2. Verklaring van symbolen ......................................................................................................................................4
3. Voorgeschreven gebruik ......................................................................................................................................5
a) Algemeen ......................................................................................................................................................7
b) Voor de ingebruikname ..................................................................................................................................8
c) Tijdens het gebruik ........................................................................................................................................ 8
7. Batterij- en accuvoorschriften .............................................................................................................................. 9
8. Bedieningselementen van de zender ................................................................................................................10
9. Ingebruikneming van de zender ........................................................................................................................12
a) Batterijen/accu's installeren ......................................................................................................................... 12
b) Zender inschakelen ..................................................................................................................................... 12
c) Stuurknuppels aanpassen ........................................................................................................................... 14
10. Ingebruikneming van de modelhelikopter ..........................................................................................................15
a) Opladen van de vliegaccu ........................................................................................................................... 15
b) Controleren van de aandrijfmechaniek ........................................................................................................ 16
c) Plaatsen van de vliegaccu ........................................................................................................................... 16
14. Programmeren van de afstandsbediening .........................................................................................................30
a) Servolooprichtingsinstelling "REV" .............................................................................................................. 31
b) "Dual Rate"-functie "D/R" ............................................................................................................................32
c) Servoeinduitslaginstelling "EPA"..................................................................................................................33
15. Onderhoud en verzorging ..................................................................................................................................35
a) Vervangen van de rotorbladen ...................................................................................................................35
b) Vervangen van de staartrotorpropeller ........................................................................................................35
c) Controleren van de schroefverbindingen ..................................................................................................... 36
a) Product ........................................................................................................................................................ 37
b) Batterijen/accu´s .......................................................................................................................................... 37
17. Verklaring van overeenstemming (DOC) ........................................................................................................... 37
18. Verhelpen van storingen .................................................................................................................................... 38
a) Zender ......................................................................................................................................................... 39
b) Helikopter ....................................................................................................................................................39
c) Laadapparaat ..............................................................................................................................................39
3
Page 4
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit product.
Dit product voldoet aan de wettelijke nationale en Europese voorschriften.
Volg de instructies van de gebruiksaanwijzing op om deze status van het apparaat te handhaven en een ongevaarlijke
werking te garanderen!
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Deze bevat belangrijke instructies voor de ingebruikname en
bediening. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden doorgeeft.
Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig voor toekomstige referentie!
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2. Verklaring van symbolen
Het symbool met het uitroepteken in een driehoek wijst op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaan-
wijzing die in ieder geval moeten worden opgevolgd.
Het pijlsymbool ziet u, wanneer u bijzondere tips en aanwijzingen voor de bediening zult verkrijgen.
4
Page 5
3. Voorgeschreven gebruik
Dit product is een elektrisch aangedreven modelhelikopter die met behulp van het meegeleverde draadloze afstandsbedieningssysteem bestuurd kan worden. Het model is bedoeld voor een gebruik in binnenruimtes, maar kan bij
windstilte ook buitenshuis worden gebruikt. De modelhelikopter is vliegklaar voorgemonteerd en wordt met reeds
ingebouwde afstandsbedienings- en aandrijfcomponenten geleverd.
Het product mag niet vochtig of nat worden.
Het product is niet geschikt voor kinderen onder 14 jaar.
Volg alle veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing op. Deze bevat belangrijke informatie voor
het gebruik van het product.
U alleen bent verantwoordelijk voor een veilige werking van het model!
4. Productomschrijving
De vliegklaar opgebouwde mini-helikopter beschikt over een rotorkop, waarbij de invalshoek van beide hoofdrotorbladen vast is ingesteld en niet via afstandsbediening kan worden veranderd. Het stijgen en dalen van de helikopter
gebeurt uitsluitend door het veranderen van het toerental van de hoofdrotor.
De tuimelschijf met twee in een hoek van 90° verplaatsbare ophangpunten wordt aangestuurd door 2 servo's. Door
de tuimelschijf doelgericht te hellen en te kantelen vindt een steeds terugkerende, richtingsafhankelijke (cyclische)
verstelling van de bladen plaats, waardoor in een bepaalde richting gevlogen kan worden.
De stabilisatie om de hoogte-as (hoofdrotoras) vindt plaats via de staartschroef, die eveneens een vaste invalshoek
heeft en door een afzonderlijke elektromotor wordt aangedreven. Voor de sturing rond de hoogte-as wordt de elektromotor met verschillende toerentallen gebruikt.
Een centrale elektronische platine onder de cabinekap bevat alle componenten die voor de regeling, besturing en
stabilisering van de helikopter nodig zijn. Met de meegeleverde 2,4 GHz afstandsbediening kan het model zeer
precies bestuurd worden.
Voor de werking heeft u nog 4 mignonbatterijen (bv. Conrad bestelnr. 652506, 4x bestellen) of mignonaccu's nodig.
5
Page 6
5. Leveringsomvang
• Vliegklaar gemonteerde elektro helikopter
• Draadloze afstandsbediening
• Vliegaccu
• USB-laadkabel
• USB-laadadapter
• Vervanghoofdrotorblad
• Vervangstaartpropeller
• Vervangschroeven
• Rubberen buffer cabinekap
• Vervangstuurstang
• Schroevendraaier
• Zeskantsleutel
• Gebruiksaanwijzing
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de actuele gebruiksaanwijzingen via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-code. Volg de aanwijzingen op de website
De reserveonderdelenlijst vindt u op onze internetpagina www.conrad.com in het downloadbereik van het
betrokken product. U kunt de lijst met reserveonderdelen via e-mail aanvragen; de contactgegevens vindt
u in de bijlage bij deze gebruiksaanwijzing in het hoofdstuk "Inleiding".
6
Page 7
6. Veiligheidsvoorschriften
Bij beschadigingen veroorzaakt door het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing vervalt ieder
recht op garantie. Voor gevolgschade die hieruit ontstaat, zijn wij niet aansprakelijk!
Voor materiële schade of persoonlijk letsel, veroorzaakt door ondeskundig gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsvoorschriften, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid! In zulke gevallen
vervalt de garantie.
Gewone slijtage bij het gebruik (bv. versleten tandwielen of servoaandrijvingen) en schade door
ongevallen (b.v. gebroken skids of rotorbladen) vallen niet onder de garantie.
Geachte klant, deze veiligheidsvoorschriften hebben niet enkel de bescherming van het product, maar ook
de bescherming van uw gezondheid en die van andere personen tot doel. Lees daarom dit hoofdstuk zeer
aandachtig door voordat u het product gebruikt!
a) Algemeen
Let op, belangrijk!
Bij gebruik van het model kan het tot materiële schade of lichamelijke letsels komen. Houd
rekening met het feit dat u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent, bijv. via een
aansprakelijkheidsverzekering.
Informeer indien u reeds beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering voor u het model in
bedrijf neemt bij uw verzekering of het gebruik van het model mee verzekerd is.
Let op: In sommige landen bestaat een verzekeringsplicht voor alle modelvliegtuigen!
• Om veiligheids- en vergunningsredenen is het eigenmachtig ombouwen en/of veranderen van het product niet toegestaan.
• Het product is geen speelgoed. Het is niet geschikt voor kinderen onder de 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Wendt u zich tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub als u nog niet genoeg kennis heeft
voor het gebruik van op afstand bediende modellen.
• U mag het verpakkingsmateriaal niet zomaar laten rondslingeren. Dit is gevaarlijk speelgoed voor kinderen.
• Wendt u zich tot ons (zie hoofdstuk 1 voor de contactgegevens) of een andere vakman indien u vragen
heeft die niet met behulp van deze gebruiksaanwijzing opgehelderd kunnen worden.
• De bediening en het gebruik van afstandsbediende modelhelikopters moet geleerd worden! Als u nog
nooit een dergelijk model bestuurd heeft, moet u heel voorzichtig beginnen en u eerst vertrouwd maken
met de reacties van het model op de commando´s van de afstandsbediening. Gelieve geduld te hebben!
7
Page 8
b) Voor de ingebruikname
• Schakel steeds eerst de zender en daarna de helikopter in. Enkel op deze manier kan een afstemfunctie
tussen zender en ontvanger plaatsvinden opdat uw model betrouwbaar op de stuurbevelen van uw
zender reageert.
• Controleer de technische veiligheid van uw model en het afstandsbedieningssysteem. Let hierbij op
zichtbare beschadigingen, zoals defecte steekverbindingen of beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen van het model moeten soepel werken en de lagers mogen geen speling vertonen.
• De voor de werking nodige vliegaccu moet voor het gebruik worden opgeladen. Let bij de batterijen in
de zender op een nog voldoende restcapacitiet (let op de spanningsaanduiding op het scherm). Als u
batterijen gebruikt en deze leeg zijn, moet u steeds de hele set batterijen vervangen.
c) Tijdens het gebruik
• Neem geen risico bij het gebruik van het model! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is afhankelijk van uw verantwoord gebruik van het model.
• Een verkeerd gebruik van het product kan zware letsels en beschadigingen tot gevolg hebben! Houd
daarom bij het vliegen voldoende afstand tot personen, dieren en voorwerpen. Probeer ook nooit om het
vliegende model met de hand vast te nemen!
• U mag het model alleen besturen als uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid of beïnvloeding door alcohol of medicijnen kunnen verkeerde reacties tot gevolg hebben.
• Zowel de motoren, de motorregelaar en de vliegaccu kunnen bij de werking heet worden. Pauzeer
daarom 5 - 10 minuten voordat u de vliegaccu weer oplaadt of met een tweede reeds opgeladen vliegaccu opnieuw start.
• Laat de afstandsbediening (zender) steeds ingeschakeld zolang het model in gebruik is. Steek na de
landing altijd eerst de vliegaccu van de helikopter af voor u de afstandsbediening uitschakelt.
• Schakel tijdens het gebruik nooit de zender uit zolang de modelhelikopter nog is ingeschakeld.
• Stel het model en de afstandsbediening niet gedurende langere tijd bloot aan direct zonlicht of grote
hitte.
8
Page 9
7. Batterij- en accuvoorschriften
Het gebruik van batterijen en accu´s is vandaag de dag weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan toch tal van gevaren en problemen.
Neem altijd de volgende algemene informatie en veiligheidsvoorschriften in acht bij het gebruik
van batterijen en accu´s.
• Houd batterijen/accu´s buiten het bereik van kinderen.
• U mag batterijen/accu´s niet zomaar laten rondslingeren wegens het gevaar dat kinderen of huisdieren
ze inslikken. In dit geval dient u onmiddellijk een arts te raadplegen!
• Zorg dat batterijen/accu´s niet worden kortgesloten, doorboord of in vuur worden geworpen. Er bestaat
explosiegevaar!
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu´s kunnen bij huidcontact bijtende wonden veroorzaken; draag
in dit geval veiligheidshandschoenen.
• Gewone batterijen mogen niet opgeladen worden. Er bestaat brand- en explosiegevaar! U mag alleen
accu´s opladen die hiervoor geschikt zijn (1,2 V). Gebruik geschikte opladers. Batterijen (1,5 V) zijn
bestemd voor eenmalig gebruik. Lege batterijen moeten volgens de geldende wettelijke voorschriften
worden ingeleverd.
• Let bij het plaatsen van batterijen resp. het aansluiten van een oplaadtoestel op de juiste polariteit
(plus/+ en min/-). Bij een omgekeerde polariteit worden niet alleen de zender, maar ook het modelvliegtuig en de accu's beschadigd. Er bestaat brand- en explosiegevaar.
• Vervang steeds de hele reeks batterijen in de ontvanger en zender. U mag geen volle en halfvolle batterijen door elkaar gebruiken. Gebruik altijd batterijen van hetzelfde type en merk.
• U mag nooit batterijen en accu´s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de afstandsbedieningszender
uitsluitend hoogwaardige alkaline batterijen.
• Als u het model langere tijd niet gebruikt (bv. als u het opbergt), moet u de batterijen uit de afstandsbediening nemen om beschadigingen door lekkende batterijen te voorkomen.
• Steek na het vliegen de vliegaccu van de helikopter af. Laat de vliegaccu niet op de helikopter ingeschakeld wanneer u het model niet gebruikt (bv. bij transport of opslag). Anders kan de vliegaccu diepontladen worden. Hierdoor gaat deze kapot en wordt onbruikbaar!
• U mag de vliegaccu nooit direct na het gebruik opladen. Laat de vliegaccu steeds afkoelen, tot hij terug
dezelfde temperatuur bereikt heeft als de ruimte of de omgeving.
• Laad enkel intacte en onbeschadigde vliegaccu op. Als de uitwendige isolatie van de accu beschadigd
is of als deze een andere vorm heeft of bol staat, mag de accu in geen geval opgeladen worden. In dit
geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
• U mag de omhulling van de vliegaccu nooit beschadigen, de folie niet doorknippen of met scherpe
voorwerpen in de accu prikken. Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Neem voor het opladen de vliegaccu altijd uit het model.
• Laat de vliegaccu niet onbewaakt tijdens het opladen.
• Koppel de vliegaccu los van het laadapparaat als de accu volledig opgeladen is.
9
Page 10
8. Bedieningselementen van de zender
Afbeelding 1: Vooraanzicht
1 Zenderantenne
2 LED-indicatielampje
3 Stuurknuppel voor nick- en roll-functie
(bij Modus 2 *)
4 Trimtoetsen voor de nick-functie (Modus 2 *)
5 Trimtoetsen voor de roll-functie
6 Drukknop "UP"
7 Drukknop "DOWN"
8 Drukknop "SELECT"
* De zender kan met verschillende stuurknuppelfuncties ("Modus 2" of "Modus 1") worden gebruikt. Af
fabriek wordt de zender in "Modus 2" geleverd. Verdere info in dit verband leest u in het hoofdstuk "Wijzigen
van de zender-knuppeltoewijzing".
9 Scherm
10 Aan-/uitschakelaar
11 Trimtoetsen voor de staartfunctie
12 Trimtoetsen voor de pitch-functie (Modus 2 *)
13 Stuurknuppel voor pitch- en staartfunctie
(bij Modus 2 *)
14 Draagriemoog
15 Kantelschakelaar "Dual Rate"
10
Page 11
Afbeelding 2: Achteraanzicht
16 Handvat
17 Rugzijdeschroeven
18 Batterijvakdeksel
19 Leerlingbus *
* Aan de leerlingbus kan het PWM-signaal worden opgenomen om daarmee o.m. een masterzender of de interface
van een vliegsimulator aan te sturen.
11
Page 12
9. Ingebruikneming van de zender
In deze gebruiksaanwijzing wijzen de cijfers in de tekst steeds op de afbeeldingen die er naast of midden
in het hoofdstuk staan. Dwarsverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de overeenkomstige
guurnummersaangeduid.
a) Batterijen/accu's installeren
Voor de stroomvoorziening van de zender heeft u 4 mignonbatterijen (bv. Conrad bestelnr. 652506, 4x bestellen) of
4 mignonaccu's nodig.
Ga als volgt te werk om de batterijen/accu's te plaatsen:
Hef het batterijvakdeksel (zie ook afbeelding 2, pos. 18) aan de
onderste rand op en klap het naar boven open.
Plaats vier mignonbatterijen of -accu's in overeenstemming
met de informatie op de bodem van het batterijvak (1) met de
polen in de juiste richting. Het spiraalvormige veercontact (2)
moet altijd met de minpool van de batterij of accu (3) worden
verbonden.
Klap daarna het batterijvakdeksel naar beneden en laat het
vastklikken.
Afbeelding 3
b) Zender inschakelen
Schuif nu de stuurknuppel voor de pitch- en de staartfunctie
(zie afbeelding 1, pos. 13) helemaal naar het lichaam toe of in
de onderste positie.
Schuif daarvoor de aan-/uitschakelaar (zie ook afbeelding 1,
pos. 10) van de onderste positie (uit) naar boven in de bovenste
positie (aan).
De afstandsbedieningszender geeft twee korte geluidssignalen
weer, het LED-indicatielampje (zie ook afbeelding 1, pos. 2)
brandt en op het achtergrondverlichte scherm (zie ook afbeelding 1, pos. 9) verschijnt het bedrijfsindicatielampje.
Let op!
Als de stuurknuppel voor de pitch- en staartfunctie
(zie ook afbeelding 1, pos. 13) zich niet in de onderste positie bevindt, geeft de zender snel opeenvolgende akoestische waarschuwingssignalen weer.
Om stroom te besparen, wordt de achtergrondver-
lichting van het scherm na ca. 8 seconden uitgeschakeld.
12
Afbeelding 4
Page 13
Het bedrijfsscherm bestaat uit de volgende elementen:
1 Batterijsymbool
2 Modeltypesymbool
3 "Dual rate"-aanduiding
4 Signaalgeveraanduiding
5 Zenderspanningaanduiding
6 Nicktrimmingsaanduiding (Modus 2)
7 Roll-trimmingsaanduiding
8 Timeraanduiding
9 Zendertypeaanduiding
10 Vliegtoestandsaanduiding *
11 Staarttrimmingsaanduiding
12 Weergave van de laatst bediende
stuurkanaal **
13 Pitch-trimmingsaanduiding (Modus 2)
14 Weergave van de ingestelde
stuurknuppelmodus
Afbeelding 5
* De vliegtoestandsaanduiding van de zender is met de "Dual Rate"-schakelaar gekoppeld. Wanneer de maximale
stuurwegen geactiveerd zijn en rechtsboven op het scherm "D/R/ 0" verschijnt, wordt een helikopter in rugvliegtoestand op het scherm weergegeven. Deze aanduiding is in verbinding met de elektrische helikopter "HFP80" niet
relevant aangezien deze modelhelikopter niet geschikt is voor rugvluchten.
** Bij het bedienen van een stuurknuppel wordt altijd het overeenkomstige stuurkanaal (CH1 - CH4) en de respec-
tievelijke procentuele waarde van de knuppelweg weergegeven. Als er gedurende ca. 5 seconden geen enkele
stuurknuppel wordt bewogen, verschijnt de zenderspanningsaanduiding opnieuw op het scherm.
13
Page 14
De vier stuurkanalen die op het scherm worden weergegeven, kregen de volgende functies toegewezen:
CH1: Roll-functie
CH2: Nick-functie
CH3: Pitch-functie
CH4: Staartfunctie
Let op!
Als de stroomvoorziening voor de voorschriftmatige werking van de zender niet meer voldoende zou zijn
In dit geval beëindigt u het vliegen van het model onmiddellijk en plaatst u een nieuwe set batterijen in de
Belangrijk:
Als de afstandsbediening na het inschakelen snel opeenvolgende geluidssignalen weergeeft en op het
Meer informatie in verband met het kalibreren van de stuurknuppels vindt u in de volgende hoofdstukken.
(onder de 4 V), dan knippert het LED-indicatielampje (zie afbeelding 1, pos. 2) en geeft de zender regelmatig korte alarmsignalen weer.
zender of laadt u de zenderaccu opnieuw op.
scherm noch de bedrijfsspanning noch de stuurknuppelaanduiding verschijnt, bevindt de stuurknuppel
voor de pitch-functie zich niet in de onderste stand of herkent de zender de positie van de stuurknuppel
niet juist. In dit geval moeten de stuurknuppels opnieuw worden gekalibreerd.
c) Stuurknuppels aanpassen
Al naar stuurgewoonten bestaat de mogelijkheid, de lengte van
de knuppels individueel in te stellen.
Houd daarvoor het onderste deel van de greep (1) vast en draai
het bovenste deel (2) tegen de richting van de wijzers van de
klok in naar boven.
Nu kunt u door de onderste greep te verdraaien de gewenste
lengte van de stuurknuppel instellen.
Tot slot wordt de bovenste greep opnieuw vastgeschroefd.
14
Afbeelding 6
Page 15
10. Ingebruikneming van de modelhelikopter
a) Opladen van de vliegaccu
De vliegaccu wordt met behulp van het meegeleverde USB-laadapparaat opgeladen. Daarvoor wordt de adapter met
de eveneens meegeleverde USB-kabel aan een USB-bus van een computer/notebook of aan een standaard USBstekkerlader aangesloten.
Let op!
Sluit de USB-kabel niet aan een USB-hub zonder eigen stekkertransformator aan (bv. een USB-poort op
Verbind de vliegaccu (1) in overeenstemming met de afbeelding hiernaast met een van de verpolingsbeveiligde aansluitbussen (2) van de laadadapter. Werk daarbij met de nodige
jngevoeligheidengebruikgeenonnodigekracht.
Aan de tweede laaduitgang (2) kan een optioneel verkrijgbare
vervangvliegaccu worden aangesloten die dan tegelijk wordt
opgeladen.
Sluit daarna de mini-USB-stekker (kleine stekker) van de USBkabel (3) in overeenstemming met de afbeelding aan de laadadapter aan.
Van zodra de USB-stekker (grote stekker) van de USB-kabel
met een USB-bus van een computer/notebook of een USBstekkerlader is verbonden, begint het laden.
Elke laaduitgang beschikt over een eigen LED-indicatielampje (4) dat tijdens het opladen rood oplicht. Wanneer het
opladen is afgesloten, wisselt de kleur van het LED-laadcontrolelampje van rood naar groen.
Er mag altijd slechts een accu per zijde (schacht of kabelaansluiting) worden opgeladen. Probeer nooit
Neem voor het opladen de vliegaccu altijd uit het model!
Plaats de vliegaccu en de laadadapter om op te laden op een vuurvaste ondergrond en laad de accu niet
Wij raden daarom aan dat de laadkabel enkel met de computer/laptop wordt aangesloten wanneer deze is
een toetsenbord), aangezien de stroom voor de laadfunctie hier niet voldoende is.
Afbeelding 7
Ontkoppel onmiddellijk na het opladen de accu van de laadadapter en trek de USB-stekker uit de com-
puter/notebook of stekkerlader. Beide laadschachten boven de LED-indicatielampjes (zie afbeelding 7,
pos. 5) kunnen indien nodig worden gebruikt om accu's van andere kleine modellen met overeenkomstige
stekkersokkel op te laden. In verbinding met modelhelikopter "HFP 80" zijn de laadschachten echter niet
nodig.
Belangrijk!
tegelijk twee accu's (schacht- en kabelaansluiting) op een zijde van de laadadapter op te laden!
zonder toezicht op.
Het besturingssysteem herkent bij het aansluiten van de laadkabel geen nieuwe hardware aangezien de
USB-poort enkel voor de laadfunctie wordt gebruikt. Let erop dat de USB-poort van de computer/laptop
meestal enkel is geactiveerd wanneer de computer/laptop is ingeschakeld.
ingeschakeld.
15
Page 16
b) Controleren van de aandrijfmechaniek
Voor u de modelhelikopter in gebruik neemt, is het wenselijk de
aandrijfmechaniek te controleren. Alleen wanneer de mechaniek veilig, spelingvrij en absoluut vlot werkt, kan het model met
het minste energieverbruik vliegen. Omwille van deze reden
moet de functie van de mechaniek voor elke vlucht kort worden
gecontroleerd.
Draai daarom de hoofdrotor voorzichtig heen en weer en controleer daarbij het samenspel van het hoofdtandwiel (1) met het
motorritsel (2). De tandwielen moeten stevig in elkaar grijpen
zonder daarbij vast te klemmen of een te hoge wrijving aan te
geven. De motoras met de aandrijfritsel moet volledig recht zijn
afgesteld en mag niet onrond lopen.
De hoofdrotoras mag geen speling in de ophanging vertonen.
De staartrotor moet makkelijk met de hand kunnen worden
gedraaid en de motoras moet om trillingsvrij te lopen absoluut
recht zijn afgesteld.
De houderschroeven (3) van de rotorbladen (4) mogen slechts
zo strak zijn aangespannen dat de rotorbladen door het eigen
gewicht naar beneden kunnen klappen wanneer de helikopter
opzij wordt geduwd.
Draai daarom de houderschroeven nooit zo vast dat de rotorbladen niet meer kunnen bewegen.
c) Plaatsen van de vliegaccu
De opgeladen vliegaccu (1) wordt van achter in de accuhouder
(2) onder de beugels van het landingsgestel geschoven. De
accu-aansluitkabel (3) moet daarbij naar achter wijzen.
Afbeelding 8
16
Afbeelding 9
Page 17
d) Vliegaccu aansluiten
Schuif nu de stuurknuppel voor de pitch- en de staartfunctie
(zie afbeelding 1, pos. 13) in de onderste positie en schakel
de zender in.
Verbind daarna de tegen ompolen beveiligde stekker van de
helikopteraansluitkabel (1) met de stekker van de vliegaccu (2).
Let daarbij op dat de aansluitkabels niet aan het hoofdtandwiel
(3) sleept en wordt beschadigd.
Onmiddellijk na de accu-aansluiting knippert de LED onder
de cabinekap (zie afbeelding 21, pos. 6) van de helikopter en
de elektronica in het model voert een synchronisering uit. Als
de LED langzaam begint te knipperen, ontvangt de helikopter
geen afstandsbedieningssignaal.
Na ca. 2 seconden brandt de LED in de helikopter permanent
op en de tuimelschijfservo's lopen in de gewenste positie. De
synchronisering van de elektronica en het koppelen van de helikopter en de zender zijn gelukt.
De tuimelschijf (4) moet nu horizontaal zijn afgesteld (zie hulplijn onderste afbeelding).
De modelhelikopter is nu startklaar.
Mocht de tuimelschijf makkelijk schuin staan, dan kunt u met behulp van de trimming of door de aanstu-
ringsstangen te verdraaien de tuimelschijven exact afstellen. Meer informatie in dit verband vindt u in de
e) Belangrijke informatie over het besturen van modelhelikopters
Voordat uw model in gebruik genomen kan worden, dient u eerst de beschikbare besturingsmogelijkheden te leren
kennen om veilig met het model te kunnen vliegen. De modelhelikopter wordt met behulp van beide stuurknuppels
aan de afstandsbedieningszender bestuurd.
Hierbij staan de volgende functies ter beschikking:
Pitch-functie
Met behulp van de pitch functie wordt de vlieghoogte van de helikopter beïnvloed (zie afbeelding 11). De bediening
gebeurt met de linker stuurknuppel (zie afbeelding 1, positie 13). Deze kan naar voren en naar achteren bewogen
worden zonder dat deze, zoals bij de overige besturingsfuncties, steeds weer naar de middelste stand terugspringt.
Omdat de invalshoek van de rotorbladen niet gewijzigd kan worden, gebeurt de regeling van de vlieghoogte via een
toerentalwijziging van de hoofdrotor. Indien de stuurknuppel geheel naar het lichaam getrokken wordt, is de aandrijfmotor uit en staat de rotor stil. Als de stuurknuppel naar voren geschoven wordt, begint de hoofdrotor te draaien en
verhoogt hij het toerental (al naar de knuppelpositie). Als de stuurknuppel zich in de middelste positie bevindt, is het
toerental van de hoofdrotor zo hoog dat de helikopter kan zweven. Parallel met de hoofdrotor wordt het toerental van
de staartrotor automatisch evenredig mee geregeld.
Afbeelding 11
18
Page 19
Staartfunctie
Door het draaien van de hoofdrotor in de richting van de wijzers van de klok (van bovenaf gezien) ontstaat op de romp
een draaimoment dat tegen de richting van de wijzers van de klok werkt. Omwille van deze reden is de staartrotor zo
afgesteld dat hij de draaibeweging van de romp tegenwerkt.
Wanneer de stuurknuppel voor de staartfunctie (zie afbeelding 1, pos. 13) in de middelste stand staat, is het toerental
van de staartrotor automatisch zo hoog dat de helikopter stabiel in de lucht kan zweven en zich daarbij niet rond de
hoogte-as (hoofdrotoras) draait.
Wordt de stuurknuppel naar links bewogen, vermindert het staartrotortoerental en de punt van de romp van de helikopter draait naar links.
Wordt de stuurknuppel naar rechts bewogen, verhoogt het staartrotortoerental en de punt van de romp van de helikopter draait naar rechts.
Afbeelding 12
Roll-functie
Met behulp van de roll functie kunt u de helikopter zijwaarts naar links en rechts bewegen (zie afbeelding 13). De
bediening gebeurt met de rechter stuurknuppel (zie afbeelding 1, positie 3).
Indien de knuppel lichtjes naar links gestuurd wordt, kantelt de tuimelschijf naar links en glijdt het model zijdelings
naar links. Stuurt u naar rechts, dan drift het model zijwaarts naar rechts.
Afbeelding 13
19
Page 20
Nick-functie
Met behulp van de nick functie kunt u de helikopter naar voren en achteren bewegen (zie afbeelding 14). De bediening
gebeurt eveneens met de rechter stuurknuppel (zie ook afbeelding 1, pos. 3).
Als u de knuppel lichtjes naar voren drukt, vliegt het model naar voren. Als u de knuppel naar achteren trekt, vliegt
het model achteruit.
Afbeelding 14
20
Page 21
f) Wijzigen van de stuurknuppelindeling van de zender
Als u met de hierboven beschreven af fabriek ingestelde knuppeltoewijzing "Modus 2" wilt vliegen, kunt u deze
paragraaf gewoon overslaan. Als u evenwel bij de zender de besturing van de pitch- en nick-functie wilt verwisselen
("Modus 1"), bestaat de mogelijkheid om u zender mechanisch aan te passen. Dit vereist enige ervaring in de omgang
met zenders voor afstandsbediening en een beetje handigheid.
Let op, belangrijk!
Voor u de zender opent, verwijdert u de batterijen uit het batterijvak.
Verwijder nu met een passende schroevendraaier de vier schroeven aan de achterkant van de zender los en haal
de achterwand voorzichtig weg. De kabelverbindingen tussen de hoofdplatine en de achterkant moeten niet absoluut
worden afgestoken.
Om de aansluitkabel van de knuppelpotentiometer beter te kunnen omschakelen, is het zinvol om de behuizing met de zenderantenne (1) uit de moer van de bovenste behuizingsschaal
te nemen.
Belangrijk!
De zenderantenne kan aangesloten blijven, maar let
Verwijder aan (van achter gezien) de rechter knuppelaggregaat de vier houderschroeven (S) en druk het volledige
aggregaat van voor naar achter uit de behuizing. Ontkoppel daarna de aansluitkabels van de knuppelpotentiometer
(3 en 4) van de steekplaatsen (3 en 4).
Verwijder op dezelfde wijze het (van achter gezien) linker knuppelaggregaat en ontkoppel de aansluitkabel van de
knuppelpotentiometer (1 en 2) van de steekplaatsen (1 en 2). Draai het links uitgebouwde knuppelaggregaat 180°
en plaats het aan de (van achter gezien) rechterzijde) terug. Het vroeger rechter knuppelaggregaat wordt eveneens
180° gedraaid en vervolgens opnieuw links ingebouwd. De aansluitkabels van de potentiometers 1 - 4 moeten daarna
bevindt zich aan het (van achter gezien) rechter knuppelaggregaat. Na de ombouw naar modus 1 bevindt het knuppelaggregaat zich met de houderplaat op de (van achter gezien) linkerzijde.
Nadat de mechanische functie van beide knuppelaggregaten en de correcte aansluiting van de potentiometer-aansluitleidingen hebt gecontroleerd, schuift u de modusschakelaar (6) van de onderste stand "Modus 2" in de bovenste
stand "Modus 1".
Steek de behuizing met de zenderantenne in de zenderbehuizing en plaats de achterwand terug. Draai de vier houderschroeven van de achterwand in en draai de houderschroeven voorzichtig vast.
Opdat de zender na de ombouw van "Modus 2" naar "Modus 1" de correcte stand van de stuurknuppel
bij de verdere montagestappen op dat u de antennekabel niet knelt of plooit.
Neem voor de verdere werkwijze (zie volgende be-
schrijving) afbeelding 16 op de volgende pagina in
acht.
Let op, belangrijk!
voor de pitch-functie juist herkent, moet u een kalibrering van de stuurknuppels (zie volgende hoofdstuk)
uitvoeren.
Afbeelding 15
21
Page 22
22
Afbeelding 16
Page 23
g) Praktische vliegtips voor de eerste start
Ondanks het feit dat u de helikopter later op een kleine vlakte kunt laten vliegen, raden wij u toch aan om voor de
eerste vliegpogingen een vrije ruimte met ca. 5 x 5 m te kiezen.
De ondergrond moet glad zijn (tegels, parket e.d.) zodat u reeds kort voor het opstijgen kunt herkennen of het model
in een bepaalde richting wil afdrijven.
Sta direct achter uw helikopter. Want zolang u uw model van achteren ziet, reageert het precies zo op de besturingscommando's (rechts, links, vooruit, achteruit) zoals u het ziet. Als uw het model echter met de cockpit in uw richting
wijst, reageert het precies tegengesteld als u het de zender bestuurt.
Schakel de "Dual Rate"-schakelaar naar achter in de stand "D/R 1" (zie ook schermaanduiding in afbeelding 5, pos. 3)
zodat de reacties van de modelhelikopter bij het begin niet te hevig op de stuurbevelen van de zender uitvallen. Meer
informatie in verband met de stuurwegbegrenzing vindt u in het volgende hoofdstuk "Dual Rate"-functie.
Let op, belangrijk!
Trek de stuurknuppel voor de pitch-functie niet abrupt naar achter wanneer de modelhelikopter zich in de
Als de rotoren zich aan voorwerpen zouden stoten en geblokkeerd raken of het model in de stand omkan-
Probeer nooit om de vliegende helikopter met de hand vast te nemen. Er bestaat een verhoogd verwon-
Om een schadelijke diepontlading van de vliegaccu te vermijden, moet u de LED in de cockpit (zie af-
lucht bevindt. Het model zou dan te snel hoogte verliezen en hard op de bodem terechtkomen.
telt, dan schuift u de pitch-knuppel onmiddellijk in de onderste stand opdat de beide aandrijfmotoren niet
verder van stroom worden voorzien.
dingsgevaar!
beelding 21, pos. 6) in acht nemen. Wanneer de LED langzaam begint te knipperen, moet u onmiddellijk
landen. Laat de vliegaccu voldoende tijd om af te koelen voor u deze opnieuw oplaadt.
23
Page 24
h) Intrimmen van de modelhelikopter
Stel hiervoor de zender en vervolgens de ontvanger in werking.
Schuif de pitch-knuppel heel voorzichtig van de onderste positie (motor uit) naar voren en observeer het gedrag van
de helikopter. Kort voordat de helikopter begint te zweven, kunt u reeds herkennen in welke richting uw model wil
bewegen.
Staarttrimming:
Wanneer de helikopter met de romppunt naar rechts wil draaien, neemt u toerental terug tot de helikopter opnieuw
veilig op het landingsgestel staat. Druk nu meermaals op de trimtoets voor de staartfunctie (zie afbeelding 1, pos. 11)
in de linkse richting.
Duw vervolgens de pitchknuppel weer voorzichtig naar voren en controleer of de correctie voldoende was. Herhaal de
procedure zo vaak tot het model geen afwijking meer heeft om naar rechts te draaien.
Als de rompneus naar links draait, dan drukt u de trimtoets voor de staartfunctie in de rechter richting.
Iedere toetsbediening wordt met een korte signaaltoon bevestigd. Op het scherm kan de verandering van
de staarttrimming aan de trimaanduiding (zie afbeelding 5, pos. 11) worden gevolgd. Als de knop wordt
ingedrukt en vastgehouden, geeft de afstandsbediening snel op elkaar volgende geluidssignalen weer en
verloopt de trimaanduiding sneller opzij. Als het einde van het instelbereik is bereikt, doven de geluidssignalen uit. De middelste stand van de trimming wordt door een langer geluidssignaal aangeduid.
De ingestelde waarde voor de staarttrimming wordt automatisch opgeslagen en moet niet elke keer dat de
afstandsbediening opnieuw wordt ingeschakeld, opnieuw worden ingesteld.
24
Afbeelding 17
Page 25
Rolltrimming:
Wanneer de helikopter zijdelings naar rechts drijft of kantelt, neemt u toerental terug tot de helikopter opnieuw veilig
op het landingsgestel staat. Druk nu meermaals op de trimtoets voor de roll-functie (zie afbeelding 1, pos. 5) in de
linkse richting.
Duw vervolgens de pitchknuppel weer voorzichtig naar voren en controleer of de correctie voldoende was. Herhaal de
procedure zo vaak tot het model geen afwijking meer heeft om naar rechts te driften.
Als de helikopter zijdelings naar links drijft, dan drukt u de trimtoets voor de rollfunctie naar rechts.
Op het scherm kan de verandering van de roll-trimming aan de trimaanduiding (zie afbeelding 5, pos. 7)
worden gevolgd. De ingestelde waarde wordt automatisch opgeslagen.
Afbeelding 18
Nick-trimming:
Wanneer de helikopter zijdelings naar voren drijft of kantelt, neemt u toerental terug tot de helikopter opnieuw veilig
op het landingsgestel staat. Druk nu meermaals op de trimtoets voor de nickfunctie (zie ook afbeelding 1, pos. 4) naar
beneden of in de richting van uw lichaam.
Duw vervolgens de pitch-knuppel weer voorzichtig naar voren en controleer of de correctie voldoende was. Herhaal
de procedure zo vaak tot het model geen afwijking meer heeft om naar voor te driften.
Als de helikopter zijdelings naar achter drijft, dan drukt u de trimtoets voor de nick-functie naar boven of van het
lichaam weg.
Op het scherm kan de verandering van de roll-trimming aan de trimaanduiding (zie afbeelding 5, pos. 6)
worden gevolgd. De ingestelde waarde wordt automatisch opgeslagen.
Afbeelding 19
25
Page 26
Wanneer de instelbereiken van de nick- en rolltrimming voor een optimale correctie niet helemaal voldoen-
de zijn, dan heeft U de mogelijkheid, de aansturing van de hoofdrotorbladen mechanisch te veranderen.
Verdere informatie daarover vindt u in het volgende hoofdstuk: Fijne afstelling van de modelhelikopter
verwijderen.
Pitch-trimming:
Stel de trimtoets voor de pitch-trimming (zie afbeelding 1, pos. 12) op de middelste waarde in (langer geluidssignaal).
De helikopter moet dan op gelijkblijvende hoogte zweven, wanneer de stuurknuppel voor de pitch-functie zich in
de middelste stand bevindt. Indien nodig kunt u de stuurknuppelinstelling waarbij de helikopter zich in zweefvlucht
bevindt, met de trimtoets corrigeren.
Let op, belangrijk!
Wanneer u de pitch-trimtoets naar boven drukt tot u de bovenste eindstand van de pitch-trimming bereikt,
kunnen de rotoren van de helikopter bij aangesloten vliegaccu reeds opstarten hoewel de stuurknuppel
voor de pitch-functie zich in de onderste stand bevindt.
26
Page 27
11. "Dual rate"-functie
Met behulp van de "Dual Rate"-functie kunt u de stelwegen van beide tuimelschijfservo's en de stuurgevoeligheid
van de staartrotor verminderen. De omschakeling gebeurt met behulp van de "Dual Rate"-kantelschakelaar en kan
tijdens het vliegen gebeuren.
Bij het gebruik van de modelhelikopter in binnenruimtes hebt u de mogelijkheid om het model met verminderde stuur-
Bij gebruik van het model buiten moet de grootst mogelijke stuurgevoeligheid worden gebruikt om de maximale
manoeuvreerbaarheid van het model te bereiken.
Als de kantelschakelaar naar voor is geschakeld, verschijnt de
aanduiding "D/R 0" op het scherm (zie ook afbeelding 5, pos. 3)
en is de maximale stuurgevoeligheid beschikbaar.
Als de kantelschakelaar naar achter naar het lichaam van de
modelpiloot is geschakeld, is de verminderde stuurgevoeligheid
beschikbaar. Op het scherm verschijnt de aanduiding "D/R 1".
De waarde voor de verminderde stuurgevoeligheid kan bij het
programmeren van de afstandsbediening individueel worden
ingesteld.
Afbeelding 20
Praktische tip:
Wanneer u de stuurknuppel voor de nick- en roll-functie tot in een hoek uitstuurt en daar vasthoudt, kunt u aan de
tuimelschijf zeer mooi de verandering van de schuine stand herkennen wanneer de "Dual Rate"-schakelaar tegelijk
meermaals wordt omgeschakeld.
27
Page 28
12. Modelhelikopter jn afstellen
Als u de nick- of roll-trimming zeer ver moet verplaatsen, opdat de helikopter een stabiele zweefvlucht uitvoert en
een kalibrering van de stuurknuppels (zie volgend hoofdstuk) niet het gewenste gevolg heeft gehad, bestaat de
mogelijkheid om de bevestiging van de tuimelschijf mechanisch af te stellen. Daarom is het zinvol om de cockpit te
verwijderen.
In principe moet worden opgelet dat de helikopter altijd in de richting vliegt waarin ook de tuimelschijf wordt gekiept of
gekanteld. Als de helikopter voortdurend naar links wil vliegen, moet de besturing zo worden gezet dat de tuimelschijf
opnieuw naar rechts is gekanteld. Als de helikopter voortdurend naar voor wil vliegen, moet de besturing zo worden
gezet dat de tuimelschijf opnieuw naar achter is gekanteld.
Hef rechts en links de cockpit (1) van de houderbouten (2) op
en trek de kap naar voor af.
Als de tuimelschijf altijd nog een beetje schuin staat en de helikopter daardoor voortdurend in een bepaalde richting vliegt,
kunt u de kogelpannen (3) van de stuurstangen (4) aan de tuimelschijfarmen (5) ophangen en de gewenste lengte van de
stangen door te draaien instellen.
Het ophangen van de kogelpannen gebeurt het best met behulp van een kleine kruiskopschroevendraaier waarmee u de
pan voorzichtig van de kogel kunt afnemen.
Ontkoppel de vliegaccu altijd van het model voor u
Stel de stuurstang nu zodanig in dat de modelhelikopter een
stabiele zweefvlucht vertoont zonder dat de nick- en rolltrimming zeer ver van de middelste stand moeten worden
verplaatst.
onderhouds- of afstelwerkzaamheden aan de mechaniek uitvoert.
28
Afbeelding 21
Page 29
13. Stuurknuppels kalibreren
Na het ombouwen van de afstandsbedieningszender van "Modus 1" naar "Modus 2" of wanneer in de middelste
stand van de respectievelijke stuurknuppels geen 50% stuurweg wordt aangeduid, is het nodig om de stuurknuppels
opnieuw te kalibreren.
Ga hiervoor als volgt te werk:
Schakel de afstandsbedieningszender uit.
Beweeg de stuurknuppel voor de pitch-functie in de exacte middelste stand.
Druk de trimtoets voor de pitch-functie (zie afbeelding 1, positie
12) naar boven en de trimtoets voor de staartfunctie (zie afbeelding 1, positie 11) naar links.
Houd beide trimtoetsen in de respectievelijke standen vast.
Schakel bij ingedrukt gehouden trimtoetsen de zender in.
De elektronica in de zender bepaalt nu de huidige stuurknuppelstanden van alle vier de kanalen (CH1 - CH4) en slaat deze
opnieuw op als middelste stand. Daarna geeft de zender geluidssignalen in snelle volgorde weer.
Laat de trimtoetsen los en schakel de zender vervolgens uit.
Schuif de stuurknuppel voor de pitch-functie in de onderste
stand en schakel daarna de zender in.
Controleer de werking van de zender en de procentwaarden van de stuurfuncties.
Afbeelding 22
29
Page 30
14. Programmeren van de afstandsbediening
De afstandsbediening is reeds af fabriek optimaal op de helikopter "HFP80" optimaal vooringesteld. U hebt echter
de mogelijkheid, bv. bij de "Dual Rate"-functie het stuurgedrag van uw modelhelikopter individueel aan uw stuurgewoontes aan te passen.
De programmering van de afstandsbediening gebeurt met behulp van drie knoppen, die de volgende functies hebben:
Afbeelding 23
Drukknop "UP" (6)
Met deze knop beweegt u in de menustructuur naar boven of vooruit
Drukknop "DOWN" (7)
Met deze knop beweegt u in de menustructuur naar beneden of achteruit.
Drukknop "SELECT" (8)
Met deze knop kunt u het geselecteerde menupunt oproepen of de instellingen bevestigen of opslaan.
Om naar het programmeermenu te gaan, drukt u tegelijk op de drukknoppen "UP" en "DOWN". De schermverlichting
wordt geactiveerd van zodra het programmeermenu wordt opgeroepen.
Om het programmeermenu opnieuw te verlaten, drukt u opnieuw tegelijk op de drukknoppen "UP" en "DOWN".
Als bij een opgeroepen programmeermenu gedurende 25 seconden op geen enkele knop wordt gedrukt, beëindigt
de afstandsbediening het programmeermenu automatisch. Kort daarna wordt de schermverlichting opnieuw uitgeschakeld.
In het programmeermenu zijn vier verschillende instelfuncties beschikbaar:
1 Servolooprichtingsinstelling "REV"
2 "Dual Rate"-functie "D/R"
3 Servoeinduitslaginstelling "EPA"
4 Timerinstelling "TIME:"
30
Page 31
a) Servolooprichtingsinstelling "REV"
In dit menu kunt u de looprichting van elk stuurkanaal individueel instellen. Wanneer bv. op de zender een stuurbeweging naar links wordt uitgevoerd, maar op het model een stuurbeweging naar rechts wordt uitgevoerd, moet
de bewegingsrichting of servolooprichting van dit stuurkanaal worden gewijzigd. Aangezien de bewegingsrichtingen
van de respectievelijke stuurfuncties reeds af fabriek correct werden ingesteld, is het in regel niet nodig in dit menu
wijzigingen aan te brengen.
Instellen van de servolooprichtingen
Roep het programmeermenu op.
De aanduiding "REV" op het scherm begint te knipperen en kan
met de knop "SELECT" worden opgeroepen.
Op het scherm verschijnt de aanduiding voor het stuurkanaal
1 waarbij het cijfer "1" knippert. Bovenop het stuurkanaal wordt
ook de huidig ingestelde looprichting met een "0" voor de standaard looprichting of een "1" voor de omgekeerde looprichting
weergegeven.
Door op de knoppen "UP" of "DOWN" te drukken kunt u het
stuurkanaal (1 - 4) oproepen waarbij de looprichting moet worden gewijzigd. Als het gewenste stuurkanaal wordt weergegeven, drukt u op de knop "SELECT".
De looprichtingsaanduiding "0" of "1" begint nu te knipperen en
kan met de knoppen "UP" of "DOWN" worden omgeschakeld.
Als de gewenste looprichting is ingesteld, kan de waarde met
de knop "SELECT" worden bevestigd en opgeslagen.
Met de knoppen "UP" en "DOWN" kunt u nu een verder stuurkanaal oproepen waarbij de looprichting moet worden gewijzigd
of u verlaat het programmeermenu door tegelijk op beide knoppen te drukken.
Afbeelding 24
31
Page 32
b) "Dual Rate"-functie "D/R"
Met behulp van de Dual Rate-functies kunnen de uitslagen voor de roll-, nick-servo's maar ook de gevoeligheid van
de staartfunctie door het activeren van kantelschakelaar "Dual Rate" (zie afbeelding 1, pos. 15) worden verminderd.
Dit kan worden gedaan, om een model, dat bij volle uitslag te agressief reageert, snel en eenvoudig te ontscherpen.
Speciaal voor beginners zijn modellen met een licht gereduceerde roeruitslag wezenlijk eenvoudiger te beheersen.
In het programmeermenu bestaat de mogelijkheid voor stuurkanalen 1, 2 en 4 om de maximale en verminderde
uitslagwaarde afzonderlijk in te stellen.
"Dual Rate"-functies instellen
Roep het programmeermenu op.
De aanduiding "REV" begint te knipperen op het scherm.
Druk op de knoppen "UP" en "DOWN" tot de aanduiding "DR"
op het scherm knippert en met de knop "SELECT" kan worden
opgeroepen.
Op het scherm verschijnt de aanduiding voor het stuurkanaal
1 waarbij het cijfer "1" knippert. Bovenop het stuurkanaal wordt
ook de huidig ingestelde "Dual Rate"-waarde weergegeven.
Door op de knoppen "UP" of "DOWN" te drukken kunt u nu
het stuurkanaal (1, 2 en 4) oproepen waarbij de "Dual Rate"waarde moet worden gewijzigd of gewijzigd. Als het gewenste
stuurkanaal wordt weergegeven, drukt u op de knop "SELECT".
De procentuele instelwaarde begint nu te knipperen.
Wanneer u de "Dual Rate"-schakelaar indrukt, ziet u onmiddellijk welke procentuele waarden bij het geselecteerde stuurkanaal aan de schakelaarposities zijn toegewezen.
Met de knoppen "UP" of "DOWN" kunt u nu de procentuele
waarde voor de eerste schakelaarpositie instellen. Hoe hoger
de waarde, hoe sterker de modelhelikopter op de respectievelijke stuurfunctie reageert.
Als de gewenste waarde is ingesteld, moet hij met de knop
"SELECT" worden bevestigd en opgeslagen.
Druk opnieuw op de knop "SELECT" en stel volgens hetzelfde schema en aan hetzelfde stuurkanaal de gewenste "Dual
Rate"-waarde voor de tweede schakelaarpositie in.
Met de knoppen "UP" en "DOWN" kunt u daarna een verder
stuurkanaal oproepen waarbij de "Dual Rate"-waarde moet
worden gewijzigd of u verlaat het programmeermenu door tegelijk op beide knoppen te drukken.
32
Afbeelding 25
Page 33
c) Servoeinduitslaginstelling "EPA"
Met de servoeinduitslaginstelling "End Point Adjustment" kunt u voor elke servo nauwkeurig vastleggen hoe groot de
maximaal toegestane uitslag mag zijn. Normaal gezien wordt de servoeinduitslagfunctie gebruikt om de servo's bij
volledig aandrijfkoppel tegen de mechanische aanslag aan hindernissen te beschermen. Voor elk van de vier stuurkanalen (CH1 - CH4) kunnen de EPA-waarden individueel worden ingesteld.
Af fabriek zijn de EPA-waarden van alle stuurkanalen op 100% ingesteld en mogen niet worden gewijzigd.
Instellen van de servoeinduitslag
Roep het programmeermenu op.
De aanduiding "REV" begint te knipperen op het scherm.
Druk op de knoppen "UP" en "DOWN" tot de aanduiding "EPA"
op het scherm knippert en met de knop "SELECT" kan worden
opgeroepen.
Op het scherm verschijnt de aanduiding voor het stuurkanaal
1 waarbij het cijfer "1" knippert. Bovenop het stuurkanaal wordt
ook de huidig ingestelde EPA-waarde weergegeven.
Door op de knoppen "UP" of "DOWN" te drukken kunt u nu het
stuurkanaal 1 tot 4 oproepen waarbij de EPA-waarde moet worden gewijzigd of gewijzigd. Als het gewenste stuurkanaal wordt
weergegeven, drukt u op de knop "SELECT". De procentuele
instelwaarde begint nu te knipperen.
Met de knoppen "UP" of "DOWN" kunt u nu de procentuele
waarde instellen. Hoe groter de ingestelde waarde, hoe verder
de servosturing.
Als de gewenste waarde is ingesteld, moet hij met de knop
"SELECT" worden bevestigd en opgeslagen.
Met de knoppen "UP" en "DOWN" kunt u daarna een verder
stuurkanaal oproepen waarbij de EPA-waarde moet worden
gewijzigd of u verlaat het programmeermenu door tegelijk op
beide knoppen te drukken.
Afbeelding 26
33
Page 34
d) Timerinstelling "TIME:"
De afstandsbediening biedt de mogelijkheid om met een druk op de knop een timer (1 - 10 minuten) te starten. De
geeft de afstandsbediening akoestische waarschuwingssignalen weer. Zo kan men de vliegtijd van een elektrisch
model perfect gebruiken zonder de accu door te lange vliegtijden diep te ontladen en daardoor te beschadigen.
Timer instellen
Roep het programmeermenu op.
De aanduiding "REV" begint te knipperen op het scherm.
Druk op de knoppen "UP" en "DOWN" tot de aanduiding
"TIME:" op het scherm knippert en met de knop "SELECT" kan
worden opgeroepen.
Op het scherm knippert nu de huidig ingestelde timertijd
(1 - 10 minuten).
Met de knoppen "UP" of "DOWN" kunt u nu de gewenste timertijd in stappen van een minuut instellen.
Druk op de knop "Enter" om de ingestelde tijd te bevestigen
en op te slaan.
Door tegelijk op beide knoppen "UP" en "DOWN" te drukken,
kunt u daarna het programmeermenu verlaten.
Om de timer te starten, houdt u de knop "UP" 2 seconden lang
ingedrukt. Als teken dat de timer loopt, knippert de aanduiding
"TIME:" op het scherm.
Om de timer voortijdig te stoppen, houdt u de knop "DOWN"
2 seconden lang ingedrukt.
Afbeelding 27
34
Page 35
15. Onderhoud en verzorging
De buitenkant van het model en de afstandsbediening mogen uitsluitend met een zachte, droge doek of borstel worden gereinigd. U mag in geen geval agressieve schoonmaakmiddelen of chemische oplosmiddelen gebruiken omdat
hierdoor het oppervlak van de behuizingen beschadigd kan worden.
Alle draaibare onderdelen moeten gemakkelijk kunnen bewegen, maar mogen geen speling in de lagers vertonen. De
motorassen en de rotoras moeten volledig recht zijn afgesteld en mogen niet "onrond" lopen.
a) Vervangen van de rotorbladen
Als een rotorblad door contact met een hindernis zichtbare
schade (scheuren of afgebroken delen) heeft opgelopen, moet
het rotorblad worden vervangen.
Let bij het vervangen van de rotorbladen (1) op de draairichting
en span de houderschroeven (2) niet te strak aan.
De rotorbladen moeten zelfstandig naar beneden kunnen worden afgesteld wanneer de helikopter opzij kantelt.
Afbeelding 28
b) Vervangen van de staartrotorpropeller
De propeller van de staartrotor (1) is op de motoras (2) gestoken en kan makkelijk van de as worden getrokken.
Trek de defecte propeller met de vingers af en let bij het aftrekken en monteren op dat de motoras niet wordt gebogen.
Afbeelding 29
35
Page 36
c) Controleren van de schroefverbindingen
Controleer regelmatig of de verschillende schroeven van uw
helikopter stevig vast zitten.
Let daarbij in het bijzonder op de schroeven (1 en 2) aan de
rotoras.
Belangrijk:
Wanneer de onderste schroef aan de rotoras niet
De schroeven aan de bladhouderhendels (zie afbeelding 28 en
30, pos. 3) moeten strak aangespannen zijn. De hoofdrotorbladen mogen niet bewegen wanneer men voorzichtig probeert ze
in langsrichting tegen elkaar te draaien.
Gebruik bij vervanging van mechanische onderdelen uitsluitend de door de fabrikant aangeboden originele reserveonderdelen.
correct vastzit, kan de hele rotoras bij harde landingen helemaal naar beneden schuiven. In het ergste
geval grijpt het motorritsel niet meer in het hoofdtandwiel.
Afbeelding 30
36
Page 37
16. Afvoer
a) Product
Elektronische apparaten kunnen gerecycled worden en horen niet thuis in het huisvuil. Het product dient
Verwijder evt. geplaatste batterijen/accu's en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu´s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen/accu's in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten worden gekenmerkt door het hiernaast vermelde sym-
bool, dat erop wijst dat deze niet via het huisvuil mogen worden afgevoerd. De aanduidingen voor irriterend
werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat op de batterijen/
accu's, bv. onder het vuilnisbak-symbool dat links afgebeeld is).
Lege batterijen en niet meer oplaadbare accu´s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen van uw gemeente,
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen voor afvalscheiding en draagt u bij aan de bescherming van het milieu.
17. Verklaring van overeenstemming (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau, dat dit product met richtlijn
2014/53/EU overeenstemt.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door een vlagsymbool te selecteren en voer het bestelnummer van het product in het zoek-
veld in; vervolgens kunt u de EU-conformiteitsverklaring in pdf-formaat downloaden.
37
Page 38
18. Verhelpen van storingen
Het model en het afstandsbedieningssysteem werden volgens de nieuwste technische inzichten vervaardigd. Er
kunnen desondanks problemen of storingen optreden. Omwille van deze reden willen wij u graag wijzen op enkele
manieren om eventuele storingen op te lossen.
ProbleemHulp
De zender reageert niet.• Controleer de batterijen in de zender.
• Controleer de poolrichting van de batterijen/accu's in de zender.
• Controleer de aan-/uit-schakelaar.
De zender schakelt onmiddellijk of na
korte tijd vanzelf uit.
Zender geeft na het inschakelen de
bedrijfsaanduiding op het scherm niet
weer
Model reageert niet, LED in helikopter
knippert langzaam.
Rotoren lopen niet aan.• Controleer de laadtoestand van de vliegaccu.
De helikopter stijgt niet op.• Controleer de laadtoestand van de vliegaccu.
Helikopter heeft te weinig vermogen of
te korte vliegtijden.
Helikopter vliegt vanzelf in een bepaalde richting.
De helikopter draait rond de rotoras.• Inschakelprocedure herhalen en er daarbij op letten dat de helikopter
• Controleer de batterijen/accu's in de zender of laad de accu's op.
• Zet de pitch-stuurknuppel in de onderste stand.
• Kalibreer de stuurknuppel opnieuw.
• Controleer de werking van de afstandsbedieningszender
• Voer de inschakelprocedure van de modelhelikopter opnieuw uit.
• Controleer of de mechaniek vlot loopt.
• Controleer of de aandrijvingsmechaniek vlot loopt.
• Vernieuw de vliegaccu.
• Controleer de laadtoestand van de vliegaccu.
• Controleer of de aandrijvingsmechaniek vlot loopt.
• Vernieuw de vliegaccu.
• Stel de trimming aan zender bij.
• Stel de tuimelschijf af.
• Ongunstige vliegomstandigheden (wind of luchtstroom).