen
Deze functie zorgt het fragment waarnaar u met de
MARK JUMP-knoppen springt automatisch op de
dichtstbijzijnde maat of tel terechtkomt. Op die
manier blijft de muziek steeds “in de maat” en lijkt
het niet alsof de sequencer zich verslikt.
1) Druk op [TOOLS] (de indicator licht op) en vervol-
gens op MARK JUMP [1]~[4].
Het maakt niet uit op welke van de vier knoppen u
drukt, u komt in alle gevallen op de “MARK JUMP
SETUP”-pagina terecht. In deze pagina worden de
coördinaten van de vier markers afgebeeld.
2) Plaats de cursor op “Mark Jump Timing”.
3) Kies de gewenste optie:
At Beat
At Bar Line
De weergave van het gemarkeerde fragment begint vanaf de volgende tel.
De weergave van het gemarkeerde fragment begint vanaf de volgende maat.
Volgorde vastleggen
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [CHAIN PLAY].
3) Druk op [F6 (EDIT)] om naar de “CHAIN EDIT”pagina te gaan.
4) Plaats de cursor daar waar u een song wilt toevoegen.
5) Druk op [F3 (INSERT)] of op [SELECT] om naar de
“SONG SELECT”-pagina te gaan.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop de
gewenste song zich bevindt.
7) Bevindt de song zich in een folder, plaats de cursor
dan op de betreffende folder en druk op [F3
(OPEN)] om de inhoud van de folder af te beelden.
8) Plaats de cursor op de gewenste song.
9) Druk op [ENTER] om de song toe te voegen aan de
Chain.
Tijdens het samenstellen van een Chain kunt u met
de [F1], [F4], [F5] en [F6] knoppen een aantal handige functies aanspreken:
Hiermee roept u informatie op
over de song waarop de cursor zich
F1 (INFO)
F4 (DELETE)
F5 (CLEAR ALL)
F6 (WAIT)
In de “CHAIN SONG SELECT”-pagina zijn de volgende functieknoppen vermeldenswaard:
bevindt. “FD:\LIVE” wilt bijvoorbeeld zeggen dat de song zich in de
“LIVE”-folder op de diskette
bevindt.
Hiermee wist u de song waarop de
cursor zich bevindt.
Hiermee wist u alle songs uit de
Chain, zodat u overnieuw kunt
beginnen.
Hiermee last u een pauze in na de
weergave van de song waarop de
cursor zich bevindt.
(Deze functie doet hetzelfde als [F2
(WAIT)] in de CHAIN PLAYpagina.)
5.10 Ononderbroken weergave
van songs (Chain Play)
Net zoals de “Program”-functie op uw CD-speler
laat Chain Play toe de weergavevolgorde van de
songs vast te leggen en ze dan – ononderbroken – van
diskette weer te geven. Van diskette, dat betekent at
Chain Play enkel in Quick Play werkt.
48
Chains weergeven
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Maak een nieuwe Chain (zie hierboven) of laad een
Als u hierop drukt kunt u de songs
F2 (SORT)
F3 (VIEW SW) Hiermee kiest u het display-type.
F6 (ADD ALL)
naar keuze volgens song naam of
bestandsnaam ordenen.
Hiermee voegt u alle songs binnen de
geselecteerde folder toe aan de Chain.
Chain die u reeds eerder had gemaakt.
Weergavefuncties
3) Kies met het [VALUE]-wiel de song waarmee u de
weergave wilt laten beginnen.
4) Druk op [PLAY] om de weergave van de Chain te
starten.
In de Chain Play-pagina hebben de functieknoppen
[F1]~[F5] de volgende functies:
Bij gestopte weergave kunt u
F1 (CHAINTOP)
F2 (WAIT)
F3 (ALL RPT)
F4 (LOAD CHN)Hiermee laad u een Chain.
F5 (SAVE CHN)Hiermee bewaart u een Chain.
Opmerking:
Chain-bestand dat alle demosongs voor de VE-GS Pro of de
SC-88 Pro in volgorde weergeeft.
Op de bijgeleverde demodiskette vindt u een
hiermee naar de eerste song in de
Chain springen.
Na de weergave van de huidige
song wordt de Chain onderbroken tot u op [PLAY] drukt.
Hiermee herhaalt u de Chain
vanaf de eerste song.
De Chain onthoudt de diskettes of folder waarin de
songs zich bevinden. Correcte weergave van een
Chain is dus enkel mogelijk wanneer de songs zich
nog op hun oorspronkelijk plaats bevinden.
Chains bewaren
Om uw zelfgemaakte Chain op diskette te bewaren
doet u het volgende:
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F5 (SAVE CHN)].
Opmerking:
play “Chain Empty!” af.
Bevat de Chain geen songs, dan beeldt het dis-
U komt nu terecht in een venster waarin u de Chain
een naam kunt geven. Kies met de cursorknoppen en
het [VALUE]-wiel de gewenste naam.
3) Zodra u de gewenste naam hebt gespecifieerd mag
u op [F6 (OK)] drukken.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop u de
Chain wilt bewaren.
5) Wilt u de Chain in een folder opslaan, plaats dan de
cursor op de gewenste folder en druk op [F5
(OPEN)] om deze te openen.
6) Druk op [F6 (SAVE)] om de Chain te bewaren.
Chains laden
Zo laadt u een Chain van diskette:
3) Kies met het [VALUE]-wiel de gewenste Chain.
4) Druk op [F6 (LOAD)] om de Chain te laden.
Opmerking:
eens uitproberen op het “VE-GSPRO.SVC”-bestand op de
demodiskette.
De bovenstaande werkwijze kunt u bijvoorbeeld
Plaats opzoeken van songs in een
Chain
Zo kunt u kijken op welke diskette en/of in welke folder een song uit een Chain zich bevindt.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F6 (EDIT)].
3) Druk op [F3 (INFO)] om naar de “CHAIN INFO”pagina te gaan.
4) Kies met het [VALUE]-wiel de song waarover u
meer informatie wilt. Die informatie wordt
prompt afgebeeld.
5) Druk op [F6 (OK)] als u genoeg hebt gezien.
6) Druk herhaaldelijk op [EXIT] om terug te keren
naar de “CHAIN PLAY”-pagina.
Volgorde van songs in een Chain wijzigen
In een bestaande Chain kunt u alsnog de volgorde
van de songs wijzigen.
1) Maak een nieuwe Chain (zie hierboven) of laad een
Chain die u reeds eerder had gemaakt.
2) Druk op [CHAIN PLAY] en vervolgens op [F6
(EDIT)] om naar de “CHAIN EDIT”-pagina te
gaan.
3) Plaats de cursor op de song die u wilt verplaatsen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met het [VALUE]wiel de nieuwe plaats voor die song.
5.11 Song Info
Op de volgende manier roept u een tekstblokje te
voorschijn met daarin de naam van de song, informatie over het auteursrecht, en de totale speelduur.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op {F1
(SETUP)] om naar de SONG INFO-pagina te gaan.
2) Als u genoeg gezien hebt kunt u op [EXIT] drukken
om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F4 (LOAD CHN)] om naar de “LOAD
CHAIN”-pagina te gaan.
49
MC-80 Handleiding
Opnamefuncties
6.
6.1 Basisinstellingen
Metronoominstellingen
Zie “Metronoominstellingen” op blz. 40.
Overzicht van de sporen
Zie “Overzicht van de sporen” op blz. 40.
6.2 Opname voorbereiden
Waarschijnlijk wilt u noten spelen of stapsgewijs
invoeren met een MIDI-klavier. Dat moet u dan om
te beginnen even aansluiten. Hoe dat in zijn werk
gaat kunt u nalezen op blz. 14.
Song Initialize
Als er reeds een song in de MC-80 is geladen moet u
die eerst “leeg” maken, zodat u aan een nieuwe song
kunt beginnen. We noemen dit initialiseren.
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F4 (CLEAR)].
3) Kies de gewenste initialisatiemethode:
Maatsoort kiezen
Als u een song initialiseert of de MC-80 inschakelt
wordt automatisch de maatsoort 4/4 gekozen. Desgewenst kunt u op de volgende manier een andere
maatsoort kiezen.
Opmerking:
van de song kunt laten veranderen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F4
(Micro)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te
gaan.
2) Druk herhaaldelijk op [TEMPO/BEAT] om “Trk
Beat” te kiezen.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op teller (1~32)
en noemer (2, 4, 8, 16) en kies de gewenste maatsoort.
4) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
“SONG PLAY”-pagina.
Opmerking:
voor zorgen dat die dezelfde maatsoort hebben als de song
waarin ze thuishoren. Heeft de Pattern namelijk een andere
maatsoort, dan krijgt die voorrang op de maatsoort van de
song, en dan klinkt niet altijd even fraai…
Op blz. 72 leest u hoe u de maatsoort in de loop
Als u Patterns in een song gebruikt kunt u er best
1 NEW SONG
2 GM SETUP
3 GS SETUP
4 Demo for GS Pro
4) Druk op [F6 (SELECT)].
5) Het display vraagt naar bevestiging.
6) Druk op [F6 (CLEAR)] om de initialisatie uit te
voeren.
50
U vertrekt van een volledig lege
song.
Bij de initialisatie worden reeds
de GM-standaardinstellingen
aangemaakt.
Bij de initialisatie worden reeds
de GS-standaardinstellingen
aangemaakt.
De demosong voor de VE-GS
Pro wordt geladen.
Aftel voor de opname
Als de partij die u wilt opnemen vanaf maat 1 begint
hoort u waarschijnlijk graag een aftel, zodat u weet
wanneer u moet beginnen spelen.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [REC] om naar de “REC STANDBY’-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor op “Count In”.
4) Kies de gewenste aftel.
OFF
1 Meas
2 Meas
Wait Note
De opname begint op het moment dat u
op [PLAY] drukt.
De metronoom telt 1 maat af voor het
begin van de opname.
De metronoom telt 2 maten af voor het
begin van de opname.
De opname begint zodra u een noot op het
klavier speelt of een pedaal indrukt.
Opnamefuncties
5) Druk op [PLAY] op de opname te starten.
MIDI-kanaal voor opname specifiëren
Als u de fabrieksinstellingen ongemoeid laat neemt
spoor 1 op via MIDI-kanaal 1, spoor 2 via MIDIkanaal 2, enz. Het staat u echter vrij om andere kanalen te kiezen.
Opmerking:
nomen data. Na de opname kunt u de kanaaltoewijzing dan
ook niet meer wijzigen.
Opmerking:
met de song opgeslagen.
Het MIDI-kanaal maakt deel uit van de opge-
De toewijzing van opnamekanalen wordt samen
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F6
(TRK INFO)] om naar de “TRACK INFO”-pagina
te gaan.
2) Plaats de cursor in de “Ch”-kolom van het spoor
dat u op een ander kanaal wilt laten opnemen.
3) Kies het gewenste kanaal.
Als u “Ch 1”~”Ch 16” kiest plaatst het betreffende
spoor alle opgenomen data op het gekozen kanaal.
Bijvoorbeeld: u kiest voor spoor 1 het MIDI-kanaal 3
en maakt een opname met een multitimbraal keyboard dat tegelijk op kanaal 4 en 5 zendt. Alle noten
die u op dat keyboard speelt komen op MIDI-kanaal
3 terecht. Wilt u dat de aparte informatie voor kanaal
4 en 5 behouden blijft, kies dan “ALL” in de “Ch”kolom. In dat gevallen neemt het betreffende spoor
informatie voor alle MIDI-kanalen op. In het voorbeeld van daarnet bevat spoor 1 dan data voor MIDIkanaal 4 en 5.
Opmerking:
ben gewerkt hebben waarschijnlijk al gemerkt dat de “ALL”optie in feite het opnamegedrag van deze illustere telg van het
MC-geslacht emuleert.
Opmerking:
staande pagina krijgt u dan ook niet te zien als u met Patterns
werkt. Wanneer een Pattern in opname-pauze staat kunt u
wél kiezen welke MIDI-kanalen al dan niet worden opgenomen.
Voor mensen die nog met een MC-50mkII heb-
Patterns bestaan uit slechts één spoor. De boven-
6.3 Opnemen terwijl u speelt
(Realtime)
Realtime opnemen wilt zeggen dat de MC-80 alles
precies onthoudt zoals u het speelt, inclusief de
bewegingen die u uitvoert met speelhulpen (pitchbend hendel, enz.).
Laten we eerst even overlopen welke parameters u
kunt instellen voor u aan zo’n opname begint.
Realtime-opnameparameters
Al deze parameters vindt u terug in de REC STANDBY-pagina, die u bereikt door achtereenvolgens te
drukken op [SEQUENCER], [REC] en tenslotte op
de TRACK-knop van het spoor waarop u wilt opnemen.
Track
Hiermee kiest u het spoor waarop u wilt opnemen.
Eens u de cursor op dit veld hebt geplaatst kunt u
met [SHIFT]+TRACK [1]~[16] knoppen het
gewenste spoor kiezen. Wilt u in een Pattern opnemen, druk dan op [PATTERN] en kies vervolgens
met het [VALUE]-wiel het gewenste Pattern.
Count In
Hiermee bepaalt u welke aftel u voor het begin van
de opname wilt horen.
OFF
1 Meas
2 Meas
Wait Note
Rec Mode
Hiermee kiest u de gewenste opnamemethode:
Replace
Mix
De opname begint op het moment dat u
op [PLAY] drukt.
De metronoom telt 1 maat af voor het
begin van de opname.
De metronoom telt 2 maten af voor het
begin van de opname.
De opname begint zodra u een noot op het
klavier speelt of een pedaal indrukt.
Bij deze methode worden aanwezige data op
een spoor gewist wanneer u er nieuwe data
over opneemt. Dit is de aangewezen k euze als
u foutjes wilt corrigeren of als de eerste
opname u gewoonweg niet bevalt.
Dit is de meest gangbare opnamemethode.
Hierbij worden nieuwe opnames bij de
bestaande data op een spoor gevoegd. Deze
werkwijze kunt u bijvoorbeeld gebruiken om
een drumpartij op te bouwen, waarbij u eerst
de basdrum speelt, vervolgens de snare, enz.
Of wat dacht u van een strijkje waarbij u
eerst de cello’s speelt, dan de altviolen, enz.
Nog leuker wordt het wanneer u bij deze
methode de Loop-functie activeert.
51
MC-80 Handleiding
Measure
Hiermee bepaalt u vanaf welke maat u wilt beginnen
opnemen.
Beat
Hiermee wordt de gekozen maatsoort aangeduid.
Die kunt u hier niet instellen, daarvoor moet u naar
de “MICROSCOPE”-pagina (zie blz. 72).
Ch
Hiermee bepaalt u op welk MIDI-kanaal dit spoor
opneemt. Bij Songs kunt u voor ieder spoor het
gewenste kanaal kiezen; Patterns gebruiken slechts
één spoor, dus kunt u ook maar één kanaal kiezen.
Tempo
Hiermee kiest u het tempo.
Loop/Punch
Hieronder zijn een aantal opties gegroepeerd met
betrekking tot Loop-opnames en Punch-In/Out.
Loop wilt zeggen dat u een start- en eindpunt definieert, waartussen ononderbroken wordt opgenomen.
Bij iedere herhaling kunt u nieuwe partijen toevoegen. Bij Punch-In/Out definieert u ook een start- en
een eindpunt, alleen wordt er in dit geval niets herhaald, maar wordt er bij het startpunt automatisch in
opname gegaan en bij het eindpunt automatisch uit
opname.
Dit zijn de mogelijke opties:
OFFEr wordt geen Loop gebruikt.
De Loop bevindt zich tussen het
start- en eindpunt dat u hebt
Loop(POINT)
Loop(1 Meas)
Loop(2 Meas)
Loop(4 Meas)
Loop(8 Meas)
Loop(16 Meas)
Loop(ALL)De volledige song wordt geloopt.
gedefinieerd. Die punten worden
ook afgebeeld. Plaats de cursor
erop als u ze wilt wijzigen.
De eerste maat vanaf het begin
van de opname wordt geloopt.
De eerste twee maten vanaf het
begin van de opname wordt
geloopt.
De eerste vier maten vanaf het
begin van de opname wordt
geloopt.
De eerste acht maten vanaf het
begin van de opname wordt
geloopt.
De eerste zestien maten vanaf het
begin van de opname wordt
geloopt.
Hierbij legt u de Punch-punten
van tevoren vast. De MC-80 gaat
Auto Punch In
Manual Punch In
dan automatisch in opname
zodra het Punch In punt wordt
bereikt.
Hierbij drukt u een knop of een
pedaal in om afwisselend in en
uit opname te gaan.
Loop
Hiermee specifieert u de omvang van de loop in
maten en tellen (tikken kunt u niet specifiëren). De
bovenste coördinaat bepaalt het startpunt, de onderste het eindpunt. Deze coördinaten kunt u logischerwijze enkel instellen indien u “Loop (Point)” of
“Auto Punch In” hebt geselecteerd. De minimumomvang van een loop is één maat.
Tempo Rec
Schakel deze optie in als u tijdens het spelen tempowijzigingen wilt opnemen op het tempospoor. Door
achtereenvolgens op [SEQUENCER], [F4
(MICRO)] en [TEMPO/PATTERN] te drukken gaat
u naar de “TEMPO TRACK”-pagina, waarin u de
opgenomen tempo-informatie kunt bekijken.
Qntz (Quantize)
De Quantize-functie is een timing-correctie die de
noten die u speelt automatisch op hun mathematisch juiste positie plaatst (Grid Quantize) of uw partij van een bepaalde feel voorziet (Shuffle Quantize).
Let wel: we hebben het hier over quantiseren tijdens
de opname. De correcties die hier worden uitgevoerd
zijn dus onherroepelijk. Niets belet u om zonder
quantisering op te nemen en achteraf met deze functie te experimenteren (zie blz. 83).
Dit zijn de beschikbare opties bij opname:
OFF
Grid
Shuffle
Voor beide quantiseringstypes kunt u nog een aantal
gedetailleerde parameters instellen:
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [REC]
om naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met TRACK [1]~
[16] het spoor waarop u wilt opnemen.
Opmerking:
[PATTERN] en kies met het [VALUE]-wiel het gewenste
Pattern. Door de cursor op “Ch” te plaatsen kunt u ook nog
het MIDI-kanaal specifiëren waarop het Pattern opneemt.
Er wordt niet gequantiseerd tijdens de
opname.
Tijdens de opname wordt Grid Quantize
gebruikt.
Tijdens de opname wordt Shuffle Quantize
gebruikt.
Wilt u een Pattern opnemen, druk dan op
52
Opnamefuncties
3) Kies de gewenste quantize-optie.
Voor Grid kunt u de volgende parameters instellen:
Reso: Hiermee kiest u de resolutie. Kiest u bijvoorbeeld 1/8, dan worden alle noten naar de dichtstbijzijnde achtste nootwaarde verplaatst. Als vuistregel
mag u er van uitgaan dat de resolutie niet groter mag
zijn dan de kleinste nootwaarde in de partij die u
speelt. Speelt u bv. veel zestiende noten kies dan 1/16.
Str (Strength): Hiermee bepaalt u de mate waarin de
timing van de noten wordt gecorrigeerd. Kiest u
100%, dan wordt het begin van de noot exact op de
dichtstbijzijnde nootwaarde (afhankelijk van uw
keuze voor Reso) geplaatst. Mindere procenten trekken de noot “in de juiste richting”, zonder ze perfect
juist te plaatsen, wat soms een natuurlijker klinkend
resultaat kan opleveren.
Voor Shuffle kunt u de volgende parameters instellen:
Realtime opnemen
Nu we alle voorbereidende instellingen hebben
gemaakt kunnen we ons aan de eerste “realtime”
opname wagen.
1) Druk op [SEQUENCER].
Vergeet niet Song Initialize (zie blz. 50) te gebruiken
als u een nieuwe song wilt beginnen, of de gewenste
song te kiezen als u opnames aan een bestaande song
wilt toevoegen.
Wilt u een Pattern opnemen, druk dan op [Pattern],
plaats de cursor op het gewenste Pattern-nummer,
en druk op [ENTER].
2) Druk op [REC] om naar de “REC STANDY”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor op “Track”, houd [SHIFT] ingedrukt en kies met TRACK [1]~[16] het spoor waarop u wilt opnemen (gaat het om een Pattern, kies
dan voor “Ch” het MIDI-kanaal waarop u wilt
opnemen). De indicator van het gekozen spoor
licht op.
4) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
De [REC]-indicator licht op. Bovendien knippert de
BEAT-indicator (rood op de eerste tel, groen op de
overige tellen).
5) Druk op [STOP] zodra u klaar bent met opnemen.
Auto Punch In
Zoals gezegd bakent u bij deze manier van “inprikken” van tevoren waar u in en uit opname wilt gaan.
Wilt u bijvoorbeeld maat 1~16 van een song weergeven, maar enkel maat 5 opnemen, kiezen dan de
prikpunten “5-01-000~6-01-000”.
1) Volg stap 1~2 uit de werkwijze van hierboven om
naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Loop/Punch” en kies “Auto
Punch In”.
3) Specifieer begin (a) en einde (b) van de punch.
Reso: Zie hierboven, alleen zijn hier enkel de opties 1/
8 en 1/16 beschikbaar.
Rate: Hiermee bepaalt u volgens welke verhoudingen
de afstand tussen de noten wordt bepaald, m.a.w.
hoe de groove wordt gemaakt. Kiest u “50%”, dan
zijn de eerste en derde tel van de maat exact even ver
verwijderd van de tweede als van de vierde tel. Als u
andere percentages kiest worden deze afstanden onevenredig, waardoor de shuffle-feel ontstaat.
4) Ga naar een maat die zich vóór het “a”-punt
bevindt en druk op [PLAY].
Zodra het punt “a” voorbijkomt gaat de MC-80 in
opname. Bij punt “b” gaat hij weer uit opname.
5) Druk op [STOP] zodra u klaar bent met opnemen.
Manual Punch In
Bij deze manier van inprikken gebruikt u een knop of
een pedaal om in en uit opname te gaan. Opteert u
53
a
b
MC-80 Handleiding
voor een pedaal, lees dan eerst de instructies op
blz. 102 omtrent het gebruik van pedalen.
1) Volg stap 1~2 uit de werkwijze van hierboven om
naar de “REC STANDBY”-pagina te gaan.
2) Plaats de cursor op “Loop/Punch” en kies “Manual
Punch In”.
3) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
4) Druk, op de plaats waar u wilt beginnen opnemen,
op [F6 (PUNCH IN)].
Rechtsboven in het display verschijnt “REC●” om
aan te geven dat de MC-80 intussen opneemt.
5) Druk nogmaals op [F6 (PUNCH IN)] op het
moment dat u uit opname wilt gaan.
Het staat u vrij om verderop in de weergave nog
meedere keren in te prikken, telkens met de [F6}knop.
Tijdens de opname naar een ander
spoor gaan
U kent dat waarschijnlijk wel: u begint met een eenvoudig drumpatroontje en plots slaat de inspiratie
toe, u hoort meteen passende partijen voor bas, piano, percussie, enz. in uw hoofd en u wilt die zo snel
mogelijk opnemen. Voor dergelijke momenten biedt
de MC-80 een interessante opnamemethode – we
noemen ze Nonstop Loop Recording. Het komt er op
neer dat u opneemt in een lus (loop) en, zonder die
lus te onderbreken, vrij van spoor kunt wisselen. U
kunt dus binnen een fragment partij na partij toevoegen zonder de opname stil te leggen.
Opmerking:
tussen Patterns en Phrase Tracks wisselen.
Opmerking:
selt kan dat tot storingen in de weergave leiden.
Tijdens zo’n ononderbroken loop kunt u niet
Als u voortdurend snel na elkaar van spoor wis-
Om op deze manier op te nemen hoeft u geen speciale functie te activeren. Start gewoon een loop-opname (zie blz. 52) en kies met [SHIFT]+TRACK [1]~
[16] telkens het spoor waar u naartoe wilt gaan. Bij
de opname van Patterns kunt u geen sporen kiezen
(Patterns gebruiken slechts één spoor). Als u de cursor op “Ch” plaatst kunt u wel MIDI-kanalen kiezen.
Even uit opname gaan om te oefenen (Rehearsal-functie)
Stel dat u in het scenario van daarnet een drumpartij
hebt opgenomen, en daar nu een baslijn aan toe wilt
voegen. U wilt nog even experimenteren met partijen en klanken, maar u wilt de opname niet stoppen, want u zit nu net lekker “in de groove”. Door de
MC-80 in “Rehearsal” te schakelen kunt u blijven
spelen terwijl u de overige sporen hoort, maar er
wordt even niets opgenomen.
1) Druk tijdens de (Realtime) opname op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat
er op dat spoor even niets wordt opgenomen.
2) Druk nogmaals op [REC] als u opnieuw in opname
wilt gaan.
Data wissen tijdens het opnemen
Ook data wissen kan zonder dat u de Loop-opname
stopt. Hebt u bijvoorbeeld net een hi-hat ingespeeld
die niet zo geslaagd blijkt, dan kunt u die verwijderen
zonder de opname te stoppen en zonder de rest van
de drumpartij (die u wel bevalt) te beïnvloeden.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [REC].
2) Plaats de cursor op “Rec Mode” en kies hiervoor
“MIX”.
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en kies met TRACK [1]~
[16] het spoor waarop u data wilt wissen.
4) Druk op [PLAY].
5) Druk op [F6 (ERASE)] om naar de “REALTIME
ERASE”-pagina te gaan.
6) Wis de gewenste data. Dit kan op vier manieren:
•Wilt u enkel de noten wissen die met een bepaalde
toets werden gespeeld (denk bv. aan de hi-hat van
daarnet), houd dan die toets ingedrukt. Zolang u dit
doet worden alle noten voor die toets ingedrukt.
•Hetzelfde kunt u doen met een reeks toetsen door de
hoogste en laagste toets van de reeks ingedrukt te
houden.
•Zolang u [F4 (ALL NOTE)] ingedrukt houdt worden
alle noten van alle toetsen gewist.
•Wilt u niet enkel alle noten, maar ook alle overige
MIDI-commando’s wissen, houd dan [F5 (ALLEVENT)] ingedrukt (Pattern Call-commando’s worden hierdoor niet gewist).
7) Druk op [F6 (DONE)] om de REALTIME ERASEpagina te verlaten en terug te keren naar de opname.
Opmerking:
dat u in de TRACK INFO-pagina (zie blz. 40) hebt gekozen.
Hebt u “ALL” gekozen, dan wordt het kanaal waarop de data
werden gezonden gekozen.
Opmerking:
alle MIDI-kanalen gewist.
Opmerking:
bevindt kunt u geen ander spoor kiezen.
Data worden enkel gewist op het MIDI-kanaal
Werkt u met een Pattern, dan worden data voor
Zolang u zich in de REALTIME ERASE-pagina
54
Opnamefuncties
Tempowijzigingen opnemen
Net zoals u noten opneemt op de Phrase Tracks kunt
u tempowijzigingen in realtime opnemen op een
tempospoor. Dat is enkel mogelijk voor songs, niet
voor Patterns. Bovendien moeten de maten waarvoor u tempowijzigingen wilt opnemen ook noten
bevatten op andere sporen. Tempowijzigingen
opnemen in een “leeg” stukje song kan dus niet.
1) Laad de song waarin u tempowijzigingen wilt
opnemen (zie blz. 92).
2) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat
waarin de tempowijzigingen moeten beginnen.
3) Druk op [REC].
4) Plaats de cursor op “Tempo Rec” en kies “ON”.
5) Plaats de cursor op “Count In” en kies de gewenste
aftel (zie blz. 50).
6) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
7) Voer de gewenste tempowijzigingen uit.
U kunt nu op twee manieren werken: wilt u een plotse temposprong, kies dan met [INC/+][DEC/-] het
nieuwe tempo en druk op de plaats waar u het wilt
invoeren op [ENTER]. Geleidelijk versnellen of vertragen kan door aan het [VALUE]-wiel te draaien.
Tenslotte kunt u het nieuwe tempo ook invoeren
door op de TAP TEMPO-knop te tikken.
8) Druk op [STOP] om de opname te stoppen.
Opmerking:
wijzigingen kunt invoeren. Het kan echter ook iets preciezer,
in de MICROSCOPE-pagina. Zie blz. 43.
Hierboven hebt u gezien hoe u realtime tempo-
Opname wissen (Undo/Redo)
Vindt u het hele arrangement dat u zonet in realtime
hebt opgenomen eigenlijk maar niks, dan kunt u het
in één klap wissen door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [UNDO/REDO] te drukken. Door nogmaals op deze combinatie te drukken herstelt u de
zonet gewiste opname.
6.4 Stap voor stap opnemen
Op de voorgaande bladzijden hebben we ons beziggehouden met realtime opnemen. Dit is de meest
intuïtieve manier van opnemen, maar vereist tegelijk
enige speeltechnische vaardigheid. Alles wordt
immer exact opgenomen zoals u het speelt. Achteraf
kunt u weliswaar nog één en ander corrigeren, maar
voor bepaalde moeilijke of uiterst strakke partijen is
het misschien een beter idee om meteen voor stapsgewijze opname te opteren. Hierbij specifieert u voor
iedere noot apart de toonhoogte, duur, enz. Het
werkt wat omslachtiger, maar daar staat tegenover
dat u geen virtuoos op MIDI-klavier, -gitaar, -drum,
enz. hoeft te zijn om superstrakke partijen neer te
zetten.
Noten en rusten stapsgewijs invoeren
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Laad de song waarin u wilt opnemen (zie blz. 92).
3) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat
waarin u wilt beginnen opnemen.
4) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [REC] om
naar de “STEP REC”-pagina te gaan.
5) Plaats de cursor op “TRACK” en kies het spoor
waarop u wilt opnemen.
Misschien wilt u voor dat spoor meteen een ander
MIDI-kanaal kiezen; dat kunt u doen met de “Rec
Ch”-parameter.
6) Plaats de cursor op “Rec Mode” en kies de gewenste
opnamemethode.
7) Druk op [F6 (STEP REC)] om naar de “STEP REC”pagina te gaan.
8) Druk op [F1 (NOTE)].
9) Plaats de cursor op “Step Time” en kies de gewenste nootwaarde (hiervoor kunt u ook de cijferknoppen gebruiken).
10)Plaats de cursor op “Gate Ratio” en kies de gewenste duur.
Ratio betekent “verhouding”; deze waarde staat dan
ook voor een percentage van de zonet gekozen nootwaarde. Hoe lager deze waarde, hoe meer staccato de
noten klinken. Hogere waarden gaan meer richting
tenuto. Misschien zijn deze muziektermen u vreemd,
maar als u even experimenteert met enkel percentages hoort u meteen wat we bedoelen.
11)Plaats de cursor op “Velocity” en kies de gewenste
aanslagwaarde.
Als u “Real” kiest wordt gewoon de aanslagwaarde
gebruikt waarmee u zo meteen de toets indrukt. Wilt
u bv. dat alle noten precies even hard klinken, dan is
het waarschijnlijk handiger om hier een vaste waarde
(1~127) te specifiëren. Voor wie hier ook liever in
muziekjargon denkt de volgende vuistregel: 60=piano, 90=mf (mezzoforte) en 120=f (forte).
12)Druk op de toets van de noot die u wilt invoeren.
55
MC-80 Handleiding
In het display worden het MIDI-kanaal (Ch), de
nootnaam (Note), de aanslagwaarde (Vel) en de
duur (Gate) van de noot afgebeeld.
Wilt u een akkoord invoeren, druk dan alle noten
van het akkoord in. Om een rust in te voeren drukt u
op [F5 (Del)].
Hebt u geen MIDI-klavier aangesloten, kies dan het
gewenste nootnummer en druk op [ENTER]. Wilt u
u zonder klavier akkoorden invoeren, druk dan eerst
op [F6 (KEY HOLD)], specifieer de eerste noot van
het akkoord en druk op [ENTER]. Vervolgens specifeert u de tweede noot van het akkoord en drukt
nogmaals op [ENTER], enz. Alle noten die u op deze
manier invoert komen op dezelfde plaats terecht en
vormen dus een akkoord. Eens u de laatste noot van
het akkoord hebt ingevoerd drukt u nogmaals op [F6
(KEY HOLD)] om naar de volgende positie te gaan.
13)Zodra u alle toetsen hebt losgelaten of op [ENTER]
(en eventueel op [F6 (KEY HOLD)] hebt gedrukt
springt u automatisch naar de volgende noot, in
functie van de gekozen nootwaarde. Zo merkt u in
het onderstaande voorbeeld dat u op positie 1-2-0
(tweede tel van de eerste maat) terechtkomt. Dat is
logisch want hierboven hadden we de nootwaarde
1/4 gekozen.
14)Herhaal stap 8~12 voor de andere noten die u wilt
invoeren.
15)Is de partij volledig, druk dan op [EXIT] of [STOP]
om terug te keren naar de SONG PLAY-pagina.
Bijvoorbeeld: om een gepunte kwartnoot in te voeren begint u met een ongepunte kwartnoot. Daarna
kiest u een Step Time van 1/8 en drukt u op [F4
(Tie)].
Noten wissen
Door op [F3 (BACK DEL)] te drukken wist u de
voorgaande noot.
Patterns gebruiken in een song
In plaats van een noot kunt u ook een volledig Pattern op een “stap” plaatsen. In feite wordt dan niet
het volledige Pattern zelf, maar een zogenaamd Pat-tern Call Event ingevoerd. Een verwijzend commando dus, dat opdracht geeft om op die plaats het Pattern weer te geven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Plaats de cursor op “Measure” en kies de maat
waarin u wilt beginnen opnemen.
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [REC] om
naar de “STEP REC”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op “TRACK”, houd [SHIFT] ingedrukt en kies met de TRACK [1]~[16] knoppen het
spoor waarop u wilt opnemen.
5) Druk op [F2 (Pattern)].
6) Kies het nummer van het Pattern dat u wilt invoeren.
7) Druk op [F6 (Put Ptn)].
Het voornoemde Pattern Call-commando wordt nu
ingevoerd en u springt automatisch naar de volgende
positie, die evenveel maten verder ligt als het Pattern
lang is.
Opmerking:
Een leeg Pattern kunt u niet plaatsen.
Noten overbinden
Kies eerst de nootwaarde (Step Time) voor de noten
die u wilt overbinden en druk vervolgens op [F4
(Tie)]. De gebonden noot wordt ingevoerd en u gaat
automatisch naar de plaats voor de volgende noot.
Bijvoorbeeld: u wilt een halve noot overbinden naar
een kwartnoot. Voer eerst de halve noot in, specifieer
vervolgens de Step Time voor de kwartnoot en druk
tenslotte op [F4 (Tie)].
Gepunte noten
Voer eerst de ongepunte nootwaarde in en bindt
deze vervolgens over met een noot die de halve lengte
heeft.
56
8) Herhaal stap 7 en 8 als u nog meer Patterns wilt
invoeren.
Door op [F3 (DEL)] te drukken wist u het voorgaande Pattern.
Zodra u alle gewenste Patterns hebt geplaatst kunt u
op [EXIT] of [STOP] drukken om terug te keren
naar de SONG PLAY-pagina.
Opmerking:
wijst volgen steeds de maatsoort van de song waarin ze
terechtkomen. De maatsoort van het Pattern zelf wordt dus
genegeerd. Is dat een andere maatsoort dan die van de song,
dan “past” het Pattern misschien niet in de matenstructuur
van de song. In dat geval zit er niets anders op dan de maatsoort in het Beat-spoor aan te passen (zie blz. 50).
Patterns die u op de bovenstaande manier toe-
Opnamefuncties
Opmerking:
sen kan, in de Microscope-pagina. Zie “Pattern Call” op
blz. 71.
Opmerking:
tegelijk weergeven. Wilt u verschillende Patterns tegelijk
weergeven, voer dan Pattern Call-commando’s in op andere
sporen.
Opmerking:
Call-commando plaatsen, maar dat had u waarschijnlijk ook
niet verwacht.
Achteraf een Pattern Call-commando verplaat-
Binnen één spoor kunt u slechts één Pattern
In een Pattern kunt u niet nog eens een Pattern
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER].
3) Druk op [F5 (SAVE)].
4) Kies met [F4]~[F6] het gewenste bestandstype:
5) Druk op [F6 (OK)].
Invoer annuleren (Undo/Redo)
•Als dit de eerste keer is dat u deze song opslaat komt
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [UNDO/
REDO] te drukken wist u de laatst toegevoegde data
(noot, Pattern Call-commando, enz.). U kunt deze
•Hebt u deze song al eens opgeslagen, ga dan onmid-
data herstellen door nogmaals op de combinatie
[SHIFT]+[UNDO/REDO] te drukken.
6.5 Songs bewaren op diskette
Alles wat u in de MC-80 opneemt komt terecht in
6) Plaats de cursor op het eerste karakter dat u wilt
7) Ga zo verder voor de overige karakters. Als de
8) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
een tijdelijke geheugenbuffer. Die wordt leeggemaakt wanneer u een andere song kiest of de MC-80
uitschakelt. Als u de opname wilt bijhouden moet u
ze dan ook eerst op diskette, harde schijf, enz. schrijven.
Song bewaren
•Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
•Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
U kunt een song opslaan in het MC-80 formaat of in
het SMF-formaat. Zoals uit de onderstaande tabel
mag blijken, heeft dat implicaties voor de data die al
dan niet worden opgeslagen.
u nu terecht in een venster waarin u het bestand een
naam kunt geven. Hoe dat gaat leest u in stap 6 en 7
hieronder.
dellijk naar stap 9.
wijzigen en kies met [INC/+][DEC/-], het
[VALUE]-wiel of de cijferknoppen het gewenste
karakter.
naam volledig is drukt u op [F6 (OK)].
Linksboven in het display ziet u de naam van de geselecteerde folder. Had u deze song al eens opgeslagen,
dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt
gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk
op [F5 (OPEN®)].
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort),
druk dan op [F4 (√CLOSE)].
MC-80SMF
SongJaJa
Patterns in de songJa*1
Marker-instellingenJaNee
Repeat-instellingenJaNee
TRACK INFO-instellingenJa*2
Phrase Sequence-instellingenJaNee
Transpositie-instellingenJaNee
*1: In een SMF worden Patterns opgeslagen als
gewone spoordata.
*2: Uitgeschakelde sporen worden in een SMF niet
opgeslagen.
Opmerking:
in geen van beide formaten opgeslagen.
De aan/uit-status van het Tempo-spoor wordt
9) Druk op [F6 (SAVE)].
10)Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op
de diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestandsnaam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)] als u het bestaande bestand wilt vervangen.
Druk op [F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer
in het laatste geval het bestand nogmaals op te
slaan nadat u het een nieuwe naam hebt gegeven.
Het bestand krijgt automatisch de extensie “.SVQ”
mee (gaat het om een SMF, dan wordt de extensie
“.MID” gebruikt).
Opmerking:
beschermd (zie blz. 68). Deze kunt u enkel in het MC-80 formaat opslaan, niet als SMF.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk
57
MC-80 Handleiding
Folder aanmaken
Desgewenst kunt u ook een nieuwe folder aanmaken, wat nodig kan zijn als u een reeks samenhorende songs op dezelfde plaats wilt bewaren.
1) Druk op [TOOLS] en vervolgens op [F5 (DISKUTIL)].
2) Druk op [F6 (MENU)], kies “FILE MENU” en druk
vervolgens op [F5 (FOLDER)] om naar de “DISK
UTILITY/FOLDER”-pagina te gaan.
Linksboven ziet u de naam van de folder waarin de
nieuwe folder zal terechtkomen. Wilt u een andere
folder kiezen, druk dan op [F5 (OPEN®)] om een
subfolder te kiezen of op [F4 (√CLOSE)] om hoger
in de hiërarchie te gaan.
3) Zodra u de juiste plaats voor de nieuwe folder hebt
gevonden drukt u op [F6 (FOLDER)].
4) U kunt nu de nieuwe folder een naam geven. Plaats
de cursor op het eerste karakter dat u wilt wijzigen
en kies met [INC/+][DEC/-], het [VALUE]-wiel of
de cijferknoppen het gewenste karakter.
5) Ga zo verder voor de overige karakters. Als de
naam volledig is drukt u op [F6 (OK)].
De nieuwe folder wordt nu aangemaakt.
Opmerking:
maximaal 9 niveaus bestaan.
Opmerking:
MC-80 hebt geformateerd worden herkend door Mac OS en
Microsoft Windows.
De folderhiërarchie van de MC-80 kan uit
Folders die u aanmaakt op diskettes die u in de
58
7.
Werken met Patterns
Werken met Patterns
7.1 Wat is een Pattern?
Een Pattern is een stukje opname dat slechts één
spoor gebruikt en dat over het algemeen gebruikt
wordt om herhalende riffs, motiefjes, lijntje of hoe u
het wilt noemen op te nemen. De voornaamste verschillen met een song kunnen we als volgt samenvatten:
Patterns gebruiken slechts één spoor
Het is mogelijk om verschillende Patterns op verschillende sporen te plaatsen, maar binnen een Pattern kunt u niet meerdere sporen combineren. Een
Pattern kan wel informatie voor verschillende MIDIkanalen (16 als het moet) tegelijk bevatten.
U kunt maximaal 100 Patterns maken
Binnen een song kunt u maximaal 100 Patterns aanmaken.
Patterns worden samen met de song opgeslagen
Patterns bestaan niet onafhankelijk van songs. Ze
worden steeds samen opgeslagen met de song waaraan ze gerelateerd zijn. Het is dus niet mogelijk om
een reeks losse Patterns op te nemen en apart op diskette te zetten – u moet ze allemaal samen opslaan bij
de song waarin u ze hebt gemaakt.
Als u de song opslaat als SMF wordt de inhoud van
de Patterns geconverteerd naar “gewone” spoordata.
Als u die song in een andere sequencer laadt verschillen deze data dus niet meer van de overige sporen.
Bovendien worden Patterns die niet in een song aan
bod komen niet opgeslagen in de SMF.
Met de spoorknoppen schakelt u MIDI-kanalen in
of uit
Track Mute, Solo en Minus One werken in het geval
van Patterns niet op sporen maar op MIDI-kanalen.
Merk trouwens op dat zodra u een Pattern kiest alle
spoorknoppen oplichten, of er zich nu iets op het
overeenkomstige MIDI-kanaal bevindt of niet.
7.2 Verschil tussen een Patternspoor en een Song-spoor
Algemene aanwijzigingen omtrent de opnamemogelijkheden kunt u nalezen vanaf blz. 50. Hieronder
gaan we dieper in op de specifieke verschillen tussen
het opnemen van Patterns en Songs.
Pattern Play-pagina
Op deze pagina komt u terecht door op [SEQUENCER] en vervolgens op [PATTERN] te drukken.
Door nogmaals op [PATTERN] te drukken keert u
terug naar de SONG PLAY-pagina.
Sporen
Alle MIDI-kanalen komen op één spoor terecht. De
werkwijze voor het opnemen staat beschreven vanaf
blz. 50.
Maatsoort
Net als voor de overige sporen kiest u de maatsoort
in de MICROSCOPE-pagina van het Beat-spoor (zie
blz. 50).
Tempo
Pattern hebben geen eigen Tempo-spoor. Ze nemen
steeds de tempo-informatie over van de song waartoe ze behoren.
7.3 Waarvoor zijn Patterns nuttig?
Patterns in een song gebruiken
Zoals gezegd worden Patterns doorgaans gebruikt
voor korte, herhalende patronen. Zo kunt u bijvoorbeeld een drumpatroon van één maat in een Pattern
opnemen en dit steeds laten herhalen. Op een ander
spoor neemt u dan accenten, roffels enz. op die de
overgangen (bv. strofe naar refrein) in de song
accentueren. De voordelen zijn legio: u hoeft de
basisbeat slechts één keer in te spelen en bovendien
neemt het Pattern veel minder geheugen in beslag.
Die geheugenbesparing wordt duidelijk als u de
onderstaande afbeelding even bekijkt: het Pattern
59
MC-80 Handleiding
spoor bevat slechts één maat “noten”. In de overige
maten wordt telkens een zogenaamd Pattern Callcommando geplaatst dat de MC-80 opdraagt het
betreffende Pattern nogmaals weer te geven.
Enkel noten
Maat 1Maat 2Maat 3
Met Pattern Call-commando’s
Maat 1Maat 2Maat 3
Pattern 001Pattern 001
Pattern 001
In iedere maat wordt een
Pattern Call-commando
geplaatst
Patterns in een Phrase Sequence gebruiken
Met de Phrase Sequence-functie kunt u volledige
“frases” (muzikale motiefjes) koppelen aan klaviertoetsen. Met andere woorden: door één toets in te
drukken geeft u een volledig stukje muziek weer. Het
materiaal voor die frases haalt u uit de Patterns aan
boord van de MC-80. Zo kunt u voor iedere toets
specifiëren welk Pattern-nummer er wordt weergegeven. In de hitte van de strijd kunt u desgewenst
verschillende Pattern tegelijk starten door verschillende toetsen in te drukken. De toetsverdeling zou er
als volgt kunnen uitzien:
Voorbeeld
7.4 Patterns weergeven
Dit gaat iets anders in zijn werk dan het weergeven
van songs. Ziehier de voornaamste verschillen:
•De TRACK-knoppen werken als aan/uit-knoppen
voor de verschillende MIDI-kanalen.
•U kunt Patterns niet weergeven volgens de Quick
Play-methode.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de SONG PLAYpagina te gaan.
2) Wilt u een Pattern weergeven dat bij een song op
diskette hoort, laad dan de betreffende song (zie
blz. 92).
3) Druk op [SEQUENCER] (de indicator licht op) en
vervolgens op [PATTERN] om naar de “PATTERN
PLAY”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op het Pattern-nummer “PTN
000” en kies het nummer van het Pattern dat u wilt
weergeven.
5) Druk op [PLAY] om de weergave te starten.
Druk op [STOP] zodra u de weergave wilt stoppen.
Opmerking:
manier als voor songs (zie blz. 41).
De overige transportknoppen werken op dezelfde
7.5 Patterns kiezen uit een lijst
60
Pattern006 (Bass 2)
Pattern005 (Bass 1)
Pattern004 (Fill 2)
Pattern003 (Fill 1)
Pattern002 (Rhythm 2)
Pattern001 (Rhythm 1)
Stop-toets
Een handige manier om Patterns te kiezen is de volgende, waarbij een overzichtelijke lijst te voorschijn
roept:
1) Wilt u een Pattern kiezen dat bij een song op diskette hoort, laad dan de betreffende song (zie
blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER] (de indicator licht op) en
vervolgens op [PATTERN] om naar de “PATTERN
PLAY”-pagina te gaan.
3) Druk op [F6 (PTN SEL)] om naar de “PATTERN
SELECT”-pagina te gaan.
4) Kies met het [VALUE]-wiel het Pattern dat u wilt
weergeven.
5) Druk op [F6 (SELECT)] om het Pattern te kiezen en
terug te keren naar de “PATTERN PLAY”-pagina.
Opmerking:
“PATTERN SELECT”-pagina op [PLAY] drukken om het
Pattern weer te geven.
In plaats van stap 5 kunt u ook rechtstreeks in de
8.
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
Frases met één toets aansturen
(Phrase Sequence)
8.1 Wat is Phrase Sequence?
Phrase Sequencing is een bijzonder interessante functie. Ze stelt u namelijk in staat om Patterns uit de
Pattern spoor van een song weer te geven door op
vrij te definiëren klaviertoetsen te drukken.
Zo zou u, om een slagwerkpartij te spelen, een
bepaalde Fill-in in een Pattern kunnen opnemen en
deze Pattern in de Phrase Sequence-functie kunnen
registreren. Als u dan op het klavier zit te drummen
kunt u met één toetsdruk die wereldse fill-in door de
luidsprekers laten knallen.
U kunt maximaal acht Patterns tegelijk weergeven.
Dat biedt u de mogelijkheid om Patterns op te
nemen voor drums, bas, klavier, enz. en deze al spelend te combineren tot een nieuwe song. Aangezien
de sequencer kan onthouden welke toetsen u indrukt
kunt u die song ook meteen opnemen!
STOP
Opmerking:
alle toewijzingen. Op de toetsen waaraan een Pattern is toegewezen staat een “|”, de STOP-toets wordt aangeduid met
een “+”. Aan alle overige toetsen is geen Pattern toegewezen
(OFF).
7) Plaats de cursor op “Playback Mode” en kies de
gewenste weergavemethode:
Loop1
Loop2
One Shot
8.2 Voorbereidingen voor Phrase
Sequence
8) Plaats de cursor op “Mute Group” en definieer de
gewenste groepen:
Met deze toets kunt u de weergave van
het Pattern stoppen
Het display in het klavier geeft een overzicht van
Het Pattern wordt herhaald zolang u de
toets ingedrukt houdt.
Het Pattern wordt herhaald, ook nadat u
de toets loslaat. Druk nogmaals op de
toets waarmee u het Pattern hebt gestart
of op de STOP-toets om de weergave te
stoppen.
Het Pattern wordt slechts één keer weergegeven. Nadat u de toets loslaat gaat de
weergave door tot aan het einde van het
Pattern.
Eerst moet u natuurlijk de nodige Patterns opnemen
(zie blz. 50), deze aan klaviertoetsen toewijzen en het
geheel opslaan als onderdeel van een song.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG
PLAY”-pagina te gaan.
2) Wilt u met een song werken die zich op diskette
bevindt, laad dan eerst de song (zie blz. 92).
3) Druk op [F1 (SETUP)].
4) Druk op [F3 (PHRASE)] om naar de PHRASE
SEQUENCE-pagina te gaan.
Maak de volgende instellingen voor iedere toets:
5) Druk op de toets waarvoor u instellingen wilt
maken.
6) Plaats de cursor op “Pattern” en kies het gewenste
Pattern:
Het Pattern met het nummer dat u kiest
PTN 1~100
OFF
wordt aan de toets toegewezen. De naam
van het Pattern verschijnt tussen haakjes.
Er wordt geen Pattern aan deze toets toegewezen.
OFF
1~31
Stel de volgende parameters voor het volledige klavier in.
9) Plaats de cursor op “Trigger Quantize” en kies de
gewenste optie:.
Realtime
Het Pattern wordt niet aan een Mute
Group toegewezen.
Patterns die aan dezelfde groep zijn toegewezen kunt u niet tegelijk weergeven.
Wilt u bijvoorbeeld dat een Patt ern dat is
toegewezen aan de toets C3 nooit samen
klinkt met een Pattern dat is toegewezen
aan G5, wijs dan C3 en G5 toe aan
dezelfde Mute Gr oup (bijvoorbeeld “1”).
Op die manier kunt u dus tot 31 groepen
gebruiken.
De weergave van de Pattern begint
onmiddellijk als u een toets indrukt.
61
MC-80 Handleiding
Als u tijdens de weergave van een Song
ergens in het midden van een tel op een
At Beat
At Measure
toets drukt, wordt het corresponderende
Pattern weergegeven vanaf het begin van
de volgende tel.
Als u tijdens de weergave van een Song
ergens in het midden van een maat op
een toets drukt, wordt het corresponderende Pattern weergegeven vanaf het
begin van de volgende maat.
10)Plaats de cursor op “Velocity Sens” en kies de
gewenste optie:
OFF
LOW,
MID en
HIGH
Het Pattern wordt steeds weergegeven aan
het volume waarmee u het hebt opgenomen.
Het weergavevolume van de Pattern wordt in
toenemende mate afhankelijk van de kracht
waarmee u de overeenkomstige toets aanslaat.
8.4 Phrase Sequence-partijen opnemen
11)Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SONG
PLAY”-pagina.
12)Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator licht
op).
13)Druk op een toets waaraan een Phrase Sequence is
toegewezen.
Opmerking:
dooft) als u de Phrase Sequence-functie niet langer wilt
gebruiken.
Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator
1) Volg de aanwijzigingen onder “Voorbereidingen
2) Volg de aanwijzigingen onder “Opnemen terwijl u
3) Start de opname
8.3 Phrase Sequences gebruiken
U kunt Phrase Sequences zowel bij gestopte als bij
lopende weergave gebruiken. Bevinden de Phrase
Sequences zich in een song die u in het MC-80 formaat op diskette hebt geschreven, dan kunt u ze zelfs
tijdens Quick Play weergeven.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Zorg dat u alle daarnet besproken parameters correct hebt ingesteld.
3) Druk op [PHRASE SEQUENCE] (de indicator licht
op).
4) Wilt u meespelen met de song, start dan de weergave door op [PLAY] te drukken.
5) Druk nu op een toets waaraan een Pattern is toegewezen.
Om de weergave van een Pattern te onderbreken
drukt u op de als “STOP” gedefinieerde toets. Hebt u
de Playback Mode-parameter op LOOP2 ingesteld,
dan kunt u de weergave ook onderbreken door nog-
4) Druk op [STOP/PLAY] om de opname te stoppen.
■
☛ Neem enkel nootcommando’s op in een Pattern dat
maals op de toets te drukken waarmee u dat Pattern
in gang hebt gezet.
Opmerking:
wijl de Phrase Sequence-functie actief is, dan wordt de status
van de functie mee opgeslagen. Als u later deze song selecteert
kunt u dus meteen gebruik maken van de Phrase Sequencefunctie. Bewaart u de song echter als SMF, dan wordt de status noch de Patterns van de Phrase Sequence-functie opgeslagen.
Als u de song in het MC-80 formaat opslaat ter-
Alles wat u met Phrase Sequences uitvoert kunt u in
realtime opnemen. Die mogelijkheid is uiteraard
vooral interessant om snel een arrangement te bouwen met een reeks Patterns die u van tevoren hebt
opgenomen.
Let wel: hier worden geen Pattern Call commando’s
opgenomen (zoals bij Step opname), maar de Patterns worden omgezet in realtime opnamedata, alsof u
dus alle noten e.d. uit zo’n Pattern daadwerkelijk zou
spelen.
voor Phrase Sequence” op blz. 61 om de juiste
Phrase Sequence-instellingen te maken.
speelt (Realtime)” op blz. 51 om de MC-80 klaar te
maken voor Realtime-opnemen.
Opmerking:
op “Wait Note” zijn ingesteld, want dan start de opname
niet, zelfs niet wanneer u drukt op de toets waaraan het Pattern is toegewezen of op de STOP toets.
De Count In-parameter (zie blz. 51) mag niet
Op de toetsen waaraan u geen Pattern hebt toegewezen (OFF) kunt u normaal spelen. Met de toets die u
als STOP toets hebt gedefinieerd kunt u de weergave
van alle Patterns stoppen.
Tips bij het gebruik van de Phrase Sequencefunctie
u als Phrase Sequence wilt gebruiken
Als u ook nog andere commando’s opneemt (modulatie, Pitch Bend e.d.), loopt de weergave van de
noten misschien vertraging op. Niet-nootcommando’s neemt u dan ook best op in een Phrase spoor.
62
☛ Patterns synchroon weergeven
Dit kan enkel wanneer de weergave van de song
loopt, aangezien de Patterns zich in dat geval richten
naar de maatsoort (op het Beat spoor) van de song.
Gaat het nu om een song waarbij er geen data op de
Phrase sporen aanwezig zijn, dan kunt u geen Patterns synchroon weergeven. In dat geval kunt u best
enkele lege maten opnemen op een Phrase spoor en
deze vervolgens in een Loop weergeven.
Frases met één toets aansturen (Phrase Sequence)
63
MC-80 Handleiding
Arpeggiator
9.
9.1 Wat is een arpeggiator?
De Arpeggiator van de MC-80 vormt de akkoorden
die u speelt om tot arpeggio’s (gebroken akkoorden).
Speelt u bijvoorbeeld het onderstaande C majeur
akkoord, dan krijgt u een arpeggio te horen van de
noten C3, E3, G3, C3, E3, G3…
De arpeggio’s volgens steeds het tempo van de song.
Bovendien zult u hieronder merken dat de mogelijkheden ver uitstijgen boven wat u van een arpeggiator
gewend bent.
9.2 Eerste kennismaking
Misschien hebt u nog nooit met een arpeggiator
gewerkt, daarom laten we u meteen even kennismaken.
1) Druk op [ARPEGGIATOR] (de indicator licht op)
om de arpeggiator in te schakelen.
2) Speel een akkoord en luister hoe hiervan een arpeggio wordt gemaakt.
Laten we nu de arpeggio variëren.
3) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SETUP)] en tenslotte op [F4 (ARPEGGIO)] om naar de
“Arpeggio”-pagina te gaan.
4) Plaats de cursor op “Style” en kies met het
[VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] een andere
stijl voor de arpeggio.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de vorige
pagina. Druk nogmaals op [ARPEGGIATOR] als u
de arpeggiator wilt uitschakelen (de indicator dooft).
U kunt dan opnieuw “normaal” op het klavier spelen.
9.3 Tempo van de arpeggio wijzigen
De arpeggio volgt steeds het tempo van de geselecteerde song. Om de arpeggio te versnellen/vertragen
moet u dus het globale songtempo wijzigen:
1) Druk op [TE MPO].
2) Kies met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-]
het gewenste tempo.
3) Druk nogmaals op [TEMPO] om het Tempo-venster te sluiten.
9.4 Arpeggio-parameters
Er zijn in totaal zes parameters die u voor de Arpeggiator kunt instellen. De belangrijkste daarvan is de
Arpeggio Style-parameter, want die heeft het meeste
invloed op het soort arpeggio dat u te horen krijgt.
Als u een Arpeggio Style kiest worden automatisch
de Accent Rate, Motif, Beat Pattern, en Shuffle Rate
parameters ingesteld. Op die manier hebt u door een
Arpeggio Style te kiezen al de meeste parameters
ingesteld en hoeft u enkel nog het Tempo, de Octave
Range enz. te bepalen. Vandaar dat u we u aanraden
om eerst de Style te kiezen, dat is meestal de snelste
manier van werken.
Kunt u echter met de automatisch gekozen waarden
niet tot het patroon komen dat u in gedachten had,
wijzig dan ook de waarden van de vier basisparameters.
64
Arpeggiator
Style
We hebben daarnet al even gestoeid met de Style-parameter. Ziehier de uitgebreide waslijst opties die de MC-80
voor deze parameter biedt:
1/4Het ritme wordt verdeeld in kwartnoten.
1/6Het ritme wordt verdeeld in kwartnoot-triolen.
1/8Het ritme wordt verdeeld in achtste noten.
1/12Het ritme wordt verdeeld in triolen van achtste noten.
1/16Het ritme wordt verdeeld in zestiende noten.
1/32Het ritme wordt verdeeld in tweeëndertigste noten.
PORTAMENTO A, BDeze Style maakt gebruik van een Portamento-effect.
GLISSANDOGlissando stijl.
SEQUENCE A~DDeze vier stijlen hebben veel weg van sequencerpatronen.
ECHOEcho-achtige stijl.
SYNTH BASS, HEAVY SLAP, LIGHT
SLAP, WALK BASS
RHYTHM GTR A~E
3FINGEROm met drie vingers gespeelde gitaarpartijen na te bootsen.
STRUMMING GTR
KBD COMPING A~E
PERCUSSIONEen stijl die zich goed leent voor percussie-instrumentklanken.
HARPDeze stijl bootst de speeltechniek van een harp na;
SHAMISENDeze stijl bootst de speeltechniek van een shamisen na;
BOUND BALLDeze stijl heeft het gevoel van een op- en neerkaatsende bal.
RANDOMBij deze stijl worden de noten willekeurig geordend.
BOSSANOVA
SALSATypische salsa-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat.
MAMBOTypische mambo-stijl. Houd ook hier 3~4 noten aan voor een optimaal resultaat.
LATIN PERCUSSION
Met deze stijlen kunt u baspartijen spelen.
Dit zijn stijlen voor slaggitaar-partijen. Optie 2~5 moet u kiezen als u een akkoord
van 3 of 4 noten indrukt.
Deze stijl bootst het opwaarts of neerwaarts tokkelen van akkoorden op een gitaar
na. Aan te bevelen wanneer u akkoorden van 5 of 6 noten speelt.
Zoals hun naam al doet vermoeden werken deze stijlen goed op klavierinstrumenten. C is een wals, D een swing-wals en E een reggae-stijl.
Stijl met onmiskenbare bossa-nova gitaarlicks. Het beste resultaat krijgt u als u 3~4
noten ingedrukt houdt. Door het tempo op te voeren maakt u hiervan een samba.
Dit is een Rhythm Style waarbij latijns-amerikaanse percussie-instrumenten zoals
Clave, Cowbell, Clap, Bongo, Conga, Agogo, enz. de revue passeren.
SAMBATypische samba-stijl. Geschikt voor ritmische patronen of baslijnen.
TANGO
HOUSE
LIMITLESS
Typische tango-ritmes. Houd de grondnoot, terts en kwint ingedrukt voor het beste
resultaat.
Met deze stijl kunt u House-pianobegeleidingen spelen. Het beste resultaat krijgt u
door 3~4 noten ingedrukt te houden.
Bij deze stijl kunt u de waarden voor de “Accent Rate”, “Motif”, “Beat Pattern”, en
“Shuffle Rate” parameters zelf instellen en ze ook als dusdanig opslaan.
65
MC-80 Handleiding
Volgorde van de noten (Motif)
Met deze parameter bepaalt u de volgorde waarin de Arpeggiator de noten van het akkoord weergeeft.
SINGLE UP
SINGLE DOWN
SINGLE UP&DOWN
SNGLE RANDOMDe noten worden één voor één weergegeven in een willekeurige volgorde.
DUAL UPDe noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste.
DUAL DOWNDe noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de hoogste.
DUAL UP&DOWN
DUAL RANDOMDe noten worden twee per twee weergegeven in een willekeurige volgorde.
TRIPLE UPDe noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste.
TRIPLE DOWNDe noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de hoogste.
TRIPLE UP&DOWN
TRIPLE RANDOMDe noten worden drie per drie weergegeven in een willekeurige volgorde.
NOTE ORDER
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de laagste noot die u op het klavier
indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de hoogste noot die u op het klavier
indrukt.
De noten worden één voor één weergegeven, te beginnen met de laagste noot die u op het klavier
indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden twee per twee weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het klavier
indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden drie per drie weergegeven, te beginnen met de laagste noten die u op het klavier
indrukt, tot aan de hoogste en dan weer naar beneden.
De noten worden weergegeven in de volgorde waarin u ze hebt ingedrukt. Door de toetsen in de
juiste volgorde in te drukken kunt u melodieën mak en. Dat kunnen z elfs behoorlijk co mplexe melodieën zijn, want de Arpeggiator kan tot 128 noten onthouden!
GLISSANDO
CHORDAlle noten die u speelt worden tegelijk weergegeven.
BASS+CHORD1~5
BASS+UP 1~8
BASS+RANDOM 1~3
TOP+UP 1~6
BASS+UP+TOPU hoort afwisselend de hoogste+laagste noot die u indrukt en de overige noten.
Maatsoort (Beat Pattern)
Hiermee bepaalt u de maatsoort van de arpeggio.
Deze parameter beïnvloedt de lengte van de noten en
de plaats van de geaccentueerde tellen en bepaalt op
die manier de maatsoort en het “ritmische gevoel”
van de arpeggio.
De Arpeggiator speelt stijgende en dalende chromatische toonladders tussen de laagste en de hoogste noot die u speelt. U hoeft dus maar twee noten in te drukken: de hoogste en de laagste.
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een
akkoord. Hierdoor ontstaat een soort stride piano stijl (cf. Scott Joplin).
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een
arpeggio.
De Arpeggiator geeft eerst de laagstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten in een willekeurige volgorde.
De Arpeggiator geeft eerst de hoogstgespeelde noot weer en vervolgens de overige noten als een
arpeggio.
GUIRO, SAMBA AGO, SAMBA B, TANGO-B 1~2,
TANGO-ACD, TANGO-SNA, HOUSE P, HOUSE B
Opmerking:
samen met de arpeggio Style die u kiest. Kiest u LIMITLESS,
dan kunt u gelijk welke Beat Pattern kiezen. Bij andere Stylekeuzes zijn enkel de meest geschikte Beat Pattern-opties
beschikbaar.
De opties die u voor deze parameter hebt hangen
Shuffle Rate (50~90%)
Met deze parameter kunt u de timing van de gearpeggieerde noten verschuiven, zodat er Shuffle
patronen ontstaan. Het instelbereik gaat van 50~
90%. Bij een waarde van 50% staan alle noten even
66
Arpeggiator
“ver” van elkaar. Naarmate u een hogere waarde
kiest wordt het Shuffle effect meer uitgesproken.
Accent Rate (0~100)
Met deze parameter wijzigt u de sterkte van de
accenten en de nootlengtes. Op die manier wijzigt u
de “groove” of “Feel” van de arpeggio. Het instelbereik gaat van 0~100.
Octave Range (-3~+3)
Hiermee bepaalt u over hoeveel octaven de Arpeggiator actief is.
+1~+3
0
-3~-1
De arpeggio wordt tot 3 octaven hoger
getransponeerd.
De arpeggio blijft beperkt tot het octaaf
waarin u het akkoord speelt.
De arpeggio wordt tot 3 octaven lager
getransponeerd.
Key Velocity
Hiermee bepaalt u de aanslagwaarde waarmee de
arpeggiator de noten weergeeft. Velocity staat voor de
kracht waarmee de toetsen worden aangeslagen en
heeft in de eerste plaats een invloed op het volume
waarop de noten wordt weergegeven.
1) Maak de MC-80 klaar voor Realtime-opname (zie
blz. 50).
2) Druk op [ARPEGGIATOR] om de arpeggiator in te
schakelen.
3) Druk op [F5 (ARPEGGIO)] om naar de pagina te
gaan waarin u de gewenste instellingen voor de
arpeggiator (zie blz. 64) kunt maken.
4) Start de opname. De arpeggio’s die u aanstuurt
worden opgenomen.
5) Druk op [STOP] als u klaar bent met opnemen.
De arpeggiator neemt de aanslagwaarden
REAL
1~127
overwaarmee u de noten op het klavier aanslaat.
Alle noten worden met de gekozen waarde
weergegeven en de reële aanslagwaarde wordt
genegeerd.
9.5 Andere mogelijkheden
Arpeggio’s laten doorklinken
Als u een Hold- (of Sustain-)pedaal op uw MIDIklavier hebt aangesloten kunt u de arpeggio’s laten
doorklinken nadat u de toetsen loslaat.
1) Verbind een Hold-pedaal (DP-2, DP-6 of FS-5U,
los verkrijgbaar) met de HOLD-ingang van uw
MIDI-klavier.
2) Sla een akkoord en druk daarna het pedaal in.
3) Laat de toetsen los. De arpeggio blijft doorklinken
tot u het pedaal loslaat.
Arpeggio’s opnemen
U kunt de partij van de arpeggiator opnemen op één
van de Phrase Tracks 1~16.
67
Songs en Patterns editen
10.
Songs en Patterns editen
In dit hoofdstuk maken we kennis met de uitgebreide mogelijkheden die de MC-80 in huis heeft om
opnames te bewerken. Voor we daarmee van start
gaan, moeten we de song die we willen bewerken
laden.
10.1 Song laden
1) Steek de diskette waarop de song zich bevindt in de
disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te
gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, plaats de cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display:
5) Plaats de cursor op de naam van de song die u wilt
laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden.
laadt, bijvoorbeeld met de melding “(C) 1998
Roland Corporation”. Namen van auteursrechtelijk
beschermde songs kunt u niet wijzigen.
1) Laad de song waarvan u de naam wilt wijzigen (zie
blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SETUP)] en tenslotte op [F1 (SONG NAME)] om naar
de “SONG NAME”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters
die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of
de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste
karakter.
Karakters invoeren kan ook met de cijferknoppen:
telkens wanneer u bijvoorbeeld op “1” drukt kiest u
achtereenvolgens “1→ A→ B→ C→ 1…”. Als u
[SHIFT] ingedrukt houdt kunt u bovendien met de
cijferknoppen 1~5 het lettertype in de SONG PLAYen PATTERN PLAY-pagina’s kiezen. Het gekozen
lettertype blijft actief tot u de MC-80 uitschakelt.
4) Zodra de naam volledig is kunt u door op [F6 (OK)]
te drukken terugkeren naar de “SONG PLAY”pagina.
10.2 Instellingen per song
De onderstaande instellingen worden samen met de
song op diskette bewaard.
Naam van de song
Via de onderstaande stappen kunt u de song een
nieuwe naam geven of de bestaande naam wijzigen.
De MC-80 maakt een onderscheid tussen de naam
van het bestand en de naam van de song. De
bestandsnaam is de naam waarmee de song op diskette wordt geschreven (zie blz. 90). Hij kan uit
maximaal acht karakters bestaan. De song naam mag
iets langer zijn, tot vijftien karakters. Deze naam
krijgt u te zien als u de song in de MC-80 bewerkt.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk beschermd. U
wordt daarop attent gemaakt wanneer u zo’n SMF
Auteursgegevens toevoegen
Als u zelf songs maakt wilt u daar misschien graag
informatie over het auteursrecht aan toevoegen. Dat
kan als volgt:
Opmerking:
al auteursgegevens. Deze kunt u niet wijzigen. Auteursrechtelijk beveiligde songs kunt u bovendien niet kopiëren naar een
andere diskette of opslaan als SMF.
1) Laad de song waaraan u de auteursgegevens wilt
toevoegen (zie blz. 92).
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F1 (SETUP)] en tenslotte op [F2 (CPYRIGHT)] om naar de
“SONG NAME”-pagina te gaan.
3) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters
die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of
de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste
karakter.
Karakters invoeren kan ook met de cijferknoppen:
telkens wanneer u bijvoorbeeld op “1” drukt kiest u
achtereenvolgens “1→ A→ B→ C→ 1…”.
In de handel verkrijgbare SMF’s bevatten soms
68
Songs en Patterns editen
4) Zodra de gegevens volledig zijn kunt u door op [F6
(OK)] te drukken terugkeren naar de “SONG
PLAY”-pagina.
Naam van een Pattern
Ook de namen van Patterns kunt u wijzigen. Zo’n
naam kan uit maximaal tien karakters bestaan.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [PATTERN].
3) Plaats de cursor op het Pattern-nummer en kies het
Pattern waaraan u een naam wilt geven.
4) Druk op [F1 (PTN NAME)] om naar de “PATTERN
NAME”-pagina te gaan.
5) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters
die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of
de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste
karakter.
6) Zodra de gegevens volledig zijn kunt u door op [F6
(OK)] te drukken terugkeren naar de “PATTERN
PLAY”-pagina.
Op de verschillende types data die u te zien krijgt
gaan we verder nog dieper in, maar laten we eerst
even kijken hoe het werkt:
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt afbeelden.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor
bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het
gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien
krijgt.
4) Met de cursor ▲ ▼ knoppen beweegt u op en neer
door de lijst.
Het “®”-pijltje geeft aan welke data geselecteerd
zijn. Dit pijltje kunt u verplaatsen met het [VALUE]wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen. Wilt u maat
per maat vooruitgaan, plaats de cursor dan op de
maatwaarde en ga met het [VALUE]-wiel of de
[INC/+][DEC/-] knoppen naar de gewenste maat.
Zoals u zich misschien herinnert kunt u ook de
[BWD] en [FWD] knoppen gebruiken om maat per
maat vooruit of terug te gaan.
Stapt u liever tel per tel door de data, plaats dan de
cursor op de tel en kies met [INC/+][DEC/-] of het
[VALUE]-wiel de gewenste tel.
We hebben al enkele keren kennis gemaakt met de
MICROSCOPE-pagina. Het ging dan om het invoeren van programmakeuze-commando’s, tempowijzigingen, enz.Daarbij hebt u al kunnen zien waar het
in deze pagina om draait: per spoor worden hier een
gedetailleerde lijst van alle “gebeurtenissen” (in het
Engels wordt vaak de term events gebruikt) afgebeeld. Zo’n gebeurtenis kan een gespeelde noot zijn,
maar ook een ingedrukt pedaal en ga zo maar door.
Niet alleen de gebeurtenis, maar ook het tijdstip
waarop die gebeurt en andere “randgegevens” zoals
aanslagwaarde (voor noten), controlenummer (voor
speelhulpen) enz. worden afgebeeld. Als we er nog
bij vertellen dat u al deze gegevens individueel kunt
wijzigen begrijpt u waarschijnlijk waarom deze pagina de Microscope-pagina wordt genoemd.
5) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SONG
PLAY”-pagina.
Als u net een Pattern onder de loep nam in de Microscope-pagina moet u twee keer op [EXIT] drukken
om terug te keren naar de “SONG PLAY”-pagina,
want de eerste keer komt u in de “PATTERN PLAY”pagina terecht.
Nootnummers als klaviertoetsen afbeelden
Een handige functie van de Microscope-pagina is de
mogelijkheid om een klavier af te beelden waarop u
de noten kunt aflezen. Als u dit principe al kent van
software-sequencers weet u dat het vaak overzichtelijker werkt dan een droge opsomming van nootnamen of -nummers.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG
PLAY”-pagina te gaan.
2) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
69
MC-80 Handleiding
MIDI-kanaalNootnummer Waarde
MIDI-kanaal
Controlenummer
(Naam van de functie)
Waarde
MIDI-kanaalProgrammanummer (Tone-naam)
3) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (VIEW SW)] om naar de “VIEW SW”pagina te gaan.
5) Druk op [F1 (NOTE MAP)].
Zoals u merkt verandert de waarde voor “Note Map”
in “ON”. In het display wordt een klaviertje afgebeeld.
6) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de
“MICROSCOPE”-pagina. Het klaviertje blijft afgebeeld.
Opmerking:
gewenst moment in- en uitschakelen door [SHIFT] ingedrukt
te houden en op [F6 (VIEW SW)] te drukken.
U kunt de afbeelding van het klaviertje op ieder
Individuele nootcommando’s beluisteren
Het is u waarschijnlijk al opgevallen dat u, zodra u de
cursor op een noot plaatst, die noot ook hoort. Dit
bewijst bijvoorbeeld zijn nut als u een drumpartij
bewerkt en even wilt controleren welke klank aan dit
nootnummer is toegewezen.
Wilt u de noot waarop de cursor zich bevindt nogmaals horen, druk dan op [ENTER].
Polyfone Aftertouch
Een aantal MIDI-klavieren zijn uitgerust met aftertouch: dat is de controlewaarde die aangeeft in welke
mate u een toets verder indrukt, nádat u ze hebt aangeslagen. Bovendien gaat het hier om polyfone aftertouch, dat is de variant waarbij de toetsdruk voor
iedere noot apart kan worden bepaald.
MIDI-kanaal
Nootnummer
WaardeMate waarin u de toets indrukt.
Het MIDI-kanaal waarop dit commando werd opgenomen.
Toonhoogte van de noot waarvoor de
toetsdrukwaarde geldt.
Controlecommando’s (Control Change)
Dit is een bonte verzameling MIDI-commando’s die
modulatie, volume, enz. aansturen.
Opmerking:
controlenummers en hun functies vindt u in de MIDI-implementatie van de MC-80 (zie blz. 125; voor een uitgebreide
implementatie verwijzen we naar de Engelstalige handleiding).
Een uitgebreid overzicht van de verschillende
Welke data ziet u in de MICROSCOPEpagina?
We hebben aan het begin van dit hoofdstuk beloofd
dat we u in detail zouden uitleggen waar al die cryptische letter en cijfers in de MICROSCOPE-pagina
voor staan. Laten we die belofte nu maar meteen
nakomen – ziehier een overzicht van alle soorten
muzikale events die u te zien kunt krijgen.
Noten
MIDI noot-aan en noot-uit commando’s worden
opgenomen wanneer u een toets indrukt, respectievelijk loslaat.
Duur ("Gate Time")
On Velocity
(Tel - tik)
Off Velocity
Nootnummer
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
Nootnummer Toonhoogte van de noot.
On VelocityKracht waarmee u de noot aanslaat.
Gate Time
Off VelocityKracht waarmee u de toets loslaat.
Het MIDI-kanaal waarop deze noot
werd opgenomen.
Tijd tussenhet moment dat u de noot
aanslaat en het moment dat u ze loslaat.
MIDI-kanaal
Controlenummer
Waarde
Het MIDI-kanaal waarop dit commando werd opgenomen.
Welke controlefunctie wordt er
gebruikt.
Welke waarde wordt voor deze
functie gestuurd.
Programmakeuze (Program Change)
Met deze MIDI-commando’s worden klanken gekozen.
MIDI-kanaal
Programmanummer
Het MIDI-kanaal waarop dit commando werd opgenomen.
Nummer en naam van de gekozen
klank. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van diverse klankindelingen (zie
blz. 73).
Kanaal Aftertouch
Wat aftertouch is hebben we daarnet uitgelegd. Hier
gaat het om de variant waarbij een globale waarde
70
Songs en Patterns editen
voor alle noten van een bepaald MIDI-kanaal wordt
gezonden.
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
WaardeMate waarin u de toets indrukt.
Het MIDI-kanaal waarop dit commando werd opgenomen.
Waarde
Pitch Bend
Deze commando’s geven de bewegingen van de Pitch
Bend-hendel door en sturen dus “buigingen” van de
toonhoogte aan.
MIDI-kanaal
MIDI-kanaal
WaardeDe waarde van de toonhoogte.
Het MIDI-kanaal waarop dit commando werd opgenomen.
Waarde
Tune (Tune Request)
Deze commando’s dienen om bepaalde modellen
analoge synthesizers te stemmen.
Pattern Call
Een Pattern Call-commando start de weergave van
een bepaald Pattern in de loop van de song. Tussen
haakjes staat de plaats aangegeven waar de weergave
ophoudt.
■
Data in het Tempo-spoor
In het tempo-spoor worden “tempo-commando’s”
opgetekend. De hier vastgelegde waarde bepaalt het
tempo waaraan de song wordt weergegeven.
■
Data in het Beat-spoor
Beat Change
Met deze commando’s voert u maatwisselingen in
op het daarvoor bestemde spoor.
Maatsoort
Enkel bepaalde types data afbeelden
Bij een gemiddelde opname komen grote tot enorme
hoeveelheden data op de sporen terecht. Denk maar
eens aan de lange reeksen individuele waarden waaruit een Pitch Bend- of aftertouch-beweging is opgebouwd. De MICROSCOPE-pagina wordt dan al snel
onoverzichtelijk. Vandaar dat we een mogelijkheid
hebben voorzien om slechts een bepaald soort data af
te beelden.
1) Ga naar de MICROSCOPE-pagina.
2) Druk op [F6 (VIEW)] om naar de VIEW SWITCHpagina te gaan.
Pattern-nummer
Einde van het
Pattern
Pattern nummer: Pattern-naam
Welk Pattern moet worden weergegeven.
Op deze plaats bevindt zich eventueel
het Pattern Call-commando voor het
volgende Pattern dat moet worden
weergegeven.
Einde van het Pattern
SysEx (System Exclusive)
Hiermee kunnen heel wat uiteenlopende functies
worden aangestuurd, die specifiek zijn voor een
bepaald merk of type instrument. Soms worden deze
data niet regel voor regel afgebeeld. In dat geval verschijnt er een “>” rechts in het display.
Data
3) Plaats de cursor op “MIDI Ch” en kies het MIDIkanaal waarvoor u data wilt kiezen.
Wilt u alle data van alle kanalen afbeelden, kies dan
ALL. Wilt u de data van slechts één kanaal afbeelden,
kies dan het nummer van het gewenste kanaal (1~
16).
4) Plaats de cursor op de naam van de gewenste data
en druk op [INC/+] als u die data wilt afbeelden (er
verschijnt dan een “✔” voor de naam). Druk op
[DEC/-] als u de data niet wilt afbeelden. Met de
opties [F6 (ALL ON)] en [F5 (ALL OFF)] kunt u respectievelijk alle data selecteren of deselecteren.
5) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de MICROSCOPE-pagina.
Data wijzigen
Nu komen we tot de essentie van de MICROSCOPEpagina: al die gedetailleerde gegevens kunt u niet
enkel bekijken, maar ook wijzigen (met uitzondering
van het Tune Request-commando, want dat heeft
geen parameters).
71
MC-80 Handleiding
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt bewerken.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer.
4) Met de cursor ▲ ▼ knoppen beweegt u op en neer
door de lijst.
Het “®”-pijltje geeft aan welke data geselecteerd
zijn.
5) Kies met de cursor √ ® knoppen de parameter die
u wilt wijzigen en stel de gewenste waarde in.
Opmerking:
(dus ook bij polyfone aftertouch) kunt u de waarde ook instellen door op de overeenkomstige toets van het klavier te drukken of door [SHIFT] ingedrukt te houden en met de cijferknoppen te werken.
Opmerking:
den kunt u wijzigen door de toetsen met de gewenste kracht
aan te slaan resp. los te laten.
Opmerking:
gen die u hebt uitgevoerd vanaf het moment dat u bent beginnen editen tot wanneer u de MICROSCOPE-pagina hebt
verlaten.
■
System Exclusive-commando’s wijzigen
Overal waar noten moeten worden gespecifieerd
Ook de “On Velocity” en “Off Velocity” waar-
Undo/Redo (zie blz. 35) werkt op alle wijzigin-
Dit werkt iets anders als voor de overige commando’s:
1) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het System
Exclusive-commando dat u wilt wijzigen.
2) Kies met de cursor ® knop de data die uw wilt wijzigen. U komt automatisch in de “SYSEX EDIT”pagina terecht.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op cursor √
of ® te drukken springt u meteen naar het begin,
respectievelijk het einde van de data.
Opmerking:
SysEx-commando aan en kunnen als dusdanig niet worden
gewijzigd. Daarom komt u met de zonet beschreven cursorbewegingen steeds op de eerste data na F0 of de laatste data voor
F7 terecht.
F0 en F7 geven het begin en het einde van een
3) Kies de gewenste waarde.
A~F kunt u invoeren door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [0]~[5] te drukken. Om tussen F0 en
F7 een waarde toe te voegen drukt u op [F3 (Insert)].
Aanvankelijk wordt dan 00 ingevoegd, maar u kunt
daar uiteraard iedere gewenste waarde van maken. U
kunt een waarde wissen door de cursor erop te plaatsen en op [F4 (Delete)] te drukken.
4) Hebt u alle instellingen gemaakt, druk dan op [F6
(WRITE)] om het System Exclusive-commando
vast te leggen.
U kunt nu nog op [EXIT] drukken om de wijzigingen te annuleren en terug te keren naar de MICROSCOPE-pagina. Als de cursor zich aan het begin van
het SysEx-commando bevindt kunt u de wijzigingen
ook opheffen door op cursor √ te drukken.
Opmerking:
een automatische berekening van de Checksum uit. Dit wordt
aangegeven door “AUTO CSUM” bovenaan in het display.
Wilt u dat de checksum niet automatisch wordt berekend,
druk dan op [F1 (CHECKSUM)], zodat “AUTO CSUM”
verdwijnt.
Door op [F1 (CHECKSUM)] te drukken voert u
Maatwijzigingen invoeren
Om in de loop van de song naar een andere maatsoort te gaan moet u op het Beat-spoor een maat
invoegen met de nieuwe maatsoort. Hoe u een maat
invoegt leest u op blz. 77.
Opmerking:
de song waarin hij terechtkomt, dan krijgt de maatsoort van
de song voorrang. Dat leidt waarschijnlijk tot ongewenste ritmische afwijkingen (bv. een 3/4 Pattern weergeven in een 4/4
song). Wilt u dit Pattern in de originele maatsoort weergeven,
voer dan een maatwisseling naar 3/4 in op het Beat-spoor.
Als een Pattern een andere maatsoort heeft dan
72
■
Maatwijzigingen editen
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
Songs en Patterns editen
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCOPE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om “Trk Beat” te selecteren.
Telkens als u op deze knop drukt kiest u afwisselend
“Trk Tempo” en “Trk Beat”.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de maatwijziging
die u wilt aanpassen.
5) Plaats de cursor met √ en ® rechts op teller en
noemer en kies de gewenste maatsoort.
■
Maatsoort van een Pattern wijzigen
Ook voor ieder Pattern kunt u een maatsoort kiezen.
Deze dient enkel als referentie bij het opnemen en
weergeven (in plaats van de maatsoort voor de song
die is opgeslagen op het Beat-spoor).
Normaal heeft een Pattern de maat 4/4, maar door
de Pattern Beat-waarde te wijzigen kunt u een andere
maatsoort kiezen. Deze waarde kunt u aan het begin
van iedere Pattern instellen. U kunt hem niet wissen,
verplaatsen of kopiëren.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCOPE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT].
4) Kies de gewenste maatsoort voor het Pattern.
Opmerking:
tern laten wijzigen.
De maatsoort kunt u niet in de loop van het Pat-
Nieuwe data aanmaken (Create)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies het spoor of het Pattern dat u wilt afbeelden.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer.
4) Ga met de cursor ▲ ▼ knoppen naar de plaats
waar u de data wilt invoegen.
Misschien wordt de gewenste plaats niet in het display afgebeeld. Plaats in dat geval de cursor op een
positie (maat - tel - tik) en kies met de cijferknoppen
de gewenste coördinaten.
5) Druk op [F1 (CREATE)] om naar de “CREATE
EVENT”-pagina te gaan.
6) Plaats de cursor op het type data dat u wilt invoeren.
Kiest u hier Program Change, dan kunt u op [F5
(LIST)] drukken om een overzicht van de klanken in
de VE-GS Pro af te beelden.
Tempowijzigingen invoeren
Zie “Tempowijzigingen opnemen” op blz. 43.
■
Tempowijzigingen editen
Als u een tempowaarde in het Tempo-spoor aanpast
geldt de gewijzigde waarde slechts tot aan de volgende tempowaarde. Om het globale tempo van de song
te wijzigen wijzigt u beter de tempowaarde in de
“SONG PLAY”-pagina.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de MICROSCOPE-pagina te gaan.
3) Druk op [TEMPO/BEAT] om “Trk Tempo” te
selecteren.
Telkens als u op deze knop drukt kiest u afwisselend
“Trk Tempo” en “Trk Beat”.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de tempowijziging die u wilt aanpassen.
5) Plaats de cursor met ® rechts van “q = “ en kies het
gewenste tempo.
Als u de cursor op een klank plaatst worden de overeenkomstige bankkeuze- en programmakeuze-commando’s gezonden, zodat u de klank meteen op uw
klavier kunt spelen. Zodra u de gewenste klank hebt
gevonden drukt op [F6 (CREATE)] om de voornoemde commando’s in de partij te schrijven.
In het venster met klanklijsten kunt u bovendien de
volgende functies gebruiken:
[F3 (55 MAP)]
[F4 (88 MAP)]
[F5 (88 PRO)]
Opmerking:
zijn “legato”-klanken: als u gebonden noten speelt hoort u
enkel bij de eerst noot de “attack”.
Hiermee beeldt u de klankindeling
van de SC-55 af.
Hiermee beeldt u de klankindeling
van de SC-88 af.
Hiermee beeldt u de klankindeling
van de SC-88 Pro af.
Klanken waarvan de naam eindigt met een “:”
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om een Event in te voeren.
73
MC-80 Handleiding
8) U komt terecht in de MICROSCOPE-pagina, waarin u eventueel de parameters van het Event kunt
wijzigen.
Zie “Welke data ziet u in de MICROSCOPE-pagina?” op blz. 70 voor een overzicht van de events die
u kunt invoegen. Wat SysEx-commando’s betreft
zijn er de volgende mogelijkheden:
•Sys.Ex: Dit is een “aankondiging” dat er een System
Exclusive-commando volgt.
•Sys.Ex(GM ON): Hiermee initialiseert u de aangeslo-
ten klankmodule volgens de GM-instellingen.
•Sys.Ex(GM OFF): Hiermee verwijdert u de GM-stan-
daardinstellingen.
•Sys.Ex(GS Reset): Hiermee initialiseert u de aangesloten klankmodule volgens de GS-instellingen.
We moeten hier ook nog enkele opmerkingen
omtrent Pattern Call-commando’s kwijt:
•Een Pattern Call-commando kunt u niet in een Pattern plaatsen.
•Als het einde van het Pattern dat u invoegt voorbij
het einde van de song ligt wordt het gedeelte dat de
song-grens overschrijdt verwijderd.
•Er kan slechts één Pattern tegelijk door een Pattern
Call-commando worden aangestuurd. Als u een Pattern Call-commando plaatst voor het einde van een
ander Pattern, dan wordt de weergave van dat Pattern onderbroken om plaats te maken voor het nieuwe Pattern. Bevinden er zich meerdere Pattern Callcommando’s op dezelfde plaats, dan wordt enkel het
commando uitgevoerd dat het laatst in de MICROSCOPE-pagina wordt afgebeeld.
Events wissen (Erase)
Met uitzondering van de eerste tempowaarde aan het
begin van het Tempo-spoor, alsook de eerste maatsoort aan het begin van het Beat-spoor, kunt u alle
events individueel wissen.
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor
bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het
gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien
krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u
wilt wissen.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events
waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F2 (ERASE)] om de data te wissen.
Events verplaatsen (Move)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor
bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het
gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien
krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u
wilt verplaatsen.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events
waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F3 (MOVE)] om naar de “MOVE
EVENT”-pagina te gaan. Hierin wordt enkel het
event dat u wilt verplaatsen afgebeeld. Gaat het om
meerdere events, dan worden begin- en eindpositie
van de reeks afgebeeld.
6) Specifieer de positie (maat, tel, tik) waarnaar u het
event wilt verplaatsen.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het event te verplaatsen en terug te keren naar de MICROSCOPE-pagina.
Events kopiëren (Copy)
1) Laad de song die u wilt bewerken (zie blz. 92).
74
Songs en Patterns editen
2) Druk op [F4 (MICRO)] om naar de “MICROSCOPE”-pagina te gaan.
3) Kies een spoor of Pattern.
Sporen kunt u kiezen met de TRACK [1]~[16]
knoppen. Om een Pattern te kiezen drukt u eerst op
[PATTERN] om naar de “PATTERN SELECT”pagina te gaan, vervolgens kiest u het gewenste Pattern-nummer. Wilt u het Tempo- of Beat-spoor
bekijken, druk dan op [TEMPO/BEAT] tot u het
gewenste spoor (“Trk Tempo” of “Trk Beat”) te zien
krijgt.
4) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen het event dat u
wilt kopiëren.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt worden alle events
waarover u de cursor beweegt geselecteerd.
5) Druk op [F3 (COPY)] om de selectie vast te leggen.
6) Kies met de cursor ▲ ▼ knoppen de plaats waarop
u de kopie wilt invoegen.
Misschien wordt de gewenste plaats niet in het display afgebeeld. Plaats in dat geval de cursor op een
positie (maat - tel - tik) en kies met de cijferknoppen
de gewenste coördinaten.
Wilt u de data naar een ander spoor of Pattern kopiëren, kies dan eerst het betreffende spoor of Pattern
en specifieer vervolgens de positie.
7) Druk op [F5 (PLACE)] om de kopie uit te voeren.
gewenste functie en druk op [ENTER] om deze te
kiezen.
De te bewerken data worden bij deze functies gespecifieerd als een reeks maten. Bijvoorbeeld “Measure
5, for 4” betekent: “bewerk de vier maten die beginnen bij maat 5”. Met andere woorden: maat 5~8
worden bewerkt.
1) Plaats de cursor op “Measure” en specifieer de eerste maat die u wilt bewerken.
2) Plaats de cursor op “for” en stel het aantal maten in
dat u vanaf de in stap 1 gekozen maat wilt bewerken.
Kies “ALL” als u alle maten vanaf de in stap1 gekozen
maat tot aan het einde van de song wilt bewerken.
Maten wissen (Erase)
Hiermee wist u de geselecteerde maten. De maten
blijven leeg achter, met andere woorden: de song
wordt niet korter, enkel de data uit de geselecteerde
maten worden gewist (niet de maten zelf).
Opmerking:
de (respectievelijk uit het Tempo-spoor en het Beat-spoor)
kunt u niet wissen.
De eerste tempowaarde en de eerste maatwaar-
10.4 Hele maten en sporen bewerken (Track Edit)
Voor het bewerken (wissen, verplaatsen, kopiëren,
enz.) van grotere fragmenten in een song is het werken met individuele events niet de meest handige
manier. Daarom kan de MC-80 ook hele maten of
sporen bewerken.
1) Druk op [SEQUENCER] om naar de “SONG
PLAY”-pagina te gaan.
2) Wilt u een song bewerken die zich op diskette
bevindt, laad dan deze song. Ook een song die u
volgens de Quick Play-methode weergeeft moet u
eerst laden door op [F6 (LOAD)] te drukken.
3) Druk op [F3 (TRK EDIT)] om naar de “TRK EDIT
MENU”-pagina te gaan.
Op deze pagina worden 15 functies afgebeeld die u
op sporen kunt toepassen. Plaats de cursor op de
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F1 (ERASE)]].
Opmerking:
sen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [1] drukken,
gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
wissen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst
op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het
Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met
“TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één
Pattern.
4) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt wissen en voor “for” het aantal maten vanaf die maat.
5) Plaats de cursor op “Status” en kies het type data
dat u wilt wissen.
ALLAlle data
NoteEnkel noten
Poly AftPolyfone aftertouch
CCControledata
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen
mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren
waarover u deze data wilt wissen. Om alle noten of
polyfone aftertouch-commando’s te wissen specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 wissen,
kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om bv. enkel programmanummer 4 te wissen specifieert u “4~4”; om
nummer 3~14 te wissen specifieert u “3~14” enz.
6) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDIkanaal waarop u de data wilt wissen.
Kies “ALL” als u alle data van alle kanalen wilt wissen. Wilt u enkel de data van een specifiek MIDIkanaal wijzigen, specifieer dan het betreffende
kanaal.
Opmerking:
het Tempo-spoor als bestemming hebt gekozen of indien u
voor de Status-parameter “SysEx”, “TuneReq” of “PTNCall”
hebt gekozen.
Deze parameter kunt u niet instellen indien u
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te wissen.
3) Druk op [F1 (DELETE)].
4) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
verwijderen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het
Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met
“TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één
Pattern.
5) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt verwijderen en voor “for” het aantal maten vanaf die
maat.
Opmerking:
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verwijderen.
Pauzes aan het begin van de song
verwijderen (Truncate)
Door het gebruik van de Copy-functie en dergelijke
zit u misschien plots met een aantal lege maten aan
het begin van het spoor of het Pattern opgescheept.
De Truncate-functie verwijdert “lege ruimte” tussen
het begin van de song en het eerste noot-aan commando.
Opmerking:
en dergelijke commando’s wordt enkel het laatste commando
voor het eerste noot-aan commando behouden.
Van de aanwezige programmakeuze-, controle-
Maten verwijderen (Delete)
Hiermee verwijdert u de geselecteerde maten. De
maten worden uit de song weggehaald, met andere
woorden: de achterliggende maten schuiven naar
voren en de song wordt korter.
Opmerking:
de (respectievelijk uit het Tempo-spoor en het Beat-spoor)
kunt u niet wissen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F2 (DELETE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [2]
drukken, gevolgd door [ENTER].
76
De eerste tempowaarde en de eerste maatwaar-
U kunt ook gewoon de cursor op “2 Delete”
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F2 (DELETE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [2]
drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “2 Delete”
3) Druk op [F2 (TRUNCATE)].
4) Kies voor “Track” het spoor of Pattern waarop u
blanco’s wilt verwijderen. Als u een Pattern wilt
kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Kies “TRK 1”~”TRK 16” of “PTN 1”~”PTN 100”.
5) De “From” en “To” velden geven de grenzen aan
waarbinnen data zullen worden weggehaald.
Opmerking:
duren.
Het invullen van de From en To velden kan even
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verwijderen.
Songs en Patterns editen
Maten kopiëren (Copy)
De toepassingsmogelijkheden van deze functie zijn
natuurlijk legio: een refreintje herhalen, de beste
stukken uit verschillende solo’s samenplakken, enz.
Een leuk detail is dat u van een spoor naar een Pattern en vice versa kunt kopiëren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F3 (COPY)].
Opmerking:
sen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [3] drukken,
gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat waaruit
u wilt kopiëren. Als u een Pattern wilt kiezen moet
u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het
Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met
“TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één
Pattern.
4) Kies voor “Measure” de eerste maat die u wilt
kopiëren en voor “for” het aantal maten vanaf die
maat.
5) Herhaal stap 3 en 4 voor het “DESTINATION”blok om de bestemming van uw kopie te specifiëren.
•Wilt u dat de kopie na de laatste maat van de song
terechtkomt, kies dan “END” voor de Measureparameter.
•Hebt u voor SOURCE “ALL” gekozen, doe dit dan
ook voor DESTINATION. U kunt ook PTN 1~PTN
100 kiezen, in dat geval worden de data van zestien
sporen samengebracht in één Pattern.
•Als u voor SOURCE het Tempo-spoor hebt gekozen
is dat ook voor DESTINATION de enige mogelijke
keuze.
6) Plaats de cursor op “Times” en specifieer hoe vaak
u het fragment wilt kopiëren.
7) Plaats de cursor op “Status” en kies het type data
dat u wilt kopiëren.
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen
mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren.
Om alle noten of polyfone aftertouch-commando’s
te kopiëren specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u
enkel C4 kopiëren, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz.
Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de
reeks 0~127, bij de programmanummers is dat 1~
128. Om bv. enkel programmanummer 4 te kopiëren
specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te kopiëren
specifieert u “3~14” enz.
8) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDIkanaal waarop u de data wilt kopiëren.
Kies “ALL” als u alle data van alle kanalen wilt kopiëren. Wilt u enkel de data van een specifiek MIDIkanaal kopiëren, specifieer dan het betreffende
kanaal.
Opmerking:
het Tempo-spoor als bestemming hebt gekozen of indien u
voor de Status-parameter “SysEx”, “TuneReq” of “PTNCall”
hebt gekozen.
Deze parameter kunt u niet instellen indien u
9) Plaats de cursor op “Mode” en kies de kopieermethode:
De gekopieerde data worden toegevoegd aan
Mix
Replace
de reeds aanwezige data op de kopieerbestemming.
De aanwezige data op de kopieerbestemming
worden gewist en vervangen door de gekopieerde data. Let wel: hierbij wordt enkel de
data op het gespecifieerde MIDI-kanaal vervangen.
10)Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te kopiëren.
Maten invoegen (Insert)
Hiermee plaatst u een nieuwe, lege maat op de gespecifieerde positie. Voor ingevoegde maten kunt u een
andere maatsoort specifiëren, wat dit dus meteen
ook de aangewezen functie maakt om maatwisselingen te programmeren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F4 (INSERT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [4]
drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “4 Insert”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern waarop u
een maat wilt invoegen. Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen, inclusief het
Beat-spoor en het Tempo-spoor geselecteerd. Met
“TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één
Pattern.
4) Kies met “Measure” de maat waarna u maten wilt
invoegen en met “for” het aantal maten dat u wilt
invoegen.
5) Als u als Target “ALL” hebt gekozen kunt u desgewenst de cursor op “Beat” plaatsen en een andere
maatsoort kiezen.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de maten in te voegen.
Maten transponeren (Transpose)
Hiermee transponeert u de geselecteerde data, over
een bereik van 127 halve tonen. Een mogelijke toepassing is het laten moduleren van de song vanaf een
bepaalde maat.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern. Uiteraard heeft het geen zin om
het Tempo- of Beat-spoor te transponeren.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
transponeren.
5) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
transponeren en voor “Channel” op welk kanaal
(ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
6) Kies met “Bias” het aantal halve tonen dat u wilt
transponeren.
Bv. “-1” transponeert de song een halve toon lager,
“+1” een halve toon hoger.
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te transponeren.
■
Voorbeelden
Bas één octaaf lager transponeren
Typische situatie: u hebt een baspartij ingespeeld en
u kiest hiervoor achteraf een andere klank, die echter
een octaaf hoger blijkt te klinken. Om die bas een
octaaf lager te doen klinken kiest u het volledige
nootbereik en stelt u de “Bias”-parameter op “-12”
in.
Andere slagwerkklanken kiezen
Aangezien slagwerksets volgens het klank-per-toets
principe zijn opgebouwd kunt u een slagwerkklank
door een andere vervangen door één noot te transponeren. Stel bijvoorbeeld dat aan de noot D4 een
conga is toegewezen, en u wilt die voor de hele partij
vervangen door een trommel, die zich op “C3”
bevindt. Kies in dat geval de Note Range “D4~D4”
en de Bias “-14”.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 1” en druk op
[F5 (TRANSPOSE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [5]
drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “5 Transpose”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
78
Aanslagwaarden wijzigen (Change
Velocity)
U kunt de aanslagwaarden waarmee u een partij hebt
ingespeeld achteraf wijzigen, waardoor het mogelijk
wordt die partij harder, zachter, dynamischer of juist
strakker, enz. te laten klinken.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op
[F1 (CHG VELO)].
Songs en Patterns editen
Opmerking:
ty” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [6]
drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “6 Chg Veloci-
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u één Pattern. Uiteraard heeft het hier geen zin
om het Tempo- of Beat-spoor te bewerken.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Plaats de cursor op “Curve” en kies volgens welke
curve u de aanslagwaarden wilt bewerken.
Linear: alle aanslagwaarden worden in dezelfde mate
verhoogd of verlaagd.
EXP1, EXP2: vooral gemiddelde waarden worden
extra verlaagd.
7) Plaats de cursor op “Magnify” en kies de mate
waarin u de dynamiek (het verschil tussen de kleinste en de grootste aanslagwaarde) wilt verkleinen
of vergroten.
Door een waarde van 99% of lager te kiezen verkleint
u de dynamiek. Het hoorbare effect heeft wat weg
van de werking van een compressor: zachte signalen
worden luider, terwijl de luidste pieken worden ingeperkt.
8) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
transponeren en voor “Channel” op welk kanaal
(ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de aanslagwaarden
te wijzigen.
Data naar een ander MIDI-kanaal sturen (Change Channel)
Met de onderstaande functie kunt u bepaalde data
uit een partij selecteren en deze naar een ander
MIDI-kanaal sturen.
LOG1, LOG2: vooral gemiddelde waarden worden
extra verhoogd.
Spline: hoge aanslagwaarden worden nog hoger, lage
aanslagwaarden nog lager.
Loud 1, Loud 2: vooral lage aanslagwaarden worden
verhoogd, waardoor het geheel subjectief “luider”
gaat klinken.
6) Plaats de cursor op “Bias” en kies de mate waarin u
de aanslagwaarden wilt verhogen of verlagen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op
[F2 (CHG CH)].
Opmerking:
nel” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [7]
drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “7 Chg Chan-
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies voor “Status” het type data waarvoor u een
ander MIDI-kanaal wilt kiezen: ALL (alle data),
Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af, P.Bend (zie blz. 70
voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen
mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren
waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten
of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken
specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4
bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de
controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~
127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om
79
MC-80 Handleiding
bv. enkel programmanummer 4 te bewerken specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken specifieert u “3~14” enz.
6) Kies met “Channel” de gewenste MIDI-kanalen.
Links van de pijl (“→ “) kiest u welk MIDI-kanaal u
wilt bewerken (ALL, 1~16). Rechts van de pijl specifieert u het nieuwe kanaal waarop de data terechtkomen (1~16, ALL is hier niet mogelijk).
7) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het nieuwe kanaal
toe te wijzen.
Duur van de noten wijzigen (Gate Time)
Gate Time bepaalt de tijd tussen een noot-aan en een
noot-uit commando. Door deze parameter te variëren maakt u de geselecteerde noten korter, percussiever (meer staccato) of juist langgerekter (tenuto).
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op
[F3 (CHG GATE)].
Opmerking:
Time” plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop
[8] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Plaats de cursor op “Bias” en kies met hoeveel eenheden u de Gate Time wilt verhogen of verlagen.
De waarde die u hier specifieert wordt bij de Gate
Time van alle geselecteerde data opgeteld of er van
afgetrokken.
6) Met “Magnify” kunt u een proportionele vergroting of verkleining van de Gate Time specifiëren.
Door een waarde van 99% of lager maakt u alle Gate
Times proportioneel kleiner. Met waarden boven
100% maakt u ze groter.
7) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
transponeren en voor “Channel” op welk kanaal
(ALL, 1~16) u dit bereik wilt transponeren.
8) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u
Gate Times wilt wijzigen.
U kunt ook gewoon de cursor op “8 Chg Gate
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de Gate Time van de
geselecteerde data te wijzigen.
Twee sporen of Patterns samenvoegen (Merge)
Hiermee schrijft u de data van twee sporen of Patterns samen naar één spoor of Pattern.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op
[F4 (MERGE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknop [9]
drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies onder SOURCE het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u een spoor. Met
“PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies onder DESTINATION het spoor of Pattern
dat u wilt combineren met het vorige en dat meteen
het resultaat van de combinatie zal bevatten. Als u
een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN]
drukken.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u een spoor. Met
“PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
5) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de sporen te combineren.
U kunt ook gewoon de cursor op “9 Merge”
Data uit één spoor of Pattern over
verschillende sporen of Patterns verdelen (Extract)
Hiermee selecteert u bepaalde data uit een spoor/
Pattern en verplaatst deze naar dezelfde plaats op een
ander spoor/Pattern. Deze functie kunt u ook
gebruiken om de data van een Standard MIDI File
(SMF) formaat 0 uit te splitsen over verschillende
sporen (zoals u weet worden bij SMF formaat 0 data
voor alle MIDI-kanalen aanvankelijk op één spoor
geschreven).
80
Songs en Patterns editen
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 2” en druk op
[F5 (EXTRACT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1]
en [0] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “10 Extract”
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies onder DESTINATION het spoor of Pattern
waarnaar u de data wilt verplaatsen.
Als u “ALL” kiest worden de data van MIDI-kanaal 1
naar spoor 1 geschreven, die van MIDI-kanaal 2 naar
spoor 2, enz. Dit is dus de aangewezen optie om een
SMF formaat 0 “uit te splitsen”. Kiest u “TRK 1”~
”TRK 16” of “PTN 1”~”PTN 100”, dan worden de
data naar het betreffende spoor of Pattern verplaatst.
6) Kies voor “Status” het type data waarvoor u een
ander MIDI-kanaal wilt kiezen: ALL (alle data),
Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af, P.Bend, SysEx, TuneReq of PTNCall (zie blz. 70 voor een beschrijving
van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen
mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren
waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten
of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken
specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4
bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de
controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~
127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om
bv. enkel programmanummer 4 te bewerken specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken specifieert u “3~14” enz.
7) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u
data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt
geselecteerd.
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
8) Druk op [F6 (EXECUTE)] om het nieuwe kanaal
toe te wijzen.
Data verschuiven (Shift Clock)
Hiermee verschuift u de timing van data in stappen
van 1 tik (1 clock). Op die manier kunt u partijen wat
meer “voor de tijd” of juist laid back laten klinken.
Opmerking:
terechtkomen. Probeert u ze toch zo ver terug te schuiven, dan
komen ze helemaal aan het begin van de song terecht. Schuift
u data voorbij het einde van de song, dan wordt er automatisch een extra maat aangemaakt waarin de verschoven data
terecht kunnen. Deze maat heeft steeds dezelfde maatsoort als
de rest van de song.
Data kunnen nooit vóór het begin van de song
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op
[F1 (SHIFTCLK)].
Opmerking:
Clock” plaatsen en op [ENTER] drukken, of tweemaal op de
cijferknop [1] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “11 Shift
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd,
inclusief het Tempo-spoor. Met “TRK 1”~”TRK 16”
selecteert u enkel het betreffende spoor. Kies “Tempo” als u enkel het Tempo-spoor wilt bewerken. Met
“PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies voor “Bias” het aantal tikken waarmee u de
data naar voor (negatieve waarden) of naar achter
(positieve waarden) wilt verplaatsen.
6) Kies voor “Status” het type data dat u wilt verplaatsen: ALL (alle data), Note, Poly Af, CC, PC, Ch Af,
P.Bend, SysEx, TuneReq of PTNCall (zie blz. 70
voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af, CC of PC hebt gekozen
mag u niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren
waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten
of polyfone aftertouch-commando’s te bewerken
specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4
bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de
controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~
127, bij de programmanummers is dat 1~128. Om
bv. enkel programmanummer 4 te bewerken specifieert u “4~4”; om nummer 3~14 te bewerken specifieert u “3~14” enz.
7) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u
data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt
geselecteerd.
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
8) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verplaatsen.
81
MC-80 Handleiding
Overbodige data wissen (Data Thin)
Bij aftertouch-, volume-, Pitch Bend-bewegingen
enz. worden enorme hoeveelheden data gegenereerd. Zo’n beweging is tenslotte opgebouwd uit een
lange reeks individuele waarden. Data Thin haalt
hier en daar enkele van die waarden weg. Dat heeft
geen hoorbare gevolgen voor de beweging, maar
scheelt wel een flinke hap intern geheugen!
Opmerking:
mene regels te vatten. Het is dus een kwestie van een beetje
experimenteren.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op
[F2 (DATATHIN)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1]
en [2] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd.
Met “TRK 1”~”TRK 16” selecteert u enkel het
betreffende spoor. Met “PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies voor “Value” de mate waarin u data wilt uitdunnen. Hoe hoger deze waarde, hoe meer data er
worden weggehaald.
6) Kies voor “Time” een hoge waarde als u met lange
tijdsintervallen wilt uitdunnen, of een lage waarde
als u liever korte tijdsintervallen gebruikt.
7) Kies voor “Status” het type data dat u wilt uitdunnen: ALL (alle data), Poly Af, CC, Ch Af, P.Bend (zie
blz. 70 voor een beschrijving van deze types).
Als u zonet Poly Af of CC hebt gekozen mag u niet
vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u
deze data wilt bewerken. Om alle polyfone aftertouch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~
127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan
“60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers
kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
8) Kies met “Channel” het MIDI-kanaal waarop u
data wilt bewerken.
Opmerking:
Status één van de opties SysEx, TuneReq of PTNCall hebt
geselecteerd.
Hoeveel data u kunt weghalen valt niet in alge-
U kunt ook gewoon de cursor op “12 Data Thin”
Deze parameter kunt u niet instellen als u voor
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data te verplaatsen.
Sporen of Patterns uitwisselen (Exchange)
Hiermee laat u hele sporen of Patterns van plaats
wisselen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op
[F3 (EXCHANGE)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1]
en [3] drukken, gevolgd door [ENTER].
U kunt ook gewoon de cursor op “13 Exchange”
3) Kies achtereenvolgens voor TARGET A en TARGET B de twee sporen of Patterns die u wilt uitwisselen.
4) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de data uit te wisselen.
Duur van de hele song aanpassen (Time Fit)
Hiermee kunt u de song in een van tevoren gespecifieerde totaalduur doen passen. Daar doet u bijvoorbeeld uw voordeel mee als u muziek voor een reclamespot e.d. maakt.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op
[F4 (TIME FIT)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1]
en [4] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
4) Kies voor “Time” de nieuwe totaalduur waarin de
song moet passen.
Links van de pijl staat de originele speelduur van het
gekozen fragment. Rechts kunt u de nieuwe speelduur specifiëren.
U kunt ook gewoon de cursor op “14 Time Fit”
82
Songs en Patterns editen
Opmerking:
drukbaar” of “uitrekbaar”. Als u de limiet van wat haalbaar
is overschrijdt, verschijnt “Playback Tempo Range Over!” in
het display. In dat geval wordt de dichtstbijzijnde “haalbare”
waarde gekozen.
Een song is uiteraard niet eindeloos “samen-
5) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de speelduur aan te
passen.
Data converteren (Modify Value)
Hiermee kunt u verschillende bewerkingen.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F3
(TRK EDIT)].
2) Ga met [F6 (MENU)] naar “MENU 3” en druk op
[F5 (MODIFY)].
Opmerking:
plaatsen en op [ENTER] drukken, of op de cijferknoppen [1]
en [5] drukken, gevolgd door [ENTER].
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken. Als u een Pattern wilt kiezen moet u
eerst op [PATTERN] drukken.
Als u “ALL” kiest worden alle sporen geselecteerd,
inclusief het Tempo-spoor. Met “TRK 1”~”TRK 16”
selecteert u enkel het betreffende spoor. Kies “Tempo” als u enkel het Tempo-spoor wilt bewerken. Met
“PTN 1”~”PTN 100” selecteert u een Pattern.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
Verder hangt het er nu van af of u met MODIFY of
SHIFT# wilt werken.
Met MODIFY
5) Druk op [F1 (MODIFY)].
6) Plaats de cursor op “TYPE” en kies de gewenste
optie.
Compand
Reverse
7) Kies voor “Status” het type data dat u wilt bewerken: Note, Velocity (aanslagwaarde van de noot)
Poly Af, CC, Ch Af, P.Bend(zie blz. 70 voor een
beschrijving van deze types).
Als u zonet Note, Poly Af of CC hebt gekozen mag u
niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten of
polyfone aftertouch-commando’s te bewerken spe-
U kunt ook gewoon de cursor op “15 Time Fit”
Deze optie laat u de waarde vermenigvuldigen met een factor 0.00~2.00.
Bij deze optie worden alle waarden rond
een centrale waarde “gespiegeld”.
cifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
8) Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDIkanaal waarop u data wilt bewerken.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)].
Met SHIFT
10)Druk op [F2 (SHIFT)].
11)Kies voor “Source” welke originele waarde u wilt
wijzigen.
12)Kies voor “Destination” tot welke nieuwe waarde u
de “Source”-waarde wilt converteren.
13)Kies voor “Status” het type data dat u wilt bewerken: Note, Velocity (aanslagwaarde van de noot),
CC, PC, All Oct (de geselecteerde noot in alle octaven) (zie blz. 70 voor een beschrijving van deze
types).
Als u zonet Note, Poly Af of CC hebt gekozen mag u
niet vergeten het bereik (Range) te specifiëren waarover u deze data wilt bewerken. Om alle noten of
polyfone aftertouch-commando’s te bewerken specifieert u “0(C-1)~127(G9)”. Wilt u enkel C4 bewerken, kies dan “60(C4)~60(C4)”, enz. Bij de controlenummers kunt u selecteren uit de reeks 0~127.
14)Plaats de cursor op “Channel” en kies het MIDIkanaal waarop u data wilt bewerken.
15)Druk op [F6 (EXECUTE)].
10.5 Timing corrigeren (Quantize)
Wat is Quantize?
De Quantize-functie verplaatst de starttijd van de
noten. Naar gelang de opties en instellingen die u
kiest stelt u dat in staat uw muziek strak of juist los
en swingend te laten klinken.
De MC-80 biedt drie soorten quantisering, die elk
een ander effect op de muziek hebben. Welk type u
in een bepaalde situatie kiest hangt af van het soort
muziek en het effect dat u wilt bereiken:
■
Grid Quantize
Grid Quantize verplaatst het startpunt van de opgenomen noten naar het dichtstbijzijnde “stapje” in de
resolutie waarmee u opneemt (dus bijvoorbeeld zestiende noten, achtste noten enz.).
83
MC-80 Handleiding
■
Shuffle Quantize
Shuffle Quantize is een type quantisering dat een
“swing” Feel aan de muziek geeft, door de tweede en
vierde tel van iedere maat te verschuiven.
■
Groove Quantize
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een reeks “quantiseringssjablonen”. Elk van deze sjablonen bevat
andere timing- en velocity-instellingen en geeft u de
mogelijkheid verschillende ritmische “Feels” aan een
partij te geven.
Preview-functie
De resultaten van uw Quantize-instellingen kunt u
reeds beluisteren terwijl u ze maakt. We noemen dit
de Preview-functie.
Opmerking:
mando’s. Ook sporen waarvoor de weergave is uitgeschakeld
(Mute) kunt u niet op deze manier beluisteren.
Preview is niet mogelijk voor Pattern Call-com-
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F2
(QUANTIZE)].
2) Ga met [FWD] en [BWD] naar het begin van het
fragment dat u wilt voorbeluisteren.
Opmerking:
ter voorbeluistering, steeds de volgende twee maten vanaf
deze positie herhaald. In Groove Quantize zijn dat vier
maten. Uiteraard hoort u niets als er in de betreffende maten
niets is opgenomen.
In Grid Quantize en Shuffle Quantize worden,
3) Druk op [PLAY] om de voorbeluistering te starten.
4) Druk op [STOP] als u de weergave wilt stoppen.
Grid Quantize
Aangezien hierbij alle noten op hun mathematisch
“perfecte” positie worden geplaatst is dit de aangewezen optie om een partij “superstrak” te maken.
Opmerking:
altijd even fraai, omdat onze oren de menselijke imperfectie
van een mathematisch niet correcte timing missen. Wilt u iets
van die menselijke imperfectie behouden en toch de timing
van een Pattern corrigeren, kies dan een kleine resolutie of stel
de Strength parameter op een relatief lage waarde in.
1) Druk in de “SONG PLAY”-pagina op [F2 (QUANTIZE)].
2) Druk op [F1 (GRID)] om naar de “GRID QUANTIZE”-pagina te gaan.
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken.
Een “te strak” gequantiseerde partij klinkt niet
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor.
Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken en daarna het gewenste nummer
kiezen.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u
data wilt bewerken.
6) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen
op het klavier in te drukken.
7) Kies de gewenste “Resolution”.
Hiermee bepaalt u het tijdsinterval waarmee wordt
gequantiseerd (dit is het kleinste “stapje” waarnaar
de noten worden verplaatst). De resolutie stelt u in
als een nootwaarde.
8) Kies de gewenste “Strength”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de
noten naar het dichtstbijzijnde interval (dat u met de
resolutie-parameter instelt) worden verplaatst. Wilt
u dat de noten vlak op dit interval worden geplaatst,
kies dan 100%. Bij lagere waarden komt de noot
steeds verder van het dichtstbijzijnde timing interval
te liggen. Als u 0% kiest wordt er helemaal niets
gecorrigeerd.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data
te quantiseren.
Shuffle Quantize
Deze manier van quantiseren dient niet zozeer om
een partij strak te maken maar net om er een losse,
swingende feel aan te geven.
1) Druk in de “SONG PLAY”-pagina op [F2 (QUANTIZE)].
2) Druk op [F2 (SHUFFLE)] om naar de “SHUFFLE
QUANTIZE”-pagina te gaan.
3) Kies de gewenste “Resolution” (zie uitleg hierboven).
4) Kies de gewenste “Rate”.
Met deze parameter bepaalt u waar u de tweede en de
vierde tel in de maat plaatst ten opzichte van de eerste en de derde tel. Een waarde van 50% betekent dat
de even tellen zich in het exacte midden tussen twee
oneven tellen bevinden (waarbij u dus gewoon
binair, dus “niet-swingend” quantiseert, vergelijkbaar met Grid Quantize). De waarde 0% plaatst iedere even tel steeds op dezelfde plaats als de voorgaande oneven tel. Met waarden die voldoende afwijken
84
Songs en Patterns editen
van 0% en 50% krijgt u een hele waaier aan ternaire,
“swing Feel” quantiseringen.
l Als u quantiseert op achtste noten
024002400
l ziet het bovenstaande patroon en bij Rate=50~67%
z uit:
0320 0320 0
Naarmate de Rate-waarde dichter in
de buurt van 67% komt begint het zaakje
meer te swingen.
l Achtste-noot triolen komen overeen met een
Rate-waarde van –67%)
0320 0320 0
noten
5) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken.
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor.
Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken en daarna het gewenste nummer
kiezen.
6) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
7) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u
data wilt bewerken.
8) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen
op het klavier in te drukken.
9) Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data
te quantiseren.
Groove Quantize
De MC-80 biedt 71 “quantiseringssjablonen”. Elk
van deze sjablonen bevat andere timing- en velocityinstellingen en geeft u de mogelijkheid verschillende
ritmische “Feels” aan een Pattern te geven.
Bovendien kunt u 16 sjablonen van eigen makelij
opslaan, bijvoorbeeld een toevallig goed geslaagde
“feel” die u uit een eigen song hebt geplukt.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op [F2
(QUANTIZE)].
2) Druk op [F3 (GROOVE)] om naar de “GROOVE
QUANTIZE”-pagina te gaan.
3) Kies voor “Track” het spoor of Pattern dat u wilt
bewerken.
Met TRACK [1]~[16] kies t u het gewenste spoor.
Als u een Pattern wilt kiezen moet u eerst op [PATTERN] drukken en daarna het gewenste nummer
kiezen.
4) Kies met “Measure” en “for” de maten die u wilt
bewerken.
5) Kies voor “Channel” op welk kanaal (ALL, 1~16) u
data wilt bewerken.
6) Kies voor “Note Range” het nootbereik dat u wilt
bewerken. U kunt dit eventueel doen door toetsen
op het klavier in te drukken.
7) Kies voor “Template” het gewenste sjabloon.
Op de volgende bladzijde vindt u een overzicht van
de sjablonen waaruit u kunt kiezen. De Preset-sjablonen volgen de nummering “Preset 1”~”Preset
71”, voor de User-sjablonen wordt dat “User 1”~
”User 16”.
Opmerking:
User-sjablonen nog de standaardinstellingen. Vandaar dat
ieder sjabloon op dat moment nog “Initial Template” heet.
Om een set User-sjablonen effectief te gebruiken moet u die
eerst laden.
Bij het inschakelen van de MC-80 bevatten de
8) Kies de gewenste “Strength Timing”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de
noten worden verplaatst naar het timing-interval
van het sjabloon dat u kiest. De waarde 100% betekent dat de noot perfect wordt gequantiseerd. Bij de
waarde 0% worden er geen noten verplaatst.
9) Kies de gewenste “Strength Velocity”.
Met deze parameter bepaalt u in welke mate de
noten worden aangepast aan de aanslagwaarden van
het sjabloon dat u kiest. De waarde 100% betekent
dat de aanslag exact gelijk wordt aan die van het sjabloon. Bij de waarde 50% krijgen de noten waarden
die het gemiddelde vormen tussen de originele aanslag en die van het sjabloon. Bij de waarde 0% worden den aanslagwaarden niet gewijzigd.
10)Druk op [F6 (EXECUTE)] om de geselecteerde data
te quantiseren.
85
MC-80 Handleiding
U kunt kiezen uit de volgende Preset-sjablonen:
16Beat Dance
Kleine dynamiekGrote dynamiekLichte swingZware swing
Normal
Heavy
Pushed
Zoals u kunt opmaken uit de tabellen zijn de sjablonen onderverdeeld volgens de stijlen Dance, Fusion,
Reggae (deze sjablonen zijn onderverdeeld in zestiende noten) en Pops, Rhumba, Samba, Axe en Salsa
(deze zijn onderverdeeld in achtste noten).
2) Kies op de verticale as de gewenste “groove”.
Wilt u de feel van de opname behouden, kies dan
“Normal”. Wilt u dat de noten iets voor de tijd zitten, kies dan “Pushed”. “Heavy”, tenslotte, moet u
kiezen als u de noten iets na de tijd wilt laten klinken,
voor een laid back feel.
3) Kies op de horizontale as de gewenste variatie.
Dynamiek is het verschil tussen de zachtste en luidste
noot. Wilt u dat alle noten ongeveer even hard klinken, kies dan “kleine dynamiek”. Hebt u liever dat
bepaalde accenten duidelijk luider klinken dan de
rest, kies dan “grote dynamiek”.
Bij de swing-opties gaat het van een milde swing tot
werkelijk “uit de pan”.
4) De combinatie van genre en uw “verticale” en
“horizontale” keuze zou u bij het juiste sjabloon
moeten brengen. Tik het nummer van dit sjabloon
in met de cijferknoppen.
Een praktijkvoorbeeld: u bent op zoek naar een
Fusion-groove met een lichte swing, die een beetje na
de tel sleept. De aangewezen stijl is dan “16 Heavy
Fusion L. Swing”. Mag het iets jazzier, kies dan “16
Heavy Fusion H. Swing”. Wilt u meer richting 70’s,
ga dan voor “8 Norm. Pops L.Acc”.
Tips bij het gebruik van Groove-sjablonen
•De muzikale genres in de bovenstaande tabel moet u
louter als een richtlijn zien. Experimenteren levert
vaak interessante resultaten op!
•Bij een erg slordige timing kan Groove Quantize ook
niet veel meer goedmaken. Dan is het beter dat u de
partij eerst “rechttrekt” met Grid Quantize en er vervolgens met Groove Quantize weer wat leven in
brengt.
•Al deze sjablonen zijn bedoeld voor de maatsoort 4/
4. Als u ze op andere maatsoorten toepast leveren ze
waarschijnlijk niet het gewenste effect op.
•Voor de sjablonen uit de categorieën Samba, Axe,
Salsa en Tuplets kunt u geen “groove”- of “variatie”opties kiezen.
•Groove Quantize werkt vooral goed op drums en
bas, instrumenten die de “Groove” van een Song
bepalen. Als u de functie op andere instrumenten
toepast doet u dat best in mindere mate.
•Over het algemeen zijn de sjablonen patronen van
vier maten met een zekere dynamische opbouw. Met
andere woorden: het gaat niet om een herhaling van
vier keer dezelfde maat. Dat heeft consequenties
voor de manier waarop u zo’n sjabloon best toepast.
Stel dat maat 1 van uw song geen muziek, maar enkel
programmakeuzes e.d. bevat. De muziek begint dus
vanaf maat 2. Start u nu de quantisering vanaf maat
1, dan komt de tweede maat van het sjabloon terecht
op de eerst maat van de muziek enz., en klinkt het
sjabloon anders dan bedoeld. Dat kan verrassende en
soms misschien interessante resultaten opleveren,
maar over het algemeen valt het in voorkomend
geval toch aan te raden de quantisering vanaf maat 2
te starten.
•Deze sjablonen zijn bedoeld voor tempo’s tussen
120~140 BPM. Wilt u ze met een sneller tempo
gebruiken, zet dan de Strength-parameter op 100%.
Voor een trager tempo kiest u best een Strength
waarde onder 100%.
•Bij het gebruik van sjablonen die de muziek van een
“swing feel” voorzien moet u de sterkte van de quantisering aanpassen aan het soort muziek. Een trage
jazz ballad mag u intenser bewerken als een snel bebop nummer. Een hoge intensiteit geeft bij snelle
dansmuziek een “kaatsend” effect.
SMF als User-sjabloon gebruiken
Hoe zit het nu met die User-sjablonen, vraagt u zich
intussen misschien af. We houden u niet langer in
spanning. Een User-sjabloon is in feite niets meer
dan een SMF die voor dat doel wordt gebruikt. Niets
belet u dus om een SMF te maken van een eigen song
met een goeie groove, om deze te “recycleren” als sjabloon voor andere songs.
Een tip: maak minstens één sjabloon voor de bas en
één voor de drums, want deze tandem bepaalt uiteraard voor het grootste deel de groove van de song.
1) Steek de diskette met de gewenste song in de disk
drive.
2) Laad de song die u als User-sjabloon wilt gebruiken.
3) Kies de vier maten waaruit u het sjabloon wilt distilleren en wis de overige maten (zie “Maten verwijderen (Delete)” op blz. 76).
4) Druk op [F5 (SAVE)].
5) Druk op [F4 (SMF-0)].
Enkel SMF’s formaat 0 komen in aanmerking om als
groove-sjabloon te fungeren.
6) Geef het sjabloon een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en
met het [VALUE]-wiel het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (OK)].
8) Kies de bestemming waar u het sjabloon wilt
opslaan en druk op [F6 (SAVE)].
87
MC-80 Handleiding
Als de bestandsnaam die u hebt gekozen reeds
bestaat meldt het display “File Name duplicate.
Overwrite?” Druk op [F6 (REPLACE)] als u het vorige bestand met die naam wilt overschrijven of op [F1
(CANCEL)] als u bestaande bestand ongemoeid wilt
laten en de operatie wilt afbreken.
U hebt nu een SMF gemaakt die u als groove-sjabloon kunt gebruiken.
SMF laden als groove-sjabloon
We hebben daarnet een SMF gemaakt die als groovesjabloon kan dienst doen. Voor we hem kunnen
gebruiken moeten we hem in één van de User 1~16
geheugens laden.
Opmerking:
neer u de MC-80 uitschakelt (als u opnieuw inschakelt heten
ze allemaal “Initial Templates”). Wilt u de inhoud van deze
geheugens bewaren, schrijf ze dan op diskette (zie hieronder).
Opmerking:
laadt zonder die eerst “op maat te snijden”, dan worden
automatisch de eerste vier maten van de song tot “sjabloon”
gemaakt. Dat is vaak niet wenselijk, omdat er in die maten
bijvoorbeeld programmakeuzes, een intro-lijntje,… dus
allesbehalve “groove” zit. We raden u daarom toch aan om de
werkwijze van daarnet te volgen om ee SMF voor Groove
Quantize doeleinden aan te maken.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2
(QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD
GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
De User 1~16 geheugens worden gewist wan-
Als u een SMF formaat 0 in een User-geheugen
zo’n User Groove Template krijgen alle User-geheugens dus tegelijk een nieuwe inhoud.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2
(QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F5 (SAVE GRV)] om naar de “SAVE
GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Geef het User Groove Template een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en
met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het
gewenste karakter.
5) Herhaal stap 4 als u nog andere User Groove Templates wilt benoemen.
6) Druk op [F6 (EXECUTE)]. De extensie .SVT wordt
toegevoegd.
Als de bestandsnaam die u hebt gekozen reeds
bestaat meldt het display “File Already Exists!” Druk
op [F5 (OK)] als u het vorige bestand met die naam
wilt overschrijven of op [F6 (CANCEL)] als u
bestaande bestand ongemoeid wilt laten en de operatie wilt afbreken.
7) Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “GROOVE QUANTIZE”-pagina.
User Groove Template-bestand laden
Hiermee wijzigt u zoals gezegd in één klap de inhoud
van de User 1~16 geheugens.
4) Druk op [F5 (SMF)].
5) Kies met het [VALUE]-wiel in welk User geheugen
(1~16) u het sjabloon wilt laden en druk op [F6
(SELECT)].
6) Kies met het [VALUE]-wiel de SMF die u wilt laden.
7) Druk op [F6 (LOAD SMF)] om het sjabloon te
laden.
User sjablonen in sets op diskette bewaren
U kunt de inhoud van alle User-geheugens (1~16)
als een zgn. User Groove Template op diskette bewaren. De “set” sjablonen krijgt een eigen naam en
wordt in een specifiek MC-80 bestandsformaat (met
de extensie .SVT) opgeslagen. Ook bij het laden van
88
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2
(QUANTIZE)] en tenslotte op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD
GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (TEMPLATE)].
5) Kies met de cursor het template dat u wilt laden.
6) Druk op [F6 (LOAD SVT)] om het User Groove
Template te laden.
Huishouding
11.
Huishouding
11.1 Welke media kunt u in de
Harde schijven
MC-80 gebruiken?
Naast de klassieke floppy disk drive biedt de MC-80
ook plaats aan een interne harde schijf of Zip-drive.
Bovendien kunt u een VS4S-1 SCSI-interface installeren, waarop u tot zeven externe media kunt aansluiten.
Diskettes
De ingebouwde floppy disk drive kan overweg met
2DD (720 KB) en 2HD (1440KB = 1.4 MB) diskettes.
Zip-schijven
Een Zip-schijf is een relatief nieuw verwisselbaar
medium dat niet veel groter is dan een gewone diskette, maar wel een veelvoud van de data van deze
laatste kan bevatten (100 MB). De MC-80 biedt
plaatst aan een interne Zip-drive (los verkrijgbaar),
maar u kunt ook een VS4S-1 SCSI-interface (eveneens los verkrijgbaar) installeren en hierop tot twee
externe Zip-drives aansluiten (de beperking tot twee
externe drives vloeit voort uit het feit dat Zip-drives
enkel de SCSI ID’s 5 en 6 herkennen).
Opmerking:
het gebruik van Zip-schijven neemt u best contact op met uw
Roland dealer.
Voor specifieke details omtrent de installatie en
11.2 Bestanden opslaan (Save)
Welke data kunt u opslaan?
HDP-88 serie
Diskettes en Zip-schijven zijn verwisselbare media.
U kunt ook opteren voor een vast medium, in de
vorm van een interne harde schijf (HDP-88 serie, los
verkrijgbaar). De capaciteit hiervan kan variëren van
enkele honderden Megabytes tot verschillende Gigabytes.
Her voordeel van een harde schijf is dat ze steeds in
de MC-80 aanwezig blijft en u dus nooit naar het
juiste schijfje hoeft te zoeken. Bovendien biedt zo’n
schijf heel wat meer opslagruimte dan een diskette of
Zip-schijf. Verwisselbare media hebben het voordeel
dat u steeds een nieuw medium kunt kopen als het
oude “vol” zit. Ook als u veel data moet uitwisselen
met collega-muzikanten biedt een verwisselbaar
medium onmiskenbare voordelen.
Hoe u de harde schijf moet installeren leest u op
blz. 98.
Opmerking:
gewag wordt gemaakt van de MC-80, kunt u deze harde
schijven probleemloos in de MC-80 gebruiken.
Naast Songs kan de MC-80 ook Chains en User
Groove Templates op schijf kwijt. Data worden
steeds op schijf gezet als een “bestand” (file in het
Engels). Om de verschillende bestandstypes uit
elkaar te houden wordt aan het einde van iedere
bestandsnaam een “extensie” toegevoegd, bijvoorbeeld “.SVQ” voor een song. Dit zijn de bestandsformaten waarvan de MC-80 gebruik maakt:
Song (.SVQ): Songs, inclusief alle bijbehorende Patterns, Marker-, Track Mute- en Repeat-instellingen.
Standard MIDI File: (.MID): Dezelfde song, maar
dan minus de typische MC-80 instellingen (Marker,
Hoewel in de handleiding van de HDP88 geen
89
MC-80 Handleiding
Mute, Repeat, …), zodat u hem ook in andere
instrumenten kunt weergeven.
Chain (.SVC): Chain Play-bestanden (zie blz. 48).
User Groove Template (.SVT): Sets van zelfgemaakte
User Groove Sjablonen (zie blz. 88).
Configuration (.SVF): Alle “algemene” instellingen
van de MC-80.
Voor alle duidelijkheid laten we hier nog even zien
wat er wel en niet wordt opgeslagen wanneer u respectievelijk het MC-80 of het SMF formaat gebruikt.
MC-80SMF
SongJaJa
Patterns in de songJa*1
Marker-instellingenJaNee
Repeat-instellingenJaNee
TRACK INFO-instellingenJa*2
Phrase Sequence-instellingenJaNee
Transpositie-instellingenJaNee
*1: In een SMF worden Patterns opgeslagen als
gewone spoordata.
*2: Uitgeschakelde sporen worden in een SMF niet
opgeslagen.
Opmerking:
in geen van beide formaten opgeslagen.
De aan/uit-status van het Tempo-spoor wordt
Song (.SVQ)/Standard MIDI File
(.MID)
Volg de onderstaande werkwijze om een song op diskette te bewaren.
1) Druk op [SEQUENCER].
2) Druk op [F5 (SAVE)] om naar de “SAVE SONG”pagina te gaan.
3) Kies met [F4~F6] het gewenste bestandstype.
MC-80 formaat, waarbij ook de Patterns en
MC-80
de Marker- en Repeat-instellingen worden
onthouden.
Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en
F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de
plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de
cursorpositie.
5) Zodra de naam volledig is mag u op [F6 (OK)]
drukken.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarin u het
bestand wilt opslaan.
7) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de geselecteerde folder. Had u deze song al eens opgeslagen,
dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor hebt
gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
•Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk
op [F5 (OPEN®)].
•Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort),
druk dan op [F4 (√CLOSE)].
8) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de
diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestandsnaam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)]
als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op
[F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het
laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat
u het een nieuwe naam hebt gegeven.
Het bestand krijgt automatisch de extensie “.SVQ”
mee (gaat het om een SMF, dan wordt de extensie
“.MID” gebruikt).
Opmerking:
beschermd (zie blz. 68). Deze kunt u enkel in het MC-80 formaat opslaan, niet als SMF.
Sommige SMF’s zijn auteursrechtelijk
SMF-1Meersporen Standard MIDI File.
SMF-0
Standard MIDI File waarbij alle MIDI-kanalen op één spoor terechtkomen.
Nu moeten we het bestand nog een naam geven.
4) Plaats de cursor achtereenvolgens op de karakters
die u wilt wijzigen en kies met het [VALUE]-wiel of
de [INC/+][DEC/-] knoppen telkens het gewenste
karakter.
90
Chain-bestanden (.SVC)
Chains kunt u bewaren vanuit de “CHAIN PLAY”pagina.
1) Druk op [CHAIN PLAY].
2) Druk op [F5 (SAVE CHN)].
Opmerking:
play “Chain Empty!” af.
U komt nu terecht in een venster waarin u de Chain
een naam kunt geven. Kies met de cursorknoppen en
Bevat de Chain geen songs, dan beeldt het dis-
Huishouding
het [VALUE]-wiel de gewenste naam. Hierbij kunt u
handig gebruik maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de
plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de
cursorpositie.
3) Zodra u de gewenste naam hebt gespecifieerd mag
u op [F6 (OK)] drukken.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive waarop u de
Chain wilt bewaren.
5) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de geselecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgeslagen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor
hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
•Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk
op [F5 (OPEN®)].
•Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort),
druk dan op [F4 (√CLOSE)].
3) Druk op [F6 (OK)]. De extensie .SVT wordt toegevoegd.
4) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de geselecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgeslagen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor
hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
•Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk
op [F5 (OPEN®)].
•Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort),
druk dan op [F4 (√CLOSE)].
5) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de
diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestandsnaam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)]
als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op
[F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het
laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat
u het een nieuwe naam hebt gegeven.
6) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de
diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestandsnaam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)]
als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op
[F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het
laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat
u het een nieuwe naam hebt gegeven.
User Groove Template-bestanden
(.SVT)
User Groove Templates kunt u bewaren vanuit de
“GROOVE QUANTIZE”-pagina.
1) Druk op [F5 (SAVE GRV)] om naar de “SAVE
GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
2) Geef het User Groove Template een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en
met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het
gewenste karakter. Hierbij kunt u handig gebruik
maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
Hiermee voegt u een karakter in op de
plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de
cursorpositie.
Configuration-bestanden (.SVF)
Hiermee bewaart u alle instellingen die niet met een
specifieke song verband houden maar voor de
MC-80 in zijn geheel gelden.
1) Druk op [TOOLS}.
2) Druk op [F1 (SYSTEM)].
3) Druk op [F5 (SAVE CFG)] om naar de “SAVE SYSTEM CONFIG”-pagina te gaan.
4) Geef het Configuration-bestand een naam.
Kies met cursor √ ® de gewenste karakterpositie en
met het [VALUE]-wiel of met [INC/+][DEC/-] het
gewenste karakter. Hierbij kunt u handig gebruik
maken van de F3 en F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
5) Druk op [F6 (OK)]. De extensie .SVF wordt toegevoegd.
6) Kies de folder waarin u het bestand wilt opslaan.
Linksboven in het display ziet u de naam van de geselecteerde folder. Had u dit bestand al eens opgeslagen, dan wordt de folder afgebeeld die u daarvoor
hebt gebruikt. U kunt nu twee dingen doen:
Hiermee voegt u een karakter in op de
plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de
cursorpositie.
91
MC-80 Handleiding
•Als u een subfolder van de geselecteerde folder wilt
gebruiken, plaats de cursor dan op de folder en druk
op [F5 (OPEN®)].
•Wilt u een niveau hoger gaan (dus naar de folder
waarbinnen de geselecteerde folder thuishoort),
druk dan op [F4 (√CLOSE)].
7) Druk op [F6 (SAVE)].
Bestaat er reeds een bestand met dezelfde naam op de
diskette, dan beeldt het display “File ‘(bestandsnaam)’ already exists!” af. Druk op [F6 (REPLACE)]
als u het bestaande bestand wilt vervangen. Druk op
[F1 (CANCEL)] als u dat niet wilt. Probeer in het
laatste geval het bestand nogmaals op te slaan nadat
u het een nieuwe naam hebt gegeven.
11.3 Bestanden laden (Load)
Laten we eerst even een overzicht geven van wat u
allemaal kunt laden:
Song (.SVQ): Songs, inclusief alle bijbehorende Patterns, Marker-, Track Mute- en Repeat-instellingen.
Standard MIDI File: (.MID): In de handel verkrijgbare SMF’s of songs die u in een andere sequencer
onder dat formaat hebt opgeslagen.
Super MRC songbestanden: Dit is een formaat dat in
de Roland MC-50, 300/500 serie werd gebruikt.
Songs die u in één van deze sequencers als Super
MRC-song hebt bewaard kunt u dus zonder meer in
de MC-80 laden.
Chain (.SVC): Chain Play-bestanden (zie blz. 48).
User Groove Template (.SVT): Sets van zelfgemaakte
User Groove Sjablonen (zie blz. 88).
Configuration (.SVF): Alle “algemene” instellingen
van de MC-80.
Song (.SVQ)/Standard MIDI File
(.MID)
Volg de onderstaande werkwijze om een MC-80
song of een SMF te laden.
1) Steek een diskette in de drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[SELECT] om naar de “SONG SELECT”-pagina te
gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
Met [F2 (SORT)] kiest u of u de bestanden volgens
song-naam of bestandsnaam wilt ordenen.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, plaats de cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
5) Plaats de cursor op de naam van de song die u wilt
laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden.
U kunt ook meteen op [PLAY] drukken. In dat geval
wordt de song weergegeven zonder dat u hem eerst
in de MC-80 hoeft te laden (dit heet Quick Play, zie
blz. 41).
Chains (.SVC)
Zo laadt u een Chain:
1) Druk op [CHAIN PLAY] om naar de “CHAIN
PLAY”-pagina te gaan.
2) Druk op [F4 (LOAD CHN)] om naar de “LOAD
CHAIN”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
4) Wilt u een Chain in een folder kiezen, plaats de cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ® )].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
5) Plaats de cursor op de naam van de Chain die u wilt
laden.
6) Druk op [F6 (LOAD)] om de Chain te laden.
Opmerking:
de diskette bevindt, dan beeldt het display “NO SONG” af.
Druk op de uitwerptoets van de disk drive om de diskette uit
te werpen en steek de diskette met de betreffende song erin. U
kunt ook op [END] drukken om de ontbrekende song over te
slaan en meteen naar de volgende song te springen.
Opmerking:
niet in de MC-80 laden.
Als een bepaalde song uit de Chain zich niet op
Chain-bestanden uit de XP-50/60/80 kunt u
User Groove Templates (.SVT)
1) Druk op [SEQUENCER], vervolgens op [F2
(QUANTIZE)].
Wordt de song weergegeven volgens de Quick Playmethode, dan vraagt de MC-80 u om die song te
laden. Druk op [F6 (LOAD)] om de song te laden of
op [F1 (CANCEL)] om ermee op te houden.
2) Druk op [F3 (GROOVE)].
3) Druk op [F4 (LOAD GRV)] om naar de “LOAD
GROOVE TEMPLATE”-pagina te gaan.
4) Druk op [F6 (TEMPLATE)].
92
Huishouding
5) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de gewenste drive.
6) Wilt u een Template in een folder kiezen, plaats de
cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ®
)].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
7) Kies met de cursor het template dat u wilt laden.
8) Druk op [F6 (LOAD SVT)] om het User Groove
Template te laden.
Configurations (.SVF)
1) Druk op [TOOLS}.
2) Druk op [F1 (SYSTEM)].
3) Druk op [F4 (LOAD CFG)] om naar de “LOAD
SYSTEM CONFIG”-pagina te gaan.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] om de drive te kiezen waarvan u het bestand wilt halen.
5) Wilt u een bestand in een folder kiezen, plaats de
cursor dan op die folder en druk op [F5 (OPEN ®
)].
De inhoud van de folder verschijnt in het display.
6) Kies met de cursor of met het [VALUE]-wiel het
bestand dat u wilt laden.
De MC-80 kan geen songs laden van instrumenten
die niet in de bovenstaande lijst staan en die bovendien geen songs als SMF kunnen opslaan.
SMF uitsplitsen
Vergeet niet dat bij een SMF formaat 0 data voor alle
MIDI-kanalen op één spoor zijn geconcentreerd.
Wilt u die data “uitsplitsen” op een kanaal-per-spoor
basis, doe dan het volgende:
1) Druk achtereenvolgens op [TOOLS]-[F1 (SYSTEM)]-[F2 (OPTION)].
2) Plaats de cursor op “SMF FORMAT 0 ch Extract
Switch”.
3) Kies “ON”.
4) Laad de song in het SMF formaat0 (zie blz. 90).
Bij een SMF formaat 1 zitten de data voor verschillende kanalen al op verschillende sporen, tenminste,
voor de eerste 16 sporen. Bij een SMF die uit meer
sporen bestaat worden spoor 17 en volgende samengeschreven op spoor 16 van de MC-80. Bovendien
worden vanaf spoor 34 alle data genegeerd.
Fragment van een bestaande song
11.4 Songs van andere Roland-instrumenten laden
De MC-80 kan bepaalde songs van andere Rolandinstrumenten laden en weergeven. Voor zover dat
niet “rechtstreeks” kan, kunt u uiteraard nog altijd
de “omweg” via SMF’s gebruiken.
Rechtstreeks laden
De MC-80 kan zonder meer songs laden van de volgende instrumenten. Let wel: specifieke instellingen
zoals Markers en Repeats worden hierbij niet geladen.
Songs uit de volgende instrumenten kunt u bewaren
als SMF’s en in die vorm in de MC-80 laden. De lijst
is niet exhaustief, bovendien zijn er ook heel wat
instrumenten van andere merken die deze mogelijkheid bieden.
laden
Het is mogelijk om een deel van een bestaande song
in de “interne” song van de MC-80 te laden. Op die
manier kunt u bijvoorbeeld een toffe baslijn of een
leuke drumgroove zonder al te veel omhaal in een
nieuwe song gebruiken. Voorwaarde is wel dat de
song waaruit u het fragment wilt halen in het MC-80
formaat of SMF formaat 0 is opgeslagen.
1) Steek een diskette in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER], gevolgd door [SELECT]
om naar de “SONG SELECT”-pagina te gaan.
3) Druk op [F1 (DRIVE)] om de gewenste drive te
selecteren.
Met [F2 (SORT)] kunt u als vanouds kiezen tussen
een rangschikking op song naam of bestandsnaam.
4) Wilt u een song in een folder kiezen, druk dan op
[F5 (OPEN)] om die folder te openen.
5) Plaats de cursor op de song waaruit u een fragment
wilt laden.
6) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F6
(IMPORT)] (zodra u [SHIFT] indrukt verandert F6
93
MC-80 Handleiding
b
van “LOAD” naar “IMPORT”) om naar de “LOAD
TRACK/PATTERN”-pagina te gaan.
a
7) Gaat het om een song in het MC-80 formaat, specifieer dan het spoor (of het Pattern) dat u wilt laden
(“a” in de afbeelding hierboven). Bij een song in het
SMF-formaat hoeft u dit niet te specifiëren.
8) Kies voor “b” het spoor van de interne song waarop
u de data wilt plaatsen.
9) Druk op [F6 (IMPORT)].
Als het spoor dat u in stap 8 hebt gekozen reeds data
bevat wordt u gevraagd of u die data wilt wissen.
Druk op [F6 (IMPORT)] als u de bestaande data wilt
vervangen door de nieuwe data of op [F1 (CANCEL)] als u de bestaande data ongemoeid wilt laten.
10)Zodra alle data zijn geladen meldt het display
“Completed!”.
11.5 Songs van de MC-80 op ande-
re instrumenten gebruiken
Opmerking:
lijk om bestanden van verschillende schijven te kopiëren.
2) Druk op [TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU”
te gaan.
5) Druk op [F1 (COPY)] om naar het selectievenster
te gaan.
6) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die
u wilt kopiëren.
Wilt u verschillende bestanden kopiëren, plaats dan
de cursor op het eerste bestand en druk op [ENTER].
Plaats de cursor nu op het volgende bestand en druk
weer op [ENTER], enz. Alle bestanden die u op deze
manier selecteert worden nu voorafgegaan door een
merkteken en zullen worden gekopieerd. Wilt u de
selectie van een bestand opheffen, plaats de cursor er
dan op en druk op [ENTER]. Wilt u opnieuw één
bestand kiezen, druk dan op [EXIT].
7) Druk op [F6 (COPY SRC)].
8) U komt nu in een venster waarin u de bestemming
van de kopie kunt kiezen. Doe dat en druk vervolgens op [F6 (COPY DST)] om de kopie uit te voeren.
In het onderstaande voorbeeld wordt de kopie in de
“LIVE”-folder geplaatst.
Als u slechts één drive gebruikt is het niet moge-
Als u een MC-80 song als SMF opslaat (zie blz. 90)
kunt u hem laden in gelijk welke andere sequencer
die met SMF’s overweg kan.
•Het instrument moet dus wel degelijk compatibel
zijn met het SMF formaat.
•De diskette waarop u de data schrijft moet van het
2DD of 2HD type zijn en moet uiteraard door het
instrument waarin u de data wilt laden kunnen worden gelezen.
•Als u een song in de MC-80 opslaat als SMF, mag u
hem niet in een folder onderbrengen.
11.6 Functies die verband houden
met bestanden en folders
Bestanden en folders kopiëren (Co-
Als de bestemming een bestand of een folder met
dezelfde naam bevat, dan meldt het display “Path
Duplicate!” en wordt de kopie niet uitgevoerd.
Bestanden en folders wissen (Delete)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder wissen. In dat laatste geval worden ook alle bestanden
die deel uitmaken van die folder gewist.
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU”
te gaan.
4) Druk op [F2 (DELETE)] om naar het selectievenster te gaan.
py)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder
kopiëren. In dat laatste geval worden ook alle bestanden die deel uitmaken van die folder gekopieerd.
1) Steek de diskette met het bestand dat u wilt kopiëren in de disk drive.
94
Huishouding
5) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die
u wilt wissen.
Wilt u verschillende bestanden wissen, plaats dan de
cursor op het eerste bestand en druk op [ENTER].
Plaats de cursor nu op het volgende bestand en druk
weer op [ENTER], enz. Alle bestanden die u op deze
manier selecteert worden nu voorafgegaan door een
merkteken en zullen worden gewist. Wilt u de selectie van een bestand opheffen, plaats de cursor er dan
op en druk op [ENTER]. Wilt u opnieuw één
bestand kiezen, druk dan op [EXIT].
6) Druk op [F6 (DELETE)].
Een prompt vraagt dat u uw keuze bevestigt.
7) Druk op [F6 (DELETE)] om het bestand/de folder
te wissen.
Bestanden en folders verplaatsen
(Move)
U kunt één enkel bestand of een volledige folder verplaatsen. In dat laatste geval worden ook alle bestanden die deel uitmaken van die folder verplaatst.
In het onderstaande voorbeeld wordt het bestand
naar de “LIVE”-folder geplaatst.
Als de bestemming een bestand of een folder met
dezelfde naam bevat, dan meldt het display “Path
Duplicate!” en wordt de kopie niet uitgevoerd.
Nieuwe naam geven aan bestanden
en folders (Rename)
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU”
te gaan.
4) Druk op [F4 (RENAME)] om naar de “DISK UTILITY/4 RENAME”-pagina te gaan.
5) Druk op [F1 (DRIVE)] om de gewenste drive te kiezen en ga vervolgens met [F4 (CLOSE)] en [F5
(OPEN)] naar de gewenste folder. Plaats tenslotte
de cursor op het bestand dat u wilt herbenoemen.
6) Druk op [F6 (RENAME)].
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU”
te gaan.
4) Druk op [F3 (MOVE)] om naar het selectievenster
te gaan.
5) Plaats de cursor op het bestand of de folder dat/die
u wilt verplaatsen.
Wilt u verschillende bestanden verplaatsen, plaats
dan de cursor op het eerste bestand en druk op
[ENTER]. Plaats de cursor nu op het volgende
bestand en druk weer op [ENTER], enz. Alle bestanden die u op deze manier selecteert worden nu voorafgegaan door een merkteken en zullen worden
gekopieerd. Wilt u de selectie van een bestand opheffen, plaats de cursor er dan op en druk op [ENTER].
Wilt u opnieuw één bestand kiezen, druk dan op
[EXIT].
6) Druk op [F6 (MOVE SRC)].
7) U komt nu in een venster waarin u de bestemming
kunt kiezen. Doe dat en druk vervolgens op [F6
(MOVE)] om de verplaatsing uit te voeren.
7) Plaats de cursor op de gewenste karakterpositie en
kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-]
knoppen het gewenste karakter.
8) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (WRITE)]
om de nieuwe naam vast te leggen.
Nieuwe folder aanmaken (Folder)
Met de “Folder”-functie kunt u nieuwe folder aanmaken. Op die manier kunt u uw bestanden organiseren volgens een “boomstructuur”, met bv. voor
ieder genre een folder. Vooral wanneer u met media
zoals Zip-schijven of harde schijven werkt – die grote
hoeveelheden data kunnen verwerken – blijkt deze
functie van onschatbare waarde.
95
MC-80 Handleiding
Zo maakt u een nieuwe folder aan:
1) Druk op [TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “FILE MENU”
te gaan.
4) Druk op [F5 (FOLDER)].
5) Plaats de cursor daar waar u een nieuwe folder wilt
aanmaken.
In het onderstaande voorbeeld zal de nieuwe folder
in de “LIVE”-folder worden aangemaakt.
6) Druk op [F6 (FOLDER)].
7) Geef de folder een naam. Plaats de cursor op de
gewenste karakterpositie en kies met het [VALUE]wiel of de [INC/+][DEC/-] knoppen het gewenste
karakter.
8) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (OK)] om
de nieuwe folder aan te maken.
Opmerking:
een bestand bestaat er een mogelijkheid om een nieuwe folder
aan te maken.
Ook tijdens de procedure voor het opslaan van
11.7 Functies die verband houden
Volume Name: naam van de schijf.
Device Name: het type drive.
Protect: status van de schrijfbeveiliging (aan of uit).
Size: beschikbare schijfruimte/totale schijfruimte.
Opmerking:
trole uitvoeren op beschadigingen. Als u na de controle
“Completed” te zien krijgt weet u dat er niets mis is met de
diskette.
Opmerking:
de schrijfbeveiliging in- en uitschakelen.
6) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de drive die u wilt
bekijken.
7) Als u genoeg hebt gezien kunt u op [SEQUENCER]
drukken om terug te keren naar de “SONG PLAY”pagina.
Andere naam geven aan een schijf
(Volume Label)
Hiermee geeft u een naam aan de volledige schijf.
1) Steek de schijf waarvan u de naam wilt veranderen
in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU”
te gaan.
5) Druk op [F2 (LABEL)] om naar de “DISKUTILITY/
7 VOLUME LABEL”-pagina te gaan.
met opslagmedia
Bij diskettes kunt u met [F6 (VERIFY)] een con-
Bij Zip-schijven kunt u met [F5 (PROTECT)]
Inhoud van een schijf bekijken (Disk
Info)
In dit venster kunt u de naam van de schijf en van het
type drive zien, of de schrijfbeveiliging al dan niet is
ingeschakeld, de capaciteit van de schijf en hoeveel
ruimte er nog vrij is op die schijf.
1) Steek de diskette die u wilt bekijken in de disk drive.
2) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[TOOLS].
3) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
4) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU”
te gaan.
5) Druk op [F1 (DISKINFO)] om naar de “DISKUTILITY/6 DISK INFO”-pagina te gaan. Hierin ziet u:
96
6) Kies de drive waarvan u de naam wilt wijzigen.
7) Als u genoeg hebt gezien kunt u op [SEQUENCER]
drukken om terug te keren naar de “SONG PLAY”pagina.
8) Plaats de cursor op de gewenste karakterpositie en
kies met het [VALUE]-wiel of de [INC/+][DEC/-]
knoppen het gewenste karakter.
Hierbij kunt u handig gebruik maken van de F3 en
F4 knoppen.
[F3 (INSERT)]
[F4 (DELETE)]
9) Druk, zodra de naam volledig is, op [F6 (WRITE)]
om de nieuwe naam vast te leggen. Zodra dat is
gebeurd meldt het display “Completed”.
Hiermee voegt u een karakter in op
de plaats van de cursor.
Hiermee wist u het karakter op de
cursorpositie.
Huishouding
Opmerking:
inhoud van de schijf bekijken.
Door op [F5 (FILELIST)] te drukken kunt u de
10)Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
“SONG PLAY”-pagina.
Schijf kopiëren (Disk Copy)
Hiermee kopieert u een volledige diskette of Zipschijf. Enkele belangrijke opmerkingen in dit verband:
•Alle data op de schijf waar u naartoe kopieert worden
gewist. Controleer dus of er geen belangrijke bestanden op die schijf staan.
•Schijven met in de handel aangekochte SMF-data
zijn auteursrechtelijk beschermd, die kunt u niet
kopiëren.
•U kunt enkel diskettes naar diskettes en Zip-schijven
naar Zip-schijven kopiëren. Voor dat laatste hebt u
trouwens twee of meer Zip-drives nodig.
•Kopieer een 2HD diskette steeds naar een ander
2HD diskette en een 2DD diskette naar een andere
2DD diskette.
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU”
te gaan.
4) Druk op [F3 (DISKCOPY)].
5) Druk op [F5 (FD)] als u een diskette wilt kopiëren
of op [F6 (ZIP)] als u een Zip-schijf wilt kopiëren.
De rest van het verhaal ziet er iets anders uit naar
gelang u diskettes of Zip-schijven kopieert.
Voor diskettes
6) Steek de diskette die u wilt kopiëren in de disk drive.
De naam van de diskette wordt afgebeeld. Controleer
of dit de diskette is die u wilt kopiëren. U kunt bijvoorbeeld even op [F5 (FILELIST)] drukken om te
zien welke bestanden die diskette bevat. Druk daarna
op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
7) Druk op [F6 (OK)]; de diskette wordt geladen.
Opmerking:
onderbreken moet u op [F1 (ABORT)] drukken.
Na enkel ogenblikken meldt het display “Insert Destination Disk”.
8) Steek de diskette in waarop u de kopie wilt plaatsen.
De naam van de diskette wordt afgebeeld. Controleer
of dit de juiste diskette is. U kunt bijvoorbeeld even
op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien welke
Als u om één of andere reden het laden wilt
bestanden die diskette bevat. Druk daarna op [F6
(OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
9) Druk op [F6 (OK)].
10)Er verschijnt een prompt die u attent maakt op het
feit dat de inhoud van de diskette waarnaar u kopieert zal worden gewist. Druk op [F6 (DISKCOPY)]
om de kopie uit te voeren of op [F1 (CANCEL)] om
de operatie te annuleren.
De data worden nu op de “bestemmings”-diskette
geschreven.
Opmerking:
u nog enkele malen diskettes moet wisselen. Het display
maakt u daarop attent met de prompts “Insert Source Disk”
en “Insert Destination Disk”. Eens alles is gekopieerd krijgt u
“DISK COPY Completed” te zien.
Als het om erg veel data gaat is het mogelijk dat
11)Druk op [F6 (ACCEPT)].
Voor Zip-schijven
6) Steek de Zip-schijf die u wilt kopiëren in de eerste
Zip drive.
Bevindt de schijf zich al in de drive, druk dan op [F1
(DRIVE)] om de juiste drive te kiezen.
Opmerking:
welke bestanden de geselecteerde drive bevat. Blijkt het om de
juist drive te gaan, druk dan op [F6 (OK)] om terug te keren
naar de vorige pagina.
U kunt op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien
7) Druk op [F6 (OK)].
8) Steek de Zip-schijf waarop u de kopie wilt plaatsen
in de tweede Zip drive.
Bevindt de schijf zich al in de drive, druk dan op [F1
(DRIVE)] om de juiste drive te kiezen.
Opmerking:
welke bestanden de geselecteerde drive bevat. Blijkt het om de
juist drive te gaan, druk dan op [F6 (OK)] om terug te keren
naar de vorige pagina.
U kunt op [F5 (FILELIST)] drukken om te zien
9) Druk op [F6 (OK)].
10)Er verschijnt een prompt die u attent maakt op het
feit dat de inhoud van de Zip-schijf waarnaar u
kopieert zal worden gewist. Druk op [F6 (DISKCOPY)] om de kopie uit te voeren of op [F1 (CANCEL)] om de operatie te annuleren.
De data worden nu van de ene naar de andere Zipschijf geschreven.
11)Zodra alles is gekopieerd krijgt u “DISK COPY
Completed” te zien.
12)Druk op [F6 (ACCEPT)].
Diskette formateren (Format)
Net zoals een computer houdt de MC-80 er zijn
eigen systeem van databeheer op na. Dat moet eerst
even aan de diskette worden meegedeeld voor u er
songs e.d. op kunt schrijven. We noemen dit proces
formateren.
97
MC-80 Handleiding
LET OP! tijdens het formateren worden alle op de
diskette aanwezige data gewist. Controleer dus
steeds of de diskette die u wilt formateren geen
belangrijke data bevat!
Het formateren gaat als volgt in zijn werk:
1) Zet het wisbeveiligingsnokje van de diskette in de
stand “beschrijfbaar”.
Beveiligingsnokje
"Schrijven"
"Veilig"
2) Steek een diskette in de disk drive.
3) Druk op [TOOLS], vervolgens op [F5 (DISKUTIL)]
en tenslotte op [F6 (MENU)] om naar het DISK
MENU te gaan. Hierin kiest u [F4 (FORMAT)].
U komt nu terecht in de “DISK UTILITY/9 FORMAT”-pagina.
4) Druk op [F1 (DRIVE)] en kies de diskette (dit is
enkel nodig wanneer u nog andere media, bv. harde
schijven, op de MC-80 hebt aangesloten).
schijven werkt dit niet via een schakelaartje, maar
softwarematig:
1) Druk op [SEQUENCER] en vervolgens op
[TOOLS].
2) Druk op [F5 (DISKUTIL)].
3) Druk op [F6 (MENU)] om naar het “DISK MENU”
te gaan.
4) Druk op [F1 (DISKINFO)].
5) Steek de Zip-schijf waarvoor u de beveiliging wilt
in-/uitschakelen in de drive.
Aan de status van de Protect-parameter kunt u zien
of de schrijfbeveiliging al (ON) dan niet (OFF) is
ingeschakeld.
Opmerking:
gen dat er vanuit een ander instrument een beveiliging is
aangebracht die u met de MC-80 niet kunt verwijderen.
6) Druk op [F5 (PROTECT)] om de schrijfbeveiliging
in of uit te schakelen.
7) Druk op [SEQUENCER] om terug te keren naar de
“SONG PLAY”-pagina.
Als het display “Password” afbeeldt wilt dat zeg-
5) Druk op [F6 (FORMAT)].
6) U moet de diskette een naam geven voor u ze formateert. Met de cursor stapt u doorheen de verschillende karakters en met het [VALUE]-wiel kiest
u telkens het gewenste karakter.
7) Druk op [F6 (FORMAT)].
Het display vraagt nu of u wel degelijk de diskette
wilt formateren: “Are you sure?” Druk op [F1 (CANCEL)] als u beslist toch niet te formateren.
8) Druk op [F6 (FORMAT)].
De diskette wordt nu geformateerd. In het display
kunt u de geboekte vooruitgang volgen (van 0~
100%). Zodra de diskette is geformateerd meldt het
display “Completed”.
9) Druk op [F6 (ACCEPT)].
Schrijfbeveiliging in- en uitschakelen
Hoe u voor een gewone diskette de schrijfbeveiliging
(des)activeert hebben we daarnet gezien. Voor Zip-
11.8 Interne of externe schijven
toevoegen
Om de opslagcapaciteit van de MC-80 uit te breiden
kunt u een Zip drive of harde schijf toevoegen. Dat
kan zowel intern (instructies omtrent de installatie
vindt u hieronder) als extern, via het los verkrijgbare
VS4S-1 SCSI-interface.
Extra schijf inbouwen
■
Zip drive
Het inbouwen van een Zip drive is een klus voor de
Roland hersteldienst in uw buurt.
■
Harde schijf
De interne harde schijf (Roland HDP88 serie) kunt u
zelf installeren. We laten u meteen zien hoe dat in
zijn werk gaat. Eerst echter enkele belangrijke waarschuwingen:
•Gebruik een kruisschroevendraaier met dezelfde
breedte als de schroeven, anders riskeert u het
schroefkruis te beschadigen.
•Bevestig de harde schijf enkel met de schroeven die
we in de onderstaande aanwijzingen vermelden.
•Zorg dat er geen schroeven in het inwendige van de
MC-80 terechtkomen.
•Raak nooit aan de connectors of de circuits.
98
Huishouding
•Zorg dat u uw hand niet snijdt aan de opening van de
uitsparing voor de harde schijf.
•Vergeet niet na de installatie het afdekplaatje
opnieuw over de uitsparing aan te brengen.
1) Schakel de MC-80 en alle aangesloten instrumenten uit en verbreek alle kabelverbindingen.
2) Wikkel de kop van een platte schroevendraaier in
een vod of iets dergelijks en schuif deze zachtjes in
de uitsparing die op de onderstaande afbeelding
wordt aangegeven.
Steek een platte schroevendraaier waarrond een vod is
gewikkeld in de gleuf onder het klepje.
6) Gebruik de schroeven die u in stap 4 hebt losgemaakt om de harde schijf vast te schroeven.
7) Klap de handgreep van de harde schijf naar binnen
en breng het klepje van het frontpaneel opnieuw
aan.
a.
b.c.
a. Breng eerst het bovenste gedeelte in positie. Probeer het klepje zo verticaal mogelijk te houden, dan
valt het makkelijker te installeren.
b. Druk op de plaats van het pijltje.
c. Klik het klepje op zijn plaats.
8) Initialiseer de harde schijf (zie blz. 97).
9) Schakel de MC-80 uit en weer in en controleer of hij
normaal opstart. In dat geval moet u ook het icoon
van de nieuwe harde schijf te zien krijgen:
Opmerking:
draaier, anders dreigt u de behuizing van de MC-80 te
beschadigen.
Wikkel steeds iets rond de kop van de schroeven-
3) Duw de schroevendraaier lichtjes naar beneden om
het klepje te verwijderen.
Dwarsdoorsnede
Wip het klepje omhoog
door de schroevendraaier zachtjes naar
beneden te drukken.
Schroevendraaier met vod
rond de kop.
4) Verwijder de schroeven die we in de onderstaande
afbeelding hebben aangeduid (deze schroeven zullen in stap 6 dienen om de harde schijf te bevestigen).
5) Steek de harde schijf zachtjes in de uitsparing, met
het label naar de bovenkant. Zorg dat de schijf volledig in de uitsparing zit.
Externe schijven
De (los verkrijgbare) VS4S-1 SCSI-kaart voorziet de
MC-80 van een SCSI-interface, waarop u een externe
Zip drive kunt aansluiten. De installatie van de
VS4S-1 moet u laten uitvoeren bij de dichtstbijzijnde
Roland hersteldienst.
Opmerking over de handleiding van de VS4S-1
Waarschijnlijk staat in de handleiding van uw
VS4S-1 vermeld dat de kaart enkel geschikt is voor de
Roland VS-840. Op het moment dat de handleiding
voor de VS4S-1 werd geschreven was er namelijk nog
geen sprake van een MC-80. Geen nood echter, de
VS4S-1 is zonder meer geschikt voor gebruik in de
MC-80. Bovendien heeft de uitleg in de handleiding
van de VS4S-1 betrekking op functies van de VS-840.
Specifieke instructies voor de MC-80 vindt u hieronder.
■
Wat hebt u nodig om de VS4S-1 te gebruiken?
Uiteraard een Zip drive, maar niet te vergeten een
SCSI-kabel met (mannelijke) DB-25 connectors
(deze kabel wordt doorgaans bij de Zip drive geleverd).
99
MC-80 Handleiding
Schakel de “Termination” op de achterzijde van de
Zip drive in (“ON”).
■
Zip drive aansluiten
1) Schakel de MC-80 en de Zip drive uit.
2) Verbind de SCSI-connector van de VS4S-1 met die
van de Zip drive. Vergeet niet de schroefjes vast te
draaien, zodat de connector stevig op zijn plaats
zit.
■
SCSI ID instellen
Het SCSI ID is een identificatienummer dat de verschillende apparaten die u eventueel op de MC-80
aansluit uit elkaar houdt. Ieder apparaat in de keten
krijgt namelijk een ander SCSI ID-nummer.
Zip drives hebben hiervoor een speciale schakelaar,
waarmee u het SCSI ID 5 of 6 kunt kiezen.
Achterpaneel (Zip drive)
Termination
Off - 0
On - 1
SCSI ID
6
5
dan alle apparaten uit, controleer de verbindingen en
probeer het nog eens.
■
Zip-schijf formateren
Zoals alle media moet u een Zip-schijf formateren
voor u ze in combinatie met de MC-80 kunt gebruiken. Aangezien het om een verwisselbaar medium
gaat, moet u dit bovendien doen voor iedere nieuwe
Zip-schijf die u in gebruik neemt.
We herinneren u er nog even aan dat tijdens het formateren alle data op de schijf verloren gaan. Controleer dus even of er geen belangrijke data op de schijf
staan.
Voor de werkwijze, zie blz. 97.
■
Volgorde bij het inschakelen
Bij het inschakelen moet u steeds de onderstaande
volgorde respecteren, anders wordt de Zip drive niet
herkend.
1) Schakel de Zip drive in.
2) Schakel de MC-80 in.
Als de MC-80 de Zip drive herkent krijgt u het
onderstaande display te zien. Let op het icoon in de
rechter benedenhoek. Krijgt u dit niet te zien, schakel
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.