Bedankt voor en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland MC-505 Groovebox.
De MC-505 is de uitgebreide en verbeterde opvolger van de MC-303 Groovebox, die in 1996 zijn sensationele
entree in de danswereld maakte. Naast de laatste klanken en patronen herbergt de MC-505 in zijn compacte behuizing een waaier aan nieuwe, krachtige functies. Door het grote aantal knoppen en regelaars blijft de bediening erg
intuïtief en “muzikaal”. Bovendien maken de uitgebreide realtime-mogelijkheden van de sequencer de MC-505 tot
een uitgesproken live-instrument.
Goed nieuws is dat u ook als totale muziekleek met de MC-505 gesofisticeerde dance-tunes voor elkaar krijgt. De
MC-505 werkt zo handig dat hij al snel een onmisbaar stuk gereedschap wordt, of u nu DJ bent, dansmuziek componeert, of beide.
We raden u aan om deze handleiding helemaal door te lezen. Op die manier ziet u geen enkele mogelijkheid van
uw nieuwe aanwinst over het hoofd en kunt u er jarenlang plezier aan beleven.
MC-505 Handleiding
Hoe is deze handleiding opgebouwd?
De handleiding bestaat uit twee delen: “Aan de slag” en “Referentie”.
“Aan de slag” is voor ongeduldige mensen die een instrument recht uit de doos willen gebruiken (dat geldt waar-
schijnlijk voor de meesten onder ons). In dit deel passeren de voornaamste functies van de MC-505 de revue, zonder dat daarbij op details wordt ingegaan.
Die details vindt u wél in “Referentie”, waarin werkelijk iedere functie aan bod komt en u verder nog aanvullende
informatie zoals MIDI-implementatie e.d. vindt.
Doorheen deze handleiding worden de volgende typografische conventies aangehouden:
•Namen van knoppen worden tussen vierkante haken geplaatst, bijvoorbeeld: [PLAY].
•Bij een vermelding zoals PAGE [<][>] bedoelen we dat u één van deze knoppen moet indrukken (de knop die op
dat moment relevant is).
•Verwijzingen naar verwante onderwerpen in deze handleiding worden voorafgegaan door een “ ☞ “.
•Of een indicator niet brandt/brandt/knippert wordt als volgt aangegeven:
brandt niet brandt
knippert
2
Voorzorgsmaatregelen
V
•
•
•
•
•
•
P
•
•
O
•
•
A
•
•
•
•
Voorzorgsmaatregelen
oeding
Schakel de MC-505 en de overige instrumenten altijd uit
voordat u ze op elkaar aansluit.
Sluit het netsnoer van de MC-505 nooit aan op een stopcontact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorzaken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trekken, op zijn aangesloten.
Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op
het voltage.
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat
er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van
de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en
nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
Als u de MC-505 lange tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u best de aansluiting op het lichtnet.
Het zou kunnen gebeuren dat de MC-505 niet naar behoren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen
weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voordat u hem weer inschakelt.
laatsing
Om problemen te vermijden, dient u de MC-505 te beschermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
Plaats de MC-505 niet te dicht in de buurt van een neonlicht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, gelijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en
anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
nderhoud
Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een
zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig
vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmiddel. Wrijf de MC-505 daarna droog met een zachte doek.
Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners
want deze kunnen de behuizing beschadigen.
ndere voorzorgsmaatregelen
Behandel de MC-505 zachtjes.
Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.)
of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige
terechtkomen.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland hersteldienst voordat u de MC-505 in het buitenland gebruikt.
Als de MC-505 niet naar behoren werkt, schakel hem dan
onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de
Roland hersteldienst.
Belangrijk
• De Patches, frases en Patterns in dit product zijn auteursrechtelijk beschermd. U mag ze gebruiken om nieuwe Patterns, songs enz. te maken, maar het is verboden om de
klanken of patronen van de MC-505 te verspreiden via het
internet, CD-ROM’s of gelijk welke andere drager van analoge of digitale data.
• De MC-505 bewaart een deel van zijn data in een zgn.
flash-geheugen. Schakelt u de MC-505 uit terwijl er data
naar dit geheugen worden geschreven, dan is er een grote
kans dat er data worden beschadigd. Schakel daarom de
MC-505 nooit uit en verwijder de geheugenkaart niet wanneer u de volgende prompt te zien krijgt:
3
MC-505 Handleiding
Voornaamste kenmerken
☛ Krachtige synthesizermodule
De klanken van de MC-505 worden geleverd door
een krachtige synthesizermodule. De voornaamste
parameters (zoals de filter- en ADSR-instellingen)
hebben eigen regelaars op het frontpaneel, zodat de
bediening even vlot en intuïtief kan verlopen als op
uw favoriete vintage instrument. Dat neemt niet weg
dat de MC-505 ook dienst kan doen als multitimbrale klankmodule met acht Parts.
☛ Schitterende, eigentijdse Patterns
De MC-505 heeft 248 fantastische Preset Patterns en
466 RPS-Patterns aan boord. Die bestrijken een stijlpalet van Techno tot Reggae – de MC-505 zit dus
nooit om een muziekgenre verlegen.
☛ Te gekke klanken
De 512 klanken en 26 Rhythm Sets van de MC-505
zijn op maat gesneden van de hedendaagse dansmuziek, en tellen uiteraard obligate klassiekers als de
TB-303, JUNO, JUPITER en TR-808/909 in hun
rangen. Bovendien is dit indrukwekkende klankpalet
slechts een begin, want de MC-505 nodigt zonder
meer uit tot het zelf maken van klanken.
☛ Drie digitale effectprocessors
De drie effectprocessors maken gebruik van geavanceerde DSP-techniek (digitale signaalverwerking).
Dat levert uitstekende Reverb- (galm), Delay- (echo)
en EFX-effecten. Die EFX-processor biedt 24 effecttypes, speciaal gekozen voor dansmuziek.
☛ Zes uitgangen
Naast de stereo-uitgangen biedt de MC-505 nog vier
directe uitgangen (tweemaal stereo of vier maal
mono). Die kunt u gebruiken om individuele instrumenten extern te bewerken.
☛ Sequencer onthoudt uw ideeën
De sequencer van de MC-505 kan de volgorde onthouden waarin u Patterns kiest, maar hij kan ook
melodieën, solo’s, regelbewegingen enz. optekenen.
Het interne geheugen biedt plaats aan zo’n 95000
noten (maximaal 200 Patterns). Met een
SmartMedia-datakaart verhoogt u die capaciteit tot
ongeveer 480000 noten (maximaal 200 Patterns).
☛ MEGAMIX
Met de MEGAMIX-functie kunt u tijdens de weergave andere partijen kiezen voor bv. de bas, de drums,
enz. U hoeft ze dus niet zelf te programmeren –laat
gewoon uw ritmegevoel spreken en bouw een feestje!
☛ Arpeggiator maakt notenreeksen
Voor blitse, complexe notenreeksen hoeft u zich niet
uit de naad te werken – dat doet de arpeggiator wel
voor u. Eén toets indrukken volstaat.
☛ RPS (Real Time Phrase Sequence)-functie
De RPS-functie laat u met één toetsdruk een muzikale partij spelen. Dat kan alles zijn: een akkoordenreeks, een melodisch motiefje, een drum-fill, u
bedenkt het maar...
☛ Play Quantize wijzigt de groove tijdens de weerga-
ve
De MC-505 biedt drie types Play Quantize: Grid,
Groove en Shuffle. Met een draai aan de regelaar wijzigt u de groove van de muziek.
☛ Live-instrument
De MC-505 is instrument met uitgesproken livemogelijkheden. Zo kunt u de weergave van ieder(e)
Part of ritme-instrument met één knopdruk in- of
uitschakelen en kunt u Parts tijdens de weergave
transponeren. Met het ingebouwde mengtafeltje (de
Part Mixer) regelt u het volume van de Parts, en
natuurlijk kunt u alle voorname klankparameters
rechtstreeks via handige regelaars wijzigen. De bewegingen van die regelaars kunnen trouwens als MIDIcommando’s worden gezonden.
☛ DBeam Controller
De DBeam Controller is een nieuw type speelhulp
dat u bedient door uw hand erover te bewegen. Dat
levert nieuwe expressieve mogelijkheden op en het
ziet er bovendien leuk uit!
Opmerking:
toestemming van Interactive Light, Inc.
☛ Low Boost voor vette bassen
De populaire Low Boost-functie van de MC-303
werd opnieuw onder de loep genomen. Het resultaat
is een nog krachtiger bas, met ondermeer een Octave-functie die een suboctaaf aan het geluid toevoegt.
De DBeam-technologie wordt gebruikt met de
4
Voornaamste kenmerken
5
MC-505
Handleiding
Inhoud
Hoe is deze handleiding opgebouwd? 2
Voorzorgsmaatregelen 3
Voornaamste kenmerken 4
Inhoud 6
DEEL I. — AAN DE SLAG 13
1. Voorzieningen op de panelen 13
1.1 Frontpaneel, 13
1.2 Achterpaneel, 15
2. Voor u aan de slag gaat 16
2.1 Aansluitingen, 16
2.2 Inschakelen, 17
2.3 Uitschakelen, 17
2.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden, 18
3. Structuur van de MC-505 19
4. Demosongs beluisteren 20
5. “Low Boost” zorgt voor vette bassen
21
6. Patterns weergeven 22
6.1 Kiezen en weergeven, 22
Snel Patterns kiezen, 23
Snel waarden wijzigen, 23
Springen naar een categorie, 23
6.2 Instrumenten in- en uitschakelen, 23
6.3 Volume en stereopositie per instrument
instellen, 25
Verschillende instellingen tegelijk wijzigen, 25
Fade-in effecten, 26
Grafisch display, 26
Parameters kiezen in omgekeerde richting, 26
6.4 “Groove” van een Pattern wijzigen, 26
6.5 Pattern transponeren, 27
8. Geluid wijzigen met de regelaars 31
8.1 Helderheid van het geluid regelen
(Cutoff), 31
2.10 Geluid wijzigen met de regelaars (tijdens
de weergave), 77
Geluid van een hele Patch wijzigen, 77
Geluid van een Tone wijzigen, 77
Geluid van slagwerkinstrumenten wijzigen, 78
Tijdens de weergave opnieuw de originele instellingen van het Pattern kiezen, 78
Weergaveparameters opfrissen (MIDI
Update), 79
2.11 Patterns kiezen met de klaviertoetsen
(Pattern Set), 79
Pattern Sets gebruiken, 79
Inhoud van een Pattern Set wijzigen, 79
Gewijzigde Pattern Set opslaan (Pattern Set
Write), 80
Reverb-type kiezen, 121
Lengte van de Reverb instellen (Reverb
Time), 122
Klankkleur van de galm aanpassen (HF
Damp), 122
Totaalvolume van de galm (Reverb Level), 122
Volume van de Reverb per Part, 122
EFX-signaal door de Reverb halen, 123
Instellen via het display, 123
4.2 Delay, 123
Delay-type kiezen (Delay Type), 124
Vertragingsinterval instellen (Delay
Time), 124
Aantal herhalingen instellen (Feedback
Level), 124
Totaalvolume van de Delay (Delay Level), 125
Volume van de Delay per Part, 125
EFX-signaal door de Delay halen, 125
Overige parameters, 126
4.3 EFX (verschillende effecten), 127
EFX-type kiezen, 127
4 Band EQ, 128
Spectrum (geluid kleuren), 129
Enhancer, 129
Overdrive, 130
Distortion, 130
Lo-Fi, 131
Noise Generator, 131
Radio Tuning, 132
Phonograph, 132
Compressor, 133
Limiter, 133
Slicer, 134
Tremolo, 134
Phaser, 135
Chorus, 135
Space D, 136
Tetra Chorus, 137
Flanger, 137
Step Flanger, 138
Short Delay, 139
Auto Pan, 139
Feedback Pitch Shifter, 140
Reverb, 141
Gate-Reverb, 141
Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen, 141
Opnameprocedure, 165
Andere Part kiezen tijdens de opname, 167
Arpeggio’s opnemen, 167
Regelbewegingen (Modify Data)
opnemen, 168
Bewegingen in de Part Mixer opnemen, 168
Naadloze overgangen tussen Patterns, 168
Mutes opnemen, 169
Tempowijzigingen opnemen, 169
Data wissen tijdens de opname (Realtime
Erase), 169
10.2 Step opname, 170
Opnameprocedure, 171
Noten één voor één opnemen (Step
opname 1), 171
Akkoorden, rusten, enz. invoeren, 172
Individuele slagwerkinstrumenten opnemen
(Step opname 2), 173
Opgenomen noten afbeelden, 176
Welke data kunt u wijzigen?, 177
Parameters van een opgenomen noot
wijzigen, 177
Data wissen (Delete Event), 178
Data invoegen (Insert Event), 178
Data invoeren met het klavier en de
regelaars, 179
Data verplaatsen, 179
Data verbergen (View Filter), 179
Temp(orary), 180
User (Memory), 180
Card (Memory), 180
27. Pattern editen (Pattern Edit) 181
11.1 Deel van een Pattern kopiëren (Pattern
Copy), 181
11.2 Data wissen (Erase), 182
11.3 Maten verwijderen (Delete Mes), 183
11.4 Lege maten invoegen (Insert
Measure), 184
11.5 Toonaard wijzigen (Transpose), 184
11.6 Volume van noten wijzigen (Change
Velocity), 185
11.7 Lengte van noten wijzigen (Change Gate
Time), 185
11.8 Timing aanpassen (Shift Clock), 186
11.9 Onnodige data uitdunnen (Data
Thin), 187
11.10Play Quantize-instellingen toepassen op
een Pattern (Edit Quantize), 187
11.11Globale timing van een Pattern wijzigen
(Reclock), 188
28. Song creëren 189
12.1 Song weergeven, 189
12.2 Song opnemen, 190
12.3 Songs opslaan (Song Write), 190
29. Song editen (Song Edit) 192
13.1 Song kopiëren (Song Copy), 192
13.2 Patterns verwijderen (Delete
Pattern), 192
13.3 Patterns invoegen (Insert Pattern), 193
30. Geheugenkaart gebruiken 194
14.1 Mogelijke toepassingen, 194
Welke geheugenkaarten kunt u in de MC-505
gebruiken?, 194
Kaart insteken en verwijderen, 194
14.2 Kaart formateren (Format), 194
14.3 Kopie van het interne geheugen op kaart
zetten (User Backup), 195
9
MC-505
Handleiding
14.4 Backup opnieuw in het interne geheugen
laden (Backup Load), 195
14.5 Backup van de kaart wissen (Backup
Delete), 196
14.6 Kaart dupliceren (Card Duplicate), 196
31. Systeeminstellingen 198
15.1 Instellingen die verband houden met
klankbron en toonhoogte, 198
Globale toonhoogte instellen (Master
Tune), 198
Individuele noten stemmen (Scale Tune), 198
Overgang tussen Patches (Patch Remain), 199
Polyfonie per Part specifiëren (Voice
Reserve), 199
Resonantiebereik instellen (Resonance
Limiter), 199
15.2 Instellingen voor speelhulpen, 199
Contrast van het display aanpassen (LCD
Contrast), 199
Aanslagwaarde van de pads (Pad
Velocity), 199
Pedaalfunctie kiezen, 200
Pdl Pola (Pedal Polarity), 200
Functie van de DBeam Controller kiezen, 200
15.3 Sequencer-instellingen, 200
Sync Mode, 201
Synchronisatiecommando’s zenden (Sync
Out), 201
Song herhalen (Loop Mode), 201
Volume van de metronoom aanpassen (Metronome Level), 201
RPS weergavetiming instellen (RPS Trigger
Quantize), 201
Arpeggio’s synchroniseren (Arpeggio
Sync), 202
Automatisch de Checksum berekenen (Auto
Checksum), 202
Tap Tempo uitschakelen (Tap Switch), 202
Resolutie van de Tap Tempo-functie bepalen
(Tap Resolution), 202
15.4 MIDI-instellingen, 202
Extern MIDI-klavier gebruiken (Remote Keyboard Switch), 202
Verschillende MC-505’s tegelijk gebruiken
(Device ID Number), 203
Ontvangen MIDI-commando’s weer naar
MIDI OUT zenden (Thru Function), 203
MIDI-ontvangst voor iedere Part in- of
uitschakelen (MIDI Rx Switch), 203
Verbinding tussen het klaviertje en de interne
klankbron opheffen (Local Tx Switch), 203
Kanaal kiezen waarop u arpeggio’s aanstuurt
(Arpeggio Control Channel), 203
Kanaal kiezen waarop u RPS aanstuurt (RPS
Control Channel), 203
Specifiëren hoe data van de regelaars worden
gezonden (Edit Transmit/Receive Mode), 203
MIDI-ontvangstschakelaars, 204
MIDI-zendschakelaars, 204
32. MIDI 205
16.1 Wat is MIDI?, 205
MIDI-connectors, 205
MIDI-kanalen, 205
16.2 MC-505 vanuit een extern MIDI-klavier
aansturen, 206
Als de Remote Keyboard Switch op “ON”
staat, 206
Als de Remote Keyboard Switch op “OFF”
staat, 206
16.3 RPS-frases of arpeggio’s aansturen vanuit
een extern MIDI-klavier, 206
RPS aansturen, 206
Arpeggio’s aansturen, 207
16.4 MC-505 verbinden met een workstation
(of computer), 207
16.5 Extern MIDI-instrument aansturen, 208
Sampler aansturen met de MC-505, 208
16.6 MIDI-klankmodule aansturen vanuit de
MC-505, 209
Voorbeeld 1, 209
Voorbeeld 2, 209
16.7 Externe sequencer met de MC-505
synchroniseren, 209
16.8 MC-505 met een externe sequencer
synchroniseren, 210
16.9 Twee MC-505’s synchroniseren, 210
16.10Data via MIDI wegschrijven (Bulk
Dump), 211
MC-505 data in een externe sequencer
opnemen, 211
Data van een MIDI-sequencer opnieuw in de
MC-505 laden, 211
“Gedempt” geluid, 217
“Lo-Fi” geluid, 217
Definitie verbeteren, 217
Vervormd TB-303 geluid, 217
Lage sample-resolutie, 218
Radio Simulation, 218
Pattern “in mootjes hakken”, 218
Straaljager, 218
Auto Panning Delay, 219
Auto Panning Drums, 219
“Omgekeerd” geluid, 219
33. Mogelijke problemen 220
Geen geluid, 220
Noten vallen weg, 220
Als u de toetsen loslaat blijven de noten
doorklinken, 220
Noten “blijven hangen” tijdens de weergave
van Patterns, 220
Sequencer werkt niet, 220
U hoort geen effecten, zelfs niet als u het EFX
volume verhoogt, 220
Toonhoogte klopt niet, 221
Play Quantize werkt niet, 221
Noten worden vertraagd of onregelmatig
weergegeven, 221
34. Foutmeldingen 222
35. Golfvormen 224
36. Preset Patches 226
37. Preset Rhythm Sets 230
38. Preset Patterns 237
39. RPS Patterns 242
40. RPS Sets 250
41. Controlenummers 254
42. MIDI-implementatie 255
43. Specificaties 257
44. Index 259
11
MC-505
Handleiding
12
DEEL I. AAN DE SLAG
Voorzieningen op de panelen
1.
1.1 Frontpaneel
1
VOLUME
MIN
PLAY QUANTIZE
16
TIMING
VELOCITY
REVERBDELAYEFX
18
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB LEVEL
WRITE
27
INITIALIZE
KEYBOARD PAD
OCTAVE
HOLD
PTN
CALL
25
MAX
UNDO/
REDO
PARAM COPY
TRANS
POSE
RPS
2
LOW BOOST
MIN
MAX
GRID
GROOVE
SHUFFLE
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
28
SCALE
-
EDIT
REALTIME ERASE
SHIFT
OCTAVE
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
29
30
31
PATCH
D BEAM CONTROLLER
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
PART
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
COPY
ERASEPTN/SONG
ARPEGGIO
PITCH
WAVE/FXM
63
PATCH
T3T4
CYM
TOM/PERC
NEXT
PRESET USER CARD
REVERB DELAY EFX
TONE SELECT
17
ON
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
ON
MODE
MUTE CTRL
FUNC
5
LEVEL
PAN
KEYSHIF T
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
20
4
CURRENT
SONG
TEMPO
/MIXER
PTN
T1
7
DISPLAYBANK
PTN/
PTN
SONG
SET
19
BD
SD
HH
TONE SWITCH
T2
RPS
SET
PART MIXER
CLP
26
DELETE INSERT
GROOVE SHUFFLEGRID
PLAY QUANTIZESETUPSYSTEM
P-ENVLFO 2
PITCHFILTERLFO
TRANSPOSE CHG VELO
REVERB DELAY EFX SEQ OUT
F-ENV LEVEL PAN A-ENV
FILTER
CHG GATE
SHIFT CLK DATA THIN QUANTIZE
TUNE/ SOUND
LFO 1
CONTROLLER
MEMORY CARD
MIDI
SLAVE
8
HIT
OTHERS
1213141516
RECLOCK
SEQUENCER
MIDI
COMMON
SOLO/
COMMON
WAVE
SELECT
ENVELOPE
DEPTH
DEC INCPAGE
21
MEMORY INFO
PORTA
MOD
PITCH BEND
CONTROLAMPLIFIER
109
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
12
D
21
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
23
CARD DUMP
AFTER TOUCH
CATEGORY
RHY TONE
LPF
BPF
HPF
PKG
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
13
RSA
22
11
FILTER/AMPLIFIER
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
RESONANCE
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
ON
SOLO
TIME
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
STOPPLAYREC
32
TAP
TONE PAN
MEASURE
Aan de slag
14
15
24
1) VOLUME-regelaar
Hiermee regelt u het totaalvolume van de MC-505.
2) LOW BOOST-blok
Hiermee regelt u de versterking van de lage tonen.
3) D BEAM CONTROLLER-blok
Door uw hand hierover te bewegen kunt u verschillende effecten en parameters aansturen.
4) MODE-blok
Hiermee kiest u de bedieningsmode.
5) FUNC-knop
Hiermee kiest u alternatieve functies voor de knoppen.
Met deze knoppen bepaalt u wat er in het display
wordt afgebeeld.
8) BANK-blok
Hiermee kiest u de bank waaruit u een Bank of Pattern wilt kiezen.
9) WAVE SELECT-knop
Hiermee kiest u de golfvorm die de basis van het
geluid vormt.
10)PITCH-blok
Hiermee regelt u de toonhoogte van het geluid.
13
MC-505 Handleiding
11)FILTER/AMPLIFIER-blok
Hiermee regelt u de helderheid en de dynamiek van
het geluid.
12)ENVELOPE-blok
Hiermee regelt u het verloop van toonhoogte, klankkleur en volume.
13)ENV SELECT-knop
Met deze knop bepaalt u voor welke klankcomponent de instellingen uit de ENVELOPE- en LFOblokken gelden.
14)LFO1-blok
Dit blok voegt een cyclische modulatie toe aan het
geluid.
15)PORTAMENTO-blok
Hiermee bedient u de Portamento- en Solo-functies,
die te maken hebben met de manier waarop het klavier werkt.
16)PLAY QUANTIZE-blok
Hiermee wijzigt u de groove van het pattern.
17)ARPEGGIATOR-blok
Hiermee maakt u instellingen voor de arpeggiator.
18)REVERB/DELAY/EFX-blok
Hiermee regelt u de effecten.
19)PART MIXER-blok
Met deze regelaars kunt u verschillende Part-parameters aansturen.
20)PART SELECT/TONE SELECT-knoppen
Hiermee kiest u Parts/Tones/Rhythm-groepen en
schakelt u instrumenten in en uit.
Tijdens de opname dienen deze knoppen om de aanslagwaarde en de duur te selecteren.
21)INC/DEC-knoppen
VALUE-wiel
Hiermee wijzigt u de waarde van parameters.
22)PAGE</PAGE>-knoppen
Hiermee “bladert” u door de display-pagina’s. Bij
het invoeren van namen verplaatst u hiermee de cursor.
23)ENTER/EXIT-knoppen
Met deze knoppen bevestigt/annuleert u een handeling of verlaat u een pagina met instellingen.
24)SEQUENCER-blok
Met deze knoppen bedient u de opname- en weergavefuncties van de sequencer.
25)KEYBOARD PAD-blok
Hiermee kiest u de functie van de klaviertoetsen alsook het octaaf waarin u speelt enz.
26)Klaviertoetsen
Hiermee bespeelt u de MC-505 of kiest u Patterns of
RPS-patronen. Normaal komt de “2”-toets overeen
met C4.
27)WRITE-knop
Druk op deze knop om een Pattern of Patch op te
slaan of om een parameter te initialiseren.
28)UNDO/REDO-knop
Druk op deze knop om een operatie te annuleren of
om een parameter te kopiëren.
29)SCALE-knop
Met deze knop kiest u tijdens het stap-voor-stap
opnemen de nootwaarde.
30)EDIT-knop
Met deze knop kiest u de editpagina’s voor een klank
of Pattern.
31)SHIFT-knop
Deze knop dient om alternatieve functies van andere
knoppen aan te spreken.
32)TAP-knop
Door ritmisch op deze knop te tikken kunt u het
tempo instellen.
Opmerking:
blokken die in het wit zijn aangeduid kunt u opnemen in een
Pattern.
De bewegingen van regelaars of knoppen in
14
1.2 Achterpaneel
Voorzieningen op de panelen, Achterpaneel
Aan de slag
7
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
WARNING:
TO REDUCE THE RISK OF FIRE OR ELECTRIC SHOCK,
DO NOT EXPOSE THIS APPLIANCE TO RAIN OR MOISTURE.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
THIS CLASS B DIGITAL APPARATUS MEETS ALL REQUIREMENTS OF THE CANADIAN INTERFERENCE-CAUSING EQUIPMENT REGULATIONS.
CET APPAREIL NUMÉRIQUE DE LA CLASSE B RESPECTE TOUTES LES EXIGENCES DU RÈGLEMENT SUR LE MATÉRIEL BROUILLEUR DU CANADA.
THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL
INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
1) PHONES-uitgang
Hierop kunt u een hoofdtelefoon aansluiten.
2) OUTPUT-connectors
MIX L (MONO), R/DIRECT1 L (MONO), R/
DIRECT2 L (MONO), R
Deze uitgangen moet u met uw mixer, versterker,
stereo-installatie enz. verbinden. Gebruik steeds
audiosnoeren (los verkrijgbaar) van een degelijke
kwaliteit.
3) PEDAL-ingang
Hierop kunt u een voetschakelaar aansluiten, die
verschillende functies kan aansturen.
4) MIDI IN/OUT-connectors
Via deze connectors kunt u de MC-505 met externe
MIDI-instrumenten verbinden. Gebruik hiervoor
speciale MIDI-kabels (los verkrijgbaar).
5) MEMORY CARD-aansluiting
Deze aansluiting biedt plaats aan een (los verkrijgbare) SmartMedia-kaart.
6) AC-ingang
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel op aan.
7) POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-505 in en uit.
S2M-5/S4M-5
23456
The DBeam has been licensed from Interactive Light, Inc.
1
15
MC-505 Handleiding
Voor u aan de slag gaat
2.
2.1 Aansluitingen
De MC-505 bevat geen ingebouwde versterker of luidsprekers. U bent dus aangewezen op externe versterking (bv.
twee KC-100’s, KC-300’s of KC-500’s) of op een hoofdtelefoon. Het onderstaande diagram maakt één en ander
duidelijk.
Opmerking:
uw verdeler.
Audiokabels, MIDI-kabels, hoofdtelefoon en voetschakelaars worden niet meegeleverd. U kunt deze apart verkrijgen bij
Stereo-hoofdtelefoon
CAUTION
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
WARNING:
TO REDUCE THE RISK OF FIRE OR ELECTRIC SHOCK,
DO NOT EXPOSE THIS APPLIANCE TO RAIN OR MOISTURE.
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
S2M-5/S4M-5
THIS CLASS B DIGITAL APPARATUS MEETS ALL REQUIREMENTS OF THE CANADIAN INTERFERENCE-CAUSING EQUIPMENT REGULATIONS.
CET APPAREIL NUMÉRIQUE DE LA CLASSE B RESPECTE TOUTES LES EXIGENCES DU RÈGLEMENT SUR LE MATÉRIEL BROUILLEUR DU CANADA.
THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL
INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
The DBeam has been licensed from Interactive Light, Inc.
Stroomkabel
Extern MIDI-instrument
Stopcontact
MIDI-kabel
MIDI OUT
Voetschakelaar
Audiokabel
Keyboardversterker, stereo-installatie, enz.
1) Schakel alle instrumenten uit voor u aansluitingen maakt.
Om schade en/of storingen aan luidsprekers of andere instrumenten te voorkomen moet u steeds het volume in de
minimumstand zetten en alle instrumenten uitschakelen.
2) Verbind de bijgeleverde stroomkabel met de MC-505 en sluit deze aan op een stopcontact.
3) Sluit audio- en MIDI-kabels aan zoals in de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven.
Als u er behoefte aan hebt kunt u ook een hoofdtelefoon en voetschakelaars aansluiten.
Opmerking:
andere reden verplicht om in mono te werken, sluit dan enkel de L (MONO) MIX OUTPUT aan.
Het geluid van de MC-505 komt pas optimaal tot zijn recht als u het instrument in stereo versterkt. Bent u om één of
16
Voor u aan de slag gaat, Inschakelen
Opmerking:
keyboardversterker enz. verbinden.
Als u geluiden apart wilt versterken via de DIRECT1/DIRECT2-uitgangen, dan moet u de relevante uitgang(en) met uw
Bij levering is de MC-505 zo ingesteld dat er geen geluid naar de DIRECT1/DIRECT2-uitgangen wordt gestuurd.
Hoe u geluid naar deze uitgangen kunt sturen leest u onder “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op blz. 142 en
“Effecten/uitgangen kiezen voor de Rhythm Tones” op blz. 116.
2.2 Inschakelen
Aan de slag
1) Controleer eerst het volgende:
•Zijn alle instrumenten, versterkers, e.d. correct aangesloten?
•Staat de volumeregelaar van de MC-505, alsook het volume op de aangesloten mixer/versterker, in de minimumstand?
2) Druk op de POWER-schakelaar op de achterzijde van de MC-505.
24
Opmerking:
POWER
ON
OFF
Vanwege het interne beveiligingscircuit kunt u slechts enkele seconden na het inschakelen op de MC-505 spelen.
VOLUME
MIN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
MAX
3) Schakel de aangesloten mixer/versterker in.
4) Speel enkele noten op het klaviertje van de MC-505 en kies met de [VOLUME]-regelaar een aangenaam luistervolume.
Kies op de aangesloten versterker en op de aangestuurde instrumenten het gewenste volume.
2.3 Uitschakelen
Zet, voor u de MC-505 uitschakelt, alle volumeregelaars in de minimumstand. Schakel vervolgens uw instrumenten
uit in deze volgorde:
1) Schakel de mixer, versterker, enz. uit.
2) Schakel de MC-505 uit.
17
MC-505 Handleiding
2.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
Als uw MC-505 recht uit de doos komt bevat hij normaal nog alle instellingen die in de fabriek werden gemaakt.
Werden die instellingen echter om één of andere reden gewijzigd, dan kunt u ze met de “Factory Preset”-functie
opnieuw laden. Daarbij kunt u naar keuze alle instellingen opnieuw laden of enkel de Patch- of Systeeminstellingen.
Opmerking:
MIDI-sequencer of een gelijkaardig instrument. U kunt ook de User Backup-functie gebruiken om de data op een geheugenkaart te
schrijven.
☞ “Data via MIDI wegschrijven (Bulk Dump)” op blz. 211.
☞ “Kopie van het interne geheugen op kaart zetten (User Backup)” op blz. 195.
Als de MC-505 data bevat die u niet wilt kwijtspelen, kopieer deze dan via de Bulk Dump-functie naar een externe
DECINCPAGE
1
SHIFT
POWER
ON
OFF
CATEGORY
2
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
3,4
1) Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op de [POWER]-schakelaar drukt.
Blijf [SHIFT] ingedrukt houden tot u de Factory Preset-pagina in beeld krijgt.
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de data waarvoor u opnieuw de fabrieksinstellingen wilt laden.
U kunt de volgende 3 types kiezen:
ALLAlle interne parameters krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
PATCHUser Patches in het interne geheugen krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
SYSTEMSysteeminstellingen krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar het normale display (waarin Pattern P:001 is geselecteerd).
3) Druk op [ENTER].
U krijgt een prompt te zien die u om bevestiging vraagt.
4) Druk nogmaals op [ENTER] om de gekozen fabrieksinstellingen te laden.
Terwijl de instellingen worden geladen krijgt u het volgende display te zien:
NOW WORKING
Keep Power ON !
Deze prompt vertelt u dat de fabrieksinstellingen worden geladen en dat u de MC-505 niet mag uitschakelen zolang
deze operatie niet is voltooid. Zodra alle instellingen zijn geladen komt u opnieuw terecht in het normale display.
Opmerking:
18
Als u in stap (2) “All” hebt gekozen duurt deze operatie zo’n vier minuten.
Structuur van de MC-505, Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
Structuur van de MC-505
3.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de MC-505 is opgebouwd. De verschillende signaalpaden (audio, data)
worden aangegeven door de pijlen.
Aan de slag
VOLUME
MIN
MAX
Audio-data
REVERBDELAYEFX
Speldata
Kiezen
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB LEVEL
Part-mixer
Mute
Instrumentale Parts
uitschakelen
BD
SD
TONE SWITCH
TRANS
POSE
HH
-
Realtime transponeren
P:A001
PATCH
PART PART PART PA RT PART PART PART PART
Klank-
Klanken
generator
kiezen
Patch
Klankdata
Performance
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
Stuurgedeelte
Geluiden weergeven en wijzigen
D BEAM CONTROLLER
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
ON
DBeam speelhulp
Klaviertje
LOW BOOST
OCTAVE
MIN
MAX
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
PART MIXER
CLP
Instrumentale Parts geven
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
Volume en stereopositie
van iedere Part regelen
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
klanken weer
ON
WAVE
SELECT
ENVELOPE
DEPTH
Low Boost
Extra vette bassen bijdraaien
Effecten
Geluid voorzien van effecten
Reverb (galm toevoegen)
Delay (echo's toevoegen)
EFX (andere effecten)
HIT
OTHERS
Play
Rec
Arpeggiator
Arpeggio's spelen
LPF
BPF
HPF
PKG
RSA
FILTER/AMPLIFIER
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
SOLO
ON
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
D
MEGAMIX
Frases verplaatsen
Play quantize
TIMING
RESONANCE
TONE PAN
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
TIME
Pattern
Data voor verschillende
instrumentale Parts
PLAY QUANTIZE
GRID
GROOVE
SHUFFLE
VELOCITY
Grooves wijzigen
Pattern set
Keyboard Pad 1
P:052
Patterns kiezen met de klaviertoetsen
PTN/
SONG
Song
U:01P:001
In volgorde geplaatste
patronen
Speldata
kiezen
Sequencer
SEQUENCER
FWD
BWD
MEASURE
/REST
/TIE
STOPPLAYREC
Speldata
opnemen/weergeven
RPS set
RPS
Keyboard Pad 1
P:017
Part 4
Speldata voor één instrumentale
Part
Een verzameling van 16 RPSpatronen
RPS
Aansturen met de klaviertoetsen
RPS
SET
PTN
SET
PTN
CALL
19
MC-505 Handleiding
Demosongs beluisteren
4.
Het loont de moeite om even de interne demosongs te beluisteren. Op die manier maakt u meteen kennis met de
uitstekende klanken en patronen van de MC-505.
DECINCPAGE
CATEGORY
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
MEASURE
2
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
5
1
1) Druk tegelijk op [EXIT] en [ENTER].
U komt nu terecht in de Demo Play-pagina, waarin de nummers en de namen van de demosongs worden afgebeeld.
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de demosong die u wilt beluisteren.
3) Druk op [PLAY] om de weergave van de demo te starten.
Laat u niet van de wijs brengen door de herrie aan het begin van demosong 6: dit is volkomen normaal...
4) Druk op [STOP] als u de weergave van de demosong wilt doen ophouden.
5) Druk op [EXIT] om de Demosong-pagina te verlaten.
Opmerking:
op de wet van het auteursrecht.
Opmerking:
Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk
De demosongs worden niet als MIDI-data naar de MIDI OUT gestuurd.
20
“Low Boost” zorgt voor vette bassen, Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
“Low Boost” zorgt voor vette
5.
bassen
Bent u zo’n type dat pas tevreden is over het basgeluid wanneer de broekspijpen van de mensen op de laatste rij
beginnen te wapperen? Dan is de LOW BOOST-regelaar iets voor u.
LOW BOOST
1
Aan de slag
MAX
OCTAVE
MIN
2
1) Draai aan de [LOW BOOST]-regelaar om extra laag bij het geluid te voegen.
U laat best wat muziek spelen (druk op [PLAY]) terwijl u deze regelaar instelt. Hoe verder u de regelaar in wijzerzin
draait, hoe sterker het laag wordt benadrukt. Druk op [STOP] als u de weergave van het Pattern wilt laten ophouden.
Draai de regelaar niet te ver naar rechts, want dan gaat het geluid vervormen (maar misschien wilt u dat precies...).
☞ “Patterns weergeven” op blz. 22.
2) Druk op de [OCTAVE]-knop naast de [LOW BOOST]-regelaar.
De indicator licht op en er wordt een suboctaaf van het originele geluid aan het uitgangssignaal toegevoegd. Nog
vetter dus!
Bij sommige Patches hoort u weinig verschil wanneer u de [OCTAVE]-knop inschakelt. Uiteraard valt het effect
vooral op bij basklanken die u daadwerkelijk in een laag register speelt.
Ziehier enkele voorbeelden van Patches die het effect van de [OCTAVE]-knop duidelijk demonstreren:
P:A079 House Bass
P:A092 FM Super Bass
P:A096 Def Bass
P:A097 Def Bass
P:A098 Sin Bass
Ook hier is het mogelijk dat het geluid begint te kraken of vervormen. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-regelaar naar links tot de vervorming verdwijnt. Een beetje vervorming kan wel lekker klinken, maar kijk toch uit:
bij hoge volumes betekenen de ultra-lage frequenties die het Low Boost-blokje toevoegt mogelijk de doodsteek
voor uw versterker/luidsprekers, zeker als u ze dan ook nog eens laat vervormen.
☞ “Kennismaken met de klanken” op blz. 28.
21
MC-505 Handleiding
Patterns weergeven
6.
De MC-505 bevat een groot aantal Preset-patronen (de patronen in de MC-505 noemen we vanaf nu Patterns). Die
kunt u in een ononderbroken reeks weergeven, waarbij u telkens het volgende Pattern kiest terwijl het huidige Pattern nog speelt. Naast de demosongs vormt een ommetje door de Preset-patterns de beste kennismaking met wat
de MC-505 in huis heeft.
6.1 Kiezen en weergeven
TEMPO
/MIXER
DISPLAYBANK
RPS
PTN/
PTN
SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
2
CARD
USER
REVERB DELAYEF X
3
DECINCPAGE
CATEGORY
4,6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
/REST
MEASURE
57
1) Zorg dat de PTN-indicator in het MODE-blok oplicht.
Als dat niet het geval is drukt u op [MODE], zodat de PTN-indicator oplicht.
MODE
SONG
PTN
2) Druk op [PTN/SONG] in het DISPLAY-blok.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van het geselecteerde Pattern af.
CURRENT
Nummer
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
Naam
3) Druk op [PRESET] in het BANK-blok om de Pattern-bank (Preset Bank) te selecteren.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (001~714).
Bij iedere druk op [PRESET] gaat u 100 nummers vooruit.
De Preset-patterns zijn gegroepeerd onder de volgende categorieën:
TechnoP:001~P:098
Drum’n’BassP:099~P:132
Hip HopP:133~P:181
HouseP:182~P:216
JazzP:217~P:228
22
Patterns weergeven, Kiezen en weergeven
ReggaeP:229~P:237
LatinP:238~P:248
RPS-PatternsP:249~P:714
Opmerking:
om een storing.
Als u de weergave van Pattern P:232 stopt hoort u nog een staartje ruis. Dit is wel degelijk de bedoeling, het gaat dus niet
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
6) Tijdens de weergave van het Pattern kunt u met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel het Pattern kiezen dat u als volgende wilt weergeven.
In het display worden de bank, het nummer en de naam van het nieuw geselecteerde Pattern afgebeeld. Dit Pattern
krijgt u te horen zodra het huidig weergegeven Pattern is afgelopen. Op die manier kunt u beats en breaks aan elkaar
breien zonder dat daarbij ooit een “gat” valt.
Opmerking:
Pattern te kiezen. Dat kan door met de PAGE [<][>]-knoppen te werken. Wat u ook kunt doen is de weergave even stoppen om een
nieuw Pattern te kiezen.
Pattern P:249 en volgende bestaan uit slechts één maat... Dat betekent dat u wel érg snel moet zijn om meteen een nieuw
7) Druk op [STOP] als u de weergave van het Pattern wilt stoppen.
☞ Meer over Patterns leest u vanaf blz. 68.
☞ Hoe u het weergavetempo van een Pattern kunt wijzigen leest u onder “Tempo wijzigen” op blz. 69.
☞ Een overzicht van de beschikbare Patterns krijgt u onder “Preset Patterns” op blz. 237.
Aan de slag
Snel Patterns kiezen
Door tijdens de weergave van een Pattern op PAGE [<][>] te drukken kiest u meteen het volgende of het vorige
Pattern. Let wel: bij deze methode worden de Patterns steeds aan hun respectieve standaardtempo’s weergegeven.
Dit is met andere woorden een uitstekende manier om opeenvolgende Patterns te beoordelen op hun bruikbaarheid, maar – vanwege de steeds wisselende tempo’s – volslagen ongeschikt om een dansvloer aan de slag te houden.
Voor dat laatste moet u de Patterns kiezen met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel (zoals hierboven
beschreven).
Snel waarden wijzigen
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en vervolgens [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel te gebruiken springt u in stappen van 10 door de Patterns. Dat kan handig zijn als u precies weet waar het gewenste Pattern zich bevindt en u er
snel naartoe wilt gaan. Deze werkwijze kunt u trouwens ook gebruiken bij het kiezen van Patches of het wijzigen
van parameterwaarden.
Springen naar een categorie
Bij gestopte weergave kiest u met de PAGE [<][>]-knoppen steeds het eerste Pattern van de vorige of volgende categorie. Deze werkwijze kunt u ook gebruiken bij het kiezen van Preset Patches.
23
MC-505 Handleiding
6.2 Instrumenten in- en uitschakelen
Een Pattern maakt doorgaans gebruik van verschillende partijen (die door verschillende instrumenten kunnen
worden weergegeven). We spreken in dat verband vanaf nu over Parts. Een Part kunt u het best vergelijken met een
muzikant die een partij speelt. De MC-505 laat toe Parts individueel in of uit te schakelen. Dat kan ook tijdens de
weergave gebeuren, zodat u uit één Pattern heel wat variaties kunt halen zonder dat u die allemaal van tevoren moet
programmeren. Het werkt als volgt:
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
3
2
MUTE CTRL
BD
8
SD
TONE SWITCH
7
HIT
CLP
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
HH
OTHERS
64
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
/REST
MEASURE
5
1) Kies Pattern P:203 (zie blz. 22).
2) Druk op [PART MUTE] (de indicator licht op).
U kunt nu met de PART-knoppen [R]~[7] individuele Parts uitschakelen.
3) Druk op [RHYTHM MUTE] (de indicator licht op).
U kunt nu met de RHYTHM-knoppen [BD]~[OTHERS] groepen van ritme-instrumenten in de Rhythm Part inen uitschakelen.
De status van de instrumenten wordt aangeduid door de [R]~[7] en [BD]~[OTHERS] indicators:
KnippertDeze Part is uitgeschakeld.
BrandtDeze Part is ingeschakeld.
Brandt nietEr is geen muziek voor deze Part.
4) Druk op alle knoppen die oplichten, met uitzondering van [R] en [BD]. U krijgt dan het volgende plaatje:
BD
SD
HH
CLP
CYM
TOM/PERC
HIT
OTHERS
BrandtBrandt niet of knippert
5) Druk op [PLAY].
Het Pattern wordt weergegeven maar u hoort enkel de basdrum van de Rhythm Part.
6) Druk aan het begin van de maat op [HH] (de indicator licht op).
U hoort nu hoe de hi-hat erbij komt.
7) Druk tegelijk op [2] en [3].
Ook de indicators van deze knoppen lichten op en de synthesizerbas (Part 2) en de akkoorden (Part 3) worden aan
de mix toegevoegd.
8) Druk op [R].
De indicator begint te knipperen en de volledige Rhythm Part wordt uitgeschakeld.
U hebt intussen ongetwijfeld in de gaten hoe het werkt. Door op deze manier (ritme-)instrumenten toe te voegen
of weg te halen kunt u een Part geleidelijk op- of afbouwen en zo...uw dansvloer uit de bol doen gaan.
☞ Meer over het in- en uitschakelen van Parts vindt u onder “Partijen uitschakelen” op blz. 69.
24
Patterns weergeven, Volume en stereopositie per instrument instellen
6.3 Volume en stereopositie per instrument instellen
Het volgende wat we gaan doen is de acht schuifregelaars in het midden van het frontpaneel te gebruiken om het
volume van individuele instrumenten aan te passen.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
2,4
1) Kies Pattern P:009 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in de PART MIXER herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de LEVEL-indicator oplicht.
PART MIXER
53
Aan de slag
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
127
0
3) Beweeg de [R]-regelaar en luister hoe het volume van de Rhythm Part verandert.
Door de regelaar omhoog te schuiven verhoogt u het volume, door hem omlaag te schuiven verlaagt u het.
Probeer op dezelfde manier het volume van de overige instrumenten aan te passen.
4) Druk in de PART MIXER herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de PAN-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
R
L
5) Beweeg de [2]-regelaar en luister hoe de bas (Part 2) zich van links naar rechts door het stereobeeld beweegt.
Door de regelaar omhoog te schuiven plaatst u het geluid meer naar rechts, door hem omlaag te schuiven komt het
geluid meer links in het stereobeeld terecht.
Schakel eventueel andere Parts uit als u moeilijk kunt horen waar het geluid zich bevindt.
Probeer op dezelfde manier de stereopositie van de overige instrumenten aan te passen.
Naast het volume en de stereopositie kunt u ook de toonhoogte en de effectdiepte voor iedere Part aanpassen.
☞ “Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer” op blz. 73.
☞ “Volume van de Reverb per Part” op blz. 122.
☞ “Volume van de Delay per Part” op blz. 125.
☞ “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op blz. 142.
Verschillende instellingen tegelijk wijzigen
Het is ook mogelijk om de instellingen (volume, pan, enz.) van verschillende Parts tegelijk te wijzigen. Daarvoor
beweegt u gewoon de relevante schuifregelaars gelijktijdig.
25
MC-505 Handleiding
Fade-in effecten
Door een regelaar op zijn minimumpositie te zetten en hem dan – tijdens de weergave – geleidelijk naar omhoog
te schuiven kunt u een Part “infaden”.
Grafisch display
Door op [TEMPO/MIXER] te drukken roept u een grafisch display op waarin u de stand van iedere regelaar kunt
aflezen.
TEMPO
/ MIXER
R 1 2 3 4 5 6 7 Geselecteerde Part
Met [INC][DEC] kunt u de waarde van de geselecteerde Part in enkelvoudige stappen wijzigen.
Parameters kiezen in omgekeerde richting
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [MIXER SELECT] drukt stapt de indicator in omgekeerde richting door de
kanalen van de mixer.
6.4 “Groove” van een Pattern wijzigen
Met de Play Quantize-functie kunt u de groove van Pattern tijdens de weergave wijzigen. Laten we eens zien wat
dat oplevert voor de drums en de bas.
PLAY QUANTIZE
4
TIMING
VELOCITY
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 22). Gebruik voor dit voorbeeld Pattern P:184.
2) Schakel Part 3~6 uit. Schakel Part 7 in (zie blz. 24).
3) Druk in het PLAY QUANTIZE-blok verschillende keren op [QUANTIZE] zodat de SHUFFLE-indicator oplicht.
GRID
GROOVE
SHUFFLE
3,5
26
GRID
GROOVE
SHUFFLE
Patterns weergeven, Pattern transponeren
4) Draai aan de [TIMING]-regelaar en luister hoe de groove verandert.
TIMING
VELOCITY
Draai de regelaar geleidelijk in wijzerzin, weg van de middenstand. U merkt hoe het strakke ritme geleidelijk overgaat in een lichte tot zware “swing”.
5) Wilt u opnieuw de originele groove kiezen, druk dan herhaaldelijk op [QUANTIZE], tot de drie indicators
doven.
☞ Meer over Play Quantize vindt u onder ““Groove” van een Pattern wijzigen (Play Quantize)” op blz. 152..
6.5 Pattern transponeren
Ook het transponeren (in toonhoogte verschuiven) van Patterns kan tijdens de weergave gebeuren.
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 22).
2) Houd [TRANSPOSE] (in het KEYBOARD PAD-blok) ingedrukt en kies met [INC][DEC]-knoppen of de [VALUE]-regelaar een transpositie van “4” (grote terts hoger).
Zolang u de knop ingedrukt houdt beeldt het display de geselecteerde transpositiewaarde af.
Aan de slag
HOLD
TRANS
POSE
CURRENT
VALUE
NEXT
-
Als u de knop loslaat wordt het Pattern een grote terts hoger getransponeerd. Probeer eens enkele andere intervallen
uit, dan raakt u meteen vertrouwd met deze functie.
3) Druk nogmaals op [TRANSPOSE] (de indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard wilt kiezen.
☞ Over transponeren vertellen we u meer onder “Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose)” op
blz. 71..
27
MC-505 Handleiding
Kennismaken met de klanken
7.
We stelden reeds (zie blz. 24) dat u een Part van de MC-505 het best kunt vergelijken met een muzikant die een
bepaalde partij speelt. Welk instrument die muzikant gebruikt hangt af van de klank die u voor de betreffende Part
kiest. De klanken die u in de MC-505 kunt kiezen noemen we Patches. Tenminste voor zover het de Parts 1~7
betreft, want voor de Rhythm Part spreken we van Rhythm Sets. Hieronder leren we u Patches en Rhythm Sets te
kiezen, zodat u kunt kennismaken met de klankrijkdom van de MC-505.
☞ Een volledig overzicht van alle Patches en Rhythm Sets vindt u op blz. 226 en 230.
7.1 Patches kiezen
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAYEF X
5
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
DECINCPAGE
CATEGORY
6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO
/MIXER
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS
SET
PATCH
1
HH
CLP
CYM
34
1) Druk in het DISPLAY-blok op [PATCH] (de indicator licht op).
2) Zorg dat de [PTN CALL] en [RPS] indicators in het KEYBOARD PAD-blok niet oplichten.
Is dat toch het geval, druk dan op de overeenkomstige knop.
PTN
CALLRPS
brandt niet
3) Druk op [PART SELECT].
Slechts één van de indicators voor Part [R]~[7] licht op. Kies de Part waarmee u de Patches wilt weergeven. Kies
voor ons voorbeeld Part 1.
4) Druk op Part [1] om Part 1 te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de Patch die voor Part 1 is geselecteerd.
28
CURRENT
Bank
Naam
Bank
NEXT
Nummer
Nummer
Kennismaken met de klanken, Rhythm Sets kiezen
5) Druk op [PRESET] in het BANK-gedeelte om de Patch-bank (A~D) te kiezen.
Bij iedere druk op [PRESET] kiest u een andere Preset-bank.
PATCHPATCHPATCH
6) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (001~128).
7) Speelt op het klaviertje zodat u kunt horen hoe de geselecteerde Patch klinkt.
Uiteraard kunt u ook enkele noten op uw MIDI-klavier spelen, indien u er één hebt aangesloten.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Probeer volgens de bovenstaande procedure nog enkele andere Patches uit.
Toonhoogtebereik verschuiven
Het klaviertje van de MC-505 biedt uiteraard maar een beperkte reeks noten. Wilt u noten spelen die hoger of lager
liggen dan dit bereik, gebruik dan de Octave Shift-functie.
Als in het KEYBOARD PAD-blok op OCTAVE [+] drukt verschuift het nootbereik één octaaf naar omhoog. Drukt
u op OCTAVE [-], dan verschuift het nootbereik één octaaf naar omlaag. Door tegelijk op OCTAVE [+][-] te drukken kiest u opnieuw het standaard-nootbereik.
CURRENT
NEXT
CURRENT
NEXT
CURRENT
NEXT
Aan de slag
KEYBOARD PAD
OCTAV E
KEYBOARD PAD
OCTAV E
KEYBOARD PAD
OCTAV E
7.2 Rhythm Sets kiezen
Als u een Rhythm Set kiest stuurt u met de toetsen van het klaviertje niet langer verschillende toonhoogtes aan,
maar wel verschillende slagwerkinstrumenten (drums, percussie, geluidseffecten, enz.).
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAYEF X
5
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
DECINCPAGE
CATEGORY
6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO
/MIXER
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS
SET
PATCH
1
CLP
CYM
HH
34
29
MC-505 Handleiding
1) Druk in het DISPLAY-blok op [PATCH] (de indicator licht op).
2) Zorg dat de [PTN CALL] en [RPS] indicators in het KEYBOARD PAD-blok niet oplichten.
Lichten ze toch op, druk dan op de relevante knoppen zodat ze doven.
3) Druk op [PART SELECT] (de indicator licht op).
4) Druk op [R] (de indicator licht op) om de Rhythm Part te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de Rhythm Set die voor de
Rhythm Part is geselecteerd.
CURRENT
Bank
Naam
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
5) Druk op [PRESET] in het BANK-gedeelte om de Rhythm Set-bank te kiezen.
6) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (01~26).
7) Speelt op het klaviertje of op uw MIDI-klavier zodat u kunt horen welke klanken de geselecteerde Rhythm Set
bevat.
Probeer volgens de bovenstaande procedure nog enkele andere Rhythm Sets uit. Het valt aan te raden om een Octave Shift van “-1” te kiezen, dan hoort u de basisinstrumenten van de verschillende Rhythm Sets, te weten:
Hand clap
Opmerking:
Rim shot
BasdrumSnare-drumTom tom
Als u een Octave Shift van “-3” kiest hoort u geen geluid meer vanaf de noot B1 (klaviertoets [13]); in de hoogte houdt
Hi-hatCymbaal
het op bij D7 (klaviertoets [4]) bij een Octave Shift van “+3”.
☞ Meer over Patches/Rhythm Sets leest u onder “Klankbron” op blz. 63, “Extra partijen spelen op het klaviertje”
op blz. 71 en “Klanken (Patches) kiezen” op blz. 72.
30
Geluid wijzigen met de regelaars, Helderheid van het geluid regelen (Cutoff)
Geluid wijzigen met de regelaars
8.
Met de knoppen en regelaars op het frontpaneel kunt u tijdens de weergave wijzigingen aanbrengen in het geluid
van de MC-505.
8.1 Helderheid van het geluid regelen (Cutoff)
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
FUNC
HPF
PKG
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
32
RESONANCE
TONE PAN
Aan de slag
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A035 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-2” staan.
2) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
3) Draai aan de [CUTOFF]-regelaar in het FILTER/AMPLIFIER-blok terwijl u op het klaviertje speelt.
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het geluid helderder, door hem in tegenwijzerzin te draaien maakt
u het doffer.
☞ De parameter die de helderheid van het geluid bepaalt noemen we de “Cutoff Frequency” (afsnijfrequentie).
Meer hierover leest u onder “Afsnijfrequentie instellen (CUTOFF)” op blz. 87.
8.2 Resonantie toevoegen aan het geluid
Met de [RESONANCE]-regelaar kunt u het geluid van een specifieke kleur voorzien.
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
FUNC
HPF
PKG
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
RESONANCE
TONE PAN
32
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A034 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-2” staan.
2) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
3) Draai aan de [RESONANCE]-regelaar in het FILTER/AMPLIFIER-blok terwijl u op het klaviertje speelt.
Door de regelaar in wijzerzin te draaien versterkt u de frequenties rond de afsnijfrequentie, door hem in tegenwijzerzin te draaien verzwakt u ze. Hogere waarden leveren typische “synthesizergeluiden” op.
31
MC-505 Handleiding
Opmerking:
De [RESONANCE]- en [CUTOFF]-regelaars werken afhankelijk van elkaar. Zo zult u merken dat het geluid bij bepaal-
de Cutoff-instellingen begint te vervormen wanneer u de Resonance-regelaar te ver in wijzerzin draait.
Echt leuk wordt het wanneer u aan deze regelaars draait tijdens de weergave van Patterns:
4) Kies Pattern P:014 en schakel alle Parts uit, met uitzondering van de Rhythm Part en Part 2 (zie blz. 24).
5) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 2 te selecteren.
6) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
U hoort nu de Rhythm Part en Part 2.
7) Plaats de [RESONANCE]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven en beweeg
tijdens de weergave de [RESONANCE]-regelaar heen en weer.
CUTOFF
TONE LEVEL
RESONANCE
TONE PAN
U merkt dat de beweging van deze regelaar “synthesizerachtige” klanken oplevert. Dat is niet verwonderlijk, want
binnen de traditionele architectuur van een synthesizer zijn de afsnijfrequentie en de resonantie de parameters met
de grootste invloed op het geluid.
Druk op [PART SELECT] en PART [R] om de Rhythm Part te selecteren en bewerk ook deze met de [CUTOFF]en [RESONANCE]-regelaars.
Opmerking:
Als het geluid vervormt draait u best de [LOW BOOST]-regelaar in tegenwijzerzin tot de vervorming ophoudt.
☞ Over Resonance leest u meer onder “Resonantie instellen (RESONANCE)” op blz. 88.
8.3 Modulatie toevoegen
Met “LFO 1” kunt u “beweging” brengen in de toonhoogte, het volume of de klankkleur.
SELECT
PITCH
FILTER
FUNC
3,5
AMP
2,6
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A035 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-1” staan.
2) Druk herhaaldelijk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator oplicht.
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
3) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
DEPTH
RATE
4,5
LFO 1
7
32
4) Draai aan de [DEPTH]-regelaar in het LFO1-blok.
Met deze regelaar bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
Geluid wijzigen met de regelaars, Modulatie toevoegen
FUNC
DEPTH
RATE
5) Druk op [FUNC] (de indicator licht op) en plaats de [RATE]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeelding is aangegeven.
Met deze regelaar wijzigt u de snelheid van de modulatie. Hoe verder naar rechts, hoe sneller.
FUNC
DEPTH
RATE
6) Draai aan de [DEPTH]- en [RATE]-regelaars terwijl u op het klaviertje speelt en luister hoe het geluid wordt
“gemoduleerd”.
Als de “PITCH’-indicator brandt wordt de toonhoogte gemoduleerd.
Met de knop onder “SELECT” kunt u de opties “FILTER” en “AMP” kiezen, in welke gevallen respectievelijk de
helderheid en het volume worden gemoduleerd.
7) Druk in het LFO1-blok op [WAVEFORM] om een andere golfvorm te kiezen en luister hoe het geluid nu volgens
een ander patroon wordt gemoduleerd.
Probeer op dezelfde manier ook eens de overige modulatiegolfvormen uit.
☞ Meer over de instellingen van de LFO leest u onder “Geluid moduleren (LFO)” op blz. 95.
Aan de slag
33
MC-505 Handleiding
Effecten toevoegen
9.
Een geluidsmix komt pas echt tot leven wanneer u er enkele effecten aan toevoegt. Gelukkig heeft de MC-505 wat
dat betreft een ruim aanbod onder de motorkap.
9.1 Galm toevoegen
Door het Reverb-effect (galm) te gebruiken verleent u het geluidsbeeld wat meer diepte.
FUNC
4,6
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
25,87
3
1) Kies het Pattern P:239 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de REVERB-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
3) Kies met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) voor iedere Part de gewenste galmdiepte.
Naarmate u de regelaar verder omhoog schuift wordt er meer galm toegevoegd.
Opmerking:
MIXER-regelaars.
4) Druk op [FUNC] (de indicator licht op).
5) Met de [REVERB LEVEL]-regelaar in het REVERB-blok kunt u nu het globale galmvolume regelen.
Als de [REVERB LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat hoort u geen galm, ongeacht de instelling van de PART
REVERB
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
REVERB LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk herhaaldelijk op [EFFECT SELECT] tot de bovenste indicator oplicht.
34
Effecten toevoegen, Echo toevoegen
8) Door aan de [REVERB TIME]-regelaar te draaien wijzigt u de lengte van de galm.
REVERB
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
REVERB LEVEL
☞ Meer over de instellingen van het Reverb-effect vindt u onder “Reverb” op blz. 121.
9.2 Echo toevoegen
Het Delay-effect herhaalt het geluid, wat “echo’s” oplevert.
FUNC
4,6
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
Aan de slag
25,87
3
1) Kies het Pattern P:001 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de DELAY-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
3) Kies met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) voor iedere Part het gewenste Delay-volume.
Door een regelaar omhoog te schuiven maakt u de herhalingen voor die Part luider. Door deze regelaar omlaag te
schuiven maakt u de herhalingen zachter.
Opmerking:
PART MIXER-regelaars.
4) Druk op [FUNC] zodat de indicator knippert.
Als de [DELAY LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat hoort u geen herhalingen, ongeacht de instelling van de
35
MC-505 Handleiding
5) Met de [DELAY LEVEL]-regelaar in het DELAY-blok kunt u nu het Delay-volume voor alle Parts tegelijk rege-
len.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk herhaaldelijk op [EFFECT SELECT] tot de bovenste indicator oplicht.
8) Door aan de [DELAY TIME]-regelaar te draaien wijzigt u de afstand tussen de herhalingen.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
☞ Meer over de instellingen van het Delay-effect vindt u onder “Delay” op blz. 123.
9.3 Andere effecten toevoegen (EFX)
De EFX-processor bevat een ruime waaier effecttypes. In het onderstaande voorbeeld gebruiken we het “Distortion”-effect om het geluid te vervormen.
FUNC
4,6
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
25,87
1) Kies het Pattern P:079 en start de weergave (zie blz. 22).
U hoort hoe het vervormingseffect reeds wordt toegepast op Part 4.
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de EFX/OUT-indicator oplicht.
PART MIXER
3
36
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
Effecten toevoegen, Andere effecten toevoegen (EFX)
3) Schakel met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) EFX voor iedere Part in of uit.
Door een regelaar boven de middenpositie te schuiven schakelt u EFX voor die Part in. Door deze regelaar beneden
de middenpositie te schuiven schakelt u EFX uit.
EFX ON
EFX OFF
Wilt u het effect even duidelijk horen, schakel dan tijdelijk de niet bewerkte Parts uit, probeer EFX op een andere
Part toe te passen.
Als de [EFX OUTPUT LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat en u de PART-regelaar boven de middenpositie
schuift (dus EFX inschakelt) dan valt het geluid van de Part zelf weg.
4) Druk op [FUNC] zodat de indicator knippert.
5) Met de [EFX OUTPUT LEVEL]-regelaar in het EFX-blok kunt u nu de mate van vervorming voor alle Parts tegelijk regelen.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk op [EFFECT SELECT] tot de onderste indicator oplicht.
8) Door aan de [CTRL3]-regelaar te draaien kunt u de aard van de vervorming wijzigen.
Aan de slag
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
☞ Er zijn natuurlijk nog veel meer effecten beschikbaar in de EFX-processor. Meer hierover leest u onder “EFX
(verschillende effecten)” op blz. 127.
Niet alleen voor EFX, maar ook voor de Reverb- en Delay-effecten zijn verschillende types beschikbaar. Tijdens de
weergave kunt u andere effecttypes kiezen of effecten in- en uitschakelen.
Effecttypes kiezen
ReverbHoud [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [REV LEVEL]-regelaar het gewenste type.
DelayHoud [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [DELAY LEVEL]-regelaar het gewenste type.
EFX
Zolang u [EFFECT SELECT] ingedrukt houdt beeldt het display voor ieder effectblok het geselecteerde type af.
Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [EFX OUTPUT LEVEL]- of het [VALUE]-wiel het gewenste
type.
37
MC-505 Handleiding
Gebruik de bovenstaande werkwijze om kennis te maken met de verschillende effecttypes.
EFXDELAYREVERB
Reverb Type
Delay TypeEFX Type
☞ Meer informatie over de beschikbare effecttypes krijgt u onder “EFX-type kiezen” op blz. 127.
Effecten in- en uitschakelen
ReverbHoud [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [PRESET].
DelayHoud [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [USER].
EFXHoud [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [CARD].
Zolang u [EFFECT SELECT] ingedrukt houdt geven de [PRESET]/[USER]/[CARD]-indicators aan welke effecten
zijn ingeschakeld.
USER
Delay
On/Off
CARD
EFX
On/Off
PRESET
REVERB DELAYEF X
Reverb
On/Off
Grafisch display
Door op [TEMPO/MIXER] te drukken roept u een display-pagina op die een grafisch overzicht geeft van de regelaarstanden (voor EFX wordt de aan/uit-status afgebeeld).
TEMPO
/ MIXER
Part
R1234567 Geselecteerde Part
Opmerking:
R1234567 Geselecteerde Part
Bij EFX staat “E” voor “aan” (EFX) en “D” voor “uit “ (DRY).
Met [INC][DEC] kunt u nu de waarde in stappen van één wijzigen.
Geselecteerde Part
38
Frases combineren tot nieuwe Patterns (MEGAMIX), Andere effecten toevoegen (EFX)
Frases combineren tot nieuwe
10.
Patterns (MEGAMIX)
De Megamix-functie stelt u in staat om tijdens de weergave van een Pattern voor bepaalde Parts de partijen van
andere Patterns te kiezen. Op die manier bouwt u nieuwe Patterns en maakt u dus in feite een remix!
Aan de slag
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
2
43
1) Kies het Pattern P:011 en start de weergave (zie blz. 22).
Zorg dat alle Parts zijn ingeschakeld.
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de MEGAMIX-indicator oplicht.
3) Plaats de [R]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.
U hoort nu hoe de Rhythm Part plots een andere partij begint te spelen.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
4) Doe hetzelfde met de regelaars [2]~[7].
Welke frase u te horen krijgt hangt af van de stand van de regelaar. Probeer best eens enkele verschillende standen,
dan hoort u meteen welke frases er zoal mogelijk zijn.
5) Druk op [PART SELECT] om MEGAMIX te verlaten (de indicator dooft).
Opmerking:
☞ Meer over de Megamix-functie leest u onder “MEGAMIX: andere partijen kiezen voor een Pattern” op blz. 157.
Als u regelaar [1] beweegt gebeurt er niets, aangezien Part 1 voor geen enkele Pattern muziekdata bevat.
39
MC-505 Handleiding
Arpeggio’s weergeven
11.
De Arpeggiator van de MC-505 maakt van de akkoorden die u speelt notenreeksen die volgens een te kiezen
patroon worden weergegeven.
ARPEGGIATOR
76
ACCENT RATE
RANGE
ON
FUNC
HOLD
TRANS
POSE
-
3,10
8,9
1) Kies Pattern P:012 (zie blz. 22).
2) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A017 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-1” staan.
3) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON].
De indicator op de knop licht op om aan te geven dat de arpeggiator is ingeschakeld.
4) Kies de arpeggio-stijl die u wilt gebruiken. Houd [ON] ingedrukt en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-
wiel de “CLAVICHORD”-stijl.
Zolang u [ON] ingedrukt houdt beeldt het display de geselecteerde stijl af.
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
ON
DECINC
VALUE
5) Speel op de klaviertoets die hieronder staat aangegeven.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Wat u nu hoort is dus een arpeggio. Probeer verschillende akkoorden te spelen (u kunt dit ook doen tijdens de
weergave van een Pattern). Probeer ook eens af te wisselen: druk om de twee maten afwisselend op de [11]- en [12]knoppen.
6) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt en draai aan de [ACCENT RATE]-regelaar. U bepaalt nu de “feel”
(sterkte van de accenten) van de arpeggio. Draai de regelaar bijvoorbeeld in de positie die in de onderstaande
afbeelding is aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
40
Arpeggio’s weergeven, Andere effecten toevoegen (EFX)
7) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knipperen. U kunt nu met de [RANGE]-regelaar het toonhoogtebereik aanpassen waarbinnen de arpeggio wordt weergegeven. Draai de regelaar bijvoorbeeld in de positie die in
de onderstaande afbeelding is aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
8) Druk in het KEYBOARD PAD-blok op [HOLD] (de indicator licht op). De arpeggio blijft nu doorklinken nadat
u de klaviertoets(en) loslaat.
U hebt u de handen vrij om bijvoorbeeld een andere stijl te kiezen (want dat kan tijdens de weergave). Pro beer eens
een aantal verschillende types uit.
9) Druk nogmaals op [HOLD] om de arpeggio te stoppen (de indicator dooft).
10)Druk op [ON] (de indicator dooft) om de arpeggiator uit te schakelen.
☞ Meer uitleg over de mogelijkheden van de arpeggiator vindt u onder “Arpeggiator gebruiken” op blz. 143.
Aan de slag
41
MC-505 Handleiding
Frases met één toets spelen (RPS)
12.
Als u de RPS-functie (Real-Time Phrase Sequence) activeert stuurt u met de toetsen van het klaviertje geen enkelvoudige noten meer aan, maar complete muzikale frases. Onder iedere toets zit een andere frase, zodat u tijdens een
live-optreden fill-in’s e.d. kunt aansturen of verschillende frases kunt combineren tot nieuwe Patterns.
DECINCPAGE
CATEGORY
7
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
4,5
KEYBOARD PAD
OCTAVE
TRANS
HOLD
POSE
PTN
CALL
RPS
DISPLAYBANK
PTN
SET
RPS
SET
PATCH PRESE T
USER
CARD
PTN/
TEMPO
SONG
/MIXER
-
6
2,8
1) Kies Pattern P:002 (zie blz. 22).
2) Druk in het KEYBOARD PAD-blok op [RPS].
De indicator licht op om aan te geven dat de RPS-functie is ingeschakeld.
3) Druk op enkele klaviertoetsen en luistern naar de verschillende frases die worden weergegeven.
U kunt tot 8 frases tegelijk weergeven.
Hieronder ziet u welke RPS-frases aan welke klaviertoetsen zijn toegewezen.
Losse slagenAkkoordenBas
BasisritmesRitmische fill-in'sSequence-frasen
Ook tijdens de weergave van een Pattern kunt u via de RPS-functie frases aansturen. Wilt u dit doen met drumfrases, dan schakelt u best de ritmepart uit. In het geval van basfrases schakelt u best Part 2 uit.
4) Als u in het KEYBOARD PAD-gedeelte op [HOLD] drukt tijdens de weergave van een RPS-patroon, dan blijft
de frase doorklinken nadat u uw handen van de toetsen haalt.
Opmerking:
gewoon op zodra u de klaviertoetsen loslaat.
Het volgende RPS-patroon dat u aanstuurt negeert de Hold-functie. Met andere woorden: dit patroon houdt weer
5) Om de weergave te stoppen drukt u nogmaals op [HOLD], zodat de indicator dooft.
De RPS-frases zijn ondergebracht in sets van zestien (één frase per klaviertoets). Wilt u dus een andere reeks frases
gebruiken, kies dan een andere set.
6) Druk in het DISPLAY-blok op [RPS SET].
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde RPS-set af.
CURRENT
Bank
Naam
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
42
Frases met één toets spelen (RPS), Andere effecten toevoegen (EFX)
7) Kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste set-nummer.
Opmerking:
gestopt, anders is het mogelijk dat het geselecteerde Pattern vertraagt of stilvalt.
Het kiezen van een RPS-set neemt enkele ogenblikken in beslag. U kunt dit dan ook best doen terwijl de weergave is
RPS-sets zijn geordend volgens hun genre. Uiteraard werkt één en ander optimaal wanneer u RPS-frases combineert met een Pattern van hetzelfde genre (bv. een Drum’n’Bass RPS-set met een Drum’n’Bass-Pattern of een Hip
Hop RPS-set met een Hip Hop-Pattern).
8) Druk nogmaals op [RPS] (de indicator dooft) als u de RPS-functie wilt uitschakelen.
RPS-sets kiezen met de OCTAVE-knoppen
Als RPS is geactiveerd kunt u met de OCTAVE [+][-]-knoppen RPS-sets kiezen, ongeacht de display-pagina waarin
u zich op dat moment bevindt.
☞ Meer over de RPS-functie vindt u onder “Frases weergeven vanaf het klavier (RPS)” op blz. 148.
Aan de slag
43
MC-505 Handleiding
Patterns aansturen met de
13.
“DBeam Controller”
De “DBeam Controller” is een nieuw soort speelhulp die u bedient door uw hand erover te bewegen. Deze speelhulp kan verschillende functies aansturen voor Patterns en Patches.
Opmerking:
De DBeam wordt gebruikt in een licentieovereenkomst met Interactive Light, Inc.
D BEAM CONTROLLER
-
TURN
TABLE
CUT
RESO
AD LIB
+
ON
4
2,53
13.1 Tempo en toonhoogte tegelijk aansturen
Door het tempo en de toonhoogte van het Pattern tegelijk aan te sturen bootst u het effect na van de “pitch”-regelkaar op een draaitafel.
1) Kies Pattern P:028 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de TURNTABLE-indicator oplicht.
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zoals u merkt stuurt u nu het tempo en de toonhoogte van alle Parts tegelijk aan. Naarmate u uw hand dichter bij
de controller brengt nemen tempo en toonhoogte een diepere duik. Door uw hand van de controller weg te halen
herstelt u de originele waarden.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
13.2 Cutoff en Resonance tegelijk aansturen
Met deze optie wijzigt u de afsnijfrequentie en de resonantie voor alle Parts, waardoor de klankkleur van het volledige Pattern verandert.
1) Kies Pattern P:029 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
44
Patterns aansturen met de “DBeam Controller”, “Ad-lib” improvisaties spelen
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de CUT+RESO-indicator oplicht.
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zoals u merkt stuurt u nu de afsnijfrequentie en de resonantie van alle Parts tegelijk aan. Door uw hand van de controller weg te halen kiest u de Cutoff-waarde “127” en de Resonance-waarde “0”.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
Wilt u het Pattern opnieuw in zijn originele staat herstellen, kies dan met de [INC][DEC]-knoppen of met het
[VALUE]-wiel opnieuw hetzelfde Pattern. Bij de volgende weergave zijn dan de originele instellingen hersteld.
Opmerking:
in tegenwijzerzin om de lage frequenties af te zwakken, of schakel de [OCTAVE]-functie uit.
Bij bepaalde patronen is het mogelijk dat het geluid begint te vervormen. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-regelaar
13.3 “Ad-lib” improvisaties spelen
U kunt de DBeam Controller ook gebruiken om een vrije improvisatie over een Pattern te spelen.
Aan de slag
1) Kies Pattern P:004 en start de weergave (zie blz. 22).
Schakel Part 3, 4 en 6 uit. Zorg dat Part 7 is ingeschakeld. Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te kiezen.
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de AD LIB-indicator oplicht.
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zodra u met uw hand over de controller gaat hoort u Part 1. Door uw hand omhoog en omlaag te bewegen stuurt
u de toonhoogte van het geluid. Hoe dichter u uw hand bij de DBeam Controller brengt, hoe hoger de toonhoogte.
Als u uw hand weghaalt houdt het geluid op.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
Toonaard en toonladder van de ad-lib improvisatie kiezen
Door [ON] ingedrukt te houden en op een klaviertoets te drukken maakt u van de ingedrukte toets de grondnoot
van de ad-lib improvisatie. Zolang u [ON] ingedrukt houdt kunt u met de PAGE [<][>]-knoppen een andere toonladder voor de improvisatie kiezen. Het kan nodig zijn om die aan te passen in functie van de toonaard of het genre
van het weergegeven Pattern.
Bijvoorbeeld:
PatternPartPatchToonaardToonladder
P:1891P:C042AHBL
P:0961P:A086AMIN
P:1331P:D103ACHR
☞ Welke toonladders u kunt kiezen leest u op blz. 163.
☞ Met de DBeam Controller kunt u nog andere effecten aansturen. Meer hierover leest u onder “Functies van de
DBeam Controller” op blz. 159.
45
MC-505 Handleiding
Eenvoudige Patterns maken
14.
De MC-505 biedt de volgende drie manieren om een Pattern aan te maken:
Opnemen terwijl u speelt: dit noemen we real-time opnemen.
Noot-voor-noot in volgorde opnemen: dit noemen we Step-opname 1.
Voor iedere noot uit de toonladder de partij stap voor stap opnemen: dit noemen we Step-opname 2.
Om u vertrouwd te maken met deze opnamemethodes gaan we samen het volgende muzikale voorbeeld opnemen:
Part2
(Bas)
Part3
(Akkoorden)
Part4
(Melodie)
Part5
(Arpeggio)
Part6
(Geluids-
effecten)
Part7
(Snare-drum
fill-in)
Ritmepartij
(Drums)
Basdrum
Tamboerijn
Gesloten
Hi-Hat
Open
Hi-Hat
Snare-drum
Over het algemeen wordt bij het opnemen van muziek de onderstaande volgorde gehanteerd:
drums
→ bas→ begeleiding→ melodie
Deze werkwijze heeft het voordeel dat u naar de drums en de bas kunt luisteren terwijl u de begeleiding en de melodie opneemt. Dat maakt het uiteraard een stuk makkelijker om de maat te houden. Voor ons voorbeeld moet u de
Parts in de onderstaande volgorde opnemen:
Rhythm Part: drums (Step-opname 2)
Part 2: bas (Step-opname 1)
Part 3: akkoorden (Step-opname 1)
Part 5: arpeggio’s (Real Time-opname met de arpeggiator)
Part 4: melodie (Real Time-opname 1)
Part 6: geluidseffecten (Real Time-opname 1)
Part 7: snare-fill (Real Time-opname met de arpeggiator en de Part Mixer)
46
Eenvoudige Patterns maken, Drums opnemen
14.1 Drums opnemen
Gebruik eerst Step-opname 2 om met de Rhythm Part de drums op te nemen.
TEMPO
SET
/MIXER
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
-12-2,46-2
2
BD
SD
TONE SWITCH
SONG
SET
PATCH
HH
CLP
CYM
DISPLAY
RPS
PTN/
PTN
1) Druk in het BANK-blok op [PRESET] en kies met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel (zie blz. 22)
U:TMP (Temporary Pattern). U:TMP bevindt zich voor P:001.
Dit “Temporary Pattern” is een buffergeheugen waarin data tijdelijk terechtkomen. Als u opneemt of edit werkt u
in feite steeds met de data in dit buffergeheugen, niet met de opgeslagen data in het geheugen. Ook het nieuwe Pattern dat we nu gaan opnemen komt aanvankelijk terecht in de tijdelijke geheugenbuffer.
2) Kies met [PART SELECT] en PART [R] de Rhythm Part en kies de Rhythm Set waarmee u de drums wilt opnemen.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:05 “Techno 1” (zie blz. 28).
Laat de Octave Shift-waarde op “-1” staan.
Zodra u een Rhythm Set hebt geselecteerd drukt u op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Pattern Select-pagi-
na.
3) Druk in het SEQUENCER-blok op [REC].
De indicator begint te knipperen, u bevindt zich in opname-pauze.
Gaat het om een volledig nieuw Pattern, dan moet u de maatsoort en het gewenste aantal maten specifiëren.
Voor dit voorbeeld maken we gebruik van de standaardinstellingen: een Pattern van 4 maten in de maat 4/4.
Kies nu de Part die u wilt opnemen.
4) Druk op PART [R] om de Rhythm Part te selecteren.
De indicator licht op. De voorbereiding voor de opname is daarmee voltooid.
5) Druk nogmaals op [REC] om naar de Microscope-pagina te gaan.
In de Microscope-pagina kunt u opgenomen muziekdata in detail bekijken en wijzigen.
6) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
In het display wordt de naam afgebeeld van het geselecteerde ritme-instrument en de aanslagwaarde van de noot.
Stel deze parameters in voor u een noot invoert.
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAYEF X
1
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
11
STOPPLAYREC
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
6
9
MEASURE
3,5
Aan de slag
CURRENT
Plaats waar de noot
terechtkomt
Naam van het
slagwerkinstrument
6-1. Druk op [SCALE] om een nootwaarde te selecteren.
NEXT
Weergegeven maat/tel
Aanslagwaarde
van de noot
47
MC-505 Handleiding
Zorg dat de laagste indicator oplicht (om zestiende noten te selecteren).
SCALE
6-2. Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [7] om “127” te selecteren.
7) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een klaviertoets om het ritme-instrument te selecteren.
We beginnen met de basdrum op te nemen. Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”. Houd vervolgens [SHIFT]
ingedrukt en druk op klaviertoets [2] (de C3-toets) om “TR909 Kick 4” te selecteren en weer te geven.
SHIFT
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516
8) Druk op de klaviertoetsen in de onderstaande afbeelding (de indicators lichten op).
Hiermee hebt u vier basdrumslagen in de eerste maat ingevoerd. Deze worden nu in een lus weergegeven.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
9) Druk éénmaal op [FWD] om naar maat 2 te gaan.
10)Gebruik de procedure uit stap 8 om de basdrum in te voeren voor maat 2~4 (die zijn namelijk gelijk aan maat 1).
11)Bent u hiermee klaar, druk dan herhaaldelijk op [BWD] om terug te keren naar maat 1.
12)Gebruik de procedure uit stap 7~11 om de overige slagwerkinstrumenten in te voeren, in deze volgorde:
gesloten hi-hat
→ open hi-hat→ tamboerijn→ snare drum.
Hieronder laten we zien welke instrumenten u moet kiezen en op welke plaatsen ze moeten terechtkomen. Voer
deze gegevens in voor alle maten.
Gesloten hi-hat “TR909 CHH 1”
■
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [8] (de F#3-toets).
Druk op PART [6] om de aanslagwaarde “112” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Open hi-hat “TR909 OHH 3”
■
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [12] (de A#3-toets).
Druk op PART [6] om de aanslagwaarde “112” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
■
Tamboerijn “Tambourine 3”
Stel de Octave Shift-parameter in op “0”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [8] (de F#4-toets).
48
Eenvoudige Patterns maken, Bas en akkoorden opnemen
Druk voor het invoeren van de toetsen [1], [5], [9] en [13] op PART [5] om de aanslagwaarde “96” te kiezen. Druk
voor de overige toetsen op PART [4] om de aanslagwaarde “80” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
■
Snare Drum “TR909 Snr 5”
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [6] (de E3-toets).
Druk op PART [7] om de aanslagwaarde “127” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Hiermee is de slagwerkpartij volledig. Ga, zonder de opname te stoppen, naar het volgende stukje.
Aan de slag
14.2 Bas en akkoorden opnemen
We gaan nu de bas en de akkoorden opnemen volgens de Step-opname 2 methode. We nemen de draad op na stap
12 uit het vorige stukje.
TOM/PERC
3-3,1027
9
HIT
TONE SELECT
OTHERS
3-2
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
BD
SD
HH
TONE SWITCH
CLP
CYM
1) Druk op [PLAY] om terug te keren naar de Microscope-pagina.
Bij gestopte weergave kunt u deze pagina bereiken door tweemaal op [REC] te drukken.
2) Druk op PART [2] om Part 2 klaar te maken voor opname en kies de Patch die u als basklank wilt gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A016 “Lead TB4” (zie blz. 28). Stel de Octave
Shift-parameter in op “-2”.
Nadat u een Patch hebt geselecteerd mag u op [PTN/SONG] drukken om terug te keren naar de Microscope-pagina.
3) Druk op [REC] om de opname te starten.
Het display beeldt de nootwaarde, de aanslagwaarde en de duur van de geselecteerde noot af. Stel deze parameters
in voor u een noot invoert.
Positie v/d noot:
CURRENT
Maat/tel
Aanslagwaarde Duur van de noot
Nootwaarde
NEXT
Clock
(percentage van nootwaarde)
49
MC-505 Handleiding
3-1. Druk op [SCALE] om de nootwaarde te selecteren.
Laat de onderste indicator oplichten (daarmee kiest u zestiende noten).
SCALE
3-2. Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [6] om “112” te selecteren.
3-3. Kies met de RHYTHM [BD]~[OTHERS] knoppen de duur van de noot.
Duur wordt gespecifieerd als een percentage van de nootwaarde (die u in stap 3-1 hebt gespecifieerd). Druk op
[TOM/PERC] om de waarde “80%” te kiezen.
4) Voer de noot D2 in.
Stel de Octave Shift-parameter in op “-2” en druk op klaviertoets [4].
De noot wordt ingevoerd zodra u de toets loslaat. U kunt nu meteen de volgende noot invoeren.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
5) Voer op dezelfde manier de overige noten in.
Achtste noten voert u in door twee zestiende noten te verbinden – dit doet u door éénmaal op [BWD] te drukken.
CURRENT
NEXT
444
BWD
222
TIE
BWD
CURRENT
44
BWD
TIE
TIE
BWD
2
BWD
TIE
5
BWD
TIE
TIE
NEXT
444
BWD
222
BWD
TIE
TIE
BWD
4
TIE
7
BWD
22
BWD
TIE
TIE
BWD
TIE
Maat 3 en 4 bevatten een herhaling van de noten uit maat 1 en 2.
Maakt u een foutje, houd dan [SHIFT] ingedrukt en druk op [BWD] om naar de vorige stap terug te keren.
Opmerking:
delijk zult horen).
In de partituur op blz. 46 staat de baspartij één octaaf hoger geschreven dan de noten die u hier invoert (en dus uitein-
Hiermee hebt u de volledige baslijn ingevoerd.
6) Druk op [REC] om terug te keren naar de Microscope-pagina.
7) Druk op PART [3] om Part 3 klaar te maken voor opname en kies de Patch waarmee u akkoorden wilt opnemen.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:B008 “Doc Stack” (zie blz. 28). Stel de Octave
Shift-parameter in op “-1”.
Nadat u een Patch hebt geselecteerd mag u op [PTN/SONG] drukken om terug te keren naar de Microscope-pagina.
8) Druk op [REC] om de opname te starten.
Kies ook hier voor zestiende noten (normaal is die nootwaarde nog gekozen vanuit het vorige stukje).
9) Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [5] om “96” te selecteren.
10)Kies met de RHYTHM [BD]~[OTHERS] knoppen de duur van de noot.
Druk op [TOM/PERC] om de waarde “80%” te kiezen.
11)Voer de eerste noten van het akkoord in: D5 en A5.
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1” en druk tegelijk op de klaviertoetsen [4] en [11].
50
Eenvoudige Patterns maken, Arpeggio’s opnemen
Deze noten wordt ingevoerd zodra u de toetsen loslaat. U kunt nu meteen de volgende noot invoeren.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
12)Voer op dezelfde manier de overige noten in.
Gepunte achtste noten voert u in door drie zestiende noten te verbinden – dit doet u door tweemaal op [BWD] te
drukken.
Aan de slag
CURRENT
11
4
BWD
NEXT
11
BWD
BWD
BWD
4
TIE
TIE
11
TIE
4
BWD
TIE
TIE
11
BWD
4
TIE
BWD
11
BWD
4
TIE
10
BWD
TIE
TIE
BWD
5
TIE
CURRENT
11
NEXT
BWD
11
BWD
BWD
4
TIE
TIE
BWD
TIE
TIE
11
4
BWD
BWD
4
TIE
TIE
11
4
BWD
11
BWD
4
TIE
12
BWD
TIE
TIE
BWD
5
TIE
Maat 3 en 4 bevatten een herhaling van de noten uit maat 1 en 2.
Daarmee is de akkoordpartij compleet.
13)Zodra u klaar bent mag u op [STOP] drukken om de opname te stoppen.
14)... en nu wilt u natuurlijk het resultaat beluisteren: druk op [PLAY].
14.3 Arpeggio’s opnemen
Arpeggio’s hoeft u niet zelf te spelen, daarvoor heeft de MC-505 een krachtige arpeggiator aan boord. De partijen
waarmee die op de proppen komt nemen we op in real-time.
ARPEGGIATOR
PAG E
ON
2,9
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
BD
SD
HH
TONE SWITCH
CLP
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
1-11-2,6
HIT
OTHERS
4,5
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
/REST
MEASURE
6
3
1) Druk op [PART SELECT] en PART [5] om Part 5 te selecteren en kies vervolgens de Patch waarmee u de arpeggio’s wilt opnemen.
Kies voor dit voorbeeld P:074 “Analog Seq” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”.
2) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON] om de arpeggiator in te schakelen (zie blz. 40).
51
MC-505 Handleiding
Kies de arpeggio-stijl “PORTAMENTO A” en stel de [ACCENT RATE]- en [RANGE]-regelaars in op de posities
die in de onderstaande afbeelding worden aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
ON
DECINC
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
brandt niet: ACCENT RATEknippert: RANGE
Als u deze instellingen hebt gemaakt kunt u met de klaviertoetsen arpeggio’s aansturen die synchroon lopen met
de rest van de begeleiding.
3) Druk op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat de MC-505 klaar is voor opname.
4) Ga met de PAGE [<][>]-knoppen naar de Count In-pagina (in deze pagina bepaalt u hoe de opname moet star-
ten).
Kies met de [INC][DEC]-knoppen de optie “WAIT NOTE”. De MC-505 begint nu op te nemen op het moment
dat u de eerste noot op het klavier speelt.
5) Ga met PAGE [<][>] naar de Loop Rest-pagina.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON”.
Door “ON” te kiezen laat u de MC-505 tussen de herhalingen van de lus telkens een maat wachten.
6) Druk op PART [5] om Part 5 te kiezen.
7) Klaar voor opname? Speel dan het onderstaande akkoord.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
De arpeggio wordt weergegeven vanaf het begin van de eerste maat en gelijktijdig opgenomen.
Opmerking:
zult horen).
In de partituur op blz. 46 staat de arpeggio één octaaf lager geschreven dan de noten die u hier invoert (en dus uiteindelijk
8) Aan het eind van het Pattern wordt er een maat gepauzeerd (cfr. stap 5). Zorg dat u tijdens die pauze niets speelt.
Bij de herhaling van het Pattern hoort u de arpeggio samen met de partijen die u reeds opgenomen had.
9) Blijken de arpeggio’s er goed op te staan, schakel dan de arpeggiator uit.
U mag nu (zonder de opname te stoppen!) naar de volgende stap gaan.
Blijkt echter dat er iets is foutgelopen tijdens het opnemen van de arpeggio’s, dan kunt u het via de volgende pro-
cedure opnieuw proberen:
1) Laat de opname lopen en druk op [REALTIME ERASE].
U komt in het volgende display terecht.
EDIT
REALTIME ERASE
52
Eenvoudige Patterns maken, Melodie en geluidseffecten opnemen
2) Blijf [REC] ingedrukt houden van het begin tot het einde van het Pattern.
Zolang u [REC] ingedrukt houdt wordt alles wat u had opgenomen gewist.
3) Druk op [REALTIME ERASE] of [EXIT] om terug te keren naar de opname-pagina.
U kunt nu een nieuwe poging doen om de arpeggio’s op te nemen.
14.4 Melodie en geluidseffecten opnemen
Om het toch nog een beetje spannend te houden nemen we de melodie en enkele geluidseffecten op in real-time.
Er zal dus gespeeld moeten worden!
Aan de slag
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO
/MIXER
4
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS
SET
PATCH
5
HH
CLP
CYM
39
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAYEF X
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
METRONOME
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
121,6,8,10
13
/REST
MEASURE
We nemen de draad op bij stap (9) van het vorige stukje.
1) Druk op [REC] (de indicator begint te knipperen).
U bevindt zich in Rehearsal-mode, dat merkt u aan het onderstaande display. Zoals de naam reeds aangeeft dient
deze mode om te oefenen: u kunt de op te nemen partij spelen zo vaak u wilt, er wordt niets opgenomen.
Wilt u vanuit gestopte weergave naar de Rehearsal-mode gaan, druk dan op [REC]
→ [PLAY] om de realtime-opna-
me te starten en vervolgens op [REC].
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Input Quantize-waarde.
De Input Quantize-functie corrigeert afwijkingen in de timing waarmee u een partij inspeelt. Noten die iets te vroeg
of te laat komen worden dus “op hun plaats gezet”. Waar die plaats precies is hangt af van de Input Quantize-waarde. Kies voor ons voorbeeld “”, iedere noot wordt dan naar de dichtstbijzijnde achtste noot verschoven.
3) Druk op PART [4] om Part 4 klaar te maken voor opname en kies de Patch die u als melodieklank wilt gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A010 “Dual TB” (zie blz. 28). Stel de Octave
Shift-parameter in op “0”.
Kunt u de klanken die u kiest moeilijk horen, schakel dan met [PART MUTE] en de Part-knoppen alle Parts uit –
met uitzondering van Part 4. Druk vervolgens nogmaals op [PART MUTE] om terug te keren naar de Patch-keuze.
Nu komt het erop aan het juiste tempo voor de opname te kiezen.
4) Druk op [TEMPO/MIXER] (de indicator licht op).
Het display beeldt nu het geselecteerde tempo af.
CURRENT
NEXT
5) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
Het uiteindelijk weergavetempo kunt u later nog instellen. Op dit moment mag u een comfortabel tempo kiezen
om de partij in te spelen.
53
MC-505 Handleiding
Druk nu op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Rehearsal-mode.
Druk in het SEQUENCER-blok op [METRONOME] om de metronoom in te schakelen.
Nu kunt u de melodie oefenen tot u ze onder de knie hebt.
6) Bent u er klaar voor? Druk dan op [REC] om in opname te gaan.
7) Luister naar de overige partijen en speel vanaf maat 1 mee op het klavier.
Rechterhand
1111111114
44444444
99
121012
4
4
Linkerhand
Bij de volgende weergave van de lus hoort u de partij die u zonet hebt opgenomen. Klinkt de melodie naar behoren,
dan mag u verdergaan. Bent u niet tevreden, dan kunt u de opname wissen volgens de procedure die we bij het
opnemen van de arpeggio hebben beschreven (zie blz. 52).
Lukt het niet meteen om de melodie in real-time in te spelen? Geen nood, u kunt ook in Step-opname 1 werken.
Het onderstaande diagram dient in dat verband als leidraad (zie blz. 49).
CURRENT
NEXT
1111111114
44444444
BWD
TIE
99
BWD
TIE
BWD
TIE
121012
BWD
BWD
TIE
TIE
CURRENT
BWD
TIE
BWD
NEXT
BWD
TIE
TIE
BWD
BWD
TIE
TIE
4
BWD
BWD
TIE
TIE
4
Druk op [HIT] om de duur van de noten op 100% in te stellen.
Laten we nu de geluidseffecten opnemen.
8) Druk op [REC] om naar de Rehearsal-mode te gaan.
9) Druk op PART [6] om Part 6 klaar te maken voor opname en kies de Patch met de geluidseffecten die u wilt
gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:C010 “Smooth Jet” (zie blz. 28). Stel de Octave
Shift-parameter in op “-1”.
Druk zodra u de Patch hebt gekozen op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Rehearsal-pagina.
10)Klaar? Druk dan op [REC] om de opname te starten.
11)Luister naar de reeds opgenomen partijen en speel op de klaviertoetsen vanaf maat 1.
11
Bij de volgende weergave van de lus hoort u het effect dat u zonet hebt opgenomen.
12)Zodra u klaar bent mag u op [STOP] drukken om de opname te stoppen.
13)... en nu wilt u natuurlijk het resultaat beluisteren: druk op [PLAY].
Om de boel wat levendiger te maken voegen we enkele snare-fills toe en nemen we een paar volumewijzigingen op
met de Part Mixer.
ARPEGGIATOR
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
2,7
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
PAR T
MUTE
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
MUTE CTRL
ON
PART MIXER
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
/REST
MEASURE
Aan de slag
1-11-2,4
98
35
1) Druk op [PART SELECT] en PART [7] om Part 7 te selecteren en kies vervolgens de Patch waarmee u de snarefills wilt opnemen.
Drumklanken zijn normaal het domein van de Rhythm Part, maar voor dit voorbeeld gebruiken we Part 7 en kiezen
we de Snare Drum Patch P.D093 “TR909 Snare” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “0”.
2) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON] om de arpeggiator in te schakelen (zie blz. 40).
Kies de arpeggio-stijl “1/16” en stel de [ACCENT RATE]- en [RANGE]-regelaars in op de posities die in de onderstaande afbeelding worden aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
ON
DECINC
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
brandt niet: ACCENT RATEknippert: RANGE
Als u deze instellingen hebt gemaakt kunt u met de klaviertoetsen arpeggio’s aansturen die synchroon lopen met
de rest van de begeleiding.
3) Druk op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat de MC-505 klaar is voor opname.
Kies ook hier voor de “WAIT NOTE” voor de Count In-parameter en “ON” voor de Loop Rest-parameter.
4) Druk op PART [7] om Part 7 te kiezen.
5) Druk op [PLAY] om de opname te starten
Druk aan het begin van de tweede maat op toets [6]. De snare-fill die u nu hoort wordt opgenomen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
6) Aan het einde van het Pattern wordt er een maat gepauzeerd. Zorg dat u tijdens die pauze niets speelt.
Bij de herhaling van het Pattern hoort u de fill samen met de partijen die u reeds had opgenomen.
7) Blijken de arpeggio’s er goed op te staan, schakel dan de arpeggiator uit.
Ziezo, de snare-fill staat erop. Hij doet echter nog wat te veel denken aan een machinegeweer, daarom gaan we hem
met de Part Mixer langzaam “infaden” om een natuurlijker effect te krijgen.
55
MC-505 Handleiding
8) Druk op [MIXER SELECT] tot de LEVEL-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
9) Maak met regelaar [7] een fade-in.
Ga als volgt te werk: schuif tijdens de maat rust tussen twee herhalingen de regelaar [7] naar de minimumpositie.
Vanaf het begin van de volgende herhaling schuift u hem dan geleidelijk omhoog, zodat u aan het eind van de vierde
maat het maximumvolume bereikt.
rustmaatrustmaatmaat 1maat 2maat 3maat 4
Klinkt het resultaat niet zoals het hoort, probeer het dan nog een keer vanaf maat 1. De faderbeweging die u dit keer
uitvoert vervangt de vorige poging. U kunt dus zo vaak proberen als u wilt, tot het goed zit.
Alle Parts zijn hiermee voltooid. U mag op [STOP] drukken.
14.6 Afwerking
Om de puntjes op de i te zetten passen we tenslotte het volume, de stereopositie en de effectdiepte van iedere Part
aan.
1) Druk op [TEMPO/MIXER] om naar de Tempo- en Part Mixer-pagina te gaan.
2) Stel met het [VALUE]-wiel het tempo in op “136.0”.
3) Kies met [MIXER SELECT] de gewenste parameter en stel voor iedere Part volume, stereopositie en effectdiepte
in (zie blz. 25).
115 115 100 88 115 90 127 0
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
0 0 20 15 78 45 0 0D D D D E D D D
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
0 0 0 L50 0 30R 63R 00 0 25 0 90 35 60 60
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
56
4) Maak de volgende instellingen voor de effecten.
Eenvoudige Patterns maken, Pattern opslaan
Met [EFFECT SELECT] en de relevante regelaar kiest u het gewenste type.
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
First make the middle indicator light
REVERBDELAYEFX
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
Reverb Type
Delay TypeEFX Type
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
First make the top indicator light
REVERBDELAYEFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
EFXDELAYREVERB
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
Laat eerst de onderste indicator oplichten.Laat eerst de [FUNC]-indicator oplichten.
Ziezo! U hebt zonet uw eerste “User Pattern” in de MC-505 voltooid. Feliciteer uzelf, druk op [PLAY] en geniet van
het resultaat.
14.7 Pattern opslaan
Aan de slag
Als u het resultaat van uw noeste arbeid niet wilt kwijtspelen moet u het opslaan. We laten u nu zien hoe dat kan.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Ga naar de [PTN/SONG]-pagina.
Druk op [PTN/SONG] als u zich daar nog niet bevindt.
3) Druk op [WRITE].
U komt in het onderstaande display terecht, waarin een “_” onder het Pattern-nummer verschijnt.
WRITE
INITIALIZE
4) Druk op [USER] om als schrijfbestemming de User Bank te kiezen.
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het Pattern-nummer waarin u de data wilt opslaan.
Kies voor ons voorbeeld geheugen U:001.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor verplaatst zich naar het begin van de tweede regel van het display.
7) Geef het Pattern een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste tekens. U kunt kiezen uit de volgende tekens:
Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
57
MC-505 Handleiding
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u dit Pattern wilt opslaan?”).
Beslist u nu om het Pattern niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
10)Druk nogmaals op [ENTER].
Het Pattern wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data worden weggeschreven.
14.8 Pattern overdoen
Via de onderstaande stappen wist u alle data uit het U:TMP-geheugen (de tijdelijke buffer). Op die manier kunt u
het hele Pattern opnieuw opnemen (let wel: enkel het “Temporary”-geheugen wordt hier gewist, de versie die u
zonet hebt bewaard wordt ongemoeid gelaten).
1) Kies U:TMP, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [INITIALIZE].
SHIFT
WRITE
INITIALIZE
2) Druk op [ENTER] om de geheugenbuffer te initialiseren.
58
Song weergeven, Pattern overdoen
Song weergeven
15.
Een reeks van twee of meer Patterns met een van tevoren vastgelegde volgorde noemen we een “song”. Songs kunt
u als volgt weergeven.
Aan de slag
TEMPO
/MIXER
DISPLAYBANK
RPS
PTN/
PTN
SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
2
CARD
USER
REVERB DELAYEF X
3
DECINCPAGE
CATEGORY
4
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
STOPPLAYREC
56
1) Druk op [MODE] tot de SONG-indicator oplicht.
MODE
SONG
PTN
2) Druk in het DISPLAY-blok op [PTN/SONG].
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde song af.
Bank
NEXT
Nummer
Nummer
CURRENT
Bank
MEASURE
Naam
3) Druk in het BANK-blok op [USER] om de User Bank te selecteren.
Opmerking:
Als het om songs gaat kunt u enkel de User Bank selecteren.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer.
Vanuit de fabriek werden er songs geprogrammeerd voor de nummers U:01~U:20.
5) Druk op [PLAY] om de weergave van de song te starten.
De Patterns worden automatisch in de geprogrammeerde volgorde weergegeven. Tijdens de weergave van een song
kunt u geen Patterns selecteren. De overige functies werken wél zoals tijdens de weergave van Patterns.
Aan het eind van het laatst geprogrammeerde Pattern houdt de weergave automatisch op.
6) Druk op [STOP] als u de weergave van de song wilt stoppen.
59
MC-505 Handleiding
Eenvoudige song programmeren
16.
Hieronder laten we zien hoe u met het Pattern (U:001) dat u onder “Eenvoudige Patterns maken” hebt geprogrammeerd een eenvoudige song kunt maken.
Denk eerst even na over de structuur van de song. Doorgaans is het bedoeling een zekere “opbouw” te creëren door
geleidelijk aan meer Parts in te schakelen (met de Part Mute-functie) of het volume van Parts te verhogen (met de
Part Mixer).
De opbouw van de song die we nu gaan maken kunt u volgen in het diagram op blz. 62.
TEMPO
/MIXER
DISPLAYBANK
RPS
PTN/
PTN
SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
USER
REVERB DELAYEF X
3-1
CARD
DECINCPAGE
1,3-2
VALUE
EXIT
DEMO
CATEGORY
ENTER
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOPPLAYREC
MEASURE
/REST
47
2
5,6
Kies eerst de song die u wilt opnemen.
1) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de song U:21.
2) Druk in het SEQUENCER-blok op [REC] (de indicator licht op).
Hiermee gaat nu naar de opnamemode, dat merkt u aan de onderstaande display-pagina.
CURRENT
Volgnummer
Naam
3) Druk op [USER] en kies met de [INC][DEC]-knoppen of de [VALUE]-regelaar Pattern U:001.
4) Desgewenst kunt u nu op [PLAY] drukken om het geselecteerde Pattern te beluisteren.
Schakel tijdens het beluisteren van het Pattern ongewenste Parts uit.
Zoals in het diagram op blz. 62 wordt aangegeven schakelt u hier best alle Parts uit, met uitzondering van [R] en
[3]. Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
5) Druk op [ENTER] om Pattern U:001 als eerste Pattern van de song in te voeren.
In het CURRENT-display wordt nu nummer “2” afgebeeld, terwijl u automatisch naar de display-pagina voor het
tweede patroon gaat.
6) Breng in Pattern U:001 de wijzigingen aan die in het structuurdiagram staan aangegeven en druk telkens op
[ENTER] om de gewijzigde versie zijn plaats in de volgorde te geven.
7) Druk, zodra u het 14de Pattern hebt afgewerkt, herhaaldelijk op [STOP] om de opname-pagina te verlaten.
Daarmee hebt u de opname voltooid. Druk op [PLAY] om de song weer te geven.
NEXT
Nummer
Bank Nummer
60
Eenvoudige song programmeren, Song opslaan
16.1 Song opslaan
De song die u zonet hebt voltooid moet u nog opslaan, wilt u hem niet kwijtraken.
1) Stop de weergave van de song.
2) Ga naar het [PTN/SONG]-display.
3) Druk op [WRITE].
WRITE
INITIALIZE
U komt in de bovenstaande display-pagina terecht. Onder het songnummer verschijnt een “_” (cursor). Beslist u
nu om de song niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het songnummer waarin u de song wilt opslaan.
Wilt u de song in U:21 opslaan, ga dan meteen naar de volgende stap.
5) Druk op PAGE [>].
De cursor gaat naar het begin van de tweede display-regel.
6) Geef de Song een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste tekens. U kunt kiezen uit de volgende tekens:
Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , _ . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
7) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
8) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u deze song wilt opslaan?”).
Beslist u nu om de song niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
Aan de slag
9) Druk nogmaals op [ENTER].
De song wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data worden weggeschreven.
Hoe stelt u in stap (12) en (13) van het onderstaande diagram de Key
Shift-waarden in...
1) Druk op [MIXER SELECT] om KEY SHIFT te kiezen.
2) Druk op [TEMPO/MIXER] om naar de Part Mixer-pagina te gaan.
3) Druk op [PART SELECT] en [2] om Part 2 te selecteren.
4) Stel met [INC][DEC] de Key Shift-waarde voor Part 2 in op “+2”.
5) Gebruik dezelfde werkwijze om voor de Parts 3~5 ook een Key Shift-waarde van “+2” in te stellen.
61
MC-505 Handleiding
Structuurdiagram
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
HIT
OTHERS
CYM
CYM
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
BD
SD
HH
CLP
PART MIXER
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
PART MIXER
CYM
CYM
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
PART MIXER
CYM
CYM
CYM
TOM/PERC
TEMPO
/MIXER
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
62
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
HIT
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
CYM
CYM
CYM
TOM/PERC
TEMPO
/MIXER
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
DEEL II. REFERENTIE
Even voorstellen: de MC-505
1.
In “Aan de slag” hebt u reeds kort kennisgemaakt met de structuur van de MC-505. Hier gaan we de zaak iets uitgebreider bekijken: de speelhulpen, de klankbron en het sequencergedeelte.
1.1 Hoe zit de MC-505 in elkaar?
KlankgedeelteSequencer-
Spelen
D BEAM CONTROLLER
-
TURN
TABLE
+
CUT
RESO
AD LIB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Speelhulpen (klavier, regelaars, enz.)
WAVE
SELECT
ON
Speelhulpen
Het stuurgedeelte van de MC-505 omvat de klaviertoetsen, de regelaars op het frontpaneel, de D Beam
Controller en de voetschakelaar die u eventueel op
het achterpaneel aansluit. Hiermee speelt u noten,
patronen, enz. en wijzigt u de klankkleur.
Klankbron
Dit deel is verantwoordelijk voor het geluid van de
MC-505. De klankbron reageert op de informatie
van de speelhulpen en de sequencer, maar kan ook
Weergave
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
gedeelte
Opnemen
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
HPF
PKG
CUTOFF
RESONANCE
TONE LEVELRND PAN
TONE PAN
luisteren naar MIDI-commando’s uit een extern
instrument.
Sequencer
De sequencer onthoudt alles wat u met de speelhulpen doet, zowel de noten die u op het klaviertje speelt
als de bewegingen die u met de knoppen en regelaars
uitvoert. Al deze informatie wordt in de vorm van
MIDI-commando’s opgenomen en weergegeven.
Vandaar dat u met deze gegevens ook (via MIDI
OUT) externe MIDI-instrumenten, zoals de MS-1,
kunt aansturen.
Referentie
1.2 Klankbron
Tones en Patches
Een Tone is het kleinste bouwsteentje in de klankarchitectuur van de MC-505. Het gaat om één timbre,
dat u kunt combineren met maximaal 3 andere
Tones (timbres) om een Patch te vormen. Patches
zijn de “klanken” die u kiest in de MC-505. We
onderscheiden twee soorten: Preset Patches, die werden reeds vanuit de fabriek voor u geprogrammeerd,
en User Patches, die maakt u zelf.
63
MC-505 Handleiding
Het onderstaande diagram maakt één en ander wat
aanschouwelijker.
PATCH
TONE 4
TONE 3
LFO 1
TONE 2
LFO 1
TONE 1
LFO 1
LFO 1
Cyclische modulatieCyclische modulatie
WAVE
PITCH
SELECT
Procudeert de basisklank
Bepaalt de toonhoogte
PITCH ENV
Stuurt de toonhoogteStuurt de klankkleur
Opmerking:
Hoe een Patch precies klinkt hangt af van de
FILTER ENV
PORTAMENTO
Instellingen gelden voor
FILTER
Bepaalt
de klankkleur
alle Tones
LFO 2
LFO 2
LFO 2
LFO 2
AMPLIFIER
het volume
AMPLIFIER ENV
Stuurt het volume
Bepaalt
manier waarop u de vier Tones combineert, en die manier
kiest u met de Structure Type-parameter.
☞ Zie “Common-parameters” op blz. 99.
zen. Voor elk van de acht Parts die de MC-505 rijk is
kunt u het volume en de stereopositie aanpassen.
Klankbron
Rhythm Set
■
Part 1~7
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Deze Parts kunt u gebruiken voor baspartijen, melodische partijen, enz., kortom alles waar toonhoogtes
aan te pas komen. Voor deze Parts kunt u Patches
kiezen, waarvan er sommige ook individuele slagwerkinstrumenten bevatten.
Rhythm Set
Een verzameling slagwerkinstrumenten (Rhythm
Tones) heet in de MC-505 een Rhythm Set. In zo’n
Rhythm Set zit onder iedere toets (nootnummer)
een ander geluid. Ook hier onderscheiden we Preset
Rhythm Sets, met voorgeprogrammeerde klankverzamelingen, en User Rhythm Sets, waarin u zelf de
instrumenten kiest.
RHYTHM SET
RHYTHM TONE (B5)
RHYTHM TONE (D5)
RHYTHM TONE (C4)
RHYTHM TONE (B1)
WAVE
SELECT
PITCH
PITCH
ENV
FILTER
FILTER
ENV
AMPLIFIER
AMPLIFIER
ENV
Parts
Part betekent in feite “partij”. Een Part kunt u dus
zien als het equivalent van een muzikant die een
instrument bespeelt. Welk instrument dat is bepaalt
u zelf, door voor iedere Part een klank (Patch) te kie-
■
Rhythm Part (R Part)
Deze Part dient om ritmepartijen weer te geven
(slagwerkinstrumenten, effectgeluiden, enz.). Voor
deze Part kunt u enkel Rhythm Sets kiezen.
Polyfonie
Polyfonie duidt op het maximale aantal stemmen dat
tegelijk kan worden weergegeven. Voor de MC-505
zijn er dat 64. Normaal komen 64 stemmen overeen
met 64 noten. Een aantal Patches maakt echter
gebruik van meer dan één Tone. In dat geval worden
er dus meerdere stemmen per noot gebruikt en daalt
de polyfonie.
Vraagt de muziek die u wilt weergeven (bijvoorbeeld
vanuit een externe MIDI-bron) meer stemmen dan
het maximaal beschikbare aantal, dan worden reeds
klinkende noten “afgesneden” om plaats te maken
voor nieuwe noten. Dit wordt vooral merkbaar bij
Tones met een lange uitsterftijd of bij gebruik van de
RPS-functie. In dit verband willen we u op twee
belangrijke parameters wijzen:
☞ Met de Voice Priority-parameter bepaalt u voor
iedere Patch welke noten worden afgesneden
wanneer de maximale polyfonie wordt overschreden (zie “Common-parameters” op
blz. 99).
☞ Met de Voice Reserve-parameter specifieert u het
minimum aantal noten dat voor iedere Part
64
Even voorstellen: de MC-505, Sequencer
wordt vrijgehouden (zie “Polyfonie per Part
specifiëren (Voice Reserve)” op blz. 199).
1.3 Sequencer
De sequencer neemt alle noten die u speelt en alle
bewegingen die u met knoppen en regelaars uitvoert
op, in de vorm van MIDI-commando’s. Bij de weergave zendt de sequencer deze MIDI-commando’s
naar de klankbron. Aangezien de sequencer op die
manier al uw handelingen kopieert klinkt het bij de
weergave net zoals tijdens de opname, inclusief wijzigingen van klankkleur, enz.
Het opnemen en weergeven lijkt in eerste instantie
op het werken met een bandopnemer of cassetterecorder, maar vertoont hier bij nader inzien een groot
verschil mee: aangezien alle individuele handelingen
worden opgetekend, kunt u ze achteraf ook wijzigen.
Zo kunt u het tempo wijzigen zonder de toonhoogte
te beïnvloeden, andere klanken kiezen zonder de
partijen te veranderen, tot op de noot nauwkeurige
details veranderen, enz. Een ander verschil is dat uw
opname bij de duizendste weergave nog even fris
klinkt als bij de eerste, aangezien de MC-505 door
zijn sequencer wordt “bespeeld” en de geluidsinformatie dus niet onderhevig is aan slijtage van het
medium (zoals bij magneetband wel het geval is).
Pattern ook informatie over klankkeuze en nog een
aantal andere parameters.
Klankbron
R Part
Part 1
Part 2
Part 3
Part 4
Part 5
Part 6
Part 7
Parts die Patterns
weergeven
Weergave
Sequencer
PTN P:003
R Part data
Part 1 data
Part 2 data
Part 3 data
Part 4 data
Part 5 data
Part 6 data
Part 7 data
Weergegeven
Pattern
Patterns
kiezen
PTN P:001
R Part data
Part 1 data
Part 2 data
Part 3 data
Part 4 data
Part 5 data
Part 6 data
Part 7 data
Part-instellingen
(Patch-keuze en
Part-parameters)
Er zijn twee soorten Patterns: Preset Patterns, die
reeds in de fabriek werden geprogrammeerd, en UserPatterns, waarvan u zelf de inhoud bepaalt.
Songs
Een Song in de MC-505 is in feite niet meer dan een
reeks opeenvolgende “verwijzingen” naar Patterns.
Een Song bevat dus niet de informatie (noten en dergelijke) van de Patterns zelf, maar enkel een reeks
commando’s die de sequencer opdragen dat Pattern,
vervolgens dat Pattern, enz. weer te geven. Een Song
kan maximaal 50 Patterns bevatten.
Referentie
Patterns
Patterns zijn korte (meestal herhalende) muzikale
patronen die door de sequencer worden weergegeven. Het leuke aan de MC-505 is dat u de weergave
niet hoeft te onderbreken om een ander Pattern te
kiezen. Met andere woorden: u kunt een Pattern
laten herhalen zo vaak u wilt en de keuze van het volgende Pattern laten ingeven door de inspiratie van
het moment. Dat levert een intuïtieve en voor dansmuziek uiterst geschikte manier van muziek maken
op.
Een Pattern bevat partijen voor alle Parts en u kunt
die partijen ook voor iedere Part individueel opnemen, weergeven en wijzigen. Naast noten bevat zo’n
PRESET
P:001
P:014 U:007 P:012 C:003P:029
USER
U:001C:001
1234 50
CARD
....
1.4 Geheugen
De inhoud van Patches en Patterns wordt bewaard in
het geheugen van de MC-505. Daarin onderscheiden
we drie “blokken”: systeemgeheugen, User-geheugen en Preset-geheugen.
Verder is er nog een “tijdelijk” buffergeheugen, dat
steeds de data bevat die u hoort of wijzigt wanneer u
een Pattern of Patch laadt.
65
MC-505 Handleiding
Systeemgeheugen
Het systeemgeheugen bevat een aantal algemene
instellingen voor de MC-505. Die organiseren naast
de werking van de klankbron en de sequencer ook de
MIDI-huishouding.
User-geheugen
Het User-geheugen dient om uw eigen instellingen
(patronen, klanken, enz.) op te slaan. Het biedt
plaats aan 256 Patches, 200 Patterns, 5 songs, 60
RPS-sets en 30 Pattern-sets.
Bij levering is de inhoud van de User Patches gelijk
aan die van de Preset Patches. De User Patterns zijn
op dat moment leeg.
Preset-geheugen
De inhoud van het Preset-geheugen kunt u niet overschrijven. Dit geheugen bevat 512 Patches en 714
Patterns.
Tijdelijk geheugen
Telkens als u een Patch kiest wordt die in een buffergeheugen geladen (het “tijdelijk” geheugen), zodat u
hem kunt weergeven, editen, enz.
Als u een Pattern opneemt of wijzigt wordt de
inhoud automatisch gekopieerd naar U:TMP (tem-porary Pattern), dit is het buffergeheugen voor Patterns.
Geheugenkaart
De MC-505 heeft een aansluiting voor een geheugenkaart. Zo’n kaart bevat 512 User Patches en 200
User Patterns, precies evenveel dus als het interne
geheugen van de MC-505.
256
PTN
200
50
30
60
GEHEUGENKAART
PATCH
512
PTN
200
MC-505
SYSTEEM
PRESET
PATCH
512
PTN
714
BUFFERGEHEUGEN
USERCARD
PATCH
SONG
PTN SET
RPS SET
De data in het interne geheugen blijven bewaard
nadat u de MC-505 uitschakelt. De data in het buffergeheugen worden op dat moment echter gewist.
Als u wijzigingen aanbrengt in een Patch of Pattern
werkt u steeds met de data in de geheugenbuffer,
nooit met de inhoud van het eigenlijke geheugen van
die Pattern of Patch. Wilt u de wijzigingen die u aanbrengt bewaren, dan moet u de gewijzigde data
terugschrijven naar het betreffende geheugen.
☞ Zie “Patches opslaan (Patch Write)” op blz. 104.
☞ Zie “Patterns opslaan” op blz. 75.
1.5 Basisbediening
Waarden wijzigen
Met het [VALUE]-wiel of de [INC][DEC]-knoppen
kiest u Patches/Patterns of wijzigt u waarden.
DECINCPAGE
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
■
[INC][DEC]-knoppen
Met [INC] verhoogt u een waarde, met [DEC] verlaagt u ze.
Als u [INC] ingedrukt houdt en op [DEC] drukt
kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door
[DEC] ingedrukt te houden en op [INC] te drukken
kiest u in versneld tempo lagere waarden.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden terwijl u deze
knoppen gebruikt gaat u met grotere stappen door
de waarden.
■
[VALUE]-wiel
Dit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt
maken. Draai in wijzerzin om een waarde te verhogen en in tegenwijzerzin om een waarde te verlagen.
Als u tegelijkertijd [SHIFT] ingedrukt houdt gaat u
met grotere stappen door de waarden.
Wijziging annuleren (Undo/Redo)
Met de Undo-functie kunt u een aangebrachte wijziging ongedaan maken, bijvoorbeeld omdat het resultaat u niet bevalt. Met Redo kunt u het resultaat van
66
ná de wijziging herstellen. De combinatie van deze
twee functies maakt het dus eenvoudig om de
invloed van een bewerking te beoordelen.
Ziehier een aantal handelingen waarvoor u Undo/
Redo kunt gebruiken.
☞ “Pattern editen (Pattern Edit)” op blz. 181.
☞ “Song editen (Song Edit)” op blz. 192.
☞ “Patterns opnemen” op blz. 165.
☞ “Song creëren” op blz. 189.
1) Ga naar de Pattern of Song Select-pagina.
2) Druk op [UNDO/REDO].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
UNDO /
REDO
Even voorstellen: de MC-505, Basisbediening
PARAM COPY
3) Druk op [ENTER] om de gemaakte wijzigingen op
te heffen en opnieuw de originele waarde te kiezen.
4) Druk nogmaals op [UNDO/REDO].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
5) Door nogmaals op [ENTER] te drukken kunt u uw
opnieuw de waarde van na de wijziging kiezen.
Opmerking:
de data hebt gewijzigd. Eens u gemaakte wijzigingen hebt
opgeslagen kunt u ze niet meer opheffen. Ook als u na de eerste wijziging nog meer wijzigingen aanbrengt heeft Undo/
Redo geen invloed meer op de eerste wijziging.
Undo/Redo kunt u enkel gebruiken vlak nadat u
Als u een handeling uitvoert waarbij een grote hoeveelheid data wordt gewijzigd is het mogelijk dat u de
volgende melding te zien krijgt. Deze prompt vertelt
u dat er te weinig geheugen overblijft om de originele
data te bewaren. Bent u zeker dat u die data niet meer
nodig hebt, druk dan op [ENTER]. Bent u niet zo
zeker, druk dan op [EXIT] (u kunt dan bijvoorbeeld
eerst een kopie van de originele data maken).
Referentie
67
MC-505 Handleiding
Patterns weergeven
2.
2.1 Weergave
1) Zorg dat de PTN-indicator oplicht.
Druk op [MODE] als dat niet het geval is.
MODE
2) Druk op [PTN/SONG] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de
naam van het geselecteerde Pattern afgebeeld.
CURRENT
PTN/
SONG
3) Kies met de [PRESET]/[USER]/[CARD]-knoppen
de gewenste bank.
PRESET USER CARD
REVERB DELAYE FX
SONG
PTN
NEXT
BANK
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te
starten.
PLAY
Onder CURRENT ziet u het Pattern dat nu wordt
weergegeven, terwijl NEXT aangeeft welk Pattern er
klaar staat om hierna te worden weergegeven. Op dit
moment beelden CURRENT en NEXT hetzelfde
nummer af, wat betekent dat één Pattern voortdurend wordt herhaald.
6) Herhaal stap 3 en 4 om het volgende (NEXT) Pattern te kiezen.
In het display worden de bank, het nummer en de
naam van het geselecteerde Pattern afgebeeld.
Op het moment dat u een NEXT-Pattern specifieert
verandert de “” links van de naam in een “”.
CURRENT
NEXT
[PRESET]P: (Preset-bank)
[USER]U: (User-bank)
[CARD]C: (Card-bank)
Door herhaaldelijk op één van deze knoppen te
drukken kiest u opeenvolgende honderdtallen.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste nummer.
Het gekozen nummer en de bijbehorende naam verschijnen in het display. U hebt nu een Pattern geselecteerd.
Opmerking:
Patterns bevat één frase.
Opmerking:
een geheugenkaart in de MC-505 steekt.
P:249~P:714 zijn RPS-Patterns. Elk van deze
De “CARD”-bank kunt u enkel selecteren als er
☞ Zie “Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
7) Aan het einde van de het CURRENT-Pattern wordt
automatisch overgegaan naar het NEXT-Pattern.
8) Druk op [STOP] als u de weergave wilt stoppen.
STOP
Opmerking:
display begint te knipperen kort voordat er naar het volgende
Pattern wordt gegaan. Daarmee wordt gesignaleerd dat u op
dat moment geen ander Pattern meer kunt kiezen.
Opmerking:
bank geen data. Kiest u dus zo’n Pattern, dan hoort u niets.
Een leeg User Pattern als NEXT-Pattern heeft dus tot gevolg
dat de weergave plots ophoudt.
U hebt waarschijnlijk al gemerkt dat het NEXT-
Bij levering bevatten de Patterns uit de User-
Vooruit- en terugspoelen
Bij iedere druk op [FWD] gaat u één maat vooruit in
het Pattern. Bij iedere druk op [BWD] gaat u één
maat achteruit.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [FWD] drukt
springt u meteen naar de laatste maat. Door [SHIFT]
ingedrukt te houden en op [BWD] te drukken keert
u terug naar het begin van het Pattern.
68
Patterns weergeven, Tempo wijzigen
Bij gestopte weergave kunt u ook op [STOP] drukken om terug te keren naar het begin van het Pattern.
Soms verschijnt er bij gestopte weergave rechtsonder
in het NEXT-display een decimaal punt. Dit geeft
aan dat u het Pattern ergens midden in de maat hebt
gestopt.
NEXT
☞ Een overzicht van de Patterns waaruit u kunt kie-
zen vindt u op blz. 237.
Kijken uit hoeveel maten een
Pattern bestaat
Wilt u weten hoeveel maten het weergegeven Pattern
telt, of in welke maat u zich momenteel bevindt, ga
dan als volgt te werk:
1) Druk op [MEASURE].
Zolang u deze knop ingedrukt houdt beeldt het
CURRENT-display het totale aantal maten in het
Pattern af, terwijl het NEXT-display de weergavepositie (maat en tel) aangeeft. In het onderstaande
voorbeeld telt het geselecteerde Pattern 16 maten en
bevindt de weergave zich op de derde tel van maat
12.
MEASURE
CURRENT
NEXT
“standaardtempo”. Als u vanuit gestopte weergave
een nieuw Pattern kiest wordt steeds dit standaardtempo gekozen. Kiest u echter bij lopende weergave
een ander Pattern, dan wordt de tempowaarde van
het huidige Pattern overgenomen (anders zou het
resultaat niet erg dansbaar zijn!).
Tijdens de weergave kunt u op verschillende manieren het tempo wijzigen.
Opmerking:
ten per minuut.
BPM staat voor Beats Per Minute, d.i. kwartno-
Tempo wijzigen met het [VALUE]wiel
1) Druk op [TEMPO/MIXER] (de indicator licht op).
Het display beeldt de geselecteerde tempowaarde af.
TEMPO
/ MIXER
CURRENT
NEXT
2) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo
(20.0~240.0 BPM).
De wijzigingen gebeuren in stappen van 0.1 BPM,
tenzij u [SHIFT] ingedrukt houdt, dan werkt het in
stappen van 1 BPM.
Tempo wijzigen met de [TAP]-knop
1) Tik in het gewenste tempo op de [TAP]-knop.
U moet tikken in kwartnoten, dus vier tellen per
maat voor een 4/4 maatsoort, drie tellen voor 3/4,
enz. Het tempo wordt automatisch berekend.
Referentie
Snel Patterns kiezen
Tijdens de weergave van een Pattern kunt u met de
PAGE [<][>]-knoppen onmiddellijk het volgende of
het vorige Pattern kiezen. Let wel: in dit geval worden alle Patterns aan hun standaardtempo weergegeven. Gebruik deze methode daarom enkel om Patterns voor te beluisteren, tenzij u van een lege dansvloer houdt…
Als u voor een nieuwe opname een Pattern creëert
van slechts één maat lang en u geeft dit Pattern weer,
dan zal het in bepaalde gevallen niet mogelijk zijn
om met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het volgende Pattern te selecteren. Gebruik in dergelijke
gevallen PAGE [<][>] om andere Patterns te kiezen.
2.2 Tempo wijzigen
Voor ieder Pattern is reeds een geschikt tempo
(weergavesnelheid) ingesteld. We noemen dit het
CURRENT
TAPTAPTAP
NEXT
U kunt met [TAP] ook het tempo wijzigen op
momenten dat de tempowaarde niet in het display
wordt afgebeeld.
De BEAT-indicators knipperen in de maat van het
tempo: rood op de eerste tel van de maat, groen op
de overige tellen.
2.3 Partijen uitschakelen
U kunt de weergave van individuele Parts binnen een
Pattern uitschakelen. Voor Rhythm Parts kunt u
zelfs individuele slagwerkinstrumenten in- en uitschakelen.
69
MC-505 Handleiding
Parts uitschakelen (Part Mute)
1) Druk op [PART MUTE] (de indicator licht op).
De indicators van de PART [R]~[7]-knoppen geven
de status van de respectieve Parts aan.
PAR T
MUTE
KnippertPart is uitgeschakeld.
BrandtPart is ingeschakeld.
Brandt niet Part bevat geen data.
2) Druk op de PART-knop van de Part die u wilt in- of
uitschakelen.
De indicator van de knop begint te knipperen en de
weergave wordt uitgeschakeld.
Wilt u de weergave van een Part opnieuw inschakelen, druk dan op de betreffende PART-knop, zodat
de indicator blijft branden.
Opmerking:
indicator niet brandt gebeurt er niets (indicator blijft donker).
Opmerking:
Part 1 geen weergavedata.
Als u op een PART-knop drukt waarvoor de
De Preset Patterns P:001~P:248 bevatten voor
☞ U kunt de aan/uit-status van de Parts ook
opslaan als deel van een Pattern, zie “Patterns
opslaan” op blz. 75.
Slagwerkinstrumenten uitschakelen
(Rhythm Mute)
Onder Part Mute kunt u de Rhythm Part in zijn
geheel in- en uitschakelen. Kiest u echter Rhythm
Mute, dan kunt u ook individuele instrumenten van
de Rhythm Part in- en uitschakelen. Dat levert typische mogelijkheden op zoals: een ritme instrument
voor instrument laten “binnenkomen” (hi-hat,
daarna basdrum, enz.) of in het tussenstuk van een
song instrumenten (bijvoorbeeld basdrum) laten
wegvallen om voor afwisseling en opbouw te zorgen.
1) Druk op [RHYTHM MUTE] (de indicator licht op).
De indicators van de RHYTHM [BD]~[OTHERS]knoppen geven de status van de Rhythm-groepen
aan.
RHYTHM
MUTE
KnippertPart is uitgeschakeld.
BrandtPart is ingeschakeld.
Brandt niet Part bevat geen data.
2) Druk op de RHYTHM-knop van de instrumentgroep die u wilt in- of uitschakelen.
De indicator van de knop begint te knipperen en de
weergave wordt uitgeschakeld.
BD
SD
HH
CLP
CYM
TOM/PERC
HIT
OTHERS
Wilt u de weergave opnieuw inschakelen, druk dan
op de betreffende RHYTHM-knop, zodat de indicator blijft branden.
Opmerking:
indicator niet brandt gebeurt er niets (indicator blijft donker).
Als u op een RHYTHM-knop drukt waarvoor de
☞ U kunt de aan/uit-status van de ritme-instru-
menten ook opslaan als deel van een Pattern, zie
“Patterns opslaan” op blz. 75.
Opmerking:
schakeld (met Part Mute), dan hebben de Rhythm Muteinstellingen geen effect meer.
Opmerking:
RHYTHM-knoppen zijn gekoppeld varieert naar gelang de
gekozen Rhythm Set.
Als u de Rhythm Part in zijn geheel hebt uitge-
Aan welke slagwerkinstrumenten de
☞ Welke instrumenten precies door welke
RHYTHM-knoppen worden uitgeschakeld leest
u onder “Preset Rhythm Sets” op blz. 230.
■
Andere “Mute”-opties
Naast Part Mute en Rhythm Mute zijn er nog een
aantal andere “Mute-scenario’s” mogelijk.
Alle Parts uitschakelen (All Mute)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op
[RHYTHM MUTE] (of houd [RHYTHM MUTE]
ingedrukt en druk op [PART MUTE]). De indicator
van [PART MUTE] begint te knipperen en alle Parts
worden uitgeschakeld. Herhaal deze werkwijze om
de uitgeschakelde Parts weer in te schakelen.
70
Patterns weergeven, Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose)
Part geïsoleerd beluisteren (Monitor)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op de
PART-knop voor de Part die u wilt beluisteren.
Mute-status van alle Parts uitwisselen (Mute
Exchange)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op [PART
SELECT]. Parts die uitgeschakeld zijn (indicator
knippert) worden nu ingeschakeld (indicator
brandt) en vice versa.
Volgende Pattern weergeven met de huidige
Mute-instellingen (Mute Remain)
Kies het NEXT-Pattern, druk op [PLAY] zodat de
indicator knippert. Het volgende Pattern wordt nu
2) De transpositie wordt uitgevoerd op het moment
weergegeven met de Mute-instellingen van het vorige Pattern.
2.4 Transponeren tijdens de
weergave (Realtime Transpose)
Om naar een andere toonaard te transponeren hoeft
u de weergave niet te stoppen. Transponeren kunt u
over een bereik van -12~+12 halve tonen.
U kunt maximaal -12/+12 halve tonen boven en
onder de C4-toets transponeren (bij Octave Shift=0
ligt C4 op klaviertoets [2].
NEXT
NEXT
C4
TRANS
POSE
CURRENT
-
C4
CURRENT
Om een negatieve waarde te specifiëren moet u de
Octave Shift-parameter op “-1” instellen.
dat u op de klaviertoets drukt.
Druk nogmaals op de [TRANSPOSE]-knop (de
indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard
wilt kiezen.
☞ “Octaafligging van het klaviertje verschuiven
(Octave Shift)” op blz. 72.
Opmerking:
Transpose-waarde steeds op “0” ingesteld.
Opmerking:
kunt u geen transpositiewaarde invoeren met de klaviertoetsen.
Als u de MC-505 inschakelt wordt de Realtime
Als de [PTN CALL]- of [RPS]-indicator oplicht
Referentie
Met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel
1) Houd [TRANSPOSE] ingedrukt en kies met de
[INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de
transpositiewaarde.
-
TRANS
POSE
CURRENT
NEXT
Zolang u de knop ingedrukt houdt beeldt het display
de gekozen transpositiewaarde af.
2) Zodra u de knop loslaat wordt de transpositie uitgevoerd.
Druk nogmaals op de [TRANSPOSE]-knop (de
indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard
wilt kiezen.
Met de klaviertoetsen
1) Houd [TRANSPOSE] ingedrukt en druk op een
klaviertoets om de gewenste transpositie in te stellen.
2.5 Extra partijen spelen op het
klaviertje
Op het klaviertje van de MC-505 kunt u meespelen
met het weergegeven Pattern.
1) Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicator niet
oplichten.
PTN
CALLRPS
2) Druk op [PART SELECT] (de indicator licht op).
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
3) Druk op de PART-knop (de indicator licht op) voor
de Part die u wilt “bespelen”.
71
MC-505 Handleiding
4) Speel op het klaviertje – u hoort het geluid van de
gekozen Part.
Hebt u een MIDI-klavier op de MC-505 aangesloten,
dan kunt u ook daarmee de Part aansturen. Mocht u
het nog niet hebben gemerkt: de toetsen van het klaviertje volgen dezelfde indeling als die van een
“groot” klavier:
C
D#
C#
B
DD
E
D#
C#C#
C
B
DD
EFG
G#
G
F
F#
G#
F#
A
CC#
B
A#
A
A#
C
B
Welke Parts hoor ik?
Als de [PART SELECT]-indicator brandt kunt u op
de Part-indicators [R]~[7] aflezen welke Parts op
welk moment noten spelen.
Octaafligging van het klaviertje
verschuiven (Octave Shift)
Met de Octave Shift-functie kunt u de toonhoogte
van het klaviertje verschuiven in stappen van één
octaaf. De maximale verschuiving bedraagt hierbij
-4~+4 octaven. De behoefte om te “schuiven” doet
zich waarschijnlijk vooral voelen als u Tones met een
typisch laag register (bijvoorbeeld basklanken) wilt
spelen of wanneer u met een Rhythm Set te maken
hebt waarin uw favoriete instrumenten buiten het
bereik van het klavier vallen.
Normaal (als geen van de Octave Shift-knoppen
brandt) komt toets [2] op het klaviertje overeen met
de noot C4 (“normale” C op een al even normaal
klavier).
OCTAV E
CURRENT
NEXT
Om een hoger octaaf te kiezen drukt u op OCTAVE
[+] (de indicator licht op), om een lager octaaf te kiezen op OCTAVE [-] (de indicator licht op). Terwijl
u op een OCTAVE-knop drukt laat het display zien
hoeveel octaven u naar omhoog c.q. naar omlaag
bent gegaan.
2.6 Klanken (Patches) kiezen
1) Kies met [PART SELECT] en de PART-knoppen de
huidige Part.
Voor Parts 1~7 kunt u Patches kiezen, voor Part 8
zijn dat Rhythm Sets.
2) Druk op [PATCH] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de
naam van de geselecteerde Patch of Rhythm Set afgebeeld.
PATCH
3) Kies met de [PRESET]/[USER]/[CARD]-knoppen
de gewenste bank.
BANK
PRESET USER CARD
REVERB DELAYE FX
[PRESET]P: A~D (Preset-banken)
[USER]U: A, B (User-banken)
[CARD]C: A~D (Card-banken)
2
C4
1) Kies met OCTAVE [-][+] de gewenste octaafligging
(-4/+4).
2) De indicator op de knop licht op en het klaviertje
wordt naar de gekozen octaafligging verschoven.
CURRENT
OCTAV EOCTAV E
NEXT
CURRENT
NEXT
72
Door herhaaldelijk op één van deze knoppen te
drukken kiest u de opeenvolgende banken A
→ B→
C→ D, enz..
Voor de Rhythm Sets kunt u uit de volgende banken
kiezen:
[PRESET]P: (Preset-bank)
[USER]U: (User-bank)
[CARD]C: (Card-bank)
Opmerking:
De “CARD”-banken kunt u enkel selecteren als
er een geheugenkaart in de MC-505 steekt.
☞ “Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het
gewenste nummer.
Patterns weergeven, Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer
Door een regelaar omhoog te schuiven kiest u een
hoger volume, door hem omlaag te schuiven een
lager volume.
Kiest u “127”, dan staat de Part op zijn maximumvolume.
Het gekozen nummer en de bijbehorende naam verschijnen in het display. De betreffende Patch
(Rhythm Set) is nu geselecteerd.
☞ Een overzicht van de beschikbare Patches/
Rhythm Sets vindt u op blz. 226 en 230.
Stereopositie regelen
Met de Pan-parameter bepaalt u waar iedere Part
zich in het stereobeeld bevindt. Deze waarden gelden
zowel voor de MIX-uitgangen als voor de DIRECT-
Hold
Als u op [HOLD] drukt (de indicator licht op) blijft
uitgangen, aangezien deze ook als stereoparen zijn
georganiseerd.
het geluid doorklinken nadat u uw vingers van het
klavier haalt. Wilt u het geluid doen ophouden, druk
dan nogmaals op [HOLD].
2.7 Pattern-instellingen wijzigen
met de Part Mixer
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de
Met de acht schuifregelaars in de Part Mixer kunt u
niet enkel het volume van de Parts regelen, maar ook
parameters zoals stereopositie, transpositie, enz.
☞ Zie “Bewegingen in de Part Mixer opnemen” op
blz. 168.
LEVEL
PAN
KEYSHIF T
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
Volume regelen
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de
LEVEL-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] het volume van iedere
Part in.
Waardebereik: 0~127
127
0
PAN-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] de stereopositie van
iedere Part in.
Waardebereik: L64~63R
Door een regelaar omhoog te schuiven plaatst u het
geluid meer naar rechts, door hem omlaag te schuiven meer naar links.
Kiest u “0”, dan wordt de “Pan”-waarde van de Patch
overgenomen.
Opmerking:
MC-505. U kunt de stereopositie namelijk ook voor iedere
Tone van een Patch en of Rhythm Set apart instellen. De
waarden in de Patch worden vermeerderd of verminderd met
de waarde die u in de Part Mixer instelt. De parameters van
deze laatste werken dus relatief.
Opmerking:
geluid achter in het tegenoverliggende kanaal, zelfs wanneer
u het geluid helemaal links of rechts plaatst. Bovendien zijn er
bepaalde gevallen waarin de Pan-waarde geen hoorbare
invloed heeft:
•
•
ingeschakeld (ON). Zie “Willekeurige stereopositie
(Random Pan Switch)” op blz. 92 en blz. 92.
Dit geldt ook voor de Lo-Fi- en Radio Tuning-effecten voor zover u hun uitgangssignalen op MONO
instelt.
☞ Zie “EFX (verschillende effecten)” op blz. 127.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
R63
L64
Dit is niet de enige “Pan”-parameter in de
Bij bepaalde Patches blijft er steeds een restje
Als u de MC-505 in mono versterkt.
Bij Tones/Rhythm Tones waarvoor u Random Pan hebt
Patches/Rhythm Tones die u door een EFX-type met een
Referentie
73
MC-505 Handleiding
☞ Zie “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op
blz. 142.
Transponeren
Met de Key Shift-parameter kunt u iedere Part transponeren.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de
KEY SHIFT-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] het volume van iedere
Part in.
Waardebereik: -48~+48
Door een regelaar omhoog te schuiven kiest u een
hogere toonaard, door hem omlaag te schuiven een
lagere.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u de regelaar
beweegt, dan transponeert u in stappen van een
octaaf (12 halve tonen).
Als de waarde “0” is wordt de originele toonhoogte
van de Patch ongemoeid gelaten.
De positie van de schuifregelaars in de Part Mixer
komt uiteraard niet altijd overeen met de eigenlijke
waarden. Een overzicht van die waarden kunt u op
het scherm halen door op [TEMPO/MIXER] te
drukken. De waarde van de geselecteerde Part wordt
rechts ook numeriek afgebeeld. Met [INC][DEC]
kunt u deze waarde wijzigen.
+48
-48
Met deze regelaars kunt u ook de effectdiepte voor
iedere Part instellen.
☞ “Volume van de Reverb per Part” op blz. 122.
☞ “Volume van de Delay per Part” op blz. 125.
☞ “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op
blz. 142.
2.8 Parts toewijzen
De MC-505 heeft een fantastische klankbron aan
boord, maar het is best mogelijk dat u met de interne
sequencer nog andere instrumenten wilt aansturen,
bijvoorbeeld een sampler zoals de SP-202. Stel in dat
geval de Sequencer Output Assign-parameter van
één of meerdere Parts in op “EXT”. De data van die
Part worden dan via MIDI OUT verzonden.
☞ Meer over het aansturen van externe MIDI-
instrumenten onder “Extern MIDI-instrument
aansturen” op blz. 208.
MC-505
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign =EXT
SP-202
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
MIDI OUT
TEMPO
/ MIXER
R1234567Geselecteerde Part
R1234567Geselecteerde Part
R1234567Geselecteerde Part
Parameters in omgekeerde richting kiezen
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [MIXER
SELECT] drukt , dan stapt de indicator in omgekeerde richting door de opties.
74
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[8].
U komt terecht in het Sequencer Output Assign-display, waarin u de instellingen voor alle Parts kunt
aflezen.
SHIFT
8
Part
Geselecteerde Part
INT BOTH EXT
2) Kies met [PART SELECT] en de PART-knoppen de
Part waarvoor u instellingen wilt wijzigen.
De waarde voor de geselecteerde Part wordt rechts in
het display afgebeeld.
Opmerking:
Mute- en tempo-data aan (zie blz. 169 en 177).
“M” staat voor de MUTE CTRL-Part, die stuurt
Patterns weergeven, Patterns opslaan
3) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
bestemming van de Part.
INT (I)
EXT (E)
BOTH (B)
Opmerking:
instrument aansluiten, anders hoort u de betreffende Part
niet.
De sequencer stuurt de interne klankgenerator van de MC-505 aan.
De sequencer stuurt een extern instrument aan via MIDI OUT.
De sequencer stuurt zowel de interne
klankgenerator als een extern instrument.
Als u “EXT” kiest moet u dus wel een extern
4) Druk op [EXIT] om het display met instellingen te
verlaten.
Parts waarvoor u “EXT” kiest zenden hun MIDIdata elk op een eigen kanaal. De kanaalverdeling ziet
er als volgt uit:
Rhythm Partkanaal 10
Part 1kanaal 1
Part 2kanaal 2
Part 3kanaal 3
Part 4kanaal 4
Part 5kanaal 5
Part 6kanaal 6
Part 7kanaal 7
U komt in het onderstaande display terecht. Onder
het Pattern-nummer ziet u een cursor “_”.
WRITE
INITIALIZE
Bent u tevreden met de voorgestelde naam en nummer, dan mag u gelijk naar stap (9) gaan.
Beslist u nu om het Pattern niet op te slaan, druk dan
op [EXIT].
4) Druk op [USER] of [CARD], naar gelang de bank
waarin u het Pattern wilt opslaan.
Opmerking:
geheugenkaart in de MC-505 steekt.
CARD-banken kunt u enkel selecteren als er een
☞ Zie “Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer.
Door op [UNDO/REDO] te drukken kunt u nu even
de naam bekijken van het Pattern dat op dit moment
nog op het gekozen nummer zit. Vindt u een Pattern
dat u kunt missen, druk dan nogmaals op [UNDO/
REDO] om terug te keren naar het vorige display.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor komt aan het begin van de tweede displayregel terecht.
Referentie
U kunt een extern instrument via MIDI ook met het
klaviertje van de MC-505 aansturen. Stel de Local Tx
Switch van de betreffende Part in op “EXT”.
☞ Zie “Verbinding tussen het klaviertje en de inter-
ne klankbron opheffen (Local Tx Switch)” op
blz. 203.
2.9 Patterns opslaan
Door in de vorige stukjes Patches te kiezen en Part
Mixer-instellingen te wijzigen hebt u in feite een
nieuw Pattern gecreëerd. Wilt u dit nieuwe Pattern
ook bewaren, dan moet u het opslaan als een User
Pattern.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina
met Pattern-keuzes te gaan.
3) Druk op [WRITE].
7) Geef het Pattern een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste tekens. Dit zijn de mogelijkheden:
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar
links.
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u dit Pattern wilt
opslaan?”). Beslist u nu om het Pattern niet op te
slaan, druk dan op [EXIT].
10)Druk nogmaals op [ENTER].
75
MC-505 Handleiding
Het Pattern wordt weggeschreven. Zodra dit is
gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
worden geschreven.
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data
In een Pattern van de MC-505 worden de volgende
parameterwaarden opgeslagen:
Standaardtempo (zie blz. 69)
Patch-nummer* (zie blz. 72)
Part Level* (zie blz. 73)
Part Pan* (zie blz. 73)
Part Key Shift* (zie blz. 74)
Part Reverb Level* (zie blz. 122)
Part Delay Level* (zie blz. 125)
Part EFX/Output Assign* (zie blz. 142)
Reverb-instellingen (zie blz. 121)
Delay-instellingen (zie blz. 123)
EFX-instellingen (zie blz. 127)
Part Mute-status* (zie blz. 70)
Rhythm Mute-status (zie blz. 70)
Sequencer Output Assign* (zie blz. 74)
De “*” duidt op parameters die voor iedere Part
apart worden ingesteld. We noemen dit “Setup”parameters.
Instellingen kopiëren en initialiseren
U kunt de volgende stukjes informatie voor de Part
kiezen:
R, P1~P7
FXSetup-parameters van de effecten.
ALLAlle setup-parameters.
Setup-parameters van de gespecifieerde
Part.
Kiest u FX of ALL, dan is het niet mogelijk om de
bestemmings-Part te kiezen.
4) Druk op [ENTER].
Er verschijnt een prompt in het display die u om
bevestiging vraagt.
5) Druk nogmaals op [ENTER].
Zodra de kopie is gemaakt keert u terug naar het normale display.
Beslist u om toch geen kopie te maken, druk dan op
[EXIT] in plaats van op [ENTER].
☞ Hoe u het gekopieerde Pattern kunt opslaan leest
u onder “Patterns opslaan” op blz. 75.
■
Setup Copy
Met deze functie kopieert u de Setup-parameters van
een Pattern naar het Temporary Pattern.
1) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina
met Pattern-keuzes te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PARAM
COPY].
In het display worden nu het te kopiëren Pattern,
Part en de bestemmings-Part afgebeeld.
SHIFT
UNDO /
REDO
PARAM COPY
Kopieer-
bron
(Pattern)
Kopieer-
bron
(Part)
Kopieer-
bestemming
(Part)
3) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het te
kopiëren Pattern, de Part die u daaruit wilt kiezen
en de Part waarin de informatie moet terechtkomen.
Gebruik de PAGE [<][>]-knoppen om de cursor te
verplaatsen.
■
Pattern Initialize
Hiermee initialiseert u een Pattern. Dat houdt in dat
de muziekdata worden gewist en de parameters
opnieuw hun standaardwaarden krijgen.
1) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina
met Pattern-keuzes te gaan.
2) Kies het Pattern dat u wilt initialiseren.
Opmerking:
Pattern kiest.
Initialiseren is niet mogelijk indien u een Preset
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [INITIALIZE].
Een prompt in het display vraagt u om bevestiging
van uw keuze.
SHIFT
WRITE
INITIALIZE
4) Druk op [ENTER].
76
Patterns weergeven, Geluid wijzigen met de regelaars (tijdens de weergave)
Zodra het Pattern is geïnitialiseerd keert u terug naar
Geluid van een Tone wijzigen
het normale display. Het geïnitialiseerde Pattern
wordt automatisch opgeslagen.
2.10 Geluid wijzigen met de
1) Kies een Pattern en start de weergave.
regelaars (tijdens de weergave)
2) Kies met de [PART SELECT] en de PART-knoppen
Dit is natuurlijk waar het om, euh… draait bij de
MC-505: de regelaars die de voornaamste klankparameters aansturen kunt u ook tijdens de weergave
bedienen. De bewegingen die u op die manier uitvoert kunt u bovendien opnemen.
Geluid van een hele Patch wijzigen
Ga als volgt te werk om het geluid te wijzigen van de
hele Patch die voor de geselecteerde Part is gekozen.
1) Kies een Pattern en start de weergave.
Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet
branden.
2) Kies met de [PART SELECT] en de PART-knoppen
de Part waarvan u het geluid wilt wijzigen.
3) Zorg dat de [TONE SELECT]-indicator niet
brandt.
Brandt hij toch, druk dan op [RHYTHM MUTE].
TONE
RHYTHM
SELECT
Als u nu wijzigingen uitvoert gelden die voor alle
Tones (of Rhythm Tones) in de Patch.
4) Draai aan de regelaars om het geluid te wijzigen.
MUTE
3) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
■
■
Zoals u intussen weet kan een Patch uit maximaal
vier Tones bestaan. U kunt er voor kiezen om met de
regelaars op het frontpaneel één specifieke Tone te
bewerken.
Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet
branden.
de Part waarvan u het geluid wilt wijzigen.
TONE
RHYTHM
SELECT
MUTE
De indicators van de RHYTHM-knoppen geven nu
aan welke Tones geselecteerd zijn.
Tones in- en uitschakelen
TONE 3
TONE 1
BD
ONON
TONE 2
SD
TONE SWITCH
HH
TONE 4
CLP
De Tones waarvoor de indicator brandt zijn ingeschakeld.
Tone kiezen die u wilt wijzigen
TONE 3
HIT
TONE 4
OTHERS
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Geselecteerde Tone
Referentie
WAVE
SELECT
DEPTH
PITCH
COARSE TUNE
FINE TUNE
ENVELOPE
D
FILTER/AMPLIFIER
0
LPF
BPF
HPF
PKG
CUTOFF
RESONANCE
TONE LEVELRND PAN
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
ON
SOLO
TONE PAN
TIME
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
RSA
Met regelaars bedoelen we alles uit de blokken
PITCH, FILTER/AMPLIFIER, ENVELOPE, LFO1
en PORTAMENTO.
☞ Een precieze beschrijving van de functie van alle
regelaars vindt u onder “Zelf klanken maken” op
blz. 81.
Wilt u met deze regelaars plots een andere Part wijzigen, dan kunt u die gewoon kiezen zonder de weergave te stoppen.
De Tones waarvoor de indicator knippert luisteren
naar de bewegingen die u met de regelaars uitvoert.
Zo zijn in het bovenstaande voorbeeld Tone 1 en 2
ingeschakeld (die hoort u dus), maar enkel het geluid
van Tone 1 kunt u beïnvloeden met de regelaars.
4) Kies met de [CYM]/[TOM]/[PERC]/[HIT]/
[OTHERS] de Tone die u met de regelaars wilt aansturen (de indicator begint te knipperen).
Opmerking:
ste instantie alle Tones geselecteerd.
Als u op [TONE SELECT] drukt worden in eer-
Om meerdere Tones te kiezen houdt u de knop van
de eerste Tone ingedrukt en drukt u op de
knop(pen) van de overige Tone(s) die u wilt selecteren. De indicator van de eerstgekozen Tone blijft
knipperen, terwijl de indicators van de overige Tones
oplichten. De status van de indicators op het frontpaneel (Filter Type, LFO Waveform, enz.) heeft
betrekking op de knipperende Tone.
77
MC-505 Handleiding
Opmerking:
Tone te selecteren, die luistert toch niet naar de regelaars.
Gebruik eerst de relevante knop [BD]~[CLP] om de Tone in
te schakelen.
Het heeft geen zin om hier een uitgeschakelde
5) Draai aan de regelaars om het geluid te wijzigen.
De indicator van de geselecteerde Part begint te
knipperen.
Geluid van slagwerkinstrumenten
wijzigen
In de Rhythm Part zit onder iedere toets een ander
geluid. Ook deze geluiden kunt u tijdens de weergave
door een filter e.d. halen.
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 68).
2) Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet
branden.
3) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
TONE
RHYTHM
CLP
MUTE
HIT
CYM
TOM/PERC
Geselecteerde instrumentgroep
OTHERS
SELECT
De regelaars beïnvloeden nu de instrumentgroep(en) waarvan de indicator(s) branden. In het
voorbeeld hieronder is dat het geval voor [TOM/
PERC], wat inhoudt dat u alle toms en percussieinstrumenten van de Rhythm Set kunt bewerken.
BD
SD
HH
4) Kies met de [BD]~[OTHERS] knoppen de instrumentgroep die u met de regelaars wilt bewerken.
De indicator van de geselecteerde knop licht op.
Meerdere groepen selecteren is hier niet mogelijk.
5) Draai aan de regelaars om het geluid te bewerken.
Wilt u individuele Rhythm Tones editen, dan kunt u
terecht in de Rhythm Edit-pagina.
☞ “Rhythm Sets maken” op blz. 106.
Wilt u met deze regelaars plots een andere Part of
slagwerkgroep wijzigen, dan kunt u die gewoon kiezen zonder de weergave te stoppen.
De wijzigingen die u met de regelaars hebt aangebracht blijven actief, ook wanneer u terugkeert naar
het begin van het patroon.
☞ Als u wilt kunt u de regelbewegingen opslaan, zie
“Regelbewegingen (Modify Data) opnemen” op
blz. 168.
Tijdens de weergave opnieuw de
originele instellingen van het
Pattern kiezen
Zodra u een ander Pattern kiest worden de wijzigingen die u in het geselecteerde Pattern hebt aangebracht geannuleerd. U kunt deze wijzigingen bewaren door ze in het Pattern te schrijven.
■
Enkel de Patch-instellingen van een gewijzigde Part herstellen
1) Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina
te gaan.
2) Kies de Part waarvoor u de Patch wilt herstellen.
3) Druk op [UNDO/REDO]. De asterisk “*” links van
het Patch-nummer verdwijnt en de Patch krijgt
opnieuw zijn originele instellingen.
■
Patch (Rhythm Set)- en Part Mixer-instellingen herstellen van alle Parts die u hebt gewijzigd
1) Kies in de keuzepagina voor Patterns opnieuw het
Pattern dat op dit moment wordt weergegeven.
U keert terug naar het begin van het Pattern en de
oorspronkelijke instellingen worden hersteld.
Hoe verhouden opgenomen regeldata zich tot
realtime regeldata?
Als u realtime bewerkingen uitvoert op een Part
waavoor reeds regelbewegingen werden opgenomen,
dan krijgen de bewegingen die u zelf uitvoert steeds
voorrang. De opgenomen data worden in dat geval
niet naar de klankgenerator gestuurd (nootcommando’s worden uiteraard wél gezonden).
Data van Part 1
Nootdata
Regeldata
Klankbron
Nootdata
wordt genegeerd
U draait aan
de regelaars
Regeldata
78
Realtime regeldata
Patterns weergeven, Patterns kiezen met de klaviertoetsen (Pattern Set)
Als u bij de volgende herhaling van het Pattern de
knoppen ongemoeid laat krijgen de opgenomen
regelbewegingen opnieuw vrij spel. Dat is ook het
geval wanneer u een ander Pattern selecteert.
Opmerking:
van dichterbij. U merkt dat op iedere regelaar elf merktekens
zijn aangebracht. Zodra u een regelaar voorbij één van deze
merktekens draait neemt u voorrang op de opgenomen regelbewegingen.
Bekijk de draaiknoppen van de MC-505 eens
Merkteken
Opgenomen regeldata
worden genegeerd
Weergaveparameters opfrissen
(MIDI Update)
De MC-505 neemt al uw handelingen op als MIDIcommando’s. U werkt dus eigenlijk niet met geluiden, maar met computerinstructies.
Daarom is een correcte weergave (juiste klankkeuze,
enz.) enkel mogelijk als de sequencer (lees: de computer die voor de opname wordt gebruikt) alle relevante commando’s naar de klankbron zendt. Als u
binnen een Pattern vooruit- of terugspoelt en vervolgens de weergave start, zult u soms merken dat het
volume, de toonhoogte enz. niet kloppen. Dat is
omdat u bij het spoelen bent voorbijgegaan aan een
reeks commando’s die de klankbron van de juiste
informatie moesten voorzien.
De MIDI Update-functie biedt hier soelaas. Deze
functie zendt namelijk alle MIDI-commando’s (uitgezonderd nootcommando’s) vanaf het begin van
het Pattern tot op de plaats waar u de weergave start.
Op die manier bent u steeds verzekerd van een correcte weergave.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [STOP].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
SHIFT
STOP
2.11 Patterns kiezen met de
klaviertoetsen (Pattern Set)
Een Pattern Set is een verzameling van twee of meer
(maximaal 16) Patterns. Binnen zo’n set kunt u Patterns kiezen met de klaviertoetsen.
RPS
NEXT
P115
U001 P002
CURRENT
U010
P132
P019
P002U022
P038 C004 U004U005U005P061 P121
P037
Hiermee kiest u Pattern P:002
Pattern Sets gebruiken
1) Druk op [PTN CALL] (de indicator licht op).
U kunt nu reeds Patterns kiezen met de klaviertoetsen, maar u wilt waarschijnlijk eerst een specifieke set
kiezen.
PTN
CALL
2) Druk op [PTN SET] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de
naam van de geselecteerde Pattern Set afgebeeld.
PTN
SET
3) Druk op [USER] om de User Bank te selecteren.
Opmerking:
banken.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer (U:01~U:30).
Het display beeldt het nummer van het nieuw geselecteerde Pattern af.
5) Als u nu op een klaviertoets drukt hoort u het overeenkomstige Pattern uit de Set.
Tijdens de weergave van dit Pattern kunt u andere
Patterns of zelfs een andere Set kiezen. Zolang de
[PTN SET]-indicator oplicht kunt u de OCTAVE
[-][+]-knoppen gebruiken om een andere Set te kiezen.-
Voor Pattern Sets zijn er geen Preset of Card
Referentie
Inhoud van een Pattern Set wijzigen
Pattern Sets zijn uiteraard de aangewezen manier om
een reeks Patterns te groeperen die u samen in één
song e.d. nodig hebt. Hieronder laten we zien hoe u
79
MC-505 Handleiding
de samenstelling van een Pattern Set naar uw hand
kunt zetten. Laten we bij wijze van voorbeeld Pattern
P:010 aan de geselecteerde Pattern Set toewijzen.
Kies, voor u verdergaat, de Pattern Set waarin u een
nieuw Pattern wilt toewijzen.
1) Kies Pattern P:010 (zie blz. 68).
2) Zorg dat de [PTN CALL]-indicator oplicht.
PTN
CALL
RPS
3) Houd [PTN CALL] ingedrukt en druk op de klaviertoets waaraan u het Pattern wilt toewijzen.
Het geselecteerde Pattern wordt toegewezen aan de
toets die u indrukt. Druk bijvoorbeeld op de volgende toetscombinatie om het Pattern aan klaviertoets
[7] toe te wijzen.
PTN
CALL
7
U kunt een Pattern zelfs tijdens de weergave toewijzen.
Opmerking:
maat telt, dan is het soms onmogelijk om Patterns te kiezen
met de klaviertoetsen.
Als het Pattern dat u wilt toewijzen slechts één
Variatie van een Pattern vastleggen
Als u een Pattern met gewijzigde Setup-data toewijst
wordt het ook in die vorm weergegeven. U kunt desnoods een hele set vullen met variaties op een Pattern, zonder volledig “nieuwe” Patterns te moeten
schrijven.
Opmerking:
Set toewijst kunt u niet op de “normale” manier selecteren.
Patterns die u op deze manier aan een Pattern
Gewijzigde Pattern Set opslaan
(Pattern Set Write)
Een Pattern Set waarvan u de inhoud hebt gewijzigd
kunt u opslaan als een User Pattern Set.
U komt in het onderstaande display terecht. Onder
het Pattern Set-nummer ziet u een cursor “_”.
WRITE
INITIALIZE
Bent u tevreden met de voorgestelde naam en nummer, dan mag u gelijk naar stap (9) gaan.
Beslist u nu om de Pattern Set niet op te slaan, druk
dan op [EXIT].
4) Kies de gewenste bank (u kunt in dit geval enkel de
User Bank kiezen).
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het
nummer.
Door op [UNDO/REDO] te drukken kunt u nu even
de naam bekijken van de Pattern Set die op dit
moment nog op het gekozen nummer zit. Kunt u die
missen, druk dan nogmaals op [UNDO/REDO] om
terug te keren naar het vorige display.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor komt aan het begin van de tweede displayregel terecht.
7) Geef de Pattern Set een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
tekens. Dit zijn de mogelijkheden:
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van de Pattern Set
volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar
links.
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u deze Pattern Set
wilt opslaan?”). Beslist u nu om de Pattern Set niet
op te slaan, druk dan op [EXIT].
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Druk op [PTN SET] om naar de display-pagina met
Pattern Set-keuzes te gaan.
Een asterisk “*” links van het Pattern Set-nummer
betekent dat u de gewijzigde inhoud van die Set nog
niet hebt opgeslagen. Als u nu de MC-505 uitschakelt
gaan die wijzigingen verloren, tenzij u ze eerst
bewaart:
3) Druk op [WRITE].
80
10)Druk nogmaals op [ENTER].
De Pattern Set wordt weggeschreven. Zodra dit is
gebeurd keert u terug naar het normale display.
Zelf klanken maken, Patches maken
Zelf klanken maken
3.
We hebben al gezien hoe u tijdens de weergave het geluid continu kunt wijzigen met de regelaars. Het is echter ook
mogelijk om één bepaalde klank “tot op de Tone nauwkeurig” te wijzigen en deze wijzigingen vast te leggen in een
nieuwe Patch of Rhythm Set.
De instellingen die u op deze manier kunt aanpassen (editen) noemen we respectievelijk Patch-parameters en
Rhythm-parameters.
3.1 Patches maken
Algemene werkwijze
1) Kies een Part (1~7).
2) Kies de Patch die u wilt editen (zie blz. 72).
3) Ga naar de Patch-keuzepagina.
4) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
De indicators van de RHYTHM-knoppen geven nu
aan welke Tones geselecteerd zijn.
■
Tones in- en uitschakelen
TONE 3
TONE 2
TONE 1
BD
SD
TONE SWITCH
ONON
De Tones waarvoor de indicator brandt zijn ingeschakeld.
■
Tone kiezen die u wilt wijzigen
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Geselecteerde Tone
De Tones waarvoor de indicator knippert luisteren
naar de bewegingen die u met de regelaars uitvoert.
Zo zijn in het bovenstaande voorbeeld Tone 1 en 2
ingeschakeld (die hoort u dus), maar enkel het geluid
van Tone 1 kunt u beïnvloeden met de regelaars.
5) Druk op [EDIT] (de indicator licht op).
U komt terecht in de eerste display-pagina met parameters. In al deze display-pagina’s krijgt u de geselecteerde Patch-parameter en de waarden voor iedere Tone te zien. De geselecteerde Tone wordt vooraf-
HH
TONE 3
HIT
TONE 4
CLP
TONE 4
OTHERS
gegaan door een “”. Zo kunt u in de onderstaande
afbeelding het “LEVEL” van Tone 1 editen.
EDIT
TONE 3
REALTIME ERASE
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Deze Tone is geselecteerd.
HIT
TONE 4
OTHERS
6) Kies met de [CYM]/[TOM]/[PERC]/[HIT]/
[OTHERS] de Tone die u met de regelaars wilt aansturen.
De indicator begint te knipperen en links van de
overeenkomstige waarde verschijnt een “”.
Om meerdere Tones te kiezen houdt u de knop van
de eerste Tone ingedrukt en drukt u op de
knop(pen) van de overige Tone(s). De indicator van
de eerstgekozen Tone blijft knipperen, terwijl de
indicators van de overige Tones oplichten. De status
van de indicators op het frontpaneel (Filter Type,
LFO Waveform, enz.) heeft betrekking op de knipperende Tone.
7) Selecteer de parameter die u wilt editen en kies de
gewenste waarde.
Druk op [EDIT] als u de edit-pagina’s wilt verlaten.
Patch-parameters kunt u op twee manieren selecte-
ren:
■
Pagina’s kiezen met de knoppen en regelaars
Door een knop of regelaar op het frontpaneel te
bedienen wijzigt u niet alleen die waarde maar gaat u
ook automatisch naar de display-pagina voor de
betreffende parameter. Zo komt u na een draai aan
de [CUTOFF]-regelaar terecht in de Cutoff Frequency-pagina, waarin zowel de gewijzigde waarde
als de waarden voor de overige Tones ziet.
Referentie
81
MC-505 Handleiding
Opmerking:
een overeenkomstige knop of regelaar op het frontpaneel hebben.
Deze methode werkt enkel voor parameters die
Naar de edit-pagina gaan zonder de waarde te
wijzigen
Wilt u een waarde even bekijken zonder ze meteen te
wijzigen, houd dan [EDIT] ingedrukt terwijl u aan
de regelaar draait. U gaat dan naar de overeenkomstige display-pagina, maar de oorspronkelijke waarde wordt ongemoeid gelaten.
Waardeverhouding tussen Tones behouden
Als u in een edit-pagina een waarde wijzigt met
[INC][DEC] of het [VALUE]-wiel, dan wordt de
relatieve verhouding tussen de Tones behouden.
■
Parameters per blok aanspreken
Bij deze methode drukt u op [EDIT]+ een klaviertoets om naar de editpagina’s voor ieder blok te gaan
en kiest u binnen zo’n blok met PAGE [<][>] de
gewenste parameter. Deze methode is vooral aangewezen wanneer u “logisch” te werk wilt gaan bij het
programmeren: eerst de golfvorm kiezen, dan de
toonhoogte aanpassen, vervolgens het filter, enz. De
waarden van parameters kunt u aanpassen met
[INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel. Wilt u individuele instellingen per Tone maken, gebruik dan de
regelaars [4]~[7] voor respectievelijk Tone 1~4.
Een uitgebreid overzicht voor de parameters per
blok vindt u in de “Overige Parameters”-stukjes.
Een asterisk “*” links van het Patch-nummer betekent dat u de gewijzigde inhoud van die Patch nog
niet hebt opgeslagen. Als u een andere Patch kiest
gaan die wijzigingen verloren, tenzij u ze eerst
bewaart (zie “Patches opslaan (Patch Write)” op
blz. 104).
Basisgolfvorm kiezen (Wave/FXM)
Wave/FXM bevat een reeks parameters die verband
houden met de basisgolfvorm van de klank die u wilt
maken.
■
Basisgolfvorm kiezen (WAVE SELECT)
Desgewenst kunt u voor iedere Tone een andere
golfvorm kiezen.
1) Druk op [WAVE SELECT] (de indicator licht op).
U komt terecht in de Wave Select display-pagina.
De keuze die u hier maakt geldt voor de Tone(s)
waarvan de groepsnaam (A/B) als hoofdletter wordt
afgebeeld.
WAVE
SELECT
TONE 3
TONE 2
TONE 1
Vooor deze Tones kiest u een golfvorm.
TONE 4
Hebt u slechts één Tone geselecteerd, dan wordt de
golfvorm als volgt afgebeeld:
Nummer
Naam van de golfvorm
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste golfvorm (A001~A254, B001~B251)
Onder “Golfvormen” op blz. 224 vindt u een overzicht van de beschikbare golfvormen.
We kunnen zonder overdrijven stellen dat een klank
in eerste instantie wordt bepaald door zijn basisgolfvorm. Neem daarom even de tijd om een golfvorm te
kiezen die zo dicht mogelijk in de buurt komt van het
soort klank dat u in gedachten hebt. Ziehier enkele
basistypes:
Zaagtand
Vierkantsgolf
Driehoeksgolf
Sinusgolf
Uit deze golfvorm kunt u de meeste
instrumenten distilleren, met uitzondering van houtblazers.
→ A001, A006~A008, A013~A021
Vertoont het meeste gelijkenis met het
timbre van een houtblaasinstrument.
Deze golfvorm leent zich ook uitstekend voor bepaalde synthesizerklanken.
→ A002~A005, A009, A010, A022~
A024
Deze golfvorm heeft minder boventonen en vandaar een minder karakteristiek geluid. Geschikt voor fluit-achtige
geluiden.
→ A038
Zacht geluid met nauwelijks boventonen.
→ A039, A040
Voor “imitatieve” instrumentklanken kunt u best
vertrekken van de volgende Patches:
Orgel
→ A072~A079
Blazers
→ A102~A108
Piano→ A068~A070
Drums→ A202~A254, B001~B251
82
Zelf klanken maken, Patches maken
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[1].
U komt terecht in de WAVE-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
1
PAG E
FXM Color (1~4)
Kies het type frequentiemodulatie dat u wilt gebruiken. Naarmate u hier een hogere waarde kiest wordt
het geluid agressiever. Lagere waarden resulteren in
een metalig geluid.
FXM Depth (1~16)
Hiermee regelt u de diepte (intensiteit) van de frequentiemodulatie.
Toonhoogte wijzigen (PITCH)
In het PITCH-blok maakt u instellingen die op de
toonhoogte betrekking hebben.
■
“Ruw” stemmen (Coarse Tune)
Met deze parameter past u de toonhoogte aan in
stappen van een halve toon.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Kies met de [COARSE TUNE]-regelaar de gewenste
waarde (-48~+48 halve tonen).
FUNC
0
Referentie
Tone SW (Tone Switch)
Op deze pagina schakelt u Tones in of uit. Tones die
u niet gebruikt schakelt u best uit, anders gebruiken
ze nodeloos stemmen (zelfs wanneer u ze niet hoort
door bv. hun volume op “0” in te stellen).
Opmerking:
pen ([BD]/[SD]/[HH]/[CLP]).
In- en uitschakelen kan ook met de Tone-knop-
Wave Select
Dit is de pagina die we daarnet onder “Basisgolfvorm
kiezen (WAVE SELECT)” hebben besproken.
Wave Gain (-6, 0, +6, +12)
Hiermee versterkt u de golfvorm. Een waarde van 6
dB verdubbelt het volume. Gebruikt u bv. de Booster
(zie blz. 100) om het geluid lekker te laten vervormen, probeer dan eens de maximumwaarde.
FXM (Frequency Cross Modulation)
FXM moduleert de geselecteerde golfvorm met een
andere golfvorm, waardoor complexe boventonen
ontstaan. Goed voor intense, dramatische klanken of
geluidseffecten.
COARSE TUNE
FINE TUNE
Draai de regelaar in wijzerzin voor een hogere toonaard, in tegenwijzerzin voor een lagere.
■
Fijnstemmen (Fine Tune)
Met deze parameter past u de toonhoogte aan in
stappen van een één cent (1/100ste van een halve
toon).
1) Druk op [FUNC] (de indicator licht op).
2) Kies met de [FINE TUNE]-regelaar de gewenste
waarde (-50~+50 cents).
FUNC
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
Draai de regelaar in wijzerzin voor een hogere toonaard, in tegenwijzerzin voor een lagere.
FXM SW (FXM Switch)
Schakel deze parameter in (ON) als u FXM wilt
gebruiken.
Interessante toepassing: zwevingen
Door voor twee Tones dezelfde golfvorm te kiezen,
ze beiden dezelfde Coarse Tune-waarde te geven en
83
MC-505 Handleiding
vervolgens met Fine Tune lichtjes tegenover elkaar te
ontstemmen maakt u een vol, zwevend geluid.
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[2].
U komt terecht in de PITCH-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
2
PAG E
Coarse Tune
Zie hierboven.
Fine Tune
Zie hierboven.
Rnd Pitch (Random Pitch Depth) 0~1200
Hiermee bepaalt u in hoever de toonhoogte van
iedere noot willekeurig varieert. Hoe hoger de waarde die u kiest, hoe groter de willekeurige toonhoogtevariatie. Kiest u “0”, dan blijft de toonhoogte constant.
Key Follow (-100~+200)
De toonhoogte wordt uiteraard in eerste instantie
bepaald door de gespeelde noten. Met de Key Follow-parameter kunt u bepalen in welke mate dat
gebeurt. Normaal mag u deze waarde op “+100”
laten staan, maar voor speciale toepassingen kunt u
bijvoorbeeld ook negatieve waarden kiezen. In dat
geval hoort u, naarmate u hogere toetsen indrukt,
steeds lagere noten.
Toonhoogte
C4C3C2C1C5C6C7
“Traditioneel”: 12 toetsen hoger op het klavier
+100
klinkt één octaaf hoger.
+200 12 toetsen hoger klinkt twee octaven hoger.
De toonhoogte blijft steeds gelijk, ongeacht de
0
klaviertoets die u indrukt.
-10012 toetsen hoger klinkt één octaaf lager.
+200
+100
+50
0
-50
-100
Toets
Voor instrumenten die van nature weinig toonhoogtevariatie hebben, zoals slagwerkinstrumenten, kunt
u misschien eens een Key Follow-waarde van “-10”
of “+20” proberen.
Toonhoogte laten evolueren (Pitch
Envelope)
De toonhoogte van de meeste akoestische instrumenten kent een zeker verloop in de tijd, met andere
woorden een zekere stijging of daling naar het einde
van een toon toe. Zo is bv. de aanzet van een
trompettoon nooit helemaal stabiel. Met de P-ENV
parameters kunt u een curve programmeren die dit
soort toonhoogtevariaties imiteert.
Toonhoogte
+
0
-
■
Pitch Envelope-parameters
Tijd
84
1) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator
oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste
curve.
Zelf klanken maken, Patches maken
Waardebereik: [A][D][R]: 0~127; [S]: -63~+63
PITCH
FILTER
AMP
RSAD
Toonhoogte
A
+
0
-
D
Toets inToets uit
R
S
Level1=Level2=+63
Level4=0
Time2=0
Tijd
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment
waarop u de toets indrukt en het moment waarop de
noot zijn maximale toonhoogte bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de toonhoogte
stijgt.
1) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator
oplicht.
2) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste envelope-diepte (-12~+12).
DEPTH
+
0
-
PITCH
FILTER
AMP
Hoe hoger de waarde die u kiest, hoe intenser de
toonhoogte wordt gemoduleerd. Door negatieve
waarden te kiezen keert u de envelope-curve om.
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[3].
U komt terecht in de pagina met P-ENV instellingen.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
3
PAGE
Referentie
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel de toonhoogte daalt
van zijn maximumwaarde tot het Sustain Level.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de toonhoogte
daalt.
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop de toonhoogte niet langer
stijgt of daalt. Kiest u een positieve (+) waarde, dan
ligt dit niveau hoger dan de normale toonhoogte.
Kiest u een negatieve (-) waarde, dan komt u beneden de originele toonhoogte terecht.
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel de noot terugkeert naar
zijn originele toonhoogte nadat u de toets hebt losgelaten. Hoe hoger de waarde, hoe langer dit duurt.
■
Diepte van de Pitch Envelope instellen
Met de onderstaande regelaar bepaalt u in welke
mate de toonhoogte wordt gestuurd door de Pitch
Envelope.
85
MC-505 Handleiding
ENV Depth
Zie hierboven.
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van
de Pitch Envelope afhangt van de kracht waarmee u
de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waarden,
dan is de toonhoogtebuiging sterker naarmate u de
toetsen harder indrukt. Bij negatieve (-) waarden
gebeurt het omgekeerde: de toonhoogtebuiging
wordt minder uitgesproken naarmate u de toesten
harder indrukt.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Een positieve waarde leent zich het best om de reeds
aangehaalde onstabiele aanzet van geblazen noten na
te bootsen. Noten die u harder speelt klinken aan het
begin minder stabiel.
Zacht gespeelde nootHard gespeelde noot
+
0
-
+
0
-
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het
frontpaneel de “grove contouren” van de envelope
kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal
extra parameters onder de motorkap waarmee u
genoemde curve helemaal in detail kunt “uittekenen”.
Toonhoogte
Time1(A) Time2
+
Time3(D)Time4(R)
Opmerking:
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
neel komt overeen met Level3.
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde
wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen
op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller
als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve
waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Positieve waarden geven dus een snel toonhoogteverloop voor hard aangeslagen noten en een traag
toonhoogteverloop voor zacht aangeslagen noten.
Dat is leuk voor geluidseffecten e.d.
Zacht gespeelde nootHard gespeelde noot
+
0
-
Opmerking:
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
+
0
-
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde
wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller
naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zenden. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
0
Level1Level3(S)
Toets inToets uit
-
Level2Level4
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het
volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u specifieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3
en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~4 (-63~+63)
Hiermee specifieert u vier keer een relatieve waarde
ten opzichte van de originele toonhoogte (die u met
Coarse Tune en Fine Tune hebt gespecifieerd).
Met positieve waarden plaatst u de toonhoogte hoger
dan het origineel. Met negatieve waarden plaatst u ze
lager.
86
Tijd
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden
(Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u
aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de
afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest
worden de tijden korter resp. langer naarmate u
hogere noten speelt.
Klankkleur aanpassen (FILTER)
Ieder geluid is opgebouwd uit een grondtoon en een
reeks boventonen. Die boventonen zijn er verantwoordelijk voor dat we verschillende timbres kunnen identificeren (bv. een trompet vs. een fluit). Met
het filter van de MC-505 kunt u boventonen weghalen en dus het timbre ingrijpend wijzigen.
■
Filtertype selecteren (Filter Type)
Kies het type filter.
Zelf klanken maken, Patches maken
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Druk op [FILTER TYPE] om het gewenste type te
selecteren.
Volume
Frequentie
LPF
FUNC
OFFHet filter is uitgeschakeld.
LPF
(Low Pass Filter)
BPF
(Band Pass Filter)
HPF
(High Pass Filter)
PKG
(Peaking Filter)
Tip:
Wah-wah effect. Kies PKG als filtertype en moduleer
de afsnijfrequentie met de LFO (zie “Diepte van de filtermodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97).
BPF
HPF
PKG
RND PAN
Afsnijfrequentie
Meest gangbare type filter. Frequenties onder de afsnijfrequentie
worden doorgelaten. Maakt het
geluid zachter, doffer.
Dit filter haalt frequenties boven
en onder de afsnijfrequentie weg.
Frequenties boven de afsnijfrequentie worden doorgelaten.
Maakt het geluid scherper, dunner.
Dit filter versterkt de boventonen
in het gebied rond de afsnijfrequentie. Het versterkt doorgaans
middentonen en geeft een erg
karakteristiek geluid.
2) Kies met de [CUTOFF]-regelaar de gewenste
afsnijfrequentie (0~127).
FUNC
CUTOFF
TONE LEVEL
Hoe het resultaat precies klinkt hangt af van het
gekozen filtertype:
LPF (Low Pass Filter)
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het
geluid helderder, omdat er meer boventonen van de
originele golfvorm worden doorgelaten. Door in
tegenwijzerzin te draaien haalt u deze boventonen
weg en maakt u het geluid donkerder.
Opmerking:
meer wanneer u te ver naar links draait.
Volu me
Bij sommige golfvormen hoort u helemaal niets
Frequentie
BPF (Band Pass Filter)
Een BPF haalt zowel boven als onder de afsnijfrequentie tonen weg. Dit filter biedt dus een soort
“venster” op het totale frequentiebereik. Met de
[CUTOFF]-regelaar “verschuift” u dat venster.
Volume
Frequentie
Referentie
■
Afsnijfrequentie instellen (CUTOFF)
Met de [CUTOFF]-regelaar bepaalt u op welke frequentie het filter begint te werken. De keuze van deze
frequentie heeft een grote invloed op het uiteindelijke klankkarakter van het geluid.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
HPF (High Pass Filter)
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het
geluid scherper (dunner), omdat er lage tonen worden weggehaald. Door in tegenwijzerzin te draaien
laat u progressief meer lage frequenties door en
maakt u het geluid “zwaarder”.
87
MC-505 Handleiding
Opmerking:
Bij sommige golfvormen hoort u helemaal niets
meer wanneer u te ver naar rechts draait.
Volume
Frequentie
PKG (Peaking Filter)
In dit geval verplaatst u met de [CUTOFF]-regelaar
het frequentiegebied dat wordt versterkt. Dat gebied
komt hoger te liggen wanneer u naar rechts draait,
lager wanneer u naar links draait.
Volume
Frequentie
■
Resonantie instellen (RESONANCE)
Met Resonance versterkt u de frequenties rond de
afsnijfrequentie, wat erg karakteristieke, “synthesizerachtige” geluiden oplevert.
In combinatie met een lage afsnijfrequentie en het
gebruik van de Low Boost-functie kunnen hoge
Resonance-instellingen al eens vervorming opleveren. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-regelaar
naar links tot de vervorming verdwijnt (zie ““Low
Boost” zorgt voor vette bassen” op blz. 21).
Om dit soort vervorming tegen te gaan hebben we
trouwens een “Resonance Limiter” in de MC-505
gebouwd. Vanuit de fabriek is die zo ingesteld dat de
maximale Resonance-waarde (regelaar helemaal
naar rechts) gelijk is aan “115”. Het staat u vrij deze
limiet te verplaatsen (zie “Resonantiebereik instellen
(Resonance Limiter)” op blz. 199) , maar kijk wel uit
dat u het geluidssysteem niet opblaast!
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[4].
U komt terecht in de FILTER-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
4
PAG E
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Kies met de [RESONANCE]-regelaar de gewenste
resonantiewaarde (0~127).
FUNC
RESONANCE
TONE PAN
Ook hier varieert het resultaat naar gelang het gekozen filtertype:
Volume
LPF
Frequentie
BPF
HPF
PKG
Type
Zie hierboven.
Cutoff
Zie hierboven.
Resonance
Zie hierboven.
88
Zelf klanken maken, Patches maken
Cutoff KF (Cutoff Frequency Key Follow)
-100~+200
Met deze parameter maakt u de afsnijfrequentie
afhankelijk van de plaats waar u op het klavier speelt.
Afsnijfrequentie
(in octaven)
+2
+1
o
-1
-2
C4C3C2C1C5C6C7
+200
+100
+50
0
-50
-100
Toe t s
Kiest u een positieve waarde (+), dan stijgt de afsnijfrequentie naarmate u hogere noten speelt. Bij negatieve waarden (-) daalt de afsnijfrequentie.
12 toetsen hoger op het klavier ligt de afsnijfre-
+100
quentie één octaaf hoger.
12 toetsen hoger ligt de afsnijfrequentie twee
+200
octaven hoger.
De afsnijfrequentie blijft steeds gelijk, ongeacht
0
de klaviertoets die u indrukt.
12 toetsen hoger ligt de afsnijfrequentie één
-100
octaaf lager.
maar naarmate de toon uitsterft worden er dat minder. Met de F-ENV parameters kunt u een curve programmeren die dit nabootst.
Afsnijfrequentie
+
0
■
Filter Envelope-parameters
Tijd
1) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator
oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste
curve.
Waardebereik: 0~127
PITCH
FILTER
AMP
Afsnijfrequentie
A
+
0
Toets inToets uit
D
RSAD
R
S
Level1=Level2=127
Level4=0
Time2=0
Tiid
Referentie
Als u een Cutoff-waarde van ongeveer “64” kiest
hoort u duidelijk het effect van de Key Follow-parameter.
De klankkleur van de meeste akoestische instrumenten varieert met de toonhoogte. Dit fenomeen kunt
u met de Key Follow-parameter nabootsen. Bij een
piano klinken de hoge noten bijvoorbeeld iets doffer.
Dat effect kunt u nabootsen door een Key Followwaarde van ongeveer “70” te kiezen.
Reso Velo (Resonance Velocity Sensitivity)
-100~+150
Hiermee bepaalt u in welke mate de resonantie reageert op de kracht waarmee u de toetsen aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Resonance
intenser als u de toetsen harder aanslaat.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Klankkleur laten evolueren (Filter
Envelope)
De klankkleur van de meeste akoestische instrumenten kent een zeker verloop in de tijd. Zo bevat een
pianotoon bij de aanzet relatief veel boventonen,
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment
waarop u de toets indrukt en het moment waarop de
afsnijfrequentie zijn maximale waarde (d.i. de waarde die u met Cutoff hebt ingesteld) bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de afsnijfrequentie stijgt.
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel de afsnijfrequentie
daalt tot het Sustain Level.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de afsnijfrequentie daalt.
89
MC-505 Handleiding
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop de afsnijfrequentie niet langer stijgt of daalt. Hoe hoger deze waarde, hoe meer
boventonen er blijven doorklinken.
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel het filter sluit nadat u de
toets hebt losgelaten. Hoe hoger de waarde, hoe langer dit duurt.
■
Diepte van de Filter Envelope instellen
Met de onderstaande regelaar bepaalt u in welke
mate de afsnijfrequentie wordt gestuurd door de Filter Envelope.
1) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator
oplicht.
2) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste envelope-diepte (-63~+63).
DEPTH
+
0
-
PITCH
FILTER
AMP
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
5
PAGE
Hoe hoger de waarde die u kiest, hoe intenser de
afsnijfrequentie wordt gemoduleerd. Door negatieve
waarden te kiezen keert u de envelope-curve om.
Bij positieve waarden is de invloed van de envelope
duidelijker te horen wanneer u een lagere afsnijfrequentie kiest (bij negatieve waarden kiest u beter een
hogere afsnijfrequentie).
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[5].
U komt terecht in de pagina met F-ENV instellingen.
ENV Depth
Zie hierboven.
Velo Curve (1~7)
Hiermee bepaalt u volgens welke curve de kracht
waarmee u aanslaat wordt vertaald in een filter-envelope.
1234567
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van
de Filter Envelope afhangt van de kracht waarmee u
de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waarden,
dan wordt de werking van de envelope duidelijker
naarmate u de toetsen harder indrukt. Bij negatieve
(-) waarden gebeurt het omgekeerde: de envelope
wordt minder uitgesproken naarmate u de toetsen
harder indrukt.
90
Zelf klanken maken, Patches maken
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Eenvoudig uitgedrukt zorgen positieve en negatieve
waarden dat het geluid respectievelijk helderder en
donkerder wordt naarmate u harder aanslaat.
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het
frontpaneel de “grove contouren” van de envelope
kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal
extra parameters onder de motorkap waarmee u
genoemde curve helemaal in detail kunt “uittekenen”.
Afsnijfrequentie
+
Time1(A) Time2
0
Level1Level3(S)
Toets inToets uit
Time3(D)Time4(R)
Level2Level4
Tijd
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het
volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u specifieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3
en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~4 (0~127)
Hiermee specifieert u telkens de afsnijfrequentie.
Opmerking:
neel komt overeen met Level3.
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden
(Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u
aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de
afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest
worden de tijden korter resp. langer naarmate u
hogere noten speelt.
Ook deze parameter bewijst uitstekende diensten om
akoestische fenomenen na te bootsen, zoals het progressief sneller wegvallen van boventonen bij de hoge
noten op een piano.
Volume en stereopositie aanpassen
(AMPLIFIER)
“Amplifier” groepeert parameters die te maken hebben met het volume en de stereopositie.
■
Volume van Tones aanpassen (Tone Level)
Door het volume van een Tone aan te passen bepaalt
u zijn aandeel in de uiteindelijke klankkleur.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knipperen.
2) Kies met de [TONE LEVEL]-regelaar het gewenste
volume (0~127) voor de geselecteerde Tone.
FUNC
CUTOFF
TONE LEVEL
Referentie
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde
wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen
op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller
als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve
waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde
wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller
naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zenden. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Door de regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u
het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien
verlaagt u het.
Opmerking:
Level” opslaan in de Setup van een Pattern. De Tone Levels
die u hier kiest worden met deze waarde vermenigvuldigd (zie
“Volume regelen” op blz. 73).
■
Stereopositie van Tones aanpassen (Tone
Het totaalvolume van een Patch kunt u als “Part
Pan)
Met deze parameter bepaalt u de positie van de
Tones in het stereobeeld.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knipperen.
91
MC-505 Handleiding
2) Kies met de [TONE PAN]-regelaar de gewenste stereopositie (L64~63R) voor de geselecteerde Tone.
FUNC
RESONANCE
TONE PAN
Door de regelaar in wijzerzin te draaien plaatst u de
Tone meer naar rechts, door hem in tegenwijzerzin
te draaien plaatst u de Tone naar links.
Opmerking:
“Part Pan” opslaan in de Setup van een Pattern. De Tone
Pan-waarden die u hier kiest worden met deze waarde vermenigvuldigd (zie “Stereopositie regelen” op blz. 73).
■
Willekeurige stereopositie (Random Pan
De stereopositie van de hele Patch kunt u als
Switch)
De Tones waarvoor u deze functie activeert komen
bij iedere noot die u speelt op een andere, willekeurige positie in het stereobeeld terecht.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knipperen.
2) Druk op [RND PAN].
De vier indicators beginnen te knipperen om aan te
geven dat Random Pan is ingeschakeld
LPF
FUNC
Opmerking:
De Tone Pan-parameter heeft geen invloed op
Tones waarvoor de Random Pan Switch is ingeschakeld.
■
Overige volumeparameters
BPF
HPF
PKG
RND PAN
2) Ga met PAGE [<][>] naar de gewenste parameter
en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel
de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
6
PAG E
Tone Level
Zie hierboven.
Bias
Met de Bias parameters bepaalt u welke invloed het
Tone Level ondervindt van de nootpositie. Op die
manier kunt u de volumeverschillen van hoge vs.
lage noten op akoestische instrumenten nabootsen.
Bias Dir (Bias Direction)
Hiermee specifieert u welk klaviergedeelte (ten
opzichte van het Bias Point) invloed uitoefent:
LW R
UPR
L&U
ALL
Het klaviergedeelte links van het Bias Point
stuurt het volume.
Het klaviergedeelte rechts van het Bias Point
stuurt het volume.
De klaviergedeeltes links en rechts van het
Bias Point sturen beide het volume en zijn
elkaars spiegelbeeld.
Het Bias Point vormt het middelpunt van een
lineaire curve, volgens dewelke het volume
wordt aangestuurd.
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[6].
U komt terecht in de eerste display-pagina van het
AMPLIFIER/LEVEL-blok.
92
Bias Point (C-1~G9)
Dit is de klaviertoets die als referentie dient voor de
bovenstaande opties.
Bias Level (-100~+100)
Hiermee bepaalt u de “helling” van de curve die vertrekt vanaf het Bias Point. Kiest u een positieve (+)
waarde, dan stijgt de curve, kiest u een negatieve
waarde (-), dan daalt de curve.
Zelf klanken maken, Patches maken
Opmerking:
Een positieve curve kan nooit in een volume-
waarde resulteren die boven het maximumvolume ligt.
Bias Level
C1
Bias Level
C1
+
0
-
+
0
-
LWR
G9Bias Point
L&U
G9Bias Point
UPR
C1
ALL
C1
Bias Level
Bias Level
+
0
-
G9Bias Point
+
0
-
G9Bias Point
Als u twee Tones respectievelijk de Bias Direction
“UPR” en “LWR” geeft, dan vloeit de ene Tone geleidelijk over in de andere naarmate u hoger op het klavier speelt.
TONE1TONE2
C4C3C2C5C6
T1 T2
LWR UPR
Bias Dir
Bias Point A4 E3
-50 -50Bias Level
Als u de Bias Direction “L&U” kiest kunt u een
geluid creëren dat slechts over een bepaald gedeelte
van het klavier hoorbaar is.
TONE1
T1
L&U
C4C3C2C5C6
Bias Dir
Bias Point C4
-50Bias Level
2) Ga met PAGE [<][>] naar de gewenste parameter
en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel
de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
7
PAG E
Tone Pan
Zie hierboven.
Pan KF (Pan Key Follow)
-100~+100
Door hier een positieve of negatieve waarde te kiezen
zorgt u dat het geluid meer van rechts resp. van links
komt naarmate u hoger op het klavier speelt.
Pan
R
o
+100
+50
0
-50
Referentie
■
Overige Pan-parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[7].
U komt terecht in de eerste display-pagina van het
AMPLIFIER/PAN-blok.
L
C4C3C2C1C5C6C7
-100
Toets
Rnd Pan Sw (Random Pan Switch)
Zie “Willekeurige stereopositie (Random Pan
Switch)” op blz. 92.
Alt Pan Dpth (Alternate Pan Depth)
L63~63R
Deze parameter zorgt dat het geluid telkens als u een
toets indrukt afwisselend van links en rechts komt.
Kiest u een “L”-waarde, dan wisselt het geluid in de
volgorde links
→ rechts→ links→ rechts enz. Kiest u
een “R”-waarde, dan is de volgorde rechts→ links→
rechts→ links. Hoe hoger de waarde, hoe extremer
de stereoposities.
Interessante toepassing: stel voor twee Tones Alternate Pan-waarden van respectievelijk “L63” en
“R63” in. Bij iedere toetsdruk wisselen deze Tones
nu van plaats in het stereobeeld.
93
MC-505 Handleiding
Volume laten evolueren (Amplifier
Envelope)
Het volume van de meeste akoestische instrumenten
kent een zeker verloop in de tijd. Zo gaat een pianotoon van hard naar zacht. Bij een orgel daarentegen
blijft het volume constant tot u de toets loslaat. Met
de A-ENV parameters kunt u een curve programmeren die dit soort verschillen nabootst.
PianoOrgan
VolumeVolume
+
0
■
Amplifier Envelope-parameters
1) Druk op [ENV SELECT] tot de AMP-indicator
oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste
curve.
Waardebereik: 0~127
+
0
TijdTijd
PITCH
FILTER
AMP
Hoe hoger deze waarde hoe trager het volume daalt.
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop het volume niet langer stijgt
of daalt. Hoe hoger deze waarde, hoe hoger het volume (voor een orgel kiest u bijvoorbeeld best de maximumwaarde).
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume daalt nadat u
de toets hebt losgelaten. Hoe hoger de waarde, hoe
langer dit duurt.
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[8].
U komt terecht in de pagina met A-ENV instellingen.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
8
PAGE
RSAD
Volume
A
+
0
Toets inToets uit
D
R
S
Level1=Level2=127
Time2=0
Tijd
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment
waarop u de toets indrukt en het moment waarop de
maximale volumewaarde wordt bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager het volume stijgt.
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel het volume daalt tot
het Sustain Level.
94
Zelf klanken maken, Patches maken
Velo Curve (1~7)
Hiermee bepaalt u volgens welke curve de kracht
waarmee u aanslaat wordt vertaald in een volumeenvelope.
1234567
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van
de Amplifier Envelope afhangt van de kracht waarmee u de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waarden, dan wordt de werking van de envelope duidelijker naarmate u de toetsen harder indrukt. Bij negatieve (-) waarden gebeurt het omgekeerde: de envelope wordt minder uitgesproken naarmate u de toetsen harder indrukt.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Eenvoudig uitgedrukt zorgen positieve en negatieve
waarden dat het geluid respectievelijk luider en zachter wordt naarmate u harder aanslaat.
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het
frontpaneel de “grove contouren” van de envelope
kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal
extra parameters onder de motorkap waarmee u
genoemde curve helemaal in detail kunt “uittekenen”.
Volume
+
Time1(A) Time2
0
Level1Level3(S)
Toets inToets uit
Time3(D)Time4(R)
Level2
Tijd
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het
volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u specifieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3
en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~3 (0~127)
Hiermee specifieert u telkens het volume.
Opmerking:
neel komt overeen met Level3.
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde
wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen
op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller
als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve
waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Tip:
voorbeeld hun nut bewijzen voor strijkersklanken: als u
zacht aanslaat zwellen de stijkers langzaam aan, slaat u
hard aan dan spelen de strijkers met een snelle, percussieve
toon.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Positieve waarden voor deze parameter kunnen bij-
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde
wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller
naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zenden. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden
(Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u
aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de
afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest
worden de tijden korter resp. langer naarmate u
hogere noten speelt.
Opmerking:
sten om akoestische fenomenen na te bootsen, zoals het progressief sneller uitsterven van de hoge noten op een piano.
Als u Level1 op “0” instelt regelt u met Time1 [A] de vertraging tussen het moment dat u de toets indrukt en het moment
dat het geluid begint (tijdens Time1 hoort u namelijk geen
geluid).
Ook deze parameter bewijst uitstekende dien-
Time1(A) Time2
Level1
Toets inToets uit
Time3(D)Time4(R)
Level2 Level3(S)
Geluid moduleren (LFO)
LFO staat voor Low Frequency Oscillator. In gewoon
Nederlands betekent dat “lage frequentie oscillator”,
maar daar hebt u waarschijnlijk ook niet zoveel aan.
Laat we daarom kijken wat de LFO doet.
Het oscilleren van zo’n LFO wordt in de regel
gebruikt om bepaalde aspecten van een Tone te veranderen (te “moduleren”). Meestal gaat het daarbij
om toonhoogte, klankkleur (filter) en volume (amp-
Referentie
95
MC-505 Handleiding
litude). U hoort daarbij als het ware de “golven” die
de lage frequenties van de LFO veroorzaken. Dat
klinkt misschien ingewikkeld, maar als u de onderstaande stappen even met ons doorneemt, begrijpt u
meteen waarover het gaat.
U kunt zowel de LFO RATE (modulatiesnelheid) als
de LFO DEPTH (modulatiediepte) aanpassen. Door
de LFO naar de toonhoogte te sturen krijgt u een
vibrato-effect. Stuurt u hem naar het filter, dan levert
dat een WahWah effect op. Laat u de amplitude door
de LFO sturen, dan is het resultaat een tremoloeffect.
De MC-505 beschikt over twee LFO’s. Aangezien ze
volledig identiek zijn gaat het volgende stukje zowel
over LFO1 als over LFO2.
■
Golfvorm kiezen (LFO1 Waveform)
Hiermee kiest u de golfvorm voor de LFO.
1) Druk op [WAVEFORM] om de golfvorm te selecteren.
Als een indicator brandt is de golfvorm uit de linkerkolom geselecteerd. Knippert de indicator, dan is de
golfvorm uit de rechterkolom geselecteerd.
lit
TRITRP
SINS&H
SAWRND
SQRCHS
blink
De LFO stuurt onvoorspelbare, wilCHS
(Chaos)
■
Modulatiesnelheid aanpassen (LFO1 Rate)
lekeurige modulatiewaarden uit,
onafhankelijk van de modulatiefre-
quentie.
1) Druk op [FUNC] zodat de indicator begint te knipperen.
2) Kies met de [RATE]-regelaar de gewenste snelheid
(0~127).
FUNC
DEPTH
RATE
Draai de regelaar naar links of naar rechts om de
modulatie respectievelijk te vertragen of te versnellen.
Als LFO Tempo Sync (zie blz. 98) is ingeschakeld
kunt deze parameter ook als een nootwaarde
specifiëren:
In dit geval wordt de modulatie trager naarmate u de
regelaar verder naar rechts draait.
TRI
(driehoek)
SIN
(sinus)
SAW
(zaagtand)
SQR
(vierkant)
TRP
(trapezoïd)
S&H
(Sample&Hold)
RND
(Random)
Breed inzetbare standaardmodulatie.
Zachte modulatie.
Modulatie zwelt traag aan en gaat
dan abrupt terug naar zijn originele
waarde.
Het is alsof een aan/uit-schakelaar
het geluid moduleert.
Variant van de vorige optie.
De LFO stuurt onvoorspelbare, willekeurige modulatiewaarden uit.
De LFO stuurt onvoorspelbare, willekeurige modulatiewaarden uit.
Rate=
LFO1
Opmerking:
PITCH (toonhoogte), FILTER (klankkleur), als AMP (volume). U kunt met andere woorden geen aparte snelheden voor
deze drie bestemmingen specifiëren.
■
Modulatiediepte instellen (LFO1 Depth)
De waarde van LFO Rate geldt zowel voor
De modulatiediepte kunt u voor iedere bestemming
apart instellen over een bereik van -63~+63.
Hoe hoger de waarde (positief of negatief) hoe intenser de modulatie. Negatieve waarden keren de golfvorm om, m.a.w. de modulatie gebeurt in omgekeerde richting.
96
Zelf klanken maken, Patches maken
Diepte van de toonhoogtemodulatie instellen
(LFO1 Pitch Depth)
Door de toonhoogte te moduleren creëert u een
vibrato-effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator
brandt.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste vibrato-diepte.
PITCH
FUNC
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Diepte van de filtermodulatie instellen (LFO1
Pitch Depth)
Door de afsnijfrequentie te moduleren creëert u een
wah-wah effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator
brandt.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste wahdiepte.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste tremolo-diepte.
PITCH
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Opmerking:
FUNC
De parameters van LFO2 kunt u niet wijzigen
met de regelaars op het frontpaneel.
■
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [9]
of [10].
U komt terecht in de display-pagina met instellingen
voor respectievelijk LFO1 of LFO2.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
9
PAGE
EDIT
REALTIME ERASE
10
Referentie
PITCH
FUNC
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Diepte van de volumemodulatie instellen (LFO1
Pitch Depth)
Door het volume te moduleren creëert u een tremolo-effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de AMP-indicator
brandt.
Waveform
Zie “Golfvorm kiezen (LFO1 Waveform)” op blz. 96.
Hier kunt u echter ook de golfvorm voor LFO2 kiezen.
97
MC-505 Handleiding
Rate
Zie “Modulatiesnelheid aanpassen (LFO1 Rate)” op
blz. 96. Hier kunt u echter ook de snelheid voor
LFO2 kiezen.
Tempo Sync
Deze parameter bepaalt of de modulatiefrequentie
van de LFO al dan niet wordt gesynchroniseerd met
het tempo van het Pattern.
De modulatiesnelheid wordt gesynchroniseerd.
ON
U kunt de LFO Rate-parameter specifiëren als
een nootwaarde.
De modulatiesnelheid hangt uitsluitend af van
OFF
de LFO Rate-waarde en wordt dus niet gesynchroniseerd met het tempo.
Key Sync
Deze parameter bepaalt of de modulatiecyclus van
de LFO al dan niet wordt gestart op het moment dat
u een toets aanslaat.
De modulatiecyclus wordt gestart op het
ON
moment dat u een toets indrukt.
De modulatiecyclus wordt niet opnieuw gestart
OFF
op het moment dat u een toets indrukt.
Delay
Fade
Time
Delay
Time
Toets inToets uit
OnIOnO
Time
LFO
Depth
Fade
OfIOfO
Time
LFO
Depth
Delay
Time
Delay
Time
Fade
Time
Fade
Time
LFO
Depth
LFO
Depth
Delay Time (0~127)
Deze parameter heeft verschillende functies, naar
gelang de Fade Mode die u hebt gekozen (zie de
afbeelding hierboven):
Specifieert de tijd tussen het indrukken van de
OnI
toets en het begin van de modulatie.
Specifieert hoe lang de modulatie duurt nadat u
OnO
de toets hebt ingedrukt.
Specifieert de tijd tussen het loslaten van de
OfI
toets en het begin van de modulatie.
Specifieert hoelang de LFO blijft doorgaan
OfO
nadat u de toets hebt losgelaten.
ON
OFF
Toets inToets inToets in
Opmerking:
Als u de Key Sync-parameter inschakelt wordt
de vibrato dus voor iedere noot opnieuw gestart. Dat levert
levendige partijen op voor bv. strijkers, aangezien die “in het
echte leven” ook nooit perfect synchroon “vibreren”. Voor
synthesizerklanken e.d. kan gesynchroniseerde vibrato (Key
Sync Off) dan weer wél werken. U laat de synchronisatie ook
best uitgeschakeld als u Tempo Sync gebruikt, zodat deze
parameters elkaar niet voor de voeten lopen.
Fade Mode
Hiermee kiest u hoe het LFO-effect wordt toegepast:
OnI
(On-In)
OnO
(On-Out)
OfI
(Off-In)
OfO
(Off-Out)
De LFO-modulatie zwelt geleidelijk aan als
u een toets indrukt.
Het effect wordt onmiddellijk toegepast als
u een toets indrukt en ebt daarna geleidelijk weg.
De modulatie zwelt langzaam aan nadat u
de toets hebt losgelaten.
De modulatie is van kracht zolang u de
toets ingedrukt houdt en sterft uit nadat u
de toets loslaat.
Fade Time (0~127)
Hiermee specifieert u hoe lang de LFO erover doet
om, na het verstrijken van de Delay Time, zijn maximumwaarde te bereiken. Hoe hoger de waarde hoe
langer dit duurt.
Offset (-100~+100)
Deze parameter “verschuift” de LFO-golfvorm
omhoog (positieve waarden) of omlaag (negatieve
waarden) ten opzichte van de centrale waarde (toonhoogte, afsnijfrequentie, enz.).
+
0
-
Pitch Depth
Zie “Diepte van de toonhoogtemodulatie instellen
(LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97.
Filter Depth
Zie “Diepte van de filtermodulatie instellen (LFO1
Pitch Depth)” op blz. 97.
Amp Depth
Zie “Diepte van de volumemodulatie instellen
(LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97.
98
Zelf klanken maken, Patches maken
Pan Depth (-63~+63)
Hiermee laat u de LFO de stereopositie moduleren.
Hoe hoger de waarde, hoe intenser de modulatie.
Negatieve waarden inverteren de golfvorm, waardoor het “pannen” in omgekeerde richting gebeurt.
Tip:
Kies voor twee Tones dezelfde modulatiesnelheid en
geef ze Pitch Depth-waarden van respectievelijk “+30” en
“-30”. De Tones worden dan in tegenfase gemoduleerd,
bijvoorbeeld voor een vibrato-effect waarbij de toonhoogtes in tegenstelde richtingen gaan.
TONE1
TONE2
Instellingen voor de hele Patch
De parameters die hieronder aan bod komen gelden
voor de hele Patch, dus nooit voor specifieke Tones.
■
Common-parameters
Met deze parameters bepaalt u hoe Tones worden
gecombineerd, welke speciale modulaties er worden
uitgevoerd, enz.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
11
PAGE
Referentie
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[1].
U komt terecht in de COMMON-pagina.
Struct 1&2/3&4 (Structure Type)
Met deze parameters kiest u de structuur (opbouw,
verbinding) van de Tones.
Opmerking:
beperkt is, werken we hier met afkortingen. Zo staat “WG”
voor Wave Generator, “FILTER “ voor Filter, “AMP” voor
Amplifier , “B” voor Booster en “R” voor Ring Modulator.
Type 1
Type 2
Type 3
Omdat het display voor dit soort parameters te
De Tones zijn geheel onafhankelijk van
elkaar. Gebruik deze structuur wanneer u
zoveel mogelijk PCM-klanken wilt gebruiken, of wanneer u gestapelde Patches wilt
maken waarbij iedere Tone een andere klank
heeft.
De filters van de eerste (1 of 3) en de tweede
Tone (2 of 4) worden gestapeld. De AMP van
de eerste Tone bepaalt de balans tussen de
twee Tones en het uitgangsvolume wordt
bepaald door de TVA van de tweede Tone.
Op deze manier wordt de filterkarakteristiek
versterkt.
Deze structuur combineert de twee filters en
vervormt de golfvormen met behulp van de
Booster (zie blz. 100).
99
MC-505 Handleiding
Hier dient het filter van Tone 1 (of 3) voor
het bewerken van de combinatie van Tone 1
Type 4
Type 5
Type 6
Type 7
Type 8
Type 9
Type 10
Opmerking:
koppel uitschakelt, dan klinkt de andere Tone automatisch
zoals hij volgens Type 1 zou klinken, ongeacht wat er in het
display wordt afgebeeld. Dit is ook het geval wanneer één van
twee Tones niet klinkt omdat u zijn nootbereik (blz. 101) of
aanslagbereik (blz. 101) hebt beperkt.
& 2 of 3 & 4. Vervolgens passeert het geluid
de Booster (vervormer) en kan daarna nog
een keer gefilterd en “gevormd” worden.
De Tones worden door de Ring Modulator
gestuurd om de boventonen te versterken. De
AMP van de eerste Tone bepaalt de balans
tussen de twee Tones en ook de diepte van de
Ring Modulator.
De filters zijn in serie geschakeld. Het niveau
van de ringmodulatie wordt ingesteld door
de balans tussen de twee Tones te regelen met
de AMP van de eerste Tone.
Het gefilterde signaal van de eerste Tone (1 of
3) en dat van de tweede worden samen naar
de Ring Modulator gestuurd. Hierdoor worden nieuwe boventonen aan het geluid toegevoegd.
Beide Tones worden door de Ring Modulator
gestuurd om extra boventonen toe te voegen
en het resultaat wordt gemixt met de originele tweede Tone. Het niveau van de ringmodulatie wordt ingesteld door de balans tussen
de twee Tones te regelen met de AMP van de
eerste Tone.
Beide Tones worden eerst door de respectievelijke filters en daarna door de Ring Modulator gehaald – voor extra boventonen. Het
niveau van de ringmodulatie wordt ingesteld
door de balans tussen de twee Tones te regelen met de AMP van de eerste Tone.
In deze Structure worden de Tones eerst
gefilterd en dan pas naar de Ring Modulator
gestuurd. Met de AMP van de eerste Tone (1
of 3) kunt u de intensiteit van de ringmodulatie instellen door het volume van die Tone
te verminderen of op te voeren.
Als u Type 2~10 selecteert en één Tone van een
Booster 1&2/3&4 (0, +6, +12, +18)
Met deze parameter bepaalt u (voor Tones 1&2 en
3&4 gescheiden) het niveau van de Booster (bij
TYPE 3 of TYPE 4). Hoe groter de waarde, hoe sterker de golfvorm(en) wordt (worden) bewerkt.
Wat is een Booster? (B)
Een Booster is een schakeling die het ingangssignaal
vervormt (misschien herinnert u zich nog die gitaarvervormers die dezelfde benaming hadden).
Dit kunt u niet alleen gebruiken voor vervorming,
maar ook voor effecten die lijken op PWM (Pulse
Width Modulation, een bewerking waarbij de harmonische structuur voortdurend verandert). Voor
dit laatste moet u een uiterst lage (subsonische) frequentie voor WG1 (Tone 1 of 3) instellen en de
toonhoogte van WG2 (Tone 2 of 4) laten variëren
d.m.v. de LFO op de toonhoogte. Het zou ook interessant zijn om te experimenteren met de Wave Gain
parameter.
WG1 fungeert als LFORegelt het uitgangssignaal van WG1
WG1AMP
B
WG2
WG2
WG1 verschuift
de golfvorm
Hierdoor verschuift het punt
waarop de golfvorm vervormt
Wat is een Ring Modulator? (R)
Ringmodulatie combineert de golfvormen van twee
Tones. Hierdoor ontstaat een nieuwe golfvorm, met
boventonen die niet gelijk zijn aan gehele veelvouden van de grondtoon en die niet bestonden in één
van de originele golfvormen (in het algemeen is het
zo dat, wanneer u uitgaat van een golfvorm die geen
sinus is, de boventonen niet gelijkmatig verdeeld zijn
over het totale geluidsspectrum). Hierdoor ontstaan
metaalachtige klanken waarin vaak nauwelijks een
bepaalde toonhoogte te ontdekken is, omdat de
boventonen anders zijn voor iedere mogelijke toonhoogte van de golfvorm.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.