Roland MC-505 QUICK START [nl]

+
0&
*URRYHER[
Bedankt voor en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland MC-505 Groovebox. De MC-505 is de uitgebreide en verbeterde opvolger van de MC-303 Groovebox, die in 1996 zijn sensationele
entree in de danswereld maakte. Naast de laatste klanken en patronen herbergt de MC-505 in zijn compacte behui­zing een waaier aan nieuwe, krachtige functies. Door het grote aantal knoppen en regelaars blijft de bediening erg intuïtief en “muzikaal”. Bovendien maken de uitgebreide realtime-mogelijkheden van de sequencer de MC-505 tot een uitgesproken live-instrument.
Goed nieuws is dat u ook als totale muziekleek met de MC-505 gesofisticeerde dance-tunes voor elkaar krijgt. De MC-505 werkt zo handig dat hij al snel een onmisbaar stuk gereedschap wordt, of u nu DJ bent, dansmuziek com­poneert, of beide.
We raden u aan om deze handleiding helemaal door te lezen. Op die manier ziet u geen enkele mogelijkheid van uw nieuwe aanwinst over het hoofd en kunt u er jarenlang plezier aan beleven.
MC-505 Handleiding
Hoe is deze handleiding opgebouwd?
De handleiding bestaat uit twee delen: “Aan de slag” en “Referentie”. “Aan de slag” is voor ongeduldige mensen die een instrument recht uit de doos willen gebruiken (dat geldt waar-
schijnlijk voor de meesten onder ons). In dit deel passeren de voornaamste functies van de MC-505 de revue, zon­der dat daarbij op details wordt ingegaan.
Die details vindt u wél in “Referentie”, waarin werkelijk iedere functie aan bod komt en u verder nog aanvullende informatie zoals MIDI-implementatie e.d. vindt.
Doorheen deze handleiding worden de volgende typografische conventies aangehouden:
Namen van knoppen worden tussen vierkante haken geplaatst, bijvoorbeeld: [PLAY].
Bij een vermelding zoals PAGE [<][>] bedoelen we dat u één van deze knoppen moet indrukken (de knop die op dat moment relevant is).
Verwijzingen naar verwante onderwerpen in deze handleiding worden voorafgegaan door een “ ☞ “.
Of een indicator niet brandt/brandt/knippert wordt als volgt aangegeven:
brandt niet brandt
knippert
2
Voorzorgsmaatregelen
V
P
O
A
Voorzorgsmaatregelen
oeding
Schakel de MC-505 en de overige instrumenten altijd uit voordat u ze op elkaar aansluit.
Sluit het netsnoer van de MC-505 nooit aan op een stop­contact waar andere apparaten, die brom of ruis veroorza­ken (b.v. dimmers, motoren enz.) of veel vermogen trek­ken, op zijn aangesloten.
Let, bij het aansluiten van het netsnoer op het lichtnet, op het voltage.
Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer en zorg dat er niemand over kan struikelen. Trek, bij het verbreken van de aansluiting op het lichtnet, altijd aan de stekker zelf en nooit aan het netsnoer om de draden niet te beschadigen.
Als u de MC-505 lange tijd niet wenst te gebruiken, ver­breekt u best de aansluiting op het lichtnet.
Het zou kunnen gebeuren dat de MC-505 niet naar beho­ren werkt wanneer u hem onmiddellijk na uitschakelen weer inschakelt. Wacht dus telkens een paar seconden voor­dat u hem weer inschakelt.
laatsing
Om problemen te vermijden, dient u de MC-505 te be­schermen tegen direct zonlicht, hitte, vochtigheid en stof.
Plaats de MC-505 niet te dicht in de buurt van een neon­licht, een fluorescerende lamp, een TV-toestel of ander, ge­lijkaardig materiaal dat enerzijds ruis door interferentie, en anderzijds allerlei fouten kan veroorzaken.
nderhoud
Gebruik, voor het reinigen van het instrument, enkel een zachte, droge of lichtjes bevochtigde doek. Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een neutraal reinigingsmid­del. Wrijf de MC-505 daarna droog met een zachte doek.
Gebruik nooit oplosmiddelen zoals bv. verfverdunners want deze kunnen de behuizing beschadigen.
ndere voorzorgsmaatregelen
Behandel de MC-505 zachtjes.
Laat geen voorwerpen (muntstukken, metalen draad enz.) of vloeistoffen (water, alcohol, sap enz.) in het inwendige terechtkomen.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde Roland herstel­dienst voordat u de MC-505 in het buitenland gebruikt.
Als de MC-505 niet naar behoren werkt, schakel hem dan onmiddellijk uit en neem contact op met uw dealer of de Roland hersteldienst.
Belangrijk
• De Patches, frases en Patterns in dit product zijn auteurs­rechtelijk beschermd. U mag ze gebruiken om nieuwe Pat­terns, songs enz. te maken, maar het is verboden om de klanken of patronen van de MC-505 te verspreiden via het internet, CD-ROM’s of gelijk welke andere drager van ana­loge of digitale data.
• De MC-505 bewaart een deel van zijn data in een zgn. flash-geheugen. Schakelt u de MC-505 uit terwijl er data naar dit geheugen worden geschreven, dan is er een grote kans dat er data worden beschadigd. Schakel daarom de MC-505 nooit uit en verwijder de geheugenkaart niet wan­neer u de volgende prompt te zien krijgt:
3
MC-505 Handleiding
Voornaamste kenmerken
Krachtige synthesizermodule
De klanken van de MC-505 worden geleverd door een krachtige synthesizermodule. De voornaamste parameters (zoals de filter- en ADSR-instellingen) hebben eigen regelaars op het frontpaneel, zodat de bediening even vlot en intuïtief kan verlopen als op uw favoriete vintage instrument. Dat neemt niet weg dat de MC-505 ook dienst kan doen als multitim­brale klankmodule met acht Parts.
Schitterende, eigentijdse Patterns
De MC-505 heeft 248 fantastische Preset Patterns en 466 RPS-Patterns aan boord. Die bestrijken een stijl­palet van Techno tot Reggae – de MC-505 zit dus nooit om een muziekgenre verlegen.
Te gekke klanken
De 512 klanken en 26 Rhythm Sets van de MC-505 zijn op maat gesneden van de hedendaagse dansmu­ziek, en tellen uiteraard obligate klassiekers als de TB-303, JUNO, JUPITER en TR-808/909 in hun rangen. Bovendien is dit indrukwekkende klankpalet slechts een begin, want de MC-505 nodigt zonder meer uit tot het zelf maken van klanken.
Drie digitale effectprocessors
De drie effectprocessors maken gebruik van geavan­ceerde DSP-techniek (digitale signaalverwerking). Dat levert uitstekende Reverb- (galm), Delay- (echo) en EFX-effecten. Die EFX-processor biedt 24 effect­types, speciaal gekozen voor dansmuziek.
Zes uitgangen
Naast de stereo-uitgangen biedt de MC-505 nog vier directe uitgangen (tweemaal stereo of vier maal mono). Die kunt u gebruiken om individuele instru­menten extern te bewerken.
Sequencer onthoudt uw ideeën
De sequencer van de MC-505 kan de volgorde ont­houden waarin u Patterns kiest, maar hij kan ook melodieën, solo’s, regelbewegingen enz. optekenen.
Het interne geheugen biedt plaats aan zo’n 95000 noten (maximaal 200 Patterns). Met een SmartMedia-datakaart verhoogt u die capaciteit tot ongeveer 480000 noten (maximaal 200 Patterns).
MEGAMIX
Met de MEGAMIX-functie kunt u tijdens de weerga­ve andere partijen kiezen voor bv. de bas, de drums, enz. U hoeft ze dus niet zelf te programmeren –laat gewoon uw ritmegevoel spreken en bouw een feestje!
Arpeggiator maakt notenreeksen
Voor blitse, complexe notenreeksen hoeft u zich niet uit de naad te werken – dat doet de arpeggiator wel voor u. Eén toets indrukken volstaat.
RPS (Real Time Phrase Sequence)-functie
De RPS-functie laat u met één toetsdruk een muzika­le partij spelen. Dat kan alles zijn: een akkoorden­reeks, een melodisch motiefje, een drum-fill, u bedenkt het maar...
Play Quantize wijzigt de groove tijdens de weerga-
ve
De MC-505 biedt drie types Play Quantize: Grid, Groove en Shuffle. Met een draai aan de regelaar wij­zigt u de groove van de muziek.
Live-instrument
De MC-505 is instrument met uitgesproken live­mogelijkheden. Zo kunt u de weergave van ieder(e) Part of ritme-instrument met één knopdruk in- of uitschakelen en kunt u Parts tijdens de weergave transponeren. Met het ingebouwde mengtafeltje (de Part Mixer) regelt u het volume van de Parts, en natuurlijk kunt u alle voorname klankparameters rechtstreeks via handige regelaars wijzigen. De bewe­gingen van die regelaars kunnen trouwens als MIDI­commando’s worden gezonden.
DBeam Controller
De DBeam Controller is een nieuw type speelhulp dat u bedient door uw hand erover te bewegen. Dat levert nieuwe expressieve mogelijkheden op en het ziet er bovendien leuk uit!
Opmerking:
toestemming van Interactive Light, Inc.
Low Boost voor vette bassen
De populaire Low Boost-functie van de MC-303 werd opnieuw onder de loep genomen. Het resultaat is een nog krachtiger bas, met ondermeer een Octa­ve-functie die een suboctaaf aan het geluid toevoegt.
De DBeam-technologie wordt gebruikt met de
4
Voornaamste kenmerken
5
MC-505
Handleiding
Inhoud
Hoe is deze handleiding opgebouwd? 2
Voorzorgsmaatregelen 3
Voornaamste kenmerken 4
Inhoud 6
DEEL I. — AAN DE SLAG 13
1. Voorzieningen op de panelen 13
1.1 Frontpaneel, 13
1.2 Achterpaneel, 15
2. Voor u aan de slag gaat 16
2.1 Aansluitingen, 16
2.2 Inschakelen, 17
2.3 Uitschakelen, 17
2.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden, 18
3. Structuur van de MC-505 19
4. Demosongs beluisteren 20
5. “Low Boost” zorgt voor vette bassen 21
6. Patterns weergeven 22
6.1 Kiezen en weergeven, 22
Snel Patterns kiezen, 23 Snel waarden wijzigen, 23 Springen naar een categorie, 23
6.2 Instrumenten in- en uitschakelen, 23
6.3 Volume en stereopositie per instrument instellen, 25
Verschillende instellingen tegelijk wijzigen, 25 Fade-in effecten, 26 Grafisch display, 26 Parameters kiezen in omgekeerde richting, 26
6.4 “Groove” van een Pattern wijzigen, 26
6.5 Pattern transponeren, 27
8. Geluid wijzigen met de regelaars 31
8.1 Helderheid van het geluid regelen (Cutoff), 31
8.2 Resonantie toevoegen aan het geluid, 31
8.3 Modulatie toevoegen, 32
9. Effecten toevoegen 34
9.1 Galm toevoegen, 34
9.2 Echo toevoegen, 35
9.3 Andere effecten toevoegen (EFX), 36
Effecttypes kiezen, 37 Effecten in- en uitschakelen, 38 Grafisch display, 38
10. Frases combineren tot nieuwe Patterns (MEGAMIX) 39
11. Arpeggio’s weergeven 40
12. Frases met één toets spelen (RPS) 42
RPS-sets kiezen met de OCTAVE-knoppen, 43
13. Patterns aansturen met de “DBeam Controller” 44
13.1 Tempo en toonhoogte tegelijk aansturen, 44
13.2 Cutoff en Resonance tegelijk aansturen, 44
13.3 “Ad-lib” improvisaties spelen, 45
Toonaard en toonladder van de ad-lib improvi­satie instellen, 45
14. Eenvoudige Patterns maken 46
14.1 Drums opnemen, 47
14.2 Bas en akkoorden opnemen, 49
14.3 Arpeggio’s opnemen, 51
14.4 Melodie en geluidseffecten opnemen, 53
14.5 Snare-drum fill-in opnemen, 55
14.6 Afwerking, 56
14.7 Pattern opslaan, 57
14.8 Pattern overdoen, 58
15. Song weergeven 59
7. Kennismaken met de klanken 28
7.1 Patches kiezen, 28
Toonhoogtebereik verschuiven, 29
7.2 Rhythm Sets kiezen, 29
6
16. Eenvoudige song programmeren 60
16.1 Song opslaan, 61
Structuurdiagram, 62
DEEL II. — REFERENTIE 63
17. Even voorstellen: de MC-505 63
1.1 Hoe zit de MC-505 in elkaar?, 63
1.2 Klankbron, 63
Tones en Patches, 63 Rhythm Set, 64 Parts, 64 Polyfonie, 64
1.3 Sequencer, 65
Patterns, 65 Songs, 65
1.4 Geheugen, 65
Systeemgeheugen, 66 User-geheugen, 66 Preset-geheugen, 66 Tijdelijk geheugen, 66 Geheugenkaart, 66
1.5 Basisbediening, 66
Waarden wijzigen, 66 Wijziging annuleren (Undo/Redo), 66
18. Patterns weergeven 68
2.1 Weergave, 68
Kijken uit hoeveel maten een Pattern bestaat, 69
2.2 Tempo wijzigen, 69
Tempo wijzigen met het [VALUE]-wiel, 69 Tempo wijzigen met de [TAP]-knop, 69
2.3 Partijen uitschakelen, 69
Parts uitschakelen (Part Mute), 70 Slagwerkinstrumenten uitschakelen (Rhythm Mute), 70
2.4 Transponeren tijdens de weergave (Real­time Transpose), 71
Met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel, 71 Met de klaviertoetsen, 71
2.5 Extra partijen spelen op het klaviertje, 71
Octaafligging van het klaviertje verschuiven (Octave Shift), 72
2.6 Klanken (Patches) kiezen, 72
2.7 Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer, 73
Volume regelen, 73 Stereopositie regelen, 73 Transponeren, 74
2.8 Parts toewijzen, 74
2.9 Patterns opslaan, 75
Instellingen kopiëren en initialiseren, 76
2.10 Geluid wijzigen met de regelaars (tijdens de weergave), 77
Geluid van een hele Patch wijzigen, 77 Geluid van een Tone wijzigen, 77 Geluid van slagwerkinstrumenten wijzigen, 78 Tijdens de weergave opnieuw de originele in­stellingen van het Pattern kiezen, 78 Weergaveparameters opfrissen (MIDI Update), 79
2.11 Patterns kiezen met de klaviertoetsen (Pattern Set), 79
Pattern Sets gebruiken, 79 Inhoud van een Pattern Set wijzigen, 79 Gewijzigde Pattern Set opslaan (Pattern Set Write), 80
19. Zelf klanken maken 81
3.1 Patches maken, 81
Algemene werkwijze, 81 Basisgolfvorm kiezen (Wave/FXM), 82 Toonhoogte wijzigen (PITCH), 83 Toonhoogte laten evolueren (Pitch Envelope), 84 Klankkleur aanpassen (FILTER), 86 Klankkleur laten evolueren (Filter Envelope), 89 Volume en stereopositie aanpassen (AMPLIFIER), 91 Volume laten evolueren (Amplifier Envelope), 94 Geluid moduleren (LFO), 95 Instellingen voor de hele Patch, 99 Speelhulpen toewijzen, 103 Patches opslaan (Patch Write), 104
3.2 Rhythm Sets maken, 106
Algemene werkwijze, 106 Basisgolfvorm kiezen (Wave), 107 Toonhoogte wijzigen (PITCH), 107 Toonhoogte laten evolueren (Pitch Envelope), 108 Klankkleur aanpassen (FILTER), 110 Klankkleur laten evolueren (Filter Envelope), 111 Volume en stereopositie aanpassen (AMPLIFIER), 113 Volume laten evolueren (Amplifier Envelope), 114 Pitch Bend-bereik instellen, 116 Effecten/uitgangen kiezen voor de Rhythm Tones, 116 Rhythm Sets opslaan (Rhythm Set Write), 117
7
MC-505
Handleiding
20. Effecten 121
4.1 Reverb, 121
Reverb-type kiezen, 121 Lengte van de Reverb instellen (Reverb Time), 122 Klankkleur van de galm aanpassen (HF Damp), 122 Totaalvolume van de galm (Reverb Level), 122 Volume van de Reverb per Part, 122 EFX-signaal door de Reverb halen, 123 Instellen via het display, 123
4.2 Delay, 123
Delay-type kiezen (Delay Type), 124 Vertragingsinterval instellen (Delay Time), 124 Aantal herhalingen instellen (Feedback Level), 124 Totaalvolume van de Delay (Delay Level), 125 Volume van de Delay per Part, 125 EFX-signaal door de Delay halen, 125 Overige parameters, 126
4.3 EFX (verschillende effecten), 127
EFX-type kiezen, 127 4 Band EQ, 128 Spectrum (geluid kleuren), 129 Enhancer, 129 Overdrive, 130 Distortion, 130 Lo-Fi, 131 Noise Generator, 131 Radio Tuning, 132 Phonograph, 132 Compressor, 133 Limiter, 133 Slicer, 134 Tremolo, 134 Phaser, 135 Chorus, 135 Space D, 136 Tetra Chorus, 137 Flanger, 137 Step Flanger, 138 Short Delay, 139 Auto Pan, 139 Feedback Pitch Shifter, 140 Reverb, 141 Gate-Reverb, 141 Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen, 141
Range), 145
5.3 Geavanceerde parameters, 145
5.4 Gewijzigde Arpeggio opslaan (Arpeggio Write), 147
22. Frases weergeven vanaf het klavier (RPS) 148
6.1 Frases aansturen met RPS, 148
6.2 Frases opslaan in een RPS Set, 149
6.3 Inhoud van een frase wijzigen, 150
Parameters wijzigen met de Part Mixer, 150 Patches kiezen voor RPS-Parts, 150
6.4 RPS Set opslaan (RPS Set Write), 150
23. “Groove” van een Pattern wijzigen (Play Quantize) 152
7.1 Part kiezen die u wilt quantiseren, 152
7.2 Grid Quantize, 152
Resolutie instellen, 152 Grid Quantize toepassen, 153
7.3 Shuffle Quantize, 153
Shuffle Quantize toepassen, 153
7.4 Groove Quantize, 154
Sjabloon kiezen, 154 Groove Quantize toepassen, 155
24. MEGAMIX: andere partijen kiezen voor een Pattern 157
8.1 Andere frases kiezen, 157
8.2 Patterns buiten het regelbereik kiezen, 158
8.3 Gewijzigd Pattern opslaan, 158
25. Functies van de DBeam Controller 159
9.1 DBeam Controller gebruiken, 159
21. Arpeggiator gebruiken 143
5.1 Arpeggio’s spelen, 143
5.2 Arpeggio-patroon maken, 143
Arpeggio-stijl (Style), 144 “Feel” van de arpeggio wijzigen (Accent Rate), 145 Octaafbereik van de arpeggio wijzigen (Octave
8
9.2 Beschikbare “Types”, 159
01: Modulation-A(ll), 159 02: Modulation-S(ingle), 160 03: Pitch Bend-A(ll), 160 04: Pitch Bend-S(ingle), 160 05: Cut+Reso1-A(ll), 160 06: Cut+Reso1-S(ingle), 160 07: Cut+Reso2-A(ll), 160 08: Cut+Reso2-S(ingle), 161 09: Cut+Reso3-A(ll), 161 10: Cut+Reso3-S(ingle), 161 11: Part Pan-A(ll), 161 12: Part Pan-S(ingle), 161 13: Cross Pan, 161 14: Cross Dr(u)m Pan, 162 15: Key Shift-A(ll), 162 16: Key Shift-S(ingle), 162 17: Reverb Level, 162 18: Delay Level, 162 19: EFX Ctrl1, 162 19: EFX Ctrl2, 162 19: EFX Ctrl3, 162 22: Start/Stop, 162 23: All Mute, 163 24: Turntable, 163 25: Arp(eggio) Range, 163 26: Note+Bnd, 163 27: Adlib1, 163 28: Adlib2, 163
26. Patterns opnemen 165
10.1 Realtime opname, 165
Opnameprocedure, 165 Andere Part kiezen tijdens de opname, 167 Arpeggio’s opnemen, 167 Regelbewegingen (Modify Data) opnemen, 168 Bewegingen in de Part Mixer opnemen, 168 Naadloze overgangen tussen Patterns, 168 Mutes opnemen, 169 Tempowijzigingen opnemen, 169 Data wissen tijdens de opname (Realtime Erase), 169
10.2 Step opname, 170
Opnameprocedure, 171 Noten één voor één opnemen (Step opname 1), 171 Akkoorden, rusten, enz. invoeren, 172 Individuele slagwerkinstrumenten opnemen (Step opname 2), 173
10.3 Individuele noten editen (Microscope Edit), 176
Opgenomen noten afbeelden, 176 Welke data kunt u wijzigen?, 177 Parameters van een opgenomen noot
wijzigen, 177 Data wissen (Delete Event), 178 Data invoegen (Insert Event), 178 Data invoeren met het klavier en de regelaars, 179 Data verplaatsen, 179 Data verbergen (View Filter), 179
10.4 Resterende geheugenruimte controleren (Memory Info), 180
Temp(orary), 180 User (Memory), 180 Card (Memory), 180
27. Pattern editen (Pattern Edit) 181
11.1 Deel van een Pattern kopiëren (Pattern Copy), 181
11.2 Data wissen (Erase), 182
11.3 Maten verwijderen (Delete Mes), 183
11.4 Lege maten invoegen (Insert Measure), 184
11.5 Toonaard wijzigen (Transpose), 184
11.6 Volume van noten wijzigen (Change Velocity), 185
11.7 Lengte van noten wijzigen (Change Gate Time), 185
11.8 Timing aanpassen (Shift Clock), 186
11.9 Onnodige data uitdunnen (Data Thin), 187
11.10Play Quantize-instellingen toepassen op een Pattern (Edit Quantize), 187
11.11Globale timing van een Pattern wijzigen (Reclock), 188
28. Song creëren 189
12.1 Song weergeven, 189
12.2 Song opnemen, 190
12.3 Songs opslaan (Song Write), 190
29. Song editen (Song Edit) 192
13.1 Song kopiëren (Song Copy), 192
13.2 Patterns verwijderen (Delete Pattern), 192
13.3 Patterns invoegen (Insert Pattern), 193
30. Geheugenkaart gebruiken 194
14.1 Mogelijke toepassingen, 194
Welke geheugenkaarten kunt u in de MC-505 gebruiken?, 194 Kaart insteken en verwijderen, 194
14.2 Kaart formateren (Format), 194
14.3 Kopie van het interne geheugen op kaart zetten (User Backup), 195
9
MC-505
Handleiding
14.4 Backup opnieuw in het interne geheugen laden (Backup Load), 195
14.5 Backup van de kaart wissen (Backup Delete), 196
14.6 Kaart dupliceren (Card Duplicate), 196
31. Systeeminstellingen 198
15.1 Instellingen die verband houden met klankbron en toonhoogte, 198
Globale toonhoogte instellen (Master Tune), 198 Individuele noten stemmen (Scale Tune), 198 Overgang tussen Patches (Patch Remain), 199 Polyfonie per Part specifiëren (Voice Reserve), 199 Resonantiebereik instellen (Resonance Limiter), 199
15.2 Instellingen voor speelhulpen, 199
Contrast van het display aanpassen (LCD Contrast), 199 Aanslagwaarde van de pads (Pad Velocity), 199 Pedaalfunctie kiezen, 200 Pdl Pola (Pedal Polarity), 200 Functie van de DBeam Controller kiezen, 200
15.3 Sequencer-instellingen, 200
Sync Mode, 201 Synchronisatiecommando’s zenden (Sync Out), 201 Song herhalen (Loop Mode), 201 Volume van de metronoom aanpassen (Metro­nome Level), 201 RPS weergavetiming instellen (RPS Trigger Quantize), 201 Arpeggio’s synchroniseren (Arpeggio Sync), 202 Automatisch de Checksum berekenen (Auto Checksum), 202 Tap Tempo uitschakelen (Tap Switch), 202 Resolutie van de Tap Tempo-functie bepalen (Tap Resolution), 202
15.4 MIDI-instellingen, 202
Extern MIDI-klavier gebruiken (Remote Key­board Switch), 202 Verschillende MC-505’s tegelijk gebruiken (Device ID Number), 203 Ontvangen MIDI-commando’s weer naar MIDI OUT zenden (Thru Function), 203 MIDI-ontvangst voor iedere Part in- of uitschakelen (MIDI Rx Switch), 203 Verbinding tussen het klaviertje en de interne klankbron opheffen (Local Tx Switch), 203 Kanaal kiezen waarop u arpeggio’s aanstuurt (Arpeggio Control Channel), 203 Kanaal kiezen waarop u RPS aanstuurt (RPS
Control Channel), 203 Specifiëren hoe data van de regelaars worden gezonden (Edit Transmit/Receive Mode), 203 MIDI-ontvangstschakelaars, 204 MIDI-zendschakelaars, 204
32. MIDI 205
16.1 Wat is MIDI?, 205
MIDI-connectors, 205 MIDI-kanalen, 205
16.2 MC-505 vanuit een extern MIDI-klavier aansturen, 206
Als de Remote Keyboard Switch op “ON” staat, 206 Als de Remote Keyboard Switch op “OFF” staat, 206
16.3 RPS-frases of arpeggio’s aansturen vanuit een extern MIDI-klavier, 206
RPS aansturen, 206 Arpeggio’s aansturen, 207
16.4 MC-505 verbinden met een workstation (of computer), 207
16.5 Extern MIDI-instrument aansturen, 208
Sampler aansturen met de MC-505, 208
16.6 MIDI-klankmodule aansturen vanuit de MC-505, 209
Voorbeeld 1, 209 Voorbeeld 2, 209
16.7 Externe sequencer met de MC-505 synchroniseren, 209
16.8 MC-505 met een externe sequencer synchroniseren, 210
16.9 Twee MC-505’s synchroniseren, 210
16.10Data via MIDI wegschrijven (Bulk Dump), 211
MC-505 data in een externe sequencer opnemen, 211 Data van een MIDI-sequencer opnieuw in de MC-505 laden, 211
DEEL III. — APPENDIX 213
Kookboek 213
1.1 Klanken maken, 213
Synth Lead, 213 Synth Bass, 214 Synth Strings, 215 Synth Brass, 216
10
1.2 Voorbeelden van EFX-instellingen, 217
“Gedempt” geluid, 217 “Lo-Fi” geluid, 217 Definitie verbeteren, 217 Vervormd TB-303 geluid, 217 Lage sample-resolutie, 218 Radio Simulation, 218 Pattern “in mootjes hakken”, 218 Straaljager, 218 Auto Panning Delay, 219 Auto Panning Drums, 219 “Omgekeerd” geluid, 219
33. Mogelijke problemen 220
Geen geluid, 220 Noten vallen weg, 220 Als u de toetsen loslaat blijven de noten doorklinken, 220 Noten “blijven hangen” tijdens de weergave van Patterns, 220 Sequencer werkt niet, 220 U hoort geen effecten, zelfs niet als u het EFX volume verhoogt, 220 Toonhoogte klopt niet, 221 Play Quantize werkt niet, 221 Noten worden vertraagd of onregelmatig weergegeven, 221
34. Foutmeldingen 222
35. Golfvormen 224
36. Preset Patches 226
37. Preset Rhythm Sets 230
38. Preset Patterns 237
39. RPS Patterns 242
40. RPS Sets 250
41. Controlenummers 254
42. MIDI-implementatie 255
43. Specificaties 257
44. Index 259
11
MC-505
Handleiding
12
DEEL I. AAN DE SLAG
Voorzieningen op de panelen
1.
1.1 Frontpaneel
1
VOLUME
MIN
PLAY QUANTIZE
16
TIMING
VELOCITY
REVERB DELAY EFX
18
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB LEVEL
WRITE
27
INITIALIZE
KEYBOARD PAD
OCTAVE
HOLD
PTN
CALL
25
MAX
UNDO/
REDO
PARAM COPY
TRANS
POSE
RPS
2
LOW BOOST
MIN
MAX
GRID
GROOVE
SHUFFLE
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
28
SCALE
-
EDIT
REALTIME ERASE
SHIFT
OCTAVE
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
29
30
31
PATCH
D BEAM CONTROLLER
-
TURN TABLE
+
CUT RESO AD LIB
PART
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
COPY
ERASEPTN/SONG
ARPEGGIO
PITCH
WAVE/FXM
63
PATCH
T3 T4
CYM
TOM/PERC
NEXT
PRESET USER CARD
REVERB DELAY EFX
TONE SELECT
17
ON
PAR T MUTE
RHYTHM
MUTE
ON
MODE
MUTE CTRL
FUNC
5
LEVEL
PAN
KEYSHIF T
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
20
4
CURRENT
SONG
TEMPO /MIXER
PTN
T1
7
DISPLAY BANK
PTN/
PTN
SONG
SET
19
BD
SD
HH
TONE SWITCH
T2
RPS SET
PART MIXER
CLP
26
DELETE INSERT
GROOVE SHUFFLEGRID
PLAY QUANTIZE SETUP SYSTEM
P-ENV LFO 2
PITCH FILTER LFO
TRANSPOSE CHG VELO
REVERB DELAY EFX SEQ OUT
F-ENV LEVEL PAN A-ENV
FILTER
CHG GATE
SHIFT CLK DATA THIN QUANTIZE
TUNE/ SOUND
LFO 1
CONTROLLER
MEMORY CARD
MIDI
SLAVE
8
HIT
OTHERS
12 13 14 15 16
RECLOCK
SEQUENCER
MIDI
COMMON
SOLO/
COMMON
WAVE
SELECT
ENVELOPE
DEPTH
DEC INC PAGE
21
MEMORY INFO
PORTA
MOD
PITCH BEND
CONTROLAMPLIFIER
109
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
12
D
21
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
23
CARD DUMP
AFTER TOUCH
CATEGORY
RHY TONE
LPF
BPF
HPF
PKG
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
13
RSA
22
11
FILTER/AMPLIFIER
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
RESONANCE
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
ON
SOLO
TIME
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
STOP PLAY REC
32
TAP
TONE PAN
MEASURE
Aan de slag
14
15
24
1) VOLUME-regelaar
Hiermee regelt u het totaalvolume van de MC-505.
2) LOW BOOST-blok
Hiermee regelt u de versterking van de lage tonen.
3) D BEAM CONTROLLER-blok
Door uw hand hierover te bewegen kunt u verschil­lende effecten en parameters aansturen.
4) MODE-blok
Hiermee kiest u de bedieningsmode.
5) FUNC-knop
Hiermee kiest u alternatieve functies voor de knop­pen.
6) CURRENT-display NEXT-display LCD-display BEAT-indicator
MIDI-indicator SLAVE-indicator
Deze beelden nuttige informatie af.
7) DISPLAY-blok
Met deze knoppen bepaalt u wat er in het display wordt afgebeeld.
8) BANK-blok
Hiermee kiest u de bank waaruit u een Bank of Pat­tern wilt kiezen.
9) WAVE SELECT-knop
Hiermee kiest u de golfvorm die de basis van het geluid vormt.
10)PITCH-blok
Hiermee regelt u de toonhoogte van het geluid.
13
MC-505 Handleiding
11)FILTER/AMPLIFIER-blok
Hiermee regelt u de helderheid en de dynamiek van het geluid.
12)ENVELOPE-blok
Hiermee regelt u het verloop van toonhoogte, klank­kleur en volume.
13)ENV SELECT-knop
Met deze knop bepaalt u voor welke klankcompo­nent de instellingen uit de ENVELOPE- en LFO­blokken gelden.
14)LFO1-blok
Dit blok voegt een cyclische modulatie toe aan het geluid.
15)PORTAMENTO-blok
Hiermee bedient u de Portamento- en Solo-functies, die te maken hebben met de manier waarop het kla­vier werkt.
16)PLAY QUANTIZE-blok
Hiermee wijzigt u de groove van het pattern.
17)ARPEGGIATOR-blok
Hiermee maakt u instellingen voor de arpeggiator.
18)REVERB/DELAY/EFX-blok
Hiermee regelt u de effecten.
19)PART MIXER-blok
Met deze regelaars kunt u verschillende Part-para­meters aansturen.
20)PART SELECT/TONE SELECT-knoppen
Hiermee kiest u Parts/Tones/Rhythm-groepen en schakelt u instrumenten in en uit.
Tijdens de opname dienen deze knoppen om de aan­slagwaarde en de duur te selecteren.
21)INC/DEC-knoppen
VALUE-wiel
Hiermee wijzigt u de waarde van parameters.
22)PAGE</PAGE>-knoppen
Hiermee “bladert” u door de display-pagina’s. Bij het invoeren van namen verplaatst u hiermee de cur­sor.
23)ENTER/EXIT-knoppen
Met deze knoppen bevestigt/annuleert u een hande­ling of verlaat u een pagina met instellingen.
24)SEQUENCER-blok
Met deze knoppen bedient u de opname- en weerga­vefuncties van de sequencer.
25)KEYBOARD PAD-blok
Hiermee kiest u de functie van de klaviertoetsen als­ook het octaaf waarin u speelt enz.
26)Klaviertoetsen
Hiermee bespeelt u de MC-505 of kiest u Patterns of RPS-patronen. Normaal komt de “2”-toets overeen met C4.
27)WRITE-knop
Druk op deze knop om een Pattern of Patch op te slaan of om een parameter te initialiseren.
28)UNDO/REDO-knop
Druk op deze knop om een operatie te annuleren of om een parameter te kopiëren.
29)SCALE-knop
Met deze knop kiest u tijdens het stap-voor-stap opnemen de nootwaarde.
30)EDIT-knop
Met deze knop kiest u de editpagina’s voor een klank of Pattern.
31)SHIFT-knop
Deze knop dient om alternatieve functies van andere knoppen aan te spreken.
32)TAP-knop
Door ritmisch op deze knop te tikken kunt u het tempo instellen.
Opmerking:
blokken die in het wit zijn aangeduid kunt u opnemen in een Pattern.
De bewegingen van regelaars of knoppen in
14
1.2 Achterpaneel
Voorzieningen op de panelen, Achterpaneel
Aan de slag
7
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
WARNING:
TO REDUCE THE RISK OF FIRE OR ELECTRIC SHOCK, DO NOT EXPOSE THIS APPLIANCE TO RAIN OR MOISTURE.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
THIS CLASS B DIGITAL APPARATUS MEETS ALL REQUIREMENTS OF THE CANADIAN INTERFERENCE-CAUSING EQUIPMENT REGULATIONS. CET APPAREIL NUMÉRIQUE DE LA CLASSE B RESPECTE TOUTES LES EXIGENCES DU RÈGLEMENT SUR LE MATÉRIEL BROUILLEUR DU CANADA. THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
1) PHONES-uitgang
Hierop kunt u een hoofdtelefoon aansluiten.
2) OUTPUT-connectors
MIX L (MONO), R/DIRECT1 L (MONO), R/ DIRECT2 L (MONO), R
Deze uitgangen moet u met uw mixer, versterker, stereo-installatie enz. verbinden. Gebruik steeds audiosnoeren (los verkrijgbaar) van een degelijke kwaliteit.
3) PEDAL-ingang
Hierop kunt u een voetschakelaar aansluiten, die verschillende functies kan aansturen.
4) MIDI IN/OUT-connectors
Via deze connectors kunt u de MC-505 met externe MIDI-instrumenten verbinden. Gebruik hiervoor speciale MIDI-kabels (los verkrijgbaar).
5) MEMORY CARD-aansluiting
Deze aansluiting biedt plaats aan een (los verkrijgba­re) SmartMedia-kaart.
6) AC-ingang
Sluit hier de bijgeleverde stroomkabel op aan.
7) POWER-schakelaar
Hiermee schakelt u de MC-505 in en uit.
S2M-5/S4M-5
23456
The DBeam has been licensed from Interactive Light, Inc.
1
15
MC-505 Handleiding
Voor u aan de slag gaat
2.
2.1 Aansluitingen
De MC-505 bevat geen ingebouwde versterker of luidsprekers. U bent dus aangewezen op externe versterking (bv. twee KC-100’s, KC-300’s of KC-500’s) of op een hoofdtelefoon. Het onderstaande diagram maakt één en ander duidelijk.
Opmerking:
uw verdeler.
Audiokabels, MIDI-kabels, hoofdtelefoon en voetschakelaars worden niet meegeleverd. U kunt deze apart verkrijgen bij
Stereo-hoofdtelefoon
CAUTION
ATTENTION:
RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
WARNING:
TO REDUCE THE RISK OF FIRE OR ELECTRIC SHOCK, DO NOT EXPOSE THIS APPLIANCE TO RAIN OR MOISTURE.
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
S2M-5/S4M-5
THIS CLASS B DIGITAL APPARATUS MEETS ALL REQUIREMENTS OF THE CANADIAN INTERFERENCE-CAUSING EQUIPMENT REGULATIONS. CET APPAREIL NUMÉRIQUE DE LA CLASSE B RESPECTE TOUTES LES EXIGENCES DU RÈGLEMENT SUR LE MATÉRIEL BROUILLEUR DU CANADA. THIS DEVICE COMPLIES WITH PART 15 OF THE FCC RULES. OPERATION IS SUBJECT TO THE FOLLOWING TWO CONDITIONS: (1) THIS DEVICE MAY NOT CAUSE HARMFUL INTERFERENCE, AND (2) THIS DEVICE MUST ACCEPT ANY INTERFERENCE RECEIVED, INCLUDING INTERFERENCE THAT MAY CAUSE UNDESIRED OPERATION.
The DBeam has been licensed from Interactive Light, Inc.
Stroomkabel
Extern MIDI-instrument
Stopcontact
MIDI-kabel
MIDI OUT
Voetschakelaar
Audiokabel
Keyboardversterker, stereo-installatie, enz.
1) Schakel alle instrumenten uit voor u aansluitingen maakt.
Om schade en/of storingen aan luidsprekers of andere instrumenten te voorkomen moet u steeds het volume in de minimumstand zetten en alle instrumenten uitschakelen.
2) Verbind de bijgeleverde stroomkabel met de MC-505 en sluit deze aan op een stopcontact.
3) Sluit audio- en MIDI-kabels aan zoals in de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven.
Als u er behoefte aan hebt kunt u ook een hoofdtelefoon en voetschakelaars aansluiten.
Opmerking:
andere reden verplicht om in mono te werken, sluit dan enkel de L (MONO) MIX OUTPUT aan.
Het geluid van de MC-505 komt pas optimaal tot zijn recht als u het instrument in stereo versterkt. Bent u om één of
16
Voor u aan de slag gaat, Inschakelen
Opmerking:
keyboardversterker enz. verbinden.
Als u geluiden apart wilt versterken via de DIRECT1/DIRECT2-uitgangen, dan moet u de relevante uitgang(en) met uw
Bij levering is de MC-505 zo ingesteld dat er geen geluid naar de DIRECT1/DIRECT2-uitgangen wordt gestuurd. Hoe u geluid naar deze uitgangen kunt sturen leest u onder “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op blz. 142 en “Effecten/uitgangen kiezen voor de Rhythm Tones” op blz. 116.
2.2 Inschakelen
Aan de slag
1) Controleer eerst het volgende:
Zijn alle instrumenten, versterkers, e.d. correct aangesloten?
Staat de volumeregelaar van de MC-505, alsook het volume op de aangesloten mixer/versterker, in de minimum­stand?
2) Druk op de POWER-schakelaar op de achterzijde van de MC-505.
24
Opmerking:
POWER
ON OFF
Vanwege het interne beveiligingscircuit kunt u slechts enkele seconden na het inschakelen op de MC-505 spelen.
VOLUME
MIN
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
MAX
3) Schakel de aangesloten mixer/versterker in.
4) Speel enkele noten op het klaviertje van de MC-505 en kies met de [VOLUME]-regelaar een aangenaam luister­volume.
Kies op de aangesloten versterker en op de aangestuurde instrumenten het gewenste volume.
2.3 Uitschakelen
Zet, voor u de MC-505 uitschakelt, alle volumeregelaars in de minimumstand. Schakel vervolgens uw instrumenten uit in deze volgorde:
1) Schakel de mixer, versterker, enz. uit.
2) Schakel de MC-505 uit.
17
MC-505 Handleiding
2.4 Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
Als uw MC-505 recht uit de doos komt bevat hij normaal nog alle instellingen die in de fabriek werden gemaakt. Werden die instellingen echter om één of andere reden gewijzigd, dan kunt u ze met de “Factory Preset”-functie opnieuw laden. Daarbij kunt u naar keuze alle instellingen opnieuw laden of enkel de Patch- of Systeeminstellingen.
Opmerking:
MIDI-sequencer of een gelijkaardig instrument. U kunt ook de User Backup-functie gebruiken om de data op een geheugenkaart te schrijven.
“Data via MIDI wegschrijven (Bulk Dump)” op blz. 211.“Kopie van het interne geheugen op kaart zetten (User Backup)” op blz. 195.
Als de MC-505 data bevat die u niet wilt kwijtspelen, kopieer deze dan via de Bulk Dump-functie naar een externe
DEC INC PAGE
1
SHIFT
POWER
ON OFF
CATEGORY
2
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
3,4
1) Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u op de [POWER]-schakelaar drukt.
Blijf [SHIFT] ingedrukt houden tot u de Factory Preset-pagina in beeld krijgt.
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de data waarvoor u opnieuw de fabrieksinstellingen wilt laden.
U kunt de volgende 3 types kiezen:
ALL Alle interne parameters krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
PATCH User Patches in het interne geheugen krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
SYSTEM Systeeminstellingen krijgen opnieuw de fabriekswaarden.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar het normale display (waarin Pattern P:001 is geselecteerd).
3) Druk op [ENTER].
U krijgt een prompt te zien die u om bevestiging vraagt.
4) Druk nogmaals op [ENTER] om de gekozen fabrieksinstellingen te laden.
Terwijl de instellingen worden geladen krijgt u het volgende display te zien:
NOW WORKING Keep Power ON !
Deze prompt vertelt u dat de fabrieksinstellingen worden geladen en dat u de MC-505 niet mag uitschakelen zolang deze operatie niet is voltooid. Zodra alle instellingen zijn geladen komt u opnieuw terecht in het normale display.
Opmerking:
18
Als u in stap (2) “All” hebt gekozen duurt deze operatie zo’n vier minuten.
Structuur van de MC-505, Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
Structuur van de MC-505
3.
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de MC-505 is opgebouwd. De verschillende signaalpaden (audio, data) worden aangegeven door de pijlen.
Aan de slag
VOLUME
MIN
MAX
Audio-data
REVERB DELAY EFX
Speldata
Kiezen
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB LEVEL
Part-mixer
Mute
Instrumentale Parts
uitschakelen
BD
SD
TONE SWITCH
TRANS
POSE
HH
-
Realtime transponeren
P:A001
PATCH
PART PART PART PA RT PART PART PART PART
Klank-
Klanken
generator
kiezen
Patch
Klankdata
Performance
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
Stuurgedeelte
Geluiden weergeven en wijzigen
D BEAM CONTROLLER
-
TURN TABLE
+
CUT RESO
AD LIB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
ON
DBeam speelhulp
Klaviertje
LOW BOOST
OCTAVE
MIN
MAX
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
PART MIXER
CLP
Instrumentale Parts geven
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
Volume en stereopositie van iedere Part regelen
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
klanken weer
ON
WAVE
SELECT
ENVELOPE
DEPTH
Low Boost
Extra vette bassen bijdraaien
Effecten
Geluid voorzien van effecten Reverb (galm toevoegen)
Delay (echo's toevoegen) EFX (andere effecten)
HIT
OTHERS
Play
Rec
Arpeggiator
Arpeggio's spelen
LPF
BPF
HPF
PKG
RSA
FILTER/AMPLIFIER
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
SOLO
ON
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
D
MEGAMIX
Frases verplaatsen
Play quantize
TIMING
RESONANCE
TONE PAN
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
TIME
Pattern
Data voor verschillende instrumentale Parts
PLAY QUANTIZE
GRID
GROOVE
SHUFFLE
VELOCITY
Grooves wijzigen
Pattern set
Keyboard Pad 1
P:052
Patterns kiezen met de klavier­toetsen
PTN/
SONG
Song
U:01P:001
In volgorde geplaatste patronen
Speldata
kiezen
Sequencer
SEQUENCER
FWD
BWD
MEASURE
/REST
/TIE
STOP PLAY REC
Speldata
opnemen/weergeven
RPS set
RPS
Keyboard Pad 1
P:017 Part 4
Speldata voor één instrumentale Part
Een verzameling van 16 RPS­patronen
RPS
Aansturen met de klaviertoetsen
RPS SET
PTN SET
PTN
CALL
19
MC-505 Handleiding
Demosongs beluisteren
4.
Het loont de moeite om even de interne demosongs te beluisteren. Op die manier maakt u meteen kennis met de uitstekende klanken en patronen van de MC-505.
DEC INC PAGE
CATEGORY
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
MEASURE
2
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
5
1
1) Druk tegelijk op [EXIT] en [ENTER].
U komt nu terecht in de Demo Play-pagina, waarin de nummers en de namen van de demosongs worden afgebeeld.
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de demosong die u wilt beluisteren.
1 Psy Trance Copyright © 1997 Roland Corporation
2 NU-NRG Copyright © 1997 Roland Corporation
3 Detroit Techno Copyright © 1997 Roland Corporation
4 Industrial Copyright © 1997 Roland Corporation
5 Drum ‘n’ Bass Copyright © 1997 Roland Corporation
6 Hip Hop Copyright © 1997 Roland Corporation
7 House Copyright © 1997 Roland Corporation
STOP PLAY REC
34
3) Druk op [PLAY] om de weergave van de demo te starten.
Laat u niet van de wijs brengen door de herrie aan het begin van demosong 6: dit is volkomen normaal...
4) Druk op [STOP] als u de weergave van de demosong wilt doen ophouden.
5) Druk op [EXIT] om de Demosong-pagina te verlaten.
Opmerking:
op de wet van het auteursrecht.
Opmerking:
Alle rechten voorbehouden. Ongeoorloofd gebruik van dit materiaal voor niet-persoonlijke doeleinden vormt een inbreuk
De demosongs worden niet als MIDI-data naar de MIDI OUT gestuurd.
20
“Low Boost” zorgt voor vette bassen, Opnieuw de fabrieksinstellingen laden
“Low Boost” zorgt voor vette
5.
bassen
Bent u zo’n type dat pas tevreden is over het basgeluid wanneer de broekspijpen van de mensen op de laatste rij beginnen te wapperen? Dan is de LOW BOOST-regelaar iets voor u.
LOW BOOST
1
Aan de slag
MAX
OCTAVE
MIN
2
1) Draai aan de [LOW BOOST]-regelaar om extra laag bij het geluid te voegen.
U laat best wat muziek spelen (druk op [PLAY]) terwijl u deze regelaar instelt. Hoe verder u de regelaar in wijzerzin draait, hoe sterker het laag wordt benadrukt. Druk op [STOP] als u de weergave van het Pattern wilt laten ophou­den.
Draai de regelaar niet te ver naar rechts, want dan gaat het geluid vervormen (maar misschien wilt u dat precies...). “Patterns weergeven” op blz. 22.
2) Druk op de [OCTAVE]-knop naast de [LOW BOOST]-regelaar.
De indicator licht op en er wordt een suboctaaf van het originele geluid aan het uitgangssignaal toegevoegd. Nog vetter dus!
Bij sommige Patches hoort u weinig verschil wanneer u de [OCTAVE]-knop inschakelt. Uiteraard valt het effect vooral op bij basklanken die u daadwerkelijk in een laag register speelt.
Ziehier enkele voorbeelden van Patches die het effect van de [OCTAVE]-knop duidelijk demonstreren:
P:A079 House Bass P:A092 FM Super Bass P:A096 Def Bass P:A097 Def Bass P:A098 Sin Bass
Ook hier is het mogelijk dat het geluid begint te kraken of vervormen. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-rege­laar naar links tot de vervorming verdwijnt. Een beetje vervorming kan wel lekker klinken, maar kijk toch uit: bij hoge volumes betekenen de ultra-lage frequenties die het Low Boost-blokje toevoegt mogelijk de doodsteek voor uw versterker/luidsprekers, zeker als u ze dan ook nog eens laat vervormen.
“Kennismaken met de klanken” op blz. 28.
21
MC-505 Handleiding
Patterns weergeven
6.
De MC-505 bevat een groot aantal Preset-patronen (de patronen in de MC-505 noemen we vanaf nu Patterns). Die kunt u in een ononderbroken reeks weergeven, waarbij u telkens het volgende Pattern kiest terwijl het huidige Pat­tern nog speelt. Naast de demosongs vormt een ommetje door de Preset-patterns de beste kennismaking met wat de MC-505 in huis heeft.
6.1 Kiezen en weergeven
TEMPO
/MIXER
DISPLAY BANK
RPS
PTN/
PTN SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
2
CARD
USER
REVERB DELAY EF X
3
DEC INC PAGE
CATEGORY
4,6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
/REST
MEASURE
57
1) Zorg dat de PTN-indicator in het MODE-blok oplicht.
Als dat niet het geval is drukt u op [MODE], zodat de PTN-indicator oplicht.
MODE
SONG
PTN
2) Druk op [PTN/SONG] in het DISPLAY-blok.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van het geselecteerde Pattern af.
CURRENT
Nummer
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
Naam
3) Druk op [PRESET] in het BANK-blok om de Pattern-bank (Preset Bank) te selecteren.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (001~714).
Bij iedere druk op [PRESET] gaat u 100 nummers vooruit. De Preset-patterns zijn gegroepeerd onder de volgende categorieën:
Techno P:001~P:098
Drum’n’Bass P:099~P:132
Hip Hop P:133~P:181
House P:182~P:216
Jazz P:217~P:228
22
Patterns weergeven, Kiezen en weergeven
Reggae P:229~P:237
Latin P:238~P:248
RPS-Patterns P:249~P:714
Opmerking:
om een storing.
Als u de weergave van Pattern P:232 stopt hoort u nog een staartje ruis. Dit is wel degelijk de bedoeling, het gaat dus niet
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
6) Tijdens de weergave van het Pattern kunt u met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel het Pattern kie­zen dat u als volgende wilt weergeven.
In het display worden de bank, het nummer en de naam van het nieuw geselecteerde Pattern afgebeeld. Dit Pattern krijgt u te horen zodra het huidig weergegeven Pattern is afgelopen. Op die manier kunt u beats en breaks aan elkaar breien zonder dat daarbij ooit een “gat” valt.
Opmerking:
Pattern te kiezen. Dat kan door met de PAGE [<][>]-knoppen te werken. Wat u ook kunt doen is de weergave even stoppen om een nieuw Pattern te kiezen.
Pattern P:249 en volgende bestaan uit slechts één maat... Dat betekent dat u wel érg snel moet zijn om meteen een nieuw
7) Druk op [STOP] als u de weergave van het Pattern wilt stoppen.
Meer over Patterns leest u vanaf blz. 68.Hoe u het weergavetempo van een Pattern kunt wijzigen leest u onder “Tempo wijzigen” op blz. 69.Een overzicht van de beschikbare Patterns krijgt u onder “Preset Patterns” op blz. 237.
Aan de slag
Snel Patterns kiezen
Door tijdens de weergave van een Pattern op PAGE [<][>] te drukken kiest u meteen het volgende of het vorige Pattern. Let wel: bij deze methode worden de Patterns steeds aan hun respectieve standaardtempo’s weergegeven. Dit is met andere woorden een uitstekende manier om opeenvolgende Patterns te beoordelen op hun bruikbaar­heid, maar – vanwege de steeds wisselende tempo’s – volslagen ongeschikt om een dansvloer aan de slag te houden. Voor dat laatste moet u de Patterns kiezen met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel (zoals hierboven beschreven).
Snel waarden wijzigen
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en vervolgens [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel te gebruiken springt u in stap­pen van 10 door de Patterns. Dat kan handig zijn als u precies weet waar het gewenste Pattern zich bevindt en u er snel naartoe wilt gaan. Deze werkwijze kunt u trouwens ook gebruiken bij het kiezen van Patches of het wijzigen van parameterwaarden.
Springen naar een categorie
Bij gestopte weergave kiest u met de PAGE [<][>]-knoppen steeds het eerste Pattern van de vorige of volgende cate­gorie. Deze werkwijze kunt u ook gebruiken bij het kiezen van Preset Patches.
23
MC-505 Handleiding
6.2 Instrumenten in- en uitschakelen
Een Pattern maakt doorgaans gebruik van verschillende partijen (die door verschillende instrumenten kunnen worden weergegeven). We spreken in dat verband vanaf nu over Parts. Een Part kunt u het best vergelijken met een muzikant die een partij speelt. De MC-505 laat toe Parts individueel in of uit te schakelen. Dat kan ook tijdens de weergave gebeuren, zodat u uit één Pattern heel wat variaties kunt halen zonder dat u die allemaal van tevoren moet programmeren. Het werkt als volgt:
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T
MUTE
RHYTHM
MUTE
3
2
MUTE CTRL
BD
8
SD
TONE SWITCH
7
HIT
CLP
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
HH
OTHERS
64
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
/REST
MEASURE
5
1) Kies Pattern P:203 (zie blz. 22).
2) Druk op [PART MUTE] (de indicator licht op).
U kunt nu met de PART-knoppen [R]~[7] individuele Parts uitschakelen.
3) Druk op [RHYTHM MUTE] (de indicator licht op).
U kunt nu met de RHYTHM-knoppen [BD]~[OTHERS] groepen van ritme-instrumenten in de Rhythm Part in­en uitschakelen.
De status van de instrumenten wordt aangeduid door de [R]~[7] en [BD]~[OTHERS] indicators:
Knippert Deze Part is uitgeschakeld.
Brandt Deze Part is ingeschakeld.
Brandt niet Er is geen muziek voor deze Part.
4) Druk op alle knoppen die oplichten, met uitzondering van [R] en [BD]. U krijgt dan het volgende plaatje:
BD
SD
HH
CLP
CYM
TOM/PERC
HIT
OTHERS
Brandt Brandt niet of knippert
5) Druk op [PLAY].
Het Pattern wordt weergegeven maar u hoort enkel de basdrum van de Rhythm Part.
6) Druk aan het begin van de maat op [HH] (de indicator licht op).
U hoort nu hoe de hi-hat erbij komt.
7) Druk tegelijk op [2] en [3].
Ook de indicators van deze knoppen lichten op en de synthesizerbas (Part 2) en de akkoorden (Part 3) worden aan de mix toegevoegd.
8) Druk op [R].
De indicator begint te knipperen en de volledige Rhythm Part wordt uitgeschakeld. U hebt intussen ongetwijfeld in de gaten hoe het werkt. Door op deze manier (ritme-)instrumenten toe te voegen
of weg te halen kunt u een Part geleidelijk op- of afbouwen en zo...uw dansvloer uit de bol doen gaan. Meer over het in- en uitschakelen van Parts vindt u onder “Partijen uitschakelen” op blz. 69.
24
Patterns weergeven, Volume en stereopositie per instrument instellen
6.3 Volume en stereopositie per instrument instellen
Het volgende wat we gaan doen is de acht schuifregelaars in het midden van het frontpaneel te gebruiken om het volume van individuele instrumenten aan te passen.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
2,4
1) Kies Pattern P:009 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in de PART MIXER herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de LEVEL-indicator oplicht.
PART MIXER
53
Aan de slag
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
127
0
3) Beweeg de [R]-regelaar en luister hoe het volume van de Rhythm Part verandert.
Door de regelaar omhoog te schuiven verhoogt u het volume, door hem omlaag te schuiven verlaagt u het. Probeer op dezelfde manier het volume van de overige instrumenten aan te passen.
4) Druk in de PART MIXER herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de PAN-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
R
L
5) Beweeg de [2]-regelaar en luister hoe de bas (Part 2) zich van links naar rechts door het stereobeeld beweegt.
Door de regelaar omhoog te schuiven plaatst u het geluid meer naar rechts, door hem omlaag te schuiven komt het geluid meer links in het stereobeeld terecht.
Schakel eventueel andere Parts uit als u moeilijk kunt horen waar het geluid zich bevindt. Probeer op dezelfde manier de stereopositie van de overige instrumenten aan te passen. Naast het volume en de stereopositie kunt u ook de toonhoogte en de effectdiepte voor iedere Part aanpassen.
“Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer” op blz. 73.“Volume van de Reverb per Part” op blz. 122.“Volume van de Delay per Part” op blz. 125.“Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op blz. 142.
Verschillende instellingen tegelijk wijzigen
Het is ook mogelijk om de instellingen (volume, pan, enz.) van verschillende Parts tegelijk te wijzigen. Daarvoor beweegt u gewoon de relevante schuifregelaars gelijktijdig.
25
MC-505 Handleiding
Fade-in effecten
Door een regelaar op zijn minimumpositie te zetten en hem dan – tijdens de weergave – geleidelijk naar omhoog te schuiven kunt u een Part “infaden”.
Grafisch display
Door op [TEMPO/MIXER] te drukken roept u een grafisch display op waarin u de stand van iedere regelaar kunt aflezen.
TEMPO / MIXER
R 1 2 3 4 5 6 7 Geselecteerde Part
Met [INC][DEC] kunt u de waarde van de geselecteerde Part in enkelvoudige stappen wijzigen.
Parameters kiezen in omgekeerde richting
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [MIXER SELECT] drukt stapt de indicator in omgekeerde richting door de kanalen van de mixer.
6.4 “Groove” van een Pattern wijzigen
Met de Play Quantize-functie kunt u de groove van Pattern tijdens de weergave wijzigen. Laten we eens zien wat dat oplevert voor de drums en de bas.
PLAY QUANTIZE
4
TIMING
VELOCITY
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 22). Gebruik voor dit voorbeeld Pattern P:184.
2) Schakel Part 3~6 uit. Schakel Part 7 in (zie blz. 24).
3) Druk in het PLAY QUANTIZE-blok verschillende keren op [QUANTIZE] zodat de SHUFFLE-indicator oplicht.
GRID
GROOVE
SHUFFLE
3,5
26
GRID
GROOVE
SHUFFLE
Patterns weergeven, Pattern transponeren
4) Draai aan de [TIMING]-regelaar en luister hoe de groove verandert.
TIMING
VELOCITY
Draai de regelaar geleidelijk in wijzerzin, weg van de middenstand. U merkt hoe het strakke ritme geleidelijk over­gaat in een lichte tot zware “swing”.
5) Wilt u opnieuw de originele groove kiezen, druk dan herhaaldelijk op [QUANTIZE], tot de drie indicators doven.
Meer over Play Quantize vindt u onder ““Groove” van een Pattern wijzigen (Play Quantize)” op blz. 152..
6.5 Pattern transponeren
Ook het transponeren (in toonhoogte verschuiven) van Patterns kan tijdens de weergave gebeuren.
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 22).
2) Houd [TRANSPOSE] (in het KEYBOARD PAD-blok) ingedrukt en kies met [INC][DEC]-knoppen of de [VAL­UE]-regelaar een transpositie van “4” (grote terts hoger).
Zolang u de knop ingedrukt houdt beeldt het display de geselecteerde transpositiewaarde af.
Aan de slag
HOLD
TRANS
POSE
CURRENT
VALUE
NEXT
-
Als u de knop loslaat wordt het Pattern een grote terts hoger getransponeerd. Probeer eens enkele andere intervallen uit, dan raakt u meteen vertrouwd met deze functie.
3) Druk nogmaals op [TRANSPOSE] (de indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard wilt kiezen.
Over transponeren vertellen we u meer onder “Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose)” op
blz. 71..
27
MC-505 Handleiding
Kennismaken met de klanken
7.
We stelden reeds (zie blz. 24) dat u een Part van de MC-505 het best kunt vergelijken met een muzikant die een bepaalde partij speelt. Welk instrument die muzikant gebruikt hangt af van de klank die u voor de betreffende Part kiest. De klanken die u in de MC-505 kunt kiezen noemen we Patches. Tenminste voor zover het de Parts 1~7 betreft, want voor de Rhythm Part spreken we van Rhythm Sets. Hieronder leren we u Patches en Rhythm Sets te kiezen, zodat u kunt kennismaken met de klankrijkdom van de MC-505.
Een volledig overzicht van alle Patches en Rhythm Sets vindt u op blz. 226 en 230.
7.1 Patches kiezen
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAY EF X
5
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
DEC INC PAGE
CATEGORY
6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO
/MIXER
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS
SET
PATCH
1
HH
CLP
CYM
3 4
1) Druk in het DISPLAY-blok op [PATCH] (de indicator licht op).
2) Zorg dat de [PTN CALL] en [RPS] indicators in het KEYBOARD PAD-blok niet oplichten.
Is dat toch het geval, druk dan op de overeenkomstige knop.
PTN
CALL RPS
brandt niet
3) Druk op [PART SELECT].
Slechts één van de indicators voor Part [R]~[7] licht op. Kies de Part waarmee u de Patches wilt weergeven. Kies voor ons voorbeeld Part 1.
4) Druk op Part [1] om Part 1 te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de Patch die voor Part 1 is gese­lecteerd.
28
CURRENT
Bank
Naam
Bank
NEXT
Nummer
Nummer
Kennismaken met de klanken, Rhythm Sets kiezen
5) Druk op [PRESET] in het BANK-gedeelte om de Patch-bank (A~D) te kiezen.
Bij iedere druk op [PRESET] kiest u een andere Preset-bank.
PATCH PATCH PATCH
6) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (001~128).
7) Speelt op het klaviertje zodat u kunt horen hoe de geselecteerde Patch klinkt.
Uiteraard kunt u ook enkele noten op uw MIDI-klavier spelen, indien u er één hebt aangesloten.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Probeer volgens de bovenstaande procedure nog enkele andere Patches uit.
Toonhoogtebereik verschuiven
Het klaviertje van de MC-505 biedt uiteraard maar een beperkte reeks noten. Wilt u noten spelen die hoger of lager liggen dan dit bereik, gebruik dan de Octave Shift-functie.
Als in het KEYBOARD PAD-blok op OCTAVE [+] drukt verschuift het nootbereik één octaaf naar omhoog. Drukt u op OCTAVE [-], dan verschuift het nootbereik één octaaf naar omlaag. Door tegelijk op OCTAVE [+][-] te druk­ken kiest u opnieuw het standaard-nootbereik.
CURRENT
NEXT
CURRENT
NEXT
CURRENT
NEXT
Aan de slag
KEYBOARD PAD
OCTAV E
KEYBOARD PAD
OCTAV E
KEYBOARD PAD
OCTAV E
7.2 Rhythm Sets kiezen
Als u een Rhythm Set kiest stuurt u met de toetsen van het klaviertje niet langer verschillende toonhoogtes aan, maar wel verschillende slagwerkinstrumenten (drums, percussie, geluidseffecten, enz.).
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAY EF X
5
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
DEC INC PAGE
CATEGORY
6
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO
/MIXER
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS SET
PATCH
1
CLP
CYM
HH
3 4
29
MC-505 Handleiding
1) Druk in het DISPLAY-blok op [PATCH] (de indicator licht op).
2) Zorg dat de [PTN CALL] en [RPS] indicators in het KEYBOARD PAD-blok niet oplichten.
Lichten ze toch op, druk dan op de relevante knoppen zodat ze doven.
3) Druk op [PART SELECT] (de indicator licht op).
4) Druk op [R] (de indicator licht op) om de Rhythm Part te selecteren.
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam af van de Rhythm Set die voor de Rhythm Part is geselecteerd.
CURRENT
Bank
Naam
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
5) Druk op [PRESET] in het BANK-gedeelte om de Rhythm Set-bank te kiezen.
6) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer (01~26).
7) Speelt op het klaviertje of op uw MIDI-klavier zodat u kunt horen welke klanken de geselecteerde Rhythm Set
bevat.
Probeer volgens de bovenstaande procedure nog enkele andere Rhythm Sets uit. Het valt aan te raden om een Octa­ve Shift van “-1” te kiezen, dan hoort u de basisinstrumenten van de verschillende Rhythm Sets, te weten:
Hand clap
Opmerking:
Rim shot
Basdrum Snare-drum Tom tom
Als u een Octave Shift van “-3” kiest hoort u geen geluid meer vanaf de noot B1 (klaviertoets [13]); in de hoogte houdt
Hi-hat Cymbaal
het op bij D7 (klaviertoets [4]) bij een Octave Shift van “+3”.
Meer over Patches/Rhythm Sets leest u onder “Klankbron” op blz. 63, “Extra partijen spelen op het klaviertje”
op blz. 71 en “Klanken (Patches) kiezen” op blz. 72.
30
Geluid wijzigen met de regelaars, Helderheid van het geluid regelen (Cutoff)
Geluid wijzigen met de regelaars
8.
Met de knoppen en regelaars op het frontpaneel kunt u tijdens de weergave wijzigingen aanbrengen in het geluid van de MC-505.
8.1 Helderheid van het geluid regelen (Cutoff)
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
FUNC
HPF
PKG
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
32
RESONANCE
TONE PAN
Aan de slag
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A035 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-2” staan.
2) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
3) Draai aan de [CUTOFF]-regelaar in het FILTER/AMPLIFIER-blok terwijl u op het klaviertje speelt.
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het geluid helderder, door hem in tegenwijzerzin te draaien maakt u het doffer.
De parameter die de helderheid van het geluid bepaalt noemen we de “Cutoff Frequency” (afsnijfrequentie).
Meer hierover leest u onder “Afsnijfrequentie instellen (CUTOFF)” op blz. 87.
8.2 Resonantie toevoegen aan het geluid
Met de [RESONANCE]-regelaar kunt u het geluid van een specifieke kleur voorzien.
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
FUNC
HPF
PKG
CUTOFF
TONE LEVELRND PAN
RESONANCE
TONE PAN
32
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A034 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-2” staan.
2) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
3) Draai aan de [RESONANCE]-regelaar in het FILTER/AMPLIFIER-blok terwijl u op het klaviertje speelt.
Door de regelaar in wijzerzin te draaien versterkt u de frequenties rond de afsnijfrequentie, door hem in tegenwij­zerzin te draaien verzwakt u ze. Hogere waarden leveren typische “synthesizergeluiden” op.
31
MC-505 Handleiding
Opmerking:
De [RESONANCE]- en [CUTOFF]-regelaars werken afhankelijk van elkaar. Zo zult u merken dat het geluid bij bepaal-
de Cutoff-instellingen begint te vervormen wanneer u de Resonance-regelaar te ver in wijzerzin draait.
Echt leuk wordt het wanneer u aan deze regelaars draait tijdens de weergave van Patterns:
4) Kies Pattern P:014 en schakel alle Parts uit, met uitzondering van de Rhythm Part en Part 2 (zie blz. 24).
5) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 2 te selecteren.
6) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
U hoort nu de Rhythm Part en Part 2.
7) Plaats de [RESONANCE]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven en beweeg
tijdens de weergave de [RESONANCE]-regelaar heen en weer.
CUTOFF
TONE LEVEL
RESONANCE
TONE PAN
U merkt dat de beweging van deze regelaar “synthesizerachtige” klanken oplevert. Dat is niet verwonderlijk, want binnen de traditionele architectuur van een synthesizer zijn de afsnijfrequentie en de resonantie de parameters met de grootste invloed op het geluid.
Druk op [PART SELECT] en PART [R] om de Rhythm Part te selecteren en bewerk ook deze met de [CUTOFF]­en [RESONANCE]-regelaars.
Opmerking:
Als het geluid vervormt draait u best de [LOW BOOST]-regelaar in tegenwijzerzin tot de vervorming ophoudt.
Over Resonance leest u meer onder “Resonantie instellen (RESONANCE)” op blz. 88.
8.3 Modulatie toevoegen
Met “LFO 1” kunt u “beweging” brengen in de toonhoogte, het volume of de klankkleur.
SELECT
PITCH
FILTER
FUNC
3,5
AMP
2,6
1) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A035 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-1” staan.
2) Druk herhaaldelijk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator oplicht.
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
3) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
Brandt hij wel druk dan op de [FUNC]-knop om hem te doven.
DEPTH
RATE
4,5
LFO 1
7
32
4) Draai aan de [DEPTH]-regelaar in het LFO1-blok.
Met deze regelaar bepaalt u de intensiteit van de modulatie.
Geluid wijzigen met de regelaars, Modulatie toevoegen
FUNC
DEPTH
RATE
5) Druk op [FUNC] (de indicator licht op) en plaats de [RATE]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeel­ding is aangegeven.
Met deze regelaar wijzigt u de snelheid van de modulatie. Hoe verder naar rechts, hoe sneller.
FUNC
DEPTH
RATE
6) Draai aan de [DEPTH]- en [RATE]-regelaars terwijl u op het klaviertje speelt en luister hoe het geluid wordt “gemoduleerd”.
Als de “PITCH’-indicator brandt wordt de toonhoogte gemoduleerd. Met de knop onder “SELECT” kunt u de opties “FILTER” en “AMP” kiezen, in welke gevallen respectievelijk de
helderheid en het volume worden gemoduleerd.
7) Druk in het LFO1-blok op [WAVEFORM] om een andere golfvorm te kiezen en luister hoe het geluid nu volgens een ander patroon wordt gemoduleerd.
Probeer op dezelfde manier ook eens de overige modulatiegolfvormen uit. Meer over de instellingen van de LFO leest u onder “Geluid moduleren (LFO)” op blz. 95.
Aan de slag
33
MC-505 Handleiding
Effecten toevoegen
9.
Een geluidsmix komt pas echt tot leven wanneer u er enkele effecten aan toevoegt. Gelukkig heeft de MC-505 wat dat betreft een ruim aanbod onder de motorkap.
9.1 Galm toevoegen
Door het Reverb-effect (galm) te gebruiken verleent u het geluidsbeeld wat meer diepte.
FUNC
4,6
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
25,8 7
3
1) Kies het Pattern P:239 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de REVERB-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
3) Kies met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) voor iedere Part de gewenste galmdiepte.
Naarmate u de regelaar verder omhoog schuift wordt er meer galm toegevoegd.
Opmerking:
MIXER-regelaars.
4) Druk op [FUNC] (de indicator licht op).
5) Met de [REVERB LEVEL]-regelaar in het REVERB-blok kunt u nu het globale galmvolume regelen.
Als de [REVERB LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat hoort u geen galm, ongeacht de instelling van de PART
REVERB
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
REVERB LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk herhaaldelijk op [EFFECT SELECT] tot de bovenste indicator oplicht.
34
Effecten toevoegen, Echo toevoegen
8) Door aan de [REVERB TIME]-regelaar te draaien wijzigt u de lengte van de galm.
REVERB
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
REVERB LEVEL
Meer over de instellingen van het Reverb-effect vindt u onder “Reverb” op blz. 121.
9.2 Echo toevoegen
Het Delay-effect herhaalt het geluid, wat “echo’s” oplevert.
FUNC
4,6
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
Aan de slag
25,8 7
3
1) Kies het Pattern P:001 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de DELAY-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
3) Kies met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) voor iedere Part het gewenste Delay-volume.
Door een regelaar omhoog te schuiven maakt u de herhalingen voor die Part luider. Door deze regelaar omlaag te schuiven maakt u de herhalingen zachter.
Opmerking:
PART MIXER-regelaars.
4) Druk op [FUNC] zodat de indicator knippert.
Als de [DELAY LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat hoort u geen herhalingen, ongeacht de instelling van de
35
MC-505 Handleiding
5) Met de [DELAY LEVEL]-regelaar in het DELAY-blok kunt u nu het Delay-volume voor alle Parts tegelijk rege-
len.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk herhaaldelijk op [EFFECT SELECT] tot de bovenste indicator oplicht.
8) Door aan de [DELAY TIME]-regelaar te draaien wijzigt u de afstand tussen de herhalingen.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
Meer over de instellingen van het Delay-effect vindt u onder “Delay” op blz. 123.
9.3 Andere effecten toevoegen (EFX)
De EFX-processor bevat een ruime waaier effecttypes. In het onderstaande voorbeeld gebruiken we het “Distor­tion”-effect om het geluid te vervormen.
FUNC
4,6
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
25,8 7
1) Kies het Pattern P:079 en start de weergave (zie blz. 22).
U hoort hoe het vervormingseffect reeds wordt toegepast op Part 4.
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de EFX/OUT-indicator oplicht.
PART MIXER
3
36
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
Effecten toevoegen, Andere effecten toevoegen (EFX)
3) Schakel met de regelaars van de PART MIXER ([R]~[7]) EFX voor iedere Part in of uit.
Door een regelaar boven de middenpositie te schuiven schakelt u EFX voor die Part in. Door deze regelaar beneden de middenpositie te schuiven schakelt u EFX uit.
EFX ON
EFX OFF
Wilt u het effect even duidelijk horen, schakel dan tijdelijk de niet bewerkte Parts uit, probeer EFX op een andere Part toe te passen.
Als de [EFX OUTPUT LEVEL]-regelaar helemaal naar links staat en u de PART-regelaar boven de middenpositie schuift (dus EFX inschakelt) dan valt het geluid van de Part zelf weg.
4) Druk op [FUNC] zodat de indicator knippert.
5) Met de [EFX OUTPUT LEVEL]-regelaar in het EFX-blok kunt u nu de mate van vervorming voor alle Parts tege­lijk regelen.
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
6) Druk op [FUNC] (de indicator dooft).
7) Druk op [EFFECT SELECT] tot de onderste indicator oplicht.
8) Door aan de [CTRL3]-regelaar te draaien kunt u de aard van de vervorming wijzigen.
Aan de slag
DELAY
FUNC
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVEL
Er zijn natuurlijk nog veel meer effecten beschikbaar in de EFX-processor. Meer hierover leest u onder “EFX
(verschillende effecten)” op blz. 127.
Niet alleen voor EFX, maar ook voor de Reverb- en Delay-effecten zijn verschillende types beschikbaar. Tijdens de weergave kunt u andere effecttypes kiezen of effecten in- en uitschakelen.
Effecttypes kiezen
Reverb Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [REV LEVEL]-regelaar het gewenste type.
Delay Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [DELAY LEVEL]-regelaar het gewenste type.
EFX
Zolang u [EFFECT SELECT] ingedrukt houdt beeldt het display voor ieder effectblok het geselecteerde type af.
Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en kies met de [EFX OUTPUT LEVEL]- of het [VALUE]-wiel het gewenste type.
37
MC-505 Handleiding
Gebruik de bovenstaande werkwijze om kennis te maken met de verschillende effecttypes.
EFXDELAYREVERB
Reverb Type
Delay Type EFX Type
Meer informatie over de beschikbare effecttypes krijgt u onder “EFX-type kiezen” op blz. 127.
Effecten in- en uitschakelen
Reverb Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [PRESET].
Delay Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [USER].
EFX Houd [EFFECT SELECT] ingedrukt en druk in het BANK-blok op [CARD].
Zolang u [EFFECT SELECT] ingedrukt houdt geven de [PRESET]/[USER]/[CARD]-indicators aan welke effecten zijn ingeschakeld.
USER
Delay On/Off
CARD
EFX On/Off
PRESET
REVERB DELAY EF X
Reverb On/Off
Grafisch display
Door op [TEMPO/MIXER] te drukken roept u een display-pagina op die een grafisch overzicht geeft van de rege­laarstanden (voor EFX wordt de aan/uit-status afgebeeld).
TEMPO / MIXER
Part
R1234567 Geselecteerde Part
Opmerking:
R1234567 Geselecteerde Part
Bij EFX staat “E” voor “aan” (EFX) en “D” voor “uit “ (DRY).
Met [INC][DEC] kunt u nu de waarde in stappen van één wijzigen.
Geselecteerde Part
38
Frases combineren tot nieuwe Patterns (MEGAMIX), Andere effecten toevoegen (EFX)
Frases combineren tot nieuwe
10.
Patterns (MEGAMIX)
De Megamix-functie stelt u in staat om tijdens de weergave van een Pattern voor bepaalde Parts de partijen van andere Patterns te kiezen. Op die manier bouwt u nieuwe Patterns en maakt u dus in feite een remix!
Aan de slag
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
2
43
1) Kies het Pattern P:011 en start de weergave (zie blz. 22).
Zorg dat alle Parts zijn ingeschakeld.
2) Druk in het PART MIXER-blok herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de MEGAMIX-indicator oplicht.
3) Plaats de [R]-regelaar in de positie die in de onderstaande afbeelding wordt aangegeven.
U hoort nu hoe de Rhythm Part plots een andere partij begint te spelen.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
4) Doe hetzelfde met de regelaars [2]~[7].
Welke frase u te horen krijgt hangt af van de stand van de regelaar. Probeer best eens enkele verschillende standen, dan hoort u meteen welke frases er zoal mogelijk zijn.
5) Druk op [PART SELECT] om MEGAMIX te verlaten (de indicator dooft).
Opmerking:
Meer over de Megamix-functie leest u onder “MEGAMIX: andere partijen kiezen voor een Pattern” op blz. 157.
Als u regelaar [1] beweegt gebeurt er niets, aangezien Part 1 voor geen enkele Pattern muziekdata bevat.
39
MC-505 Handleiding
Arpeggio’s weergeven
11.
De Arpeggiator van de MC-505 maakt van de akkoorden die u speelt notenreeksen die volgens een te kiezen patroon worden weergegeven.
ARPEGGIATOR
76
ACCENT RATE
RANGE
ON
FUNC
HOLD
TRANS
POSE
-
3,10
8,9
1) Kies Pattern P:012 (zie blz. 22).
2) Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te selecteren en kies Patch P:A017 (zie blz. 28).
Speel op het klaviertje om de geselecteerde Patch te beluisteren. Laat de Octave Shift-parameter op “-1” staan.
3) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON].
De indicator op de knop licht op om aan te geven dat de arpeggiator is ingeschakeld.
4) Kies de arpeggio-stijl die u wilt gebruiken. Houd [ON] ingedrukt en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-
wiel de “CLAVICHORD”-stijl.
Zolang u [ON] ingedrukt houdt beeldt het display de geselecteerde stijl af.
ARPEGGIATOR
ACCENT RATE
RANGE
ON
DEC INC
VALUE
5) Speel op de klaviertoets die hieronder staat aangegeven.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Wat u nu hoort is dus een arpeggio. Probeer verschillende akkoorden te spelen (u kunt dit ook doen tijdens de weergave van een Pattern). Probeer ook eens af te wisselen: druk om de twee maten afwisselend op de [11]- en [12]­knoppen.
6) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt en draai aan de [ACCENT RATE]-regelaar. U bepaalt nu de “feel”
(sterkte van de accenten) van de arpeggio. Draai de regelaar bijvoorbeeld in de positie die in de onderstaande afbeelding is aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
40
Arpeggio’s weergeven, Andere effecten toevoegen (EFX)
7) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knipperen. U kunt nu met de [RANGE]-regelaar het toonhoogtebe­reik aanpassen waarbinnen de arpeggio wordt weergegeven. Draai de regelaar bijvoorbeeld in de positie die in de onderstaande afbeelding is aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
8) Druk in het KEYBOARD PAD-blok op [HOLD] (de indicator licht op). De arpeggio blijft nu doorklinken nadat u de klaviertoets(en) loslaat.
U hebt u de handen vrij om bijvoorbeeld een andere stijl te kiezen (want dat kan tijdens de weergave). Pro beer eens een aantal verschillende types uit.
9) Druk nogmaals op [HOLD] om de arpeggio te stoppen (de indicator dooft).
10)Druk op [ON] (de indicator dooft) om de arpeggiator uit te schakelen.
Meer uitleg over de mogelijkheden van de arpeggiator vindt u onder “Arpeggiator gebruiken” op blz. 143.
Aan de slag
41
MC-505 Handleiding
Frases met één toets spelen (RPS)
12.
Als u de RPS-functie (Real-Time Phrase Sequence) activeert stuurt u met de toetsen van het klaviertje geen enkel­voudige noten meer aan, maar complete muzikale frases. Onder iedere toets zit een andere frase, zodat u tijdens een live-optreden fill-in’s e.d. kunt aansturen of verschillende frases kunt combineren tot nieuwe Patterns.
DEC INC PAGE
CATEGORY
7
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
4,5
KEYBOARD PAD
OCTAVE
TRANS
HOLD
POSE
PTN
CALL
RPS
DISPLAY BANK
PTN SET
RPS SET
PATCH PRESE T
USER
CARD
PTN/
TEMPO
SONG
/MIXER
-
6
2,8
1) Kies Pattern P:002 (zie blz. 22).
2) Druk in het KEYBOARD PAD-blok op [RPS].
De indicator licht op om aan te geven dat de RPS-functie is ingeschakeld.
3) Druk op enkele klaviertoetsen en luistern naar de verschillende frases die worden weergegeven.
U kunt tot 8 frases tegelijk weergeven. Hieronder ziet u welke RPS-frases aan welke klaviertoetsen zijn toegewezen.
Losse slagenAkkoordenBas
Basisritmes Ritmische fill-in's Sequence-frasen
Ook tijdens de weergave van een Pattern kunt u via de RPS-functie frases aansturen. Wilt u dit doen met drumfra­ses, dan schakelt u best de ritmepart uit. In het geval van basfrases schakelt u best Part 2 uit.
4) Als u in het KEYBOARD PAD-gedeelte op [HOLD] drukt tijdens de weergave van een RPS-patroon, dan blijft
de frase doorklinken nadat u uw handen van de toetsen haalt.
Opmerking:
gewoon op zodra u de klaviertoetsen loslaat.
Het volgende RPS-patroon dat u aanstuurt negeert de Hold-functie. Met andere woorden: dit patroon houdt weer
5) Om de weergave te stoppen drukt u nogmaals op [HOLD], zodat de indicator dooft.
De RPS-frases zijn ondergebracht in sets van zestien (één frase per klaviertoets). Wilt u dus een andere reeks frases gebruiken, kies dan een andere set.
6) Druk in het DISPLAY-blok op [RPS SET].
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde RPS-set af.
CURRENT
Bank
Naam
NEXT
Nummer
Bank
Nummer
42
Frases met één toets spelen (RPS), Andere effecten toevoegen (EFX)
7) Kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel het gewenste set-nummer.
Opmerking:
gestopt, anders is het mogelijk dat het geselecteerde Pattern vertraagt of stilvalt.
Het kiezen van een RPS-set neemt enkele ogenblikken in beslag. U kunt dit dan ook best doen terwijl de weergave is
RPS-sets zijn geordend volgens hun genre. Uiteraard werkt één en ander optimaal wanneer u RPS-frases combi­neert met een Pattern van hetzelfde genre (bv. een Drum’n’Bass RPS-set met een Drum’n’Bass-Pattern of een Hip Hop RPS-set met een Hip Hop-Pattern).
8) Druk nogmaals op [RPS] (de indicator dooft) als u de RPS-functie wilt uitschakelen.
RPS-sets kiezen met de OCTAVE-knoppen
Als RPS is geactiveerd kunt u met de OCTAVE [+][-]-knoppen RPS-sets kiezen, ongeacht de display-pagina waarin u zich op dat moment bevindt.
Meer over de RPS-functie vindt u onder “Frases weergeven vanaf het klavier (RPS)” op blz. 148.
Aan de slag
43
MC-505 Handleiding
Patterns aansturen met de
13.
“DBeam Controller”
De “DBeam Controller” is een nieuw soort speelhulp die u bedient door uw hand erover te bewegen. Deze speel­hulp kan verschillende functies aansturen voor Patterns en Patches.
Opmerking:
De DBeam wordt gebruikt in een licentieovereenkomst met Interactive Light, Inc.
D BEAM CONTROLLER
-
TURN TABLE CUT RESO
AD LIB
+
ON
4
2,53
13.1 Tempo en toonhoogte tegelijk aansturen
Door het tempo en de toonhoogte van het Pattern tegelijk aan te sturen bootst u het effect na van de “pitch”-regel­kaar op een draaitafel.
1) Kies Pattern P:028 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de TURNTABLE-indicator oplicht.
-
TURN TABLE
+
CUT RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zoals u merkt stuurt u nu het tempo en de toonhoogte van alle Parts tegelijk aan. Naarmate u uw hand dichter bij de controller brengt nemen tempo en toonhoogte een diepere duik. Door uw hand van de controller weg te halen herstelt u de originele waarden.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
13.2 Cutoff en Resonance tegelijk aansturen
Met deze optie wijzigt u de afsnijfrequentie en de resonantie voor alle Parts, waardoor de klankkleur van het volle­dige Pattern verandert.
1) Kies Pattern P:029 en start de weergave (zie blz. 22).
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
44
Patterns aansturen met de “DBeam Controller”, “Ad-lib” improvisaties spelen
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de CUT+RESO-indicator oplicht.
-
TURN TABLE
+
CUT RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zoals u merkt stuurt u nu de afsnijfrequentie en de resonantie van alle Parts tegelijk aan. Door uw hand van de con­troller weg te halen kiest u de Cutoff-waarde “127” en de Resonance-waarde “0”.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
Wilt u het Pattern opnieuw in zijn originele staat herstellen, kies dan met de [INC][DEC]-knoppen of met het [VALUE]-wiel opnieuw hetzelfde Pattern. Bij de volgende weergave zijn dan de originele instellingen hersteld.
Opmerking:
in tegenwijzerzin om de lage frequenties af te zwakken, of schakel de [OCTAVE]-functie uit.
Bij bepaalde patronen is het mogelijk dat het geluid begint te vervormen. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-regelaar
13.3 “Ad-lib” improvisaties spelen
U kunt de DBeam Controller ook gebruiken om een vrije improvisatie over een Pattern te spelen.
Aan de slag
1) Kies Pattern P:004 en start de weergave (zie blz. 22).
Schakel Part 3, 4 en 6 uit. Zorg dat Part 7 is ingeschakeld. Druk op [PART SELECT] en PART [1] om Part 1 te kie­zen.
2) Druk in het D BEAM CONTROLLER-blok op [ON].
De indicator licht op om aan te geven dat de DBeam Controller is ingeschakeld.
3) Druk op [TYPE SELECT] tot de AD LIB-indicator oplicht.
-
TURN TABLE
+
CUT RESO
AD LIB
4) Beweeg uw hand langzaam op en neer over de DBeam Controller.
Zodra u met uw hand over de controller gaat hoort u Part 1. Door uw hand omhoog en omlaag te bewegen stuurt u de toonhoogte van het geluid. Hoe dichter u uw hand bij de DBeam Controller brengt, hoe hoger de toonhoogte. Als u uw hand weghaalt houdt het geluid op.
5) Druk nogmaals op [ON] (de indicator dooft) om de DBeam Controller uit te schakelen.
Toonaard en toonladder van de ad-lib improvisatie kiezen
Door [ON] ingedrukt te houden en op een klaviertoets te drukken maakt u van de ingedrukte toets de grondnoot van de ad-lib improvisatie. Zolang u [ON] ingedrukt houdt kunt u met de PAGE [<][>]-knoppen een andere toon­ladder voor de improvisatie kiezen. Het kan nodig zijn om die aan te passen in functie van de toonaard of het genre van het weergegeven Pattern.
Bijvoorbeeld:
Pattern Part Patch Toonaard Toonladder
P:189 1 P:C042 A HBL
P:096 1 P:A086 A MIN
P:133 1 P:D103 A CHR
Welke toonladders u kunt kiezen leest u op blz. 163.Met de DBeam Controller kunt u nog andere effecten aansturen. Meer hierover leest u onder “Functies van de
DBeam Controller” op blz. 159.
45
MC-505 Handleiding
Eenvoudige Patterns maken
14.
De MC-505 biedt de volgende drie manieren om een Pattern aan te maken: Opnemen terwijl u speelt: dit noemen we real-time opnemen. Noot-voor-noot in volgorde opnemen: dit noemen we Step-opname 1. Voor iedere noot uit de toonladder de partij stap voor stap opnemen: dit noemen we Step-opname 2. Om u vertrouwd te maken met deze opnamemethodes gaan we samen het volgende muzikale voorbeeld opnemen:
Part2 (Bas)
Part3
(Akkoorden)
Part4
(Melodie)
Part5
(Arpeggio)
Part6
(Geluids-
effecten)
Part7
(Snare-drum
fill-in)
Ritmepartij
(Drums)
Basdrum
Tamboerijn
Gesloten Hi-Hat
Open Hi-Hat
Snare-drum
Over het algemeen wordt bij het opnemen van muziek de onderstaande volgorde gehanteerd: drums
bas begeleiding melodie
Deze werkwijze heeft het voordeel dat u naar de drums en de bas kunt luisteren terwijl u de begeleiding en de melo­die opneemt. Dat maakt het uiteraard een stuk makkelijker om de maat te houden. Voor ons voorbeeld moet u de Parts in de onderstaande volgorde opnemen:
Rhythm Part: drums (Step-opname 2) Part 2: bas (Step-opname 1) Part 3: akkoorden (Step-opname 1) Part 5: arpeggio’s (Real Time-opname met de arpeggiator) Part 4: melodie (Real Time-opname 1) Part 6: geluidseffecten (Real Time-opname 1) Part 7: snare-fill (Real Time-opname met de arpeggiator en de Part Mixer)
46
Eenvoudige Patterns maken, Drums opnemen
14.1 Drums opnemen
Gebruik eerst Step-opname 2 om met de Rhythm Part de drums op te nemen.
TEMPO
SET
/MIXER
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
-1 2-2,4 6-2
2
BD
SD
TONE SWITCH
SONG
SET
PATCH
HH
CLP
CYM
DISPLAY
RPS
PTN/
PTN
1) Druk in het BANK-blok op [PRESET] en kies met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel (zie blz. 22) U:TMP (Temporary Pattern). U:TMP bevindt zich voor P:001.
Dit “Temporary Pattern” is een buffergeheugen waarin data tijdelijk terechtkomen. Als u opneemt of edit werkt u in feite steeds met de data in dit buffergeheugen, niet met de opgeslagen data in het geheugen. Ook het nieuwe Pat­tern dat we nu gaan opnemen komt aanvankelijk terecht in de tijdelijke geheugenbuffer.
2) Kies met [PART SELECT] en PART [R] de Rhythm Part en kies de Rhythm Set waarmee u de drums wilt opne­men.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:05 “Techno 1” (zie blz. 28). Laat de Octave Shift-waarde op “-1” staan. Zodra u een Rhythm Set hebt geselecteerd drukt u op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Pattern Select-pagi-
na.
3) Druk in het SEQUENCER-blok op [REC].
De indicator begint te knipperen, u bevindt zich in opname-pauze. Gaat het om een volledig nieuw Pattern, dan moet u de maatsoort en het gewenste aantal maten specifiëren. Voor dit voorbeeld maken we gebruik van de standaardinstellingen: een Pattern van 4 maten in de maat 4/4. Kies nu de Part die u wilt opnemen.
4) Druk op PART [R] om de Rhythm Part te selecteren.
De indicator licht op. De voorbereiding voor de opname is daarmee voltooid.
5) Druk nogmaals op [REC] om naar de Microscope-pagina te gaan.
In de Microscope-pagina kunt u opgenomen muziekdata in detail bekijken en wijzigen.
6) Druk op [PLAY] om de opname te starten.
In het display wordt de naam afgebeeld van het geselecteerde ritme-instrument en de aanslagwaarde van de noot. Stel deze parameters in voor u een noot invoert.
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAY EF X
1
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
11
STOP PLAY REC
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
6
9
MEASURE
3,5
Aan de slag
CURRENT
Plaats waar de noot terechtkomt
Naam van het slagwerkinstrument
6-1. Druk op [SCALE] om een nootwaarde te selecteren.
NEXT
Weergegeven maat/tel
Aanslagwaarde van de noot
47
MC-505 Handleiding
Zorg dat de laagste indicator oplicht (om zestiende noten te selecteren).
SCALE
6-2. Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [7] om “127” te selecteren.
7) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op een klaviertoets om het ritme-instrument te selecteren.
We beginnen met de basdrum op te nemen. Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”. Houd vervolgens [SHIFT] ingedrukt en druk op klaviertoets [2] (de C3-toets) om “TR909 Kick 4” te selecteren en weer te geven.
SHIFT
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10111213141516
8) Druk op de klaviertoetsen in de onderstaande afbeelding (de indicators lichten op).
Hiermee hebt u vier basdrumslagen in de eerste maat ingevoerd. Deze worden nu in een lus weergegeven.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
9) Druk éénmaal op [FWD] om naar maat 2 te gaan.
10)Gebruik de procedure uit stap 8 om de basdrum in te voeren voor maat 2~4 (die zijn namelijk gelijk aan maat 1).
11)Bent u hiermee klaar, druk dan herhaaldelijk op [BWD] om terug te keren naar maat 1.
12)Gebruik de procedure uit stap 7~11 om de overige slagwerkinstrumenten in te voeren, in deze volgorde:
gesloten hi-hat
open hi-hat tamboerijn snare drum.
Hieronder laten we zien welke instrumenten u moet kiezen en op welke plaatsen ze moeten terechtkomen. Voer deze gegevens in voor alle maten.
Gesloten hi-hat “TR909 CHH 1”
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [8] (de F#3-toets). Druk op PART [6] om de aanslagwaarde “112” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Open hi-hat “TR909 OHH 3”
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [12] (de A#3-toets). Druk op PART [6] om de aanslagwaarde “112” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Tamboerijn “Tambourine 3”
Stel de Octave Shift-parameter in op “0”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [8] (de F#4-toets).
48
Eenvoudige Patterns maken, Bas en akkoorden opnemen
Druk voor het invoeren van de toetsen [1], [5], [9] en [13] op PART [5] om de aanslagwaarde “96” te kiezen. Druk voor de overige toetsen op PART [4] om de aanslagwaarde “80” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Snare Drum “TR909 Snr 5”
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op de klaviertoets [6] (de E3-toets). Druk op PART [7] om de aanslagwaarde “127” te kiezen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
Hiermee is de slagwerkpartij volledig. Ga, zonder de opname te stoppen, naar het volgende stukje.
Aan de slag
14.2 Bas en akkoorden opnemen
We gaan nu de bas en de akkoorden opnemen volgens de Step-opname 2 methode. We nemen de draad op na stap 12 uit het vorige stukje.
TOM/PERC
3-3,102 7
9
HIT
TONE SELECT
OTHERS
3-2
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
BD
SD
HH
TONE SWITCH
CLP
CYM
1) Druk op [PLAY] om terug te keren naar de Microscope-pagina.
Bij gestopte weergave kunt u deze pagina bereiken door tweemaal op [REC] te drukken.
2) Druk op PART [2] om Part 2 klaar te maken voor opname en kies de Patch die u als basklank wilt gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A016 “Lead TB4” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “-2”.
Nadat u een Patch hebt geselecteerd mag u op [PTN/SONG] drukken om terug te keren naar de Microscope-pagi­na.
3) Druk op [REC] om de opname te starten.
Het display beeldt de nootwaarde, de aanslagwaarde en de duur van de geselecteerde noot af. Stel deze parameters in voor u een noot invoert.
Positie v/d noot:
CURRENT
Maat/tel
Aanslagwaarde Duur van de noot
Nootwaarde
NEXT
Clock
(percentage van nootwaarde)
49
MC-505 Handleiding
3-1. Druk op [SCALE] om de nootwaarde te selecteren.
Laat de onderste indicator oplichten (daarmee kiest u zestiende noten).
SCALE
3-2. Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [6] om “112” te selecteren.
3-3. Kies met de RHYTHM [BD]~[OTHERS] knoppen de duur van de noot.
Duur wordt gespecifieerd als een percentage van de nootwaarde (die u in stap 3-1 hebt gespecifieerd). Druk op [TOM/PERC] om de waarde “80%” te kiezen.
4) Voer de noot D2 in.
Stel de Octave Shift-parameter in op “-2” en druk op klaviertoets [4]. De noot wordt ingevoerd zodra u de toets loslaat. U kunt nu meteen de volgende noot invoeren.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213141516
5) Voer op dezelfde manier de overige noten in.
Achtste noten voert u in door twee zestiende noten te verbinden – dit doet u door éénmaal op [BWD] te drukken.
CURRENT
NEXT
4 4 4
BWD
2 2 2
TIE
BWD
CURRENT
4 4
BWD
TIE
TIE
BWD
2
BWD
TIE
5
BWD
TIE
TIE
NEXT
4 4 4
BWD
2 2 2
BWD
TIE
TIE
BWD
4
TIE
7
BWD
2 2
BWD
TIE
TIE
BWD
TIE
Maat 3 en 4 bevatten een herhaling van de noten uit maat 1 en 2. Maakt u een foutje, houd dan [SHIFT] ingedrukt en druk op [BWD] om naar de vorige stap terug te keren.
Opmerking:
delijk zult horen).
In de partituur op blz. 46 staat de baspartij één octaaf hoger geschreven dan de noten die u hier invoert (en dus uitein-
Hiermee hebt u de volledige baslijn ingevoerd.
6) Druk op [REC] om terug te keren naar de Microscope-pagina.
7) Druk op PART [3] om Part 3 klaar te maken voor opname en kies de Patch waarmee u akkoorden wilt opnemen.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:B008 “Doc Stack” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”.
Nadat u een Patch hebt geselecteerd mag u op [PTN/SONG] drukken om terug te keren naar de Microscope-pagi­na.
8) Druk op [REC] om de opname te starten.
Kies ook hier voor zestiende noten (normaal is die nootwaarde nog gekozen vanuit het vorige stukje).
9) Kies met de PART [R]~[7] knoppen de aanslagwaarde van de noot.
Druk op PART [5] om “96” te selecteren.
10)Kies met de RHYTHM [BD]~[OTHERS] knoppen de duur van de noot.
Druk op [TOM/PERC] om de waarde “80%” te kiezen.
11)Voer de eerste noten van het akkoord in: D5 en A5.
Stel de Octave Shift-parameter in op “-1” en druk tegelijk op de klaviertoetsen [4] en [11].
50
Eenvoudige Patterns maken, Arpeggio’s opnemen
Deze noten wordt ingevoerd zodra u de toetsen loslaat. U kunt nu meteen de volgende noot invoeren.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
12)Voer op dezelfde manier de overige noten in.
Gepunte achtste noten voert u in door drie zestiende noten te verbinden – dit doet u door tweemaal op [BWD] te drukken.
Aan de slag
CURRENT
11
4
BWD
NEXT
11
BWD
BWD
BWD
4
TIE
TIE
11
TIE
4
BWD
TIE
TIE
11
BWD
4
TIE
BWD
11
BWD
4
TIE
10
BWD
TIE
TIE
BWD
5
TIE
CURRENT
11
NEXT
BWD
11
BWD
BWD
4
TIE
TIE
BWD
TIE
TIE
11
4
BWD
BWD
4
TIE
TIE
11
4
BWD
11
BWD
4
TIE
12
BWD
TIE
TIE
BWD
5
TIE
Maat 3 en 4 bevatten een herhaling van de noten uit maat 1 en 2. Daarmee is de akkoordpartij compleet.
13)Zodra u klaar bent mag u op [STOP] drukken om de opname te stoppen.
14)... en nu wilt u natuurlijk het resultaat beluisteren: druk op [PLAY].
14.3 Arpeggio’s opnemen
Arpeggio’s hoeft u niet zelf te spelen, daarvoor heeft de MC-505 een krachtige arpeggiator aan boord. De partijen waarmee die op de proppen komt nemen we op in real-time.
ARPEGGIATOR
PAG E
ON
2,9
PAR T
SELECT
PAR T
QTZ SELECT
MUTE
MUTE CTRL
TONE
RHYTHM
MUTE
SELECT
BD
SD
HH
TONE SWITCH
CLP
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
1-1 1-2,6
HIT
OTHERS
4,5
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
/REST
MEASURE
6
3
1) Druk op [PART SELECT] en PART [5] om Part 5 te selecteren en kies vervolgens de Patch waarmee u de arpeg­gio’s wilt opnemen.
Kies voor dit voorbeeld P:074 “Analog Seq” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”.
2) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON] om de arpeggiator in te schakelen (zie blz. 40).
51
MC-505 Handleiding
Kies de arpeggio-stijl “PORTAMENTO A” en stel de [ACCENT RATE]- en [RANGE]-regelaars in op de posities die in de onderstaande afbeelding worden aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
ON
DEC INC
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
brandt niet: ACCENT RATE knippert: RANGE
Als u deze instellingen hebt gemaakt kunt u met de klaviertoetsen arpeggio’s aansturen die synchroon lopen met de rest van de begeleiding.
3) Druk op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat de MC-505 klaar is voor opname.
4) Ga met de PAGE [<][>]-knoppen naar de Count In-pagina (in deze pagina bepaalt u hoe de opname moet star-
ten).
Kies met de [INC][DEC]-knoppen de optie “WAIT NOTE”. De MC-505 begint nu op te nemen op het moment dat u de eerste noot op het klavier speelt.
5) Ga met PAGE [<][>] naar de Loop Rest-pagina.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de optie “ON”. Door “ON” te kiezen laat u de MC-505 tussen de herhalingen van de lus telkens een maat wachten.
6) Druk op PART [5] om Part 5 te kiezen.
7) Klaar voor opname? Speel dan het onderstaande akkoord.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
De arpeggio wordt weergegeven vanaf het begin van de eerste maat en gelijktijdig opgenomen.
Opmerking:
zult horen).
In de partituur op blz. 46 staat de arpeggio één octaaf lager geschreven dan de noten die u hier invoert (en dus uiteindelijk
8) Aan het eind van het Pattern wordt er een maat gepauzeerd (cfr. stap 5). Zorg dat u tijdens die pauze niets speelt.
Bij de herhaling van het Pattern hoort u de arpeggio samen met de partijen die u reeds opgenomen had.
9) Blijken de arpeggio’s er goed op te staan, schakel dan de arpeggiator uit.
U mag nu (zonder de opname te stoppen!) naar de volgende stap gaan. Blijkt echter dat er iets is foutgelopen tijdens het opnemen van de arpeggio’s, dan kunt u het via de volgende pro-
cedure opnieuw proberen:
1) Laat de opname lopen en druk op [REALTIME ERASE].
U komt in het volgende display terecht.
EDIT
REALTIME ERASE
52
Eenvoudige Patterns maken, Melodie en geluidseffecten opnemen
2) Blijf [REC] ingedrukt houden van het begin tot het einde van het Pattern.
Zolang u [REC] ingedrukt houdt wordt alles wat u had opgenomen gewist.
3) Druk op [REALTIME ERASE] of [EXIT] om terug te keren naar de opname-pagina.
U kunt nu een nieuwe poging doen om de arpeggio’s op te nemen.
14.4 Melodie en geluidseffecten opnemen
Om het toch nog een beetje spannend te houden nemen we de melodie en enkele geluidseffecten op in real-time. Er zal dus gespeeld moeten worden!
Aan de slag
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
TONE
SELECT
PAR T MUTE
RHYTHM
MUTE
MUTE CTRL
TEMPO /MIXER
4
BD
DISPLAY
PTN/
PTN
SONG
SET
SD
TONE SWITCH
RPS SET
PATCH
5
HH
CLP
CYM
3 9
BANK
PRESET
USER
REVERB DELAY EF X
HIT
TOM/PERC
TONE SELECT
CARD
OTHERS
METRONOME
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
12 1,6,8,10
13
/REST
MEASURE
We nemen de draad op bij stap (9) van het vorige stukje.
1) Druk op [REC] (de indicator begint te knipperen).
U bevindt zich in Rehearsal-mode, dat merkt u aan het onderstaande display. Zoals de naam reeds aangeeft dient deze mode om te oefenen: u kunt de op te nemen partij spelen zo vaak u wilt, er wordt niets opgenomen.
Wilt u vanuit gestopte weergave naar de Rehearsal-mode gaan, druk dan op [REC]
[PLAY] om de realtime-opna-
me te starten en vervolgens op [REC].
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste Input Quantize-waarde.
De Input Quantize-functie corrigeert afwijkingen in de timing waarmee u een partij inspeelt. Noten die iets te vroeg of te laat komen worden dus “op hun plaats gezet”. Waar die plaats precies is hangt af van de Input Quantize-waar­de. Kies voor ons voorbeeld “”, iedere noot wordt dan naar de dichtstbijzijnde achtste noot verschoven.
3) Druk op PART [4] om Part 4 klaar te maken voor opname en kies de Patch die u als melodieklank wilt gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:A010 “Dual TB” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “0”.
Kunt u de klanken die u kiest moeilijk horen, schakel dan met [PART MUTE] en de Part-knoppen alle Parts uit – met uitzondering van Part 4. Druk vervolgens nogmaals op [PART MUTE] om terug te keren naar de Patch-keuze.
Nu komt het erop aan het juiste tempo voor de opname te kiezen.
4) Druk op [TEMPO/MIXER] (de indicator licht op).
Het display beeldt nu het geselecteerde tempo af.
CURRENT
NEXT
5) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo.
Het uiteindelijk weergavetempo kunt u later nog instellen. Op dit moment mag u een comfortabel tempo kiezen om de partij in te spelen.
53
MC-505 Handleiding
Druk nu op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Rehearsal-mode. Druk in het SEQUENCER-blok op [METRONOME] om de metronoom in te schakelen. Nu kunt u de melodie oefenen tot u ze onder de knie hebt.
6) Bent u er klaar voor? Druk dan op [REC] om in opname te gaan.
7) Luister naar de overige partijen en speel vanaf maat 1 mee op het klavier.
Rechterhand
11 11 11 11 14
4 4 4 4 4 4 4 4
9 9
12 10 12
4
4
Linkerhand
Bij de volgende weergave van de lus hoort u de partij die u zonet hebt opgenomen. Klinkt de melodie naar behoren, dan mag u verdergaan. Bent u niet tevreden, dan kunt u de opname wissen volgens de procedure die we bij het opnemen van de arpeggio hebben beschreven (zie blz. 52).
Lukt het niet meteen om de melodie in real-time in te spelen? Geen nood, u kunt ook in Step-opname 1 werken. Het onderstaande diagram dient in dat verband als leidraad (zie blz. 49).
CURRENT
NEXT
11 11 11 11 14
4 4 4 4 4 4 4 4
BWD
TIE
9 9
BWD
TIE
BWD
TIE
12 10 12
BWD
BWD
TIE
TIE
CURRENT
BWD
TIE
BWD
NEXT
BWD
TIE
TIE
BWD
BWD
TIE
TIE
4
BWD
BWD
TIE
TIE
4
Druk op [HIT] om de duur van de noten op 100% in te stellen. Laten we nu de geluidseffecten opnemen.
8) Druk op [REC] om naar de Rehearsal-mode te gaan.
9) Druk op PART [6] om Part 6 klaar te maken voor opname en kies de Patch met de geluidseffecten die u wilt
gebruiken.
Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan en kies P:C010 “Smooth Jet” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “-1”.
Druk zodra u de Patch hebt gekozen op [PTN/SONG] om terug te keren naar de Rehearsal-pagina.
10)Klaar? Druk dan op [REC] om de opname te starten.
11)Luister naar de reeds opgenomen partijen en speel op de klaviertoetsen vanaf maat 1.
11
Bij de volgende weergave van de lus hoort u het effect dat u zonet hebt opgenomen.
12)Zodra u klaar bent mag u op [STOP] drukken om de opname te stoppen.
13)... en nu wilt u natuurlijk het resultaat beluisteren: druk op [PLAY].
54
Eenvoudige Patterns maken, Snare-drum fill-in opnemen
14.5 Snare-drum fill-in opnemen
Om de boel wat levendiger te maken voegen we enkele snare-fills toe en nemen we een paar volumewijzigingen op met de Part Mixer.
ARPEGGIATOR
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
2,7
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
PAR T MUTE
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
MUTE CTRL
ON
PART MIXER
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
/REST
MEASURE
Aan de slag
1-1 1-2,4
98
35
1) Druk op [PART SELECT] en PART [7] om Part 7 te selecteren en kies vervolgens de Patch waarmee u de snare­fills wilt opnemen.
Drumklanken zijn normaal het domein van de Rhythm Part, maar voor dit voorbeeld gebruiken we Part 7 en kiezen we de Snare Drum Patch P.D093 “TR909 Snare” (zie blz. 28). Stel de Octave Shift-parameter in op “0”.
2) Druk in het ARPEGGIATOR-blok op [ON] om de arpeggiator in te schakelen (zie blz. 40).
Kies de arpeggio-stijl “1/16” en stel de [ACCENT RATE]- en [RANGE]-regelaars in op de posities die in de onder­staande afbeelding worden aangegeven.
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
ON
DEC INC
FUNC
ACCENT RATE
RANGE
brandt niet: ACCENT RATE knippert: RANGE
Als u deze instellingen hebt gemaakt kunt u met de klaviertoetsen arpeggio’s aansturen die synchroon lopen met de rest van de begeleiding.
3) Druk op [REC].
De indicator begint te knipperen om aan te geven dat de MC-505 klaar is voor opname. Kies ook hier voor de “WAIT NOTE” voor de Count In-parameter en “ON” voor de Loop Rest-parameter.
4) Druk op PART [7] om Part 7 te kiezen.
5) Druk op [PLAY] om de opname te starten
Druk aan het begin van de tweede maat op toets [6]. De snare-fill die u nu hoort wordt opgenomen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
6) Aan het einde van het Pattern wordt er een maat gepauzeerd. Zorg dat u tijdens die pauze niets speelt.
Bij de herhaling van het Pattern hoort u de fill samen met de partijen die u reeds had opgenomen.
7) Blijken de arpeggio’s er goed op te staan, schakel dan de arpeggiator uit.
Ziezo, de snare-fill staat erop. Hij doet echter nog wat te veel denken aan een machinegeweer, daarom gaan we hem met de Part Mixer langzaam “infaden” om een natuurlijker effect te krijgen.
55
MC-505 Handleiding
8) Druk op [MIXER SELECT] tot de LEVEL-indicator oplicht.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
9) Maak met regelaar [7] een fade-in.
Ga als volgt te werk: schuif tijdens de maat rust tussen twee herhalingen de regelaar [7] naar de minimumpositie. Vanaf het begin van de volgende herhaling schuift u hem dan geleidelijk omhoog, zodat u aan het eind van de vierde maat het maximumvolume bereikt.
rustmaat rustmaatmaat 1 maat 2 maat 3 maat 4
Klinkt het resultaat niet zoals het hoort, probeer het dan nog een keer vanaf maat 1. De faderbeweging die u dit keer uitvoert vervangt de vorige poging. U kunt dus zo vaak proberen als u wilt, tot het goed zit.
Alle Parts zijn hiermee voltooid. U mag op [STOP] drukken.
14.6 Afwerking
Om de puntjes op de i te zetten passen we tenslotte het volume, de stereopositie en de effectdiepte van iedere Part aan.
1) Druk op [TEMPO/MIXER] om naar de Tempo- en Part Mixer-pagina te gaan.
2) Stel met het [VALUE]-wiel het tempo in op “136.0”.
3) Kies met [MIXER SELECT] de gewenste parameter en stel voor iedere Part volume, stereopositie en effectdiepte
in (zie blz. 25).
115 115 100 88 115 90 127 0
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
0 0 20 15 78 45 0 0 D D D D E D D D
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
0 0 0 L50 0 30R 63R 0 0 0 25 0 90 35 60 60
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
LEVEL
PAN
KEYSHI FT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
56
4) Maak de volgende instellingen voor de effecten.
Eenvoudige Patterns maken, Pattern opslaan
Met [EFFECT SELECT] en de relevante regelaar kiest u het gewenste type.
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
First make the middle indicator light
REVERB DELAY EFX
FUNC
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
EFX OUTPUT LEVEL
Reverb Type
Delay Type EFX Type
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
First make the top indicator light
REVERB DELAY EFX
REVERB TIME
HF DAMP
EFX REVERB L EVEL
DELAY TIME
FEEDBACK
EFX DELAY LEVEL
DELAY LEVELREVERB LEVEL
EFX OUTPUT LEVEL
EFXDELAYREVERB
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
CTRL 1
CTRL 2
CTRL 3
Laat eerst de onderste indicator oplichten. Laat eerst de [FUNC]-indicator oplichten.
Ziezo! U hebt zonet uw eerste “User Pattern” in de MC-505 voltooid. Feliciteer uzelf, druk op [PLAY] en geniet van het resultaat.
14.7 Pattern opslaan
Aan de slag
Als u het resultaat van uw noeste arbeid niet wilt kwijtspelen moet u het opslaan. We laten u nu zien hoe dat kan.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Ga naar de [PTN/SONG]-pagina.
Druk op [PTN/SONG] als u zich daar nog niet bevindt.
3) Druk op [WRITE].
U komt in het onderstaande display terecht, waarin een “_” onder het Pattern-nummer verschijnt.
WRITE
INITIALIZE
4) Druk op [USER] om als schrijfbestemming de User Bank te kiezen.
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het Pattern-nummer waarin u de data wilt opslaan.
Kies voor ons voorbeeld geheugen U:001.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor verplaatst zich naar het begin van de tweede regel van het display.
7) Geef het Pattern een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste tekens. U kunt kiezen uit de volgende tekens: Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
57
MC-505 Handleiding
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u dit Pattern wilt opslaan?”). Beslist u nu om het Pattern niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
10)Druk nogmaals op [ENTER].
Het Pattern wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data worden weggeschreven.
14.8 Pattern overdoen
Via de onderstaande stappen wist u alle data uit het U:TMP-geheugen (de tijdelijke buffer). Op die manier kunt u het hele Pattern opnieuw opnemen (let wel: enkel het “Temporary”-geheugen wordt hier gewist, de versie die u zonet hebt bewaard wordt ongemoeid gelaten).
1) Kies U:TMP, houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [INITIALIZE].
SHIFT
WRITE
INITIALIZE
2) Druk op [ENTER] om de geheugenbuffer te initialiseren.
58
Song weergeven, Pattern overdoen
Song weergeven
15.
Een reeks van twee of meer Patterns met een van tevoren vastgelegde volgorde noemen we een “song”. Songs kunt u als volgt weergeven.
Aan de slag
TEMPO
/MIXER
DISPLAY BANK
RPS
PTN/
PTN SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
2
CARD
USER
REVERB DELAY EF X
3
DEC INC PAGE
CATEGORY
4
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
SEQUENCER
FWD
BWD
/REST
/TIE
STOP PLAY REC
56
1) Druk op [MODE] tot de SONG-indicator oplicht.
MODE
SONG
PTN
2) Druk in het DISPLAY-blok op [PTN/SONG].
De indicator licht op en het display beeldt de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde song af.
Bank
NEXT
Nummer
Nummer
CURRENT
Bank
MEASURE
Naam
3) Druk in het BANK-blok op [USER] om de User Bank te selecteren.
Opmerking:
Als het om songs gaat kunt u enkel de User Bank selecteren.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer.
Vanuit de fabriek werden er songs geprogrammeerd voor de nummers U:01~U:20.
5) Druk op [PLAY] om de weergave van de song te starten.
De Patterns worden automatisch in de geprogrammeerde volgorde weergegeven. Tijdens de weergave van een song kunt u geen Patterns selecteren. De overige functies werken wél zoals tijdens de weergave van Patterns.
Aan het eind van het laatst geprogrammeerde Pattern houdt de weergave automatisch op.
6) Druk op [STOP] als u de weergave van de song wilt stoppen.
59
MC-505 Handleiding
Eenvoudige song programmeren
16.
Hieronder laten we zien hoe u met het Pattern (U:001) dat u onder “Eenvoudige Patterns maken” hebt geprogram­meerd een eenvoudige song kunt maken.
Denk eerst even na over de structuur van de song. Doorgaans is het bedoeling een zekere “opbouw” te creëren door geleidelijk aan meer Parts in te schakelen (met de Part Mute-functie) of het volume van Parts te verhogen (met de Part Mixer).
De opbouw van de song die we nu gaan maken kunt u volgen in het diagram op blz. 62.
TEMPO
/MIXER
DISPLAY BANK
RPS
PTN/
PTN
SET
SONG
SET
PATCH
PRESET
USER
REVERB DELAY EF X
3-1
CARD
DEC INC PAGE
1,3-2
VALUE
EXIT
DEMO
CATEGORY
ENTER
SEQUENCER
FWD
BWD
/TIE
STOP PLAY REC
MEASURE
/REST
47
2
5,6
Kies eerst de song die u wilt opnemen.
1) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de song U:21.
2) Druk in het SEQUENCER-blok op [REC] (de indicator licht op).
Hiermee gaat nu naar de opnamemode, dat merkt u aan de onderstaande display-pagina.
CURRENT
Volgnummer
Naam
3) Druk op [USER] en kies met de [INC][DEC]-knoppen of de [VALUE]-regelaar Pattern U:001.
4) Desgewenst kunt u nu op [PLAY] drukken om het geselecteerde Pattern te beluisteren.
Schakel tijdens het beluisteren van het Pattern ongewenste Parts uit. Zoals in het diagram op blz. 62 wordt aangegeven schakelt u hier best alle Parts uit, met uitzondering van [R] en
[3]. Druk op [STOP] om de weergave te stoppen.
5) Druk op [ENTER] om Pattern U:001 als eerste Pattern van de song in te voeren.
In het CURRENT-display wordt nu nummer “2” afgebeeld, terwijl u automatisch naar de display-pagina voor het tweede patroon gaat.
6) Breng in Pattern U:001 de wijzigingen aan die in het structuurdiagram staan aangegeven en druk telkens op
[ENTER] om de gewijzigde versie zijn plaats in de volgorde te geven.
7) Druk, zodra u het 14de Pattern hebt afgewerkt, herhaaldelijk op [STOP] om de opname-pagina te verlaten.
Daarmee hebt u de opname voltooid. Druk op [PLAY] om de song weer te geven.
NEXT
Nummer
Bank Nummer
60
Eenvoudige song programmeren, Song opslaan
16.1 Song opslaan
De song die u zonet hebt voltooid moet u nog opslaan, wilt u hem niet kwijtraken.
1) Stop de weergave van de song.
2) Ga naar het [PTN/SONG]-display.
3) Druk op [WRITE].
WRITE
INITIALIZE
U komt in de bovenstaande display-pagina terecht. Onder het songnummer verschijnt een “_” (cursor). Beslist u nu om de song niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het songnummer waarin u de song wilt opslaan.
Wilt u de song in U:21 opslaan, ga dan meteen naar de volgende stap.
5) Druk op PAGE [>].
De cursor gaat naar het begin van de tweede display-regel.
6) Geef de Song een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste tekens. U kunt kiezen uit de volgende tekens: Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , _ . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
7) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
8) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om bevestiging vraagt (“bent u zeker dat u deze song wilt opslaan?”). Beslist u nu om de song niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
Aan de slag
9) Druk nogmaals op [ENTER].
De song wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data worden weggeschreven.
Hoe stelt u in stap (12) en (13) van het onderstaande diagram de Key Shift-waarden in...
1) Druk op [MIXER SELECT] om KEY SHIFT te kiezen.
2) Druk op [TEMPO/MIXER] om naar de Part Mixer-pagina te gaan.
3) Druk op [PART SELECT] en [2] om Part 2 te selecteren.
4) Stel met [INC][DEC] de Key Shift-waarde voor Part 2 in op “+2”.
5) Gebruik dezelfde werkwijze om voor de Parts 3~5 ook een Key Shift-waarde van “+2” in te stellen.
61
MC-505 Handleiding
Structuurdiagram
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
HIT
OTHERS
CYM
CYM
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
BD
SD
HH
CLP
PART MIXER
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
PART MIXER
CYM
CYM
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
PART MIXER
CYM
CYM
CYM
TOM/PERC
TEMPO /MIXER
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
62
CURRENT
CURRENT
CURRENT
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
TOM/PERC
OTHERS
HIT
OTHERS
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
CYM
CYM
CYM
TOM/PERC
TEMPO /MIXER
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
HIT
OTHERS
CURRENT
BD
SD
HH
CLP
BD
SD
HH
CLP
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
HIT
TOM/PERC
OTHERS
CYM
DEEL II. REFERENTIE
Even voorstellen: de MC-505
1.
In “Aan de slag” hebt u reeds kort kennisgemaakt met de structuur van de MC-505. Hier gaan we de zaak iets uit­gebreider bekijken: de speelhulpen, de klankbron en het sequencergedeelte.
1.1 Hoe zit de MC-505 in elkaar?
Klankgedeelte Sequencer-
Spelen
D BEAM CONTROLLER
-
TURN TABLE
+
CUT RESO
AD LIB
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Speelhulpen (klavier, regelaars, enz.)
WAVE
SELECT
ON
Speelhulpen
Het stuurgedeelte van de MC-505 omvat de klavier­toetsen, de regelaars op het frontpaneel, de D Beam Controller en de voetschakelaar die u eventueel op het achterpaneel aansluit. Hiermee speelt u noten, patronen, enz. en wijzigt u de klankkleur.
Klankbron
Dit deel is verantwoordelijk voor het geluid van de MC-505. De klankbron reageert op de informatie van de speelhulpen en de sequencer, maar kan ook
Weergave
PITCH
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
gedeelte
Opnemen
FILTER/AMPLIFIER
LPF
BPF
HPF
PKG
CUTOFF
RESONANCE
TONE LEVELRND PAN
TONE PAN
luisteren naar MIDI-commando’s uit een extern instrument.
Sequencer
De sequencer onthoudt alles wat u met de speelhul­pen doet, zowel de noten die u op het klaviertje speelt als de bewegingen die u met de knoppen en regelaars uitvoert. Al deze informatie wordt in de vorm van MIDI-commando’s opgenomen en weergegeven. Vandaar dat u met deze gegevens ook (via MIDI OUT) externe MIDI-instrumenten, zoals de MS-1, kunt aansturen.
Referentie
1.2 Klankbron
Tones en Patches
Een Tone is het kleinste bouwsteentje in de klankar­chitectuur van de MC-505. Het gaat om één timbre, dat u kunt combineren met maximaal 3 andere Tones (timbres) om een Patch te vormen. Patches
zijn de “klanken” die u kiest in de MC-505. We onderscheiden twee soorten: Preset Patches, die wer­den reeds vanuit de fabriek voor u geprogrammeerd, en User Patches, die maakt u zelf.
63
MC-505 Handleiding
Het onderstaande diagram maakt één en ander wat aanschouwelijker.
PATCH
TONE 4
TONE 3
LFO 1
TONE 2
LFO 1
TONE 1
LFO 1
LFO 1
Cyclische modulatie Cyclische modulatie
WAVE
PITCH
SELECT
Procudeert de basisklank
Bepaalt de toonhoogte
PITCH ENV
Stuurt de toonhoogte Stuurt de klankkleur
Opmerking:
Hoe een Patch precies klinkt hangt af van de
FILTER ENV
PORTAMENTO
Instellingen gelden voor
FILTER
Bepaalt
de klankkleur
alle Tones
LFO 2
LFO 2
LFO 2
LFO 2
AMPLIFIER
het volume
AMPLIFIER ENV
Stuurt het volume
Bepaalt
manier waarop u de vier Tones combineert, en die manier kiest u met de Structure Type-parameter.
Zie “Common-parameters” op blz. 99.
zen. Voor elk van de acht Parts die de MC-505 rijk is kunt u het volume en de stereopositie aanpassen.
Klankbron
Rhythm Set
Part 1~7
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Patch
Parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Part-parameters
Deze Parts kunt u gebruiken voor baspartijen, melo­dische partijen, enz., kortom alles waar toonhoogtes aan te pas komen. Voor deze Parts kunt u Patches kiezen, waarvan er sommige ook individuele slag­werkinstrumenten bevatten.
Rhythm Set
Een verzameling slagwerkinstrumenten (Rhythm Tones) heet in de MC-505 een Rhythm Set. In zo’n Rhythm Set zit onder iedere toets (nootnummer) een ander geluid. Ook hier onderscheiden we Preset Rhythm Sets, met voorgeprogrammeerde klankver­zamelingen, en User Rhythm Sets, waarin u zelf de instrumenten kiest.
RHYTHM SET
RHYTHM TONE (B5)
RHYTHM TONE (D5)
RHYTHM TONE (C4)
RHYTHM TONE (B1)
WAVE
SELECT
PITCH
PITCH
ENV
FILTER
FILTER
ENV
AMPLIFIER
AMPLIFIER
ENV
Parts
Part betekent in feite “partij”. Een Part kunt u dus zien als het equivalent van een muzikant die een instrument bespeelt. Welk instrument dat is bepaalt u zelf, door voor iedere Part een klank (Patch) te kie-
Rhythm Part (R Part)
Deze Part dient om ritmepartijen weer te geven (slagwerkinstrumenten, effectgeluiden, enz.). Voor deze Part kunt u enkel Rhythm Sets kiezen.
Polyfonie
Polyfonie duidt op het maximale aantal stemmen dat tegelijk kan worden weergegeven. Voor de MC-505 zijn er dat 64. Normaal komen 64 stemmen overeen met 64 noten. Een aantal Patches maakt echter gebruik van meer dan één Tone. In dat geval worden er dus meerdere stemmen per noot gebruikt en daalt de polyfonie.
Vraagt de muziek die u wilt weergeven (bijvoorbeeld vanuit een externe MIDI-bron) meer stemmen dan het maximaal beschikbare aantal, dan worden reeds klinkende noten “afgesneden” om plaats te maken voor nieuwe noten. Dit wordt vooral merkbaar bij Tones met een lange uitsterftijd of bij gebruik van de RPS-functie. In dit verband willen we u op twee belangrijke parameters wijzen:
Met de Voice Priority-parameter bepaalt u voor
iedere Patch welke noten worden afgesneden wanneer de maximale polyfonie wordt over­schreden (zie “Common-parameters” op blz. 99).
Met de Voice Reserve-parameter specifieert u het
minimum aantal noten dat voor iedere Part
64
Even voorstellen: de MC-505, Sequencer
wordt vrijgehouden (zie “Polyfonie per Part specifiëren (Voice Reserve)” op blz. 199).
1.3 Sequencer
De sequencer neemt alle noten die u speelt en alle bewegingen die u met knoppen en regelaars uitvoert op, in de vorm van MIDI-commando’s. Bij de weer­gave zendt de sequencer deze MIDI-commando’s naar de klankbron. Aangezien de sequencer op die manier al uw handelingen kopieert klinkt het bij de weergave net zoals tijdens de opname, inclusief wij­zigingen van klankkleur, enz.
Het opnemen en weergeven lijkt in eerste instantie op het werken met een bandopnemer of cassettere­corder, maar vertoont hier bij nader inzien een groot verschil mee: aangezien alle individuele handelingen worden opgetekend, kunt u ze achteraf ook wijzigen. Zo kunt u het tempo wijzigen zonder de toonhoogte te beïnvloeden, andere klanken kiezen zonder de partijen te veranderen, tot op de noot nauwkeurige details veranderen, enz. Een ander verschil is dat uw opname bij de duizendste weergave nog even fris klinkt als bij de eerste, aangezien de MC-505 door zijn sequencer wordt “bespeeld” en de geluidsinfor­matie dus niet onderhevig is aan slijtage van het medium (zoals bij magneetband wel het geval is).
Pattern ook informatie over klankkeuze en nog een aantal andere parameters.
Klankbron
R Part
Part 1
Part 2
Part 3
Part 4
Part 5
Part 6
Part 7
Parts die Patterns weergeven
Weer­gave
Sequencer
PTN P:003
R Part data
Part 1 data
Part 2 data
Part 3 data
Part 4 data
Part 5 data
Part 6 data
Part 7 data
Weergegeven Pattern
Patterns kiezen
PTN P:001
R Part data
Part 1 data
Part 2 data
Part 3 data
Part 4 data
Part 5 data
Part 6 data
Part 7 data
Part-instellingen (Patch-keuze en Part-parameters)
Er zijn twee soorten Patterns: Preset Patterns, die reeds in de fabriek werden geprogrammeerd, en User Patterns, waarvan u zelf de inhoud bepaalt.
Songs
Een Song in de MC-505 is in feite niet meer dan een reeks opeenvolgende “verwijzingen” naar Patterns. Een Song bevat dus niet de informatie (noten en der­gelijke) van de Patterns zelf, maar enkel een reeks commando’s die de sequencer opdragen dat Pattern, vervolgens dat Pattern, enz. weer te geven. Een Song kan maximaal 50 Patterns bevatten.
Referentie
Patterns
Patterns zijn korte (meestal herhalende) muzikale patronen die door de sequencer worden weergege­ven. Het leuke aan de MC-505 is dat u de weergave niet hoeft te onderbreken om een ander Pattern te kiezen. Met andere woorden: u kunt een Pattern laten herhalen zo vaak u wilt en de keuze van het vol­gende Pattern laten ingeven door de inspiratie van het moment. Dat levert een intuïtieve en voor dans­muziek uiterst geschikte manier van muziek maken op.
Een Pattern bevat partijen voor alle Parts en u kunt die partijen ook voor iedere Part individueel opne­men, weergeven en wijzigen. Naast noten bevat zo’n
PRESET
P:001
P:014 U:007 P:012 C:003 P:029
USER
U:001 C:001
1234 50
CARD
....
1.4 Geheugen
De inhoud van Patches en Patterns wordt bewaard in het geheugen van de MC-505. Daarin onderscheiden we drie “blokken”: systeemgeheugen, User-geheu­gen en Preset-geheugen.
Verder is er nog een “tijdelijk” buffergeheugen, dat steeds de data bevat die u hoort of wijzigt wanneer u een Pattern of Patch laadt.
65
MC-505 Handleiding
Systeemgeheugen
Het systeemgeheugen bevat een aantal algemene instellingen voor de MC-505. Die organiseren naast de werking van de klankbron en de sequencer ook de MIDI-huishouding.
User-geheugen
Het User-geheugen dient om uw eigen instellingen (patronen, klanken, enz.) op te slaan. Het biedt plaats aan 256 Patches, 200 Patterns, 5 songs, 60 RPS-sets en 30 Pattern-sets.
Bij levering is de inhoud van de User Patches gelijk aan die van de Preset Patches. De User Patterns zijn op dat moment leeg.
Preset-geheugen
De inhoud van het Preset-geheugen kunt u niet over­schrijven. Dit geheugen bevat 512 Patches en 714 Patterns.
Tijdelijk geheugen
Telkens als u een Patch kiest wordt die in een buffer­geheugen geladen (het “tijdelijk” geheugen), zodat u hem kunt weergeven, editen, enz.
Als u een Pattern opneemt of wijzigt wordt de inhoud automatisch gekopieerd naar U:TMP (tem- porary Pattern), dit is het buffergeheugen voor Pat­terns.
Geheugenkaart
De MC-505 heeft een aansluiting voor een geheu­genkaart. Zo’n kaart bevat 512 User Patches en 200 User Patterns, precies evenveel dus als het interne geheugen van de MC-505.
256
PTN
200
50
30
60
GEHEUGENKAART
PATCH
512
PTN
200
MC-505
SYSTEEM
PRESET
PATCH
512
PTN
714
BUFFERGEHEUGEN
USER CARD
PATCH
SONG
PTN SET
RPS SET
De data in het interne geheugen blijven bewaard nadat u de MC-505 uitschakelt. De data in het buf­fergeheugen worden op dat moment echter gewist.
Als u wijzigingen aanbrengt in een Patch of Pattern werkt u steeds met de data in de geheugenbuffer, nooit met de inhoud van het eigenlijke geheugen van die Pattern of Patch. Wilt u de wijzigingen die u aan­brengt bewaren, dan moet u de gewijzigde data terugschrijven naar het betreffende geheugen.
Zie “Patches opslaan (Patch Write)” op blz. 104.Zie “Patterns opslaan” op blz. 75.
1.5 Basisbediening
Waarden wijzigen
Met het [VALUE]-wiel of de [INC][DEC]-knoppen kiest u Patches/Patterns of wijzigt u waarden.
DEC INC PAGE
VALUE
ENTER
EXIT
DEMO
[INC][DEC]-knoppen
Met [INC] verhoogt u een waarde, met [DEC] ver­laagt u ze.
Als u [INC] ingedrukt houdt en op [DEC] drukt kiest u in versneld tempo hogere waarden. Door [DEC] ingedrukt te houden en op [INC] te drukken kiest u in versneld tempo lagere waarden.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden terwijl u deze knoppen gebruikt gaat u met grotere stappen door de waarden.
[VALUE]-wiel
Dit wiel is handig als u grote waardesprongen wilt maken. Draai in wijzerzin om een waarde te verho­gen en in tegenwijzerzin om een waarde te verlagen. Als u tegelijkertijd [SHIFT] ingedrukt houdt gaat u met grotere stappen door de waarden.
Wijziging annuleren (Undo/Redo)
Met de Undo-functie kunt u een aangebrachte wijzi­ging ongedaan maken, bijvoorbeeld omdat het resul­taat u niet bevalt. Met Redo kunt u het resultaat van
66
ná de wijziging herstellen. De combinatie van deze twee functies maakt het dus eenvoudig om de invloed van een bewerking te beoordelen.
Ziehier een aantal handelingen waarvoor u Undo/ Redo kunt gebruiken.
“Pattern editen (Pattern Edit)” op blz. 181.“Song editen (Song Edit)” op blz. 192.“Patterns opnemen” op blz. 165.“Song creëren” op blz. 189.
1) Ga naar de Pattern of Song Select-pagina.
2) Druk op [UNDO/REDO].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
UNDO /
REDO
Even voorstellen: de MC-505, Basisbediening
PARAM COPY
3) Druk op [ENTER] om de gemaakte wijzigingen op te heffen en opnieuw de originele waarde te kiezen.
4) Druk nogmaals op [UNDO/REDO].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
5) Door nogmaals op [ENTER] te drukken kunt u uw opnieuw de waarde van na de wijziging kiezen.
Opmerking:
de data hebt gewijzigd. Eens u gemaakte wijzigingen hebt opgeslagen kunt u ze niet meer opheffen. Ook als u na de eer­ste wijziging nog meer wijzigingen aanbrengt heeft Undo/ Redo geen invloed meer op de eerste wijziging.
Undo/Redo kunt u enkel gebruiken vlak nadat u
Als u een handeling uitvoert waarbij een grote hoe­veelheid data wordt gewijzigd is het mogelijk dat u de volgende melding te zien krijgt. Deze prompt vertelt u dat er te weinig geheugen overblijft om de originele data te bewaren. Bent u zeker dat u die data niet meer nodig hebt, druk dan op [ENTER]. Bent u niet zo zeker, druk dan op [EXIT] (u kunt dan bijvoorbeeld eerst een kopie van de originele data maken).
Referentie
67
MC-505 Handleiding
Patterns weergeven
2.
2.1 Weergave
1) Zorg dat de PTN-indicator oplicht.
Druk op [MODE] als dat niet het geval is.
MODE
2) Druk op [PTN/SONG] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de naam van het geselecteerde Pattern afgebeeld.
CURRENT
PTN/
SONG
3) Kies met de [PRESET]/[USER]/[CARD]-knoppen
de gewenste bank.
PRESET USER CARD
REVERB DELAY E FX
SONG
PTN
NEXT
BANK
5) Druk op [PLAY] om de weergave van het Pattern te starten.
PLAY
Onder CURRENT ziet u het Pattern dat nu wordt weergegeven, terwijl NEXT aangeeft welk Pattern er klaar staat om hierna te worden weergegeven. Op dit moment beelden CURRENT en NEXT hetzelfde nummer af, wat betekent dat één Pattern voortdu­rend wordt herhaald.
6) Herhaal stap 3 en 4 om het volgende (NEXT) Pat­tern te kiezen.
In het display worden de bank, het nummer en de naam van het geselecteerde Pattern afgebeeld.
Op het moment dat u een NEXT-Pattern specifieert verandert de “ ” links van de naam in een “ ”.
CURRENT
NEXT
[PRESET] P: (Preset-bank)
[USER] U: (User-bank)
[CARD] C: (Card-bank)
Door herhaaldelijk op één van deze knoppen te drukken kiest u opeenvolgende honderdtallen.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer.
Mogelijke waarden: P:001~P:714, U:001~U:200, C:001~C:200
Het gekozen nummer en de bijbehorende naam ver­schijnen in het display. U hebt nu een Pattern gese­lecteerd.
Opmerking:
Patterns bevat één frase.
Opmerking:
een geheugenkaart in de MC-505 steekt.
P:249~P:714 zijn RPS-Patterns. Elk van deze
De “CARD”-bank kunt u enkel selecteren als er
Zie “Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
7) Aan het einde van de het CURRENT-Pattern wordt automatisch overgegaan naar het NEXT-Pattern.
8) Druk op [STOP] als u de weergave wilt stoppen.
STOP
Opmerking:
display begint te knipperen kort voordat er naar het volgende Pattern wordt gegaan. Daarmee wordt gesignaleerd dat u op dat moment geen ander Pattern meer kunt kiezen.
Opmerking:
bank geen data. Kiest u dus zo’n Pattern, dan hoort u niets. Een leeg User Pattern als NEXT-Pattern heeft dus tot gevolg dat de weergave plots ophoudt.
U hebt waarschijnlijk al gemerkt dat het NEXT-
Bij levering bevatten de Patterns uit de User-
Vooruit- en terugspoelen
Bij iedere druk op [FWD] gaat u één maat vooruit in het Pattern. Bij iedere druk op [BWD] gaat u één maat achteruit.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [FWD] drukt springt u meteen naar de laatste maat. Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [BWD] te drukken keert u terug naar het begin van het Pattern.
68
Patterns weergeven, Tempo wijzigen
Bij gestopte weergave kunt u ook op [STOP] druk­ken om terug te keren naar het begin van het Pattern.
Soms verschijnt er bij gestopte weergave rechtsonder in het NEXT-display een decimaal punt. Dit geeft aan dat u het Pattern ergens midden in de maat hebt gestopt.
NEXT
Een overzicht van de Patterns waaruit u kunt kie-
zen vindt u op blz. 237.
Kijken uit hoeveel maten een Pattern bestaat
Wilt u weten hoeveel maten het weergegeven Pattern telt, of in welke maat u zich momenteel bevindt, ga dan als volgt te werk:
1) Druk op [MEASURE].
Zolang u deze knop ingedrukt houdt beeldt het CURRENT-display het totale aantal maten in het Pattern af, terwijl het NEXT-display de weergavepo­sitie (maat en tel) aangeeft. In het onderstaande voorbeeld telt het geselecteerde Pattern 16 maten en bevindt de weergave zich op de derde tel van maat
12.
MEASURE
CURRENT
NEXT
“standaardtempo”. Als u vanuit gestopte weergave een nieuw Pattern kiest wordt steeds dit standaard­tempo gekozen. Kiest u echter bij lopende weergave een ander Pattern, dan wordt de tempowaarde van het huidige Pattern overgenomen (anders zou het resultaat niet erg dansbaar zijn!).
Tijdens de weergave kunt u op verschillende manie­ren het tempo wijzigen.
Opmerking:
ten per minuut.
BPM staat voor Beats Per Minute, d.i. kwartno-
Tempo wijzigen met het [VALUE]­wiel
1) Druk op [TEMPO/MIXER] (de indicator licht op).
Het display beeldt de geselecteerde tempowaarde af.
TEMPO
/ MIXER
CURRENT
NEXT
2) Kies met het [VALUE]-wiel het gewenste tempo (20.0~240.0 BPM).
De wijzigingen gebeuren in stappen van 0.1 BPM, tenzij u [SHIFT] ingedrukt houdt, dan werkt het in stappen van 1 BPM.
Tempo wijzigen met de [TAP]-knop
1) Tik in het gewenste tempo op de [TAP]-knop.
U moet tikken in kwartnoten, dus vier tellen per maat voor een 4/4 maatsoort, drie tellen voor 3/4, enz. Het tempo wordt automatisch berekend.
Referentie
Snel Patterns kiezen
Tijdens de weergave van een Pattern kunt u met de PAGE [<][>]-knoppen onmiddellijk het volgende of het vorige Pattern kiezen. Let wel: in dit geval wor­den alle Patterns aan hun standaardtempo weergege­ven. Gebruik deze methode daarom enkel om Pat­terns voor te beluisteren, tenzij u van een lege dans­vloer houdt…
Als u voor een nieuwe opname een Pattern creëert van slechts één maat lang en u geeft dit Pattern weer, dan zal het in bepaalde gevallen niet mogelijk zijn om met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het vol­gende Pattern te selecteren. Gebruik in dergelijke gevallen PAGE [<][>] om andere Patterns te kiezen.
2.2 Tempo wijzigen
Voor ieder Pattern is reeds een geschikt tempo (weergavesnelheid) ingesteld. We noemen dit het
CURRENT
TAP TAP TAP
NEXT
U kunt met [TAP] ook het tempo wijzigen op momenten dat de tempowaarde niet in het display wordt afgebeeld.
De BEAT-indicators knipperen in de maat van het tempo: rood op de eerste tel van de maat, groen op de overige tellen.
2.3 Partijen uitschakelen
U kunt de weergave van individuele Parts binnen een Pattern uitschakelen. Voor Rhythm Parts kunt u zelfs individuele slagwerkinstrumenten in- en uit­schakelen.
69
MC-505 Handleiding
Parts uitschakelen (Part Mute)
1) Druk op [PART MUTE] (de indicator licht op).
De indicators van de PART [R]~[7]-knoppen geven de status van de respectieve Parts aan.
PAR T
MUTE
Knippert Part is uitgeschakeld.
Brandt Part is ingeschakeld.
Brandt niet Part bevat geen data.
2) Druk op de PART-knop van de Part die u wilt in- of uitschakelen.
De indicator van de knop begint te knipperen en de weergave wordt uitgeschakeld.
Wilt u de weergave van een Part opnieuw inschake­len, druk dan op de betreffende PART-knop, zodat de indicator blijft branden.
Opmerking:
indicator niet brandt gebeurt er niets (indicator blijft don­ker).
Opmerking:
Part 1 geen weergavedata.
Als u op een PART-knop drukt waarvoor de
De Preset Patterns P:001~P:248 bevatten voor
U kunt de aan/uit-status van de Parts ook
opslaan als deel van een Pattern, zie “Patterns opslaan” op blz. 75.
Slagwerkinstrumenten uitschakelen (Rhythm Mute)
Onder Part Mute kunt u de Rhythm Part in zijn geheel in- en uitschakelen. Kiest u echter Rhythm Mute, dan kunt u ook individuele instrumenten van de Rhythm Part in- en uitschakelen. Dat levert typi­sche mogelijkheden op zoals: een ritme instrument voor instrument laten “binnenkomen” (hi-hat, daarna basdrum, enz.) of in het tussenstuk van een song instrumenten (bijvoorbeeld basdrum) laten wegvallen om voor afwisseling en opbouw te zorgen.
1) Druk op [RHYTHM MUTE] (de indicator licht op).
De indicators van de RHYTHM [BD]~[OTHERS]­knoppen geven de status van de Rhythm-groepen aan.
RHYTHM
MUTE
Knippert Part is uitgeschakeld.
Brandt Part is ingeschakeld.
Brandt niet Part bevat geen data.
2) Druk op de RHYTHM-knop van de instrument­groep die u wilt in- of uitschakelen.
De indicator van de knop begint te knipperen en de weergave wordt uitgeschakeld.
BD
SD
HH
CLP
CYM
TOM/PERC
HIT
OTHERS
Wilt u de weergave opnieuw inschakelen, druk dan op de betreffende RHYTHM-knop, zodat de indica­tor blijft branden.
Opmerking:
indicator niet brandt gebeurt er niets (indicator blijft don­ker).
Als u op een RHYTHM-knop drukt waarvoor de
U kunt de aan/uit-status van de ritme-instru-
menten ook opslaan als deel van een Pattern, zie “Patterns opslaan” op blz. 75.
Opmerking:
schakeld (met Part Mute), dan hebben de Rhythm Mute­instellingen geen effect meer.
Opmerking:
RHYTHM-knoppen zijn gekoppeld varieert naar gelang de gekozen Rhythm Set.
Als u de Rhythm Part in zijn geheel hebt uitge-
Aan welke slagwerkinstrumenten de
Welke instrumenten precies door welke
RHYTHM-knoppen worden uitgeschakeld leest u onder “Preset Rhythm Sets” op blz. 230.
Andere “Mute”-opties
Naast Part Mute en Rhythm Mute zijn er nog een aantal andere “Mute-scenario’s” mogelijk.
Alle Parts uitschakelen (All Mute)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op [RHYTHM MUTE] (of houd [RHYTHM MUTE] ingedrukt en druk op [PART MUTE]). De indicator van [PART MUTE] begint te knipperen en alle Parts worden uitgeschakeld. Herhaal deze werkwijze om de uitgeschakelde Parts weer in te schakelen.
70
Patterns weergeven, Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose)
Part geïsoleerd beluisteren (Monitor)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op de PART-knop voor de Part die u wilt beluisteren.
Mute-status van alle Parts uitwisselen (Mute Exchange)
Houd [PART MUTE] ingedrukt en druk op [PART SELECT]. Parts die uitgeschakeld zijn (indicator knippert) worden nu ingeschakeld (indicator brandt) en vice versa.
Volgende Pattern weergeven met de huidige Mute-instellingen (Mute Remain)
Kies het NEXT-Pattern, druk op [PLAY] zodat de indicator knippert. Het volgende Pattern wordt nu
2) De transpositie wordt uitgevoerd op het moment
weergegeven met de Mute-instellingen van het vori­ge Pattern.
2.4 Transponeren tijdens de weergave (Realtime Transpose)
Om naar een andere toonaard te transponeren hoeft u de weergave niet te stoppen. Transponeren kunt u over een bereik van -12~+12 halve tonen.
U kunt maximaal -12/+12 halve tonen boven en onder de C4-toets transponeren (bij Octave Shift=0 ligt C4 op klaviertoets [2].
NEXT
NEXT
C4
TRANS
POSE
CURRENT
-
C4
CURRENT
Om een negatieve waarde te specifiëren moet u de Octave Shift-parameter op “-1” instellen.
dat u op de klaviertoets drukt.
Druk nogmaals op de [TRANSPOSE]-knop (de indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard wilt kiezen.
“Octaafligging van het klaviertje verschuiven
(Octave Shift)” op blz. 72.
Opmerking:
Transpose-waarde steeds op “0” ingesteld.
Opmerking:
kunt u geen transpositiewaarde invoeren met de klaviertoet­sen.
Als u de MC-505 inschakelt wordt de Realtime
Als de [PTN CALL]- of [RPS]-indicator oplicht
Referentie
Met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel
1) Houd [TRANSPOSE] ingedrukt en kies met de [INC][DEC]-knoppen of het [VALUE]-wiel de transpositiewaarde.
-
TRANS
POSE
CURRENT
NEXT
Zolang u de knop ingedrukt houdt beeldt het display de gekozen transpositiewaarde af.
2) Zodra u de knop loslaat wordt de transpositie uit­gevoerd.
Druk nogmaals op de [TRANSPOSE]-knop (de indicator dooft) als u opnieuw de originele toonaard wilt kiezen.
Met de klaviertoetsen
1) Houd [TRANSPOSE] ingedrukt en druk op een klaviertoets om de gewenste transpositie in te stel­len.
2.5 Extra partijen spelen op het klaviertje
Op het klaviertje van de MC-505 kunt u meespelen met het weergegeven Pattern.
1) Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicator niet oplichten.
PTN
CALL RPS
2) Druk op [PART SELECT] (de indicator licht op).
PAR T
SELECT
QTZ SELECT
3) Druk op de PART-knop (de indicator licht op) voor de Part die u wilt “bespelen”.
71
MC-505 Handleiding
4) Speel op het klaviertje – u hoort het geluid van de gekozen Part.
Hebt u een MIDI-klavier op de MC-505 aangesloten, dan kunt u ook daarmee de Part aansturen. Mocht u het nog niet hebben gemerkt: de toetsen van het kla­viertje volgen dezelfde indeling als die van een “groot” klavier:
C
D#
C#
B
DD
E
D#
C# C#
C
B
DD
EFG
G#
G
F
F#
G#
F#
A
CC#
B
A#
A
A#
C
B
Welke Parts hoor ik?
Als de [PART SELECT]-indicator brandt kunt u op de Part-indicators [R]~[7] aflezen welke Parts op welk moment noten spelen.
Octaafligging van het klaviertje verschuiven (Octave Shift)
Met de Octave Shift-functie kunt u de toonhoogte van het klaviertje verschuiven in stappen van één octaaf. De maximale verschuiving bedraagt hierbij
-4~+4 octaven. De behoefte om te “schuiven” doet zich waarschijnlijk vooral voelen als u Tones met een typisch laag register (bijvoorbeeld basklanken) wilt spelen of wanneer u met een Rhythm Set te maken hebt waarin uw favoriete instrumenten buiten het bereik van het klavier vallen.
Normaal (als geen van de Octave Shift-knoppen brandt) komt toets [2] op het klaviertje overeen met de noot C4 (“normale” C op een al even normaal klavier).
OCTAV E
CURRENT
NEXT
Om een hoger octaaf te kiezen drukt u op OCTAVE [+] (de indicator licht op), om een lager octaaf te kie­zen op OCTAVE [-] (de indicator licht op). Terwijl u op een OCTAVE-knop drukt laat het display zien hoeveel octaven u naar omhoog c.q. naar omlaag bent gegaan.
2.6 Klanken (Patches) kiezen
1) Kies met [PART SELECT] en de PART-knoppen de huidige Part.
Voor Parts 1~7 kunt u Patches kiezen, voor Part 8 zijn dat Rhythm Sets.
2) Druk op [PATCH] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde Patch of Rhythm Set afge­beeld.
PATCH
3) Kies met de [PRESET]/[USER]/[CARD]-knoppen de gewenste bank.
BANK
PRESET USER CARD
REVERB DELAY E FX
[PRESET] P: A~D (Preset-banken)
[USER] U: A, B (User-banken)
[CARD] C: A~D (Card-banken)
2
C4
1) Kies met OCTAVE [-][+] de gewenste octaafligging (-4/+4).
2) De indicator op de knop licht op en het klaviertje wordt naar de gekozen octaafligging verschoven.
CURRENT
OCTAV E OCTAV E
NEXT
CURRENT
NEXT
72
Door herhaaldelijk op één van deze knoppen te drukken kiest u de opeenvolgende banken A
B
C D, enz.. Voor de Rhythm Sets kunt u uit de volgende banken
kiezen:
[PRESET] P: (Preset-bank)
[USER] U: (User-bank)
[CARD] C: (Card-bank)
Opmerking:
De “CARD”-banken kunt u enkel selecteren als
er een geheugenkaart in de MC-505 steekt.
“Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het gewenste nummer.
Patterns weergeven, Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer
Mogelijke waarden:
Patch: P:A001~P:D128, U:A001~U:B128, C:A001~ C:D128
Rhythm Set: P:01~P:26, U:01~U:20, C:01~C:20
Door een regelaar omhoog te schuiven kiest u een hoger volume, door hem omlaag te schuiven een lager volume.
Kiest u “127”, dan staat de Part op zijn maximumvo­lume.
Het gekozen nummer en de bijbehorende naam ver­schijnen in het display. De betreffende Patch (Rhythm Set) is nu geselecteerd.
Een overzicht van de beschikbare Patches/
Rhythm Sets vindt u op blz. 226 en 230.
Stereopositie regelen
Met de Pan-parameter bepaalt u waar iedere Part zich in het stereobeeld bevindt. Deze waarden gelden zowel voor de MIX-uitgangen als voor de DIRECT-
Hold
Als u op [HOLD] drukt (de indicator licht op) blijft
uitgangen, aangezien deze ook als stereoparen zijn georganiseerd.
het geluid doorklinken nadat u uw vingers van het klavier haalt. Wilt u het geluid doen ophouden, druk dan nogmaals op [HOLD].
2.7 Pattern-instellingen wijzigen met de Part Mixer
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de
Met de acht schuifregelaars in de Part Mixer kunt u niet enkel het volume van de Parts regelen, maar ook parameters zoals stereopositie, transpositie, enz.
Zie “Bewegingen in de Part Mixer opnemen” op
blz. 168.
LEVEL
PAN
KEYSHIF T
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
PART MIXER
Volume regelen
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de LEVEL-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] het volume van iedere Part in.
Waardebereik: 0~127
127
0
PAN-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] de stereopositie van iedere Part in.
Waardebereik: L64~63R
Door een regelaar omhoog te schuiven plaatst u het geluid meer naar rechts, door hem omlaag te schui­ven meer naar links.
Kiest u “0”, dan wordt de “Pan”-waarde van de Patch overgenomen.
Opmerking:
MC-505. U kunt de stereopositie namelijk ook voor iedere Tone van een Patch en of Rhythm Set apart instellen. De waarden in de Patch worden vermeerderd of verminderd met de waarde die u in de Part Mixer instelt. De parameters van deze laatste werken dus relatief.
Opmerking:
geluid achter in het tegenoverliggende kanaal, zelfs wanneer u het geluid helemaal links of rechts plaatst. Bovendien zijn er bepaalde gevallen waarin de Pan-waarde geen hoorbare invloed heeft:
ingeschakeld (ON). Zie “Willekeurige stereopositie (Random Pan Switch)” op blz. 92 en blz. 92.
mono-uitgangssignaal (Spectrum, Overdrive, Distortion, Noise Generator, Phonograph, Limiter, Phaser) haalt.
Dit geldt ook voor de Lo-Fi- en Radio Tuning-effec­ten voor zover u hun uitgangssignalen op MONO instelt.
Zie “EFX (verschillende effecten)” op blz. 127.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
R63
L64
Dit is niet de enige “Pan”-parameter in de
Bij bepaalde Patches blijft er steeds een restje
Als u de MC-505 in mono versterkt.
Bij Tones/Rhythm Tones waarvoor u Random Pan hebt
Patches/Rhythm Tones die u door een EFX-type met een
Referentie
73
MC-505 Handleiding
Zie “Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op
blz. 142.
Transponeren
Met de Key Shift-parameter kunt u iedere Part trans­poneren.
LEVEL
PAN
KEYSH IFT
REVERB
DELAY
EFX/OUT
MEGAMIX
1) Druk herhaaldelijk op [MIXER SELECT] tot de KEY SHIFT-indicator oplicht.
2) Stel met de regelaars [R]~[7] het volume van iedere Part in.
Waardebereik: -48~+48
Door een regelaar omhoog te schuiven kiest u een hogere toonaard, door hem omlaag te schuiven een lagere.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt terwijl u de regelaar beweegt, dan transponeert u in stappen van een octaaf (12 halve tonen).
Als de waarde “0” is wordt de originele toonhoogte van de Patch ongemoeid gelaten.
De positie van de schuifregelaars in de Part Mixer komt uiteraard niet altijd overeen met de eigenlijke waarden. Een overzicht van die waarden kunt u op het scherm halen door op [TEMPO/MIXER] te drukken. De waarde van de geselecteerde Part wordt rechts ook numeriek afgebeeld. Met [INC][DEC] kunt u deze waarde wijzigen.
+48
-48
Met deze regelaars kunt u ook de effectdiepte voor iedere Part instellen.
“Volume van de Reverb per Part” op blz. 122.“Volume van de Delay per Part” op blz. 125.“Parts aan de EFX/uitgangen toewijzen” op
blz. 142.
2.8 Parts toewijzen
De MC-505 heeft een fantastische klankbron aan boord, maar het is best mogelijk dat u met de interne sequencer nog andere instrumenten wilt aansturen, bijvoorbeeld een sampler zoals de SP-202. Stel in dat geval de Sequencer Output Assign-parameter van één of meerdere Parts in op “EXT”. De data van die Part worden dan via MIDI OUT verzonden.
Meer over het aansturen van externe MIDI-
instrumenten onder “Extern MIDI-instrument aansturen” op blz. 208.
MC-505
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign = INT
SEQ Out Assign =EXT
SP-202
R Part
Part1
Part2
Part3
Part4
Part5
Part6
Part7
MIDI OUT
TEMPO / MIXER
R1234567 Geselecteerde Part
R1234567 Geselecteerde Part
R1234567 Geselecteerde Part
Parameters in omgekeerde richting kiezen
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt en op [MIXER SELECT] drukt , dan stapt de indicator in omgekeer­de richting door de opties.
74
1) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op klaviertoets [8].
U komt terecht in het Sequencer Output Assign-dis­play, waarin u de instellingen voor alle Parts kunt aflezen.
SHIFT
8
Part
Geselecteerde Part
INT BOTH EXT
2) Kies met [PART SELECT] en de PART-knoppen de Part waarvoor u instellingen wilt wijzigen.
De waarde voor de geselecteerde Part wordt rechts in het display afgebeeld.
Opmerking:
Mute- en tempo-data aan (zie blz. 169 en 177).
“M” staat voor de MUTE CTRL-Part, die stuurt
Patterns weergeven, Patterns opslaan
3) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de bestemming van de Part.
INT (I)
EXT (E)
BOTH (B)
Opmerking:
instrument aansluiten, anders hoort u de betreffende Part niet.
De sequencer stuurt de interne klankgene­rator van de MC-505 aan.
De sequencer stuurt een extern instru­ment aan via MIDI OUT.
De sequencer stuurt zowel de interne klankgenerator als een extern instrument.
Als u “EXT” kiest moet u dus wel een extern
4) Druk op [EXIT] om het display met instellingen te verlaten.
Parts waarvoor u “EXT” kiest zenden hun MIDI­data elk op een eigen kanaal. De kanaalverdeling ziet er als volgt uit:
Rhythm Part kanaal 10
Part 1 kanaal 1
Part 2 kanaal 2
Part 3 kanaal 3
Part 4 kanaal 4
Part 5 kanaal 5
Part 6 kanaal 6
Part 7 kanaal 7
U komt in het onderstaande display terecht. Onder het Pattern-nummer ziet u een cursor “_”.
WRITE
INITIALIZE
Bent u tevreden met de voorgestelde naam en num­mer, dan mag u gelijk naar stap (9) gaan.
Beslist u nu om het Pattern niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
4) Druk op [USER] of [CARD], naar gelang de bank waarin u het Pattern wilt opslaan.
Opmerking:
geheugenkaart in de MC-505 steekt.
CARD-banken kunt u enkel selecteren als er een
Zie “Geheugenkaart gebruiken” op blz. 194.
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer.
Door op [UNDO/REDO] te drukken kunt u nu even de naam bekijken van het Pattern dat op dit moment nog op het gekozen nummer zit. Vindt u een Pattern dat u kunt missen, druk dan nogmaals op [UNDO/ REDO] om terug te keren naar het vorige display.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor komt aan het begin van de tweede display­regel terecht.
Referentie
U kunt een extern instrument via MIDI ook met het klaviertje van de MC-505 aansturen. Stel de Local Tx Switch van de betreffende Part in op “EXT”.
Zie “Verbinding tussen het klaviertje en de inter-
ne klankbron opheffen (Local Tx Switch)” op blz. 203.
2.9 Patterns opslaan
Door in de vorige stukjes Patches te kiezen en Part Mixer-instellingen te wijzigen hebt u in feite een nieuw Pattern gecreëerd. Wilt u dit nieuwe Pattern ook bewaren, dan moet u het opslaan als een User Pattern.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina met Pattern-keuzes te gaan.
3) Druk op [WRITE].
7) Geef het Pattern een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste tekens. Dit zijn de mogelijkheden:
Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , _ . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van het Pattern vol­ledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt (“bent u zeker dat u dit Pattern wilt opslaan?”). Beslist u nu om het Pattern niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
10)Druk nogmaals op [ENTER].
75
MC-505 Handleiding
Het Pattern wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Opmerking:
worden geschreven.
Schakel de MC-505 nooit uit terwijl er data
In een Pattern van de MC-505 worden de volgende parameterwaarden opgeslagen:
Standaardtempo (zie blz. 69) Patch-nummer* (zie blz. 72) Part Level* (zie blz. 73) Part Pan* (zie blz. 73) Part Key Shift* (zie blz. 74) Part Reverb Level* (zie blz. 122) Part Delay Level* (zie blz. 125) Part EFX/Output Assign* (zie blz. 142) Reverb-instellingen (zie blz. 121) Delay-instellingen (zie blz. 123) EFX-instellingen (zie blz. 127) Part Mute-status* (zie blz. 70) Rhythm Mute-status (zie blz. 70) Sequencer Output Assign* (zie blz. 74) De “*” duidt op parameters die voor iedere Part
apart worden ingesteld. We noemen dit “Setup”­parameters.
Instellingen kopiëren en initialiseren
U kunt de volgende stukjes informatie voor de Part kiezen:
R, P1~P7
FX Setup-parameters van de effecten.
ALL Alle setup-parameters.
Setup-parameters van de gespecifieerde Part.
Kiest u FX of ALL, dan is het niet mogelijk om de bestemmings-Part te kiezen.
4) Druk op [ENTER].
Er verschijnt een prompt in het display die u om bevestiging vraagt.
5) Druk nogmaals op [ENTER].
Zodra de kopie is gemaakt keert u terug naar het nor­male display.
Beslist u om toch geen kopie te maken, druk dan op [EXIT] in plaats van op [ENTER].
Hoe u het gekopieerde Pattern kunt opslaan leest
u onder “Patterns opslaan” op blz. 75.
Setup Copy
Met deze functie kopieert u de Setup-parameters van een Pattern naar het Temporary Pattern.
1) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina met Pattern-keuzes te gaan.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [PARAM COPY].
In het display worden nu het te kopiëren Pattern, Part en de bestemmings-Part afgebeeld.
SHIFT
UNDO /
REDO
PARAM COPY
Kopieer-
bron
(Pattern)
Kopieer-
bron
(Part)
Kopieer-
bestemming
(Part)
3) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het te kopiëren Pattern, de Part die u daaruit wilt kiezen en de Part waarin de informatie moet terechtko­men.
Gebruik de PAGE [<][>]-knoppen om de cursor te verplaatsen.
Pattern Initialize
Hiermee initialiseert u een Pattern. Dat houdt in dat de muziekdata worden gewist en de parameters opnieuw hun standaardwaarden krijgen.
1) Druk op [PTN/SONG] om naar de display-pagina met Pattern-keuzes te gaan.
2) Kies het Pattern dat u wilt initialiseren.
Opmerking:
Pattern kiest.
Initialiseren is niet mogelijk indien u een Preset
3) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [INITIAL­IZE].
Een prompt in het display vraagt u om bevestiging van uw keuze.
SHIFT
WRITE
INITIALIZE
4) Druk op [ENTER].
76
Patterns weergeven, Geluid wijzigen met de regelaars (tijdens de weergave)
Zodra het Pattern is geïnitialiseerd keert u terug naar
Geluid van een Tone wijzigen
het normale display. Het geïnitialiseerde Pattern wordt automatisch opgeslagen.
2.10 Geluid wijzigen met de
1) Kies een Pattern en start de weergave.
regelaars (tijdens de weergave)
2) Kies met de [PART SELECT] en de PART-knoppen
Dit is natuurlijk waar het om, euh… draait bij de MC-505: de regelaars die de voornaamste klankpara­meters aansturen kunt u ook tijdens de weergave bedienen. De bewegingen die u op die manier uit­voert kunt u bovendien opnemen.
Geluid van een hele Patch wijzigen
Ga als volgt te werk om het geluid te wijzigen van de hele Patch die voor de geselecteerde Part is gekozen.
1) Kies een Pattern en start de weergave.
Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet branden.
2) Kies met de [PART SELECT] en de PART-knoppen de Part waarvan u het geluid wilt wijzigen.
3) Zorg dat de [TONE SELECT]-indicator niet brandt.
Brandt hij toch, druk dan op [RHYTHM MUTE].
TONE
RHYTHM
SELECT
Als u nu wijzigingen uitvoert gelden die voor alle Tones (of Rhythm Tones) in de Patch.
4) Draai aan de regelaars om het geluid te wijzigen.
MUTE
3) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
Zoals u intussen weet kan een Patch uit maximaal vier Tones bestaan. U kunt er voor kiezen om met de regelaars op het frontpaneel één specifieke Tone te bewerken.
Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet branden.
de Part waarvan u het geluid wilt wijzigen.
TONE
RHYTHM
SELECT
MUTE
De indicators van de RHYTHM-knoppen geven nu aan welke Tones geselecteerd zijn.
Tones in- en uitschakelen
TONE 3
TONE 1
BD
ON ON
TONE 2
SD
TONE SWITCH
HH
TONE 4
CLP
De Tones waarvoor de indicator brandt zijn inge­schakeld.
Tone kiezen die u wilt wijzigen
TONE 3
HIT
TONE 4
OTHERS
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Geselecteerde Tone
Referentie
WAVE
SELECT
DEPTH
PITCH
COARSE TUNE
FINE TUNE
ENVELOPE
D
FILTER/AMPLIFIER
0
LPF
BPF
HPF
PKG
CUTOFF
RESONANCE
TONE LEVELRND PAN
LFO 1
DEPTH
RATE
PORTAMENTO
ON
SOLO
TONE PAN
TIME
SELECT
PITCH
FILTER
AMP
RSA
Met regelaars bedoelen we alles uit de blokken PITCH, FILTER/AMPLIFIER, ENVELOPE, LFO1 en PORTAMENTO.
Een precieze beschrijving van de functie van alle
regelaars vindt u onder “Zelf klanken maken” op blz. 81.
Wilt u met deze regelaars plots een andere Part wij­zigen, dan kunt u die gewoon kiezen zonder de weer­gave te stoppen.
De Tones waarvoor de indicator knippert luisteren naar de bewegingen die u met de regelaars uitvoert.
Zo zijn in het bovenstaande voorbeeld Tone 1 en 2 ingeschakeld (die hoort u dus), maar enkel het geluid van Tone 1 kunt u beïnvloeden met de regelaars.
4) Kies met de [CYM]/[TOM]/[PERC]/[HIT]/ [OTHERS] de Tone die u met de regelaars wilt aan­sturen (de indicator begint te knipperen).
Opmerking:
ste instantie alle Tones geselecteerd.
Als u op [TONE SELECT] drukt worden in eer-
Om meerdere Tones te kiezen houdt u de knop van de eerste Tone ingedrukt en drukt u op de knop(pen) van de overige Tone(s) die u wilt selecte­ren. De indicator van de eerstgekozen Tone blijft knipperen, terwijl de indicators van de overige Tones oplichten. De status van de indicators op het front­paneel (Filter Type, LFO Waveform, enz.) heeft betrekking op de knipperende Tone.
77
MC-505 Handleiding
Opmerking:
Tone te selecteren, die luistert toch niet naar de regelaars. Gebruik eerst de relevante knop [BD]~[CLP] om de Tone in te schakelen.
Het heeft geen zin om hier een uitgeschakelde
5) Draai aan de regelaars om het geluid te wijzigen.
De indicator van de geselecteerde Part begint te knipperen.
Geluid van slagwerkinstrumenten wijzigen
In de Rhythm Part zit onder iedere toets een ander geluid. Ook deze geluiden kunt u tijdens de weergave door een filter e.d. halen.
1) Kies een Pattern en start de weergave (zie blz. 68).
2) Zorg dat de [PTN CALL]- en [RPS]-indicators niet branden.
3) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
TONE
RHYTHM
CLP
MUTE
HIT
CYM
TOM/PERC
Geselecteerde instrumentgroep
OTHERS
SELECT
De regelaars beïnvloeden nu de instrument­groep(en) waarvan de indicator(s) branden. In het voorbeeld hieronder is dat het geval voor [TOM/ PERC], wat inhoudt dat u alle toms en percussie­instrumenten van de Rhythm Set kunt bewerken.
BD
SD
HH
4) Kies met de [BD]~[OTHERS] knoppen de instru­mentgroep die u met de regelaars wilt bewerken.
De indicator van de geselecteerde knop licht op. Meerdere groepen selecteren is hier niet mogelijk.
5) Draai aan de regelaars om het geluid te bewerken.
Wilt u individuele Rhythm Tones editen, dan kunt u terecht in de Rhythm Edit-pagina.
“Rhythm Sets maken” op blz. 106. Wilt u met deze regelaars plots een andere Part of
slagwerkgroep wijzigen, dan kunt u die gewoon kie­zen zonder de weergave te stoppen.
De wijzigingen die u met de regelaars hebt aange­bracht blijven actief, ook wanneer u terugkeert naar het begin van het patroon.
Als u wilt kunt u de regelbewegingen opslaan, zie
“Regelbewegingen (Modify Data) opnemen” op blz. 168.
Tijdens de weergave opnieuw de originele instellingen van het Pattern kiezen
Zodra u een ander Pattern kiest worden de wijzigin­gen die u in het geselecteerde Pattern hebt aange­bracht geannuleerd. U kunt deze wijzigingen bewa­ren door ze in het Pattern te schrijven.
Enkel de Patch-instellingen van een gewijzig­de Part herstellen
1) Druk op [PATCH] om naar de Patch Select-pagina te gaan.
2) Kies de Part waarvoor u de Patch wilt herstellen.
3) Druk op [UNDO/REDO]. De asterisk “*” links van het Patch-nummer verdwijnt en de Patch krijgt opnieuw zijn originele instellingen.
Patch (Rhythm Set)- en Part Mixer-instellin­gen herstellen van alle Parts die u hebt gewij­zigd
1) Kies in de keuzepagina voor Patterns opnieuw het Pattern dat op dit moment wordt weergegeven.
U keert terug naar het begin van het Pattern en de oorspronkelijke instellingen worden hersteld.
Hoe verhouden opgenomen regeldata zich tot realtime regeldata?
Als u realtime bewerkingen uitvoert op een Part waavoor reeds regelbewegingen werden opgenomen, dan krijgen de bewegingen die u zelf uitvoert steeds voorrang. De opgenomen data worden in dat geval niet naar de klankgenerator gestuurd (nootcom­mando’s worden uiteraard wél gezonden).
Data van Part 1
Nootdata
Regeldata
Klank­bron
Nootdata
wordt genegeerd
U draait aan de regelaars
Regeldata
78
Realtime regeldata
Patterns weergeven, Patterns kiezen met de klaviertoetsen (Pattern Set)
Als u bij de volgende herhaling van het Pattern de knoppen ongemoeid laat krijgen de opgenomen regelbewegingen opnieuw vrij spel. Dat is ook het geval wanneer u een ander Pattern selecteert.
Opmerking:
van dichterbij. U merkt dat op iedere regelaar elf merktekens zijn aangebracht. Zodra u een regelaar voorbij één van deze merktekens draait neemt u voorrang op de opgenomen regel­bewegingen.
Bekijk de draaiknoppen van de MC-505 eens
Merkteken
Opgenomen regeldata
worden genegeerd
Weergaveparameters opfrissen (MIDI Update)
De MC-505 neemt al uw handelingen op als MIDI­commando’s. U werkt dus eigenlijk niet met gelui­den, maar met computerinstructies.
Daarom is een correcte weergave (juiste klankkeuze, enz.) enkel mogelijk als de sequencer (lees: de com­puter die voor de opname wordt gebruikt) alle rele­vante commando’s naar de klankbron zendt. Als u binnen een Pattern vooruit- of terugspoelt en vervol­gens de weergave start, zult u soms merken dat het volume, de toonhoogte enz. niet kloppen. Dat is omdat u bij het spoelen bent voorbijgegaan aan een reeks commando’s die de klankbron van de juiste informatie moesten voorzien.
De MIDI Update-functie biedt hier soelaas. Deze functie zendt namelijk alle MIDI-commando’s (uit­gezonderd nootcommando’s) vanaf het begin van het Pattern tot op de plaats waar u de weergave start. Op die manier bent u steeds verzekerd van een cor­recte weergave.
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [STOP].
U komt in de onderstaande display-pagina terecht.
SHIFT
STOP
2.11 Patterns kiezen met de klaviertoetsen (Pattern Set)
Een Pattern Set is een verzameling van twee of meer (maximaal 16) Patterns. Binnen zo’n set kunt u Pat­terns kiezen met de klaviertoetsen.
RPS
NEXT
P115
U001 P002
CURRENT
U010
P132
P019
P002U022
P038 C004 U004 U005U005 P061 P121
P037
Hiermee kiest u Pattern P:002
Pattern Sets gebruiken
1) Druk op [PTN CALL] (de indicator licht op).
U kunt nu reeds Patterns kiezen met de klaviertoet­sen, maar u wilt waarschijnlijk eerst een specifieke set kiezen.
PTN
CALL
2) Druk op [PTN SET] (de indicator licht op).
In het display worden de bank, het nummer en de naam van de geselecteerde Pattern Set afgebeeld.
PTN
SET
3) Druk op [USER] om de User Bank te selecteren.
Opmerking:
banken.
4) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer (U:01~U:30).
Het display beeldt het nummer van het nieuw gese­lecteerde Pattern af.
5) Als u nu op een klaviertoets drukt hoort u het over­eenkomstige Pattern uit de Set.
Tijdens de weergave van dit Pattern kunt u andere Patterns of zelfs een andere Set kiezen. Zolang de [PTN SET]-indicator oplicht kunt u de OCTAVE [-][+]-knoppen gebruiken om een andere Set te kie­zen.-
Voor Pattern Sets zijn er geen Preset of Card
Referentie
Inhoud van een Pattern Set wijzigen
Pattern Sets zijn uiteraard de aangewezen manier om een reeks Patterns te groeperen die u samen in één song e.d. nodig hebt. Hieronder laten we zien hoe u
79
MC-505 Handleiding
de samenstelling van een Pattern Set naar uw hand kunt zetten. Laten we bij wijze van voorbeeld Pattern P:010 aan de geselecteerde Pattern Set toewijzen.
Kies, voor u verdergaat, de Pattern Set waarin u een nieuw Pattern wilt toewijzen.
1) Kies Pattern P:010 (zie blz. 68).
2) Zorg dat de [PTN CALL]-indicator oplicht.
PTN
CALL
RPS
3) Houd [PTN CALL] ingedrukt en druk op de kla­viertoets waaraan u het Pattern wilt toewijzen.
Het geselecteerde Pattern wordt toegewezen aan de toets die u indrukt. Druk bijvoorbeeld op de volgen­de toetscombinatie om het Pattern aan klaviertoets [7] toe te wijzen.
PTN
CALL
7
U kunt een Pattern zelfs tijdens de weergave toewij­zen.
Opmerking:
maat telt, dan is het soms onmogelijk om Patterns te kiezen met de klaviertoetsen.
Als het Pattern dat u wilt toewijzen slechts één
Variatie van een Pattern vastleggen
Als u een Pattern met gewijzigde Setup-data toewijst wordt het ook in die vorm weergegeven. U kunt des­noods een hele set vullen met variaties op een Pat­tern, zonder volledig “nieuwe” Patterns te moeten schrijven.
Opmerking:
Set toewijst kunt u niet op de “normale” manier selecteren.
Patterns die u op deze manier aan een Pattern
Gewijzigde Pattern Set opslaan (Pattern Set Write)
Een Pattern Set waarvan u de inhoud hebt gewijzigd kunt u opslaan als een User Pattern Set.
U komt in het onderstaande display terecht. Onder het Pattern Set-nummer ziet u een cursor “_”.
WRITE
INITIALIZE
Bent u tevreden met de voorgestelde naam en num­mer, dan mag u gelijk naar stap (9) gaan.
Beslist u nu om de Pattern Set niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
4) Kies de gewenste bank (u kunt in dit geval enkel de User Bank kiezen).
5) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel het nummer.
Door op [UNDO/REDO] te drukken kunt u nu even de naam bekijken van de Pattern Set die op dit moment nog op het gekozen nummer zit. Kunt u die missen, druk dan nogmaals op [UNDO/REDO] om terug te keren naar het vorige display.
6) Druk op PAGE [>].
De cursor komt aan het begin van de tweede display­regel terecht.
7) Geef de Pattern Set een naam.
Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de tekens. Dit zijn de mogelijkheden:
Spatie, A~Z, a~z, 0~9, ! ” # $ % ’ ( ) * + , _ . / : ; < = > ? @ [ ¥ ] ^ _ ‘ { | }
8) Herhaal stap 6~7 tot de naam van de Pattern Set volledig is.
Met de PAGE [<]-knop verplaatst u de cursor naar links.
9) Druk op [ENTER].
In het display verschijnt een prompt die u om beves­tiging vraagt (“bent u zeker dat u deze Pattern Set wilt opslaan?”). Beslist u nu om de Pattern Set niet op te slaan, druk dan op [EXIT].
1) Stop de weergave van het Pattern.
2) Druk op [PTN SET] om naar de display-pagina met Pattern Set-keuzes te gaan.
Een asterisk “*” links van het Pattern Set-nummer betekent dat u de gewijzigde inhoud van die Set nog niet hebt opgeslagen. Als u nu de MC-505 uitschakelt gaan die wijzigingen verloren, tenzij u ze eerst bewaart:
3) Druk op [WRITE].
80
10)Druk nogmaals op [ENTER].
De Pattern Set wordt weggeschreven. Zodra dit is gebeurd keert u terug naar het normale display.
Zelf klanken maken, Patches maken
Zelf klanken maken
3.
We hebben al gezien hoe u tijdens de weergave het geluid continu kunt wijzigen met de regelaars. Het is echter ook mogelijk om één bepaalde klank “tot op de Tone nauwkeurig” te wijzigen en deze wijzigingen vast te leggen in een nieuwe Patch of Rhythm Set.
De instellingen die u op deze manier kunt aanpassen (editen) noemen we respectievelijk Patch-parameters en Rhythm-parameters.
3.1 Patches maken
Algemene werkwijze
1) Kies een Part (1~7).
2) Kies de Patch die u wilt editen (zie blz. 72).
3) Ga naar de Patch-keuzepagina.
4) Druk op [TONE SELECT] (de indicator licht op).
De indicators van de RHYTHM-knoppen geven nu aan welke Tones geselecteerd zijn.
Tones in- en uitschakelen
TONE 3
TONE 2
TONE 1
BD
SD
TONE SWITCH
ON ON
De Tones waarvoor de indicator brandt zijn inge­schakeld.
Tone kiezen die u wilt wijzigen
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Geselecteerde Tone
De Tones waarvoor de indicator knippert luisteren naar de bewegingen die u met de regelaars uitvoert.
Zo zijn in het bovenstaande voorbeeld Tone 1 en 2 ingeschakeld (die hoort u dus), maar enkel het geluid van Tone 1 kunt u beïnvloeden met de regelaars.
5) Druk op [EDIT] (de indicator licht op).
U komt terecht in de eerste display-pagina met para­meters. In al deze display-pagina’s krijgt u de gese­lecteerde Patch-parameter en de waarden voor iede­re Tone te zien. De geselecteerde Tone wordt vooraf-
HH
TONE 3
HIT
TONE 4
CLP
TONE 4
OTHERS
gegaan door een “ ”. Zo kunt u in de onderstaande afbeelding het “LEVEL” van Tone 1 editen.
EDIT
TONE 3
REALTIME ERASE
TONE 2
TONE 1
CYM
TOM/PERC
TONE SELECT
Deze Tone is geselecteerd.
HIT
TONE 4
OTHERS
6) Kies met de [CYM]/[TOM]/[PERC]/[HIT]/ [OTHERS] de Tone die u met de regelaars wilt aan­sturen.
De indicator begint te knipperen en links van de overeenkomstige waarde verschijnt een “ ”.
Om meerdere Tones te kiezen houdt u de knop van de eerste Tone ingedrukt en drukt u op de knop(pen) van de overige Tone(s). De indicator van de eerstgekozen Tone blijft knipperen, terwijl de indicators van de overige Tones oplichten. De status van de indicators op het frontpaneel (Filter Type, LFO Waveform, enz.) heeft betrekking op de knip­perende Tone.
7) Selecteer de parameter die u wilt editen en kies de gewenste waarde.
Druk op [EDIT] als u de edit-pagina’s wilt verlaten. Patch-parameters kunt u op twee manieren selecte-
ren:
Pagina’s kiezen met de knoppen en regelaars
Door een knop of regelaar op het frontpaneel te bedienen wijzigt u niet alleen die waarde maar gaat u ook automatisch naar de display-pagina voor de betreffende parameter. Zo komt u na een draai aan de [CUTOFF]-regelaar terecht in de Cutoff Fre­quency-pagina, waarin zowel de gewijzigde waarde als de waarden voor de overige Tones ziet.
Referentie
81
MC-505 Handleiding
Opmerking:
een overeenkomstige knop of regelaar op het frontpaneel heb­ben.
Deze methode werkt enkel voor parameters die
Naar de edit-pagina gaan zonder de waarde te wijzigen
Wilt u een waarde even bekijken zonder ze meteen te wijzigen, houd dan [EDIT] ingedrukt terwijl u aan de regelaar draait. U gaat dan naar de overeenkom­stige display-pagina, maar de oorspronkelijke waar­de wordt ongemoeid gelaten.
Waardeverhouding tussen Tones behouden
Als u in een edit-pagina een waarde wijzigt met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel, dan wordt de relatieve verhouding tussen de Tones behouden.
Parameters per blok aanspreken
Bij deze methode drukt u op [EDIT]+ een klavier­toets om naar de editpagina’s voor ieder blok te gaan en kiest u binnen zo’n blok met PAGE [<][>] de gewenste parameter. Deze methode is vooral aange­wezen wanneer u “logisch” te werk wilt gaan bij het programmeren: eerst de golfvorm kiezen, dan de toonhoogte aanpassen, vervolgens het filter, enz. De waarden van parameters kunt u aanpassen met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel. Wilt u indi­viduele instellingen per Tone maken, gebruik dan de regelaars [4]~[7] voor respectievelijk Tone 1~4.
Een uitgebreid overzicht voor de parameters per blok vindt u in de “Overige Parameters”-stukjes.
Een asterisk “*” links van het Patch-nummer bete­kent dat u de gewijzigde inhoud van die Patch nog niet hebt opgeslagen. Als u een andere Patch kiest gaan die wijzigingen verloren, tenzij u ze eerst bewaart (zie “Patches opslaan (Patch Write)” op blz. 104).
Basisgolfvorm kiezen (Wave/FXM)
Wave/FXM bevat een reeks parameters die verband houden met de basisgolfvorm van de klank die u wilt maken.
Basisgolfvorm kiezen (WAVE SELECT)
Desgewenst kunt u voor iedere Tone een andere golfvorm kiezen.
1) Druk op [WAVE SELECT] (de indicator licht op).
U komt terecht in de Wave Select display-pagina.
De keuze die u hier maakt geldt voor de Tone(s) waarvan de groepsnaam (A/B) als hoofdletter wordt afgebeeld.
WAVE
SELECT
TONE 3
TONE 2
TONE 1
Vooor deze Tones kiest u een golfvorm.
TONE 4
Hebt u slechts één Tone geselecteerd, dan wordt de golfvorm als volgt afgebeeld:
Nummer
Naam van de golfvorm
2) Kies met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de
gewenste golfvorm (A001~A254, B001~B251)
Onder “Golfvormen” op blz. 224 vindt u een over­zicht van de beschikbare golfvormen.
We kunnen zonder overdrijven stellen dat een klank in eerste instantie wordt bepaald door zijn basisgolf­vorm. Neem daarom even de tijd om een golfvorm te kiezen die zo dicht mogelijk in de buurt komt van het soort klank dat u in gedachten hebt. Ziehier enkele basistypes:
Zaagtand
Vierkantsgolf
Driehoeksgolf
Sinusgolf
Uit deze golfvorm kunt u de meeste instrumenten distilleren, met uitzon­dering van houtblazers. A001, A006~A008, A013~A021
Vertoont het meeste gelijkenis met het timbre van een houtblaasinstrument. Deze golfvorm leent zich ook uitste­kend voor bepaalde synthesizerklan­ken. A002~A005, A009, A010, A022~ A024
Deze golfvorm heeft minder bovento­nen en vandaar een minder karakteris­tiek geluid. Geschikt voor fluit-achtige geluiden. A038
Zacht geluid met nauwelijks bovento­nen. A039, A040
Voor “imitatieve” instrumentklanken kunt u best vertrekken van de volgende Patches:
Orgel
A072~A079
Blazers
A102~A108
Piano A068~A070 Drums A202~A254, B001~B251
82
Zelf klanken maken, Patches maken
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [1].
U komt terecht in de WAVE-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
1
PAG E
FXM Color (1~4)
Kies het type frequentiemodulatie dat u wilt gebrui­ken. Naarmate u hier een hogere waarde kiest wordt het geluid agressiever. Lagere waarden resulteren in een metalig geluid.
FXM Depth (1~16)
Hiermee regelt u de diepte (intensiteit) van de fre­quentiemodulatie.
Toonhoogte wijzigen (PITCH)
In het PITCH-blok maakt u instellingen die op de toonhoogte betrekking hebben.
“Ruw” stemmen (Coarse Tune)
Met deze parameter past u de toonhoogte aan in stappen van een halve toon.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Kies met de [COARSE TUNE]-regelaar de gewenste waarde (-48~+48 halve tonen).
FUNC
0
Referentie
Tone SW (Tone Switch)
Op deze pagina schakelt u Tones in of uit. Tones die u niet gebruikt schakelt u best uit, anders gebruiken ze nodeloos stemmen (zelfs wanneer u ze niet hoort door bv. hun volume op “0” in te stellen).
Opmerking:
pen ([BD]/[SD]/[HH]/[CLP]).
In- en uitschakelen kan ook met de Tone-knop-
Wave Select
Dit is de pagina die we daarnet onder “Basisgolfvorm kiezen (WAVE SELECT)” hebben besproken.
Wave Gain (-6, 0, +6, +12)
Hiermee versterkt u de golfvorm. Een waarde van 6 dB verdubbelt het volume. Gebruikt u bv. de Booster (zie blz. 100) om het geluid lekker te laten vervor­men, probeer dan eens de maximumwaarde.
FXM (Frequency Cross Modulation)
FXM moduleert de geselecteerde golfvorm met een andere golfvorm, waardoor complexe boventonen ontstaan. Goed voor intense, dramatische klanken of geluidseffecten.
COARSE TUNE
FINE TUNE
Draai de regelaar in wijzerzin voor een hogere toon­aard, in tegenwijzerzin voor een lagere.
Fijnstemmen (Fine Tune)
Met deze parameter past u de toonhoogte aan in stappen van een één cent (1/100ste van een halve toon).
1) Druk op [FUNC] (de indicator licht op).
2) Kies met de [FINE TUNE]-regelaar de gewenste waarde (-50~+50 cents).
FUNC
0
COARSE TUNE
FINE TUNE
Draai de regelaar in wijzerzin voor een hogere toon­aard, in tegenwijzerzin voor een lagere.
FXM SW (FXM Switch)
Schakel deze parameter in (ON) als u FXM wilt gebruiken.
Interessante toepassing: zwevingen
Door voor twee Tones dezelfde golfvorm te kiezen, ze beiden dezelfde Coarse Tune-waarde te geven en
83
MC-505 Handleiding
vervolgens met Fine Tune lichtjes tegenover elkaar te ontstemmen maakt u een vol, zwevend geluid.
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [2].
U komt terecht in de PITCH-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
2
PAG E
Coarse Tune
Zie hierboven.
Fine Tune
Zie hierboven.
Rnd Pitch (Random Pitch Depth) 0~1200
Hiermee bepaalt u in hoever de toonhoogte van iedere noot willekeurig varieert. Hoe hoger de waar­de die u kiest, hoe groter de willekeurige toonhoog­tevariatie. Kiest u “0”, dan blijft de toonhoogte con­stant.
Key Follow (-100~+200)
De toonhoogte wordt uiteraard in eerste instantie bepaald door de gespeelde noten. Met de Key Fol­low-parameter kunt u bepalen in welke mate dat gebeurt. Normaal mag u deze waarde op “+100” laten staan, maar voor speciale toepassingen kunt u bijvoorbeeld ook negatieve waarden kiezen. In dat
geval hoort u, naarmate u hogere toetsen indrukt, steeds lagere noten.
Toonhoogte
C4C3C2C1 C5 C6 C7
“Traditioneel”: 12 toetsen hoger op het klavier
+100
klinkt één octaaf hoger.
+200 12 toetsen hoger klinkt twee octaven hoger.
De toonhoogte blijft steeds gelijk, ongeacht de
0
klaviertoets die u indrukt.
-100 12 toetsen hoger klinkt één octaaf lager.
+200
+100
+50
0
-50
-100
Toets
Voor instrumenten die van nature weinig toonhoog­tevariatie hebben, zoals slagwerkinstrumenten, kunt u misschien eens een Key Follow-waarde van “-10” of “+20” proberen.
Toonhoogte laten evolueren (Pitch Envelope)
De toonhoogte van de meeste akoestische instru­menten kent een zeker verloop in de tijd, met andere woorden een zekere stijging of daling naar het einde van een toon toe. Zo is bv. de aanzet van een trompettoon nooit helemaal stabiel. Met de P-ENV parameters kunt u een curve programmeren die dit soort toonhoogtevariaties imiteert.
Toonhoogte
+
0
-
Pitch Envelope-parameters
Tijd
84
1) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste curve.
Zelf klanken maken, Patches maken
Waardebereik: [A][D][R]: 0~127; [S]: -63~+63
PITCH
FILTER
AMP
RSAD
Toonhoogte
A
+
0
-
D
Toets in Toets uit
R
S
Level1=Level2=+63 Level4=0 Time2=0
Tijd
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment waarop u de toets indrukt en het moment waarop de noot zijn maximale toonhoogte bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de toonhoogte stijgt.
1) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator oplicht.
2) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste envelo­pe-diepte (-12~+12).
DEPTH
+
0
-
PITCH
FILTER
AMP
Hoe hoger de waarde die u kiest, hoe intenser de toonhoogte wordt gemoduleerd. Door negatieve waarden te kiezen keert u de envelope-curve om.
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [3].
U komt terecht in de pagina met P-ENV instellingen.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
3
PAGE
Referentie
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel de toonhoogte daalt van zijn maximumwaarde tot het Sustain Level.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de toonhoogte daalt.
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop de toonhoogte niet langer stijgt of daalt. Kiest u een positieve (+) waarde, dan ligt dit niveau hoger dan de normale toonhoogte. Kiest u een negatieve (-) waarde, dan komt u bene­den de originele toonhoogte terecht.
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel de noot terugkeert naar zijn originele toonhoogte nadat u de toets hebt losge­laten. Hoe hoger de waarde, hoe langer dit duurt.
Diepte van de Pitch Envelope instellen
Met de onderstaande regelaar bepaalt u in welke mate de toonhoogte wordt gestuurd door de Pitch Envelope.
85
MC-505 Handleiding
ENV Depth
Zie hierboven.
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van de Pitch Envelope afhangt van de kracht waarmee u de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waarden, dan is de toonhoogtebuiging sterker naarmate u de toetsen harder indrukt. Bij negatieve (-) waarden gebeurt het omgekeerde: de toonhoogtebuiging wordt minder uitgesproken naarmate u de toesten harder indrukt.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Een positieve waarde leent zich het best om de reeds aangehaalde onstabiele aanzet van geblazen noten na te bootsen. Noten die u harder speelt klinken aan het begin minder stabiel.
Zacht gespeelde noot Hard gespeelde noot
+
0
-
+
0
-
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het frontpaneel de “grove contouren” van de envelope kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal extra parameters onder de motorkap waarmee u genoemde curve helemaal in detail kunt “uitteke­nen”.
Toonhoogte
Time1(A) Time2
+
Time3(D) Time4(R)
Opmerking:
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
neel komt overeen met Level3.
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Positieve waarden geven dus een snel toonhoogte­verloop voor hard aangeslagen noten en een traag toonhoogteverloop voor zacht aangeslagen noten. Dat is leuk voor geluidseffecten e.d.
Zacht gespeelde noot Hard gespeelde noot
+
0
-
Opmerking:
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
+
0
-
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toet­sen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatie­ve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zen­den. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
0
Level1 Level3(S)
Toets in Toets uit
-
Level2 Level4
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u speci­fieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3 en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~4 (-63~+63)
Hiermee specifieert u vier keer een relatieve waarde ten opzichte van de originele toonhoogte (die u met Coarse Tune en Fine Tune hebt gespecifieerd).
Met positieve waarden plaatst u de toonhoogte hoger dan het origineel. Met negatieve waarden plaatst u ze lager.
86
Tijd
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden (Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest worden de tijden korter resp. langer naarmate u hogere noten speelt.
Klankkleur aanpassen (FILTER)
Ieder geluid is opgebouwd uit een grondtoon en een reeks boventonen. Die boventonen zijn er verant­woordelijk voor dat we verschillende timbres kun­nen identificeren (bv. een trompet vs. een fluit). Met het filter van de MC-505 kunt u boventonen wegha­len en dus het timbre ingrijpend wijzigen.
Filtertype selecteren (Filter Type)
Kies het type filter.
Zelf klanken maken, Patches maken
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Druk op [FILTER TYPE] om het gewenste type te selecteren.
Volume
Frequentie
LPF
FUNC
OFF Het filter is uitgeschakeld.
LPF (Low Pass Filter)
BPF (Band Pass Filter)
HPF (High Pass Filter)
PKG (Peaking Filter)
Tip:
Wah-wah effect. Kies PKG als filtertype en moduleer de afsnijfrequentie met de LFO (zie “Diepte van de filter­modulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97).
BPF
HPF
PKG
RND PAN
Afsnijfrequentie
Meest gangbare type filter. Fre­quenties onder de afsnijfrequentie worden doorgelaten. Maakt het geluid zachter, doffer.
Dit filter haalt frequenties boven en onder de afsnijfrequentie weg.
Frequenties boven de afsnijfre­quentie worden doorgelaten. Maakt het geluid scherper, dunner.
Dit filter versterkt de boventonen in het gebied rond de afsnijfre­quentie. Het versterkt doorgaans middentonen en geeft een erg karakteristiek geluid.
2) Kies met de [CUTOFF]-regelaar de gewenste afsnijfrequentie (0~127).
FUNC
CUTOFF
TONE LEVEL
Hoe het resultaat precies klinkt hangt af van het gekozen filtertype:
LPF (Low Pass Filter)
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het geluid helderder, omdat er meer boventonen van de originele golfvorm worden doorgelaten. Door in tegenwijzerzin te draaien haalt u deze boventonen weg en maakt u het geluid donkerder.
Opmerking:
meer wanneer u te ver naar links draait.
Volu me
Bij sommige golfvormen hoort u helemaal niets
Frequentie
BPF (Band Pass Filter)
Een BPF haalt zowel boven als onder de afsnijfre­quentie tonen weg. Dit filter biedt dus een soort “venster” op het totale frequentiebereik. Met de [CUTOFF]-regelaar “verschuift” u dat venster.
Volume
Frequentie
Referentie
Afsnijfrequentie instellen (CUTOFF)
Met de [CUTOFF]-regelaar bepaalt u op welke fre­quentie het filter begint te werken. De keuze van deze frequentie heeft een grote invloed op het uiteindelij­ke klankkarakter van het geluid.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
HPF (High Pass Filter)
Door de regelaar in wijzerzin te draaien maakt u het geluid scherper (dunner), omdat er lage tonen wor­den weggehaald. Door in tegenwijzerzin te draaien laat u progressief meer lage frequenties door en maakt u het geluid “zwaarder”.
87
MC-505 Handleiding
Opmerking:
Bij sommige golfvormen hoort u helemaal niets
meer wanneer u te ver naar rechts draait.
Volume
Frequentie
PKG (Peaking Filter)
In dit geval verplaatst u met de [CUTOFF]-regelaar het frequentiegebied dat wordt versterkt. Dat gebied komt hoger te liggen wanneer u naar rechts draait, lager wanneer u naar links draait.
Volume
Frequentie
Resonantie instellen (RESONANCE)
Met Resonance versterkt u de frequenties rond de afsnijfrequentie, wat erg karakteristieke, “synthesiz­erachtige” geluiden oplevert.
In combinatie met een lage afsnijfrequentie en het gebruik van de Low Boost-functie kunnen hoge Resonance-instellingen al eens vervorming opleve­ren. Draai in dat geval de [LOW BOOST]-regelaar naar links tot de vervorming verdwijnt (zie ““Low Boost” zorgt voor vette bassen” op blz. 21).
Om dit soort vervorming tegen te gaan hebben we trouwens een “Resonance Limiter” in de MC-505 gebouwd. Vanuit de fabriek is die zo ingesteld dat de maximale Resonance-waarde (regelaar helemaal naar rechts) gelijk is aan “115”. Het staat u vrij deze limiet te verplaatsen (zie “Resonantiebereik instellen (Resonance Limiter)” op blz. 199) , maar kijk wel uit dat u het geluidssysteem niet opblaast!
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets
[4].
U komt terecht in de FILTER-pagina.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en
specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
4
PAG E
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet brandt.
2) Kies met de [RESONANCE]-regelaar de gewenste resonantiewaarde (0~127).
FUNC
RESONANCE
TONE PAN
Ook hier varieert het resultaat naar gelang het geko­zen filtertype:
Volume
LPF
Frequentie
BPF
HPF
PKG
Type
Zie hierboven.
Cutoff
Zie hierboven.
Resonance
Zie hierboven.
88
Zelf klanken maken, Patches maken
Cutoff KF (Cutoff Frequency Key Follow)
-100~+200
Met deze parameter maakt u de afsnijfrequentie afhankelijk van de plaats waar u op het klavier speelt.
Afsnijfrequentie (in octaven)
+2
+1
o
-1
-2
C4C3C2C1 C5 C6 C7
+200
+100
+50
0
-50
-100
Toe t s
Kiest u een positieve waarde (+), dan stijgt de afsnij­frequentie naarmate u hogere noten speelt. Bij nega­tieve waarden (-) daalt de afsnijfrequentie.
12 toetsen hoger op het klavier ligt de afsnijfre-
+100
quentie één octaaf hoger.
12 toetsen hoger ligt de afsnijfrequentie twee
+200
octaven hoger.
De afsnijfrequentie blijft steeds gelijk, ongeacht
0
de klaviertoets die u indrukt.
12 toetsen hoger ligt de afsnijfrequentie één
-100 octaaf lager.
maar naarmate de toon uitsterft worden er dat min­der. Met de F-ENV parameters kunt u een curve pro­grammeren die dit nabootst.
Afsnijfrequentie
+
0
Filter Envelope-parameters
Tijd
1) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste curve.
Waardebereik: 0~127
PITCH
FILTER
AMP
Afsnijfrequentie
A
+
0
Toets in Toets uit
D
RSAD
R
S
Level1=Level2=127 Level4=0 Time2=0
Tiid
Referentie
Als u een Cutoff-waarde van ongeveer “64” kiest hoort u duidelijk het effect van de Key Follow-para­meter.
De klankkleur van de meeste akoestische instrumen­ten varieert met de toonhoogte. Dit fenomeen kunt u met de Key Follow-parameter nabootsen. Bij een piano klinken de hoge noten bijvoorbeeld iets doffer. Dat effect kunt u nabootsen door een Key Follow­waarde van ongeveer “70” te kiezen.
Reso Velo (Resonance Velocity Sensitivity)
-100~+150
Hiermee bepaalt u in welke mate de resonantie rea­geert op de kracht waarmee u de toetsen aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Resonance intenser als u de toetsen harder aanslaat.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Klankkleur laten evolueren (Filter Envelope)
De klankkleur van de meeste akoestische instrumen­ten kent een zeker verloop in de tijd. Zo bevat een pianotoon bij de aanzet relatief veel boventonen,
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment waarop u de toets indrukt en het moment waarop de afsnijfrequentie zijn maximale waarde (d.i. de waar­de die u met Cutoff hebt ingesteld) bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de afsnijfrequen­tie stijgt.
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel de afsnijfrequentie daalt tot het Sustain Level.
Hoe hoger deze waarde hoe trager de afsnijfrequen­tie daalt.
89
MC-505 Handleiding
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop de afsnijfrequentie niet lan­ger stijgt of daalt. Hoe hoger deze waarde, hoe meer boventonen er blijven doorklinken.
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel het filter sluit nadat u de toets hebt losgelaten. Hoe hoger de waarde, hoe lan­ger dit duurt.
Diepte van de Filter Envelope instellen
Met de onderstaande regelaar bepaalt u in welke mate de afsnijfrequentie wordt gestuurd door de Fil­ter Envelope.
1) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator oplicht.
2) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste envelo­pe-diepte (-63~+63).
DEPTH
+
0
-
PITCH
FILTER
AMP
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
5
PAGE
Hoe hoger de waarde die u kiest, hoe intenser de afsnijfrequentie wordt gemoduleerd. Door negatieve waarden te kiezen keert u de envelope-curve om.
Bij positieve waarden is de invloed van de envelope duidelijker te horen wanneer u een lagere afsnijfre­quentie kiest (bij negatieve waarden kiest u beter een hogere afsnijfrequentie).
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [5].
U komt terecht in de pagina met F-ENV instellingen.
ENV Depth
Zie hierboven.
Velo Curve (1~7)
Hiermee bepaalt u volgens welke curve de kracht waarmee u aanslaat wordt vertaald in een filter-enve­lope.
1234567
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van de Filter Envelope afhangt van de kracht waarmee u de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waarden, dan wordt de werking van de envelope duidelijker naarmate u de toetsen harder indrukt. Bij negatieve (-) waarden gebeurt het omgekeerde: de envelope wordt minder uitgesproken naarmate u de toetsen harder indrukt.
90
Zelf klanken maken, Patches maken
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Eenvoudig uitgedrukt zorgen positieve en negatieve waarden dat het geluid respectievelijk helderder en donkerder wordt naarmate u harder aanslaat.
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het frontpaneel de “grove contouren” van de envelope kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal extra parameters onder de motorkap waarmee u genoemde curve helemaal in detail kunt “uitteke­nen”.
Afsnijfrequentie
+
Time1(A) Time2
0
Level1 Level3(S)
Toets in Toets uit
Time3(D) Time4(R)
Level2 Level4
Tijd
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u speci­fieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3 en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~4 (0~127)
Hiermee specifieert u telkens de afsnijfrequentie.
Opmerking:
neel komt overeen met Level3.
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden (Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest worden de tijden korter resp. langer naarmate u hogere noten speelt.
Ook deze parameter bewijst uitstekende diensten om akoestische fenomenen na te bootsen, zoals het pro­gressief sneller wegvallen van boventonen bij de hoge noten op een piano.
Volume en stereopositie aanpassen (AMPLIFIER)
“Amplifier” groepeert parameters die te maken heb­ben met het volume en de stereopositie.
Volume van Tones aanpassen (Tone Level)
Door het volume van een Tone aan te passen bepaalt u zijn aandeel in de uiteindelijke klankkleur.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knippe­ren.
2) Kies met de [TONE LEVEL]-regelaar het gewenste volume (0~127) voor de geselecteerde Tone.
FUNC
CUTOFF
TONE LEVEL
Referentie
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toet­sen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatie­ve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zen­den. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Door de regelaar in wijzerzin te draaien verhoogt u het volume, door hem in tegenwijzerzin te draaien verlaagt u het.
Opmerking:
Level” opslaan in de Setup van een Pattern. De Tone Levels die u hier kiest worden met deze waarde vermenigvuldigd (zie “Volume regelen” op blz. 73).
Stereopositie van Tones aanpassen (Tone
Het totaalvolume van een Patch kunt u als “Part
Pan)
Met deze parameter bepaalt u de positie van de Tones in het stereobeeld.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knippe­ren.
91
MC-505 Handleiding
2) Kies met de [TONE PAN]-regelaar de gewenste ste­reopositie (L64~63R) voor de geselecteerde Tone.
FUNC
RESONANCE
TONE PAN
Door de regelaar in wijzerzin te draaien plaatst u de Tone meer naar rechts, door hem in tegenwijzerzin te draaien plaatst u de Tone naar links.
Opmerking:
“Part Pan” opslaan in de Setup van een Pattern. De Tone Pan-waarden die u hier kiest worden met deze waarde ver­menigvuldigd (zie “Stereopositie regelen” op blz. 73).
Willekeurige stereopositie (Random Pan
De stereopositie van de hele Patch kunt u als
Switch)
De Tones waarvoor u deze functie activeert komen bij iedere noot die u speelt op een andere, willekeu­rige positie in het stereobeeld terecht.
1) Druk op [FUNC] tot de indicator begint te knippe­ren.
2) Druk op [RND PAN].
De vier indicators beginnen te knipperen om aan te geven dat Random Pan is ingeschakeld
LPF
FUNC
Opmerking:
De Tone Pan-parameter heeft geen invloed op
Tones waarvoor de Random Pan Switch is ingeschakeld.
Overige volumeparameters
BPF
HPF
PKG
RND PAN
2) Ga met PAGE [<][>] naar de gewenste parameter en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
6
PAG E
Tone Level
Zie hierboven.
Bias
Met de Bias parameters bepaalt u welke invloed het Tone Level ondervindt van de nootpositie. Op die manier kunt u de volumeverschillen van hoge vs. lage noten op akoestische instrumenten nabootsen.
Bias Dir (Bias Direction)
Hiermee specifieert u welk klaviergedeelte (ten opzichte van het Bias Point) invloed uitoefent:
LW R
UPR
L&U
ALL
Het klaviergedeelte links van het Bias Point stuurt het volume.
Het klaviergedeelte rechts van het Bias Point stuurt het volume.
De klaviergedeeltes links en rechts van het Bias Point sturen beide het volume en zijn elkaars spiegelbeeld.
Het Bias Point vormt het middelpunt van een lineaire curve, volgens dewelke het volume wordt aangestuurd.
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [6].
U komt terecht in de eerste display-pagina van het AMPLIFIER/LEVEL-blok.
92
Bias Point (C-1~G9)
Dit is de klaviertoets die als referentie dient voor de bovenstaande opties.
Bias Level (-100~+100)
Hiermee bepaalt u de “helling” van de curve die ver­trekt vanaf het Bias Point. Kiest u een positieve (+) waarde, dan stijgt de curve, kiest u een negatieve waarde (-), dan daalt de curve.
Zelf klanken maken, Patches maken
Opmerking:
Een positieve curve kan nooit in een volume-
waarde resulteren die boven het maximumvolume ligt.
Bias Level
C1
Bias Level
C1
+
0
-
+
0
-
LWR
G9Bias Point
L&U
G9Bias Point
UPR
C1
ALL
C1
Bias Level
Bias Level
+
0
-
G9Bias Point
+
0
-
G9Bias Point
Als u twee Tones respectievelijk de Bias Direction “UPR” en “LWR” geeft, dan vloeit de ene Tone gelei­delijk over in de andere naarmate u hoger op het kla­vier speelt.
TONE1TONE2
C4C3C2 C5 C6
T1 T2
LWR UPR
Bias Dir
Bias Point A4 E3
-50 -50Bias Level
Als u de Bias Direction “L&U” kiest kunt u een geluid creëren dat slechts over een bepaald gedeelte van het klavier hoorbaar is.
TONE1
T1
L&U
C4C3C2 C5 C6
Bias Dir Bias Point C4
-50Bias Level
2) Ga met PAGE [<][>] naar de gewenste parameter en kies met [INC][DEC] of met het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
7
PAG E
Tone Pan
Zie hierboven.
Pan KF (Pan Key Follow)
-100~+100
Door hier een positieve of negatieve waarde te kiezen zorgt u dat het geluid meer van rechts resp. van links komt naarmate u hoger op het klavier speelt.
Pan
R
o
+100
+50
0
-50
Referentie
Overige Pan-parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [7].
U komt terecht in de eerste display-pagina van het AMPLIFIER/PAN-blok.
L
C4C3C2C1 C5 C6 C7
-100
Toets
Rnd Pan Sw (Random Pan Switch)
Zie “Willekeurige stereopositie (Random Pan Switch)” op blz. 92.
Alt Pan Dpth (Alternate Pan Depth) L63~63R
Deze parameter zorgt dat het geluid telkens als u een toets indrukt afwisselend van links en rechts komt.
Kiest u een “L”-waarde, dan wisselt het geluid in de volgorde links
rechts links rechts enz. Kiest u
een “R”-waarde, dan is de volgorde rechts links rechts links. Hoe hoger de waarde, hoe extremer de stereoposities.
Interessante toepassing: stel voor twee Tones Alter­nate Pan-waarden van respectievelijk “L63” en “R63” in. Bij iedere toetsdruk wisselen deze Tones nu van plaats in het stereobeeld.
93
MC-505 Handleiding
Volume laten evolueren (Amplifier Envelope)
Het volume van de meeste akoestische instrumenten kent een zeker verloop in de tijd. Zo gaat een piano­toon van hard naar zacht. Bij een orgel daarentegen blijft het volume constant tot u de toets loslaat. Met de A-ENV parameters kunt u een curve programme­ren die dit soort verschillen nabootst.
Piano Organ
Volume Volume
+
0
Amplifier Envelope-parameters
1) Druk op [ENV SELECT] tot de AMP-indicator
oplicht.
2) Maak met de [A][D][S][R]-regelaars de gewenste
curve.
Waardebereik: 0~127
+
0
Tijd Tijd
PITCH
FILTER
AMP
Hoe hoger deze waarde hoe trager het volume daalt.
[S] (Sustain Level)
Dit is het niveau waarop het volume niet langer stijgt of daalt. Hoe hoger deze waarde, hoe hoger het volu­me (voor een orgel kiest u bijvoorbeeld best de maxi­mumwaarde).
[R] (Release Time)
Hiermee bepaalt u hoe snel het volume daalt nadat u de toets hebt losgelaten. Hoe hoger de waarde, hoe langer dit duurt.
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [8].
U komt terecht in de pagina met A-ENV instellin­gen.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
8
PAGE
RSAD
Volume
A
+
0
Toets in Toets uit
D
R
S
Level1=Level2=127 Time2=0
Tijd
[A] (Attack Time)
Deze parameter bepaalt de tijd tussen het moment waarop u de toets indrukt en het moment waarop de maximale volumewaarde wordt bereikt.
Hoe hoger deze waarde hoe trager het volume stijgt.
[D] (Decay Time)
Deze parameter bepaalt hoe snel het volume daalt tot het Sustain Level.
94
Zelf klanken maken, Patches maken
Velo Curve (1~7)
Hiermee bepaalt u volgens welke curve de kracht waarmee u aanslaat wordt vertaald in een volume­envelope.
1234567
Velo Sens (-100~+150)
Hiermee bepaalt u in welke mate de intensiteit van de Amplifier Envelope afhangt van de kracht waar­mee u de toetsen aanslaat. Kiest u positieve (+) waar­den, dan wordt de werking van de envelope duidelij­ker naarmate u de toetsen harder indrukt. Bij nega­tieve (-) waarden gebeurt het omgekeerde: de enve­lope wordt minder uitgesproken naarmate u de toet­sen harder indrukt.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Eenvoudig uitgedrukt zorgen positieve en negatieve waarden dat het geluid respectievelijk luider en zach­ter wordt naarmate u harder aanslaat.
We hebben al gezien hoe u met de regelaars op het frontpaneel de “grove contouren” van de envelope kunt regelen. De MC-505 heeft echter nog een aantal extra parameters onder de motorkap waarmee u genoemde curve helemaal in detail kunt “uitteke­nen”.
Volume
+
Time1(A) Time2
0
Level1 Level3(S)
Toets in Toets uit
Time3(D) Time4(R)
Level2
Tijd
Time 1~4 (0~127)
Hiermee bepaalt u vier keer de transitietijd naar het volgende “Level”. Hoe hoger de waarde die u speci­fieert, hoe langer de transitie.
Opmerking:
neel komt overeen met Time1, [D] (Decay Time) met Time 3 en [R] (Release Time) met Time4.
De [A] (Attack Time) regelaar op het frontpa-
Level 1~3 (0~127)
Hiermee specifieert u telkens het volume.
Opmerking:
neel komt overeen met Level3.
De [S] (Sustain Level) regelaar op het frontpa-
Velo Time1 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time1-waarde wordt gestuurd door de kracht waarmee u de toetsen op het externe MIDI-klavier aanslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time1 sneller als u de toetsen harder aanslaat. Kiest u negatieve waarden, dan wordt Time1 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, aanslaggevoelig MIDI-klavier gebruikt. Het inge­bouwde klaviertje van de MC-505 is niet aanslaggevoelig.
Tip:
voorbeeld hun nut bewijzen voor strijkersklanken: als u zacht aanslaat zwellen de stijkers langzaam aan, slaat u hard aan dan spelen de strijkers met een snelle, percussieve toon.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Positieve waarden voor deze parameter kunnen bij-
Velo Time4 (-100~+100)
Hiermee bepaalt u in welke mate de Time4-waarde wordt gestuurd door de snelheid waarmee u de toet­sen op het externe MIDI-klavier loslaat.
Kiest u positieve waarden, dan wordt Time4 sneller naarmate u de toetsen sneller loslaat. Kiest u negatie­ve waarden, dan wordt Time4 in dat geval trager.
Opmerking:
extern, MIDI-klavier gebruikt dat “release-velocity” kan zen­den. Het ingebouwde klaviertje van de MC-505 kan dat niet.
Deze functie is enkel relevant wanneer u een
Time KF (Key Follow) -100~+100
Met deze parameter maakt u de envelope-tijden (Time 2/3/4) afhankelijk van de klaviertoets die u aanslaat. Hoe hoger deze waarde, hoe groter de afwijking van de envelope van C4.
Naar gelang u positieve of negatieve waarden kiest worden de tijden korter resp. langer naarmate u hogere noten speelt.
Opmerking:
sten om akoestische fenomenen na te bootsen, zoals het pro­gressief sneller uitsterven van de hoge noten op een piano. Als u Level1 op “0” instelt regelt u met Time1 [A] de vertra­ging tussen het moment dat u de toets indrukt en het moment dat het geluid begint (tijdens Time1 hoort u namelijk geen geluid).
Ook deze parameter bewijst uitstekende dien-
Time1(A) Time2
Level1
Toets in Toets uit
Time3(D) Time4(R)
Level2 Level3(S)
Geluid moduleren (LFO)
LFO staat voor Low Frequency Oscillator. In gewoon Nederlands betekent dat “lage frequentie oscillator”, maar daar hebt u waarschijnlijk ook niet zoveel aan. Laat we daarom kijken wat de LFO doet.
Het oscilleren van zo’n LFO wordt in de regel gebruikt om bepaalde aspecten van een Tone te ver­anderen (te “moduleren”). Meestal gaat het daarbij om toonhoogte, klankkleur (filter) en volume (amp-
Referentie
95
MC-505 Handleiding
litude). U hoort daarbij als het ware de “golven” die de lage frequenties van de LFO veroorzaken. Dat klinkt misschien ingewikkeld, maar als u de onder­staande stappen even met ons doorneemt, begrijpt u meteen waarover het gaat.
U kunt zowel de LFO RATE (modulatiesnelheid) als de LFO DEPTH (modulatiediepte) aanpassen. Door de LFO naar de toonhoogte te sturen krijgt u een vibrato-effect. Stuurt u hem naar het filter, dan levert dat een WahWah effect op. Laat u de amplitude door de LFO sturen, dan is het resultaat een tremolo­effect.
De MC-505 beschikt over twee LFO’s. Aangezien ze volledig identiek zijn gaat het volgende stukje zowel over LFO1 als over LFO2.
Golfvorm kiezen (LFO1 Waveform)
Hiermee kiest u de golfvorm voor de LFO.
1) Druk op [WAVEFORM] om de golfvorm te selecte­ren.
Als een indicator brandt is de golfvorm uit de linker­kolom geselecteerd. Knippert de indicator, dan is de golfvorm uit de rechterkolom geselecteerd.
lit
TRI TRP
SIN S&H
SAW RND
SQR CHS
blink
De LFO stuurt onvoorspelbare, wil­CHS (Chaos)
Modulatiesnelheid aanpassen (LFO1 Rate)
lekeurige modulatiewaarden uit,
onafhankelijk van de modulatiefre-
quentie.
1) Druk op [FUNC] zodat de indicator begint te knip­peren.
2) Kies met de [RATE]-regelaar de gewenste snelheid (0~127).
FUNC
DEPTH
RATE
Draai de regelaar naar links of naar rechts om de modulatie respectievelijk te vertragen of te versnel­len.
Als LFO Tempo Sync (zie blz. 98) is ingeschakeld kunt deze parameter ook als een nootwaarde specifiëren:
In dit geval wordt de modulatie trager naarmate u de regelaar verder naar rechts draait.
TRI (driehoek)
SIN (sinus)
SAW (zaagtand)
SQR (vierkant)
TRP (trapezoïd)
S&H (Sample&Hold)
RND (Random)
Breed inzetbare standaardmodulatie.
Zachte modulatie.
Modulatie zwelt traag aan en gaat dan abrupt terug naar zijn originele waarde.
Het is alsof een aan/uit-schakelaar het geluid moduleert.
Variant van de vorige optie.
De LFO stuurt onvoorspelbare, wil­lekeurige modulatiewaarden uit.
De LFO stuurt onvoorspelbare, wil­lekeurige modulatiewaarden uit.
Rate=
LFO1
Opmerking:
PITCH (toonhoogte), FILTER (klankkleur), als AMP (volu­me). U kunt met andere woorden geen aparte snelheden voor deze drie bestemmingen specifiëren.
Modulatiediepte instellen (LFO1 Depth)
De waarde van LFO Rate geldt zowel voor
De modulatiediepte kunt u voor iedere bestemming apart instellen over een bereik van -63~+63.
Hoe hoger de waarde (positief of negatief) hoe inten­ser de modulatie. Negatieve waarden keren de golf­vorm om, m.a.w. de modulatie gebeurt in omgekeer­de richting.
96
Zelf klanken maken, Patches maken
Diepte van de toonhoogtemodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)
Door de toonhoogte te moduleren creëert u een vibrato-effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de PITCH-indicator brandt.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste vibra­to-diepte.
PITCH
FUNC
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Diepte van de filtermodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)
Door de afsnijfrequentie te moduleren creëert u een wah-wah effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de FILTER-indicator brandt.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste wah­diepte.
3) Kies met de [DEPTH]-regelaar de gewenste tremo­lo-diepte.
PITCH
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Opmerking:
FUNC
De parameters van LFO2 kunt u niet wijzigen
met de regelaars op het frontpaneel.
Overige parameters
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [9] of [10].
U komt terecht in de display-pagina met instellingen voor respectievelijk LFO1 of LFO2.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
9
PAGE
EDIT
REALTIME ERASE
10
Referentie
PITCH
FUNC
FILTER
AMP
DEPTH
RATE
Diepte van de volumemodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)
Door het volume te moduleren creëert u een tremo­lo-effect.
1) Zorg dat de [FUNC]-indicator niet oplicht.
2) Druk op [ENV SELECT] tot de AMP-indicator brandt.
Waveform
Zie “Golfvorm kiezen (LFO1 Waveform)” op blz. 96. Hier kunt u echter ook de golfvorm voor LFO2 kie­zen.
97
MC-505 Handleiding
Rate
Zie “Modulatiesnelheid aanpassen (LFO1 Rate)” op blz. 96. Hier kunt u echter ook de snelheid voor LFO2 kiezen.
Tempo Sync
Deze parameter bepaalt of de modulatiefrequentie van de LFO al dan niet wordt gesynchroniseerd met het tempo van het Pattern.
De modulatiesnelheid wordt gesynchroniseerd.
ON
U kunt de LFO Rate-parameter specifiëren als een nootwaarde.
De modulatiesnelheid hangt uitsluitend af van
OFF
de LFO Rate-waarde en wordt dus niet gesyn­chroniseerd met het tempo.
Key Sync
Deze parameter bepaalt of de modulatiecyclus van de LFO al dan niet wordt gestart op het moment dat u een toets aanslaat.
De modulatiecyclus wordt gestart op het
ON
moment dat u een toets indrukt.
De modulatiecyclus wordt niet opnieuw gestart
OFF
op het moment dat u een toets indrukt.
Delay
Fade
Time
Delay Time
Toets in Toets uit
OnI OnO
Time
LFO Depth
Fade
OfI OfO
Time
LFO Depth
Delay Time
Delay Time
Fade Time
Fade Time
LFO Depth
LFO Depth
Delay Time (0~127)
Deze parameter heeft verschillende functies, naar gelang de Fade Mode die u hebt gekozen (zie de afbeelding hierboven):
Specifieert de tijd tussen het indrukken van de
OnI
toets en het begin van de modulatie.
Specifieert hoe lang de modulatie duurt nadat u
OnO
de toets hebt ingedrukt.
Specifieert de tijd tussen het loslaten van de
OfI
toets en het begin van de modulatie.
Specifieert hoelang de LFO blijft doorgaan
OfO
nadat u de toets hebt losgelaten.
ON
OFF
Toets in Toets in Toets in
Opmerking:
Als u de Key Sync-parameter inschakelt wordt de vibrato dus voor iedere noot opnieuw gestart. Dat levert levendige partijen op voor bv. strijkers, aangezien die “in het echte leven” ook nooit perfect synchroon “vibreren”. Voor synthesizerklanken e.d. kan gesynchroniseerde vibrato (Key Sync Off) dan weer wél werken. U laat de synchronisatie ook best uitgeschakeld als u Tempo Sync gebruikt, zodat deze parameters elkaar niet voor de voeten lopen.
Fade Mode
Hiermee kiest u hoe het LFO-effect wordt toegepast:
OnI (On-In)
OnO (On-Out)
OfI (Off-In)
OfO (Off-Out)
De LFO-modulatie zwelt geleidelijk aan als u een toets indrukt.
Het effect wordt onmiddellijk toegepast als u een toets indrukt en ebt daarna geleide­lijk weg.
De modulatie zwelt langzaam aan nadat u de toets hebt losgelaten.
De modulatie is van kracht zolang u de toets ingedrukt houdt en sterft uit nadat u de toets loslaat.
Fade Time (0~127)
Hiermee specifieert u hoe lang de LFO erover doet om, na het verstrijken van de Delay Time, zijn maxi­mumwaarde te bereiken. Hoe hoger de waarde hoe langer dit duurt.
Offset (-100~+100)
Deze parameter “verschuift” de LFO-golfvorm omhoog (positieve waarden) of omlaag (negatieve waarden) ten opzichte van de centrale waarde (toon­hoogte, afsnijfrequentie, enz.).
+
0
-
Pitch Depth
Zie “Diepte van de toonhoogtemodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97.
Filter Depth
Zie “Diepte van de filtermodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97.
Amp Depth
Zie “Diepte van de volumemodulatie instellen (LFO1 Pitch Depth)” op blz. 97.
98
Zelf klanken maken, Patches maken
Pan Depth (-63~+63)
Hiermee laat u de LFO de stereopositie moduleren. Hoe hoger de waarde, hoe intenser de modulatie. Negatieve waarden inverteren de golfvorm, waar­door het “pannen” in omgekeerde richting gebeurt.
Tip:
Kies voor twee Tones dezelfde modulatiesnelheid en geef ze Pitch Depth-waarden van respectievelijk “+30” en “-30”. De Tones worden dan in tegenfase gemoduleerd, bijvoorbeeld voor een vibrato-effect waarbij de toonhoog­tes in tegenstelde richtingen gaan.
TONE1
TONE2
Instellingen voor de hele Patch
De parameters die hieronder aan bod komen gelden voor de hele Patch, dus nooit voor specifieke Tones.
Common-parameters
Met deze parameters bepaalt u hoe Tones worden gecombineerd, welke speciale modulaties er worden uitgevoerd, enz.
2) Kies met PAGE [<][>] de gewenste parameter en specifieer met [INC][DEC] of het [VALUE]-wiel de gewenste waarde.
EDIT
REALTIME ERASE
11
PAGE
Referentie
1) Houd [EDIT] ingedrukt en druk op klaviertoets [1].
U komt terecht in de COMMON-pagina.
Struct 1&2/3&4 (Structure Type)
Met deze parameters kiest u de structuur (opbouw, verbinding) van de Tones.
Opmerking:
beperkt is, werken we hier met afkortingen. Zo staat “WG” voor Wave Generator, “FILTER “ voor Filter, “AMP” voor Amplifier , “B” voor Booster en “R” voor Ring Modulator.
Type 1
Type 2
Type 3
Omdat het display voor dit soort parameters te
De Tones zijn geheel onafhankelijk van elkaar. Gebruik deze structuur wanneer u zoveel mogelijk PCM-klanken wilt gebrui­ken, of wanneer u gestapelde Patches wilt maken waarbij iedere Tone een andere klank heeft.
De filters van de eerste (1 of 3) en de tweede Tone (2 of 4) worden gestapeld. De AMP van de eerste Tone bepaalt de balans tussen de twee Tones en het uitgangsvolume wordt bepaald door de TVA van de tweede Tone. Op deze manier wordt de filterkarakteristiek versterkt.
Deze structuur combineert de twee filters en vervormt de golfvormen met behulp van de Booster (zie blz. 100).
99
MC-505 Handleiding
Hier dient het filter van Tone 1 (of 3) voor het bewerken van de combinatie van Tone 1
Type 4
Type 5
Type 6
Type 7
Type 8
Type 9
Type 10
Opmerking:
koppel uitschakelt, dan klinkt de andere Tone automatisch zoals hij volgens Type 1 zou klinken, ongeacht wat er in het display wordt afgebeeld. Dit is ook het geval wanneer één van twee Tones niet klinkt omdat u zijn nootbereik (blz. 101) of aanslagbereik (blz. 101) hebt beperkt.
& 2 of 3 & 4. Vervolgens passeert het geluid de Booster (vervormer) en kan daarna nog een keer gefilterd en “gevormd” worden.
De Tones worden door de Ring Modulator gestuurd om de boventonen te versterken. De AMP van de eerste Tone bepaalt de balans tussen de twee Tones en ook de diepte van de Ring Modulator.
De filters zijn in serie geschakeld. Het niveau van de ringmodulatie wordt ingesteld door de balans tussen de twee Tones te regelen met de AMP van de eerste Tone.
Het gefilterde signaal van de eerste Tone (1 of
3) en dat van de tweede worden samen naar de Ring Modulator gestuurd. Hierdoor wor­den nieuwe boventonen aan het geluid toege­voegd.
Beide Tones worden door de Ring Modulator gestuurd om extra boventonen toe te voegen en het resultaat wordt gemixt met de origi­nele tweede Tone. Het niveau van de ringmo­dulatie wordt ingesteld door de balans tussen de twee Tones te regelen met de AMP van de eerste Tone.
Beide Tones worden eerst door de respectie­velijke filters en daarna door de Ring Modu­lator gehaald – voor extra boventonen. Het niveau van de ringmodulatie wordt ingesteld door de balans tussen de twee Tones te rege­len met de AMP van de eerste Tone.
In deze Structure worden de Tones eerst gefilterd en dan pas naar de Ring Modulator gestuurd. Met de AMP van de eerste Tone (1 of 3) kunt u de intensiteit van de ringmodu­latie instellen door het volume van die Tone te verminderen of op te voeren.
Als u Type 2~10 selecteert en één Tone van een
Booster 1&2/3&4 (0, +6, +12, +18)
Met deze parameter bepaalt u (voor Tones 1&2 en 3&4 gescheiden) het niveau van de Booster (bij TYPE 3 of TYPE 4). Hoe groter de waarde, hoe ster­ker de golfvorm(en) wordt (worden) bewerkt.
Wat is een Booster? (B)
Een Booster is een schakeling die het ingangssignaal vervormt (misschien herinnert u zich nog die gitaar­vervormers die dezelfde benaming hadden).
Dit kunt u niet alleen gebruiken voor vervorming, maar ook voor effecten die lijken op PWM (Pulse Width Modulation, een bewerking waarbij de har­monische structuur voortdurend verandert). Voor dit laatste moet u een uiterst lage (subsonische) fre­quentie voor WG1 (Tone 1 of 3) instellen en de toonhoogte van WG2 (Tone 2 of 4) laten variëren d.m.v. de LFO op de toonhoogte. Het zou ook inte­ressant zijn om te experimenteren met de Wave Gain parameter.
WG1 fungeert als LFO Regelt het uitgangssignaal van WG1
WG1 AMP
B
WG2
WG2
WG1 verschuift
de golfvorm
Hierdoor verschuift het punt
waarop de golfvorm vervormt
Wat is een Ring Modulator? (R)
Ringmodulatie combineert de golfvormen van twee Tones. Hierdoor ontstaat een nieuwe golfvorm, met boventonen die niet gelijk zijn aan gehele veelvou­den van de grondtoon en die niet bestonden in één van de originele golfvormen (in het algemeen is het zo dat, wanneer u uitgaat van een golfvorm die geen sinus is, de boventonen niet gelijkmatig verdeeld zijn over het totale geluidsspectrum). Hierdoor ontstaan metaalachtige klanken waarin vaak nauwelijks een bepaalde toonhoogte te ontdekken is, omdat de boventonen anders zijn voor iedere mogelijke toon­hoogte van de golfvorm.
100
Loading...