Philips VCM7A79/00T, VCM7A38/00T, VCM7A77/00T, VCM7A37/00T User Manual [nl]

32
Pagina
Inleiding ............................................................................................................ 32
Aansluitingen en bedieningselementen ............................................................ 33
Installatie.......................................................................................................... 33
Camerapositie Scherpstellen Sensor-scherpstelling Camerageluid aan/uit Gebruik buitenshuis
Andere lens gebruiken.......................................................................................... 37
Systeemkabel.................................................................................................... 38
Onderhoud ...................................................................................................... 38
Bewakingscamera (kleur)
Inhoud
Lees deze instructies zorgvuldig, alvorens uw systeem in gebruik te nemen.
Deze camera is speciaal ontworpen voor het “Colour Observation System” van Philips. Deze camera levert een zeer hoge beeldkwaliteit dankzij de combinatie van een gevoelige sensor met geavanceerde digitale signaal-verwerking zodat zelfs onder de moeilijkste omstandigheden uitstekende prestaties worden geleverd. De camera is voorzien van een standaard-schroefvoet waardoor hij gemakkelijk op een statief of aan een wandbeugel kan worden bevestigd.
Camera-accessoires:
Bij de camera kunnen de volgende-accessoires worden geleverd:
• Camerahuis dat bescherming biedt tegen vuil en diefstal
• Weerbestendig huis om de camera buiten te kunnen gebruiken
• Verlengkabels
• Lichtnetadapter voor de voeding van de camera op grote afstanden
Nederlands
Inleiding
33
1. Scherpstelring
2. Sensor-scherpstelring
3. Aan/uit-schakelaar voor de microfoon van de camera
4. Aansluiting voor automatische diafragmaregeling
5. Schakelaar kabellengtecompensatie
6. Systeemkabel-aansluiting
7. Externe voedingsaansluiting
In dit hoofdstuk komt de installatie van de camera aan de orde. Raadpleeg voor gedetailleerde informatie over de installatie en de bediening van de bewakingsmonitor a.u.b. de desbetreffende handleidingen.
Opmerkingen:
* Als u systeem-instellingen wijzigt, moet de bewakingsmonitor alle aangesloten camera’s en accessoires
opnieuw controleren en in het geheugen opslaan. Dit gebeurt automatisch wanneer de stroom wordt ingeschakeld (via de schakelaar op de achterkant).
* Dit systeem gebruikt een 4-aderige telefoonkabel met in elkaar gedraaide aderparen. Het is voor de juiste
werking van het systeem belangrijk, met name voor het overbruggen van grote afstanden, om de juiste soort kabel met in elkaar gedraaide aderparen te gebruiken.
Let op: Raak nooit het glas van de cameralens aan om te voorkomen dat de lens beschadigt.
Aansluitingen en bedieningselementen
Installatie
1
<
R
A
F
>
N
E
A
R
CL 66610005_310b.AI
2
100m
0 X 1
4 5
0-50m
200m
24V +0-
300m
CL 66610005_311b.AI
73
6
34
Camerapositie
1. Neem de camera, de systeemkabel en de monitor mee naar de plaats die u wilt observeren (met de monitor bij de hand kunt u direct controleren of de camera het vereiste gebied bestrijkt).
Opmerking: Als u de camera buitenshuis opstelt, moet u een camerahuis gebruiken om de camera tegen weersinvloeden te beschermen.
2. Sluit de camera aan op de bewakingsmonitor (1).
3. Sluit de monitor aan op het lichtnet (2).
4. Zet de hoofdschakelaar op AAN (3).
De monitor voert nu een systeemcontrole uit. Na enige tijd verschijnt het beeld van de camera op het beeldscherm van de monitor.
5. Verander zonodig de instellingen voor contrast , helderheid en/of kleur (knoppen op de voorkant van de monitor) om het door de camera geleverde beeld te optimaliseren.
6. Richt nu de camera op het gebied dat uw wilt observeren.
camera in
1 2 3 4
video audio
in out
VCR
out
aux
1
power
3
2
MW1999_COC_01.AI
35
7. Controleer op het beeld­scherm van de monitor of de camera het gewenste gebied bestrijkt (de beste resultaten worden bereikt wanneer de camera enigszins schuin omlaag kijkt en niet op een felle lichtbron is gericht). Draai zonodig aan de scherpstelring als het beeld onscherp is.
8. Bevestig de wandbeugel (1) aan de wand of aan een ander vlak en stabiel oppervlak.
9. Draai de knop vast (2).
10. Monteer de camera op de beugel (3).
11. Draai de knop (4) en de schroef (5) iets los (zie de afbeelding hieronder).
12. Richt de camera op het object of op het gebied dat u wilt observeren (8). Controleer het camerabeeld op de monitor. Draai zonodig aan de lensring om scherp te stellen.
13. Draai de knop (4) en de schroef (5) weer vast wanneer de camera in de juiste stand staat.
14. Controleer of de kabellengte-keuzeschakelaar (6) op de juiste lengte is ingesteld. De ingestelde waarde moet gelijk zijn aan de lengte van de systeemkabel (0-300 meter max.) die de monitor met de camera verbindt.
Opmerking: Als de systeemkabel langer is dan 200 m, moet voor de voeding van de camera een extra lichtnetadapter (als optie leverbaar) worden gebruikt (de maximale kabellengte is 300 m). Sluit de lichtnetapdapter aan op de externe voedingsaansluiting (7) aan de achterzijde van de camera en steek hem in een stopcontact.
1/4" 20 UNC
3
1
2
CL 66610005_302.AI
58
7
200m
100m
24V
4
0 X 1
0-50m
300m
6
CL 66610005_303.AI
+0-
36
Beeldscherpte instellen
• Draai aan de scherpstelring van de cameralens tot de beeldscherpte optimaal is.
Opmerking: Kunt u op deze manier het beeld niet scherp krijgen, dan moet de sensor-scherpstelling van de camera worden bijgeregeld.
Sensor-scherpstelling
Let op: U hoeft de sensor-scherpstelling alleen te wijzigen als u met de scherpstelring van de lens het beeld niet scherp krijgt.
• Zet de scherpstelring op “veraf” of “oneindig” (1).
• Richt de camera op een object dat ten minste 15 meter van de camera afstaat.
Opmerking: Als er een sterke lichtbron in het gezichtsveld van de camera staat, probeer deze dan uit te schakelen of af te dekken.
• Schroef de borgring (2) van de sensor-scherpstelling los.
• Draai de complete lens rond, inclusief de CS­fittingring, totdat het videobeeld op de monitor scherp is.
• Schroef de borgring (2) van de sensor­scherpstelling weer vast, maar zorg ervoor dat de lens daarbij niet meer kan gaan draaien.
Camerageluid aan/uit
Met behulp van schakelaar (9) kunt u de ingebouwde microfoon van de camera in- en uitschakelen.
De camera schakelt automatisch over op optimale instellingen voor gebruik buitenshuis als u een lens met automatische diafragmaregeling aansluit (auto-iris lens). Monteer de camera buiten altijd in een speciaal huis om hem te beschermen.
Als u de camera voor buitenopnamen wilt gebruiken, raden we u aan om een lens met automatisch diafragma (auto-iris lens) te gebruiken.
1
F
A
R
<
>
N
E
A
R
1 2
F
A
R
<
>
N
E
A
R
CL 66610005_304B.AI
3
9
CL 66610005_305.AI
On Off
CL 66610005_306.AI
37
Dankzij de CS-fitting van de camera is het gebruik van andere lenzen mogelijk. Het gezichtsveld (= bestreken gebied) van een 8 mm lens is de helft van dat van de 4 mm lens (zie onderstaande afbeelding).
De lenzen met automatische diafragmaregeling (auto­iris lenzen) worden aanbevolen wanneer de camera wordt gebruikt in een omgeving met sterk wisselende belichting (bijv. buiten). Het automatische diafragma regelt de lichthoeveelheid die via de lens op de sensor valt. De diafragmaregeling werkt op gelijkstroom via een 4-polige connector op de achterzijde van de camera (3).
Handel als volgt om lenzen te verwisselen:
• Richt de camera omlaag. Zo kan er bij het verwijderen van de lens geen vuil in de camera vallen.
• Schroef de oude lens tegen de wijzers van de klok in los (1). Zorg er wel voor dat de borgring van de sensor­scherpstelling (2) niet verdraait; anders moet u de sensor-scherpstelling van de camera opnieuw uitvoeren.
Pas op: Raak nooit de CCD-sensor in de camera zelf aan. Verwijder zonodig het stof van het sensoroppervlak door er met schone, droge lucht overheen te blazen.
• Schroef de nieuwe lens met de wijzers van de klok mee op de lensfitting van de camera vast.
• Richt de camera op het te bewaken object of gebied (6).
• Draai de knop (3) en de schroef (4) vast wanneer de camera in de juiste stand staat.
• Draai aan de scherpstelring (1) van de lens om het beeld zo scherp mogelijk te krijgen.
Als u een auto-iris lens heeft gemonteerd, moet u ook de auto-iris kabel van de automatische diafragmaregeling op de camera aansluiten (5).
Andere lens gebruiken
d
V
10
8
6
4
2
0
Horizontal field of view in meters (V)
Distance object to camera in meters (d)
1 6
F
A
R
<
>
N
E
A
R
CL 66610005_308A.AI
1
F
A
R
<
>
N
E
A
R
4
3
5
108640 2
CL 66610005_312.AI
CL 66610005_313.AI
4 mm
8 mm
Focal length of the lens
2
38
Om de camera aan te kunnen sluiten op de bewakingsmonitor wordt een kabel met een lengte van 25 m meegeleverd. Voor een optimale overdracht van het opgenomen beeld en geluid via een verlengkabel dient u altijd een 4-aderige kabel met in elkaar gedraaide aderparen te gebruiken (telefoonkabel). De maximale kabellengte is 300 m. De kabels en stekkers zijn gewoon te koop in de meeste doe-het-zelf-zaken, en in de vakhandel. Let erop dat u de stekkers volgens de onderstaande afbeelding aan de kabel monteert.
Als de kabel tussen monitor en camera langer is dan 200 meter, moet u voor de voeding van de camera een extra lichtnetadapter gebruiken (zie het hoofdstuk “Accessoires”).
Pas op: De stekkers van dit bewakingssysteem hebben dezelfde afmetingen als telefoonstekkers. Vergis u daarom niet, en sluit nooit telefoonapparatuur aan op de camera of op de bewakingsmonitor.
Reinigen
Reinig de buitenzijde van de camera met een vochtige, niet pluizende doek of zeemleer.
Maak de cameralens alleen schoon met een speciaal lensdoekje. Gebruik NOOIT schoonmaakmiddelen op basis van alcohol, spiritus, ammoniak en dergelijke.
Raak nooit het glas van de cameralens aan, anders kunt u diens kwetsbare coating beschadigen. Vermijd elk overig contact met water.
Systeemkabel
Onderhoudsaanwijzingen
5
5
4
3
2
5
4
3
2
2
2-3
4
3
4-5
2
2-3
5
4
3
4-5
CL 66610005_006.AI
88
Pick-up element 1/3" solid state CCD Pixel elements 5 12 (H) x 582 (V), PAL interlaced, or 512(H) x 492 (V), NTSC
interlaced Resolution 330 TVL Gain control automatic Lens See: Using a different lens Iris Electronic iris
When connected, an auto-iris lens overrides the electronic iris. Light sensitivity • 0.3 lux minimally acceptable picture with standard lens (F1.2)
at 3200K, transmission 86%, scene reflection 100%
• 0.5 lux, 50ire (-6dB) with standard lens (F1.2) at 3200K, transmission 86%, scene reflection 100%
Scene illumination Not for continuous use above 2k lux with standard lens (F1.2)
For outdoor use an auto-iris lens is recommended. Signal to noise ratio 48dB at 200-25000 lux, 25°C White balance TTL range 2500-6500K System connector (output) RJIIE plug Microphone Built-in, can be switched off at the camera.
• Frequency range 300-3000Hz Synchronisation The camera automatically synchronises to the system monitor. Power supply 24VDC, when the system-cable length exceeds 200m/600ft a power-
adapter (24VDC, current limit 500mA) is required (available as accessory)
Power consumption 3W System-cable length max. 300m/900ft (when a mains power adaptor is used) Dimensions 72,5 (H) x 70 (W) x 60 (D) mm (excl. lens) Weight 190g Connectors
• System cable RJ11E modular ("telephone" plug)
• External power Power jack Auto-iris control 4-pole socket, passive Auto-iris, direct drive Mounting 1/4" 20 UNC Ambient temperature
• Operating -10 to +50°C
• Storage -25 to +70°C Ambient humidity
• Operating 20 to 90% RH
• Storage up to 99% RH
Technical specifications
CL 66610005_309.AI
42 31
The pin connections of the auto-iris connector are: pin 1 = control coil ­pin 2 = control coil + pin 3 = drive coil ­pin 4 = drive coil +
Loading...