Voor een maximale draadloze reikwijdte bij het vliegen moet u de antennedraad afrollen die voor
het transport van het product opgerold werd.
Wij raden aan om de draad in een lus uit het model te leiden en daarna los naar beneden te laten
hangen. Voor de trekontlasting moet de antennedraad bijkomend met plakband aan het
landingsgestel bevestigd worden.
Opgelet!
De antennedraad mag in geen geval zodanig geïnstalleerd worden dat hij tijdens het vliegen in
draaiende onderdelen kan komen.
Belangrijk!
Controleer ook de schroeven van de rotorbladen. Ze mogen alleen zo vastgedraaid worden dat de
rotorbladen tijdens het gebruik nog in een hoek van 180° t.o.v. elkaar afgesteld kunnen worden.
Alleen zo is er een trillingsvrije werking zonder onbalans mogelijk. Onze tip: Als u de rotoras
horizontaal houdt, moeten de rotorbladen vanzelf naar beneden klappen.
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke
aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Let hierop, ook als u het
product doorgeeft aan derden.
Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht
op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk.
Introductie
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van de RC Elektro-helikopter Dragonfly 3D. Met dit model
heeft u een product aangeschaft dat volgens de laatste ontwikkelingen in de techniek is
opgebouwd.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
Conformiteitsverklaring
Hiermede verklaren wij, Conrad Electronic, Klaus-Conrad-Straße 1, 92240 Hirschau, dat dit
product in overeenstemming is met de basiseisen en andere relevante voorschriften van de
richtlijn 1999/5/EG.
De conformiteitsverklaring voor dit product vindt u onder www.conrad.com.
Lees deze gebruiksaanwijzing a.u.b. vóór de ingebruikneming nauwkeurig en helemaal door.
U vindt hierin niet alleen de juiste bedieningsvolgorde, maar helpt u tevens alle technische
mogelijkheden van uw model en de afstandsbediening volledig te benutten.
Als uw modelhelikopter of de afstandsbediening een technische onderhoud of reparatie
nodig heeft, kunt u contact opnemen met uw leverancier. Voor het eventueel opsturen naar
de leverancier vragen wij u de originele verpakking te bewaren, om een beschadiging tijdens
transport te voorkomen.
3
CORRECT GEBRUIK
De RC elektro-helikopter Dragonfly 3D is uitsluitend bedoeld voor privé-gebruik op het
modelbouwgebied met de daarmee verbonden bedrijfstijden. Voor andere toepassingen is dit
systeem niet geschikt. Een andere toepassing dan hiervoor beschreven leidt tot
beschadiging van dit product. Bovendien zijn hieraan gevaren verbonden, zoals b.v.
kortsluiting, brand, elektrische schok enzovoort. De afstandsbediening en de helikopter
mogen technisch niet gewijzigd of omgebouwd worden! De veiligheidsvoorschriften dienen
absoluut te worden opgevolgd!
INHOUDSOPGAVE
Introductie 2
Correct gebruik 3
Productbeschrijving 4
Omvang levering 4
Veiligheidsbepalingen en waarschuwingen 4
Bedieningselementen van de zender 6
Ingebruikneming van de zender 7
- Accu's in de zender plaatsen 7
Modelhelikopter in gebruik nemen 8
- Vliegaccu laden 8
- Montage van de staartrotor 8
- Basis instelling van de rotorkop 9
- Fundamentele informatie voor de besturing van modelhelikopters 10
- Knuppels van de zender veranderen 12
- Helikopter trimmen 14
- Praktische vliegtips 15
- Stuurrichting veranderen 17
- Balanceren rotorbladen 17
- Praktische tips voor de eerste zweefvluchten 18
Fijn afstellen van de vliegeigenschappen 18
- Bladspoor instellen 18
- Fijn instellen van de draaiknop op de zender 19
- Elektronica van de helikopter instellen 21
Kunstvliegen met een modelhelikopter 22
- Technische eisen voor het kunstvliegen 23
- Praktisch uitvoeren van de rugvlucht 23
Kristallen vervangen 23
Onderhoud en verzorging 24
Milieu opmerkingen 24
Verhelpen van storingen 25
Technische gegevens 26
pagina
4
PRODUCTBESCHRIJVING
De vliegklaar gemonteerde RC elektro helikopter Dragonfly 3D beschikt over een rotorkop
met symmetrische rotorbladen, die via een tuimelschijf met een 120°-koppeling door 3
servo's aangestuurd wordt. Door het heffen en neerlaten van de tuimelschijf vindt er een
gezamenlijke (collectieve) verandering van de schuine stand van de hoofdrotorbladen
(invalshoek) plaats. In verbinding met de toerentalregeling kan hiermede het opstijgen en
dalen van de helikopter bereikt worden. Door de tuimelschijf doelgerichte te hellen en te
kantelen vindt een steeds terugkerende, richtingsafhankelijke (cyclische) verstelling van de
bladen plaats, waardoor in een bepaalde richting gevlogen kan worden. De stabilisatie rond
de bovenas vindt plaats via de staartrotor, welke door een afzonderlijke elektromotor
aangedreven wordt. De centrale besturingselektronica in het model, bestaat hoofdzakelijk uit
een ontvanger, twee toerentalafsteller voor de beide elektromotoren en een Piëzogyroscoopsysteem voor de stabilisering van het staartstuk. Via een tuimelschakelaar kan de
toewijzing van de invalshoek van het rotorblad en motortoerental zodanig gewijzigd worden
dat de helikopter technisch in staat is om op de rug te zweven. Met de meegeleverde
radiografische afstandsbediening kan het model zeer precies aangestuurd worden. Voor het
gebruik van de zender zijn nog 8 penlite- batterijen of penlite- accu's nodig.
OMVANG LEVERING
•
Vliegklaar gemonteerde elektro helikopter
• Handzender
• Vliegaccu
•
Oplader
• Gebruiksaanwijzing
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN EN WAARSCHUWINGEN
• Modelvliegtuigen die op afstand bestuurd worden zijn geen speelgoed! Om die reden is
de RC elektro-helikopter Dragonfly 3D niet geschikt voor kinderen onder 8 jaar. Kinderen
en jongeren onder 14 jaar mogen alleen onder toezicht van een volwassenen dit model
besturen.
• Indien u nog niet voldoende ervaring en kennis op het gebied van radiografisch
bestuurde modelhelikopters, raadpleeg dan een ervaren gebruiker van modelhelikopters
of een modelbouwclub.
•
Controleer voor elk gebruik de technische veiligheid van uw model en het afstandsbedieningssysteem. Let op zichtbare schade zoals bijv. defecte stekkerverbindingen of
beschadigde kabels. Alle bewegende onderdelen van het model moeten soepel werken,
maar de lagers mogen geen speling vertonen. Bij een ingeschoven antenne moet de
reikwijdte nog steeds ca. 25 – 30 m bedragen.
• De antennedraad van de ontvanger mag niet opgerold, opgevouwen of ingekort worden.
• De voor de werking van de afstandsbediening benodigde accu's moeten voor gebruik
volgens de aanwijzingen van de fabrikant opgeladen worden. Een te lage capaciteit van
de accu's of batterijen vermindert de reikwijdte en u kunt daardoor de gehele controle
over uw model verliezen.
5
• Als stroombron voor de stekkerlader mag uitsluitend een reglementair 230 V ~/50 Hz
wisselstroomstopcontact van het openbare elektriciteitsnet gebruikt worden. Probeer
nooit het apparaat op een andere spanning te laten werken.
• Neem in acht dat opgeladen accu's extreem hoge stromen afgeven. Bij een kortsluiting
kunnen de leidingen erg heet worden en u kunt brandwonden oplopen.
• Voordat u de zender in gebruik neemt, dient u te controleren of hetzelfde kanaal niet
door een andere gebruiker van modellen in de nabije omgeving gebruikt wordt.
Aangezien twee zenders op hetzelfde kanaal elkaar zullen storen, is de besturing van
het model dan niet meer mogelijk.
• Bij inschakeling van het systeem dient altijd eerst de zender en pas daarna de ontvanger
in het model ingeschakeld te worden. Zo voorkomt u ongecontroleerde reacties van het
model op stoorfrequenties van draadloze apparatuur, radiostations of
afstandsbesturingssystemen op naburige kanalen.
• Trek voor het gebruik van uw model de telescoopantenne volledig uit aangezien het
bereik van de zender anders aanzienlijk wordt beperkt en de zendeindtrap
bovengemiddeld sterk belast wordt
• Let bij gebruik van het model er op dat zich nooit lichaamsdelen of voorwerpen in het
draaibereik van de rotoren of tandwielen bevinden.
• Bij het uitschakelen altijd eerst de ontvanger uitschakelen en daarna de zender.
• Bij een storing moet u direct stoppen met vliegen en het model pas weer gebruiken als
de fout verholpen is.
•
Bescherm uw model en het afstandsbesturingssysteem voor vochtigheid en erge
vervuiling.
• Stel uw model en het afstandsbesturingssysteem niet lange tijd bloot aan directe
zonnestraling of erge hitte.
• Als u het model langere tijd niet gebruikt moeten de batterijen/accu's uit de
afstandsbesturing verwijdert worden.
•
Laat verpakkingsmateriaal niet achteloos rondslingeren, deze kan voor kinderen
gevaarlijk speelgoed zijn..
6
BEDIENINGSELEMENTEN VAN DE ZENDER
Let op:
De tuimelschakelaar voor de rugvlucht moet steeds op de bovenste schakelpositie
staan en mag in geen geval gebruikt worden als het model ingeschakeld is en met
stilstaande rotoren zich op de grond bevindt.
Afbeelding 1
7
INGEBRUIKNEMING VAN DE ZENDER
Aanwijzing:
Bij de hierna volgende tekst hebben de cijfers in de tekst steeds betrekking op de
nevenstaande afbeelding of afbeeldingen in de paragraaf.
Kruisverwijzingen naar andere afbeeldingen worden met de bijhorende
afbeeldingnummers aangegeven.
Accu's in de zender plaatsen
Voor de stroomvoorziening van de zender zijn er 8 alkaline batterijen of accu's van het type
penlite (AA) nodig. Om ecologische en ook economische redenen raden wij in ieder geval
aan om accu's te gebruiken omdat deze via de ingebouwde laadaansluiting opgeladen
kunnen worden. Voor het plaatsen van de batterijen of accu's handelt u als volgt:
1. Het deksel van het batterijvak (1) bevindt zich op de achterkant van de zender. Druk op
de geribbelde driehoek en schuif het deksel naar
beneden.
2. Neem de batterijhouder (2) er uit en plaats 8
batterijen of accu's in de houder.
Houd hierbij in ieder geval rekening met de juiste
polariteit. U vindt de bijbehorende aanwijzingen (3)
op de bodem van de batterijhouder.
3. Om de batterijhouder met de batterijen weer in de
afstandsbesturing te plaatsen, kunt u de BEC
aansluitstekker (4) losmaken en daarna weer
vastmaken.
4. Schuif het deksel weer op het batterijvak en laat de
vergrendeling vastklikken.
5. Bij gebruik van accu's kunt u bij een uitgeschakelde
zender een laadkabel op de laadbus (5) aansluiten
en de accu's in de zender opladen. Houdt hierbij
beslist de juiste polariteit van de aansluitstekker aan. Het binnencontact van de laadbus
moet met de plus aansluiting (+) en het buitencontact met de min-aansluiting (-) van de
oplader verbonden zijn. De laadstroom moet ca. 1/10 van de capaciteitswaarde van de
geplaatste accu's bedragen. Bij accu's met een capaciteit van 2000 mAh bedraagt de
laadstroom ca. 200 mA en de laadtijd ca. 14 uur. Om beschadigingen van de interne
geleiderbanen en aansluitingen te voorkomen, mag u geen snelladers gebruiken.
6. Als de accu's opgeladen zijn of er zijn nieuwe batterijen geplaatst, moet de antenne van
de zender volledig uitgetrokken en de zender ter controle met behulp van de
functieschakelaar (zie afb. 1, positie 7) ingeschakeld worden. De rode, gele en groene
lichtdiode van de balkaanduiding (zie afb. 1, positie 14) geven aan dat de zender
voldoende stroom heeft.
7. Als er niet meer genoeg stroom is voor de juiste werking van de zender, zal de groene
LED uitgaan. In zo'n geval moet u het gebruik van het model zo snel mogelijk stopzetten.
Bij een spanning van minder dan 7,0 V zal ook de gele LED uitgaan. Als u de zender
verder wilt gebruiken moet u nu de accu's opladen of nieuwe batterijen plaatsen.
Om het memory effect bij NiCd accu's te voorkomen, mag u de oplader pas aansluiten nadat
de accu's helemaal ontladen zijn.
Afb. 2
8
INGEBRUIKNEMING VAN DE MODELHELIKOPTER
Opladen van de vliegaccu
De NiMH-vliegaccu (1) wordt met behulp van de
meegeleverde stekkerlader (2) opgeladen. Voor
het opladen moet de accu steeds uit het model
gehaald worden, anders kunnen zích de kunststof
onderdelen in de helikopter door oververhitting
kromtrekken. Zodra de stekkerlader op een 230 V
netstopcontact aangesloten is, zal de groene (3)
en de rode (4) LED branden. Na het aansluiten
van de stekker (5), deze is beveiligd tegen
verkeerde polariteit, op de vliegaccu, gaat de rode
LED uit. Na het opladen monteert u de vliegaccu
onderaan op het model en bevestigd u deze met
de rubberen houders. De twee rubberen buffers
moeten hierbij aan de motor liggen (zie afb. 5).
Waarschuwing!
U mag de accu nooit onbewaakt laten tijdens het opladen! Omdat de oplader niet beschikt
over een uitschakeling, moet het laadproces, afhankelijk van de restcapaciteit, na ongeveer
60 – 80 minuten afgebroken worden. Voor het laatst wanneer de accu tijdens opladen erg
heet wordt, is de accu vol en het laadproces moet beëindigd worden.
Staartrotor monteren
De helikopter werd reeds in de fabriek
gemonteerd en vooraf ingesteld. Om
verpakkingstechnische redenen is de staartrotor
(1) apart meegeleverd. Voor de montage wordt
eenvoudig de houderhuls (2) afgehaald van de
staartrotoras en de staartrotor overeenkomstig
met de afbeelding geplaatst. De pennen (3)
moeten hierbij volledig in de gaten (4) van de
tandwielschijf grijpen. Afsluitend wordt de
houderhuls weer tot de aanslag opgeschoven.
Controleer na de montage of de
staartrotoraandrijving gemakkelijk kan bewegen.
Afb. 3
Afb. 4
9
Basisinstelling van de rotorkop
Voordat u de eerste proefvluchten met uw helikopter kunt maken, moeten de instellingen van
de rotorkop gecontroleerd en eventueel afgesteld worden.
Aanwijzing
De over twee schaatsbeugels opgerolde antenne moet u hiertoe afrollen en met twee
smalle stroken plakband aan de staart bevestigen, let wel op dat de antenne in geen
geval tijdens vliegen in de hoofd- of in de staartrotor terecht kan komen.
Let op, belangrijk!
Voordat u de zender inschakelt, moet u eerst controleren dat zich de schakelaar voor de
rugvlucht (zie afb. 1, positie 3) in de bovenste positie (normaal positie) bevindt. Deze
schakelaar mag voorlopig niet gebruikt worden, anders gaan de rotorbladen van de nog op
de grond zijnde helikopter ongecontroleerd met maximale kracht lopen, waardoor het model
zichzelf vernielt. Beschadigingen aan het model of eventuele gevolgschade die door deze
verkeerde bediening het gevolg zijn, vallen niet onder garantie!
Om te voorkomen dat de elektromotoren bij
onderhouds- en instelwerkzaamheden
ongecontroleerd starten, trekt u de
kabelverbindingen, die naar de hoofdrotoraandrijfmotor (1) en naar de staartrotoraandrijfmotor (2) leiden eenvoudig van het
elektrische component af. Schakel nu de zender in
en sluit de vliegaccu aan op het elektrische
component (3) van de helikopter. Na ca. 2
seconden gaan de drie tuimelschijf-servo's (4) in
de neutraalstand (middenpositie). Voor een beter
overzicht werd op de afbeelding de cockpitkap van
de helikopter afgehaald.
Afb. 5
Stel nu de trimschuif voor de nickfunctie (zie afb.
1, pos. 6), de trimschuif voor de rolfunctie (zie afb.
1, pos. 5) en de instelregelaar voor het
rotortoerental (zie afb. 1, pos. 2) in, zodat de drie
servo-armen (1) in een rechter hoek tot een
denkbeeldige verticale lijn (2) staan. De
tuimelschijf (3) moet dan parallel aan de
servodrager (4) staan. Als dit niet het geval is kunt
u de kogelkopogen (5) van de stuurstangen (6)
voorzichtig losmaken en door de ogen te
verdraaien de vereiste lengte van de stangen en
daardoor de precieze stand van de tuimelschijf
instellen.
Afb. 6
10
Vervolgens worden de paddels (1) van de hulpmotor
gecontroleerd. Behalve de gelijke afstand (A) van de
paddels t.o.v. het centrale component (2) moeten de
paddels ook absoluut parallel aan elkaar en aan het
centrale stuk staan. Om de correcte stand van de
paddels t.o.v. het centrale component te controleren,
bekijkt u de rotorkop vanaf de zijkant (zie kleine
afbeelding). De paddels bezitten aan het einde
schroefdraad en kunnen daardoor gemakkelijk verdraaid
worden voor de juiste instelling.
Aanwijzing!
De twee rotorbladen moeten zichzelf later tijdens de vlucht kunnen uitrichten door de
vliegkracht. Daarom dienen de borgschroeven (3) slechts zo vast aangetrokken te worden
dat de rotorbladen nog naar beneden kunnen klappen, zodra u uw model 90° zijwaarts
kantelt.
Basisinformatie voor de besturing van modelhelikopters
Voordat u uw model in gebruik neemt, dient u eerst de beschikbare besturingsmogelijkheden te leren kennen om veilig met het model te kunnen vliegen. De elektrische
modelhelikopter wordt met de beide stuurknuppels op de afstandsbediening gecontroleerd.
Hiertoe staan de volgende functies ter beschikking:
Pitchfunctie
Met behulp van de pitchfunctie wordt de vlieghoogte van een helikopter beïnvloed. De
besturing vindt plaats met de linker stuurknuppel (zie afbeelding 1, pos. 10). Deze kan naar
voren en naar achteren bewogen worden zonder dat deze, zoals bij de overige
besturingsfuncties, steeds weer naar de middelste stand terugspringt. Indien de stuurknuppel
geheel naar het lichaam getrokken wordt, zijn de motoren uit en staan de rotoren stil.
Indien de stuurknuppel langzaam naar voren geduwd wordt, starten beide motoren en
verhogen deze het toerental afhankelijk van de knuppelstand. Als de middenpositie van de
stuurknuppel bereikt is, hoort de helikopter te zweven. De regeling van de vlieghoogte vindt
enerzijds plaats via de toerentalwijziging van de hoofdrotor en anderzijds via de
gemeenschappelijke (collectieve) verstelling van het rotorblad. Hiervoor wordt de tuimelschijf
met behulp van de drie servomotoren neergelaten (helikopter stijgt) of opgeheven (helikopter
daalt). Zie ook afbeelding 8 A.
Staartfunctie
Aangezien de hoofdrotor van de modelhelikopter van bovenaf gezien met de wijzers van de
klok mee draait, wil de punt van de romp zich naar links en het staartstuk naar rechts draaien
vanwege het tegendraaimoment. Om dit te voorkomen beschikt de helikopter over een
staartrotor met een starre ontspanningshoek van het rotorblad. Afhankelijk van het toerental
duwt deze het staartstuk sterker of zwakker naar links om daardoor het tegendraaimoment te
compenseren. Naast de automatische toerentalregeling, die ervoor zorgt dat het staartstuk
van de modelhelikopter bij de zweefvlucht stabiel staat, bestaat voor de gewenste
richtingsturing de mogelijkheid om het toerental doelgericht te wijzigen. De besturing van de
staartfunctie vindt eveneens plaats met de linker stuurknuppel (zie afbeelding 1, pos. 10).
Indien de knuppel lichtjes naar links gestuurd wordt, draait de punt van de romp zich van
bovenaf resp. achteren gezien naar links. Indien u naar rechts stuurt, draait de punt van de
romp zich eveneens naar rechts. Zie ook afbeelding 8 B.
Afb. 7
11
Rolfunctie
Met behulp van de rolfunctie kan de modelhelikopter zijwaarts naar rechts en links (van
achteren gezien) bewogen worden. De besturing vindt plaats met de rechter stuurknuppel
(zie afbeelding 1, pos. 4). Indien de knuppel lichtjes naar links gestuurd wordt, wordt de
tuimelschijf met behulp van de drie servo's naar links gekanteld en glijdt het model naar links.
Indien u naar rechts stuurt, glijdt het model zijwaarts naar rechts. Zie ook afbeelding 8 C.
Nickfunctie
Met behulp van de nickfunctie kan de modelhelikopter naar voren en naar achteren bewogen
worden. De besturing vindt eveneens plaats met de rechter stuurknuppel (zie afbeelding 1,
pos. 4). Indien de knuppel lichtjes naar voren geduwd wordt, wordt de tuimelschijf met
behulp van de drie servo's naar voren gekanteld en vliegt het model naar voren. Als de
knuppel naar achteren getrokken wordt, vliegt het model achteruit. Zie ook afbeelding 8 D.
12
Overzicht van de besturingsfuncties met de overeenkomstige reacties van het model.
Knuppels van de zender aanpassen
Als u met de fabrieksinstellingen voor de stuurknuppels wilt vliegen, kunt u deze paragraaf
gewoon overslaan. Als u echter de besturing van de gas- en nickfunctie tegen elkaar wilt
uitwisselen, kunt u de zender desgewenst aanpassen.
Schroef hiervoor de zenderantenne (zie afb. 1, positie 1) los en neem de batterijhouder (zie
afb. 2, positie 2) uit de behuizing. Maak nu met een kruiskopschroevendraaier de vier
schroeven aan de achterkant van de zender los en haal de achterwand voorzichtig weg.
Verwijder hierbij de contactstekker van de LED spanningsaanduiding (zie afb. 6, positie 12)
van de hoofdprintplaat.
Afb. 8
13
Draai (van achteren gezien) aan het linker
knuppelaggregaat de twee buitenste schroeven
(1 en 2) en aan de binnenzijde de bovenste
schroef (3) los. De schroef (4) wordt gewoon
een beetje losgemaakt zodat het knuppelaggregaat niet eruit kan vallen.
Hef nu het volledige knuppelaggregaat zo ver
naar boven dat u de linker zijplaat met terugstelhendel
en terugstelveer (5) uit de geleidingen
kunt nemen.
Schuif dan het knuppelaggregaat zonder de
zijplaat weer terug in zijn oorspronkelijke positie.
Draai nu (van achteren gezien) aan het rechter
knuppelaggregaat de twee bovenste schroeven
(6 en 7) en aan de buitenzijde de onderste
schroef (8) met de vergrendelveer (9) los.
De schroef (10) wordt gewoon een beetje losgemaakt
zodat het knuppelaggregaat niet eruit
kan vallen. Hef nu het volledige knuppelaggregaat zo
ver naar boven dat u de rechter zijplaat zonder
terugstelmechanisme (11) uit de geleidingen kunt
nemen. Neem daarna de zijplaat met het
terugstelmechanisme van het linker knuppelaggregaat
en zet deze in spiegelbeeld op het rechter
aggregaat en schuif dan het knuppelaggregaat
weer terug in zijn oorspronkelijke positie.
Let er hierbij op dat alle vier zijplaten juist in
de bijbehorende geleidingen gestoken worden
en dat de trimschuiven (zie afb. 1, positie 8 en
9) correct in de openingen van de behuizing
steken. Controleer daarna de mechanische functie en
schroef het knuppelaggregaat weer vast.
Monteer nu de zijplaat die u uit het rechter
knuppelaggregaat gedemonteerd heeft (zonder
terugstelhendel en veer) volgens dezelfde
wijze weer in het linker knuppelaggregaat.
Ook hier moeten de trimschuiven (zie afb. 1,
positie 5 en 6) correct in de openingen van de
behuizing steken. De vergrendelveer (9) wordt nu
aan de linker bovenste schroef (2) bevestigd.
Nu moeten nog de aansluitkabels (13 en 14)
van de twee stuurknuppelpotentiometers verwisseld
worden. Maak hiertoe de twee stekkers (beveiligd tegen
verkeerde polariteit) van de aansluitkabels
(15 en 16) los van de hoofdprintplaat en sluit
ze daarna weer verwisseld aan.
De twee kabels zijn dan niet meer gekruist,
maar gaan parallel van de knuppelaggregaten
naar de hoofdprintplaat.
Afb. 9
14
Vervolgens kunt u de achterwand van de zender weer vastzetten, de stekker van de LED
spanningsaanduiding (12) vastmaken en de behuizing van de zender weer vastschroeven.
Tot slot moet u de antenne weer vastdraaien en plaatst u de batterijhouder weer terug.
Belangrijk!
Voordat u nu voor het eerst de helikopter met draaiende rotoren in gebruik neemt, moeten
eerst alle schroefverbindingen van het model gecontroleerd worden. Hierbij is het belangrijk
dat alle draaibare onderdelen soepel kunnen bewegen, maar geen speling in de lagering
vertonen. Alle vastgeschroefde onderdelen dienen stevig vast te zitten en mogen niet
losraken door de vibraties van het model. Een dergelijke controle dient bij later gebruik van
het model steeds weer tussen de afzonderlijke vluchten uitgevoerd te worden.
Trimmen van de helikopter
Ook als u de rotorkop precies ingesteld heeft, zal uw helikopter steeds weer een afwijking
naar een bepaalde richting vertonen. Dit kan echter eenvoudig met behulp van de trimmer op
de zender gecorrigeerd worden
Monteer de zojuist opgeladen vliegaccu (1)
overeenkomstig de afbeelding van onderen tussen
de schenkels en borg deze met de beide rubberen
ringen (zie ook afb. 3. Sluit vervolgens de
connector (2) van de beide rotormotoren (zie afb.
5, pos. 1 en 2) weer aan. Schuif de zenderantenne
volledig uit en zorg ervoor dat de tuimelschakelaar
(3) voor de rugvlucht (zie ook afbeelding 1, pos. 3)
zich in de bovenste positie (normaal) bevindt.
Draai de twee pitch-draairegelaars (zie afb. 1,
pos. 2 en 12) in de middenstand en schuif de
stuurknuppel voor de pitchfunctie in de motor-uitpositie. Schakel nu de zender in.
Sluit nu de tegen omgekeerde polariteit beveiligde
connector van de vliegaccu aan op het elektrische
component (4) van de helikopter. Hierop voert het
elektrische component gedurende ca. 2 seconden
een interne compensatie uit. Gedurende deze tijd
knippert de rode controle-LED (5) en mag de
helikopter niet bewogen worden.
Zodra de compensatie beëindigd is, gaan de drie tuimelschijven-servo's in de neutrale positie
en de controle-LED gaat nu continu branden.
Afb. 10
15
Praktische tips voor het vliegen:
•
Zelfs als het model later in kleine ruimtes gevlogen kan worden, strekt het tot de
aanbeveling om voor de eerste vluchten een vrije vlakte van ca. 3 x 3 m uit te zoeken.
•
De ondergrond dient glad (tegels, parket, PVC, of derg.) te zijn, opdat u reeds kort voor
het opstijgen kunt herkennen of het model een afwijking naar een bepaalde richting
heeft.
• Ga precies achter uw helikopter staan. Want zolang u uw model van achteren ziet,
reageert het precies zo op de besturingscommando’s rechts, links, vooruit en achteruit
zoals u het ziet. Als de cockpit van het model echter in uw richting wijst, reageert het
precies tegengesteld aan uw besturingscommando’s op de zender.
Duw de pitchknuppel nu heel voorzichtig naar voren en houd het gedrag van uw model in de
gaten. Kort voordat de helikopter begint te zweven, kunt u reeds herkennen in welke richting
uw model wil bewegen.
Indien de helikopter zich met de punt van de romp naar rechts wil draaien, reduceert u het
toerental en duwt u de trimmer voor de staartfunctie (zie afbeelding 1, pos. 9) stapsgewijs
naar links. Duw vervolgens de pitchknuppel weer voorzichtig naar voren en controleer of de
correctie voldoende was. Herhaal de procedure zo vaak tot het model geen afwijking meer
heeft om naar rechts te draaien. Indien de punt van de romp zich naar links draait,
dient een trimcorrectie naar rechts uitgevoerd te worden.
Afb. 11
Indien de helikopter zijwaarts naar rechts wil draaien resp. kantelen, reduceert u het
toerental en duwt u de trimmer voor de rolfunctie (zie afbeelding 1, pos. 5) stapsgewijs naar
links. Duw vervolgens de pitchknuppel weer voorzichtig naar voren en controleer of de
correctie voldoende was. Herhaal de procedure zo vaak tot het model geen rechtse afwijking
meer heeft . Indien de helikopter zijwaarts naar links wil draaien, dient een trimcorrectie naar
rechts uitgevoerd te worden
.
16
Aanwijzing:
Door de draairichting van de rotor is het normaal dat de helikopter kort voor het
opstijgen een zijwaartse afwijking naar links heeft. Aangezien dit fenomeen echter
alleen bij een bepaald toerental kort voor het opstijgen optreedt, dient u te proberen
dit effect met gevoel te compenseren. De juiste positie van de roltrimmer kan
vervolgens tijdens de zweefvlucht gecontroleerd worden.
Afb. 12
Indien de helikopter naar voren wil afdrijven, reduceert u het toerental en duwt u de trimmer
voor de nickfunctie (zie afbeelding 1, pos. 6) stapsgewijs naar achteren. Indien de nick/pitchfunctie van de knuppel op uw zender omgebouwd is, dient de tegenoverliggende
trimmer (zie afbeelding 1, pos. 8) versteld te worden. Duw vervolgens de pitchknuppel weer
voorzichtig naar voren en controleer of de correctie voldoende was. Herhaal de procedure zo
vaak tot het model geen afwijking meer heeft om naar voren af te drijven. Indien de
helikopter naar achteren wil afdrijven, dient een trimcorrectie naar voren uitgevoerd te
worden.
Afb. 13
De trimmer voor de pitchfunctie kan later zodanig ingesteld worden, dat de pitchknuppel in
de middelste stand staat als de helikopter zich in zweefvlucht bevindt.
17
Stuurrichting veranderen
De afstandsbediening werd in de fabriek precies op uw modelhelikopter afgesteld. Als u bij
het trimmen vaststelt dat uw helikopter bij bepaalde stuurfuncties op tegengestelde wijze dan
het schema van afb. 8 reageert, kunt u bij de zender de reactierichting van het model voor
elke stuurrichting omschakelen.
Hiertoe zijn er aan de achterkant van de zender 10 DIP schakelaars ((1). De schakelaars 1-4
zijn hierbij aan de volgende functies toegewezen:
Om een stuurfunctie om te schakelen moet u eerst de vliegaccu in de helikopter loskoppelen,
daarna de zender uitschakelen en de vereiste DIP schakelaar in de andere stand schuiven.
Nu kunt u de zender weer inschakelen, de vliegaccu aansluiten en de correcte stuurrichting
van de helikopter controleren.
Balanceren van de rotorbladen
Om het mechanische sasteem rustig en zonder veel
vibraties te laten werken, dienen de hoofdrotorbladen
(1) en de staartrotor (2) gebalanceerd te worden.
Hiervoor kunnen een gangbare rotorbladbalans,
een trilapparaat voor de propeller (3) of zelf gebouwde
constructies (4) gebruikt worden. Hierbij is het belangrijk
dat de rotorbladen precies op één lijn (5) t.o.v. elkaar
uitgericht zijn en met minimale wrijving in beide richting
kunnen kantelen.
Op het lichtere rotorblad worden dan smalle strookjes tape (6) met het vereiste gewicht op
de punt van het blad geplakt.
18
Praktische tips voor de eerste zweefvluchten
Uw modelhelikopter is nu startklaar voor de eerste proefvluchten en u kunt met het trainen
beginnen. Maar ook bij een vliegtraining moet u met een aantal belangrijke dingen rekening
houden:
•
Voor het trainen van zweefvluchten moet de staart van de helikopter steeds naar u toe
wijzen.
•
Laat de helikopter in het begin alleen ca. 20 - 30 cm van de grond opstijgen zodat u hem
in noodgevallen weer snel op de grond kunt zetten.
•
Trek bij een noodlanding de pitch knuppel niet te snel naar achteren omdat de helikopter
anders zeer hard zal landen.
•
Markeer de grond op de plaats waar u start en probeer in het begin om de helikopter
zwevend boven deze markering te houden.
Let op!
Als u na een bepaalde tijd merkt dat het motorvermogen van de elektrohelikopter
vermindert, moet u het vliegen onmiddellijk stopzetten. Laat de vliegaccu afkoelen
en laad hem daarna weer op.
OPTIMALISERING VAN DE VLIEGEIGENSCHAPPEN
Indien u na enkele vluchten reeds een gevoel voor uw helikopter ontwikkeld heeft, kunt u de
eerste optimaliseringsmaatregelen treffen.
Instellen van het bladspoor
Om een exact stuur- en vlieggedrag van de helikopter te bewerkstelligen, dienen de beide
rotorbladen binnen de draaicirkel van de rotor op dezelfde hoogte te draaien. Om deze
loopbaan te kunnen controleren en in te stellen, is één rotorblad met een rode plakstrook en
het ander rotorblad met een blauwe plakstrook gemarkeerd. Indien u nu het rotortoerental
vanuit stilstand zodanig verhoogt, dat de elektrische helikopter bijna opstijgt en u daarbij de
draaicirkel van de rotor vanaf de zijkant bekijkt, ziet u direct of de bladen op een
verschillende hoogte (tekening A) of precies in één baan (tekening B) draaien. Indien nodig,
kunt u de draaicirkel van de rotor van bovenaf met een extra lichtbron belichten om de
gekleurde markering op de rotorbladen goed te kunnen herkennen.
Let op
Voordat enige ingrepen aan de weer stilstaande rotorkop uitgevoerd worden, dient u
de vliegaccu van het elektrische component los te maken om te voorkomen dat het
mechanische systeem ongewild start.
19
De rotorbladen worden via een in de lengte
verstelbare stang (1) door het centrale component
(2) van de paddelstang (zie ook afbeelding 7, pos. 2)
aangestuurd. Bij een correcte instelling van de
paddels (3) draaien deze in zweefvlucht precies in
één baan en wordt het centrale component daardoor
horizontaal gehouden.
Indien nu bijvoorbeeld het rotorblad met de rode
markering (4) te hoog draait, dient de koppelstang
voor dit rotorblad ingekort te worden. Daardoor
wordt de invalshoek van het rood gemarkeerde
rotorblad verkleind en draait het door de geringe
stijgkracht niet meer zo hoog. Maak hiervoor het
onderste kogelkop- oog (5) van de koppelstang
voorzichtig los en draai het oog een halve
omwenteling verder op de stang. Haak het oog
vervolgens weer vast en controleer of de stang
stevig vastzit.
Neem het model nu weer in gebruik en controleer of deze wijziging reeds voldoende was.
Een andere mogelijkheid is om de stang van het lager draaiende blad te verlengen, opdat
deze iets meer stijgkracht genereert en daardoor hoger draait.
Fijne afstelling van de draairegelaars op de zender
Het vlieggedrag van de helikopter is in sterke mate ook bepalend door het toerental van de
rotorkop en de invalshoek van de twee rotorbladen. Om de elektrohelikopter aan uw
persoonlijke wensen aan te passen, heeft u twee instelregelaar op de zender ter
beschikking.
Onze tip
om eerst de aansluitstekker naar de elektromotoren (zie afb. 5, pos 1 en 2) af te koppelen.
Hierdoor kunt u gemakkelijk de stuurknuppels voor de pitchfunctie bedienen en de
bewegingen van de tuimelschijf (zie afb. 6, pos 3) observeren zonder dat de motoren starten.
: om de functies van deze instelregelaar zonder gevaar te testen, bevelen wij aan
Afb. 16
20
Regelaar voor pitchbegrenzing
Als u de stuurknuppel voor de pitchfunctie langzaam omhoog
schuift, wordt de tuimelschijf ongeveer vanaf de middelste
stand langzaam neergelaten. Hierdoor worden de invalshoek
van de rotorbladen vergroot en wordt de stijgkracht verhoogd.
Als u nu de stuurknuppel in de bovenste stand laat staan, kan
met de regelaar voor de pitchbegrenzing (zie afbeelding 1,
pos. 3) precies ingesteld worden hoe ver de tuimelschijf
moet worden neergelaten.
Als de regelaar geheel naar links gedraaid wordt, wordt de
tuimelschijf niet neergelaten. Als de regelaar geheel naar
rechts gedraaid wordt, wordt de tuimelschijf volledig
neergelaten.
Afb. 17
Regelaar voor het rotortoerental
Met deze draairegelaar kan de invalshoek van de rotorbladen
t.o.v. de actuele stand van de stuurknuppel voor de
pitchfunctie individueel gewijzigd worden. Schuif hiervoor de
stuurknuppel naar de middelste stand.
Als de draairegelaar (zie afb. 1, pos.2) nu naar links gedraaid
wordt, wordt de tuimelschijf omlaag verschoven. De
rotorbladen krijgen daardoor een grotere invalshoek en
zullen als gevolg daarvan meer stijgkracht genereren.
Aangezien het motorvermogen, dat door de stuurknuppel
voor de pitchfunctie geregeld wordt, echter onveranderd blijft,
wordt het rotortoerental automatisch kleiner door de grotere
luchtweerstand van de hoger aangezette rotorbladen. Door
de regelaar naar rechts te draaien wordt de invalshoek
van de rotorbladen en daardoor ook de luchtweerstand
kleiner en het toerental van de rotorkop groter.
Afb. 18
Schakel nu het model weer uit en sluit de twee elektromotoren (zie afb. 5, pos.1 en 2) weer
aan. Aansluitend kunt u de instelregelaar voor het rotortoerental instellen zodat de helikopter
gaat zweven zodra de stuurknuppel voor de pitchfunctie in de middelste stand staat. De
instelregelaar voor de pitch-begrenzing stelt u in zodat u de vlieghoogte bij een zweefvlucht
fijn kunt corrigeren, zonder dat de helikopter daarbij te snel stijgt of daalt.
21
Elektronica van de helikopter instellen
Op de elektronica-eenheid (zie ook afb. 10, pos. 4) zijn er twee instelregelaars waarmee u
het vlieg- en stuurgedrag van uw modelhelikopter desgewenst kunt aanpassen.
Let op
De regelaars werden reeds in de fabriek vooraf ingesteld zodat u in de regel geen
aanpassingen hoeft te doen. Als u echter ontevreden bent met het vlieg- en
stuurgedrag van uw helikopter, kunt u volgende aanpassingen doen.
Naast de 6-kanaals ontvanger en de twee elektronische toerentalregelaars voor de
elektromotoren is er nog een piëzo gyroscoop in de elektronica-eenheid geïntegreerd. Deze
gyroscoop zorgt ervoor dat de staart van de helikopter tijdens de zweefvlucht gestabiliseerd
wordt en niet continu door tocht of wervelingen zijwaarts wordt gedraaid. Een ongestuurde
draaiing van de punt van de romp naar links leidt automatisch tot een hoger toerental van de
staartrotor om de punt van de romp weer naar rechts te drukken.
Hoeveel het toerental gewijzigd moet worden, kunt u
vastleggen met de bovenste instelregelaar (1). Draai
met een kleine platte schroevendraaier de
instelregelaar naar rechts om een grotere wijziging van
het toerental te bereiken en draai de instelregelaar naar
links voor een kleinere wijziging van het toerental.
De reactiegevoeligheid van de regeling kan met de onderste instelregelaar (2) bepaald
worden. Hoe verder u de regelaar naar echts draait, des te sterker zullen de correcties zijn.
Als de regelaar te ver naar rechts gedraaid wordt, zal de helikopter pendelbewegingen
rond de rotoras vertonen. In zo´n geval moet u de regelaar weer een klein beetje naar links
terugdraaien.
Afb. 19
22
KUNSTVLUCHT MET EEN MODELHELIKOPTER
Een kunstvlucht met een op afstand bestuurde modelhelikopter is één van de moeilijkste
disciplines in de modelvliegsport. Voordat u een poging onderneemt om figuren als rollen,
loopings of rugzweefvluchten te maken, dient u in staat te zijn om uw modelhelikopter vanuit
elke willekeurige vliegsituatie reflexmatig op te vangen en weer in een normale vlucht te
brengen. Als u deze vaardigheid nog niet beheerst, leidt iedere poging om een kunstvlucht
uit te voeren onherroepelijk tot een crash. Een goede trainingsmogelijkheid vormen de
zogenoemde vliegsimulaties waarmee u de besturingsreacties van een model in
verschillende situaties zonder gevaar op de computer kunt proberen.
Technische voorwaarden voor de rugvlucht
Met de stuurknuppel voor de pitchfunctie worden het toerental van de elektromotor voor de
hoofdrotor evenals de invalshoek van de rotorbladen gemeenschappelijk aangestuurd. De
vereiste toewijzing van de stuurwaarden en het mengen van de signalen vinden plaats in de
zender van de afstandsbediening. Indien de tuimelschakelaar voor de rugvlucht (zie afb. 1,
pos. 3) bediend wordt, worden de toewijzingen en de mengverhouding veranderd in de voor
de rugvlucht vereiste waarden.
Let op
Zoals blijkt uit de tabel hieronder, verandert in de onderste stand van de
stuurknuppel voor de pitchfunctie niet alleen de invalshoek van de rotorbladen.
Zodra de tuimelschakelaar voor de rugvlucht bediend wordt, wordt de hoofdrotor
met een plotselinge schok gestart.
Om deze reden mag de tuimelschakelaar nooit bediend worden zolang de
helikopter met stilstaande rotoren op de grond staat!
* De mengverhouding van knuppelstand en motorvermogen is vooraf vast ingesteld door het
elektronische systeem van de zender.
** De mengverhouding van knuppelstand en invalshoek wordt bij omschakeling eveneens
gewijzigd, maar is bovendien afhankelijk van de positie van de beide instelregelaars (zie afb.
1, pos. 2 en 12).
23
Praktische uitvoering van de rugvlucht
Voordat u de eerste kunstvluchtpoging met uw elektrische helikopter uitvoert, strekt het tot
de aanbeveling om de in de tabel voorgestelde waarden voor de ontspanningshoeken van
de bladen te controleren resp. bij te stellen. In een speciaalzaak vindt u veel verschillende
toebehoren en hulpmiddelen om de ontspanningshoek van de rotorbladen precies te meten.
Aanwijzing
Controleer nog voor de eerste rugvlucht hoe de ontvanger- antennedraad gelegd is
en dat deze in geen geval in draaiende delen terecht kan komen!
Nadat de vliegaccu opgeladen is, laat u uw helikopter tot een minimale hoogte opstijgen. De
vlieghoogte moet hoog genoeg zijn om de helikopter in geval van een probleem nog te
kunnen opvangen. Deze mag echter ook niet te hoog zijn, omdat de vluchtsituatie van de
helikopter anders slecht herkenbaar is. Bedien nu de tuimelschakelaar voor de rugvlucht en
controleer eerst het gedrag van de helikopter onder normale vluchtomstandigheden. Door
het hogere toerental van de rotorkop zal het model nu aanzienlijk soepeler reageren. Zodra u
gewend geraakt bent aan het gewijzigde vlieggedrag, kunt u nu uw helikopter in rugvlucht
laten vliegen door een halve rol of een halve looping uit te voeren. Door de stuurknuppel
voor de pitchfunctie met gevoel terug te trekken kan de helikopter nu in de rugzweefvlucht
gehouden worden. Maar pas op! Zelfs wanneer het staartstuk van het model in uw richting
wijst, reageren de nick- en pitchfunctie nu tegengesteld aan de gebruikelijke stuurrichting.
Afhankelijk van de vliegstand waarin de modelhelikopter zich op dat moment bevindt,
veranderen de reacties van het model op de betreffende besturingscommando’s van de
zender. Precies deze continu wisselende reactierichtingen maken de kunstvlucht met een
modelhelikopter zo moeilijk, maar ook zo fascinerend.
KRISTALLEN VERVANGEN
Om een dubbele bezetting van kanalen te voorkomen, kan het nodig zijn de kristallen op uw
afstandsbediening te vervangen. U gaat hiervoor als volgt te werk:
•
Om veiligheidsredenen dient u uitsluitend kristallen te gebruiken die nadrukkelijk worden
aanbevolen door de leverancier voor de toepassing in uw afstandsbediening.
•
Trek bij uitgeschakelde zender de houder voor het zenderkristal (13) uit de achterzijde
van de zenderbehuizing (zie afbeelding 14, pos. 2).
•
Neem het zenderkristal uit de kunststof houder. Plaats het vervangende kristal met een
ander kanaal in dezelfde frequentieband. Let er hierbij op dat u het juiste kristal in de
houder plaatst. Zenderkristallen zijn doorgaans met de hoofdletters T of TX (T =
transmitter of zender) gemarkeerd. Plaats nu de kristalhouder terug in de zender.
•
Trek de ontvangerkristal (zie afbeelding 7, pos. 4) bij ontkoppelde vliegaccu uit het
elektrische component.
•
Het passende ontvangerkristal moet hetzelfde kanaalnummer hebben als het
zenderkristal. Bovendien is het met de hoofdletters R of RX (R = receiver of ontvanger)
gemarkeerd.
•
Plaats het vervangende kristal, met de bij de zender horende frequentie, in de ontvanger.
•
Neem nu de zender en vervolgens de ontvanger in gebruik en controleer of het systeem
goed werkt.
24
ONDERHOUD EN VERZORGING
De buitenkant van het model en de afstandsbediening mogen uitsluitend met een zachte,
droge doek of borstel worden gereinigd. Gebruik in geen geval agressieve
schoonmaakmiddelen
of chemische oplossingen, aangezien deze het oppervlak van de behuizing kunnen
beschadigen.
Controleer regelmatig of het gehele mechanische systeem van het model functioneert.
Alle schroefverbindingen moeten stevig vastgedraaid zijn en mogen niet losraken door de
vibraties van het model. Draaibare onderdelen dienen soepel te kunnen bewegen, maar
mogen geen speling in de lagering vertonen.
Smeer de glijlagers en de schuifbus op de rotorkop regelmatig in met hoogwaardige
siliconen
PTFE-vet.
Gebruik bij vervanging van mechanische onderdelen uitsluitend de door de fabrikant
aangeboden
originele reserveonderdelen.
MILIEUVOORSCHRIFTEN
Verwijdering van lege batterijen/accu's!
U bent als eindverbruiker volgens de
batterijen en accu’s in te leveren;
Zo voldoet u aan de wettelijke verplichtingen en draagt u bij aan de bescherming van het
milieu!
Afvoeren
Batterijen/accu’s die schadelijke stoffen bevatten worden gekenmerkt
door de hiernaast vermelde symbolen, die erop wijzen dat deze niet via
het huisvuil mogen worden afgevoerd. De aanduidingen voor de
uitslaggevende zware metalen zijn:
Lege batterijen/accu’s kunt u gratis inleveren bij de verzamelplaatsen
van uw gemeente, onze filialen of andere verkooppunten van batterijen
en accu’s!
Het product dient na afloop van zijn levensduur volgens de geldende wettelijke
voorschriften afgevoerd te worden.
KCA-voorschriften
afvoeren via het huisvuil is niet toegestaan!
Cd
wettelijk verplicht alle lege
= cadmium,
Hg
= kwik,
Pb
= lood.
25
VERHELPEN VAN STORINGEN
Ondanks het feit dat dit model en de afstandsbediening volgens de huidige stand van de
techniek zijn gebouwd, kunnen zich storingen of problemen voordoen. Hieronder vindt u een
overzicht met manieren om eventuele problemen zelf op te lossen.
26
TECHNISCHE GEGEVENS
27
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.