PANASONIC DMCFX38, DMCFX37 User Manual [nl]

Page 1
Gebruiksaanwijzing
Digitale Camera
Model Nr. DMC-FX37/DMC-FX38
Gelieve deze gebruiksaanwijzing volledig door te lezen
alvorens dit apparaat in gebruik te nemen.
QuickTime en het QuickTime-logo zijn merken of geregistreerde merken van Apple Inc. en worden onder licentie gebruikt.
VQT1S12
Page 2
Geachte Klant,

Voor Gebruik

Wij willen van de gelegenheid gebruik maken u te bedanken voor de aanschaf van deze Panasonic Digitale Fotocamera. Lees deze handleiding met aandacht en bewaar hem binnen handbereik voor toekomstige raadpleging.
Voor Gebruik

Informatie voor Uw Veiligheid

WAARSCHUWING: OM HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF PRODUCTBESCHADIGING TE VERKLEINEN,
STELT U DIT APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN, VOCHT, DRUPPELS OF SPETTERS, EN MAG U GEEN VOORWERPEN WAARIN EEN VLOEISTOF ZIT BOVENOP HET APPARAAT PLAATSEN.
GEBRUIKT U UITSLUITEND DE AANBEVOLEN ACCESSOIRES.
VERWIJDERT U NIET DE AFDEKKING (OF HET ACHTERPANEEL). ER BEVINDEN ZICH
GEEN ONDERDELEN IN HET APPARAAT DIE DOOR DE GEBRUIKER MOETEN WORDEN ONDERHOUDEN. LAAT ONDERHOUD OVER AAN VAKBEKWAAM ONDERHOUDSPERSONEEL.
Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het opnemen van reeds beschreven banden of schijven, of ander gepubliceerd of uitgezonden materiaal, voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik, kunnen een overtreding van het auteursrecht vormen. Zelfs voor privé-gebruik kan het opnemen van bepaald materiaal aan beperkingen onderhevig zijn.
Houdt u er rekening mee dat de huidige bedieningselementen, de onderdelen, de menu-opties enz. van uw Digitale Camera enigszins af kunnen wijken van de illustraties die in deze Handleiding voor Gebruik opgenomen zijn.
SDHC Logo is een handelsmerk.
Microsoft product schermshot(s) herdrukt met toestemming van Microsoft Corporatie.
Andere namen, bedrijfsnamen en productnamen die in deze handleiding voorkomen, zijn
handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
HET STOPCONTACT MOET IN DE NABIJHEID VAN HET APPARAAT GEÏNSTALLEERD WORDEN EN MAKKELIJK BEREIKBAAR ZIJN.
GEVAAR
Explosiegevaar wanneer de batterij op onjuiste wijze vervangen wordt. Vervang alleen door een zelfde soort batterij of equivalent, die door de fabrikant aanbevolen worden. Gooi de gebruikte batterijen weg zoals door de fabrikant voorgeschreven wordt.
Waarschuwing
Gevaar voor brand, explosie en vuur. Niet uit elkaar halen, verhitten boven 60 xC of verassen.
Het productidentificatielabel bevindt zich aan de onderkant van de apparaten.
- 2 -
Page 3
Voor Gebruik
Over de batterijoplader
WAARSCHUWING!
OM EEN GOEDE VENTILATIE TE VERZEKEREN, DIT APPARAAT NIET IN EEN BOEKENKAST, EEN INGEBOUWDE KAST OF EEN ANDERE GESLOTEN RUIMTE INSTALLEREN OF GEBRUIKEN. ZORG ERVOOR DAT DE VENTILATIEWEGEN NIET DOOR GORDIJNEN OF ANDERE MATERIALEN WORDEN AFGESLOTEN, OM GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOK OF BRAND TEN GEVOLGE VAN OVERVERHITTING TE VOORKOMEN.
ZORG DAT DE VENTILATIE-OPENINGEN VAN HET APPARAAT NIET GEBLOKKEERD
WORDEN DOOR KRANTEN, TAFELKLEEDJES, GORDIJNEN, OF IETS DERGELIJKS.
ZET GEEN OPEN VUUR, ZOALS BRANDENDE KAARSEN, OP HET APPARAAT.
DOE LEGE BATTERIJEN WEG OP EEN MILIEUVRIENDELIJKE MANIER.
De batterijoplader is in de stand-byconditie wanneer de AC-stroom geleverd wordt.
Het primaire circuit is altijd “onder stroom” zo lang als de batterijoplader aangesloten is op een elektrische uitlaat.
Over het batterijenpakket
Niet verhitten of aan vlam blootstellen.
De batterij(en) niet in een auto laten liggen, blootgesteld aan direct zonlicht gedurende een
lange tijd met deuren en ramen dicht.
- 3 -
Page 4
Voor Gebruik
Wat u wel en niet met het toestel mag doen
Het toestel niet erg schudden of stoten.
U kunt hiermee de lens of de LCD-monitor beschadigen, problemen met het toestel veroorzaken, of het opnemen onmogelijk maken.
We raden het sterk aan het toestel niet in uw broekzak te laten wanneer u zit
en het ook niet in een volle of te kleine tas te proppen, enz. Dit zou schade aan de LCD-monitor of persoonlijk letsel tot gevolg kunnen hebben.
Wees bijzonder voorzicht op de volgende plaatsen die problemen met
het toestel kunnen veroorzaken.
Plaatsen met veel zand of stof.Plaatsen waar water in het toestel kan komen zoals op een strand of op
plaatsen waar het regent.
De lens en de uitlaten niet aanraken met vuile handen. Ook oppassen
dat er zich geen vloeistoffen, zand en andere er niet toe doende stoffen in de nabijheid van de lens, knopen, enz. bevinden.
Als er zeewaterdruppels op het toestel komen, een droge doek gebruiken om het
toestellichaam voorzichtig af te drogen.
- 4 -
Page 5
Voor Gebruik
Over condens (Als de lens bedampt is)
Condens doet zich voor wanneer de omgevingstemperatuur of vochtigheid wijzigt zoals hieronder beschreven wordt. Op condens letten omdat het vlekken op de lens, schimmel of storing veroorzaakt.
Als er condens in de camera komt, zet u het toestel uit en laat het ongeveer 2 uur met rust. De
aanslag verdwijnt vanzelf als de camera weer op kamertemperatuur komt.
Lees ook de “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik”. (P139)
- 5 -
Page 6

Inhoud

Voor Gebruik
Informatie voor Uw Veiligheid ...................2
Beknopte gebruiksaanwijzingen................8
Standaard accessoires............................10
Namen van de onderdelen......................11
Voorbereiding
Opladen van de Batterij...........................13
Over de batterij (Opladen/Aantal
opnamen)................................................15
Een kaart of batterij in het
toestel doen ............................................17
Over het ingebouwde geheugen/
de kaart ...................................................19
De datum en de tijd instellen
(Klokinstelling).........................................21
• De klokinstelling veranderen.............22
Menu instellen.........................................23
• Menuonderdelen instellen.................24
• Gebruik van het snelle menu ............26
Over het set-up Menu .............................27
Het selecteren van de [OPNAME]
Functie ....................................................33
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie (Intelligente Automatische
Functie) ...................................................35
• Scènedetectie ...................................37
• AF-opsporingsfunctie ........................37
• Over de flits.......................................38
• Instellingen in intelligente
automatische functie.........................38
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen (Normale
beeldfunctie)............................................39
• Het focussen .....................................40
• Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld
dat u wilt makenbevindt) ...................40
• Golfstoring (camerabeweging)..........41
• Richtingfunctie ..................................41
Beelden maken met de zoom .................42
• Gebruik van de Optische Zoom/ Gebruik van de Extra Optische Zoom (EZ)/Gebruik van de Digitale
Zoom.................................................42
Beelden terugspelen
([NORMAAL AFSP.])...............................44
• Meervoudige schermen afbeelden
(Meervoudig terugspelen).................45
• De terugspeelzoom gebruiken ..........46
• Schakelen van de [AFSPELEN]
functie ...............................................46
Beelden wissen .......................................47
• Om een enkele opname uit
te wissen...........................................47
• Om meerdere beelden (tot 50) te
wissen of alle beelden te wissen.......47
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de LCD-monitor ..............................49
Beelden maken met de ingebouwde
flits...........................................................51
• Naar de geschikte flitsinstelling
schakelen..........................................51
Close-up’s maken....................................56
Opnamen maken met de
zelfontspanner.........................................57
Belichtingscompensatie...........................58
Beelden maken met Auto Bracket...........59
Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen
(Scènefunctie) .........................................60
• [PORTRET] .......................................61
• [GAVE HUID] ....................................61
• [TRANSFORMEREN] .......................61
• [ZELFPORTRET] ..............................62
• [LANDSCHAP] ..................................62
• [SPORT]............................................62
• [NACHTPORTRET]...........................63
• [NACHTL. SCHAP] ...........................63
• [VOEDSEL] .......................................63
• [PARTY] ............................................64
• [KAARSLICHT]..................................64
• [BABY1]/[BABY2] ..............................65
• [HUISDIER] .......................................66
• [ZONSONDERG.] .............................66
• [H. GEVOELIGH.] .............................66
• [HI-SPEED BURST] ..........................67
• [FLITS-BURST] .................................68
• [STERRENHEMEL]...........................69
• [VUURWERK] ...................................69
• [STRAND] .........................................70
• [SNEEUW] ........................................70
• [LUCHTFOTO] ..................................70
- 6 -
Page 7
• [SPELDENPRIK]...............................71
• [ZANDSTRAAL] ................................71
• [ONDER WATER] .............................72
Bewegende beelden ...............................73
Nuttige functies op
reisbestemmingen...................................76
• De dag van uw vakantie opslaan
waarop u de foto maakt ....................76
• Opnamedata/Tijden op Overzeese
Reisbestemmingen (Wereldtijd)........79
Het functiemenu [OPNAME]
gebruiken ................................................81
• [FOTO RES.].....................................81
• [KWALITEIT] .....................................82
• [ASPECTRATIO]...............................83
• [SLIMME ISO] ...................................83
• [GEVOELIGHEID].............................84
• [WITBALANS] ...................................85
• [AF MODE]........................................87
• [QUICK AF] .......................................89
• [BURSTFUNCTIE] ............................90
• [I.EXPOSURE] .................................. 91
• [DIG. ZOOM].....................................91
• [KLEURFUNCTIE] ............................92
• [STABILISATIE] ................................93
• [KORTE SLUITERT.] ........................93
• [AUDIO OPNAME] ............................94
• [AF ASS. LAMP] ...............................94
• [KLOKINST.] .....................................94
Het maken en bekijken van
clipboardbeelden (Clipboardfunctie) .......95
• Het maken van clipboardbeelden .....95
• Clipboardbeelden bekijken................97
Gevorderd (Terugspelen)
Beeld in Opeenvolging Afspelen
(Diavoorstelling) ....................................100
Beelden Selecteren en deze Afspelen ([CATEGOR. AFSP.]/
[FAVORIET AFSP.]) ..............................103
• [CATEGOR. AFSP.]........................103
• [FAVORIET AFSP.].........................104
Bewegende beelden terugspelen/
Beelden met geluid ...............................105
• Bewegende beelden .......................105
• Beelden met geluid .........................105
Stilstaande beelden maken van
een filmpje............................................. 106
Het functiemenu [AFSPELEN]
gebruiken ..............................................108
• [KALENDER]...................................108
• [TITEL BEW.] ..................................109
• [TEKST AFDR.]...............................111
• [NW. RS.] De beeldgrootte
(aantal pixels) reduceren ................113
• [BIJSNIJD.]......................................114
• [NIV. BEPALEN]..............................115
• [ASPECT CONV.] ...........................116
• [ROTEREN]/[LCD ROTEREN]........117
• [FAVORIETEN] ...............................118
• [DPOF PRINT] ................................119
• [BEVEILIGEN].................................121
• [AUDIO DUB.] .................................122
• [KOPIE] ...........................................123
Aansluiten op andere apparatuur
Aansluiting op de PC.............................124
Beelden afdrukken ................................127
• Een beeld kiezen en uitprinten........128
• Meerdere beelden kiezen
en uitprinten ....................................129
• Printinstellingen...............................130
Beelden terugspelen op een
TV-scherm.............................................133
• Opnamen terugspelen met de
AV-kabel (bijgeleverd).....................133
• Opnamen terugspelen op een TV met een slot voor een
SD-geheugenkaart..........................134
• Afspelen op de TV met
component aansluiting....................135
Overige
Schermdisplay.......................................136
Voorzorgsmaatregelen
bij het gebruik........................................139
Waarschuwingen op het scherm ...........143
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken onder
bepaalde omstandigheden....................146
Problemen oplossen..............................149
Aantal mogelijke beelden en
beschikbare opnametijd ........................158
Specificaties ..........................................162
- 7 -
Page 8
Voor Gebruik
Voor Gebruik

Beknopte gebruiksaanwijzingen

Dit is een beknopt overzicht van hoe u opnamen opneemt en terugspeelt met het toestel. Bij elke stap controleert u de pagina’s waarnaar verwezen wordt en die tussen haakjes staan.
De batterij opladen. (P13)
1
De batterij wordt niet opgeladen voor
de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Doe de batterij en de kaart in het
2
toestel. (P17)
Als u geen kaart gebruikt, kunt u
opnamen opnemen of terugspelen met het ingebouwde geheugen (P19). P20 raadplegen als u een kaart gebruikt.
plug-in-type
inlaattype
Zet het toestel aan om opnamen te
3
maken.
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [!].
2 Druk de ontspanknop in om opnamen
te maken. (P35)
ONOFF
- 8 -
Page 9
Speel de opnamen terug af.
4
1 Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar naar [(].
2 Kies de opname die u wil bekijken.
(P44)
Voor Gebruik
- 9 -
Page 10
Voor Gebruik

Standaard accessoires

Controleer of alle accessoires aanwezig zijn voordat u het toestel gebruikt. 1 Batterijpakket
(In de tekst wordt deze aangeduid als batterij) De batterij opladen voor gebruik.
2 Batterijoplader
(In de tekst wordt deze aangeduid als oplader)
3 AC-Kabel 4 USB-kabel 5 AV-Kabel 6 CD-ROM
Software: Gebruik om de software te installeren op uw PC.
7 CD-ROM
Gebruiksaanwijzing
8 Draagriem 9 Batterijhouder
De accessoires en de vorm ervan kunnen verschillen, afhankelijk van het land of het gebied waar u de camera hebt gekocht.
Worden de SD-geheugenkaart, de SDHC-geheugenkaart en de MultiMediaCard aangeduid als
kaart in de tekst.
De kaart is optioneel.
U kunt beelden maken of terugspelen met het ingebouwde geheugen als u geen kaart gebruikt.
Raadpleeg uw dealer of het dichtstbijzijnde servicecentrum als u meegeleverde accessoires
verliest. (U kunt de accessoires apart aanschaffen.)
- 10 -
Page 11
Voor Gebruik
1049

Namen van de onderdelen

1Flits (P51) 2 Lens (P5, 140) 3 Zelfontspannerlampje (P57)
AF-lamp (P94)
4 LCD-monitor (P49, 136) 5 Statuslampje (P18, 29, 35) 6 [MENU/SET] knop (P21) 7 [DISPLAY] knop (P49) 8[Q.MENU] (P26)/Wisknop (P47) 9 [OPNAME]/[AFSPELEN]
keuzeschakelaar (P23)
12 3
5786
10 Cursorknoppen
A: 3/Belichtingscompensatie (P58)/
Auto bracket (P59)/Fijne afstelling witbalans (P86)
B: 4/Macrofunctie (P56)
AF-opsporing (P37, 89)
C: 2/Zelfontspannerknop (P57) D: 1/Flitsinstelknop (P51)
In deze handleiding, worden de cursorknoppen beschreven als afgebeeld in de figuur hieronder of beschreven met 3/4/2/1. bijv.: Wanneer u op de 4 (neer) knopdrukt
of Op 4 drukken
- 11 -
Page 12
Voor Gebruik
11 Toestel AAN/UIT (P21) 12 Zoomhendeltje (P42) 13 Speaker (P105) 14 Microfoon (P73, 94, 122) 15 Ontspanknop (P35, 73) 16 Instelknop (P33)
111312
14 15 16
17 Lusje voor draagriem
Zorg ervoor de riem te bevestigen wanneer u het toestel gebruikt om er zeker van te zijn dat u het niet laat vallen.
18 Objectiefcilinder 19 [COMPONENT OUT] aansluiting (P135) 20 [AV OUT/DIGITAL] aansluiting (P124,
127, 133)
21 [DC IN] aansluiting (P124, 127)
Gebruik altijd een originele Panasonic AC-adapter (optioneel).
Dit toestel kan de batterij niet opladen zelfs wanneer de AC-adapter (optioneel) eraan
verbonden is.
22 Statiefbevestiging
Zet het statief goed vast als u het toestel erop bevestigt.
23 Kaart/Batterijklep (P17) 24 Vrijgavehendeltje (P17)
22 23
24
17
18 19 20 21
- 12 -
Page 13

Voorbereiding

Voorber eidin g

Opladen van de Batterij

Gebruik hiervoor de oplader.
De batterij wordt niet opgeladen voor de verzending. Laad dus de batterij eerst op.
Laad de batterij op met de oplader.
Laad de batterij op bij in een temperatuur tussen 10 oC en 35 oC. (Dit moet ook de temperatuur
van de batterij zelf zijn.)
Steek de batterij in de goede
1
richting.
plug-in-type
Steek de stekker van de oplader
2
in het stopcontact.
De AC-kabel gaat niet helemaal in de
AC-aansluiting. Er blijft een stukje over zoals op de afbeelding.
Het laden start als het lampje
[CHARGE] A groen oplicht.
Het laden is gedaan als het lampje
[CHARGE] A uitgaat (na ongeveer 120 min maximum).
inlaattype
Maak de batterij los als deze
3
opgeladen is.
- 13 -
Page 14
Voorbereiding
Als het [CHARGE] lampje knippert
De batterij is te heet of te koud. Het zal langer duren dan normaal om de batterij op te laden. Het kan ook zijn dat de batterij niet helemaal opgeladen wordt.
De polen op de lader of op de batterij zijn vuil. Wrijf ze in dit geval schoon met een droge doek.
Aantekening
Als u hebt opgeladen, trekt u de stekker uit het stopcontact.
De batterij wordt warm na het gebruik/laden of tijdens het laden. Ook de fotocamera wordt
warm tijdens het gebruik. Dit is echter geen storing.
Een volle batterij raakt leeg als u deze lang niet gebruikt.
De batterij kan weer opgalden worden ook wanneer deze nog niet helemaal leeg is, maar het is
niet aan te raden dat de batterij vaak even bijgeladen wordt terwijl de batterij vrijwel helemaal opgeladen is. (De batterij heeft eigenschappen die zijn werkingsduur zullen reduceren en de batterij zullen doen opzwellen.)
Wanneer de bedrijfstijd van de camera extreem kort wordt zelfs als de batterij goed opgeladen
is, zou de levensduur van de batterij aan zijn eind kunnen zijn. Koop een nieuwe batterij.
Laat geen metalen voorwerpen (zoals clips) in de buurt van de contactzones van de
stroomplug. Anders zou er een brand- en/of elektrische shock veroorzaakt kunnen worden door kortsluiting of de eruit voortkomende hitte.
- 14 -
Page 15
Voorbereiding

Over de batterij (Opladen/Aantal opnamen)

Batterijaanduiding
De batterijaanduiding verschijnt op de LCD-monitor. [Deze verschijnt niet wanneer u de camera gebruikt met de AC-adapter (optioneel).]
De aanduiding wordt rood en knippert als de resterende batterijstroom op is. (De statusindicator knippert als de LCD-monitor uit gaat.) Laad de batterij opnieuw op of vervang deze met een volle batterij.
Levensduur van de batterij
Aantal beelden Ongeveer 310 opnamen
opnametijd Ongeveer 150 min.
Opnamevoorwaarden volgens CIPA-standaard
CIPA is een afkorting van [Camera & Imaging Products Association].
Temperatuur: 23 oC/Vochtigheid: 50% wanneer de LCD-monitor aan staat.
Met een Panasonic SD-geheugenkaart (32 MB).
De geleverde batterij gebruiken.
Opnemen begint 30 seconden nadat de fotocamera aangezet is. (Als de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [AUTO].)
Om de 30 seconden opnemen, met volle flits om het tweede beeld.
Het zoomhendeltje van Tele naar Breed of andersom zetten bij elke opname.
Het toestel om de 10 opnamen uitzetten. Het toestel niet gebruiken totdat de batterijen
afgekoeld zijn.
¢ Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power
LCD-functie. (P28)
Het aantal opnamen verschilt afhankelijk van de pauzetijd tussen de opnamen. Als de pauzetijd tussen de opnamen langer wordt, neemt het aantal opnamen af. [bijv. Als u om de 2 minuten opnamen maakt, neemt het aantal mogelijke opnamen af tot ongeveer 77.]
Volgens CIPA-standaard in normale
beeldfunctie
¢
- 15 -
Page 16
Voorbereiding
Ter ugsp eelt ijd Ongeveer 400 min.
Het aantal opnamen en de terugspeeltijd zal variëren afhankelijk van de
werkingsomstandigheden en opslagcondities van de batterij.
Opladen
Oplaadtijd Ongeveer 120 min maximum
Oplaadtijd en aantal mogelijke beelden met het optionele batterijpakket zijn dezelfde als hierboven. De opnametijd zal enigszins variëren afhankelijk van de status van de batterij en de omstandigheden in de oplaadomgeving. Wanneer het opladen met succes voltooid is, gaat de [CHARGE] indicator uit.
Aantekening
De batterij kan uitzetten en minder lang werken naarmate u deze vaker oplaadt. Voor een lang meegaande batterij raden wij aan deze niet te vaak op te laden als de batterij nog niet helemaal leeg is.
De prestatie van de batterij kan tijdelijk verminderen en de bedrijfstijd kan korter worden bij
lagere temperaturen (b.v. skiën/snowboarden).
- 16 -
Page 17
Voorbereiding

Een kaart of batterij in het toestel doen

Controleer of het toestel uit staat.
We raden een kaart van Panasonic aan.
Zet de vrijgavehendeltje in de richting
1
van de pijl en open de batterij/kaartklep.
Altijd echte Panasonic batterijen gebruiken.
Als u andere batterijen gebruikt, garanderen wij
de kwaliteit van dit product niet.
Batterij: Zet deze er helemaal in en let op
2
de richting waarin u deze erin doet. Trek de hendel A in de richting van de pijl om de batterij te verwijderen.
Kaart: Druk deze helemaal door totdat deze klikt en let op de richting waarin u deze erin doet. Om de kaart te verwijderen, de kaart helemaal doorduwen totdat deze klikt, trek deze er vervolgens rechtop uit.
B: De verbindingsuiteinden van de kaart niet
aanraken.
De kaart kan beschadigd worden als deze niet goed in het toestel zit.
1:Sluit de kaart/batterijklep.
3
2:Zet de vrijgavehendeltje in de richting
van de pijl.
Als u de kaart/batterijklep niet helemaal kunt
sluiten, haalt u de kaart eruit en steekt u deze er weer in.
- 17 -
Page 18
Voorbereiding
Aantekening
Haal de batterij uit het toestel na gebruik. De batterij opslaan in de batterijhouder (bijgeleverd).
De batterij niet verwijderen totdat de LCD-monitor en het statuslampje (groen) uit zijn gegaan
omdat anders de instellingen verkeerd opgeslagen kunnen worden.
De geleverde batterij is alleen bedoeld voor dit toestel. Gebruik de batterij niet voor andere
apparatuur.
Voordat u de kaart of de batterij verwijdert, het toestel uitzetten en wachten totdat de
statusindicator helemaal uitgegaan is. (Anders zou dit apparaat niet meer normaal kunnen werken en zou de kaart zelf beschadigd kunnen raken of zouden de opgenomen beelden verloren kunnen gaan.)
- 18 -
Page 19
Voorbereiding

Over het ingebouwde geheugen/de kaart

De volgende operaties kunnen uitgevoerd worden m.b.v. dit apparaat.
Wanneer er geen kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen worden in het ingebouwde geheugen en teruggespeeld worden.
Wanneer er wel een kaart inzit: Kunnen beelden opgenomen
worden op de kaart en teruggespeeld worden.
Clipboardbeelden (P95) worden opgeslagen op het ingebouwde
geheugen zelfs als de kaart erin zit.
Als u het ingebouwde geheugen gebruikt
k>ð (toegangsaanduiding¢)
Als u de kaart gebruikt
(toegangaanduiding¢)
¢ De kaartaanduiding wordt rood als er beelden met het ingebouwde geheugen (of de kaart)
worden gemaakt.
Ingebouwd geheugen
Geheugengrootte: Ongeveer 50 MB
Op te nemen bewegende beelden: Alleen QVGA (320k240 pixels)
Het ingebouwde geheugen kan worden gebruikt als tijdelijke opslagruimte als de kaart vol
raakt.
U kunt uw beelden opslaan op een kaart. (P123)
De toegangstijd voor het ingebouwde geheugen kan langer zijn dan de toegangstijd voor een
kaart.
- 19 -
Page 20
Voorbereiding
Kaart
De volgende soorten kaarten kunnen met dit apparaat gebruikt worden. (Deze kaarten worden aangeduid als kaart in de tekst.)
Soort kaart Eigenschappen
SD-geheugenkaart (8 MB tot 2 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT12 of FAT16 formaat in overeenstemming met de SD-standaard)
SDHC-geheugenkaart (4 GB, 8 GB, 16 GB, 32 GB)
(Geformatteerd m.b.v. het FAT32 formaat in overeenstemming met de SD-standaard)
MultiMediaCard Alleen stilstaande beelden.
¢ De SDHC-geheugenkaart is een geheugenkaartstandaard die bepaald is door de
SD-associatie in 2006 voor hoog vermogen-geheugenkaarten die meer dan 2 GB kunnen bevatten.
¢ U kunt een SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die compatibel zijn met
SDHC-geheugenkaarten maar u kunt geen SDHC-geheugenkaart gebruiken in toestellen die alleen compatibel zijn met SD-geheugenkaarten. (Lees altijd de gebruiksaanwijzing voordat u het toestel gebruikt.)
U kunt alleen kaarten gebruiken met SDHC-logo (die overeenstemming aangeeft met
SD-standaard) als u kaarten gebruikt met 4 GB of groter vermogen.
¢
Snelle opname en grote schrijfsnelheid
Schrijfbescherming-schakelaar A
voorzien (Wanneer deze schakelaar op de [LOCK] positie staat, is er geen verdere gegevens schrijven, wissen of formattering mogelijk. Het vermogen gegevens te schrijven, te wissen en te formatteren wordt hersteld wanneer de schakelaar teruggezet wordt naar zijn originele positie.)
A
2
Gelieve deze informatie op de volgende website bevestigen.
http://panasonic.co.jp/pavc/global/cs
(Deze site is alleen in het Engels.)
Aantekening
Zet dit apparaat niet uit, verwijder de batterij of kaart ervan niet en koppel de AC-adapter (optioneel) niet los wanneer de toegangsaanduiding brandt [wanneer beelden gelezen of gewist worden of het ingebouwde geheugen of de kaart geformatteerd wordt (P32)]. Verder het toestel niet blootstellen aan vibraties of stoten. De kaart of de gegevens op de kaart zouden beschadigd kunnen raken en dit apparaat zou niet langer normaal kunnen werken.
De gegevens op het ingebouwde geheugen of de kaart kunnen beschadigd raken of verloren
gaan door elektromagnetische golven of statische elektriciteit of omdat het toestel of de kaart stuk is. We raden aan belangrijke gegevens op een PC enz. op te slaan.
Formatteer de kaart niet op de PC of andere apparatuur. Formatteer de kaart alleen op het
toestel zelf zodat er niets kan mislopen. (P32)
Houd de geheugenkaarten buiten het bereik van kinderen om te voorkomen dat ze de kaart
inslikken.
- 20 -
Page 21
Voorbereiding

De datum en de tijd instellen (Klokinstelling)

De klok is niet ingesteld wanneer het toestel vervoerd wordt.
Zet het toestel aan.
1
A [MENU/SET] knop B Cursorknoppen
Op [MENU/SET] drukken.
2
Druk op 3/4 om de taal te selecteren en druk op [MENU/SET].
3
Het [AUB KLOK INSTELLEN] bericht verschijnt. (Dit bericht verschijnt niet in
[AFSPELEN] functie.)
Op [MENU/SET] drukken.
4
ONOFF
MENU
/SET
Op 2/1 drukken om de items (jaar, maand,
5
dag, uur, minuut, displayvolgorde afbeelden of formaat tijddisplay) te selecteren en dan op 3/4 drukken om in te stellen.
A: De tijd in uw woongebied B: De tijd in uw reisbestemmingsgebied (P79)
:Annuleren zonder de klok in te stellen.
Selecteer ofwel [24UURS] of [AM/PM] voor het formaat van de tijddisplay.
AM/PM wordt afgebeeld wanneer [AM/PM] geselecteerd is.
Op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
6
Na het voltooien van de klokinstellingen, het toestel uitzetten. Zet het toestel vervolgens
weer aan, schakel naar opnamefunctie, en controleer dat de display de instellingen weergeeft die uitgevoerd zijn.
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt is om de instellingen te voltooien zonder dat de klok
ingesteld moet worden, de klok correct instellen door de De klokinstelling veranderen procedure hieronder te volgen.
: :
- 21 -
Page 22
Voorbereiding

De klokinstelling veranderen

Selecteer [KLOKINST.] in het [OPNAME] of [SET-UP] menu, en druk op 1. (P24)
Deze kan veranderd worden in stappen 5 en 6 om de klok in te stellen.
De klokinstelling wordt behouden gedurende 3 maanden m.b.v. de ingebouwde
klokbatterij zelfs zonder de batterij. (De opgeladen batterij in het apparaat laten gedurende 24 uur om de ingebouwde batterij op te laden.)
Aantekening
De klok wordt afgebeeld wanneer [DISPLAY] verschillende keren ingedrukt wordt tijdens opname.
U kunt het jaar instellen van 2000 tot 2099.
Als de klok niet is ingesteld, wordt niet de juiste datum afgedrukt als u de datumafdruk op de
beelden instelt met [TEKST AFDR.] (P111) of de beelden laat afdrukken door een fotograaf.
Als de klok wel is ingesteld, kan de juiste datum worden afgedrukt, zelfs als de datum niet op
het scherm van de camera wordt weergegeven.
- 22 -
Page 23
Voorbereiding

Menu instellen

Het toestel wordt geleverd met menu’s die u de mogelijkheid bieden instellingen te maken voor het maken van beelden en deze terug te spelen precies zoals u wilt en menu’s die u de mogelijkheid bieden meer plezier te hebben met het toestel en deze met groter gemak te gebruiken. In het bijzonder, bevat het [SET-UP] menu belangrijke instellingen met betrekking tot de klok en de stroom van het toestel. Controleer de instellingen van dit menu voordat u overgaat tot het gebruik van het toestel.
[MODE] afspelen functiemenu
(P44, 100 op 104)
Dit menu laat u de
instelling selecteren van de afspeelmethodes zoals afspelen of diavoorstelling van alleen de beelden die ingesteld zijn als [FAVORIETEN].
( [AFSPELEN] functiemenu (P108 op 123) ! [OPNAME] functiemenu (P81 tot 94)
Dit menu laat u
draaiingen, beschermingen, bewerkingen of DPOF-instellingen,
enz. van de
opgenomen beelden maken.
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Dit menu lat u de
kleuring, gevoeligheid, aspectratio, aantal pixels en andere aspecten instellen van de beelden die u aan het opnemen bent.
[SET-UP] menu (P27 tot 32)
Dit menu laat u de klokinstellingen uitvoeren, de werkingspieptoon
selecteren en anderen instellingen instellen die het gemakkelijker voor u maken om het toestel te hanteren.
Het [SET-UP] menu kan ingesteld worden vanaf de
[OPNAMEFUNCTIE] of [AFSPEELFUNCTIE] stand.
Functies die niet ingesteld kunnen worden of niet zullen werken onder bepaalde
omstandigheden
Afhankelijk van de specificaties van het toestel, zou het niet mogelijk kunnen zijn bepaalde functies in te stellen of zouden sommige functies niet kunnen werken onder bepaalde omstandigheden waarin het toestel gebruikt wordt. Voor details, verwijzen naar P146.
- 23 -
Page 24
Voorbereiding

Menuonderdelen instellen

Deze sectie beschrijft hoe de instellingen van de normale beeldfunctie te selecteren en dezelfde instelling vervolgens gebruikt kan worden voor het [AFSPELEN] menu en het [SET-UP] menu. Voorbeeld: Instelling [AF MODE] vanaf [
Ø] naar [š] in de normale beeldfunctie
Zet het toestel aan.
1
A [MENU/SET] knop B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar C Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
2
keuzeschakelaar naar [!].
Wanneer u de [AFSPELEN] functiemenu-instellingen
selecteert, de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(] zetten en verdergaan naar stap 4.
Stel de functieknop in op [·].
3
Druk op [MENU/SET] om het menu af te
4
beelden.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in
een menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
ONOFF
MENU
/SET
- 24 -
Page 25
Voorbereiding
Overschakelen naar het [SET-UP] menu
Op 2 drukken.
1
Druk op 4 om het [SET-UP]
2
menupictogram [ ] te kiezen.
Op 1 drukken.
3
Kies een menuonderdeel en stel het in.
Op 3/4 drukken om [AF MODE] te kiezen.
5
Selecteer het item helemaal onderaan en druk op 4
om naar het tweede scherm te gaan.
Op 1 drukken.
6
Afhankelijk van het item, zou de instelling ervan niet
kunnen verschijnen of zou het op een andere wijze afgebeeld kunnen worden.
Op 3/4 drukken om [š] te kiezen.
7
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
8
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
9
- 25 -
MENU
/SET
Page 26
Voorbereiding

Gebruik van het snelle menu

M.b.v. het snelle menu, kunnen sommige menu-instellingen gemakkelijk gevonden worden.
Sommige menu-items kunnen niet ingesteld worden door de functies.
Wanneer [DISPLAY] ingedrukt wordt terwijl [STABILISATIE] (P93) geselecteerd is, kan
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] afgebeeld worden.
Druk op [Q.MENU] en houd dit ingedrukt
1
tijdens het opnemen.
Q.MENU
Druk op 3/4/2/1 om het menuonderdeel te
2
kiezen en de instelling en druk dan op [MENU/SET] om het menu te sluiten.
A De in te stellen items en de instellingen worden
afgebeeld.
A
- 26 -
Page 27
Voorbereiding
Voer deze instellingen uit indien nodig.

Over het set-up Menu

[KLOKINST.], [BESPARING] en [AUTO REVIEW] zijn belangrijke items. Controleer de instellingen ervan voordat u ze gebruikt.
In de Intelligente automatische functie, kunnen alleen [KLOKINST.], [WERELDTIJD], [REISDATUM], [TOON] en [TAAL] ingesteld worden.
Voor details over hoe de [SET-UP] menu-instellingen geselecteerd moeten worden,
P24 raadplegen.
U [KLOKINST.]
Raadpleeg P21 voor details.
De datum en de tijd instellen.
De tijd in uw woongebied en reisbestemming instellen.
[BESTEMMING]:
[WERELDTIJD]
U reisbestemming
[HOME]:
Uw woongebied
Raadpleeg P79 voor details. De vertrekdatum en terugkeerdatum van uw reis instellen.
[REISDATUM]
[REIS-SETUP] [OFF]/[SET]
[LOCATIE] [OFF]/[SET]
Raadpleeg P76 voor details. Hiermee stelt u de pieptoon en sluitertoon in.
[SHUTTER VOL.]: [ ] (Geluid uit) [] (Laag) [] (Hoge)
[SHUTTER TOON]:
1 2 3
[]/[]/[]
r [TOON]
u [VOLUME]
r [TOONNIVEAU]:
[s] (Geluid uit) [t] (Laag) [u] (Hoge)
[PIEPTOON]:
1 2 3
[]/[]/[]
Stel het volume af van de luidspreker op één van de 7 niveaus.
Als u de camera aansluit op een TV wijzigt dit het volume van de TV-speakers niet.
[LCD SCHERM]
De helderheid van de LCD-monitor in 7 stappen aanpassen.
- 27 -
Page 28
Voorbereiding
Deze menu-instellingen maken het gemakkelijker om de LCD-monitor te zien wanneer u op heldere plekken bent.
[OFF]
[LCD MODE]
LCD
[AUTO POWER LCD]:
De helderheid wordt automatisch aangepast afhankelijk van hoe helder het om het toestel heen is.
[SPANNING LCD]:
De LCD-monitor wordt helderder en gemakkelijker zichtbaar tijdens het opnemen ook buiten.
De helderheid van de beelden die afgebeeld worden op de LCD-monitor neemt toe zodat
sommige onderwerpen anders eruit zouden kunnen zien dan in werkelijkheid op de LCD-monitor. Dit beïnvloedt echter niet de opgenomen beelden.
De LCD-monitor wordt weer normaal helder na 30 seconden als u opneemt met de
LCD-versterkingsfunctie. Druk op een willekeurige knop om de LCD-monitor weer helder te maken.
Als het scherm moeilijk te zien is vanwege zonlicht enz. dat erop schijnt, uw hand of een ander
voorwerp gebruiken om het licht te blokkeren.
Het aantal opneembare beeelden neemt af in Auto Power LCD-functie en Power LCD-functie.
Stel het patroon in van de richtlijnen die afgebeeld worden wanneer u beelden maakt. U kunt ook instellen of u de
[RICHTLIJNEN]
beeldinformatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden. (P49)
[OPNAME INFO.]: [OFF]/[ON]
[PATROON]: []/[]
De [PATROON] instelling is vastgesteld op [ ] in de intelligente automatische functie en het
clipboardfunctie.
- 28 -
Page 29
Voorbereiding
Dit biedt u de mogelijkheid om het histogram wel of niet af te
[HISTOGRAM]
beelden. (P50)
[OFF]/[ON]
U kunt de levensduur van de batterij conserveren door deze menu’s in te stellen. Deze zal bovendien de LCD-monitor automatisch uitschakelen wanneer deze niet in gebruik is om het ontladen van de batterij te voorkomen.
p [BATT. BESP.]:
q [BESPARING]
Het toestel wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende een op de instelling geselecteerde tijdsperiode.
[OFF]/[2MIN.]/[5MIN.]/[10MIN.]
[AUTO LCD UIT]:
De LCD-monitor wordt automatisch uitgeschakeld als het toestel niet gebruikt wordt gedurende de op de instelling geselecteerd tijd.
[OFF]/[15SEC.]/[30SEC.]
De ontspanknop tot de helft indrukken of het toestel uit- en aanzetten om de [BATT. BESP.] te
annuleren.
[BATT. BESP.] is ingesteld op [5MIN.] in de intelligente automatische functie en het
clipboardfunctie.
[BATT. BESP.] is vastgesteld op [2MIN.] wanneer [AUTO LCD UIT] ingesteld is op [15SEC.] of
[30SEC.].
De statusindicator licht op als de LCD-monitor uit wordt gezet. Druk op een willekeurige knop
om de LCD-monitor weer aan te zetten.
[AUTO LCD UIT] werkt niet terwijl u het menu of de terugspeelzoom hanteert.
- 29 -
Page 30
Voorbereiding
Stel in hoeveel tijd na de opname het beeld op het scherm verschijnt.
[OFF] [1SEC.]
o [AUTO REVIEW]
[2SEC.] [HOLD]: De beelden worden afgebeeld totdat erop een
willekeurige knop gedrukt wordt.
[ZOOM]: De opname verschijnt 1 seconde, wordt dan
uitvergroot tot 4k en verschijnt nogmaals 1 seconde.
De automatische overzichtsfunctie wordt geactiveerd ongeacht de instelling ervan wanneer u
auto bracket (P59), [HI-SPEED BURST] (P67) en [FLITS-BURST] (P68) in scènefunctie, burst-functie (P90) gebruikt en wanneer u stilstaande beelden opneemt met geluid (P94). (De beelden kunnen niet vergroot worden.)
In intelligente automatische functie, is de automatische overzichtsfunctie vastgesteld op
[2SEC.].
v [NR. RESET]
Het mapnummer wordt bijgewerkt en het bestandnummer vertrekt vanaf 0001. (P126)
U kunt een mapnummer tussen 100 en 999 toewijzen.
Wanneer u het mapnummer 999 bereikt, kunt u niet verder instellen. Wij raden aan de kaart
(P32) te formatteren nadat u de gegevens op een PC of ergens anders opgeslagen hebt.
Om het mapnummer opnieuw op 100 te zetten, het ingebouwde geheugen of de kaart eerst
formatteren en vervolgens deze functie gebruiken om het bestandsnummer opnieuw in te stellen. Er verschijnt een resetscherm voor het mapnummer. [JA] kiezen om het mapnummer opnieuw in te stellen.
w [RESETTEN]
Wanneer de [RESETTEN] instelling geselecteerd is tijdens opname, wordt tegelijk ook de
operatie die de lens terugzet uitgevoerd. U zult het geluid hoeren van de lens die beweegt maar dit is normaal en duidt niet op slechte werking.
Wanneer [SET-UP] menu-instellingen opnieuw ingesteld worden, worden de volgende
instellingen ook opnieuw ingesteld. Verder wordt [LCD ROTEREN] (P117) ingesteld op [ON], en wordt [FAVORIETEN] (P118) ingesteld op [OFF] in het [AFSPELEN] functiemenu.
De verjaardag- en naam instellingen voor [BABY1]/[BABY2] (P65) en [HUISDIER] (P66) in
scènefunctie.
De instellingen van [REISDATUM] (P76) (vertrekdatum, terugkomstdatum, locatie)De instelling voor [WERELDTIJD] (P79).
Het mapnummer en de klokinstelling worden niet gewijzigd.
Reset het bestandnummer van de volgende opname op 0001.
De [OPNAME] of [SET-UP] menu-instellingen worden weer teruggezet naar de begininstellingen.
- 30 -
Page 31
Voorbereiding
Het USB-communicatiesysteem kiezen voordat of nadat u het toestel op uw PC of printer aansluit met de USB-kabel (bijgeleverd).
y [SELECT. VERBINDING]:
x [USB MODE]
[PC] of [PictBridge(PTP)] kiezen als u het toestel op een PC of een printer hebt aangesloten die PictBridge verwerkt.
{ [PictBridge(PTP)]:
Instellen na of voor het aansluiten op een printer die PictBridge verwerkt.
z [PC]:
Instellen na of voor het aansluiten op een PC.
Wanneer u [PC] kiest, wordt het toestel aangesloten via het “USB Mass Storage”
communicatiesysteem.
Wanneer u [PictBridge(PTP)] kiest, wordt het toestel aangesloten op het “PTP (Picture Transfer
Protocol)” communicatiesysteem.
Het kleurentelevisiesysteem instellen voor elk land. (Alleen Terugspeelfunctie)
| [VIDEO UIT]
[NTSC]: Video-output wordt op NTSC systeem ingesteld. [PAL]: Video-output wordt op PAL systeem ingesteld.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is.
De verschillende TV-typen instellen. (Alleen Terugspeelfunctie)
[TV-ASPECT]
[W]: Aansluiten op een TV met een 16:9 scherm. [X]: Aansluiten op een TV met een 4:3 scherm.
Dit zal werken wanneer de AV-kabel aangesloten is. Het scherm instellen dat zal verschijnen wanneer er een
scènefunctie geselecteerd is.
} [SCÈNEMENU]
[OFF]: Het opnamevenster voor de op dit ogenblik
geselecteerde scènefunctie verschijnt.
[AUTO]: De menupagina [SCÈNE MODE] verschijnt.
- 31 -
Page 32
Voorbereiding
Het ingebouwde geheugen of de kaart wordt geformatteerd. Het
[FORMATEREN]
formatteren wist alle gegevens onherroepelijk, dus controleer de gegevens zorgvuldig voordat u formatteert.
Gebruikt een batterij met voldoende batterijstroom of de AC-adapter (optioneel) wanneer u
formatteert. Schakel het toestel niet uit tijdens het formatteren.
Als er een kaar inzit, wordt alleen de kaart geformatteerd. Om het ingebouwde geheugen te
formatteren, de kaart verwijderen.
Als de kaart is geformatteerd op een PC of andere apparatuur, formatteert u dan de kaart
opnieuw op het toestel.
Het kan langer duren om het ingebouwde geheugen te formatteren dan de kaart.
Als u niet kunt formatteren, contact opnemen met de dealer of uw dichtstbijzijnde
Servicecentrum.
~ [TAAL]
De taal op het scherm instellen.
Als u per ongeluk een andere taal instelt, kiest u [~] in het pictogrammenmenu om de
gewenste taal in te stellen.
Selecteer dit om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] of de mogelijkheden van het toestel af te beelden.
[DEMOFUNCTIE]
DEMO
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] [AUTO DEMO]: De mogelijkheden van het toestel worden
afgebeeld als een diavoorstelling.
A Demonstratie camerabewegingsdetectie B Demonstratie bewegingsdetectie
In terugspeelfunctie, kan [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] niet
afgebeeld worden.
Druk op [DISPLAY] om [JITTER, DEMO BEW. ONDW.] te
sluiten. Druk op [MENU/SET] om [AUTO DEMO] te sluiten.
[JITTER, DEMO BEW. ONDW.] is een benadering.
[AUTO DEMO] heeft geen mogelijkheid tot TV-output.
A B
- 32 -
Page 33
Voorbereiding
Functieschakeling

Het selecteren van de [OPNAME] Functie

Wanneer de [OPNAME] functie geselecteerd is, kan het toestel ingesteld worden op de Intelligente automatische functie waarin de optimale instellingen vastgesteld worden in overeenkomst met het onderwerp dat opgenomen moet worden en met de opnameomstandigheden of op de scènefunctie die u in staat stelt beelden te maken die overeenkomen met de scène die opgenomen wordt.
Zet het toestel aan.
1
A [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar B Instelknop
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
2
keuzeschakelaar naar [!]. Schakelen tussen functies door aan de
3
instelknop te draaien.
Zet het deel C op de gewenste functie.
Draai langzaam en krachtig aan de instelknop om elke functie af te stellen. (Het gedeelte waar geen functie zit zal niet draaien.)
SCN
NORMALE FOTO
ONOFF
- 33 -
Page 34
Voorbereiding
Lijst van [OPNAME] functies
¦
Intelligente automatische functie (P35)
De onderwerpen worden opgenomen met behulp van instellingen die automatisch gebruikt worden door het toestel.
!
Normale opnamefunctie (P39)
De onderwerpen worden opgenomen m.b.v. uw eigen instellingen.
Û Scènefunctie (P60)
Hiermee maakt u beelden die passen bij de scène die u opneemt.
$
Bewegende beeldfunctie (P73)
Deze functie biedt u de mogelijkheid bewegende beelden met geluid op te nemen.
ì
Klembordfunctie (P95)
Opnemen als een memo.
- 34 -
Page 35

Basiskennis

[OPNAME] functie: ñ
Basiskennis
Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligente Automatische Functie)
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnamecondities. Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
Scènedetectie/[STABILISATIE]/[SLIMME ISO]/Gezichtsdetectie/[QUICK AF]/[I.
EXPOSURE]/Digitale Rode-ogencorrectie/Achterlichtcompensatie
De statusindicator 3 gaat branden wanneer u dit
apparaat aanzet 2. (Deze gaat na ongeveer 1 seconde uit.) (1: Ontspanknop)
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
1
Stel de functieknop in op [ñ].
2
Het toestel voorzichtig vasthouden met
3
beide handen, armen stil houden en uw benen een beetje spreiden.
A Flits B AF assistentielamp
ONOFF
- 35 -
Page 36
Basiskennis
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen.
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer
er op het onderwerp scherpgesteld is.
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van
het onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In andere gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op het onderwerp waarop scherp gesteld is.
Het focusbereik is 5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
De ontspanknop helemaal indrukken (deze
5
verder indrukken) en maak het beeld.
De toegangsaanduiding (P19) gaat branden wanneer er beelden op het ingebouwde geheugen (of de kaart) opgenomen worden.
Wanneer u beelden maakt met de flits (P51)Wanneer u beelden maakt m.b.v. de zoom (P42)
Aantekening
Houd de camera stil als u de ontspanknop indrukt.
De flits of de AF-lamp niet bedekken met uw vingers of andere voorwerpen.
De voorkant van de lens niet aanraken.
- 36 -
Page 37
Basiskennis

Scènedetectie

Wanneer het toestel de optimale scène identificeert, wordt de icoon van de scène in kwestie in het blauw gedurende 2 seconden afgebeeld, waarna die terugkeert naar zijn gewoonlijke rode kleur.
>
¦
[i-PORTRET] [i-LANDSCHAP] [i-MACRO]
Alleen wanneer [] geselecteerd is
[i-NACHTPORTRET] [i-NACHTL. SCHAP]
[¦] is ingesteld als geen van de scènes van toepassing zijn en de standaardinstellingen ingesteld zijn.
Als er een statief gebruikt wordt, bijvoorbeeld, en het toestel heeft geoordeeld dat
toestelschudding minimaal is wanneer de scènefunctie geïdentificeerd is als [ ], zal de sluitertijd ingesteld worden op een maximum van 8 seconden. Zorg ervoor het toestel niet te bewegen terwijl u beelden maakt.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp gekozen worden wanneer
ingesteld is op op AF-opsporing (P89).
Alleen wanneer [Œ] geselecteerd is
Gezichtherkenning
Wanneer [ ] of [ ] geselecteerd is, spoort het toestel automatisch het gezicht van een persoon op en zullen de focus en de belichting erop aangepast worden (P88).
Aantekening
Wegens omstandigheden zoals de hieronder genoemde, kan er een andere scène geïdentificeerd worden voor hetzelfde onderwerp.
Onderwerpomstandigheden: Wanneer het gezicht helder of donker is, De grootte van het
onderwerp, De afstand naar het onderwerp, Het contrast van het onderwerp, Wanneer het onderwerp beweegt, Wanneer de zoom gebruikt wordt
Opnameomstandigheden: Zonsondergang, Zonsopgang, Onder omstandigheden van
geringe helderheid, Wanneer het toestel geschud (bewogen) wordt
Om beelden te maken in een bedoelde scène, wordt het aangeraden dat u beelden maakt in de
juiste opnamefunctie.
Compensatie van de achtergrondverlichting
Achtergrondverlichting treedt op wanneer er licht achter het object is. In dit geval, zal het onderwerp donker worden, zodat deze functie het achterlicht compenseert door het geheel van het beeld automatisch helderder te maken.

AF-opsporingsfunctie

Het is mogelijk de focus in te stellen op het gespecificeerde onderwerp. De focus zal het onderwerp automatisch blijven volgens ook als deze beweegt. Raadpleeg P89 voor details.
Stel de [TRACKING AF] in het [OPNAME] functiemenu in op [ON]. ([ ] wordt afgebeeld op het scherm.)
Breng het onderwerp naar de AF-opsporingframe en druk op 4 om het onderwerp te vergrendelen
AF-opsporingframe zal geel worden.
Er zal een optimumscène voor het gespecificeerde onderwerp
gekozen worden.
Druk weer op 4 om vrij te geven.
- 37 -
Page 38
Basiskennis

Over de flits

Wanneer [‡] geselecteerd is, is [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
Wanneer [ ] of [ ] ingesteld is, wordt digitale rode-ogencorrectie (P53) in werking
gesteld en wordt de flits twee keer geactiveerd.

Instellingen in intelligente automatische functie

Alleen de volgende functies kunnen ingesteld worden in deze functie.
[OPNAME] functiemenu
[FOTO RES.]
(P92)/[TRACKING AF]
¢ De instellingen die geselecteerd kunnen worden verschillen van wanneer andere [OPNAME]
functies gebruikt worden.
[SET-UP] menu
[KLOKINST.]/[WERELDTIJD]/[REISDATUM]/[TOON]/[TAAL]
De instellingen van de volgende items zijn vastgesteld.
[RICHTLIJNEN] (P28) ([OPNAME INFO.]: [OFF]) [BESPARING]
([BATT. BESP.]) (P29) [AUTO REVIEW] (P30) [2SEC.] Focusbereik Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie.
Zelfontspanner (P57) 10 seconden [KWALITEIT] (P82) A (Instellen op [] wanneer beeldgrootte [ ] (0,3M )
[SLIMME ISO] (P83) [WITBALANS] (P85) [AWB] [AF MODE] (P87) š (Instellen op [ ] wanneer een gezicht niet opgespoord
[QUICK AF] (P89) [ON] [I. EXPOSURE] (P91) [ON] [STABILISATIE] (P93) [AUTO] [AF ASS. LAMP] (P94) [ON]
De volgende functies kunt u niet gebruiken.
[BELICHTING]/[AUTO BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/[DIG. ZOOM]/[AUDIO
OPNAME]/[KORTE SLUITERT.]/[HISTOGRAM]
De andere items op het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in een functie zoals de
normale beeldfunctie. Wat ingesteld wordt, zal invloed hebben op de intelligent auto mode.
¢
(P81)/[ASPECTRATIO] (P83)/[BURSTFUNCTIE] (P90)/[KLEURFUNCTIE]¢
Onderdeel Instellingen
[5MIN.]
[5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶] (P56)
De maximale close-upafstand (de kortste afstand waarop het
onderwerp genomen kan worden) verschilt afhankelijk van de zoomvergroting.
is)
ISOMAX
800
kan worden)
- 38 -
Page 39
Basiskennis
[OPNAME] functie: ·
Het maken van beelden met uw favoriete instellingen
(Normale beeldfunctie)
Er kunnen nog veel meer menu-items ingesteld worden en u kunt beelden maken met grotere vrijheid dan wanneer u beelden maakt in de intelligente automatische functie
(P35).
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
1
keuzeschakelaar naar [!].
A Instelknop B [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
Stel de functieknop in op [·].
2
Om de instelling te veranderen wanneer u beelden
maakt, naar Het functiemenu [OPNAME] gebruiken
(P81) verwijzen.
Richt de AF-zone op het punt waarop u
3
wenst scherp te stellen.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen.
De focusaanduiding (groen) gaat branden wanneer er
op het onderwerp scherpgesteld is.
Het focusbereik is 50 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶.
Als er beelden gemaakt moeten worden op een nog
dichter bereik, Close-up’s maken (P56) raadplegen.
Druk de half ingedrukte ontspanknop
5
helemaal in om het beeld te maken.
De kaartaanduiding wordt (P19) rood als er opnamen
met het ingebouwde geheugen (of de kaart) worden gemaakt.
Om de belichting af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te
donker eruit ziet (P58)
Om de kleuren af te stellen en beelden te maken op tijden waar het beeld te rood
eruit ziet (P85)
- 39 -
Page 40
Basiskennis
1/125
F2.8
ISO
100
1/125
F2.8
ISO
100

Het focussen

Richt de AF-zone op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop tot de helft in.
Focus
Aanduiding voor
Wanneer er scherpgesteld is op het object
Aan Knippert
Wanneer er niet scherpgesteld is op het object
de scherpstelling AF-zone Wit>Groen Wit>Rood Geluid Biept 2 keer Biept 4 keer
A Aanduiding voor de scherpstelling B AF-zone (normaal) C AF zone (wanneer u de digitale zoom gebruikt of wanneer het donker is) D Focusbereik E Lensopening F Sluitertijd G ISO-gevoeligheid
¢ Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal dit aangegeven worden in het
¢
¢
rood. (Dit zal echter niet aangegeven worden in het rood wanneer de flits gebruikt wordt.)
Wanneer er niet op het onderwerp scherpgesteld is (zoals wanneer deze
zich niet in het midden van de samenstelling van het beeld dat u wilt
makenbevindt)
1 De AF-zone op het onderwerp richten en vervolgens de ontspanknop tot de helft
indrukken om de focus em belichting vast te zetten.
2 De ontspanknop half ingedrukt houden als u het toestel beweegt om het beeld
samen te stellen.
U kunt herhaaldelijk de acties in stap 1 opnieuw proberen voordat u de ontspanknop volledig indrukt.
Wij raden aan de gezichtsherkenningsfunctie te gebruiken wanneer u opnamen van mensen maakt. (P87)
F2.8
1/125
1/125F2.8
ISO
ISO
100
100
F2.8
1/125
1/125F2.8
ISO
ISO
100
100
Onderwerp en opnameomstandigheid
waarop het moeilijk is scherp te stellen
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder contrast
Wanneer de display van het opneembare bereik in het rood verschenen is.
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
- 40 -
Page 41
Basiskennis

Golfstoring (camerabeweging)

Wanneer de beeldbibber alert [ ] verschijnt, [STABILISATIE] (P93), een statief of de zelfontspanner (P57) gebruiken.
De sluitertijd zal vooral in de volgende gevallen langzamer zijn. Houdt het toestel stil vanaf het moment dat u de ontspanknop indrukt totdat het beeld op het scherm verschijnt. We raden in dit geval het gebruik van een statief aan.
Langzame synchr/Reductie rode-ogeneffectIn [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [PARTY], [KAARSLICHT], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK] in de scènefunctie (P60)
Als de sluitertijd langzamer wordt in [KORTE SLUITERT.]

Richtingfunctie

Beelden die opgenomen zijn met een verticaal gehouden toestel worden verticaal (gedraaid) teruggespeeld. (Alleen wanneer [LCD ROTEREN] (P117) ingesteld is op [ON])
Het beeld wordt misschien niet verticaal afgebeeld als u het gemaakt hebt met een naar boven of naar beneden gericht toestel.
Bewegende beelden die met een verticaal gehouden toestel gemaakt zijn worden niet verticaal
afgebeeld.
- 41 -
Page 42
Basiskennis
[OPNAME] functie: ñ·¿n¨

Beelden maken met de zoom

Gebruik van de Optische Zoom/Gebruik van de Extra Optische Zoom
(EZ)/Gebruik van de Digitale Zoom
U kunt inzoomen om personen en voorwerpen dichter bij te doen lijken of uitzoomen om landschappen in brede hoek op te nemen. Om voorwerpen nog dichter [maximum van 8,9k] bij te doen lijken, de beeldgrootte niet instellen op de hoogste instelling voor elke aspectratio (X/Y/W). Nog hogere niveaus van uitvergroting zijn mogelijk wanneer [DIG. ZOOM] ingesteld is op [ON] in [OPNAME] menu.
Gebruik (Tele) om het object dichterbij te laten lijken
Het zoomhendeltje op Tele zetten.
Gebruik (Breed) om objecten verder weg te doen lijken
Het zoomhendeltje op Breed zetten.
Zoomtypes
Eigenschap Optische zoom
Maximum vergroting
Beeldkwaliteit
5k 8,9k
Geen verslechtering Geen verslechtering
Condities Geen
Extra optische zoom
(EZ)
¢1
[FOTO RES.] met
(P81) is geselecteerd.
Digitale zoom
20k [inclusief optische zoom 5k] 35,6k [inclusief extra optische zoom 8,9k]
Hoe hoger het vergrotingsniveau, hoe groter de verslechtering.
[DIG. ZOOM] (P91) op het [OPNAME] menu is ingesteld op [ON].
Schermdisplay
W
T
W
T
A [ ] is afgebeeld.
W
W
B Het digitale zoombereik
wordt afgebeeld. De AF-zone wordt breder wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt in het
T
T
digitale zoombereik¢2.
- 42 -
Page 43
Basiskennis
Wanneer u de zoomfunctie gebruikt, zal er een schatting verschijnen van het
focusbereik samen met de staaf van de zoomafbeelding. (Voorbeeld: 0.5 m –¶)
¢1 Het uitvergrotingniveau verschilt afhankelijk van [FOTO RES.] en [ASPECTRATIO]
instelling.
¢2 De zoomaanduiding op het scherm kan tijdelijk stoppen met bewegen als u het
zoomhendeltje op de uiterste Telestand zet. U kunt het digitale zoombereik instellen door het zoomhendeltje continu op Tele te zetten of het zoomhendeltje één keer los te laten en het vervolgens weer op Tele te zetten.
Het mechanisme van de extra optische zoom
Wanneer u de beeldresolutie instelt op [ ] (3 miljoen pixels), wordt de 10M (10,1 miljoen pixels) CCD-zone geconcentreerd in het midden van de 3M (3 miljoen pixels) – zone om een beeld te maken met een hoger zoomeffect.
Aantekening
De digitale zoom kan niet ingesteld worden wanneer õ of ¨ geselecteerd is.
De aangegeven zoomuitvergroting is correct bij benadering.
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
De optische zoom is ingesteld op Breed (1k) wanneer het toestel aanstaat.
Als u de zoomfunctie gebruikt nadat u op het object scherpgesteld hebt, stelt u opnieuw
scherpobject.
De objectiefcilinder wordt automatisch uit- of ingetrokken afhankelijk van de zoomstand.
Onderbreek de beweging van de objectiefcilinder niet terwijl u het zoomhendeltje verplaatst.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, zou [STABILISATIE] niet effectief kunnen zijn.
Wanneer u de digitale zoom gebruikt, raden wij het gebruik van een statief en de
zelfontspanner (P57) aan om opnamen te maken.
- 43 -
Page 44
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸

Beelden terugspelen ([NORMAAL AFSP.])

Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN]
1
keuzeschakelaar A naar [(].
Het Normaal afspelen is automatisch ingesteld in
de volgende gevallen.
Waneer de functie geschakeld werd van de
[OPNAME] naar [AFSPELEN].
Wanneer het toestel aangezet werd terwijl de
[OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar op [(] stond.
Wanneer de functieknop ingesteld is op [¨], zal
het clipboard afgebeeld worden. Raadpleeg
Clipboardbeelden bekijken (P97) voor
informatie over het afspelen van het clipboard.
Op 2/1 drukken om het beeld te
2
kiezen.
2: De vorige opname terugspelen 1: De volgende opname terugspelen
Snelheid van beeld verder/terug spoelen verandert afhankelijk van de afspeelstatus.
Snel vooruit spoelen/Snel achteruit spoelen Houd 2/1 ingedrukt tijdens het terugspelen.
2: Snel achteruit 1: Snel vooruit
Het bestandsnummer A en het beeldnummer B
wijzigen alleen elk afzonderlijk. 2/1 loslaten zodra het nummer van het gewenste terug te spelen beeld verschijnt om het beeld terug te spelen.
Als u op 2/1 blijft drukken, neemt het aantal (terug) afgespeelde beelden toe.
A B
- 44 -
Page 45
Basiskennis

Meervoudige schermen afbeelden (Meervoudig terugspelen)

Het zoomhendeltje op [L] (W) zetten.
1 scherm>12 schermen>30 schermen>Schermdisplay
(P108)
A Het aantal gekozen beelden en het totaal opgenomen
beelden
Zet het zoomhendeltje naar [Z] (T) om terug te keren naar
het vorige scherm.
Beelden worden niet gedraaid voor de display.
Om terug te keren naar normaal terugspelen
1 Op 3/4/2/1 drukken om een beeld te kiezen.
Er zal een icoon afgebeeld worden afhankelijk van het opgenomen beeld en de instellingen.
2 Druk op [MENU/SET].
Het gekozen beeld verschijnt.
A
- 45 -
Page 46
Basiskennis

De terugspeelzoom gebruiken

Het zoomhendeltje op [Z] (T) zetten.
1k>2k>4k>8k>16k
Wanneer u de zoomhendel naar [L] (W) draait na het uitvergroten van het beeld, wordt de vergroting lager.
Wanneer u de vergroting verandert, verschijnt de aanduiding
van de zoompositie A gedurende ongeveer 1 seconde en kan de positie van de vergrootte sectie verwijderd worden door op 3/4/2/1 te drukken.
Hoe meer het beeld vergroot wordt, hoe slechter de kwaliteit
ervan wordt.
Wanneer u de af te beelden positie verplaatst, verschijnt de
aanduiding van de zoomstand gedurende ongeveer 1 seconde.
A
Aantekening
Dit toestel komt overeen met de DCF-standaard “Design rule for Camera File system” opgericht door JEITA “Japan Electronics and Information Technology Industries Association” en met Exif “Exchangeable Image File Format”. Bestanden die niet overeenkomen met de DCF-standaard kunnen niet afgespeeld worden.
De lenscilinder trekt zich ongeveer 15 seconden nadat u overschakelt van de [OPNAME]- naar
de [AFSPELEN]-functie terug.
Gebruik de bijwerkfunctie om het vergrote beeld op te slaan. (P114)
Het kan zijn dat de terugspeelzoom niet werkt als de opnamen met andere apparatuur zijn
gemaakt.

Schakelen van de [AFSPELEN] functie

1
Druk op [MENU/SET] tijdens afspelen.
2 Op 1 drukken. 3 Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[NORMAAL AFSP.] (P44)
Alle beelden worden afgespeeld.
[DIASHOW] (P100)
De beelden worden teruggespeeld in opeenvolging.
[CATEGOR. AFSP.] (P103)
De in categorieën gegroepeerde beelden worden afgespeeld.
[FAVORIET AFSP.] (P104)
¢
Uw favoriete beelden worden afgespeeld.
¢ [FAVORIET AFSP.] wordt niet afgebeeld wanneer [FAVORIETEN] niet ingesteld is.
MENU
/SET
- 46 -
Page 47
Basiskennis
[AFSPELEN] functie: ¸

Beelden wissen

Is het beeld eenmaal gewist dan kan hij niet meer teruggehaald worden.
Beelden op het ingebouwde geheugen of de kaart, die afgespeeld worden zullen gewist worden.

Om een enkele opname uit te wissen

Selecteer het te wissen beeld en druk dan
1
op [‚].
A [DISPLAY] knop B [] knop
Op 2 drukken om [JA] te kiezen en
2
vervolgens op [MENU/SET] drukken.

Om meerdere beelden (tot 50) te wissen of alle beelden te wissen

Op [] drukken.
1
MENU
/SET
Op 3/4 drukken om [MULTI WISSEN] of [ALLES WISSEN] te kiezen
2
en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[ALLES WISSEN] > stap 5.
Op 3/4/2/1 drukken om het beeld te
3
kiezen en vervolgens op [DISPLAY] drukken. (Herhaal deze stap.)
[ ] verschijnt op de gekozen opnamen. Als u opnieuw
op [DISPLAY] drukt, wordt de instelling gewist.
Op [MENU/SET] drukken.
4
Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
5
drukken.
- 47 -
DISPLAY
Page 48
Basiskennis
Wanneer [ALLES WISSEN] geselecteerd is met de [FAVORIETEN] (P118) instelling
Het selectiescherm wordt opnieuw afgebeeld. Selecteer [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ], druk dan op 3 om [JA] te selecteren en wis de beelden. ([ALLES WISSEN BEHALVEÜ] kan niet geselecteerd worden als er geen beelden ingesteld zijn als [FAVORIETEN].)
Aantekening
Het toestel niet uitschakelen terwijl u aan het wissen bent (d.w.z. terwijl [] afgebeeld wordt). Gebruik een voldoende opgeladen batterij of de AC-adapter (optioneel).
Als u op [MENU/SET] drukt terwijl u opnamen wist met [MULTI WISSEN], [ALLES WISSEN] of
[ALLES WISSEN BEHALVE Ü] zal het wissen halverwege stoppen.
Afhankelijk van het aantal beelden dat gewist moet worden, kan het wissen even duren.
Als beelden niet conform de DCF-standaard of beschermd zijn (P121), zullen deze niet gewist
worden zelfs als [ALLES WISSEN] of [ALLES WISSEN BEHALVEÜ] geselecteerd is.
- 48 -
Page 49

Gevorderd (Opname van beelden)

9
AUTO
Gevorderd (Opname van beelden)

Over de LCD-monitor

Druk op [DISPLAY] om te wijzigen.
A LCD-monitor B [DISPLAY] knop
Wanneer het menuscherm verschijnt, wordt de [DISPLAY] knop niet
geactiveerd. Tijdens de terugspeelzoomfunctie (P46), als u bewegende beelden terugspoelt (P105) en tijdens een diavoorstelling (P100), kunt u alleen kiezen tussen “Normale weergave F” of “Geen weergave H”.
In opnamefunctie
C Normaal display D Non-display E Non-display
(Opnamerichtlijn)
In terugspeelfunctie
F Normaal display G Display met
opname-informatie
H Non-display
¢
¢1, 2
1
AUTO
AUTO
¢
1
9
¢1 Als het [HISTOGRAM] in [SET-UP] menu ingesteld is op [ON], zal histogram afgebeeld
worden.
¢2 Stel het patroon van de richtlijnen die afgebeeld worden door de instelling [RICHTLIJNEN] in
[SET-UP] menu in. U kunt ook instellen of u de opname-informatie wel of niet afgebeeld wilt hebben wanneer de richtlijnen afgebeeld worden.
Aantekening
In [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] en [VUURWERK] in
scènefunctie, is de richtlijn grijs. (P60)
- 49 -
Page 50
Gevorderd (Opname van beelden)
Opnamerichtlijn
Wanneer u het object uitlijnt op de horizontale en verticale richtlijnen of het kruispunt van deze lijnen, kunt u opnamen maken met goed ontworpen compositie door de grootte, de helling en de balans van het object te bekijken.
A []:Dit wordt gebruikt wanneer het hele scherm verdeeld wordt in 3k3 voor het maken
B []:Dit wordt gebruikt wanneer u het onderwerp precies in het midden wilt
van beelden met een goed gebalanceerde samenstelling.
positioneren.
Over het Histogram
Een Histogram is een grafiek die helderheid langs de horizontale as (zwart of wit) en het aantal pixels bij elk helderheidniveau op de verticale as afbeeld. Hiermee controleert u snel de belichting van een beeld. 1 Donkere zone, middelmatige tint, en heldere zone worden gelijkmatig uitgebalanceerd,
het geschikt makend om een beeld te maken.
2 Het beeld zal onderbelicht worden met donkerdere zone. De beelden met vooral
donkere zones, zoals nachtlandschap, zullen ook een histogram als deze hebben.
3 Het beeld zal overbelicht worden met helderdere zone. De beelden met vooral witte
zones zullen ook een histogram als deze hebben.
Voorbeeld van histogram
1 Juiste belichting 2 Onderbelichting 3 Overbelicht
¢ Histogram
Aantekening
Wanneer u opnamen maakt met de flits of op donkere plekken, wordt het histogram oranje afgebeeld omdat het opgenomen beeld en het histogram niet met elkaar overeenkomen.
Het histogram is een benadering in de opnamefunctie.
Het histogram van een beeld zou niet overeen kunnen komen in opnamefunctie en
terugspeelfunctie.
Het histogram dat afgebeeld wordt in dit toestel komt niet overeen met histogrammen die
afgebeeld worden door beeldbewerkende software voor PC’s enz.
- 50 -
Page 51
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: 񷿨

Beelden maken met de ingebouwde flits

A Fotoflits
De flits instellen voor opnamen.
Op 1 [] drukken.
1
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
2
U kunt ook op 1 [‰] drukken om te selecteren.
Voor informatie over flitsinstellingen die gekozen kunnen
worden, Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties raadplegen. (P53)
Op [MENU/SET] drukken.
3
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Deze niet met uw vinger of andere voorwerpen bedekken.

Naar de geschikte flitsinstelling schakelen

- 51 -
Page 52
Gevorderd (Opname van beelden)
Onderdeel Beschrijving van instellingen
: AUTO
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities.
De flits wordt automatisch geactiveerd wanneer dit nodig is voor de opnamecondities.
: AUTO/Rode­ogenreductie
De flits wordt een keer geactiveerd vóór de eigenlijke opname om het rode-ogeneffect (ogen van het object die rood worden op het beeld) te verminderen en vervolgens opnieuw geactiveerd voor de eigenlijke
¢
opname.
Gebruik deze functie wanneer u beelden maakt van personen in slecht
belichte omstandigheden.
: Vast ingesteld op AAN
: Vast ingesteld op AAN/Rode­ogenreductie
: Langzame synchr./ Rode­ogenreductie
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
De flitsinstelling is ingesteld op [ ] alleen wanneer u [PARTY]
¢
¢
of [KAARSLICHT] instelt in scènefunctie. (P60)
Als u beelden maakt met een donker landschap op de achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits geactiveerd wordt, zodat het donkere landschap op de achtergrond helder zal worden. Tegelijkertijd vermindert het rode-ogeneffect.
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
Œ: Vast ingesteld op UIT
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
¢ De flits wordt twee maal geactiveerd. Het onderwerp dient niet te bewegen totdat de
tweede flits geactiveerd is. Interval tot de tweede flits is afhankelijk van de helderheid van het onderwerp.
- 52 -
Page 53
Gevorderd (Opname van beelden)
Over de digitale rode-ogencorrectie
Wanneer de flits gebruikt wordt met de Rode-ogenreductie ([ ], [ ], [ ]) geselecteerd, zal deze automatisch rode ogen in de beeldgegevens herkennen en reduceren.
¢ Het zou niet in staat kunnen zijn de rode ogen te corrigeren, afhankelijk van de
opnameomstandigheden. Het zou ook andere onderwerpen afgezien van rode ogen kunnen corrigeren.
Beschikbare flitsinstellingen voor de opnamefuncties
De beschikbare flitsinstellingen zijn afhankelijk van de opnamefuncties. (±: Beschikbaar, —: Niet beschikbaar, ¥: Scènefunctie begininstelling)
Œ Œ
¢
±
ñ
·
* ±¥±—— ± 9 ± ± ——¥ + ±¥±—— ± ô —————¥
0 ±¥±—— ± 5 —————¥ , —————¥ 4 —————¥
- ¥ ± ——± 6 —— ¥ —— ± . ———¥ ± 8 ¥ ± ——± / —————¥ 7 —————¥ 1 ± ± ——¥¥ ± —— ± 2 ———¥±± ¥ ± —— ± 3 ———±±¥ < ± ± ——¥ : ±¥±—— ± ; ±¥±—— ± ¨ ± ± ——±
¢ Wanneer [‡] geselecteerd is, is [ ], [ ] of [ ] ingesteld afhankelijk van het type
onderwerp en helderheid.
————± í ± ± ——¥
±
±±± ± ï ————— ¥
±¥±——± ——¥ ———
—————±
n
De flitsinstellingen kunnen veranderen als de opnamefunctie verander wordt. Stel de
flitsinstelling opnieuw in indien nodig.
De flitsinstelling blijft opgeslagen memorised ook als u de camera uit zet. De flitsinstelling voor
de scènefunctie wordt weer op de oorspronkelijke instelling gezet als u de scènefunctie wijzigt.
- 53 -
Page 54
Gevorderd (Opname van beelden)
Het beschikbare flitsbereik om opnamen te maken
Het beschikbare flitsbereik is een benadering.
ISO-gevoeligheid
AUTO 60 cm tot 6,0 m 1,0 m tot 2,8 m
ISO100 60 cm tot 1,9 m 1,0 m ISO200 60 cm tot 2,7 m 1,0 m tot 1,2 m ISO400 60 cm tot 3,8 m 1,0 m tot 1,8 m ISO800 80 cm tot 5,4 m 1,0 m tot 2,5 m
ISO1600 1,15 m tot 7,7 m 1,0 m tot 3,6 m
In [H. GEVOELIGH.] (P66) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO1600] en [ISO6400] en verandert het flitsbereik ook. Breed: Ongeveer 1,15 m tot ongeveer 15,4 m
Tele: Ongeveer 1,0 m tot ongeveer 7,3 m
In [FLITS-BURST] (P68) in scènefunctie, schakelt de ISO-gevoeligheid automatisch naar
tussen [ISO100] en [ISO3200] en verschilt het beschikbare flitsbereik ook. Breed: Ongeveer 60 cm tot ongeveer 4,0 m
Tele: Ongeveer 1,0 m tot ongeveer 1,9 m
Breed Tel e
Beschikbaar flitsbereik
- 54 -
Page 55
Gevorderd (Opname van beelden)
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.) Flitsinstelling Sluitertijd (Sec.)
¢1 Dit kan variëren afhankelijk van de [KORTE SLUITERT.] instelling (P93). ¢2 Wanneer Intelligente ISO ingesteld is (P83) ¢3 [SPORT], [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] in scènefunctie (P60)
1/30¢1 tot 1/2000ste
Œ
1¢1 op 1/2000ste 1 of 1/4e tot 1/2000ste
1¢1 op 1/2000ste 1 of 1/4e tot 1/2000ste
¢2
¢
2, 3
¢2, 3: De sluitertijd wordt maximaal 1 seconde in de volgende gevallen.Als de optische-beeldstabilisator vast is ingesteld op [OFF].Wanneer het toestel heeft bepaald dat er weinig beeldbibber is wanneer de optische
beeldstabilisator ingesteld is op [MODE1], [MODE2] of [AUTO].
In intelligente automatische functie, verandert de sluitertijd afhankelijk van de geïdentificeerde
scène.
Er zullen verschillen zijn in de bovenstaande sluitertijden in de scènefuncties.[NACHTPORTRET]/[NACHTL. SCHAP]: 8 of 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een
[KAARSLICHT]: 1 of 1/8e van een seconde tot 1/2000e van een seconde[FLITS-BURST]: 1/30ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde[STERRENHEMEL]: 15 seconden, 30 seconden, 60 seconden[VUURWERK]: 1/4ste van een seconde, 2 secondenAlle andere scènefuncties: 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde
¢4 De maximum sluitertijd wordt geselecteerd wanneer de hoeveelheid beeldbibber minimaal is
¢4
seconde
¢4
terwijl [STABILISATIE] ingesteld is of wanneer [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF].
¢4
Aantekening
Als u de flits te dicht bij een voorwerp brengt, kan dit worden vervormd of verkleurd door de hitte of het licht van de flits.
Als u een opname maakt buiten het bereik van de flits, kan het object verkeerd belicht zijn en
de opname te donker of te licht zijn.
Wanneer de flits opgeladen wordt, knippert de flitsicoon in het rood en kunt u geen beeld
maken, zelfs niet wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
De witbalans kan eventueel niet goed worden gecorrigeerd als de flits niet sterk genoeg is voor
het onderwerp.
Wanneer de sluitertijd snel is, zou het flitseffect niet voldoende kunnen zijn.
Het kan even duren om de flits op te laden als u opnieuw een opname wil maken. Maak de
opname nadat de toegangsaanduiding is verdwenen.
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
- 55 -
Page 56
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·n

Close-up’s maken

Met deze functie kunt u close-up’s maken van een object, bijv. wanneer u opnamen van bloemen maakt. U kunt opnamen maken van een object tot op een afstand van 5 cm van de lens door het zoomhendeltje zo ver mogelijk naar Breed te zetten (1k).
Op 4 [#] drukken.
1
In macrofunctie, wordt [ ] afgebeeld. Om te
annuleren, opnieuw op 4 drukken.
Maak de beelden.
2
Focusbereik
¢ Het focusbereik verandert in stappen.
T
W
Aantekening
Wij raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
Wij raden aan de flits op [Œ] in te stellen wanneer u van heel dicht bij beelden maakt.
Als de afstand tussen het toestel en het object buiten het focusbereik van het toestel ligt, zou
het beeld niet op de juiste manier scherpgesteld kunnen worden zelfs als de focusaanduiding brandt.
Wanneer een object dichtbij het toestel is, is het effectieve focusbereik aanzienlijk minder
breed. Daarom kan, als de afstand tussen het toestel en het object gewijzigd is na het scherpstellen, het moeilijk worden om er opnieuw op scherp te stellen.
De macrofunctie zal voorrang geven aan elk object dat zich dicht bij de camera bevindt. Als dus
de afstand tussen de camera en het object meer dan 1 m bedraagt, duurt het langer om erop scherp te stellen.
Wanneer u opnamen maakt in een dicht bereik in macrofunctie, kan de resolutie van de
buitenkant van het beeld enigszins afnemen. Dit is geen storing.
1 m
5 cm
- 56 -
Page 57
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: 񷿨

Opnamen maken met de zelfontspanner

Op 2 [ë] drukken.
1
Druk op 3/4 om de functie te kiezen.
2
U kunt ook op 2 [ë] drukken om te selecteren.
Op [MENU/SET] drukken.
3
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
Het menuscherm verschijnt na ongeveer 5 seconden. Nu wordt het geselecteerde item
automatisch ingesteld.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
4
stellen en druk de knop helemaal in om de opname te maken.
Het lampje van de zelfontspanner A knippert en de
sluiter wordt na 10 seconden geactiveerd (of na 2 seconden).
Als u tijdens het instellen van de zelfontspanner op
[MENU/SET] drukt, wordt de instelling van de zelfontspanner geannuleerd.
Aantekening
Wanneer u een statief of dergelijke enz. gebruikt, is de instelling van de zelfontspanner op 2 seconden handig om de beweging die veroorzaakt wordt door het indrukken van de ontspanknop te vermijden.
Wanneer u éénmaal de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er automatisch op het object
scherpgesteld net voor de opname. Op donkere plekken zal het zelfontspannerlampje knipperen en kan het helder gaan schijnen om als AF-lamp te werken (P94) zodat het toestel beter op het object scherp kan stellen.
Wij raden u aan een statief te gebruiken als u opnamen maakt met de zelfontspanner.
Het aantal beelden dat gemaakt kan worden in [BURSTFUNCTIE] is vastgesteld op 3.
Het aantal beelden dat gemaakt wordt in [FLITS-BURST] in scènefunctie is vastgesteld op 5.
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 2 seconden in Intelligente automatische functie.
Zelfontspanner kan niet ingesteld worden op 10 seconden in [ZELFPORTRET] in scènefunctie
of clipboardfunctie.
Zelfontspanner kan niet gebruikt worden tijdens het in [HI-SPEED BURST] of [ONDER
WATER] scènefunctie staan.
- 57 -
Page 58
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·¿n¨

Belichtingscompensatie

Gebruik deze functie wanneer u de geschikte belichting niet kunt verkrijgen wegens het verschil in helderheid tussen het object en de achtergrond. Zie de volgende voorbeelden.
Onderbelichting
Juiste
belichting
Overbelicht
De belichting positief compenseren.
Druk op 3 [È] totdat [BELICHTING] verschijnt en
1
corrigeer de belichting met 2/1.
Kies [0 EV] om terug te keren naar de originele belichting.
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
2
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
EV is een afkorting voor [Exposure Value] (Belichtingswaarde). Het is de hoeveelheid licht die door de lensopening en de sluitertijd naar de CCD gestuurd wordt.
De belichtingscompensatiewaarde verschijnt links onderaan op het scherm.
De ingestelde belichtingswaarde wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Het compensatiebereik van de belichting wordt beperkt door de helderheid van het object.
De belichting negatief compenseren.
- 58 -
Page 59
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ·¿

Beelden maken met Auto Bracket

In deze functie, worden 3 opnamen automatisch gemaakt in het gekozen bereik van de belichtingscompensatie telkens als de ontspanknop ingedrukt wordt. U kunt het beeld met de beste belichting kiezen uit de 3 opnamen met verschillende belichtingen.
Met auto bracket d1 EV
1ste beeld 2de beeld 3de beeld
d0EV j1 EV i1 EV
Druk op 3 [È] totdat [AUTO BRACKET] verschijnt,
1
stel het compensatiebereik in van de belichting met 2/1.
Wanneer u de auto bracket niet gebruikt, kiest u [OFF] (0).
Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
2
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
sluiten.
Aantekening
Wanneer u auto bracket instelt, verschijnt [ ] op het scherm.
Wanneer u opnamen maakt met auto bracket nadat u het bereik van de
belichtingscompensatie hebt ingesteld, wordt voor de opnamen de gekozen belichtingscompensatie gebruikt. Wanneer de belichting gecompenseerd is, verschijnt de waarde van de belichtingscompensatie links onderaan op het scherm.
De auto bracketinstelling wordt geannuleerd als u het toestel uitzet of [BATT. BESP.]
geactiveerd is.
Wanneer de auto bracket ingesteld is, wordt de automatische overzichtsfunctie geactiveerd,
ongeacht de instelling van deze functie. (Het beeld wordt niet vergroot.) U kunt de automatische overzichtsfunctie niet instellen in het [SET-UP] menu.
De belichting zou niet gecompenseerd kunnen worden met auto bracket afhankelijk van de
helderheid van het object.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer auto bracket ingesteld is.
Burst wordt geannuleerd wanneer auto bracket ingesteld is.
- 59 -
Page 60
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ¿
Beelden maken die met de scène die opgenomen wordt overeenkomen
Als u een scènefunctie kiest om een opname te maken van een beeld in een bepaalde situatie zal de camera automatisch de optimale belichting instellen en aanpassen voor de gewenste opname.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
1
Stel de functieknop in op [¿].
2
Op 3/4/2/1 drukken om het gewenste
3
scènemenu te kiezen.
U kunt ook naar de menuschermen overschakelen in een
menu-onderdeel door het zoomhendeltje te verplaatsen.
Druk op [MENU/SET] om in te stellen.
4
Het menuscherm schakelt over naar het opnamescherm in de ingestelde scènefunctie.
Over de informatie
Als u op [DISPLAY] drukt wanneer u een scènefunctie selecteert in stap
3, wordt er uitleg over elke scènefunctie afgebeeld. (Als u opnieuw op
[DISPLAY] drukt, keert het scherm terug naar het scènefunctiemenu.)
Aantekening
Om de scènefunctie te veranderen, op [MENU/SET] drukken en dan op 1 drukken en terugkeren naar stap 3 hierboven.
Lees P55 voor informatie over de sluitertijd.
De flitsinstelling van de scènefunctie wordt weer op de begininstelling gezet wanneer de
scènefunctie veranderd wordt.
Wanneer u een opname maakt met een scènefunctie dat niet geschikt is voor dat doeleinde,
kan de tint van het beeld verschillen van de werkelijke scène.
De volgende items kunnen niet ingesteld worden in de scènefunctie omdat het toestel ze
automatisch op de optimale instelling zet.
[SLIMME ISO]/[GEVOELIGHEID]/[I. EXPOSURE]/[KLEURFUNCTIE]/[KORTE SLUITERT.]
[I. EXPOSURE] wordt automatisch geactiveerd in de volgende scènefuncties.[PORTRET]/[GAVE HUID]/[TRANSFORMEREN]/[ZELFPORTRET]/[LANDSCHAP]/
[SPORT]/[NACHTPORTRET]/[PARTY]/[KAARSLICHT]/[BABY1]/[BABY2]/[ZONSONDERG.]/ [H. GEVOELIGH.]
(Scènefunctie)
- 60 -
Page 61
Gevorderd (Opname van beelden)

[PORTRET]

Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, biedt deze functie de mogelijkheid deze personen er beter uit te laten zien en hun huid een gezonder uiterlijk te geven.
Technieken voor portretten
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten. 2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].

[GAVE HUID]

Wanneer u overdag beelden maakt van personen buiten, selt deze functie u in staat de huidtextuur van hun huid er nog mooier uit te laten zien dan met [PORTRET]. (Dit werkt goed wanneer u beelden maakt van personen vanaf hun borst, niet wanneer u beelden maakt van personen die er met hun hele lichaam opstaan.)
Technieken voor de zachte-huidfunctie
Deze functie doeltreffender maken:
1 Het zoomhendeltje zo ver mogelijk op Tele zetten. 2 Ga dicht bij het object staan om deze functie beter te laten werken.
Aantekening
Als er een gedeelte van de achtergrond e.d.enz. erg lijkt op de huidskleur, wordt dit gedeelte ook verzacht.
Deze functie kan minder doeltreffend werken als het beeld onvoldoende helder is.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].

[TRANSFORMEREN]

Onderwerp kan ofwel dun of uitgerekt opgenomen worden en de huis kan tegelijkertijd glad opgenomen worden.
1 Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Deze kan ingesteld worden vanaf het snelle menu (P26).
2 Beelden maken.
Aantekening
[GAVE HUID] is geactiveerd tijdens de opname. Het wordt moeilijker de [GAVE HUID] op te sporen wanneer het niveau van [SLANK HOOG] of [UITREKKEN HOOG] geselecteerd is.
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Het kan niet gebruikt worden zonder de copyright-eigenaar in te lichten, behalve voor
privégerbuik.
Gebruik het materiaal niet tegen de openbare orde en moraal of om iemand te beledigen.
Gebruik het materiaal niet tegen de interesse van het onderwerp.
- 61 -
Page 62
Gevorderd (Opname van beelden)

[ZELFPORTRET]

Kies dit om een opname van uzelf te maken.
Zelfportrettechnieken
Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. De
zelfontspanneraanduiding begint te branden als u scherp in beeld staat. Houd de camera stil en druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Het object is niet scherpgesteld als de zelfontspanneraanduiding
knippert. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te stellen.
Het gemaakte beeld verschijnt automatisch op de LCD-monitor
om deze te bekijken.
Als het beeld wazig is door de langzame sluitertijd raden wij het
gebruik aan van de 2 seconden zelfontspanner.
Aantekening
Het beschikbare focusbereik is ongeveer 30 cm tot 70 cm (Breed).
U kunt opnamen van uzelf maken met (P94). Als u dit doet, zal de zelfontspanneraanduiding
gaan branden terwijl u het geluid opneemt.
D zoomuitvergroting wordt automatisch verplaatst naar Breed (1k).
De zelfontspanner kan alleen worden ingesteld op uit of op 2 seconden. Als deze ingesteld
wordt op 2 seconden, zal deze instelling gelden totdat het toestel uitgeschakeld wordt, de scènefunctie veranderd wordt of [OPNAME] functie of [AFSPELEN] functie geselecteerd wordt.
De stabilisatorfunctie is vast ingesteld op [MODE2]. (P93)
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].

[LANDSCHAP]

Hiermee kunt u opnamen maken van een volledig landschap.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot ¶.

[SPORT]

Daar instellen wanneer u beelden wilt maken van sportscènes of andere snelbewegende evenementen.
Aantekening
Deze functie is geschikt voor het maken van beelden van onderwerpen op een afstand van 5 m of meer.
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
- 62 -
Page 63
Gevorderd (Opname van beelden)

[NACHTPORTRET]

Hiermee kunt u opnamen maken van een persoon met een achtergrond die even helder is als in het echt.
Technieken voor nachtportretten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [].)
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief en de
zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Vraag het onderwerp niet te bewegen terwijl u een beeld maakt.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u een opname maakt.
Aantekening
Het focusbereik is 0,8 m (Breed)/1,2 m (Tele) tot 5 m.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].

[NACHTL. SCHAP]

Hiermee kunt u levendige opnamen maken van een nachtelijk landschap.
Technieken voor nachtlandschappen
Wanneer het toestel ingesteld is op [STABILISATIE] en er is zeer weinig beeldbibber of als [STABILISATIE] ingesteld is op [OFF], zou de sluitertijd tot 8 seconden langzamer kunnen worden. We raden aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken voor het maken van een beeld.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot ¶.
De ontspanner kan gesloten blijven (max. ongeveer 8 sec.) nadat u de opname hebt gemaakt
voor de signaalverwerking. Dit is geen storing.
Er kan ruis zichtbaar worden wanneer u opnamen maakt op donkere plekken.

[VOEDSEL]

Met deze functie kunt u opnamen maken van bijvoorbeeld voedsel dat er natuurlijk uitziet zonder de hinderlijke invloed van omgevingslicht in restaurants enz.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
- 63 -
Page 64
Gevorderd (Opname van beelden)

[PARTY]

Kies deze functie als u opnamen wilt maken op een huwelijksreceptie, een feestje binnenshuis enz. U kunt er opnamen mee maken van mensen met een heldere achtergrond.
Technieken voor opnamen van feesten
Gebruik de flits. (U kunt instellen op [ ] of [ ].)
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
We raden aan het zoomhendeltje op Breed (1k) te zetten en ongeveer 1,5 m van het object af
te staan wanneer u opnamen maakt.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].

[KAARSLICHT]

Met deze functie kunt u opnamen maken bij kaarslicht.
Technieken voor de opnamen bij kaarslicht
Dit werkt beter dan wanneer u beelden maakt zonder de flits te gebruiken.
We raden het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor deze opnamen.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
- 64 -
Page 65
Gevorderd (Opname van beelden)

[BABY1]/[BABY2]

Met deze functie kunt u opnamen maken van een baby met een mooi huidkleurtje. Als u de flits gebruikt, is het licht van de flits zwakker dan anders. Voor [BABY1] en [BABY2] kunnen verschillende geboortedata en namen worden ingesteld. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P111).
Verjaardag/Naaminstelling
1 Op 3/4 drukken om [LEEFTIJD] of [NAAM] te kiezen en
vervolgens op 1 drukken.
2 Op 3/4 drukken om [SET] te kiezen en vervolgens op
[MENU/SET] drukken.
3 De verjaardag of naam invoeren.
Verjaardag:
2/1: Selecteer de items (jaar/maand/dag). 3/4: Instelling.
[MENU/SET]: Verlaten. Naam: Voor gedetailleerde informatie over hoe er tekens ingevoerd moeten worden, de [TITEL BEW.] sectie lezen over P109.
Wanneer de verjaardag of naam ingesteld is, wordt [LEEFTIJD] of [NAAM] automatisch ingesteld op [ON].
Als [ON] geselecteerd is wanneer de verjaardag of naam niet geregistreerd is, verschijnt
het instellingscherm automatisch.
4 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
Om [LEEFTIJD] en [NAAM] te annuleren
Selecteer de [OFF] instelling in stap
Aantekening
De leeftijd en naam kunnen afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO-viewer-” bijgesloten software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Als [LEEFTIJD] of [NAAM] ingesteld is op [OFF] zal, zelfs wanneer de verjaardag of naam
ingesteld is, de leeftijd of naam niet afgebeeld worden. Voordat u beelden maakt, [LEEFTIJD] of [NAAM] instellen op [ON].
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
[SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO400].
Als het toestel aangeschakeld wordt met [BABY1]/[BABY2] ingesteld, worden de leeftijd en
naam afgebeeld links onderaan op het scherm gedurende ongeveer 5 seconden, samen met de huidige datum en tijd.
Als de leeftijd niet juist afgebeeld wordt, controleert u de klok en de geboortedatuminstellingen.
De instelling van de geboortedatum en de naam kan worden teruggezet met [RESETTEN].
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
2 van de “Verjaardag/Naaminstelling”-procedure.
- 65 -
Page 66
Gevorderd (Opname van beelden)

[HUISDIER]

Kies dit als u opnamen wil maken van een huisdier zoals een hond of een kat. U kunt de geboortedatum en naam van uw huisdier instellen. U kunt kiezen of u deze tijdens het terugspelen wilt laten afbeelden of op de gemaakte opname wilt laten afdrukken met [TEKST AFDR.] (P111).
Voor informatie over [LEEFTIJD] of [NAAM], [BABY1]/[BABY2] op P65 raadplegen.
Aantekening
De begininstelling voor de AF-lamp is [OFF].
[SLIMME ISO] is geactiveerd en het maximum ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO800].
De begininstelling voor [AF MODE] is [ ].
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
Lees [BABY1]/[BABY2] voor meer informatie over deze functie.

[ZONSONDERG.]

Kies dit als u opnamen wil maken van een zonsondergang. U kunt op deze manier de mooie rode kleur van de zon opnemen.

[H. GEVOELIGH.]

Deze functie minimaliseert de golfstoring (cameraschudding) van de onderwerpen, en stelt u in staat beelden te maken van deze onderwerpen in kamers die niet fel verlicht zijn. (Selecteer dit voor hoge-gevoeligheid processering. De gevoeligheid schakelt automatisch naar tussen [ISO1600] en [ISO6400].)
Beeldresolutie en aspectratio Op
3/4 drukken om de beeldgrootte en aspectratio te kiezen
en vervolgens op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
- 66 -
Page 67
Gevorderd (Opname van beelden)

[HI-SPEED BURST]

Dit is een handige manier om snelle bewegingen of een beslissend ogenblik vast te leggen.
Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te
selecteren en druk dan op [MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
2 Beelden maken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
Maximum Bursttijd ongeveer 6 beelden/seconde
Aantal opnamen
De burstsnelheid verandert afhankelijk van de opnamecondities.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt wordt bepaald door de
omstandigheden waarin de opname wordt gemaakt en het type en/of de staat van de kaart die wordt gebruikt.
Het aantal opnamen dat met de burstfunctie kan worden gemaakt neemt direct na het
formatteren toe.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
De sluitertijd wordt 1/8ste van een seconde tot 1/2000ste van een seconde.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
De focus, zoom, belichting, witbalans, sluitertijd en ISO-gevoeligheid worden vast ingesteld op
de waarden voor de eerste opname.
De ISO-gevoeligheid schakelt automatisch over naar een waarde tussen [ISO500] en
[ISO800]. De ISO-gevoeligheid wordt echter verhoogd om een high-speed sluitertijd te krijgen.
ongeveer 15 (ingebouwd geheugen)/ongeveer 15 tot 100¢ (kaart) ¢ het maximum is 100.
- 67 -
Page 68
Gevorderd (Opname van beelden)

[FLITS-BURST]

Stilstaande beelden worden continu gemaakt met flits. Dit is handig om continue stilstaande beelden te maken op donkere plekken.
Beeldresolutie en aspectratio
1 Druk op 3/4 om de beeldgrootte en aspectgrootte te
selecteren en druk dan op [MENU/SET] om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
2 Beelden maken.
Stilstaande beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop helemaal ingedrukt is.
Aantal opnamen max. 5 beelden
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
De focus, zoom, belichting, sluitertijd, ISO-gevoeligheid, en flitsniveau zijn vastgesteld op de
instellingen voor het eerste beeld.
[SLIMME ISO] is geactiveerd, en het maximale ISO-gevoeligheidsniveau wordt [ISO3200].
Zie de Aantekening op P55 wanneer u de flits gebruikt.
- 68 -
Page 69
Gevorderd (Opname van beelden)

[STERRENHEMEL]

Met deze functie kunt u levendige opnamen maken van een sterrenhemel of een donker voorwerp.
De sluitertijd instellen
Kies een sluitertijd van [15 SEC.], [30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Druk op 3/4 om het aantal seconden te selecteren en druk
dan op [MENU/SET].
Het is ook mogelijk om het aantal seconden te veranderen m.b.v. het snelle menu. (P26)
2 Beelden maken.
Druk de ontspanknop helemaal in om het aftelscherm af te beelden. Beweeg het toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt. Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB WACHTEN ...] net zolang als de ingestelde sluitertijd duurt om de signalen te verwerken.
Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de opname terwijl de
aftelling op het scherm staat.
Technieken voor opnamen van sterrenhemels
De ontspanner opent zich gedurende 15, 30 of 60 seconden. Gebruik een statief. Wij raden verder aan de opnamen te maken met de zelfontspanner.
Aantekening
De optische beeldstabilisator is vast ingesteld op [OFF].
De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].

[VUURWERK]

Met deze functie kunt u mooie opnamen maken van vuurwerk tegen een nachthemel.
Technieken voor opnamen van vuurwerk
Omdat de sluitertijd langzamer wordt, raden we het gebruik van een statief aan.
Aantekening
Deze functie werkt het beste wanneer het object 10 m of meer van het toestel verwijderd is.
De sluitersnelheden worden als volgt ingesteld.Functie beeldstabilisator [OFF]: 2 secondenAls u [AUTO], [MODE1] of [MODE2] instelt in de stabilisatorfunctie voor optische beelden:
1/4t of 2 seconden (De sluitertijd wordt 2 seconden, alleen als de camera bepaalt dat er een beetje golfbeweging is zoals waneer u een statief gebruikt enz.)
U kunt de sluitertijd wijzigen door de belichting aan te passen.
De AF-zone verschijnt niet.
De ISO-gevoeligheid wordt vast ingesteld op [ISO100].
- 69 -
Page 70
Gevorderd (Opname van beelden)

[STRAND]

Hiermee kunt u levendige opnamen maken van de blauwe kleur van de zee of de hemel enz. Het voorkomt ook onderbelichting van mensen in te sterk zonlicht.
Aantekening
De startinstelling voor [AF MODE] is [š].
Raak de camera niet aan met natte handen.
Zand of zeewater kunnen de camera beschadigen. Laat geen zand of zeewater in de lens of op
de aansluitingen komen.

[SNEEUW]

Hiermee kunt u opnamen maken met een zo wit mogelijke sneeuw op een skiveld of een besneeuwde bergtop.

[LUCHTFOTO]

Met deze functie maakt u foto’s terwijl u in het vliegtuig zit.
Techniek voor Luchtfoto’s
Wij raden aan deze techniek te gebruiken als u moeilijk kunt scherpstellen en u opnamen wenst te maken van wolken en dergelijke. Richt de camera op iets met een hoog contrast, druk de ontspanknop half in om de scherpstelling vast te zetten, richt dan de camera op het object en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.
Aantekening
Het focusbereik is 5 m tot ¶.
Zet de camera uit terwijl het vliegtuig opstijgt of landt.
Als u de camera wenst te gebruiken, dient u alle instructies van het vliegtuigpersoneel te
volgen.
Wees voorzichtig met weerkaatsing op het raampje.
- 70 -
Page 71
Gevorderd (Opname van beelden)

[SPELDENPRIK]

Beeld wordt donkerder gemaakt en met zachte focus rond de onderwerpen.
Beeldresolutie en aspectratio
Op 3/4 drukken om de beeldgrootte en aspectratio te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/
1 m (Tele) tot ¶]
Gezichtsdetectie zou niet goed kunnen werken in de donkere zones
rond de randen van het scherm.

[ZANDSTRAAL]

Beeld is gemaakt met een korrelige, gezandstraalde structuur.
Beeldresolutie en aspectratio
Op 3/4 drukken om de beeldgrootte en aspectratio te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken om in te stellen.
3M (4:3), 2,5M (3:2) of 2M (16:9) is geselecteerd als de beeldgrootte.
Aantekening
[KWALITEIT] is automatisch vastgesteld op [].
U kunt opnamen maken voor 4qk6q/10k15 cm prints.
De ISO-gevoeligheid is vast ingesteld op [ISO1600].
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/
1 m (Tele) tot ¶]
- 71 -
Page 72
Gevorderd (Opname van beelden)

[ONDER WATER]

Gebruik de marinekoffer (DMW-MCFX35; optioneel). Dit biedt u de mogelijkheid beelden te maken met een natuurlijke kleur.
Onderwater scherpstellen (AF-vergrendeling)
U kunt de scherpstelling vastzetten voordat u een opname maakt met vergrendelde AF. Dit is handig als u opnamen wenst te maken van bijvoorbeeld een heel snel bewegend object.
1 De AF-zone op het object richten.
A
2 Druk op 2 om de scherpstelling vast in te stellen.
Het symbool van de AF-vergrendeling A verschijnt als het object scherpgesteld is.
Druk opnieuw op 2 om de AF-vergrendeling te annuleren.
Als u aan de zoomhendel draait, annuleert u de AF-vergrendeling.
In dit geval dient u opnieuw scherp te stellen en de scherpstelling te vergrendelen.
U kunt instellen op AF-vergrendeling wanneer [AF MODE]
ingesteld is op [ ].
Witbalans, fijnafstelling
U kunt de tinten aanpassen aan de waterdiepte en het weer.
1 Drie maal op 3 [È] drukken om [WB INSTELLEN] af te
beelden.
2 Druk op 2/1 om de witbalans te regelen.
2 [ROOD]: Indrukken wanneer de tint blauwachtig is. 1 [BLAUW]: Indrukken wanneer de tint roodachtig is.
Kies [0] als u de witbalans niet fijn wenst af te stellen.
3 Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
Als u de witbalans afstelt, wordt de melding [ ] rood of blauw op het scherm weergegeven.
Aantekening
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]
AWB
- 72 -
Page 73
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: n
Gevorderd (Opname van beelden)

Bewegende beelden

Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
1
Stel de functieknop in op [n].
2
Druk de opspanknop half in om scherp te
3
stellen en druk hem dan helemaal in om beelden te maken.
A Geluidsopname
De beschikbare opnametijd B verschijnt op het display
rechts boven en de voorbije opnametijd C staat onderaan rechts.
Nadat u de ontspanknop helemaal ingedrukt heeft,
deze onmiddellijk loslaten. Als de knop ingedrukt gehouden wordt, zal het geluid gedurende een paar seconden niet opgenomen worden wanneer opnemen start.
Is de scherpte ingesteld dan gaat de betreffende
aanduiding branden.
De scherpstelling en zoom zijn vastgesteld op de
instelling wanneer opnemen start (het eerste frame).
Dit toestel neemt tegelijkertijd het geluid op met de
ingebouwde microfoon. (Bewegende beelden kunnen niet worden opgenomen zonder geluid.)
De ontspanknop helemaal indrukken om de opname te stoppen.
4
Als het ingebouwde geheugen of de kaart vol raakt tijdens het opnemen, stopt het
toestel automatisch met opnemen.
- 73 -
Page 74
Gevorderd (Opname van beelden)
Veranderen van de instellingen voor de beeldkwaliteit
Wanneer u de beeldkwaliteit instelt op [ ], [ ], of [ ], raden we aan een
hoge-snelheidkaart te gebruiken waar “10MB/s” of groter afgebeeld staat op de verpakking.
Op [MENU/SET] drukken.
1
Op 3/4 drukken om [FOTOMODE] te kiezen en
2
vervolgens op
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
3
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Onderdeel Beeldgrootte fps Aspectratio
fps “frames per seconde”; Dit verwijst naar het aantal frames gebruikt in 1 seconde.
U kunt zachtere beeldopnamen maken met “30 fps”.
U kunt langere beeldopnamen maken met “10 fps” maar de kwaliteit is wel minder.
[ ] kan genoten worden op de TV als hoge kwaliteit- bewegend beeld m.b.v. de
componentkabel (DMW-HDC2; optioneel). Raadpleeg Afspelen op de TV met component aansluiting (P135) voor details.
Met [ ] blijft het bestand klein. Daarom is deze grootte geschikt voor verzending
per e-mail.
¢Kan niet opgenomen worden in het ingebouwde geheugen.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
4
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
1 drukken.
¢
¢
¢
10
1280k720 pixels 30
848k480 pixels 30 640k480 pixels 30
320k240 pixels
30
16:9
4:3
- 74 -
Page 75
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
P161 raadplegen voor informatie over de beschikbare opnametijd.
De beschikbare opnametijd die afgebeeld wordt op het scherm zou niet op regelmatige wijze af
kunnen lopen.
Afhankelijk van het type kaart, kan de kaartaanduiding even verschijnen na het maken van
bewegende beelden. Dit is geen storing.
U kunt continu bewegende opnamen opmaken tot 2 GB. Alleen de maximum beschikbare
opnametijd voor 2 GB verschijnt op het scherm. (DMC-FX37PL/DMC-FX37SG/DMC-FX38GC)
Bewegende beelden kunnen continu opgenomen worden gedurende max. tijd van 15 minuten.
Verder is continue opname groter dan 2GB niet mogelijk. (Voorbeeld: [8m 20s] met [ ]) Resterende tijd voor continue opname wordt afgebeeld op het scherm. (DMC-FX37EG/DMC-FX37E)
Als bewegende beelden die met dit toestel opgenomen zijn, teruggespeeld worden op andere
apparatuur, kan het zijn dat de kwaliteit van beelden en geluiden achteruit gaat of dat beelden niet teruggespeeld kunnen worden. Het kan ook gebeuren dat bepaalde opslaginformatie niet correct op het scherm wordt weergegeven.
LUMIX-modellen die verkocht zijn na Augustus 2008 hebben verbeterde geluidskwaliteit,
daarom kan bewegend beeld niet teruggespeeld worden op eerder modellen.
In bewegende beeldfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.[š] en [ ] in [AF MODE]/Richtingdetectie-functie/[AUTO] en [MODE2] op de optische
beeldstabilisator-functie
Dit apparaat kan geen bewegende beelden opslaan op MultiMediaCard.
- 75 -
Page 76
Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] functie: ñ·¿n

Nuttige functies op reisbestemmingen

De dag van uw vakantie opslaan waarop u de foto maakt

Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P24 raadplegen.
Als u de vertrekdatum of de reisbestemming van de vakantie vooraf instelt, wordt het aantal dagen dat voorbij is sinds de vertrekdatum (welke dag van de vakantie het is) opgenomen wanneer u het beeld maakt. U kunt het aantal dagen dat voorbij is afbeelden wanneer u de beelden terugspeelt en deze afdrukken op de gemaakte beelden met [TEKST AFDR.] (P111).
Het aantal dagen die verstreken zijn sinds de vertrekdatum kan afgedrukt worden m.b.v. de “PHOTOfunSTUDIO-viewer-”-bijgeleverde software op de CD-ROM (bijgeleverd).
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P21)
Selecteer [REISDATUM] vanuit het [SET-UP] menu
1
en druk vervolgens op 1.
Op 3 drukken om [REIS-SETUP] te kiezen en
2
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
3
SET].
Op 3/4/2/1 drukken om de vertrekdatum (jaar/
4
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/ SET].
- 76 -
Page 77
Gevorderd (Opname van beelden)
Op 3/4/2/1 drukken om de aankomstdatum (jaar/
5
maand/dag) in te stellen, en druk dan op [MENU/ SET].
Als u de einddatum niet wil instellen, drukt u op [MENU/SET]
terwijl de datumbalk op het scherm staat.
Op 4 drukken om [LOCATIE] te kiezen en
6
vervolgens op 1 drukken.
Druk op 4 om [SET] te kiezen en dan op [MENU/
7
SET].
De locatie invoeren.
8
Voor details over hoe karakters in te voeren, de [TITEL BEW.] sectie lezen op P109.
Twee keer op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
9
Een opname maken.
10
Het aantal dagen dat is verstreken sinds de vertrekdatum verschijnt ongeveer
5 seconden als u het toestel aan zet enz. vlak nadat u een reisdatum hebt ingesteld of als er een reisdatum is ingesteld.
Wanneer de reisdatum ingesteld is, verschijnt [—] rechts onderaan op het scherm.
- 77 -
Page 78
Gevorderd (Opname van beelden)
De vertrekdatum wissen
De reisdatum wordt automatisch geannuleerd als de huidige datum na de terugkomstdatum is. Als u de reisdatum wilt annuleren vóór het einde van de vakantie, [OFF] selecteren op het scherm dat getoond wordt in stap op [MENU/SET] drukken. Als de [REIS-SETUP] ingesteld is op [OFF] in stap
3 of 7 en vervolgens twee maal
3, zal
[LOCATIE] ook ingesteld worden op [OFF].
Aantekening
De reisdatum wordt berekend aan de hand van de manier waarop de klok is ingesteld en de vertrekdatum die u hebt ingevoerd. Als u [WERELDTIJD] (P79) instelt op de reisbestemming, wordt de reisdatum berekend aan de hand van de datum in de klokinstelling en de reisbestemminginstelling.
De ingestelde vertrekdatum wordt opgeslagen zelfs als het toestel uit wordt gezet.
Als u [REISDATUM] instelt op [OFF] zal het aantal dagen dat verstrijkt sinds de vertrekdatum
niet opgeslagen worden, ook niet als u de reisdatum of de einddatum hebt ingesteld. Ook als u [REISDATUM] instelt op [SET] nadat u opnamen hebt gemaakt, zal op het scherm niet vermeld worden op welke dag van de vakantie u deze opnamen hebt gemaakt.
Als u een vertrekdatum hebt ingevoerd en u maakt een opname op een datum voor deze
vertrekdatum, verschijnt een oranje [-] (minteken) en wordt de dag van de vakantie waarop u deze opname hebt gemaakt, niet opgeslagen.
Als de reisdatum afgebeeld wordt als [-] (min) in het wit, bestaat er een tijdsverschil, dat
datumverandering tot gevolg heeft tussen de [HOME] en [BESTEMMING]. (Dit zal opgenomen worden)
De tekst ingesteld als [LOCATIE] kan later bewerkt worden met [TITEL BEW.].
De namen voor [BABY1]/[BABY2] en [HUISDIER] zullen niet opgenomen worden wanneer
[LOCATIE] ingesteld is.
[LOCATIE] kan niet opgenomen worden wanneer u bewegende beelden maakt.
- 78 -
Page 79
Gevorderd (Opname van beelden)

Opnamedata/Tijden op Overzeese Reisbestemmingen (Wereldtijd)

Voor details over de [SET-UP] menu-instellingen, P24 raadplegen.
U kunt de plaatselijke tijden op de reisbestemmingen afbeelden en deze opnemen op de beelden die u maakt.
Kies [KLOKINST.] om de huidige datum en tijd op voorhand in te stellen. (P21)
Selecteer [WERELDTIJD] vanuit het [SET-UP]
1
menu en druk vervolgens op 1.
Wanneer u het toestel voor het eerst gebruikt na de aanschaf
ervan, verschijnt het [GELIEVE DE THUISZONE
INSTELLEN] bericht. Druk op [MENU/SET] en stel de
thuiszone in op het scherm in stap 3.
Op 4 drukken om [HOME] te kiezen en
2
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
Druk op 2/1 om uw thuiszone te selecteren en
3
druk dan op [MENU/SET].
A Huidige tijd B Tijdsverschil met GMT (Greenwich Mean Time)
Als in uw eigen gebied het zomeruur wordt gebruikt [ ],
drukt u op 3. Druk opnieuw op 3 om terug te keren naar de originele tijd.
Als u het zomeruur instelt voor uw woongebied, betekent dit
niet dat de huidige tijd een uur vooruit wordt gezet. Zet zelf de klok één uur vooruit.
A
B
- 79 -
Page 80
Gevorderd (Opname van beelden)
Op 3 drukken om [BESTEMMING] te kiezen en
4
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
C Afhankelijk van de instelling verschijnt de tijd in uw
vakantiebestemmingsgebied of uw eigen woongebied op het scherm.
Druk op 2/1 om de zone te selecteren van uw
5
reisbestemming en druk dan op [MENU/SET] om
C
D
in te stellen.
D Huidige tijd van het bestemmingsgebied E Tijdsverschil
Als de daglichtbesparingstijd [ ] gebruikt wordt op de
reisbestemming, op 3drukken. (De tijd wordt één uur vooruit gezet.) Opnieuw op 3 drukken om de originele tijd terug te zetten.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
6
Aantekening
Zet de instelling terug naar [HOME] wanneer de vakantie beëindigd is d.m.v. stappen 1, 2 en 3.
Als [HOME] al ingesteld is, alleen de reisbestemming veranderen en gebruiken.
Als uw reisbestemming niet in de lijst van gebieden op het scherm staat, stelt u het tijdverschil
tussen uw eigen zone en uw reisbestemming in.
Het pictogram van de reisbestemming [“] verschijnt als u beelden afspeelt die u tijdens uw reis hebt gemaakt.
E
- 80 -
Page 81
Gevorderd (Opname van beelden)

Het functiemenu [OPNAME] gebruiken

[FOTO RES.]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Stel het aantal pixels in. Hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner het detail van de beelden zal blijken zelfs wanneer ze afgedrukt worden op grote vellen.
Toepasbare functies:
Aspectratio [X].
¢ Dit item kan niet ingesteld worden in de intelligente automatische functie.
(10M) 3648k2736 pixels
¢
(7M ) (5M ) 2560k1920 pixels (3M ) 2048k1536 pixels
¢
(2M ) (0,3M ) 640k480 pixels
Aspectratio [Y].
(9M) 3648k2432 pixels
¢
(6M ) (4,5M ) 2560k1712 pixels (2,5M ) 2048k1360 pixels
Aspectratio [W].
(7,5M) 3648k2056 pixels (5,5M ) (3,5M ) 2560k1440 pixels (2M ) 1920k1080 pixels
¢
ñ·¿
3072k2304 pixels
1600k1200 pixels
3072k2048 pixels
3072k1728 pixels
- 81 -
Page 82
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
“EZ” is een afkorting van “Extra optical Zoom”.
Een digitaal beeld is opgemaakt uit talrijke punten die pixels
heten. Hoe groter het aantal pixels, hoe fijner het beeld zal zijn wanneer deze afgedrukt wordt op een groot stuk papier of afgebeeld wordt op een PC monitor.
A Heel veel pixels (Fijn) B Weinig pixels (Grof)
¢ Deze opnamen zijn voorbeelden van dit effect.
• Als u de aspectratio verandert, de beeldgrootte opnieuw instellen.
De extra optische zoom werkt niet in [TRANSFORMEREN], [H. GEVOELIGH.],
[HI-SPEED BURST], [FLITS-BURST], [SPELDENPRIK] of [ZANDSTRAAL] in de scènefunctie, daarom wordt de beeldgrootte voor [ ] niet afgebeeld.
Beelden kunnen mozaïsch lijken afhankelijk van het object en de opnamecondities.
P158 lezen voor informatie over het aantal opnamen.

[KWALITEIT]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
De compressiesnelheid instellen waarop de beelden opgeslagen moeten worden.
Toepasbare functies:
[A]: Fijn (wanneer u de prioriteit geeft aan de beeldkwaliteit) []: Standaard (wanneer u de standaard beeldkwaliteit gebruikt en het aantal op te
nemen beelden vergroot zonder het aantal pixels te veranderen)
Aantekening
P158 lezen voor informatie over het aantal opnamen.
·¿
- 82 -
Page 83
Gevorderd (Opname van beelden)

[ASPECTRATIO]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Dit biedt u de mogelijkheid de aspectratio van de beelden te kiezen die het best bij het afdrukken of het terugspelen past.
Toepasbare functies:
ñ·¿
[X]: [ASPECTRATIO] van een 4:3 TV [Y]: [ASPECTRATIO] van een 35 mm filmcamera [W]: [ASPECTRATIO] van een hoge-definitie TV, enz.
[X][Y][W]
Aantekening
• De uiteinden van de opgenomen beelden kunnen er afgeknipt worden bij het afdrukken
controleer daarom voordat u afdrukt/laat afdrukken. (P155)

[SLIMME ISO]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Het toestel stelt automatisch de optimale ISO-gevoeligheid en sluitertijd in om bij de beweging te passen van het onderwerp en helderheid van de scène om de golfstoring van het onderwerp te minimaliseren.
Toepasbare functies:
ISOMAX
[OFF]/[ ]/[ ]/[ ]
De bovenste grens van de ISO-gevoeligheid kan ingesteld worden.
Hoe hoger de waarde die ingesteld is voor de ISO-gevoeligheid, hoe meer golfstoring
400
ISOMAX
gereduceerd wordt maar hoe groter de hoeveelheid opnameruis is.
Aantekening
Afhankelijk van de helderheid en van de beweging van het voorwerp, kunt u beweging misschien niet voorkomen.
Bewegingen zouden niet opgemerkt kunnen worden wanneer een bewegend onderwerp klein
is, wanneer een bewegend onderwerp zich aan de rand bevindt van het scherm of wanneer een onderwerp bewogen wordt/zich beweegt op het precieze moment wanneer de ontspanknop helemaal ingedrukt wordt.
Om opnameruis te voorkomen, raden we aan om maximum ISO-gevoeligheidsniveau af te
doen nemen of om [KLEURFUNCTIE] in te stellen op [NATURAL]. (P92)
800
ISOMAX
ISOMAX
1600
1600
·
,
- 83 -
Page 84
Gevorderd (Opname van beelden)

[GEVOELIGHEID]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Dit laat het aan de gevoeligheid voor licht (ISO-gevoeligheid) toe ingesteld te worden. Het instellen op een hoger figuur, staat u in staat ook op donkere plekken beelden te maken zonder dat de beelden donker worden.
Toepasbare functies: [AUTO]/[100]/[200]/[400]/[800]/[1600]
ISO-gevoeligheid
Opnamelocatie (aangeraden) Wanneer het licht is (buiten) Wanneer het donker is Sluitertijd Langzaam Snel Ruis Minder Verhoogd
Aantekening
Wanneer ingesteld op [AUTO], wordt de ISO-gevoeligheid automatisch afgesteld op een
maximum van [ISO400] volgens de helderheid. (Deze kan afgesteld worden tot een maximum van [ISO1000] wanneer u de flits gebruikt.)
De instelling is niet beschikbaar wanneer [SLIMME ISO] gebruikt wordt. ([ ] is afgebeeld.)
Om beeldruis te voorkomen, raden we aan dat u of het niveau van de maximum
ISO-gevoeligheid lager instelt of [KLEURFUNCTIE] instelt op [NATURAL] en dan beelden maakt. (P92)
·
100 1600
- 84 -
Page 85
Gevorderd (Opname van beelden)

[WITBALANS]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
In zonlicht, onder gloeilampen of in andere soortgelijke toestanden waar de kleur van wit naar roodachtig of blauwachtig gaat, past dit item zich aan de kleur van wit aan die het dichtst in de buurt zit van wat gezien wordt door het oog in overeenkomst met de lichtbron.
Toepasbare functies:
[AWB]: Automatische afstelling [V]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een heldere lucht [Ð]: Wanneer u buiten beelden maakt onder een bewolkte lucht [î]: Wanneer u buiten beelden maakt in de schaduw [Ñ]: Wanneer u beelden maakt onder fel licht [Ò]: Waarde ingesteld d.m.v. [Ó] [Ó]: Handmatig ingesteld
Aantekening
De optimale witbalans hangt af van het type halogeenverlichting tijdens de beelden; gebruik dus [AWB] of [Ó].
De witbalansinstelling blijft opgeslagen, ook als u het toestel uit zet. (De witbalansinstelling
voor een scènefunctie wordt weer [AWB] als u een andere scènefunctie kiest.)
De witbalans handmatig instellen
·¿n
1 Kies [Ó] en druk dan op [MENU/SET]. 2 Richt de camera op een wit stuk papier of iets dergelijks
zodat het frame in het middel gevuld is met het witte object en druk dan op [MENU/SET].
- 85 -
Page 86
Gevorderd (Opname van beelden)
De witbalans fijn afstellen [ ]
U kunt de witbalans fijn instellen als u de gewenste tint niet krijgt met de gewone witbalans.
Stel de witbalans in op [V]/[Ð]/[
î
]/[Ñ]/[Ò].
1 Druk op 3 [È], meerdere keren, totdat [WB INSTELLEN]
verschijnt en druk dan op stellen.
2 [ROOD]: Indrukken wanneer de tint blauwachtig is. 1 [BLAUW]: Indrukken wanneer de tint roodachtig is.
Kies [0] om de oorspronkelijke witbalans weer in te stellen.
2/1 om de witbalans fijn in te
2 Op [MENU/SET] drukken om te eindigen.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te sluiten.
De witbalansaanduiding op het scherm wordt rood of blauw.
U kunt de witbalans onafhankelijk nauwkeurig afstellen voor elke witbalansfunctie.
De instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans wordt door het beeld gebruikt
wanneer u de flits gebruikt.
De fijnafstelling van de witbalans blijft ook opgeslagen als u de camera uitzet.
Het niveau van de instelling voor het nauwkeurig afstellen van de witbalans in [Ò] keert
terug naar [0] wanneer u de witbalans opnieuw instelt met behulp van [Ó].
In de [ONDER WATER] in scènefunctie, is de witbalans vastgesteld op [AWB], maar kan
deze fijn afgesteld worden.
Automatische witbalans
Afhankelijk van de dominante omstandigheden waarin beelden gemaakt worden, kunnen de beelden een roodachtige of blauwachtige tint aannemen. Bovendien wanneer er meerdere lichtbronnen gebruikt worden of er niets is met een kleur die in de buurt van wit zit, kan de automatische witbalans niet goed kunnen werken. In zo een geval, de witbalans instellen op een andere functie dan [AWB].
1 De automatische witbalans zal met dit bereik werken. 2 Blauwe lucht 3 Bewolkte lucht (Regen) 4 Schaduw 5 TV scherm 6 Zonlicht 7 Wit fluorescerend licht 8 Gloeilamp 9 Zonsopgang en zonsondergang 10 Kaarslicht Kl Kelvintemperatuur en kleuren
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
- 86 -
Page 87
Gevorderd (Opname van beelden)

[AF MODE]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Op deze manier kunt u de focusmethode gebruiken die bij de posities en het aantal te selecteren onderwerpen past.
Toepasbare functies:
[š]: Gezichtsherkenning
[ ]: AF-opsporing
[]: 11-zone-focussing
[ƒ]: 1-zone-focussing
(Hoge snelheid)
[Ø]: 1-zone-focussing
[Ù]: Punt-focussing
·¿n
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt. (max. 15 zones)
Focus kan afgesteld worden op een gespecificeerd onderwerp. De focus zal het onderwerp blijven volgen ook wanneer deze beweegt. (Dynamische opsporing)
Het toestel stelt scherp op één van de 11 focuszones. Dit werkt wanneer het object zich niet in het midden van het scherm bevindt.
Het toestel stelt snel scherp es op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
Het toestel stelt scherp op een beperkte en nauwe zone op het scherm.
- 87 -
Page 88
Gevorderd (Opname van beelden)
Aantekening
Het toestel is aan het scherpstellen op alle AF-zones wanneer meervoudige AF-zones (max. 11 zones) tegelijkertijd gaan branden in [ ]. Als u de focuspositie wilt bepalen om beelden te maken, de AF-functie naar [ƒ], [Ø] of [Ù] schakelen.
Als de AF-functie ingesteld is op [ ], wordt de AF-zone niet afgebeeld totdat er op het beeld
scherpgesteld wordt.
De AF-functie naar [ƒ] of [Ø] schakelen als het moeilijk is scherp te stellen met behulp van
[Ù].
Het toestel kan scherpstellen op onderwerpen die niet een persoon zijn maar bijvoorbeeld een
gezicht. In dit geval, de AF-functie schakelen naar één van de functies behalve [š] en vervolgens een beeld maken.
De AF-functie kan niet worden ingesteld in de [VUURWERK]-scènefunctie.
In de volgende gevallen is het niet mogelijk [š] in te stellen.In [NACHTL. SCHAP], [VOEDSEL], [STERRENHEMEL], [LUCHTFOTO] en
[ONDER WATER] in de scènefunctie.
In de bewegende-beeldenfunctie.
Over [š]
De volgende AF-zoneframes worden afgebeeld wanneer het toestel de gezichten vindt. Geel: Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het toestel scherpgesteld heeft. Wit: Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones scherpgesteld.
Onder bepaalde omstandigheden van beelden maken, inclusief de volgende gevallen, zou de gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te sporen. [AF MODE] wordt naar [ ] geschakeld.
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht isWanneer het gezicht op een hoek isWanneer het gezicht extreem helder of donker isWanneer de gezichten weinig contrast hebbenWanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz.Wanneer het gezicht klein lijkt op het schermWanneer er een snelle beweging isWanneer het onderwerp geen menselijk wezen isWanneer het toestel schudtWanneer de digitale zoom gebruikt wordt
- 88 -
Page 89
Gevorderd (Opname van beelden)
Over [ƒ]
U kunt sneller scherpstellen op het object dan in de andere AF-functies.
Het beeld kan even stoppen met bewegen voordat er scherpgesteld wordt wanneer u de
ontspanknop tot de helft indrukt. Dit is geen storing.
Opzetten van [ ] (AF-opsporing)
1 Breng het onderwerp naar de
AF-opsporingframe en druk op 4 om
Voo r het
vergrendelen
Vergrendeld
het onderwerp te vergrendelen vergrendelen
De AF-opsporingframe zal continu scherp stellen op de beweging van het onderwerp wanneer het onderwerp eenmaal herkend is.
AF-opsporing wordt uitgezet wanneer er
weer op 4 gedrukt wordt.
2 Maak de opname
Aantekening
Dynamische opspoorfunctie kan er niet in slagen te vergrendelen, het onderwerp verliezen in
AF-opsporing of ander onderwerp opsporen afhankelijk van de opnameomstandigheden zoals die, die hieronder staan.
Wanneer het onderwerp te klein isWanneer de opnamelocatie te donker isWanneer het onderwerp te snel beweegtWanneer de achtergrond dezelfde of soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.Wanneer er zich golfstoring voordoetWanneer u de zoom gebruikt
Als deze er niet in slaagt te vergrendelen, zal de AF-zone rood knipperen en verdwijnen. Druk
weer op 4.
AF-opsporing zal niet werken wanneer het onderwerp niet gespecificeerd is, het onderwerp
verloren is gegaan of er niet in geslaagd is opgespoord te worden. Het beeld zal in dat geval gemaakt worden met [Ø] in [AF MODE].
[QUICK AF] zal niet werken tijdens AF-opsporing.
Het is niet mogelijk om [ ] in [STERRENHEMEL], [VUURWERK], [SPELDENPRIK],
[ZANDSTRAAL], of in de bewegend beeldfunctie in te stellen.
Het is niet mogelijk om [ ] in [B/W], [SEPIA], [COOL], of [WARM] in [KLEURFUNCTIE] in te
stellen.
Het focusbereik wordt hetzelfde als in de macrofunctie. [5 cm (Breed)/1 m (Tele) tot ¶]

[QUICK AF]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Zolang als het toestel stil gehouden wordt, zal het toestel automatisch de focus afstellen en zal de focusafstelling vervolgens sneller zijn wanneer de ontspanknop ingedrukt wordt. Dit is handig wanneer u bijvoorbeeld een kans voor beelden maken niet wilt missen.
Toepasbare functies:
·¿
[OFF]/[ON]
Aantekening
Wanneer [ON] ingesteld is, is [ ] afgebeeld op het scherm.
Deze werkt niet tijdens AF-opsporing.
- 89 -
Page 90
Gevorderd (Opname van beelden)

[BURSTFUNCTIE]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt. Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Toepasbare functies:
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
Aantal opnamen
¢ De burstsnelheid is constant dezelfde ongeacht de transfersnelheid van de kaart.
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
Aantekening
Burstfunctie ingesteld op onbegrensd
De burstsnelheid wordt de helft langzamer. De exacte snelheidsafname hangt af van de
kaart, de resolutie en de kwaliteit.
U kunt opnamen maken totdat het ingebouwde vermogen of de kaart vol is.
De focus wordt vast ingesteld tijdens de eerste opname.
Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [˜], worden de belichting en de witbalans ook voor
de daaropvolgende beelden vastgesteld op de instellingen die gebruikt worden voor het eerste beeld. Wanneer de burstsnelheid ingesteld is op [ò], worden deze elke keer dat u een beeld maakt afgesteld.
Met de zelfontspanner is het aantal opnamen met de burstfunctie vast ingesteld op 3.
Als u een bewegend voorwerp volgt tijdens opnamen in een landschap, binnenshuis en weer
buitenshuis, met een groot verschil tussen licht en schaduw, kan het zijn dat de belichting er even over doet om stabiel te worden. Als u de burstfunctie in deze situatie gebruikt, kan de belichting niet erg goed zijn.
De burstsnelheid (beelden per seconde) kan afnemen afhankelijk van de opname-omgeving
zoals op donkere plaatsen of als de ISO-gevoeligheid hoog is, enzovoort.
De burstfunctie wordt niet geannuleerd wanneer het toestel uitgezet wordt.
Als u opnamen maakt met de burstfunctie op het ingebouwde geheugen zal het overschrijven
van de gegevens even duren.
[Œ] is ingesteld voor de flits wanneer burst ingesteld is.
Auto bracket is geannuleerd wanneer burst ingesteld is.
ñ·¿
[OFF] ˜ ò
—2,5¢Ongeveer 2
A —max. 3
—max. 5
Hangt af van de resterende ruimte in het ingebouwde geheugen/ de kaart.
- 90 -
Page 91
Gevorderd (Opname van beelden)

[I. EXPOSURE]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Contrast en belichting zullen automatisch aangepast worden wanneer er een groot verschil is in helderheid tussen de achtergrond en het onderwerp, om het beeld dichtbij te brengen naar hoe u ziet.
Toepasbare functies: [OFF]/[ON]
Aantekening
Wanneer [ON] ingesteld is, is [ ] afgebeeld op het scherm.
Zelfs wanneer de [GEVOELIGHEID] ingesteld is op [ISO100], kan [GEVOELIGHEID] ingesteld
hoger ingesteld worden dan [ISO100] als het beeld gemaakt wordt met [I. EXPOSURE] ingesteld op geldig.
Compensatie-effect zou verkregen kunnen worden afhankelijk van de omstandigheden.
[ ] wordt geen in het scherm wanneer [I. EXPOSURE] effectief is.
·

[DIG. ZOOM]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Deze kan onderwerpen nog meer uitvergroten dan de optische zoom of extra optische zoom.
Toepasbare functies: [OFF]/[ON]
Aantekening
P42 raadplegen voor gedetailleerde informatie.
Als het toestel schudden (beeldbibber) een probleem is tijdens het zoomen, wordt het
aangeraden dat [STABILISATIE] ingesteld wordt op [AUTO] of [MODE 1].
·¿n
- 91 -
Page 92
Gevorderd (Opname van beelden)

[KLEURFUNCTIE]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Met behulp van deze functies, kunnen de beelden scherper of zachter gemaakt worden, kunnen de kleuren van de beelden naar sepia kleuren gebracht worden of kunnen er andere kleur effecten verkregen worden.
Toepasbare functies:
[STANDARD]: Dit is de standaard instelling. [NATURAL]: De opname wordt zachter. [VIVID]: De opname wordt scherper. [B/W]: Het beeld wordt zwart-wit. [SEPIA]: Het beeld wordt sepia. [COOL]: Het beeld wordt blauwachtig. [WARM]: Het beeld wordt roodachtig.
Aantekening
Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, kan er ruis optreden. Om ruis te voorkomen, raden wij aan in te stellen op [NATURAL].
U kunt [COOL] of [WARM] in intelligente automatische functie niet instellen. Bovendien kunt u
[NATURAL] of [VIVID] niet instellen in bewegende beeldfunctie.
Verschillende kleurfuncties kunnen ingesteld worden in verschillende [OPNAME] functies.
ñ·n
- 92 -
Page 93
Gevorderd (Opname van beelden)

[STABILISATIE]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Met behulp van deze functies, wordt golfstoring tijdens het maken van beelden opgespoord, en compenseert het toestel automatisch de golfstoring, het mogelijk makend golfstoringvrije beelden te maken.
Toepasbare functies:
·¿n
[OFF] [AUTO]: De optimum beeldbibber-compensatie is geselecteerd afhankelijk van de
omstandigheid.
[MODE1]: Golfstoring wordt altijd gecompenseerd tijdens [OPNAME] functie. [MODE2]: De golfstoring wordt gecompenseerd wanneer de ontspanknop ingedrukt
wordt.
Aantekening
De stabilisatorfunctie kan niet voldoende werken in de volgende gevallen.
Wanneer er veel camerabeweging is.Als de zoomuitvergroting erg hoog is.In het digitale zoombereik.Wanneer u opnamen maakt terwijl u een bewegend object volgt.Als de sluitertijd langzamer wordt om binnenshuis opnamen te maken of op donkere
plaatsen.
Houd de camera stilbeweging wanneer u de ontspanknop indrukt.
De instelling wordt op [MODE2] gezet wanneer de scènefunctie op [ZELFPORTRET] staat en
op [OFF] wanneer de scènefunctie op [STERRENHEMEL] staat.
In de bewegende beeldenfunctie, kan [AUTO] of [MODE2] niet ingesteld worden.

[KORTE SLUITERT.]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
U kunt een beeld helder maken op donkere plekken door [KORTE SLUITERT.] langzamer in te stellen. U kunt deze ook sneller instellen om de wazigheid van het onderwerp te verminderen.
Toepasbare functies: [1/250], [1/125], [1/60], [1/30], [1/15], [1/8], [1/4], [1/2], [1]
Instelling minimum sluitertijd 1/250– 1 –
Helderheid
Aantekening
Deze moet normaal gesproken ingesteld zijn op [1/8 ] om beelden te maken. (Wanneer u een minimum sluitertijd selecteert die niet [1/8], verschijnt [ ] op het scherm.)
Het op een langzamere sluitertijd instellen van [KORTE SLUITERT.] zou de kans op
beeldbibber kunnen doen toenemen, daarom raden we het gebruik van een statief en de zelfontspanner aan voor het maken van beelden.
Het op een hogere snelheid instellen van [KORTE SLUITERT.] zou het beeld donkerder
kunnen maken, daarom raden we aan het beeld op te nemen in een goed verlichte zone. Als er geen correcte belichting verkregen kan worden, zal [ ] in het rood knipperen wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt.
Beweging
·
Donkerder Helderder
Minder Meer
- 93 -
Page 94
Gevorderd (Opname van beelden)

[AUDIO OPNAME]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Geluid kan tegelijk opgenomen worden met het beeld. U kunt de conversatie tijdens het filmen of de situatie als een memo opnemen.
Toepasbare functies:
[OFF]: Er zal geen geluid opgenomen worden. [ON]: [B] wordt afgebeeld op het scherm.
Als u op [MENU/SET] drukt tijdens het geluidsopname, wordt het geluidsopname geannuleerd.
Het geluid wordt apart ingesteld van [AUDIO OPNAME] (P96) in de clipboardfunctie.
Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon.
Geluidsopname met dit apparaat zou niet teruggespeeld kunnen worden op andere apparatuur.
Het geluid zal opgenomen worden zo snel als het beeld opgenomen wordt. (Dit zal binnen 5 seconden stoppen)
Aantekening
·¿

[AF ASS. LAMP]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Het object verlichten maakt het makkelijker scherp te stellen wanneer u bij weinig licht aan het opnemen bent en scherp wilt stellen, wat moeilijk is bij weinig licht.
Toepasbare functies:
[OFF]: De AF-lamp gaat niet aan. [ON]: Wanneer u beelden maakt op donkere plekken, zal de AF-assistentielamp
Wanneer u de AF-lamp A niet wenst te gebruiken (b.v. wanneer u opnamen
branden terwijl de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt. (Grotere AF-zones worden nu afgebeeld.)
Aantekening
Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
maakt van dieren op een donkere plek), de [AF ASS. LAMP] op [OFF] zetten. In dit geval zal het moeilijker worden scherp te stellen.
·¿n

[KLOKINST.]

Voor details over [OPNAME] functiemenu, P24 raadplegen.
Om het jaar, de maand en de tijd in te stellen. Deze werkt precies op dezelfde manier als [KLOKINST.] in het [SET-UP] menu.
- 94 -
Page 95
Gevorderd (Opname van beelden)
Instelknop: ¨
Het maken en bekijken van clipboardbeelden
(Clipboardfunctie)
Deze instelling is handig wanneer u beelden maakt van tijdroosters, routekaarten of andere informatie i.p.v. aantekeningen maken. Ongeacht het feit dat er een kaart inzit
of niet, zijn de gegevens opgeslagen in de gewijde clipboardmap van het ingebouwde geheugen daarom kan deze onderscheden worden van de normaal
gemaakte beelden en beschikbaar gemaakt worden om onmiddellijk bekeken te worden. Clipboardbeelden kunnen alleen opgenomen, afgespeeld en gewist worden wanneer de functieknop ingesteld is op [¨].

Het maken van clipboardbeelden

Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [!].
1
Stel de functieknop in op [¨].
2
Maak de beelden.
3
Aantal opneembare beelden wanneer u het ingebouwde geheugen alleen voor
clipboardbeelden gebruikt
Beeldgrootte 2M 1M
Aantal opnamen 97 146
Als het ingebouwde geheugen beelden bevat die opgenomen zijn in een andere
opnamefunctie, kunnen er minder beelden opgenomen worden dan de figuren die hierboven gegeven worden.
- 95 -
Page 96
Gevorderd (Opname van beelden)
Clipboard-opnamemenu
Het menuscherm verschijnt wanneer [MENU/SET] ingedrukt wordt tijdens opname van clipboardbeeld.
Op 3/4 drukken om het gewenste menuonderdeel
1
te kiezen en vervolgens op 1 drukken.
Onderdeel Beschrijving van de instelling
[FOTO RES.]
[AUDIO
OPNAME]
[LCD MODE]
[KLOKINST.] Hiermee wordt de klok ingesteld.
Op 3/4 drukken om de instelling te selecteren en vervolgens op
2
[MENU/SET] drukken.
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
3
Hiermee wordt de beeldresolutie gewijzigd. 2M : begininstelling (Verkies kwaliteit) 1M : verkies kwaliteit
Hiermee wordt gelijktijdig met beeld geluid (5 seconden) opgenomen. ¢Deze instelling wordt niet weerspiegeld in [AUDIO OPNAME] (P94) in het [OPNAME] functiemenu.
Deze heeft dezelfde functie als de [LCD MODE] in het [SET-UP] menu. (P28)
- 96 -
Page 97
Gevorderd (Opname van beelden)

Clipboardbeelden bekijken

Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar naar [(].
1
Stel de functieknop in op [¨].
2
Op 2/1 drukken om het beeld te verplaatsen.
3
2: De vorige opname terugspelen. 1: De volgende opname terugspelen.
Wanneer het zoomhendeltje naar [L] (W) gedraaid is, verschijnt er een scherm dat 12
beelden toont. Om terug te keren naar de volle scherm-display, het zoomhendeltje naar [Z] (T) draaien.
Clipboardbeelden wissen
De stappen die genomen worden zijn dezelfde als voor normaal wissen. Raadpleeg P47.
Wanneer een beeld met een zoommarkering gewist wordt, zal het ook niet meer mogelijk zijn het beeld te bekijken vóór het zoomen.
Ook gezoomde beelden kunnen gewist worden.
Clipboardbeelden vergroten en deze opslaan in het geheugen
Deze functie is handig voor het vergroten van delen of plattegronden, bijvoorbeeld, en voor het opslaan van deze in het geheugen. Voor details over hoe beelden te vergroten, “De terugspeelzoom gebruiken” op P46 raadplegen.
Selecteer de positie om op te nemen door zoomhendeltje en
1
3/4/2/1.
Op [MENU/SET] drukken.
2
De zoommarkering [ ] A verschijnt nu op het beeld dat
opgeslagen is i het geheugen.
Om de zoomvergroting of –positie te veranderen, de stappen
hierboven herhalen.
Om de instelling van de zoommarkering te verlaten, de
zoomvergroting terugzetten op [L] (W) (1k).
Beelden bekijken die opgeslagen zijn in het geheugen
1 Op 2/1 drukken om het beeld te tonen met de
zoommarkering [ ].
2 Het zoomhendeltje naar [Z] (T) draaien.
(zoommarkeringen)
A
- 97 -
Page 98
Gevorderd (Opname van beelden)
Clipboard afspeelmenu
Wanneer [MENU/SET] ingedrukt wordt tijdens clipboard afspelen, verschijnt het menuscherm. (De genomen stappen zijn dezelfde als voor het “Clipboard-opnamemenu” (P96).)
Onderdeel Beschrijving van de instelling
Hiermee wordt de zoompositie vrijgegeven.
[ANNULEER
MARK.]
1 Op 2/1 drukken om een clipboardbeeld te selecteren met
zoommarkering [ ].
2 Druk op [MENU/SET] om te annuleren.
Hiermee wordt geluid toegevoegd nadat de klembordopnamen zijn
[AUDIO DUB.]
gemaakt.
1 Op 2/1 drukken om het beeld te kiezen. 2 Op [MENU/SET] drukken om te starten/stoppen met opnemen.
Hiermee kunnen klembordopnamen één voor één naar een kaart worden gekopieerd. ¢Zoommarkeringen worden niet gekopieerd.
[KOPIE]
1 Op 2/1 drukken om het beeld te selecteren en dan op [MENU/
SET] drukken.
2 Op 3 drukken om [JA] te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
[LCD MODE]
Deze heeft dezelfde functie als de [LCD MODE] in het [SET-UP] menu. (P28)
- 98 -
Page 99
Gevorderd (Opname van beelden)
Instellingen Tijdens Clipboard
De volgende functies zijn vastgesteld.
Onderdeel
van
Onderdeel
instellingen
Beschrijving
[RICHTLIJNEN] ([OPNAME INFO.])
[RICHTLIJNEN] ([PATROON])
[BESPARING] ([BATT. BESP.])
[BESPARING] ([AUTO LCD UIT])
[ZELFONTSPANNER] 2 seconden [AF ASS. LAMP] [ON] [KWALITEIT]
In de clipboardfunctie, kunnen de volgende functies niet gebruikt worden.[AUTO BRACKET]/Witbalans, fijnafstelling/[SLIMME ISO]/[QUICK AF]/[BURSTFUNCTIE]/[I.
EXPOSURE]/[DIG. ZOOM]/[KLEURFUNCTIE]/[KORTE SLUITERT.]/[HISTOGRAM]/ [DIASHOW]/[CATEGOR. AFSP.]/[FAVORIET AFSP.]
De [STABILISATIE] (P93) instelling in [OPNAME] geldt ook voor de klembordfunctie.
Andere items in het [SET-UP] menu kunnen ingesteld worden in de normale beeldfunctie, enz.
Instelling zal weerspiegeld worden naar de clipboardfunctie.
[OFF] [ASPECTRATIO] X
[GEVOELIGHEID] [AUTO]
5 minuten [WITBALANS] [AWB]
[OFF] [AF MODE] Ø
Beschrijving
van
instellingen
Aantekening
Gelieve copyrights en andere soortgelijke kwesties in gedachte houden. (P2)
Het [AFSPELEN] functiemenu (P108) kan niet gebruikt worden.
Wanneer de beelden die in een andere opnamefunctie opgenomen zijn gedraaid (P117) en
gekopieerd (P123) zijn als clipboardbeelden, zullen de beelden vòòr de rotatie afgebeeld worden.
U kunt niet afdrukken terwijl u clipboard speelt. (Clipboardbeeld gekopieerd naar kaart kan
afgedrukt worden.)
- 99 -
Page 100

Gevorderd (Terugspelen)

[AFSPELEN] functie: ¸
Gevorderd (Terugspelen)

Beeld in Opeenvolging Afspelen (Diavoorstelling)

U kunt de beelden afspelen die u gemaakt heeft in synchronisatie met muziek en u kunt dit doen in opeenvolging terwijl u een vastgestelde pauze laat tussen elk van de beelden. Verder kunt u de gegroepeerde beelden afspelen per categorie of alleen die beelden afspelen die u ingesteld heeft als uw favoriete,n als een diavoorstelling. Deze afspeelmethode wordt aangeraden wanneer u het toestel aangesloten heeft op een TV die ingesteld is voor het bekijken van de beelden die u gemaakt heeft.
Schuif de [OPNAME]/[AFSPELEN] keuzeschakelaar
1
naar [(] en druk dan op [MENU/SET].
Stel de functieknop in op wat dan ook behalve [¨].
Op 1 drukken.
2
Op 3/4 drukken om [DIASHOW] te kiezen en vervolgens op
3
[MENU/SET] drukken.
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en
4
vervolgens op [MENU/SET] drukken.
[FAVORIETEN] kan alleen geselecteerd worden wanneer
[FAVORIETEN] op het [AFSPELEN] menu (P118) op [ON] staat en er al beelden ingesteld zijn als favorieten.
Wanneer [ALLE] of [FAVORIETEN] geselecteerd is in stap 4
Op 3 drukken om [START] te kiezen en vervolgens
5
op [MENU/SET] drukken.
Druk op 4 om de diavoorstelling te eindigen.
6
Normaal afspelen wordt hernomen nadat de diavoorstelling
eindigt.
- 100 -
Loading...