2. Verklaring van symbolen ......................................................................................................................................4
3. Beoogd gebruik .................................................................................................................................................... 5
a) Algemeen ......................................................................................................................................................6
b) Werking .........................................................................................................................................................7
7. Voorschriften voor batterijen en accu´s ...............................................................................................................8
9. Bedieningselementen van de zender ..................................................................................................................9
10. Ingebruikneming van de zender ........................................................................................................................10
a) Batterijen plaatsen .......................................................................................................................................10
b) Zender inschakelen ..................................................................................................................................... 11
c) Ombouw van de gasknuppel-functie ...........................................................................................................13
d) Instellen van de stuurknuppellengte ............................................................................................................ 14
11. In gebruik nemen van de ontvanger .................................................................................................................. 15
a) Ontvangeraansluiting ................................................................................................................................... 15
b) LED-indicator ...............................................................................................................................................16
c) Montage van de ontvanger .......................................................................................................................... 17
d) Montage van de servo‘s ..............................................................................................................................18
e) Controleren van de servo-functie ................................................................................................................18
m) Fabrieksinstellingen herstellen „Factory reset“ ............................................................................................38
14. Het functie-instelmenu „Functions setup“ .......................................................................................................... 39
a) Servolooprlichtingsinstelling „Reverse“ .......................................................................................................40
b) Servo-einduitslaginstelling „End points“ ......................................................................................................41
c) Servoaansturing/-test „Display“ ...................................................................................................................42
15. Bediening van de afstandsbediening ................................................................................................................. 64
a) Algemeen ....................................................................................................................................................66
b) Batterijen en accu´s .....................................................................................................................................66
20. Verhelpen van storingen ....................................................................................................................................67
a) Zender .........................................................................................................................................................68
b) Ontvanger ....................................................................................................................................................68
4
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de voorwaarden van de nationale en Europese wetgeving.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig voor toekomstige referentie!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. Verklaring van symbolen
Een uitroepteken in een driehoek wijst op speciale gevaren bij gebruik, ingebruikneming of bediening.
Het „pijl“-symbool wijst op speciale tips en bedieningsvoorschriften.
5
3. Beoogd gebruik
De 6-kanaals afstandsbediening „HT-6“ is uitsluitend bedoeld voor particulier gebruik in de modelbouw en de bijbehorende gebruikstijden. Voor industriële toepassingen, bijv. voor het besturen van machines of installaties, is dit
apparaat niet geschikt.
Een andere toepassing dan hiervoor beschreven, leidt tot beschadiging van het product en is bovendien verbonden
met gevaren, zoals bijv. kortsluiting, brand, elektrische schokken enz. Het product mag technisch niet worden veranderd, resp. omgebouwd! De veiligheidsvoorschriften dienen absoluut in acht te worden genomen!
Volg alle veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor het
gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een gevaarloos gebruik van de afstandsbediening en het model!
4. Productbeschrijving
Met de afstandsbediening „HT-6“ beschikt u over een afstandsbedieningsysteem, dat ideaal is voor modelvliegtuigen
of -helikopters.
Via de 6 proportionele stuurkanalen kunnen de besturing- en regelfuncties onafhankelijk van elkaar op afstand bediend worden. Bovendien beschikt de installatie over verschillende meng- en geheugenfuncties, die nodig zijn voor de
verschillende modellen. De ingestelde waarden van tot 20 verschillende modellen kunnen in de afstandsbediening
worden opgeslagen.
Bovendien geeft de afstandsbediening u de mogelijkheid om verschillende vliegtoestanden op te roepen en zo voor
verschillende vliegfasen, zoals vb. start of landing, afzonderlijke roeruitslagen in te stellen.
Dankzij de toekomstige 2,4 GHz-draadloze overdracht met terugkanaal kunt u actuele waarden, zoals vb. de ontvangerspanning of de kwaliteit van de draadloze verbinding makkelijk op het scherm van de afstandsbedieningszender
aezen. In combinatie met een ontvanger met I-BUS-systeem en de overeenkomstige sensormodules (telkens niet
inbegrepen) kunnen andere meetwaarden, zoals vb. temperatuur, toerental of snelheid worden bepaald en naar de
zender overgedragen.
Het goed leesbare LCD-scherm en de gemakkelijk te bedienen toetsen maken een eenvoudige, snelle en veilige
data-invoer mogelijk. Dank zij de elektronische trimming staan de roeren steeds in de juiste positie, omdat de laatst
ingestelde waarde automatisch na het inschakelen terug wordt opgeroepen!
De ergonomisch gevormde behuizing ligt comfortabel in de hand en zorgt voor een handige en veilige besturing van
het model.
De 2,4 GHz-ontvanger garandeert een optimale ontvangst voor een veilige signaaloverdracht.
Voor het gebruik van de zender heeft u nog 4 AA-/mignonbatterijen (b.v. Conrad bestelnr. 652507, verpakt per 4
stuks, 1x bestellen) nodig. Als er geen vliegregelaar met BEC-schakeling wordt gebruikt, hebt u voor de ontvanger
eveneens 4 AA-/mignonbatterijen (vb. Conradbestelnr. 652507, pak van 4, 1 x bestellen) of 4 AA-/mignonaccu‘s met
overeenkomstige batterijhouder nodig. Anders kunnen ook 4- of 5-cellige NiMH-ontvangeraccu‘s met schakelaarkabel
worden gebruikt.
6
5. Leveringsomvang
• Afstandsbediening
• Afstandsbedieningsontvanger
• Bindingsstekker
• Gebruiksaanwijzing
6. Veiligheidsinstructies
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
Bij materiële schade of lichamelijke letsels die door niet-voorgeschreven gebruik of het niet in acht
nemen van de veiligheidsvoorschriften worden veroorzaakt, zijn wij niet aansprakelijk! In dergelijke
gevallen vervalt de waarborg/garantie.
Gewone slijtage bij het gebruik en beschadigingen door een ongeval (bijv. afgebroken antenne van de
ontvanger en gebroken behuizing van de ontvanger enz.) vallen niet onder de garantie.
Geachte klant: deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook
de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer
aandachtig door voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
• Om veiligheids- en keuringsredenen (CE) is het eigenhandig ombouwen en/of wijzigen van het product niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Wij raden aan om een WA-verzekering af te sluiten. Indien u reeds een dergelijke verzekering heeft, moet u nagaan
of uw verzekering ook bescherming biedt bij schade of ongevallen door een op afstand bestuurd model.
• Sluit bij elektromodellen de aandrijfmotor pas aan nadat het ontvangstsysteem volledig is ingebouwd. Zo voorkomt
u dat de aandrijfmotor plotseling onbedoeld begint te lopen.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen.
• Controleer vóór elk gebruik de technische veiligheid van uw model en van de afstandsbediening. Let hierbij op zicht-
bare beschadigingen, zoals bijv. defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen
moeten soepel werken en er mag geen speling in de lagers aanwezig zijn.
7
• De bediening en het gebruik van op afstand bediende modellen moet geleerd worden! Als u nog nooit een model
bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig beginnen en u eerst vertrouwd maken met de reacties van het model op de
commando´s van de afstandsbediening. Wees geduldig!
• Wend u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen heeft waarop
u in deze gebruiksaanwijzing geen antwoord vindt.
b) Gebruik
• Gelieve u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub te wenden als u nog niet genoeg kennis heeft voor
het gebruik van op afstand bediende modellen.
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de ontvanger in het model ingeschakeld
worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden!
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van de afstandsbediening reageert.
• Let er bij het gebruik van een model altijd op, dat er zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in de gevarenzone van
motoren of andere draaiende aandrijfonderdelen bevinden.
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Let altijd op een
direct zichtcontact met het model en gebruik het daarom ook niet ’s nachts.
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door
alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Gebruik het model op een plaats waar het geen gevaar vormt voor andere personen, dieren of voorwerpen. Gebruik
het alleen op privéterrein of op speciaal daarvoor bestemde plaatsen.
• Schakel in geval van storing het model direct uit en zorg dat de storing geheel is verholpen voordat u het model weer
in gebruik neemt.
• Gebruik uw afstandsbediening niet bij onweer, onder hoogspanningsleidingen of in de buurt van zendmasten.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Om een model af te zetten,
moet u steeds eerst de motor uitschakelen en daarna het ontvangstsysteem. Pas daarna mag de afstandsbediening
of zender uitgeschakeld worden.
• Bescherm de afstandsbediening tegen vocht en sterke vervuiling.
• Stel de zender niet langdurig bloot aan direct zonlicht of extreme hitte.
• Bij zwakke batterijen in de afstandsbediening zal de reikwijdte verminderen. Als de ontvangerbatterijen of de ont-
vangeraccu zwak worden, zal het model niet meer correct op de afstandsbediening reageren.
In dat geval moet u het gebruik onmiddellijk stopzetten. Vervang de batterijen door nieuwe of laad de accu´s op.
• Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw
verantwoord gebruik van het model.
8
7. Voorschriften voor batterijen en accu´s
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren ze inslikken.
In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er is explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag in dit geval
veiligheidshandschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar! U mag alleen accu´s opladen die hiervoor geschikt zijn. Gebruik geschikte laadapparaten.
• Let bij het plaatsen van de batterijen/accu‘s op de juiste poolrichting (kijk goed naar plus/+ en min/-).
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (vb. als u het opbergt), moet u de batterijen (of accu´s) uit de afstandsbe-
diening en het modelvoertuig nemen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu´s te voorkomen.
• Laad de accu´s ongeveer om de 3 maanden op, aangezien anders door zelfontlading een zogeheten diepontlading
kan optreden waardoor de accu´s onbruikbaar worden.
• Vervang steeds de volledige set batterijen of accu’s. U mag geen volle en halfvolle batterijen of accu´s door elkaar
gebruiken. Gebruik steeds batterijen of accu´s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken!
• Gebruik uitsluitend batterijen en geen accu‘s voor de afstandsbedieningszender omwille van redenen inzake bedri-
jfsveiligheid.
8. Accu‘s laden
Als u accu‘s gebruikt voor de stroomverzorging van de ontvanger, zijn deze bij levering doorgaans leeg en moeten
worden opgeladen.
Let op:
Voordat een accu zijn maximale capaciteit zal leveren, moet deze meerdere keren worden ontladen en
opgeladen.
U moet de accu´s regelmatig ontladen daar anders het memory effect kan optreden als u meermaals een
„halfvolle“ accu oplaadt, waardoor het zgn. Lazy Battery effect (batterijtraagheidseffect) kan ontstaan. Dit
betekent dat de accu zijn capaciteit zal verliezen. De accu zal niet meer de volledig opgeladen energie
leveren waardoor de bedrijfstijd van het modelvoertuig zal verminderen.
Als u meerdere accu´s gebruikt, kan het voordelig zijn om een hoogwaardige oplader te kopen. Deze kan
de accu´s doorgaans ook snelladen.
9
9. Bedieningselementen van de zender
Voorkant:
Afbeelding 1
1 Zenderantenne
2 Handvat met geïntegreerde tweede zenderantenne
3 Encoder „VRB“
4 Kipschakelaar „SWC“
5 Kipschakelaar „SWD“
6 Trimtoets voor de hoogteroer-/nick-functie (bij mode II)*
7 Stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/roll-
functie (bij mode II)*
8 Trimtoets voor de rolroer-/rolfunctie (bij mode II)*
9 Toets „OK“
10 Toets „CANCEL“
11 Aan-/uitschakelaar
12 LCD-scherm
* Meer info over de mode-instelling vindt u in het systeeminstelmenu onder het menupunt stuurknuppelconguratie
„Sticks mode“.
13 Bind-toets
14 Toets „Down“
15 Toets „Up“
16 Trimtoets voor de richtingsroer-/heck-functie (bij
mode II)*
17 Stuurknuppel voor de richtingsroer-/hek- en gas-/
pitch-functie (bij mode II)*
18 Trimtoets voor de gas-/pitch-functie (bij mode II)*
19 Kipschakelaar „SWA“
20 Kipschakelaar „SWB“
21 Oogje voor draagriem
22 Encoder „VRA“
10
Achterzijde:
23 Instructeur-/leerling-bus
24 Batterijvakdeksel
10. Ingebruikneming van de zender
In deze gebruiksaanwijzing wijzen de cijfers in de tekst steeds op de afbeeldingen die er naast of midden in
het hoofdstuk staan. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige guurnummers aangeduid.
a) Batterijen plaatsen
Voor de stroomvoorziening van de zender zijn 4 alkalinebatterijen (b.v. Conrad bestelnr. 652507, 4 stuks per verpakking, 1x
bestellen) van het formaat AA/Mignon nodig.
Plaats de batterijen als volgt:
Het batterijdeksel (1) bevindt zich aan de achterkant van de zender. Druk op het geribbelde vlak (2) en schuif het deksel naar
onder.
Let bij het plaatsen van de 4 batterijen op de juiste polariteit van
de cellen. Op de bodem van het batterijvak staat een aanwijzing
(3) voor de poolrichting.
Schuif daarna het deksel van het batterijvak opnieuw van onder
af en laat de vergrendeling inschakelen.
Afbeelding 2
Afbeelding 3
11
b) Zender inschakelen
Nadat u vier nieuwe batterijen hebt geplaatst, controleert u de positie van de tuimelschakelaar. Alle schakelaars
moeten zich in de voorste positie bevinden.
De stuurknuppel voor hoogteroer-/nick- en rolroer-/rollfunctie (zie afbeelding 1, pos. 7) moeten zich in de middelste
stand bevinden. De stuurknuppel voor de richtingsroer-/heck- en gas-/pitchfunctie (zie afbeelding 1 pos. 17) moet zich
eveneens in de middelste stand bevinden of moet in de onderste stand (motor uit-positie) worden geschoven.
Nu kunt u de zender met behulp van de aan-/uitschakelaar (zie afb. 1, positie 11) inschakelen.
Eerst weerklinken er drie geluidssignalen in stijgende toon en op het verlichte scherm verschijnt de bedrijfsweergave
met het huidig ingesteld model.
De achtergrondverlichting wordt ca. 20 seconden na het inschakelen resp. na het indrukken van de laatste toets
automatisch uitgeschakeld. Als bij een ingeschakelde installatie binnen de 60 s geen bedienelement wordt ingedrukt,
geeft de installatie korte geluidssignalen als waarschuwing weer.
Het bedrijfsscherm bestaat uit de volgende elementen:
1 Fabrikantenlogo
2 Digitale codering
3 Geheugenruimteweergave
4 Modelnaamweergave
5 Gas-/pitch-trimmingsindicator (bij modus II)*
6 Richtingsroer-/hek-trimmingsindicator (bij
modus II)*
7 Rolroer-/roltrimmingsindicator (bij modus II)*
8 Hoogteroer-/nick-trimmingsindicator (bij
modus II)*
9 Batterijsymbool voor zender-spanningsver-
zorging
10 Batterijsymbool voor ontvanger-spannings-
verzorging
11 Modeltypegraek
12 Indicator van de ontvangerspanning
13 Indicator van de zenderspanning
14 Indicator van de foutief overgedragen zender-
gegevens
Afbeelding 4
* Meer info over de mode-instelling vindt u in het systeeminstelmenu onder het menupunt stuurknuppelconguratie
„Sticks mode“.
De bedrijfsindicator in afbeelding 4 verschijnt alleen volledig wanneer de ontvangerinstallatie in bedrijf is.
Anders worden vb. de waarden voor de ontvangerspanning of signaalkwaliteit niet weergegeven.
12
Als een van de vier tuimelschakelaars (zie afbeelding
1, pos. 4, 5, 19 en 20) zich niet in de voorste en de
stuurknuppel voor de gas-/pitchfunctie zich niet in de
onderste positie bevindt, weerklinkt er bij het inschakelen waarschuwingssignalen en een overeenkomstig
bericht wordt op het scherm weergegeven.
In dit geval moeten de betrokken schakelaars en de
stuurknuppel in de nodige positie worden geplaatst.
Het scherm schakelt dan naar de bedrijfsweergave
om en de waarschuwingssignalen doven uit.
Belangrijk!
Als er niet meer genoeg stroom is voor de juiste werking van de zender, zal bij een spanning onder de
4,2 V het batterijsymbool knipperen en geeft de zender regelmatig een akoestisch waarschuwingssignaal.
Het gebruik van het model moet dan worden stopgezet.
Wanneer de spanning onder de 4,0 V daalt, geeft de zender ononderbroken alarmsignalen. In dit geval moet
het gebruik van het model zo snel mogelijk worden stopgezet, aangezien het model anders verloren dreigt
te gaan!
Om de zender verder te gebruiken moeten nieuwe batterijen worden geplaatst.
Afbeelding 5
13
c) Ombouw van de gasknuppel-functie
Af fabriek is uw afstandsbediening „HT-6“ zo gecongureerd dat de stuurknuppel voor de gas-/pitchfunctie zich aan
de linkerzijde bevindt. Dit is de meest gebruikelijke conguratie in Europa. Indien u de gas-/pitchfunctie liever op de
rechter als op de linker stuurknuppel wenst, dan bestaat de mogelijkheid om de beide knuppelaggregaten onderling
te verwisselen.
Voor de daartoe vereiste bezigheden is enige ervaring in de omgang met radiograsch bestuurde afstandsbedieningen vereist. Daarom moeten u zich tot een ervaren modelbouwer of modelbouwvereniging wenden als u voelt dat u
de hieronder beschreven stappen niet kunt uitvoeren.
• Verwijder de zenderbatterijen.
• Maak nu met een kruiskopschroevendraaier de vier schroeven aan de achterkant van de zender los en haal de
achterwand voorzichtig links opzij weg.
• Indien nodig kunt u de toevoerleidingen van de batterijbox en de instructeur-/leerlingbus (1) van het hoofdplatine
loskoppelen.
• Maak telkens de vier schroeven aan de stuurknuppelaggregaten (afb. 6A, pos. 2) los en verwissel beide aggregaten. Daarbij moeten de stuurknuppelaggregaten telkens 180° worden gedraaid zodat de aansluitingen van de
stuurknuppelpotis (3) opnieuw naar elkaar zijn afgesteld. (zie afbeelding 6B).
• Schroef de stuurknuppelaggregaten opnieuw vast en controleer de mechanische functie van de stuurknuppel.
• Sluit de batterijbox en de instructeur-/leerlingbus opnieuw aan de hoofdplatine aan.
• Plaats de achterzijde van de zender terug en draai de vier bevestigingsschroeven opnieuw vast.
Afbeelding 6
De elektronische omschakeling van de knuppelfuncties gebeurt later in de systeeminstellingen onder het
menupunt stuurknuppeltoewijzing „Sticks mode“.
14
d) Instellen van de stuurknuppellengte
Al naar stuurgewoonten bestaat de mogelijkheid, de lengte van
de knuppels individueel in te stellen.
Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en draai
het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers van de
klok in naar boven.
Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien de gewenste
lengte van de stuurknuppel instellen.
Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd.
Afbeelding 7
15
11. In gebruik nemen van de ontvanger
a) Ontvangeraansluiting
De ontvanger (zie afbeelding 8, pos. 1) maakt het aan de rechterzijde mogelijk om tot 6 servo‘s met JR- of futabastekkers aan te sluiten.
De ontvangeraccu of een batterijbox wordt met een schakelaarkabel ofwel aan een vrije stekkerplaats of aan de
bovenste stekkerplaats (B/VCC) aangesloten.
Afbeelding 8
Let bij het aansluiten van servo‘s en rijregelaars altijd op de juiste polariteit van de connectoren. De impuls-
leiding van de servo‘s (naargelang de fabrikant geel, wit of oranje) moet aan de linker (binnenste) van de
drie naast elkaar geplaatste steekcontacten worden aangesloten. Het contact voor de minleiding (afhankelijk van de fabrikant zwart of bruin) moet worden aangesloten op het rechtse (buitenste) stiftcontact.
De uitgangen van de ontvanger zijn als volgt gerangschikt:
Kanaal UitgangHelikopterModelmotorvliegtuig
1CH1RolservoRolroer-servo
2CH2Nick-servoHoogteroer-servo
3CH3Gasservo of vliegregelaarGasservo of vliegregelaar
4CH4Staartservo/gyroscoopRichtingsroer-servo
5CH5GyroscoopgevoeligheidBijkomend kanaal 5
6CH6Pitch-servoBijkomend kanaal 6
-B/VCCAccuaansluiting *Accuaansluiting *
16
* Bij een elektromodel met elektronische rijregelaar is een aparte ontvangeraccu alleen nodig als de gebruikte
motor-/vliegregelaar geen BEC-schakeling heeft. Nadere informatie leest u in de technische documentatie van de
regelaar.
Kanalen 5 en 6 kunnen naargelang het model verschillend worden ingericht. De mogelijkheid bestaat ook om twee servo‘s via
een V-kabel aan een ontvangeruitgang te bedienen.
Een mogelijke opstelling, resp. verdeling van de stuurkanalen
vindt u in de nevenstaande schetsen in afbeelding 9.
Als een model vb. met twee rolroerservo‘s is uitgerust, kan de
tweede servo aan een nog niet bezette ontvangeruitgang worden aangesloten. De aansturing gebeurt dan via een van de drie
vrij programmeerbare mixers.
Meer informatie over de servoaansluiting en mixfuncties vindt u
in het volgende hoofdstuk (programmeren van de afstandsbedieningszender) bij de respectievelijke functies.
Afbeelding 9
Belangrijk!
Bij het uittrekken van de connectoren verdient het aanbeveling een pincet of bekkentang te gebruiken. Om
kabelbreuken te vermijden moet u steeds aan de kunststof behuizing trekken en nooit aan de kabel als u
een verbinding los wilt maken.
b) LED-indicator
De ontvanger beschikt langs een zijde (zie afbeelding 8, pos. 2) over een LED-indicator die in eerste instantie dient
als indicator voor de ontvangertoestand.
De LED licht bij het gebruik van de ontvanger alleen op als de zender is ingeschakeld en met de ontvanger is verbonden. Als de ontvanger geen geldig zendersignaal herkend, knippert de LED. Meer informatie over de zenderkoppeling
vindt u in het hoofdstuk Bindingsfunctie terug.
17
c) Montage van de ontvanger
De montage van de ontvanger is in principe altijd afhankelijk van het model. Daarom dient u zich voor wat betreft de
montage aan de aanwijzingen van de modelfabrikant te houden. Los daarvan dient u altijd te proberen de ontvanger
zo te monteren dat deze optimaal beschermd is tegen stof, vuil, vocht, hitte en trillingen.
Houd voldoende afstand tot motoren en elektronische vlieg- of rijregelaars. Metalen of koolstofonderdelen hebben
een afschermende werking en kunnen daardoor de ontvangstprestaties aanzienlijk benadelen. In dit geval is het
zinvol om de antennes door boorgaten in de romp naar buiten te verleggen.
Voor het bevestigen zijn dubbelzijdig klevend schuimstof (servo-tape) of rubberringen geschikt, die de in schuimstof
verpakte ontvanger goed op zijn plaats houden.
Let op, belangrijk!
De ontvanger beschikt over twee aparte HF-ontvangs-
tonderdelen die telkens met een ontvangerantenne (1
en 2) zijn uitgerust.
Om de maximum mogelijke ontvangstleiding te berei-
ken, is het nodig om de beste antennes in een hoek
van 90° naar elkaar toe te leggen.
Daarbij speelt het geen rol of een antenne naar rechts
en de andere naar boven of een antenne naar links
en de andere naar beneden wordt aangelegd. Het is
echter belangrijk dat beide antenne in een hoek van
90° t.o.v. elkaar staan.
Waarschuwing!
De antennedraden hebben een nauwkeurig afgeme-
ten lengte.
Daarom mag de antennedraden niet worden opgerold,
in lussen gelegd of zelfs afgesneden. Dit zou het bereik enorm beperken en brengt bovendien aanzienlijke
veiligheidsrisico´s met zich mee.
Afbeelding 10
Afbeelding 11
Voer de antennedraad indien mogelijk door een rompopening uit het model. Bij modellen met een romp uit carbon,
moet de antenne naar buiten worden gelegd.
18
d) Montage van de servo
De montage van een servo (1) is altijd afhankelijk van het betreffende model. Uitvoerige informatie hierover kunt u vinden in de
bij het model geleverde documentatie.
In principe dient u echter te proberen de servo´s tegen trillingen
gedempt vast te schroeven. Daartoe worden met de servo‘s in
de regel rubberen tules (2) met metalen bussen (3) meegeleverd.
Bij zwaar lopende besturingen kunnen de servo‘s niet naar de
vereiste positie gaan. Ze verbruiken daardoor onnodig stroom
en het model gaat een onzuiver stuurgedrag vertonen.
De besturingen moeten daarom zo makkelijk mogelijk werken
zonder daarbij speling in de lagers of afbuigingen te vertonen.
Voor u de servohendel monteert, neemt u de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf en controleert u de correcte
middelste stand van de trimming aan de afstandsbedieningszender (zie volgend hoofdstuk).
Monteer de servo-hefbomen dan steeds in een hoek van 90° ten
opzichte van de stuurstangen (zie afbeelding 9, schets A).
Bij een schuin ten opzichte van de stuurstang staande servohefboom (zie afbeelding 9, schets B) zullen de stuurwegen in
beide richtingen niet even groot zijn.
Een lichte mechansiche schuine stand die door de vertanding
van de servohendel is bepaald, kan later met de trimming worden gecorrigeerd.
Afbeelding 12
Afbeelding 13
e) Servofunctie controleren
Sluit de voor de test door u gebruikte servo‘s op de ontvanger aan. Hou u daarbij aan de hoger beschreven bezetting
van de ontvangeruitgangen.
Neem aansluitend de zender en vervolgens de ontvanger in bedrijf. Bij correcte aansluiting moeten de servo‘s op de
uitgangen 1 - 4 reageren op de bewegingen van de stuurknuppel. De servo‘s op de uitgangen 5 en 6 reageren naargelang het in de zender geprogrammeerde model resp. de geactiveerde schakelaars en regelaars. Meer informatie
over de zenderprogrammering vindt u in het volgend hoofdstuk: Afstandsbediening programmeren.
Let op, belangrijk!
Schakel bij het inschakelen eerst de zender en vervolgens de ontvanger in. Bij het uitschakelen wordt altijd
eerst de ontvanger van de stroomvoorziening afgekoppeld, en pas daarna wordt de zender uitgeschakeld.
Schakel de zender nooit uit, terwijl de ontvanger nog in bedrijf is. Dit kan leiden tot onvoorziene reacties van
het model!
19
12. Afstandsbediening programmeren
Uw afstandsbediening biedt u een systeeminstelmenu „System
setup“ en een functie-instelmenu „Functions setup“ met telkens
verschillende menupunten die eveneens een veelvoud aan ondergeschikte instelmogelijkheden bevatten, voor de optimale
aanpassing aan uw model.
Naargelang het modeltype (modelhelikopter of -vliegtuig) dat u
in het systeeminstelmenu hebt ingesteld, onderscheiden zich de
respectievelijke instelmogelijkheden in het functie-instelmenu.
De wijzigingen van de respectievelijke instellingen gebeuren
met behulp van de vier programmeertoetsen (zie ook afbeelding
1, pos. 9, 10, 14 en 15).
De instellingen worden voortdurend opgeslagen en blijven ook
bij het vervangen van de batterijen behouden.
De functies van de bedienelementen:
• Toets„OK“
Om de programmeermenu‘s op te roepen, drukt u bij ingeschakelde zender kort op de toets „OK“. De bedrijfsweer-
gave op het scherm verandert naar de menuweergave en de zender gaat over naar de programmeermodus. Bovendien kunnen met deze toets geselecteerde instellingen geactiveerd worden. Als de toets langer wordt ingedrukt,
worden de in de menupunten verklaarde fabrieksinstellingen opgeroepen.
• Toets„CANCEL“
Met deze toets kan het huidig geselecteerde menu of submenu opnieuw worden verlaten. Bij elke korte druk op de
toets gaat u telkens één menustap terug tot u uiteindelijk opnieuw tot de gebruiksweergave komt. Als de toets langer
wordt ingedrukt, worden de gewijzigde instelwaarden opgeslagen.
• Toetsen„UP“en„DOWN“
Met beide toetsen kan het gewenste menu/submenu worden geselecteerd of kunnen instelwaarden worden veran-
derd.
Afbeelding 14
Bij elke toegelaten druk op de knop geeft de zender een korte pieptoon.
20
13. Het systeeminstelmenu „System setup“
In het systeeminstelmenu worden eerst de basisinstellingen van de afstandsbediening ingesteld. Deze instellingen
hebben geen betrekking tot afzonderlijke modellen. De specieke instellingen van de afzonderlijke modellen worden
pas daarna in het functie-instelmenu (zie hoofdstuk 14) uitgevoerd.
Om in het systeeminstelmenu te komen drukt u op de toets „OK“
terwijl de zender ingeschakeld is. De bedrijfsweergave op het
scherm verandert naar de menuweergave. Het selectievenster
rond het afstandsbedieningssymbool toont u dat u bij deze instelling het systeeminstelmenu „System setup“ kunt oproepen.
Druk kort opnieuw op de toets „OK“ om naar het systeeminstelmenu te gaan.
De eerste 6 menupunten van het systeeminstelmenu worden nu
op het scherm weergegeven.
Afbeelding 15
De volgende instelfuncties staan nu in het systeeminstelmenu ter beschikking:
FunctieDisplayweergave
Modelgeheugen selecteren„Model select“
Modelnaam instellen„Model name“
Modeltype selecteren „Type select“
Modelgeheugen kopiëren„Model copy“
Modelgeheugen wissen„Model reset“
Ontvanger programmeren„RX Setup“
Als instructeurzender gebruiken„Trainer mode“
Als leerlingzender gebruiken„Student mode“
Stuurknuppelbezetting„Sticks mode“
Schermhelderheid„LCD brightness“
Zendersoftwareversie„Firmware ver.“
Zendersoftware update„Firmware update“
Herstellen van de fabrieksinstellingen„Factory reset“
21
a) Modelgeheugen selecteren „Model select“
De afstandsbediening beschikt over 20 modelgeheugens waarin u de gegevens voor uw model onafhankelijk van
elkaar kunt opslaan. Daarom is het nodig om voor het gebruik van een bepaald model, het daarbijhorende modelgeheugen in de zender in te stellen.
Instellen van het modelgeheugen:
• Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op. Het
bovenste menupunt „Model select“ wordt door de cursorpijl
aangeduid.
• Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
Op het scherm verschijnt het huidig geactiveerde modelge-
heugen. Bovendien worden modelnaam en modeltypegraek
weergegeven.
• Door op de toetsen „UP“ of „DOWN“ te drukken kunt u het
gewenste modelgeheugen 1 - 20 kiezen.
• Houd de toets „CANCEL” langer ingedrukt om het gewenste
modelgeheugen te activeren. Op het scherm wordt aansluitend opnieuw het systeeminstelmenu weergegeven.
• Druk op de toets „CANCEL“ tot u opnieuw bij de bedrijfsweergave komt en controleer of het gewenste modelgeheugen is
ingesteld.
Afbeelding 16
Als u het modelgeheugen wilt wijzigen, hoewel de ont-
vanger nog ingeschakeld is, verschijnt op het scherm
een waarschuwing dat de ontvanger voor een vervanging van het modelgeheugen moet worden uitgeschakeld.
Afbeelding 17
22
b) Modelnaam instellen „Model name“
Om de verschillende modelgeheugens gemakkelijke uit elkaar te kunnen houden, is het zinvol, het geheugen met de
naam van het bijhorende model te benoemen. De naam kan uit een combinatie van tot 8 letters, cijfers of speciale
tekens bestaan.
Let op, belangrijk!
U kunt altijd alleen de naam van het modelgeheugen wijzigen, dat ook op dat moment actief is. Wanneer u
de naam van een ander modelgeheugen wilt wijzigen, moet u eerst het gewenste modelgeheugen oproepen
en activeren.
Instellen van de modelnaam:
• Schakel de zender in en roep het systeeminstelmenu op.
• Beweeg met behulp van beide toetsen „UP“ of „DOWN“ de
cursorpijl naar het menupunt „Model name“.
• Druk kort op de toets „OK“ om het menupunt te activeren.
Op het scherm verschijnt het huidig ingestelde modelgeheu-
gen met de naam van het model. De eerste letter in de naam
wordt reeds zwart weergegeven en kan worden ingesteld.
• Door op de toetsen „UP“ of „DOWN“ te drukken kunt u de
gewenste letter instellen. De naar rechts gerichte pijl aan de
onderste schermrand wijst u er op dat de overige letters en
speciale tekens op een tweede weergavepagina ter beschikking zijn.
• Om naar de tweede letter om te schakelen, drukt u kort op de
toets „OK“. De tweede letter wordt daardoor zwart weergegeven. Als de toets „OK“ wordt ingedrukt en ingedrukt gehouden,
wordt af fabriek de ingestelde modelnaam opgeroepen.
De instelling van de tweede letter gebeurt volgens hetzelfde
schema, zoals bij de eerste letter.
• Herhaal de hierboven beschreven procedure tot u de gewenste modelnaam hebt geprogrammeerd.
• Houd de toets „CANCEL” langer ingedrukt om de ingestelde
modelnaam op te slaan. Op het scherm wordt aansluitend opnieuw het systeeminstelmenu weergegeven.
• Druk op de toets „CANCEL“ tot u opnieuw bij de bedrijfsweergave komt en controleer of de gewenste modelnaam is ingesteld.
Afbeelding 18
Loading...
+ 50 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.